Informatie voor groep 5 t/m 8 van het basisonderwijs
H
et leven in een kasteel
T
ja, wat is een kasteel eigenlijk?
Als je een bezoek gaat brengen aan een kasteel is het fijn om te weten waarom er kastelen gebouwd zijn. Waarom werden ze zo gebouwd en waar dienden ze voor? En wie woonden er in een kasteel? Dit verhaal gaat over kastelen. Maar ook over de mensen die er in leefden. Een kasteel was een verdedigbare woning van een heer. Die heer was erg belangrijk voor de inwoners van de stad en omgeving. Daarom moest zijn huis groot en sterk zijn. Het moest verdedigbaar zijn zodat vijanden het kasteel niet konden afpakken. Een kasteel werd op een speciale plek gebouwd zoals in het water of op een berg. Het kasteel kreeg ook dikke muren en kleine ramen en een ingang die niet gemakkelijk te bereiken was.
W W
anneer werden kastelen gebouwd? De tijd van de grote kastelen begon zo’n duizend jaar geleden en duurde bijna vijfhonderd jaar. Dit tijdperk (1000 -1500) wordt de middeleeuwen genoemd.
aarom bouwde men kastelen? Kastelen werden gebouwd in een tijd van oorlog. De machtigste vestigingen dienden om grote gebieden eromheen te beheersen en te verdedigen. Van daaruit kon een kasteelheer met zijn soldaten aanvallen doen op de vijanden. De hoge torens en dikke muren, van soms wel een meter dik, boden bescherming tegen zelfs de felste aanvallen.
2
De eerste kastelen werden van hout gebouwd. Die bestonden uit een toren met daaromheen een wal en een gracht. Hieromheen stond een omheining van houten palen met scherpe punten. Dit werd een pallisade genoemd. Maar houten kastelen waren niet zo sterk, ze konden verrotten en in brand worden gestoken. Dus al snel werden kastelen gebouwd van steen. Een kasteel was heel veilig om in te wonen. Voor het kasteel lag vaak een groot plein. Men kon alleen door een houten poort op het plein komen. Op dit plein stonden de schuren en stallen die ook van hout gemaakt waren. Het kasteel zelf werd beschermd door een brede gracht eromheen. Bij gevaar kon de houten ophaalbrug, die over de gracht lag, opgehaald worden. Het kasteel bestond uit een stenen woonhuis met vier stenen uitkijktorens eromheen. Tussen de torens was een stevige stenen muur gemaakt. Op de torens stonden de hele dag wachters. Op de hoge muren stonden ‘kantelen’, kleine uurtjes waarachter de wachters, die op de muur moesten staan, zich voor de vijanden konden verstoppen. Midden in het kasteel was nog een plein: het binnenhof of binnenplein. Op het binnenplein stond het woonhuis en ook waterput. Deze put, die van steen was gemaakt, had men gebouwd omdat men dan altijd water zou hebben, ook als de vijanden het kasteel aanvielen. Het was maar goed dat het kasteel zo veilig was, want af en toe kwamen er grote groepen vijanden die het kasteel wilden veroveren. Er waren veel soorten vijanden; jaloerse kasteelheren, boze onderdanen en plunderende soldatentroepen. Ze zetten hun tenten op, op het gras om het kasteel heen en gingen daarna proberen om het kasteel binnen te komen. Ze probeerden met stenen en zand een brug over de gracht te maken of reden een houten brug op wielen naar de gracht toe. Daarna gooiden ze met ‘blijden’, dat waren machines met hele grote lepels erop, stenen en keien tegen de kasteelmuren aan of zelfs het kasteel in. Ze holden met zware boomstammen tegen de kasteelmuren aan om het metselwerk kapot te maken. Een hele slimme uitvinding was de ‘evenhoghe’: een houten toren op wieltjes, die naar het kasteel toe gereden werd en die even hoog was als de kasteelmuren. Zo’n toren had drie verdiepingen: van de bovenste twee verdiepingen af schoot men pijlen naar de wachters van het kasteel, van de onderste verdieping af probeerde men met ijzeren stangen gaten in de muur te slaan. Maar meestal bleek het kasteel te sterk om veroverd te worden. Bovendien vochten de wachters dapper terug met pijl en boog. 3
D D
e kasteelbewoners In het kasteel woonde de kasteelheer met zijn vrouw en kinderen. Maar ook soldaten, dienstmeisjes, keukenhulpen en bedienden. De kasteelheer was de eigenaar van het kasteel met alle bijgebouwen, het land en alle goederen. Hij was ook de baas over iedereen en was de belangrijkste man van het gebied. De vrouw was de baas in het huis. Zij zorgde voor het huishouden en ze gaf opdrachten aan de bedienden. Een kasteel had ongeveer 10 bedienden. Daarbij zaten een bakker, een kok en kamermeisjes.
e kinderen De kinderen van een ridder mochten, totdat ze 7 jaar waren, de hele dag spelen. De meisjes speelden met stoffen poppen, de jongens met ijzeren riddersoldaatjes en grote houten paarden. Meisjes, die ouder waren dan 7, leerden weven, spinnen en borduren. Jongens werden als ze 7 waren ‘page’. Ze gingen dan bij een andere ridder logeren en werden daar knechtje. Een page moest karweitjes opknappen, de vrouw van de ridder helpen, leren hoe hij paarden moest verzorgen en met wapens leren omgaan. Meisjes leerden het huishouden te besturen.
4
V
an schildknaap tot ridder Als een page 14 jaar was, werd hij ‘schildknaap’. Een schildknaap moest de wapens van de ridder verzorgen, paard leren rijden en leren vechten met het zwaard. Ook moest hij aan tafel gasten leren bedienen. Zo leerde hij vanzelf goede manieren. Als een schildknaap 20 jaar was, kreeg hij van de ridder, bij wie hij al die tijd gelogeerd had, zijn eigen wapens. Als hij in die jaren een dapper man geworden was, maakte de ridder hem ook ridder: hij werd tot ridder geslagen. Dat ging zo: de schildknaap ging de avond van tevoren in bad en trok daarna schone witte kleren aan, hij ging de hele nacht op zijn knieën voor het altaar in de kerk van het kasteel zitten. Op het altaar lagen zijn zwaard, zijn lans en zijn schild. De volgende morgen werd er in die kerk een mis voor alle mensen van het kasteel gehouden. De ridder, die de schildknaap al die jaren van alles had geleerd, bracht de schildknaap – aan het einde van de mis – naar de belangrijkste ridder uit de buurt die ook voor de mis uitgenodigd was. De belangrijke ridder tikte met zijn eigen zwaard een keer op de schouders van de jongen. Hiermee bedoelde de ridder dat dit de laatste klap was die de jongen mocht aannemen zonder terug te vechten. Hierna omarmde de belangrijkste ridder de jongen, die nu moest zeggen: "Vijanden, ik zal weduwen en weeskinderen helpen en ik zal slechte mensen straffen". De belangrijkste ridder gaf de jongen nu de wapens die op het altaar lagen en de sporen voor zijn laarzen. De schildknaap was ridder geworden!
O
m vier uur ‘s morgens . . . De ridder, zijn vrouw en zijn kinderen stonden om 4 uur ‘s morgens op. Een bediende bracht een bak met water waarin ze zich konden wassen. Daarna kleedden ze zich aan. Om 5 uur gingen ze, samen met alle bedienden, naar de kleine kerk in het kasteel. De pastoor deed een uur lang de mis.
5
Om 6 uur ging de ridder met zijn familie naar de grote huiskamer voor het ontbijt. De bedienden hadden in het midden van de zaal een paar ‘schragen’ (houten tafelpoten) op de grond gezet en daarop een tafelblad gelegd: dit was de tafel. Om de tafel heen stonden kisten waarop men kon zitten. Op tafel stonden mandjes met brood en kaas. Vanaf 7 uur ging iedereen wat anders doen: De bedienden gingen het kasteel poetsen en in de keuken het middageten klaarmaken. De ridder ging in een zaal vergaderen met andere ridders uit de buurt. De vrouw van de ridder ging borduren en weven. De kinderen gingen spelen met hun poppen van stof en hun ijzeren soldaatjes.
• • • •
Om 12 uur ging iedereen weer naar de huiskamer voor het middageten. De bedienden hadden de tafel weer in elkaar gezet en er soep en brood op gezet. Vanaf 1 uur ‘s middags ging ieder weer wat voor zichzelf doen: De ridder ging op zijn paard over al zijn stukken land rijden om te kijken of de boeren hard genoeg werkten. De vrouw van de ridder leerde haar dochter borduren. De zoontjes van de ridder gingen buiten spelen: tikkertje, verstoppertje, riddertje.
• • •
Om 7 uur ‘s avonds werd in de huiskamer de grote maaltijd gehouden: de tafel werd in elkaar gezet, er werden een tafellaken over gelegd, er werden mandjes met brood op gezet. De bedienden legden ook enkele messen en lepels op tafel en een paar bekers en borden ( gemaakt van brood!). De open haard was aangemaakt en de kaarsen waren aangestoken: de maaltijd kon beginnen. Meestal at men soep, vlees of vis, groente en taart na. Daarbij dronk men wijn of water. Vanaf 8 uur ‘s avonds kwam er vaak een zanger (troubadour) of muzikant liedjes zingen of muziek maken. Soms kwam er ook een goochelaar of een nar (dat is een clown). Het was dan reuze gezellig in de huiskamer. Om 9 uur ‘s avonds moest iedereen naar bed. De ridder sliep met zijn vrouw en zijn kinderen in een groot bed.
6
E
ten en drinken Hoewel het in de stenen kelders koel was, bedierf vers voedsel toch vrij snel. Het meeste vlees werd dus gerookt of flink gezouten, zodat het de hele winter lang goed bleef. Groenten werden gedroogd of ingelegd. Soms werden fruit en vlees samen in lagen bewaart in een ton. Het vruchtensap drong in het vlees en maakte het langer houdbaar. De melk van schapen, geiten en koeien werd gedronken maar kon niet lang goed worden gehouden en werd dan al snel zuur. Daarom werd de melk ook gebruikt om room, boter en kaas van te maken. Van het meest romige deel van de melk werd zachte kaas en boter gemaakt voor de kasteelheer en zijn familie. Bedienden moesten het doen met een harde kaas, gemaakt van de rest van de melk. Deze kaas was soms zo hard dat hij met een hamer in stukken moest worden geslagen! Brood werd bij iedere maaltijd gegeten. Om brood te kunnen bakken moesten gerst, rogge en tarwe eerst tot meel worden gemalen. Een paar kastelen hadden een eigen windmolen, hoog boven op de muren van het kasteel of de stad. Zo vingen de wieken veel wind en kwamen de zware molenstenen in beweging. Bier en wijn werden heel veel gedronken, want het grond- en drinkwater was zo vervuild dat het niet te drinken was en dat je er ziek van kon worden. In veel steden was er in de Middeleeuwen, en ook daarna, een voortdurend tekort aan schoon drinkwater. Daarom gingen mensen bier of wijn drinken in plaats van water.
D
e kleding Een ridder droeg, als hij thuis was, een lange, strakke broek met daar overheen een korte jurk met lange mouwen. Zo’n jurk noemde men een ‘tunica’. De ridder deed om de tunica een stevige riem. Aan zijn voeten droeg hij leren schoenen. Wanneer de ridder moest vechten deed hij zijn ‘maliënkolder’ aan. Dat is een vest van ijzeren ringetjes. Zo’n maliënkolder was erg zwaar om te dragen. Over dit harnas heen droeg hij een tunica zonder mouwen, vastgehouden door een riem. 7
Zijn hoofd werd beschermd door een ijzeren helm. Hij had een zwaard en lans bij zich om mee te vechten en een ijzeren schild om zich te beschermen. Op het schild en op de tunica waren het ‘wapen’ van de ridder geschilderd. Elke ridder had zijn eigen wapen zodat een vijand meteen kon zien met wie hij te maken had. De vrouw van de ridder droeg meestal een lange jurk met een smalle riem erom. Ze had zijde aan en een platte hoed op. Later gingen veel vrouwen puntmutsen met een sluiertje eraan dragen. Als de vrouw naar buiten ging deed ze haar mantel aan. De kleren van de ridder en zijn vrouw hadden felle kleuren: paars, groen, rood, wit en lichtblauw met een beetje goudkleur en zilverkleur erdoorheen. De verf voor deze felle kleuren was heel duur. De zoon van een ridder droeg, net als zijn vader, een lange strakke broek met een tunica en een riem erover. De dochter droeg haar langer jurk met een smalle riem en een band in het haar. Alleen de kleren van de vrouw werden versierd met borduurwerk en sieraden. In bed hadden de mensen niets aan, alleen de vrouw droeg een nachtjapon en had een slaapmuts op.
D
e kastelen van Helmond Het huidige kasteel van Helmond is niet het eerste kasteel van de stad. Het eerste kasteel was het ‘d’Oude Huys’, gebouwd rond 1175. Een ronde stenen toren die iets verder lag dan het huidige kasteel. Om het kasteel stonden houten huizen en stallen. In het ‘d’Oude Huys’ woonde keizerin Maria van Brabant. Zij was de dochter van de kasteelheer. Toen het heel slecht ging in Helmond (mensen hadden weinig geld en geen werk) moest Maria van haar vader proberen om de mensen in Helmond te helpen. Toen Maria’s vader overleed is Helmond tot haar dood in haar bezit gebleven. Daarna werd de Heer Jan van Berlaer kasteelheer en hij besloot om een nieuw kasteel te laten bouwen, van steen en met vier torens en een gracht: het huidige kasteel van Helmond. Het kasteel is ongeveer zo’n 650 jaar geleden gebouwd.
8
K
asteelheren van Helmond Het Helmondse kasteel heeft in al die jaren heel veel kasteelheren en kasteelvrouwen gehad. Zij waren de Heren of Vrouwen van Helmond. Zo hebben de Heer Jan van Brabant Heer Jan van Berlaer, Vrouw van Berlaer, Heer van Cortenbach, Heer van Arberg, en de Heer Wesselman er gewoond. De kasteelheer leefde samen met zijn vrouw, kinderen, bedienden en ridders op het kasteel. De kasteelheer was de belangrijkste man in de stad. Elke Heer van Helmond heeft iets aan het kasteel verbouwd of veranderd. Het duurde ongeveer 224 jaar voordat het kasteel helemaal af was.
W
aterburcht
Het kasteel van helmond noemen ze waterburcht: een vierkant kasteel met vier torens en een gracht eromheen. De gracht diende vroeger voor de verdediging van het kasteel. Het was zo voor de vijand namelijk niet mogelijk om heel dicht bij of in het kasteel te komen. De ophaalbrug was de enige toegang tot het kasteel. Tevens was de gracht wel handig om er allerlei vuil en afval in te gooien, want ze hadden vroeger nog geen prullenbak. Je kunt wel nagaan hoe dat geroken heeft! Het kasteel was tot in de 17e eeuw een fort, een versterking, waar soldaten waren gehuisvest die de burcht moesten verdedigen. De kasteelheer verbleef vrij weinig op het kasteel. Na 1650 was het afgelopen met de soldaten. Het kasteel had geen oorlogsfunctie meer. Het kasteel werd steeds meer verfraaid en verbouwd tot woonhuis, zo kwamen er ook ramen in het kasteel. De kasteelheer verbleef vanaf deze tijd ook steeds meer zelf op het kasteel.
9