Frédérique Deghelt
Het leven van een ander Uit het Frans vertaald door Marijke Scholts
de g eus
Gepubliceerd met steun van het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken, het Institut Français des Pays-Bas/ Maison Descartes en de bnp Paribas Oorspronkelijke titel La vie d’une autre, verschenen bij Actes Sud Oorspronkelijke tekst © Actes Sud, 2007 Published by arrangement with Literary Agency Wandel Cruse, Paris Nederlandse vertaling © Marijke Scholts en De Geus bv, Breda 2014 Omslagontwerp Berry van Gerwen Omslagillustratie © 2011 Dialogues Films, arp, numéro 4 productions, Paul Thiltges Distributions isbn 978 90 445 1990 7 nur 302 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl. Wilt u het gratis magazine Geuzennieuws met informatie over onze nieuwe uitgaven ontvangen, ga dan naar www.degeus.nl en meld u aan.
1
I
k heb heel lang gedacht dat ik droomde. Ik kon elk moment wakker worden, met een droge keel, een plakkerige mond en een gigantische dorst om met water de brand van een gedenkwaardig stuk in mijn kraag te blussen! Nee. Ik moet me vasthouden aan mijn kindertijd. Ik moet helder blijven, aanknopen bij het begin van mijn leven. Ik ben opgevoed door mijn grootmoeder. Ze geloofde in alles en iedereen. In God op de eerste plaats. Vervolgens in de duivel, haar heiligen, haar geheime boodschappers, de tekenen van de hemel, allerlei bijgelo ven, de roddels van de buurvrouw en de mooie praatjes van de kaasboer. Ik ben bang dat een leven in een dergelijk dorp, bij zo’n gelovige grootmoeder, niet helpt om alles in het juiste perspectief te plaatsen. Laten we die eerste jaren bij mijn grootmoeder, met een moeder die altijd op reis was en een spoorloos verdwenen vader, snel overslaan. Daarna was er mijn studie geschiedenis, mijn promotie, het angstwekkende 7
vooruitzicht docente te worden, de terreur van de spiegel, mezelf ouder te zien worden in de ogen van de studenten. Mijn verhouding tot de tijd … Toen al! Het ene moment zat ik nog in de klas en het volgende stond ik ervoor, alleen maar uit angst dat een ander leven te verwarrend zou zijn! Ik nam de eerste bus die de campus verliet en stortte me in het normale arbeidsleven. Ik betrad de fascinerende wereld van de gesprekjes bij de koffiemachine, de obsessies van de leidinggevenden, de hielenlikkerij van de ondergeschikten en de komedie van vergaderingen aan het begin van de week. Het grootste deel van de tijd bracht ik door op de afdeling Communicatie. Dat was in de mode. Men had behoefte aan communicatiespecialisten, oftewel mutanten … Nadat ik een aantal bedrijven had doorlopen, die even vooruitstrevend als nietszeggend waren, ging ik op zoek naar een baan die me meer zou bevallen en inspireren. Hoe oud zal ik toen geweest zijn, vierentwintig, vijfentwintig? De gebeurtenissen gingen sneller dan verwacht. Door tussenkomst van een vriend vond ik een productiemaatschappij die gespecialiseerd was in het maken van lokale televisie. En de economie van die maatschappij was weer af hankelijk van de goede betrekkingen met het bedrijfsleven. Een nieuwe communicatievorm door middel van beeld. Met de ervaringen die ik achter de rug had, vond ik het niet erg dat ik nu in het andere kamp zat! Op de avond nadat ik was aangenomen, werd ik door een aantal vrienden uitgenodigd om deze nieuwe start te vieren in een Marokkaans restaurant. Er hing een 8
sfeer zoals alleen de alchemie van heel bijzondere dagen kan creëren. Andere gasten die net zo vrolijk waren als wij, sloten zich bij de feestvreugde aan, we dansten een soort oriëntaalse rock en ik ontmoette Pablo. Vreemd genoeg had ik hem niet meteen opgemerkt, terwijl hij toch bijna naast me aan het buurtafeltje zat. Toen hij opstond om te gaan dansen, kon ik hem niet meer over het hoofd zien. Hij stak zijn hand naar me uit en ik ging met hem mee, verrukt dat ik werd uitgenodigd door een man die zo eindeloos gracieus was. Heel iets anders dan de meeste Europeanen, die zich met hun lijf geen raad weten als er muziek klinkt. Al snel hoorde ik dat hij een Russische moeder en een Argentijnse vader had. Van haar had hij zijn heldere ogen en de hoge jukbeenderen, van hem zijn zwarte haar, de matte huid en een onmiskenbare Latijns-Amerikaanse houding. De som van beide culturen verleende hem een buitengewone charme. Zijn veelbelovende blik en zijn glimlach weerspiegelden een geheimzinnige, andere wereld. Het lijkt of ik overdrijf, maar ik was beslist niet de enige die hem met haar ogen verslond. Maar toevallig was ik die avond de gelukkige die werd gefêteerd. Doorgaans drink ik weinig, wat op de avonden waarop ik wel drink tot onherroepelijke gevolgen kan leiden. Al snel belandde ik in de armen en de omhelzingen van Pablo, die danste als een Argentijn en dronk als een Rus, en later in zijn appartement en waarschijnlijk in zijn bed, maar dat deel van het verhaal blijft erg wazig. Dat is overigens niet het enige, zoals uit het vervolg zal blijken. 9
Ik herinner me nu de harmonie van onze lichamen en het gevoel dat ik iemand leerde kennen die me al heel lang vertrouwd was. Ik herinner me dat ik zijn gedachten volgde alsof het die van mezelf waren. Ik zie onze blikken van verstandhouding weer voor me, onze vingers die zich verstrengelden in een en dezelfde beweging. We hadden precies dezelfde associaties en barstten om niets in lachen uit. Verlangen en lust bezielden ons de hele nacht. Als ik mijn ogen opendoe zie ik de lachende, groene ogen van Pablo, die me gadeslaan. Wat een liefde straalt eruit! Bij zijn slapen zie ik grijze haren die ik gisteravond niet heb opgemerkt. Een vleugje volwassenheid. In het ochtendlicht ziet hij er wat ouder uit. Hij heeft een mooie slaapkamer, met een vrouwelijke toets. Zijn kamer is als een reis: Aziatische wandbekleding, witte stroken vitrage, een Balinees bed. ‘De kinderen zitten aan het ontbijt, de koffie is klaar. Ik heb geen tijd om ze weg te brengen. Kun jij dat doen?’ Na een korte stilte voegt hij er glimlachend aan toe: ‘Wat een nacht was dat. Wat een heerlijke minnares ben je toch! Twaalf jaar na onze eerste nacht samen ben ik nog steeds even verrukt. Je gelooft me toch wel?’ Hij geeft me een lichte kus op mijn lippen en vertrekt. Heb ik het goed gehoord? De kinderen? Welke kinderen? Hoeveel kinderen? De zijne? Ik heb geen kinderen. Ik ben sprakeloos, verward. ‘Pablo’, zeg ik, en het klinkt alsof ik ‘help’ fluister. 10
‘Tot vanavond, mijn liefste’, roept hij met zijn charmante accent, dat me gisteravond al heeft betoverd. Dat was gisteravond, zeg ik tegen mezelf. Voordat ik op kan staan en een koude douche kan nemen, springen er twee kleine wezentjes boven op me. Ha, mama, kom je eten …? Mama? Die man durft wel zeg, hij laat zijn kinderen gewoon aan mij over en hoe komen ze erbij om me mama te noemen? Ik heb mijn pap al op, schreeuwt het meisje, zo te zien de jongste van de twee. De ander is een jongen van ongeveer acht jaar, dat denk ik tenminste. Het meisje is misschien een jaar of vier, ik heb geen idee. Wat weet ik van de leeftijd van kinderen? De jongen kijkt me ernstig aan. Je moet niet zo treuzelen, mama, anders komen we te laat op school. Natuurlijk, natuurlijk. Wrevelig spring ik uit bed en ik zoek op de grond naar mijn kleren van de vorige avond. Maar daar liggen ze niet. In plaats daarvan hangt er over een slaapkamerstoel een jurk die ik niet ken. Op goed geluk doe ik de kast open. Doe je een T-shirt van papa aan? vraagt het blonde ding met haar iele stemmetje. Misschien, ik weet het niet, zeg ik, terwijl ik de andere deur opendoe, die tot mijn grote opluchting vrouwenkleding verbergt. Ik trek een spijkerbroek aan en een onbekend lichtgroen T-shirt en ik volg de kinderen naar de keuken. Ik zal nu zeker gauw wakker worden, dit kan gewoon niet waar zijn. Ik ben toch niet gek. Ik heb Pablo gisteren ontmoet, we hebben geen kinderen. Nu eerst een kop koffie en dan zal die nachtmerrie wel voorbij zijn. Doe je er suiker in? zegt de jongen. Ja, waarom? Omdat je dat 11
anders niet doet. Geërgerd door mijn idiote droom slaak ik een diepe zucht. Ik kijk naar ze. Ze zijn prachtig. De jongen is het evenbeeld van Pablo, en het meisje heeft net zulk haar als dat van mij, en de ogen van Pablo. Vanaf dan rijgen de gebeurtenissen zich aaneen. Ik laat de kinderen voor me uit lopen, in de hoop dat ze me zo de weg wijzen. Ze lopen rechtstreeks naar de kleuterschool, waar we het meisje afleveren. Ik word er begroet als een oude bekende. Ik ben nog steeds niet wakker geworden. Blijft Lola vandaag op school eten? vraagt de juf, die vriendelijk glimlachend voor me staat. Ja, mama, zeg ja. Ik wil samen met mijn vriendinnetje eten. Ik knik dat het goed is, het komt me goed uit. Ik zal tijd nodig hebben om alles op een rijtje te zetten. Een arts raadplegen, misschien. Dan gaan we op weg naar de andere school en ik stel de jongen wiens voornaam ik niet weet voor dat we een spelletje doen. Het gaat zo: we ontmoeten elkaar voor de eerste keer op straat en jij vertelt me hoe je heet, wat je allemaal doet, waar je van houdt. Oké? Hij heet Youri. Hij gaat elke woensdag naar de circusschool en hij is verliefd op Laura, het meisje dat naast hem zit in groep 5. Maar het allermeest houdt hij van mij. We zijn bij de schooldeur aangekomen en hebben geen tijd meer om op mijn leven in te gaan. Morgen is het jouw beurt, goed? Voor hij gaat geeft hij me met dezelfde ondeugende en vurige blik als zijn vader een kleverige zoen op mijn linkermondhoek, en ik blijf alleen achter op straat. Ik ga het dichtstbijzijnde café in en bestel een dubbele espresso. Ik aarzel even over een dub12
bele whisky en realiseer me dat ik geen sleutels heb van het appartement. Snikkend stort ik aan het tafeltje in. De baas van het café komt naar me toe: Wat is dat nou, Marie, zit het niet mee, vandaag? Wat moet ik nou antwoorden? Als het je dag niet is, dan krijg je de koffie van het huis. Gelukkig, want geld heb ik ook al niet. Langzaam loop ik naar de flat en ik hoop maar dat de huisbewaarster een extra stel sleutels heeft. Ik moet zien dat ik het appartement in kom, dat ik geld vind, aanwijzingen om te begrijpen hoe ik hierin verzeild ben geraakt. Twaalf jaar later, zei Pablo. In het voorbijgaan werp ik een blik op een krant. Vrijdag 12 mei 2000. Wezenloos sta ik een hele tijd voor de krantenstandaard van de kiosk. Neem maar mee, Marie, betaal later maar, roept een dikke vrouw naar me, terwijl ze een stapel tijdschriften uit de plastic verpakking haalt. Gisteravond was het nog 1988. Donderdag 12 mei. Eén dag verschil. Maar het staat er zwart-op-wit, en dat betekent dat er twaalf jaar voorbij zijn gegaan. In 1988, waarin ik nog steeds denk te zijn, heb ik Pablo net ontmoet. Maar in 2000, waarin ik ineens ben aanbeland, hebben we twee kinderen. Waar was ik al die tijd? Ik kan me er niets van herinneren … Behalve van de zevende etage ergens in Montmartre. Ik zie weer hoe Pablo me meeneemt naar het balkon om de Sacré-Cœur te bewonderen, hoe hij zijn hoofd begraaft in mijn bloes, het tussen de bloemen uitschreeuwt dat hij naar me verlangt. Pablo, die voor het moment mijn enige schakel is met gisteren. 13
Wat is er in die twaalf jaar gebeurd? Heb ik mijn moeder nog? Mijn vrienden? Werk? Werk … Misschien word ik daar verwacht. Maar waar? Wat is er met mijn appartement gebeurd? Met wie kan ik praten over wat me overkomt? Ik stuit op de toegangscode van de flat. Er komt iemand naar buiten, die me groet. Hallo, madame de Las Fuentes, hoe gaat het met u? Ik ben dus getrouwd. Ik antwoord ‘Heel goed, dank u’ en glip door de kier van de deur. De huisbewaarster is in het trappenhuis en met bonzend hart vraag ik of ze een reservesleutel van het appartement heeft. Jazeker, madame, uw man heeft hem gisteren teruggegeven. Lieve Pablo. Hebt u uw sleutels boven laten liggen? U was vanochtend zeker nog niet goed wakker? Als ze eens wist hoe diep ik nog in slaap ben! Als ik weer in mijn huis – ons huis? – ben, voel ik me beter. Uitgeput, maar veilig. Ik kan er nog steeds niet bij. 2000! Het mythische jaar … Zelfs op de uni zeiden we: ‘In het jaar 2000 zal ik dit of dat doen …’ We projecteerden ons erin alsof het een sciencefictionfilm was … Praten over het jaar 2000 was als het beschrijven van de dag waarop je je vakantie op de maan zou doorbrengen. En het heeft er alle schijn van dat ik daar nu aangekomen ben! Nu ik eindelijk alleen ben, zal ik het wel gaan begrijpen. Ik doorzoek de kamers van de flat, maar hoe kan ik de sporen vinden van de twaalf jaren die zonder mijn aanwezigheid zijn verstreken? Al snel kom ik fotoalbums tegen. Wie heeft ze gemaakt? Ik had nooit tijd voor dat soort vervelende klusjes. Bij mij lagen de foto’s 14