105
Een Middeleeuwse vuurdover van k a s t e e l Nijenrode Gert Immerzeel Straatweg23,3621BB Breukelen In jaargang 7, nr. 2 (juni 1992) van het Tijdschrift Historische Kring Breukelen schreef de heer A.H. Verroen een interessant artikel met de titel "Brokstukken uit het verleden in Broeckland". 1 Met name de uitgebreide beschrijving van het stuk vuurdover, de vergelijking met andere vuurdovers en de bijbehorende afbeeldingen trokken mijn aandacht: dit kwam mij bekend voor, maar wat en waar ook weer? Pas later, toen ik weer eens op een van de zolders van kasteel Nijenrode was (alwaar ik verantwoordelijk ben voor beheer en onderhoud van zowel het landgoed als de gebouwen), begon het te dagen: een soortgelijk aardewerk voorwerp had ik eerder gezien in een kist op een zolder. Toen was die kist snel gevonden, mèt de vuurdover. Daarnaast bevatte de kist nog allerhande stenen voorwerpen: wat tegeltjes, een spreeuwenpot, stukken geornamenteerd natuursteen, enzovoort. Navraag bij de vroegere rector van Nijenrode, Dr E.B.J. Postma, die altijd zeer in de historie geïnteresseerd was en nog is, leerde mij dat deze kist dateerde uit de periode Onnes (1907 - 1930) en voorwerpen zou bevatten die tijdens baggerwerkzaamheden in de slotgracht waren gevonden. Verroen schreef h e t volgende over de vuurdover in de Middeleeuwen: 1 H e t open h a a r d v u u r in de Middeleeuwse houten huizen diende vooral voor het bereiden van de maaltijden in kookpotten of aan het spit. Verder zorgde het h a a r d v u u r voor verw a r m i n g v a n de r u i m t e en in de avonduren gaf h e t enige verlichting. Het huiselijk leven speelde zich dan ook vooral rondom het h a a r d v u u r af. Bij h e t ingaan van de nacht moest het vuur worden gedoofd om het brandgevaar te beperken. Vanaf de 14de eeuw werd de gloeiende as in een pot geschoven die onder de tegels van de stookplaats in de grond was ingegraven. 2 Zo'n pot zat onder een speciale plavuis m e t een rond gat van ongeveer 10 centimeter, dat groot genoeg was om de as ook weer uit de pot te
J*1P*
:
o? ::::
•';•
Afb. 1. Zijaanzicht v a n de dover, waarop de s c h u i n g e p l a a t s t e knop goed te zien is. H e t formaat van de dover is af te leiden uit de centimeter-maat.
TIJDSCHRIFT HISTORISCHE KRING BREUKELEN jrg. 12, nr. 2, 1997
106
ÎS,;'::;;';'
Afb. 2 (boven). Zijaanzicht waarop de ongelijke versiering van de s c h u i n g e p l a a t s t e k n o p goed te zien is. Afb. 3 (onder). Bovenaanzicht m e t onregelmatig gegraveerde s t r a a l l i j n e n , r e c h t s o n d e r als sterpunten.
MM«
•ËijH
:
''
.
..:•'"
H
ammlÊM
••••
MÊÊÊ
k u n n e n scheppen. Overgebleven v u u r r e s t e n konden worden gedoofd m e t een s t e n e n dover. Daarvoor werd een zware a a r d e w e r k e n schijf gebruikt m e t een stevige k n o p of steel als h a n d v a t . De dover werd waarschijnlijk ook gebruikt om de uitgedoofde as fijn te wrijven, w a n t de as h a d een belangrijke functie in h e t Middeleeuwse h u i s h o u d e n . H e t w a s niet alleen een goed schuurmiddel, m a a r diende ook om mee te wassen. H e t w e r k z a m e b e s t a n d deel is k a l i u m c a r b o n a a t . 3
TIJDSCHRIFT HISTORISCHE KRING BREUKELEN jrg. 12, nr. 2, 1997
107
Afb.
4 (boven). Zijaanzicht. Rechtsonder zijn de kleine facetjes van de r a n d h e r k e n b a a r .
Afb. 5 (onder). Onderzijde v a n de dover. L i n k s o n d e r is de slijtage goed te zien a a n de grootte en diepte van de putjes. (Alle foto's: Gert Immerzeel, 1997.) Illllllillll
•- i
, a *
•
• .;•..*..*.,:.
: :;:::-: ;:: :-:::figs ; •;!;!;:;::^:; ::.;:;: S&; ':;:::ä;:' ::::i B;^:;ir;':;^'|;:;f":';::;:::": ?m
ai-
i: '•
: mi
- i
;i Rl;
' 5
'"
Beschrijving van de vuurdover van Nijenrode De Nijenrode-vuurdover meet 8,5 cm in diameter en is 5 cm hoog. In tegenstelling tot het Broeckland-fragment is deze dover duidelijk veelvuldig gebruikt, getuige de slijtage en de zwarte kleuring van randen en knop.
TIJDSCHRIFT HISTORISCHE KRING BREUKELEN jrg. 12, nr. 2, 1997
108 Afb. 6. Getekende weergave van de dover. Op de middelste afbeelding is de onregelmatige putjesrij van de rand te zien. (Tekening: Gert Immerzeel, 1997.)
De vierzijdige knop is iets schuin geplaatst en ongelijk versierd (zie Afbeeldingen 1 en 2). Aan de bovenzijde is een diagonaal kruis afgebeeld, evenals op drie van de vier zijkanten, door inkerving van de naastgelegen driehoeken. De vierde zijkant van de knop bevat twee diepe verticale inkervingen. De versiering van de bovenzijde van de dover is vrij onregelmatig aangebracht: deels bestaat deze uit straalsgewijze dubbele putjesrijen, gescheiden door een gegraveerde lijn. Soms zijn deze lijnen verbonden als de punten van een ster (zie Afbeelding 3). De rand is behoorlijk afgesleten, maar het lijkt er op dat deze ca. 1 cm grote facetjes heeft gehad. Voor een deel is te zien dat ook de rand van putjes was voorzien (Afbeelding 6). De onderzijde tenslotte is voorzien van een wirwar van gegraveerde zigzaglijnen, waarvan de middelste twee banen weer voorzien zijn van
TIJDSCHRIFT HISTORISCHE KRING BREUKELEN jrg. 12, nr. 2, 1997
109 driehoekige putjes. De lijnen lijken met hetzelfde gereedschap gemaakt als de driehoekige putjes: bij de meeste richting-veranderingen van de lijnen is op de hoek een ongeveer driehoekige aanzet zichtbaar (zie Afbeelding 5). Aan de diepte van de lijnen en de putjes op de onderzijde is te zien dat deze vuurdover aan één zijde sterker afgesleten is, alsof er steeds op dezelfde m a n i e r mee over een ruw oppervlak werd geschuurd. De vorm en de versiering van de knop blijken op één m a n i e r goed in de h a n d te liggen, namelijk met de rechterduim op de vierde afwijkende zijkant. Zelfs in het donker is die handgreep nog gemakkelijk te vinden! Hoewel deze vuurdover dus eigenlijk al in de eerste helft van de eeuw werd gevonden, is hij p a s als vuurdover herkend na h e t bovengenoemde artikel v a n de heer Verroen. Deze heeft de dover uitgebreid bestudeerd en leverde na literatuuronderzoek de volgende aanvullingen: De afmetingen en de dwarsdoorsnede van deze "Nijenrode-dover" stemmen overeen met een dover uit Utrecht-Mariëndaal (1957/MD15). 4 - 5 De k r u i s v o r m i g ingekerfde versiering van de knop is ook te zien op een a n d e r e vondst uit Utrecht-Mariëndaal (1957/MD13), op een dover uit Leiden 4 , en ook op een Amsterdamse vondst uit de Olofspoort 6 . De verticale inkervingen aan één zijde van de knop komen ook voor op de vondst uit Utrecht-Mariëndaal (1957/MD13). Het stervormig gegraveerde lijnenpatroon op een gedeelte van de bovenzijde lijkt een slechte kopie v a n de versiering op een e x e m p l a a r in Nijmegen4. H e t patroon van de gegraveerde straallijnen op het andere deel van de bovenzijde is ook te zien op de eerstgenoemde vondst in Utrecht-Mariëndaal (1957/MD15). Van het patroon v a n de gegraveerde en gestoken versiering op de onderzijde is geen overeenkomstig voorbeeld bekend. De driehoekige putjesrijen langs de gegraveerde lijnen, zoals ze voorkomen op de boven- en onderzijde van deze dover, komen veel voor op gevonden dovers, met name in het stroomgebied van de Rijn. Alles bij elkaar vertoont deze "Nijenrode-dover" dus een a a n t a l eigenschappen en versieringen die ook voorkomen in Utrecht en in het stroomgebied van de Rijn. Daaruit valt helaas niet af te leiden w a a r de dover werd gemaakt. In de 19 jaar dat ik nu op Nijenrode werk, heb ik inmiddels heel wat oude scherven en allerlei voorwerpen verzameld, onder andere bij baggerwerk en graafwerkzaamheden. Tot nu toe is deze dover wel het aardigste voorwerp in de collectie. Noten 1 2 3 4 5
6
A.H. Verroen, 1992. B r o k s t u k k e n uit h e t verleden in Broeckland. Tijdschrift Historische Kring Breukelen, j a a r g a n g 7, nr. 2, blz. 83 - 97. H. Sarfatij, 1990. Verborgen Steden. Stadsarcheologie in N e d e r l a n d . Meulenhof, Amsterdam, 200 blz., in h e t bijzonder blz. 120. B. Klück, 1983. Bouwhistorische en archeologische kroniek van de gemeente Utrecht over 1982. Maandblad Oud-Utrecht, jaargang 56, nr. 3 (maart), blz. 140 - 142. A. Dorgelo, 1959. Middeleeuwse versierde aardewerkdeksels. B e r i c h t e n van de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort, j a a r g a n g 9, blz. 119 - 138. J . G . N . Renaud, 1959. Aardewerkvondsten van het klooster M a r i e n d a e l . Berichten van de Rijksdienst O u d h e i d k u n d i g Bodemonderzoek, Amersfoort, j a a r g a n g 9, blz. 199 - 223, in h e t bijzonder blz. 205 en afb. 20. J . M . B a a r t , 1977. Opgravingen in Amsterdam, 20 j a a r stadskernonderzoek. Dienst der P u b l i e k e W e r k e n / A m s t e r d a m s Historisch Museum. Uitgave F i b u l a - V a n Dishoeck, H a a r l e m , 524 blz., in het bijzonder blz. 254 / nr. 482.
TIJDSCHRIFT HISTORISCHE KRING BREUKELEN jrg. 12, nr. 2, 1997