1
Van het een komt het ander Een boek vol keuzes
2
Maart 2014 ISBN 978-94-6108-627-3
3
Voorwoord Beste lezer, Het boek dat u in handen heeft, is geschreven door de zevende lichting van de wetenschapslijn van het Honoursprogramma van de Universiteit Twente: negentien studenten vanuit dertien verschillende opleidingen, onder begeleiding van een enthousiaste professor wiskunde. Het Honoursprogramma op de Universiteit Twente heeft als doel om excellente studenten en onderzoekers bij elkaar te brengen, om zo een sterke gemeenschap van kennis te cre¨eren binnen de universiteit. Gedurende anderhalf jaar hebben wij als groep nauw samengewerkt. We hebben hard gewerkt, veel geleerd, maar ook een ontzettend leuke tijd gehad. Dit boek representeert de bundeling van onze inzet, verschillende achtergronden en onze verschillende persoonlijkheden. Dit boek is tevens het laatste wat wij als zevende lichting produceren, dus hiermee wilden we een homerun slaan. Dit boek is de kers op onze taart. Het onderwerp van het boek was echter een punt van discussie. Welk onderwerp interesseert immers a´lle negentien studenten met zo veel verschillende achtergronden? Hoe konden wij als groep een keuze maken en zo iedere student tevreden stellen? Dat kon eigenlijk niet. Keuzes maken is moeilijk en heeft gevolgen voor ieder betrokken individu. Maar wat nou als wij juist dit moeilijke proces onderwerp zouden maken van ons boek? Direct waren alle studenten enthousiast: we zouden de lezer in ons boek dit moeilijke proces kunnen laten ervaren. We zouden de lezer in ons boek keuzes kunnen laten maken. Iedere student kan de lezer meenemen in zijn of haar wereld en in deze verhaallijn informeren over hun vakgebied. Lezers worden zo gefaciliteerd met informatie om vervolgens een (weloverwogen) keuze te kunnen maken. De gemaakte keuzes be¨ınvloeden de samenstelling van de verhaallijn. Van het een komt het ander . . .
4
Wij willen alle docenten van het Honoursprogramma, die ons de afgelopen anderhalf jaar hebben gedoceerd en begeleid, graag bedanken: Miko Elwenspoek, Fokko Jan Dijksterhuis, Mieke Boon, Cindy Poortman, Jaco van de Pol en Kim Schildkamp. In het bijzonder willen wij Ruud van Damme, onze enthousiaste en vrolijke professor, hartelijk bedanken voor het begeleiden van ons moeilijke keuzeproces, waardoor wij uiteindelijk tot een prachtig eindresultaat zijn gekomen: een boek vol keuzes. Wij wensen u veel leesplezier. Zevende lichting van het Honoursprogramma – Universiteit Twente Michiel Barends, Belinda Brandwacht, Ingrid van den Brink, Madelon Buld, Mayleen Febel, Nathalie Geerlings, Nico Hendrickx, Ramon ter Huurne, Silvo Jeunink, Jan Lenssen, Melisa Mangan, Willemijn van de Meent, Jeroen Monteban, Ton Nguyen, Maran Noltes, Normen Oude Booijink, Victor Reijnders, Renske Veenstra en Mike Visser.
5
6
7
Door Belinda en Mike Beste lezer, Leuk dat u ervoor hebt gekozen dit boek te lezen. Maar waarom heeft u er u ¨berhaupt voor gekozen dit boek te lezen, en waarom op dit moment en op deze plek? U had namelijk ook kunnen besluiten om het boek niet te openen of misschien was u na het voorwoord al tot de conclusie gekomen dat er ook andere, leukere en nuttigere bezigheden bestaan om de tijd te verdrijven. Het boek was dan terzijde geschoven en wij waren nooit gelezen. In elk geval, nu u hier bent, houden wij u er graag bij. Gedurende de dag maakt u allerlei keuzes. In dit boek zult u ook telkens voor zo’n tweesprong worden gesteld. Het verhaal zal afhankelijk zijn van de keuzes die u maakt. Die maakt u niet zomaar. In de loop van het verhaal zullen beide kanten van elk dilemma dat u tegenkomt worden belicht. In tegenstelling tot een keuze in uw eigen leven, kunt u in dit boek het vervolg van elke beslissing lezen. Wanneer u concludeert dat uw inschattingen toch niet helemaal correct waren, kunt u teruggaan naar het keuzemoment. Toch is het interessant om het verhaal verder te lezen en te zien waar uw oorspronkelijke keuze u brengt. Doordat het verhaal bij elke beslissing een andere wending krijgt, is het boek meerdere keren te lezen en elke keer anders. Over afsnijdweggetjes We staan hier als het ware in het voorportaal van het boek en voor u bevinden zich drie deuren. U kunt door elk van deze ingangen ons verhaal ontdekken, maar u zult merken dat elke route zo zijn eigen hindernissen heeft. De drie bewoners, of de hoofdpersonages, hebben elk hun eigen ruimtes in de bladzijden en maken hun eigen keuzes. Uiteindelijk zullen we in alle gevallen in de gedeelde woonkamer belanden, waar keuzes worden gemaakt die de levens van elk van de drie personages be¨ınvloeden. We zullen u niet zomaar in het diepe gooien. Laten we u eens
8
helpen door meer te vertellen over hoe u uw keuzes zult maken. Het is nuttig om inzicht te verwerven in de bewuste en onbewuste besluitvormingsprocessen die zich op deze momenten in uw brein voltrekken. Deze informatie staat niet alleen in dienst van het verloop van dit verhaal, maar kan ook een bijdrage leveren aan uw eigen leven, waar keuzes van willekeurige complexiteit aan de orde van de dag zijn. Dus wat komt er allemaal kijken bij een keuze? Bij een keuze wegen we verschillende mogelijkheden af en komen we, vaak door middel van redeneren, uit op het alternatief dat ons het meest gunstig toeschijnt. Deze redeneringen zijn echter zelden van een wiskundige zekerheid; de gewichten die we toekennen aan de voor- en nadelen van elke optie zijn vaak gevoelsmatig en persoonlijk. Bovendien kunnen we ons nauwelijks voorstellen welke kleine en grote gevolgen er uit een keuze voortvloeien; in onze beoordelingen werken we daarom vaak met ruwe maar bevattelijke scenario’s. Deze semi-realistische scenario’s zijn het gevolg van zogenaamde heuristieken. Die kunnen we zien als een soort cognitieve vuistregels; op basis van weinig informatie komen wij mensen tot een snelle keuze, die vaak ook nog eens goed blijkt uit te pakken. We overdenken niet alle bijkomstige details, maar werken met grove gegevens. Er bestaan verschillende smaken heuristieken die in de psychologie onderzocht worden: Representativiteitsheuristiek We kunnen dit omschrijven als het kiezen voor de bekende weg. Ook het gebruik van stereotypen en vooroordelen valt onder deze heuristiek; een eenvoudig en bekend model wordt gebruikt voor een vergelijkbare situatie - of een vergelijkbaar persoon. De gambler’s fallacy is een voorbeeld van het foutief toepassen van de representativiteitsheuristiek. Het blijkt uit onderzoek dat zelfs artsen zich aan deze denkfout schuldig maken. Wanneer er in het weekend in een ziekenhuis nog geen hartpati¨ent was behandeld, achtten de artsen de kans groter dat er in de rest van het weekend nog een hartpati¨ent zou binnenkomen, aangezien er gemiddeld vijf per weekend kwamen. Dit is echter niet waar; zoals bij dobbelen de kans op een zes niet
9
groter wordt als hij in een paar worpen achtereen niet is gevallen, zo is de kans ook niet groter dat er een hartpati¨ent binnenkomt wanneer dit eerder niet is voorgevallen (Ten Velden & De Dreu, 2012). Beschikbaarheidsheuristiek We hebben de neiging om onze keuze te baseren op informatie die het meest voorhanden is. Het is ook vanwege deze heuristiek dat de meest recente gebeurtenissen en ervaringen meer invloed hebben op ons doen en laten dan de gebeurtenissen uit een ver verleden; de informatie ligt verser in het geheugen en is eenvoudiger oproepbaar. Ook hebben we de neiging te veronderstellen dat een gebeurtenis die recentelijk is voorgevallen, frequenter is dan andere. Voor u houdt dit in dat hoe verder u in uw verhaallijn zit, hoe meer het begin ervan in uw herinnering zal vervagen. De meest recente argumenten, mits ze dezelfde overredingskracht hebben, zullen een sterkere invloed hebben op uw keuze omdat ze nog op het geheugenspoor liggen. ’Anchoring and adjustment’-heuristiek Dit is een heuristiek die vooral op veilingen tot uiting komt. De veilingmeester roept een startbedrag en begint geleidelijk aan te verhogen. Wat hier gebeurt, is dat mensen een anker krijgen toegeworpen, namelijk het startbedrag. Op basis hiervan schatten de mensen in dat de werkelijke marktwaarde van de koopwaar min of meer rond dit bedrag zal liggen. Dat is de invloed van het anker; mensen stellen hun inschattingen bij in de richting van het anker. Een ander voorbeeld is een experiment waarbij mensen aan een rad met cijfers tussen de nul en de honderd moesten draaien. Men moest vervolgens raden of bijvoorbeeld het percentage Afrikaanse landen in de Verenigde Naties hoger of lager dan het gedraaide lag. Ten slotte moesten ze dan het rad naar hun schatting draaien. Het bleek dat een hoge uitkomst van het draaien leidde tot een gemiddeld hogere percentageschatting (Tversky & Kahneman, 1974). Interessant is om op te merken dat de jury’s in de juryrechtspraak van de Verenigde Staten zich in hoge mate laten be¨ınvloeden door dit ankereffect (Ten Velden & De Dreu, 2012). Aangezien de keuzes uit dit boek weinig met (numerieke) schattingen van doen hebben, zal deze heuristiek niet vaak aangewend worden.
10
Toch is van belang in de gaten te houden dat u uw mening over onderwerpen wellicht minder snel bijstelt in het licht van nieuwe argumenten dan u misschien van uzelf zou verwachten. Gewapend met de kennis over deze geestelijke valkuilen, is de tijd nu aangebroken om de eerste belangrijke keuze te maken, namelijk die van het hoofdpersonage. Kies dus een van de volgende drie personages om ons netwerk binnen te treden. Amber Kokhalzend hang ik boven de wc. Mijn maag is helemaal leeg, dus ik hoest alleen nog wat gal op. Ik veeg een blonde pluk uit mijn gezicht en probeer langzaam rechtop te gaan staan. Snel pak ik wat toiletpapier om mijn mond af te vegen en trek vervolgens de wc door. Wanneer ik de keuken in loop, zie ik dat mijn moeder me bezorgd aankijkt. Ze had een kom muesli klaargezet, maar nog voordat ik mijn tweede hap had genomen, sprintte ik naar de wc. De kom met mijn ontbijt staat nu zielig naast mijn moeder. Ik weet dat ik eigenlijk nog wat moet proberen te eten voor ik naar school ga, maar alleen bij de gedachte aan eten maakt mijn maag al een salto. Het is eigenlijk ook allemaal mijn eigen schuld. Als Angelo en ik een condoom hadden gebruikt of als ik aan de anticonceptie was geweest, was het nooit zo ver gekomen. Nu zit ik hier met de bolle buik en de op hol geslagen hormonen. Thuis hebben we het niet breed. Mijn vader werkt in een doorsnee fabriek als chef en mijn moeder zit thuis. Toen ik hen het nieuws vertelde, waren ze dan ook niet echt blij. Gelukkig steunen ze me wel bij mijn beslissingen. Van Angelo hoef ik niet veel te verwachten, die relatie is alweer een poosje van de baan. Achteraf gezien snap ik niet wat ik toen in hem zag. Hij is echt het stereotype foute vriendje. Een paar jaar ouder dan ik en een zekere lak aan regels. Ik denk dat ik me gevleid voelde, omdat hij me leuk vond en zijn gevaarlijke kant maakte de relatie juist wel spannend. Nu word ik een alleenstaande moeder.
11
Zonder uiteindelijk wat gegeten te hebben, loop ik met mijn moeder naar de auto om naar school te worden gebracht. Niet dat ik bepaald zin heb in school. Waarschijnlijk word ik toch de hele dag weer achtervolgd door een golf aan gefluister en gestaar. Het enige lichtpuntje is dat ik vandaag eerder weg mag. Mijn moeder komt me namelijk om half elf ophalen voor mijn 35-weken echo. Carlos Ik kijk op de wekker. Half acht. Over een uur moet ik op school zijn. Ik zit in mijn laatste jaar van Bachillerato. Aan het einde van dit jaar moet ik beslissen wat ik wil studeren en waar. Langzaam kruip ik uit bed. Mijn kleren had ik de dag ervoor al uitgezocht en klaargelegd op de stoel. Nadat ik deze heb aangetrokken, loop ik de trap af naar beneden. Mijn vader en moeder zitten al aan de ontbijttafel. Zodra mijn moeder me ziet, staat ze op en loopt naar het aanrecht. “Wat wil je vandaag als ontbijt, Carlos?” vraagt ze aan me. Ik antwoord dat ik zin in een gebakken eitje heb en ze gaat meteen aan de slag. Loom kijk ik toe hoe mijn moeder de eieren in de pan doet. Mijn vader heeft de krant opengeslagen voor zich liggen, maar lijkt hem niet te lezen. Ik weet dat hij zo ook naar zijn werk moet. Hij doet iets in de politiek, wat weet ik niet precies. Ook mijn moeder zit in de politiek, daar kennen ze elkaar ook van. Mijn moeder schuift mijn ontbijt op een bord en zet dit voor me neer. “Komt Maria je vandaag ophalen?” vraagt ze. Ik knik langzaam. Maria is mijn vriendin. We zitten bij elkaar in de klas en ze is echt geweldig. Super lief en behoorlijk knap. Soms snap ik niet wat ze in me ziet. Het is niet dat ik niet goed in de groep ligt, maar ik ben nu niet bepaald knap. Met mijn zwarte haar en licht getinte huid zie ik er uit zoals zo een beetje elke Mexicaan in Mexico City en ik heb een beetje overgewicht. Wel speel ik gitaar, waarvan ik weet dat ze dat erg romantisch vind en speel voetbal.
12
Ik eet snel mijn ei op en drink nog een glas water. Op dat moment wordt er op de deur geklopt. Snel stop ik mijn hemd nog in mijn broek en loop naar de deur. Daar staat Maria. “Hallo Carlos”, zegt ze. Snel druk ik een kus op haar mond en pak haar hand. Samen lopen we naar school. Matthias Mijn moeders stem klinkt van onder aan de trap: “Opschieten, Matthias! Anders komen we te laat.” Het is elke zondag weer hetzelfde liedje. Met zijn allen naar de kerk, het perfecte gezin moeten we voorstellen, vader als het hoofd van de familie, ik aan de arm van mijn moeder. Doordeweeks werkt mijn vader terwijl mijn moeder het huis aan kant maakt. Stipt zes uur zitten we dan aan tafel, aardappels, groenten, vlees. Vader gaat voor in het gebed en vervolgens wordt er opgeschept. Dag in, dag uit, elke dag weer. Stiekem vind ik het vaste ritme ook wel fijn, maar vaak vraag ik me af of mijn moeder wel gelukkig is. Nooit gaat ze uit of doet ze iets voor haarzelf. Bedachtzaam strijk ik mijn kleren glad en loop de trap af naar beneden. Ik zit nu in groep acht, het laatste jaar op de basisschool. Ik ben blij als ik naar de middelbare mag. Het is niet dat ik echt gepest wordt, maar ik heb ook niet veel vrienden. De meesten mensen vinden me te stil. Ik ben wat klein voor mijn leeftijd en met mijn schrille postuur maak ik niet bepaald indruk op andere mensen. Zelfs mijn kapsel werkt niet mee. Mijn donkerblonde haar zit in het model dat de meeste mensen een bloempotkapsel noemen. Ik heb altijd het idee dat het het enige model is dat onze kapper kan knippen. Moeder staat al in de hal op me te wachten met mijn jas in haar handen. Vader zal al wel buiten staan. Ik pak de jas aan van mijn moeder en steek mijn armen in de mouwen. Ik pak de hand van mijn moeder. Eigenlijk vind ik zelf dat ik hier te oud voor ben, maar ik weet dat mijn moeder het erg fijn vindt.
13
Wanneer we samen naar buiten lopen, zie ik mijn vader al aan het eind van de straat staan. Als we hem inhalen, gaat hij zwijgzaam naast mijn moeder lopen. De kerk is niet ver, ongeveer een kilometer lopen. Onderweg komen we verschillende andere gezinnen tegen die ook dezelfde kant opgaan. We komen een jongen uit mijn klas tegen. We mompelen netjes een groet naar het gezin en lopen met ze op. We zitten bij dezelfde kerk, net als de helft van de bewoners van onze stad. Rijssen is de meeste christelijke stad van de regio. Bijna alle vrouwen lopen in rokken rond en de helft van de bewoners beweert geen televisie in huis te hebben. Wanneer we bij de kerk zijn, kiezen we een plek ergens in het midden van de kerk. Niet veel later komen de buren naast ons zitten. De deuren worden gesloten en de dominee gaat staan. Als u Amber wilt volgen:
Lees verder op pagina 15.
Als u Carlos wilt volgen:
Lees verder op pagina 31.
Als u Matthias wilt volgen:
Lees verder op pagina 41.
14
15
Door Melisa “Daar zijn we weer”, mompel ik. We stappen de auto uit en lopen in rap tempo richting de ingang van het ziekenhuis, het regent namelijk erg hard. Gelukkig wilde mama me brengen vandaag. Fietsen gaat niet zo soepel meer en ik heb nog geen rijbewijs omdat ik pas zeventien jaar oud ben. Over tien minuten is het al mijn beurt voor de echo. Aangekomen in het ziekenhuis nemen we plaats in de wachtkamer van de verloskundige. Al snel worden we naar binnen geroepen. “Welkom Amber, wat fijn dat je er bent”, zegt de verloskundige. “Ik zal bepalen wat de ligging van de baby is en of hij of zij al is ingedaald”, roept de verloskundige vrolijk. Ik kijk gespannen naar mama, die vlak naast mij zit. Ondertussen smeert de verloskundige een soort gel op mijn buik en maakt de echo. Ze kijkt op het scherm en zegt: “de baby ligt prima met zijn hoofdje naar onder en hij of zij is al een beetje ingedaald”. Ik ben erg opgelucht, na al die horrorverhalen te hebben gehoord waarbij de baby niet in de juiste positie lag. “Weet je al of je in het ziekenhuis of thuis wilt bevallen als het zo ver is?” vraagt de verloskundige. Ik kijk mijn moeder vragend aan. “Uh, daar heb ik eigenlijk nog niet echt over nagedacht” antwoord ik. “Het is wel verstandig als je daar alvast over na gaat denken” zegt de verloskundige. “Ja, ik zal er over nadenken” zeg ik. “Ben je niet nieuwsgierig naar het geslacht van de baby?” vraagt de verloskundige glimlachend. “Ja, eigenlijk wel. Maar ik wil dat het een verrassing is tot de geboorte” antwoord ik. “Het belangrijkste is dat de baby gezond is” zeg ik er clich´e achter. Stiekem hoop ik toch op een meisje, die kun je zo schattig aankleden met jurkjes en haar haar invlechten. Als ik haar zelf houd natuurlijk. “Alles is prima” zegt de verloskundige. “Over twee weken kan je weer langskomen voor controle” zegt ze. Ik ga rechtop zitten en knik met mijn hoofd. Nog een paar weekjes en ik mag al bevallen, het is echt zo snel gegaan. “Tot over twee weken!” zegt de verloskundige glimlachend. Samen met mama lopen we weer terug richting de auto. Mama is van plan om me op school af te zetten. Ik zit in mijn examenjaar 4 vmbo-t. “Mam, kan ik vandaag niet naar huis? Ik heb echt geen
16
zin om naar school te gaan en al die vervelende blikken naar me toegeworpen te krijgen” zeg ik. “Nee” zegt mama, “ik wil dat je gewoon de lessen blijft volgen en je vmbo-diploma haalt, net als al je andere klasgenoten”. We stappen in de auto. Ik voel me ge¨ergerd. Ze snapt echt niet hoe ik me voel, als ze eens zou weten hoe erg het is om zo aangestaard te worden, dan zou ze me heus niet naar school sturen. Mama was echter vastberaden dat ik vandaag naar school zou gaan en de rest van de lessen zou volgen. Ze start de auto en rijdt richting mijn school. “Amber, heb je al een keuze gemaakt of je de baby wil houden of ter adoptie wil afstaan?” vraagt mama uit het niets. Ik negeer haar vraag, ik heb er nu even geen zin in. “Ik heb het tegen jou, jongedame” roept mama boos. “Ik weet het niet? Het is geen makkelijke keuze hoor” zeg ik ge¨ergerd. “Ja, dat snap ik Amber. Maar je bent al bijna uitgerekend en je moet de keuze nu toch echt . . .” “MAM, PAS OP!” roep ik zo hard als ik kan. Mama trapt nog net op tijd keihard op de rem. Ze had de auto van rechts niet gezien. “Gaat het Amber?” roept mama in paniek. “Ja mama, het gaat.. ik schrok alleen heel erg” zeg ik met een beverige stem. Aangekomen op school schuif ik snel aan in de les. Ik heb een blokuur Engels, mijn lievelingsvak. Ik kijk naar buiten en dwaal al snel af. Ik dacht aan het moment in de auto. E´en moment dat heel je leven kan veranderen, een kwestie van leven of dood. Ik leg mijn hand voorzichtig op mijn buik. E´en moment van onvoorzichtigheid met hele grote gevolgen. Angelo was mijn eerste grote liefde. We hadden vijf maanden verkering en het ging heel goed tussen ons. Totdat Angelo de bak in draaide wegens diefstal. En als dat niet al niet erg genoeg was, ontdekte ik na drie maanden dat ik zwanger was van hem. Mijn grootste angst was dat ik het aan mijn ouders moest vertellen. Ik weet nog heel goed dat ik die dag uren lang op mijn kamer heb gehuild. Uiteindelijk heb ik alle moed bij elkaar geraapt om het aan mijn ouders te vertellen. “Mam, pap, ik ben zwanger” zei ik zachtjes. Het was doodstil in huis. Dat moment zal ik nooit vergeten. Papa was op z’n zachtst gezegd boos, teleurgesteld. “Hoe wil je dat kindje in je eentje opvoeden, Amber?” riep hij boos. Mama was het overduidelijk met hem eens. Nadat ze waren afgekoeld en zich erbij
17
neer hadden gelegd waren mijn ouders wat positiever. Ze zeiden dat ze me zouden steunen als de baby er eenmaal zou zijn, zowel op emotioneel als financieel vlak. Ik zou geld kunnen lenen wanneer ik het nodig zou hebben, maar zou het daarna wel terug moeten betalen. Mijn ouders hebben het namelijk niet zo breed. Ik zou dus ook een baan moeten vinden om geld te verdienen, want volgens mama is een kind opvoeden niet bepaald goedkoop. Als ik zou gaan werken, dan zou mama wel op de baby willen passen zei ze tegen mij. Mijn ouders eisen wel van mij dat ik mijn middelbare school zou afmaak en mijn diploma haal. De schoolbel gaat en ik schrik een beetje. Ik ruim snel mijn schrift op want mama komt me zo weer ophalen. Met mijn dikke buik probeer ik voorzichtig de trap af te lopen. Mijn medescholieren zijn nog steeds niet gewend aan het feit dat ik zwanger ben. Ik krijg dagelijks nog rare blikken van hen. Ik probeer het te negeren en loop naar buiten toe, waar mama al op mij staat te wachten. Eenmaal thuis aangekomen loop ik naar mijn kamer en maak ik een paar opdrachten voor morgen. Ondertussen is papa ook al thuis van werk en staat het eten klaar. Daar zitten we dan aan de eettafel: papa, mama, ik en mijn gigantische buik. “Hoe was je dag, Amber?” vraagt papa. “Wel goed” vertel ik. “We zijn vandaag naar de verloskundige geweest, en ze zei dat de baby in de juiste positie lag” vertel ik opgewonden. Papa glimlacht, “het is nu bijna zover” zegt hij. “Weet je al of je de baby wil houden of niet?” vraagt hij er snel achteraan. “Nee papa, ik weet het echt niet.. Het is zo’n moeilijke keuze” zeg ik. “Misschien is het verstandig om een afspraak te maken bij Fiom” zegt mama. “Wat is dat?” vraag ik. “Dat is een soort kenniscentrum met daaruit voortvloeiende dienstverlening voor ongewenste zwangerschap en afstamming. Zij kunnen je helpen in het maken van een keuze en je voorzien van alle informatie” vertelt mama. Dat is wel handig, denk ik bij mezelf. Ik heb het heel erg zitten uitstellen en de tijd dringt nu toch echt om een keuze te maken. “Je weet dat je een baan moet zoeken als je de baby houdt, h`e Amber?” zegt papa. “Wat verwachten jullie allemaal wel niet van een zeventienjarige?!” roep ik terwijl ik opsta van tafel. Ik loop boos naar mijn kamer en ga op bed liggen. Ik kijk naar mijn buik.
18
Ik kan zien dat de baby beweegt. Het voelt zo gek, er zit gewoon een levend wezentje in mij. Hoe kan ik hem of haar ooit afstaan? Het is tenslotte een deel van mij. Zo speciaal. Mijn ouders hebben eigenlijk wel gelijk. Als ik de baby houd, dan moet ik er zelf voor werken om hem of haar te kunnen onderhouden. Het is mijn eigen verantwoordelijkheid. Kan ik de baby echter wel een goede toekomst bieden? Hij of zij zal zonder vader op moeten groeien. De meeste tieners staan voor de lastige keuze wat ze aan zullen trekken op de zaterdagavond, terwijl ik hier zit te worstelen met de moeilijkste keuze ooit. Het is ook mijn eigen domme schuld. Langzamerhand sluiten mijn ogen en val ik in slaap. De volgende ochtend bel ik Fiom om een afspraak te maken. Ik kan dezelfde dag al direct om 15:00 uur terecht, net nadat ik vrij ben van school. Mama brengt me zoals gewoonlijk naar school. Ik ben niet erg populair, nooit geweest. Ik had wel een paar goede vriendinnen, met een nadruk op “had”. Nadat ik zwanger ben geworden, hebben ze mij de rug toegekeerd. Ze vonden dat we niet meer bij elkaar pasten als vriendinnen. Terwijl ik afspraakjes had bij de verloskundige, gingen zij gezellig wat drinken in de stad. Ieder zijn eigen ding. Er was ´e´en vriendin die me ondanks alles wel bleef steunen, Kim. Helaas is zij een paar maanden geleden verhuisd naar Rotterdam. In het begin belden we nog iedere dag om elkaar up-to-date te houden over de laatste nieuwtjes en roddels. Sinds ze nieuwe vrienden heeft gemaakt is het contact tussen ons verwaterd. Ze is een nieuw leven begonnen, een nieuw leven zonder mij. Sindsdien WhatsAppen we alleen af en toe en houd ik haar op de hoogte over mijn zwangerschap, als ze erom vraagt. Ik mis haar heel erg op school, want verder heb ik niet echt vrienden hier. Ik word vaak uitgescholden voor de naarste dingen, alleen omdat ik zwanger ben. Ze hebben allemaal vooroordelen. Ik ben heel blij als ik de schoolbel hoor. Eindelijk, voorjaarsvakantie! Met de bus ga ik vanaf school naar Fiom toe. Vriendelijk word ik ontvangen door een medewerkster. “Hallo, ik ben Bianca” zegt ze. Ik stel mezelf ook voor en we lopen naar een kamertje. Bij binnenkomst zie ik de papieren zakdoeken al op tafel staan. “Voor als er gehuild moet worden” zegt ze lachend. Zelf kan ik er niet zo om lachen “Neem plaats” zegt ze. Ik ga braaf zitten. “Vertel eens wat over jezelf
19
en je thuissituatie” zegt Bianca. “Ik ben dus Amber, ik ben zeventien jaar oud en ik woon bij mijn vader en mijn moeder thuis. Ik ben enig kind” vertel ik. “De vader van de baby heeft mij verlaten” zeg ik zachtjes. Ik ga haar niet vertellen dat hij in de gevangenis zit, daar wil ik het nu echt niet over hebben. “Waarschijnlijk heb je zelf al nagedacht over de vraag of je de baby wil houden of niet. Wil je daar wat over vertellen?” vraagt Bianca. “Ik zou de baby graag willen houden, maar ik weet niet of ik haar of hem een goede toekomst kan bieden” vertel ik. “Als ik de baby houd dan moet ik ook gaan werken om geld te verdienen. En mijn ouders willen dat ik mijn middelbare school diploma haal. Mijn moeder werkt niet en heeft aangeboden om op te passen als ik de baby houd. Maar ik weet niet of dat is wat ik wil. Ik wil mijn eigen kind opvoeden en hem of haar zien opgroeien.. Werken, naar school gaan en een baby opvoeden klinkt zo onmogelijk” vertel ik. Ik probeer niet te huilen, want ik ben niet van plan om die zakdoekjes te gebruiken. “Ja, ik begrijp je” zegt Bianca met medelijden dat ze eigenlijk niet wil tonen. “En wat vind je van de optie om je baby ter adoptie te staan?” vraagt ze. “Ik weet het niet.” zeg ik twijfelend. “Het is een deel van mij, ik weet niet of ik in staat ben om de baby weg te geven. Ik ben bang dat ik later spijt krijg en ik mijn kind nooit meer te zien krijg” zeg ik. Ik kan mijn tranen niet langer in bedwang houden. “Hier, een zakdoekje”, biedt Bianca aan. “Het is zo verwarrend” zeg ik in tranen. “Het ene moment wil ik de baby zelf houden, en het andere moment denk ik dat ik de baby toch beter kan afstaan” zeg ik huilend. “Het komt wel goed meisje” zegt Bianca en probeert mij te troosten. “Ik denk dat ik een goede moeder zou zijn” zeg ik tegen haar. “Maar ik ben nog zo jong en heb nog zo veel plannen waarin een baby niet past” vertel ik erachter aan. “Als ik mijn diploma heb, wil ik misschien wel een secretaresse opleiding volgen” vertel ik enthousiast. “Maar als ik de baby houd, kan ik geen opleiding volgen, en moet ik direct beginnen met werken. Daarnaast ben ik nog zo jong en wil ik lol maken met mijn vrienden. Als de baby er is kan ik niet de dingen doen die ik nog zo graag allemaal wil doen. Ik ben dan gebonden aan de baby. Daar kijk ik eigenlijk wel een beetje tegen op. Nu ben ik nog vrij om te doen waar ik zin in heb. Maar dat zal ik moeten opgeven als ik de baby zelf houd. Maar aan de andere kant wil ik dat best wel opgeven,
20
het is mijn kind en mijn verantwoordelijkheid”. “Een erg moeilijke keuze h´e” zegt Bianca. “Die je niet vandaag hoeft te maken” zegt ze erachter aan. “Ik heb een brochure voor je, die je thuis rustig kan doorlezen” zegt ze. “Wat voor brochure?” vraag ik. “Een brochure met informatie over een voornemen tot afstand ter adoptie” zegt Bianca. Ze staat op en loopt naar een kast om de brochure te pakken. “Alsjeblieft” zegt ze en ze overhandigt mij de brochure. “Ik had nog een vraagje” zeg ik. “Vraag maar raak” zegt Bianca. “Komt het vaak voor dat kinderen ter adoptie worden gesteld?” vraag ik. “In Nederland worden er ongeveer twintig kinderen per jaar ter adoptie gesteld” vertelt Bianca. Dat is niet zo heel veel denk ik bij mezelf. Inmiddels zijn we al een uur verder. Bianca verzoekt mij om er nog eens rustig over na te denken en er met anderen over te praten. Ze loopt samen met mij naar de deur en geeft mij een hand en een schouderklopje. “Wees sterk meid, het komt allemaal goed!” zegt ze hoopgevend. Ik loop richting de bushalte. Ik zie de bus al staan maar ik moet nog honderd meter. Als ik niet zwanger zou zijn dan zou ik even een sprintje trekken. De buschauffeur ziet me lopen, ik maak een zwaaibeweging om hem duidelijk te maken dat ik de bus wil nemen. De buschauffeur zwaait net zo leuk terug en rijdt door. Lekker onbeschoft! Maar ja, shit happens. Dan maar wachten op de volgende bus. Ik neem plaats op het bankje bij de bushalte. De bus komt over tien minuten pas. Ik pak de brochure die ik van Bianca heb gekregen en begin te lezen. Informatie over een voornemen tot afstand ter adoptie • Wat is afstand ter adoptie? Onder afstand ter adoptie wordt verstaan het doorbreken van de van rechtswege verkregen juridische relatie tussen een ouder en kind ten gunste van de adoptieouders. Daarmee wordt het kind dat afgestaan is een juridisch eigen kind van de adoptieouders met alle rechten en plichten die daarbij horen. Sinds de adoptiewet van 1956 zijn er ongeveer 60.000 kinderen geadopteerd waarvan een derde afkomstig is uit Nederland.
21
• Welke motieven zijn er bij afstand ter adoptie? Als u nadenkt over afstand ter adoptie spelen verschillende motieven een rol bij het tot stand komen van uw besluit. Enkele voorbeelden zijn: – Persoonlijke motieven: vaak gaat het hier om gedachten en verwachtingen die u kunt hebben over uw eigen mogelijkheden om een kind op te kunnen voeden. – Familiaire en/of relationele motieven: dit betreft situaties waarin u te maken kunt hebben met isolement, schaamte, eerwraak, seksueel geweld of incest. – Economische en financi¨ele motieven: dit betreft de situaties waarin u vindt dat u niet het geld hebt om een kind groot te brengen of u voor uzelf een instabiele toekomst op economisch en financieel gebied. – Uw geloofsovertuiging en culture waarden: als vanuit uw geloofsovertuiging niet hebt gekozen voor een zwangerschapsafbreking en u vervolgens geen mogelijkheden ziet om het kind zelf op te voeden. • Hoe zit het juridisch? Bij een voornemen tot afstand ter adoptie wordt een juridisch procedure in gang gezet. De belangrijkste stappen in de procedure worden hierna kort uitgelegd. Ouderlijk gezag en Voorlopige Voogdij. Als het mogelijk is, doet Fiom voor de bevalling bij de Raad voor de Kinderbescherming een vooraankondiging van het voornemen tot afstand ter adoptie. Dan heeft u zich al tijdens uw zwangerschap aangemeld bij Fiom en zijn ze alvast op de hoogte. Na de bevalling maakt Fiom een melding van de geboorte bij de Raad van Kinderbescherming en wordt de procedure in gang gezet. Na de bevalling heeft u als moeder automatisch ouderlijk gezag over het kind als u meerderjarig bent. Dat betekent dat u verplicht bent om het kind te verzorgen en op te
22
voeden. Er is een onderhoudsplicht tot 21 jaar. Wanneer u afstand overweegt, wordt het ouderlijk gezag veranderd in een voorlopige voogdij. De Raad voor de Kinderbescherming vraagt bij de rechter een voorlopige voogdij aan en de rechter doet hier een uitspraak over. De voorlopige voogdij over uw kind wordt toegewezen aan Bureau Jeugdzorg. Zij krijgen het gezag over het kind en moeten er op toezien dat het kind goed wordt verzorgd en opgevoed. Geheimhouding. Als geheimhouding belangrijk is dan benadert de Fiom direct na de bevalling (of indien mogelijk eerder) verschillende organisaties. Bijvoorbeeld het ziekenhuis waar u wilt bevallen, de Sociale verzekeringsbank voor de kinderbijslag en de gemeente. Geheimhouding kan niet worden gegarandeerd maar de Fiom zal onder andere door het benaderen van contactpersonen gericht wijzen op het belang van geheimhouding. Geboorte aangifte. Bureau Jeugdzorg is verantwoordelijk voor de aangifte van het kind bij de gemeente. Neutraal terrein gezin. Bureau Jeugdzorg schakelt Pleegzorg in zodat het kind tijdelijk in een opvanggezin geplaatst kan worden. Dit gezin heet een neutraal terrein gezin. Soms is het direct duidelijk dat u echt afstand wilt doen en heeft u geen twijfels. Soms weet u het misschien toch nog niet. In de periode dat het kind in het neutraal terrein gezin verplicht, heeft u de tijd om uw voornemen om afstand te doen nog eens zorgvuldig te overwegen. Rechtszitting. Binnen 14 dagen na de geboorte ontvangt u een brief van de officier van Justitie met het verzoek te verschijnen op een rechtszitting over de voogdij van uw kind. De
23
rechter heeft hiervoor van de Fiom en de Raad voor de Kinderbescherming informatie over u gekregen. Tijdens deze zitting krijgt u de gelegenheid om te vertellen waarom u afstand ter adoptie overweegt. Afstand ter adoptie. Als u kiest voor afstand ter adoptie zal aan u gevraagd worden een afstandsverklaring te ondertekenen. Na een periode van drie maanden ondertekent u een verzoek om u te ontheffen uit de ouderlijke macht. De voogdij van het kindje gaat naar de aspirant-adoptieouders waar het geplaatst wordt. U kunt, als u dat wilt, laten weten wat uw wensen en voorkeuren zijn met betrekking tot het te zoeken adoptiegezin. Bijvoorbeeld wat betreft de leeftijd van de ouders, geloofsovertuiging of etniciteit. Na 1 jaar. De aspirant-adoptieouders kunnen nadat zij het kind een jaar verzorgd hebben, bij de rechter een adoptieverzoek indienen. Uw kind kan dan definitief door hen geadopteerd worden. Ook voor deze rechtszitting ontvangt u een uitnodiging. Het komt wel eens voor dat een afstandsouder contact heeft met het kind. Dit kan bijvoorbeeld via brieven, foto’s over en weer sturen. Dit is wel afhankelijk van de adoptieouders. Zij zijn de juridische ouders van het kind dus zij beslissen over dit eventuele contact. Pleeggezin. Het kind kan in een pleeggezin worden opgenomen. Het kind komt dat in een gezin waar ouders bereid zijn voor langere tijd het kind te verzorgen en op te voeden. Dossier. De Fiom bewaart uw dossier honderd jaar. Dit heeft te maken met het eventueel later kunnen zoeken naar elkaar.
24
• Wat kunt u verder nog verwachten? Bij het voornemen tot afstand ter adoptie kunnen veel emoties loskomen. U kunt bijvoorbeeld gevoelens van twijfel, onmacht, verdriet en opluchting hebben. Deze gevoelens kunnen u vreemd overkomen, zeker wanneer ze elkaar tegenspreken. Toch zijn het normale gevoelens die horen bij een voornemen om afstand te doen. Het besef dat, als er juridisch afstand wordt gedaan, het kind niet officieel meer bij u hoort kan veel emoties oproepen. Er is door de geboorte een onlosmakelijke band ontstaan tussen u en uw kind; u bent de biologische ouder. De afstand ter adoptie kan u een gevoel van verlies geven omdat u uw kind niet zelf opvoedt. Daarnaast kan het zijn dat u opluchting voelt omdat u met uw besluit het beste voor had met uw kind (Fiom, 2014).
Pff . . . er komt best veel bij kijken. Dat had ik niet verwacht. Ondertussen is de bus er en stap ik in. Thuis aangekomen plof ik op de bank. Mama komt aanzetten met een kopje thee en wat koekjes. “Hoe was het bij de Fiom?” vraagt ze. “Het ging wel goed mam” zeg ik. “Ik heb mijn hart kunnen luchten bij ´e´en van de medewerkers, ze was erg aardig” vertel ik. “En weet je al welke keuze je gaat maken?” vraagt mama een beetje opdringerig. “Nee, dat weet ik nog niet. De medewerkster zei dat ik er rustig over na moest denken en er met anderen over moest praten” zeg ik op een subtiele manier. De hele zwangerschap hebben mijn ouders en ik niet echt over de mogelijkheden na de komst van de baby gepraat. Alleen in de beginfase van mijn zwangerschap is het woord “adoptie” een paar keer in het gesprek gevallen. Daarna hebben we het er eigenlijk niet meer over gehad. Maar nu de tijd begint te dringen, beginnen mijn ouders er steeds vaker over te praten. Nou ja, ze vragen me eigenlijk of ik al weet wat ik wil. Meer niet. Daarom vond ik het gesprek van vanmiddag erg prettig. Ik kon tenminste mijn hart luchten bij iemand. Daarna horen wij de voordeur open gaan.
25
Papa komt thuis van het werk. En dan is het alweer etenstijd. Papa vraagt weer uit beleefdheid “Hoe was je dag?”. “Goed” antwoord ik kort. ‘s Avonds zitten we met z’n drietjes, of eigenlijk met z’n viertjes, op de bank televisie te kijken. Mijn klasgenoten zijn vast aan het feesten, om de vakantie goed in te luiden. En ik zit hier maar saai op de bank. Ik besluit om vroeg te gaan slapen vandaag. Tenminste ik doe een poging om te slapen. Een mislukte poging om precies te zijn. Ik kan maar niet in slaap vallen, doordat ik teveel nadenk als ik in bed lig. Zal ik de baby houden of niet?? Ik besluit om mijn laptop te pakken. Over het algemeen benadrukken mensen de nadelen van het jong moeder zijn. Maar er zullen toch vast ook wel wat voordelen zijn? Ik ga op internet en ik tik op Google in “vooren nadelen jong moeder worden”. Ik klik op de eerste link. Ik zie een verhaaltje staan, maar heb geen zin om dat nu door te lezen. Ik scroll verder naar beneden en ik zie een opsomming met voordelen staan. Voordelen van het op jonge leeftijd moeder worden • Je lichaam is nog sterk en kan een zwangerschap veel makkelijker aan. • Afvallen na de zwangerschap is ook een stuk makkelijker. • Jong moeder worden betekent ook dat men nog steeds jong is als het kind tiener is (stel iemand wordt op haar 20ste moeder, dan is deze vrouw pas 38 als haar kind 18 jaar oud is). • Complicaties voor de moeder komen op jonge leeftijd relatief veel minder voor dan op oudere leeftijd. • Als je jong een kind krijgt heb je genoeg energie, kun je lekker gek doen met je kind, ben je vaak heel wat flexibeler. • Hoe ouder men wordt hoe moeilijker het is om ingesleten gewoonten te veranderen en als er een kind op komst is
26
moeten vaak veel dingen veranderen in het leven, jongere vrouwen hebben hier dus voordeel van als ze op jonge leeftijd moeder worden. Het aanpassen gaat veel gemakkelijker (Plazilla, 2014).
Het klink zo slecht nog niet. Vooral met het tweede punt ben ik erg blij. Ik moet er niet aan denken om na de bevalling nog steeds lang dik te zijn. Ver–schrik–ke–lijk. Ik lees verder en zie onder de voordelen een opsomming van de nadelen staan. Nadelen van het op jonge leeftijd moeder worden Aan alles zit een keerzijde, zo ook aan het jong moeder worden. Alle nadelen op een rijtje: • Carri`ere maken en jong kinderen krijgen gaat in de meeste gevallen niet goed samen. • Financieel kan er onzekerheid zijn. • Onzekerheid bij verzorging en opvoeding. • Sociale contacten met leeftijdgenoten worden lastiger aangezien veel mensen eerst willen feesten, carri`ere maken enzovoort in plaats van een kind te krijgen. • Zeker als het om een ongelukje gaat kan het voor extra stress zorgen. Indien er geen partner is dan kan dat extra moeilijk zijn (geldt overigens niet alleen voor jonge moeders). • Een kind betekent extra verantwoordelijkheid. • De maatschappij is eerder gericht op oude moeders, dan op jonge moeders, dit kan in sommige gevallen voor problemen zorgen (Plazilla, 2014).
27
Deze opsomming is zo vanzelfsprekend. Alle punten heb ik al duizend keer aangehoord, vooral van mijn ouders. Ik klik nog wat verder op links en sites, en uiteindelijk beland ik op de site van Centraal Bureau voor de Statistiek. Met grote letters staat er “Nooit eerder zo weinig tienermoeders”. Klinkt interessant en ik besluit om verder te lezen. Nooit eerder zo weinig tienermoeders In 2012 kregen in ons land 2,2 duizend meisjes jonger dan 20 jaar een kind, minder dan anderhalf procent van alle geboorten. Het aantal tienergeboorten is nog nooit zo laag geweest. Tienermoeders komen nog steeds vaak voor onder Antilliaanse en Surinaamse meisjes (CBS, 2013a). Laagste cijfer ooit Sinds 2011 krijgen minder dan 5 per duizend meisjes van 15 tot en met 19 jaar een kind. In 2012 bereikte het tienergeboortecijfer met 4.5 per duizend de laagste waarde die het CBS ooit heeft waargenomen. Rond 1970 was dit cijfer nog bijna vijf keer zo hoog. Aantal levendgeborenen
“En mij moet het wel weer overkomen” mompel ik chagrijnig. Ik zet mijn laptop uit en ik besluit om weer een poging te doen om in slaap te vallen.
28
De rest van de vakantiedagen verlopen niet veel anders. Papa gaat ‘s ochtends naar werk, mama en ik ontbijten rond een uur of tien. Daarna gaan we televisie kijken, even buiten een wandeling maken en een magazine doorbladeren. ‘s Middags lunchen we en vervolgens begint mama met koken. Rond vijf uur komt papa thuis en is het etenstijd. Papa vraagt standaard hoe mijn dag was en daarna zitten we weer op de bank voor de televisie. Op een nacht word ik plotseling wakker en heb ik het gevoel dat ik weet wat ik wil. Na al die slapeloze nachten weet ik het eindelijk. Morgenochtend vertel ik het mama en papa wel. Ik probeer snel weer verder te slapen. De volgende ochtend ren ik naar beneden, voor zover ik in staat ben om nog te rennen. “Mam, pap . . . ik weet wat ik wil!” roep ik heel hard. Mama en papa zitten aan tafel te ontbijten en kijken mij verbaasd aan. “Voordat je het ons vertelt, wil ik weten of je het zeker weet Amber” vraagt mama zenuwachtig. “Ja, mama, . . . ik weet het echt zeker nu” zeg ik vol vertrouwen. “Nou Amber” waar is je keuze uiteindelijk op gevallen?” vraagt papa vol spanning. “Houd je de baby zelf of sta je hem of haar af ter adoptie?” vragen mama en papa gespannen in koor. Er valt een stilte van een paar seconden. Daarna antwoord ik nerveus: “Ik . . . ik heb besloten om . . .” Wat ga ik besluiten? Ik wil de baby houden.
Lees verder op pagina 61.
Ik wil de baby ter adoptie af te staan.
Lees verder op pagina 49.
29
30
31
Door Silvo Het is weer eens een dag met smog in Mexico-Stad. Ik loop over straat met Maria om naar school te gaan. We wonen in een van de buitenwijken van Mexico-Stad, toch ook hier is de smog niet afwezig. Het ligt als een tapijt over de stad. Ik heb de verwachting dat het een leuke schooldag zou worden. Het jaar is bijna voorbij en ik geniet van de laatste dagen. Het is nu al een tijd geleden dat ik met mijn ouders heb gesproken over de toekomst. Geheel tegen mijn verwachting zijn mijn ouders er stellig van overtuigd dat ik in het buitenland zou moeten gaan studeren. Ik begrijp niet zo goed waarom, Mexico heeft toch ook genoeg te bieden aan universitaire studies? Volgens mijn ouders zit het daar niet in, het zit erin dat ik meer van de wereld moet komen te weten en tegelijkertijd zou het me helpen me nog verder te ontwikkelen. Ik probeer het weer te vergeten en kijk naar Maria. Ik ga nu eerst naar school in het oude, vertrouwde Mexico. De school komt in zicht. Ik zie mijn vrienden zitten in de schaduw voor de school. Ze zitten daar te praten en het gaat weer over de studiekeuze, iets waar ik net mijn best op had gedaan om uit mijn hoofd te zetten. Het is voor hen allemaal zeer duidelijk dat ze naar ´e´en van de universiteiten in Mexico-Stad zouden gaan. E´en van hen zal politicologie gaan studeren en wil graag politicus worden. Iets dat ik totaal niet kan begrijpen, ook al zijn mijn beide ouders politicus van beroep. Er komt nooit iets van hun handen. Politiek is vooral een hoop gepraat en lost weinig op. De problemen die Mexico heeft, zoals armoede en het drugsgeweld, zal door deze mensen niet verdwijnen. Het is nodig dat er mensen zijn die machines kunnen maken en zichzelf kunnen onderhouden. Als zij anderen met hun vindingen ondersteunen, dan zal dit Mexico vanzelf uit deze problemen trekken. Nee, politicologie wordt het niet. Ik wil echt iets technisch: werktuigbouwkunde sluit precies aan op mijn interesses. Maria en ik scharen ons onder mijn vrienden en gaan naast hen op de grond zitten. We wisselen nog een paar woorden totdat de schoolbel gaat. Thuis aangekomen na een lange schooldag pak ik iets te drinken uit de koelkast. Er zit niets tussen wat ik te drinken vind. Ik zal het mama eens vertellen, dan zal er vanavond wel weer nieuwe drank zijn.
32
Vanavond eerst naar de voetbaltraining en dan door naar Maria, die in dezelfde wijk woont. Ze is een tenger meisje, iets dat je niet zo vaak ziet in Mexico. Ze heeft bruine ogen die goed passen bij haar donkere haar. Ik ken haar van school. Omdat we bij elkaar in de buurt wonen, lopen we wel vaker samen naar huis toe. Dit was het begin geweest van mijn relatie met haar. Het is tijd om wat huiswerk te maken, voordat ik naar voetbaltraining moet. Vanavond eet ik niet met mijn ouders, ze moeten overwerken. De werkster in het huis zal een maaltijd voor mij bereiden en me vervolgens naar voetbaltraining brengen. Indringend word ik door Maria aangekeken of ik al een keuze heb gemaakt of ik in het buitenland ga studeren. Maria weet dat mijn ouders dat willen en ze heeft gelijk. Als ik naar het buitenland zou gaan en nog een keuze voor de locatie wil hebben, dan moet ik snel gaan kiezen. Eigenlijk, bedenk ik me, wil ik niet weg. Ik zou de relatie met mijn vriendin moeilijk in stand kunnen houden en mijn vrienden missen. Verder is Mexico ´e´en van de mooiste landen van de wereld. Wel zou ik niet in dienst hoeven als ik naar het buitenland zou gaan. Ik zie ertegenop om lang getraind te worden en tevens sta ik afkerig tegenover het leger. Militaire krachten lossen problemen nooit op, ze onderdrukken ze alleen maar. Dit ontlopen zou geweldig zijn. Misschien is een studie in het buitenland wel niet zo erg: maar waar dan naartoe? Ik zal vooral mijn oude leven gaan missen, maar in militaire dienst zal dit ook gaan gebeuren. Mijn vrienden zullen na het dienstjaar waarschijnlijk ook weer terugkeren in Mexico-Stad voor hun studie. Zo zullen we dan een hechte vriendenclub kunnen blijven. Maria heeft het liefst dat ik in Mexico blijf, maar mocht ik naar het buitenland gaan, dan absoluut niet naar de VS. Ze zegt dat de mensen daar zo arrogant zijn en dat dat nooit een goede invloed op me kan hebben. Ze vervolgt dat men dit ook duidelijk kan terugzien in de geschiedenis. Tijdens de oorlog van de Noord-Amerikaanse interventie (Mexicaans-Amerikaanse oorlog) hadden ze de helft van het Mexicaans grondgebied afgenomen. De VS heb ik nooit serieus overwogen, als ik ergens naar toe zou willen, is het naar Europa. Ik probeer het gesprek af te ronden. Ze heeft opnieuw mijn aandacht
33
op deze keuze gericht, een keuze die ik nog niet wil maken. Ik zeg dat ik er nog over na ga denken en begin over iets anders. Studeren in het buitenland Steeds meer studenten kiezen ervoor om te studeren in het buitenland. Dit komt mede door de toenemende globalisering en de vele mogelijkheden waartussen gekozen kan worden. Hieronder een kort overzicht van de voor-, nadelen en de mogelijkheden (Nuffic, 2014), (Universiteit Twente, n.b.). Voordelen • De academische uitdaging Je hebt de keuze om je studie bij een topinstelling in jouw vakgebied te doen. Ook is het mogelijk om een studie te volgen die in jouw land niet mogelijk is. Zo leer je vraagstukken in een andere context te benaderen. Ook is een studie in het buitenland een goede gelegenheid om een andere taal te leren. • Voor werkgevers is internationale ervaring een pre Steeds meer bedrijven zijn internationaal. Werknemers die in het buitenland zijn geweest, hebben meer ervaring met andere culturen en gebruiken. Iets dat door werkgevers gewaardeerd wordt. • Het doet je sociale en culturele ervaringen verder ontwikkelen In het buitenland kom je altijd een andere cultuur tegen. Met deze zal je in de loop van de tijd steeds beter om kunnen gaan. In deze nieuwe omgeving zal je veel moeten regelen en jezelf zien te redden. • Unieke kans In je studententijd is het vaak het makkelijkst om een tijdje naar het buienland te gaan. Na je studie heb je vaak een
34
baan, een hypotheek en wellicht kinderen. Dan kun je er niet zomaar tussenuit. Nadelen • Kosten Over het algemeen genomen is studeren in het buitenland duurder. Je hebt bijvoorbeeld kosten voor de reis ernaar toe. De collegegelden zijn anders, je kunt niet thuis blijven wonen om geld uit te sparen. Het is altijd goed om de kosten onder elkaar te zetten voordat je naar het buitenland gaat. • Programma moet erkend worden als universitair Niet elke opleiding aan elke universiteit is even goed. Je moet zeker van zijn dat de afgeronde opleiding in het buitenland in het thuisland erkend wordt als een volwaardige opleiding. Mogelijkheden In principe is elke tijdsduur voor studeren in het buitenland mogelijk. Het makkelijkst is het om te kiezen voor bachelor, master, stage of eventueel de minor van je studie. Als je deze delen gebruikt, kun je vaak zonder studievertraging je opleiding afronden. Helemaal buiten je reguliere studie om kan er ook gekozen worden om een Summer School in het buitenland te volgen. Het is handig om te informeren bij je universiteit of er uitwisselingsprogramma’s met buitenlandse universiteiten zijn. Hierdoor kun je je vaak makkelijker aanmelden bij een buitenlandse universiteit. Je weet dan ook zeker dat je diploma volwaardig is. De zon schijnt in mijn ogen. Het is weer ochtend, maar gelukkig wel een zaterdagochtend. Dat betekent dat ik er nog niet uit mijn bed hoef. Vroeg opstaan is ´e´en van de ergste dingen die er is. Ik
35
zal het er nu van nemen. Ik kan nog net de afstandsbediening grijpen. Dat scheelt, anders had ik de televisie niet aangezet. Ik zap door de kanalen. Totdat ik een documentaire tegenkom die me wel interessant lijkt. Het gaat over een klein land in Europa en iets met water. Ik had er wel eens eerder van gehoord, maar om de een of andere reden boeit het me. Daarom laat ik de tv op deze zender staan. De documentaire gaat door. Er komen een paar ingenieurs in beeld die het hebben over hoe en waarom de dijken aan de zee zijn aangelegd. Het was een zeer groot project geweest voor Nederland. Hierdoor hebben de Nederlanders meer zekerheid dat ze droge voeten houden. Het probleem met het water komt niet alleen voor bij de kust. De grote rivieren die door het land heen stromen, vormen ook een dreiging. Al vanaf de vroege geschiedenis waren de Nederlanders bezig geweest om het land te beschermen tegen het water. De door de eeuwen opgedane kennis gebruikten ze nu ook internationaal bij vele projecten. Ik zet de televisie uit. Nederland heb ik nooit overwogen, maar om de ´e´en of andere reden heeft de documentaire indruk op me gemaakt. Nederland kan best een goede optie zijn als ik in het buitenland ga studeren. Waar ligt mijn tablet, ik denk onder het bed. Shit, daar ligt hij niet. Moet ik toch uit mijn bed komen. Hij ligt verderop op mijn bureau. Rustig ga ik uit bed, pak ik mijn tablet en kruip weer in bed. Op het internet zoek ik de Nederlandse universiteiten op. Het blijkt dat ze wel drie technische universiteiten hebben in dat kleine land. Alle drie staan goed aangeschreven. Nederland is een re¨ele optie voor studenten die een technische studie willen doen. Ik voel me moe; ik doe nog even mijn ogen dicht. Ik zak onderuit en langzaam dommel ik weg. Mijn mobiel begint geluid te maken. Ik word gebeld door Edwardo, ´e´en van mijn vrienden. De vraag is of ik mee wil naar de wedstrijd van voetbalclub Am´erica. Zij zullen over een paar uur thuis spelen. Natuurlijk wil ik mee. We spreken over twee uur af bij zijn huis. Nu wordt het wel tijd dat ik opsta. Het enthousiasme voor de wedstrijd maakt het een stuk gemakkelijker. Ik kleed me snel aan en ga naar beneden om te ontbijten. Beneden aangekomen zie ik mijn vader de krant lezen. Mijn moeder zegt: “Eindelijk wakker Carlos, in de keuken staat wel iets dat je als ontbijt kunt gebruiken”. Ik zeg: “ Ik zal eens kijken. Over twee uur ga ik naar Edwardo. We gaan
36
naar de wedstrijd van club Am´erica.” “Daarom was je zeker zo snel beneden”, zegt mijn moeder. Nu mengt mijn vader zich ook in het gesprek: “Die wedstrijd is toch helemaal uitverkocht?” “Ja, klopt, Edwardo had nog een kaart over en dacht dat ik het wel leuk zou vinden om mee te gaan.”, zeg ik. Mijn moeder verandert het onderwerp van het gesprek, zoals ze wel vaker doet als ze het idee heeft dat alles over een onderwerp gezegd is. Ze zegt: “Weet je nou al je antwoord op de vraag of je in het buitenland gaat studeren?” “Nee mam, dat weet ik nog niet”, zeg ik. Ze laten me er dit keer niet makkelijk vanaf komen. “Carlos, we moeten het een keer van je gaan weten”, zegt mijn moeder. Mijn vader zegt: “Je moet het gewoon doen, jongen, soms is het goed om iets te doen waar je niet meteen aan gedacht hebt.” Waarom dit weer, ik wil graag naar de wedstrijd, maar ja dat duurt nog wel even. Ik zeg: “Pap, mam, ik weet nog niet of ik het doe, maar als ik ga, denk ik naar Nederland te willen?. Mijn vader zegt “Nederland is niet slecht op technisch gebied. Ik heb nog wel contacten die dichtbij Universiteit Twente staan. Die kunnen je wel op weg helpen om de papieren voor de aanmelding in orde te maken.” Ik slik even, mijn vader heeft het allemaal alweer in zijn hoofd zitten. Hij is politicus en hij is zeker zo’n type dat als er iets in zijn hoofd zit, dan zal het ook gebeuren. Het is zeker een eigenschap geweest die hem in de politiek verder heeft geholpen. Maar nu is het een karaktertrek waar ik tegen moet boksen als ik in Mexico zou willen blijven. Mijn moeder lijkt instemmend naar mijn vader te knikken. Ik ga toch proberen om er nog een keer onderuit te komen. Ik moet iets verzinnen. De beslissing neem ik wel na de wedstrijd. Dan heb ik ook nog wel tijd om over het eventueel verdedigen van de beslissing na te denken. Zo erg lang kan ik het niet meer rekken. Helemaal niet nu mijn vader erbovenop zit. Ik zeg tegen mijn moeder: “Zijn de taco’s op mam?” Mijn moeder zegt: “Ja die zijn op, er ligt nog wel wat stokbrood in de kast en we hebben nog zwarte bonen over.” Ik pak de spullen uit de koelkast en een bord. Het lijkt te zijn gelukt, deze manoeuvre. Ze zullen het ook wel door hebben gehad, maar misschien hebben ze het opgevat als dat ik het nog niet wist. Ze zeggen er in ieder geval niets meer over. Tijd om te eten en straks dus de wedstrijd. Hordes mensen komen naar het stadion toelopen. Er wordt ge-
37
schreeuwd, de muziek staat hard aan. Er staan politieagenten rond het stadion de wacht te houden. Ik loop met Edwardo richting het draaihek. Dat wordt even wachten voordat deze mensenmassa zich in het stadion bevindt. Natuurlijk steunen wij club Am´erica. We zullen die tegenstanders laten zien wie de beste is. We staan al bijna tegen het hek aan. Nog even en we zijn binnen. De rij lijkt een beetje onrustig, maar nu bij het hek wordt het toch beangstigend. Van achter voel ik een duw, ik word tegen het hek aangedrukt. Ik probeer een tegenbeweging in te zetten, maar dit lijkt geen effect te hebben. Ik blijf duwen, maar wat zijn die gasten aan het doen?! Ik voel een nog hardere stoot. Gaat dit wel goed komen? Dan begint de politie in te grijpen. Ze trekken de mensen uit elkaar. Dat geeft verlichting, ik kan weer normaal staan bij het hek. De man van de beveiliging aan de andere kant van het hek glimlacht naar me. Ik geef mijn kaart en kan doorlopen. De wedstrijd is inmiddels ge¨eindigd in een gelijkspel. Dat is een teleurstelling. Ik praat er over met Edwardo. Hij is er flink door aangedaan. Ze hadden ook zoveel kansen, maar ze maakten het niet af. Een grotere frustratie in het leven dan dit, bestaat niet. Nu is de menigte gelaten, wij sluiten ons ook aan in de rij die moedeloos het stadion verlaat. Ik ga er helemaal in op. Edwardo en ik wisselen geen woorden meer. Het lijkt wel een moment van bezinning. Mijn moeder zal ons zo meteen ophalen. Het zal nog wel even duren, want we moeten van het stadion weglopen om de auto te kunnen bereiken. Velen komen hier naar toe met scooters. Het geluid van die tweewielers verstomt de andere geluiden die er nog zijn rond het stadion. We zien de auto van mijn moeder in de verte staan. Zo’n stuk lopen valt tegen zeg, het was verder dan gedacht. We stappen in de auto en mijn moeder rijdt weg. Ik bedenk me dat ik snel een keuze moet maken over mijn studie en vooral de locatie. Ik heb met mezelf afgesproken dat ik het na de wedstrijd zal gaan vertellen. Het kan nog wel een uurtje wachten, maar langer dan dat heeft geen zin. Het moet een keer gebeuren. Ik pieker weer in gedachte, iets waar ik wel vaker last van heb. Ik praat met Edwardo over de wedstrijd. We zijn het met elkaar eens dat club Am´erica had moeten winnen. We zijn bijna bij zijn huis. Hij stapt uit en bedankt mijn moeder voor de rit. Nu zitten we met zijn twee¨en in de
38
auto. Ik vraag aan mijn moeder of papa nog thuis is. Mijn moeder zegt van wel, waarschijnlijk hoeft hij vandaag niet meer weg. Ik kan dus de beslissing niet meer uitstellen, omdat mijn beide ouders erbij zijn. Aangekomen lopen we het huis binnen richting de woonkamer. Mijn vader zegt: “Hoe was de wedstrijd jongen? Ik heb de uitslagen nog niet gezien.” Ik zeg: “Het was klote, gelijkspel, ondanks dat we veel beter waren.” “Dat kun je wel zeggen”, zegt mijn vader. Mijn moeder gaat naast hem op de bank zitten. Het moment is nu, ik moet de beslissing nemen. Kies ik ervoor om in Mexico te blijven en daarmee de dienstplicht niet te ontwijken? Of ga ik in Nederland werktuigbouwkunde aan de universiteit Twente studeren? Ik blijf in Mexico.
Lees verder op pagina 83.
Ik ga naar Nederland.
Lees verder op pagina 71.
39
40
41
Door Madelon Dat zit er ook weer op. Zullen mensen in de kerk hebben gemerkt dat ik niet heb zitten opletten? Ik hoop niet dat vader en moeder het door hebben gehad, dan gaan ze misschien ook nog vragen wat er aan de hand is. Ik wil echt niet zeggen dat ik het stom vind dat ze de laatste tijd zoveel ruzie maken en ik wil al helemaal niet zeggen dat ik bang ben voor hun ruzies. Ik denk dat vader het echt niet stoer van mij vind als ik verdrietig ben om hen, want echte mannen huilen natuurlijk niet. Moeder vind het dan natuurlijk heel zielig voor mij en wil mij dan gaan troosten, maar dan wordt vader ook nog boos op moeder. Moeder pakt het dan allemaal niet goed aan volgens vader en dan wordt de ellende alleen maar nog groter. Ik kan dus maar beter zorgen dat het allemaal niet zo opvalt dat ik me zorgen maak, anders heb ik de poppen denk ik pas echt aan het dansen. Vandaag wil ik eigenlijk iets leuks gaan doen, dan hoef ik niet aan vader en moeder te denken. Ik wil voetballen. Lekker rennen en tegen de bal aan schoppen. Ik voetbal door de week vaak met klasgenootjes op het veldje hier om de hoek, maar op zondag is dat veldje altijd leeg en verlaten. Op zondag is alles hier leeg, saai en verlaten behalve de kerk, die is bomvol. Iedereen hier is thuis of in de kerk. Ik weet niet goed wat ik kan gaan doen vandaag. Ik verveel me ontzettend. Ik besluit om boven op mijn kamer even een boek te gaan lezen. Ik begin aan mijn nieuwe boek “Snelle Jelle”, die boeken vind ik altijd heel leuk. Net wanneer ik het eerste hoofdstuk uit heb roept moeder, ze heeft de soep klaar. Moeder heeft soep gemaakt met ingredi¨enten uit eigen tuin. Ze heeft een tijdje geleden een eigen groentetuintje in onze achtertuin aangelegd, omdat ze het leuk vind om daar in bezig te zijn. Nu vindt ze dat alles biologisch moet zijn en dat eten uit ons eigen tuin veel beter is. Vader vindt dit allemaal maar onzin. “Het is maar tijdverdrijf”, zegt hij dan. Hij vind dat de groenten uit de supermarkt ook prima zijn. Dat vind ik denk ik ook wel, vader heeft van de meeste dingen wel verstand. Maar goed, moeder vindt het leuk. Tijdens het eten vraagt mijn vader of ik voor volgende week nog huiswerk heb. Ik zegt dat ik voor dinsdag nog een proefwerk topografie heb en dat ik deze keer Noord-Amerika moet kennen. Ik
42
vertel mijn ouders dat ik best veel geleerd heb en dat ik het ook al best goed uit mijn hoofd ken. Moeder reageert meteen blij, ze vindt het knap van mij dat ik al zoveel heb geleerd en dat ik het altijd zo goed doe op school. Vader vindt het ook goed dat ik al heb geleerd, maar hij wil eerst controleren of ik het wel goed genoeg ken. Vader controleert altijd mijn leerwerk. Hij is rector op een middelbare school en vindt school dus erg belangrijk. Hij vindt het ook heel belangrijk dat ik goede cijfers haal op school. Dan kan ik na de zomervakantie naar het VWO en kan ik daarna gaan studeren. Moeder vind het vooral belangrijk dat ik het leuk heb op school, ze zegt altijd tegen vader: “Als die jongen plezier heeft op school dan gaat het leren vanzelf.” Zo zijn er heel veel dingen waar vader en moeder het niet over eens zijn, daarom maken ze ook altijd zoveel ruzie. Wanneer ik ’s avonds in bed lig hoor ik vader mopperen op moeder, moeder reageert weer boos op vader en zo gaat dat nog wel even door. Ik wil het niet meer horen, ik wil slapen. Ik wil me geen zorgen meer maken om vader en moeder, ik wil dat het weer net zo gezellig is als vroeger. Vroeger toen we altijd nog met zijn drie¨en op vakantie gingen naar Zeeland was het altijd heel leuk. Ik ging dan altijd met vader vissen, vlotten bouwen en allemaal andere stoere mannendingen doen met vader. Als we dan klaar waren met iets leuks, gingen we samen terug naar het huisje waar moeder dan allemaal lekkers had gemaakt voor ons. We aten dan samen en we vertelden dan welke leuke dingen we hadden gedaan. Moeder vond het altijd leuk dat we die dingen deden, maar zij bleef zelf altijd bij het huisje om te koken en een boek te lezen. Nu gaan we niet meer op vakantie. Vader wil niet wat moeder wil, en moeder wil niet wat vader wil. Dat doen ze nu met alles, maar daar wil ik nu niet aan denken. Ik wil slapen. ‘s Morgens is het lekker weer. Het zonnetje schijnt al door de gordijnen mijn kamer in. Ik spring snel mijn bed uit om mijn kleren aan te doen. Als ik beneden kom heeft moeder de broodjes voor vader en mij al gesmeerd. Vader moet zo naar zijn werk, maar moeder heeft geen werk. Daarom is ze ook zo blij met haar tuintje. Ik hoorde laatst dat moeder tegen vader zei dat ze ook wilde werken, maar
43
vader zegt dat vrouwen niet horen te werken. Hij vindt dat een vrouw thuis hoort te zijn, maar moeder vindt dat ze wel genoeg thuis kan zijn voor haar gezin en daarbij ook wel kan werken. Bij mij in de klas zitten ook wel een paar kinderen waarvan de moeder werkt, maar ik weet eigenlijk helemaal niet of dat normaal is of niet. Ik wil er ook niet aan denken, al die grote mensen ruzies over grote mensen problemen waar ik toch niets van snap. Ik eet snel mijn broodje op en ga naar school. Na school ga ik lekker met mijn klasgenootjes voetballen. We maken dan altijd teams en ik zit vandaag bij de beste voetballer van de klas, dus we gaan winnen. Niet dat ik zelf zo goed kan voetballen. Ik ben al blij dat ik vandaag niet als laatste ben gekozen bij het maken van de teams. Als ik thuis kom vertel ik dan ook trots dat we met 6-3 hebben gewonnen. Na het eten overhoort vader mij met topografie, ik ken bijna alles. Ik was alleen even drie steden en ´e´en rivier vergeten. Ik moet van vader nog even mijn topo doornemen en het daarna nog eens laten controleren. Ik neem alle rijtjes nog drie keer door en vraag dan aan vader of hij nog eens wil overhoren, nu ken ik wel alles. Ik ben er helemaal klaar voor. De volgende dag kom ik blij thuis op school, ik heb een 10 gehaald voor topografie. Moeder is daar blij mee en vindt het heel goed van mij, maar toch zie ik aan haar dat ze niet heel blij is. Moeder is de laatste tijd minder blij dan dat ze eerder altijd was. Vroeger was ze altijd vrolijk en blij, maar de laatste tijd is ze minder vrolijk al doet ze wel haar best. Als vader thuis is, vertel ik ook aan hem over mijn 10, hij is trots op mij. Als ik ‘s avonds even op mijn kamer huiswerk zit te maken hoor ik moeder ineens beneden huilen en snikken. Ik ben meteen afgeleid van mijn rekensommetjes en probeer te luisteren wat vader en moeder zeggen. Vader wordt boos op moeder. Moeder reageert daarop weer boos en is nog steeds aan het huilen. Ik wil naar beneden om moeder te troosten. Zal vader dan ook boos op mij worden? Ik weet het niet, maar ik vind het wel zielig dat moeder moet huilen. Ik besluit toch naar beneden te gaan. Wanneer ik de deur van de kamer open doe is het stil, vader en moeder kijken mij allebei aan en dan weer elkaar. Dan begint moeder weer te snikken, vader kijkt boos naar moeder. Moeder wil wat gaan zeggen, maar vader zegt dat moeder
44
onzin praat. Dan begint moeder opnieuw met haar zin. Ze zegt dat ze het niet leuk vindt om te zeggen, maar het echt niet langer zo kan. Ze vertelt me de dat ze weg gaat bij mijn vader. Maar dat vind ik helemaal niet leuk! Kunnen ze het niet gewoon goedmaken en dan weer normaal doen tegen elkaar? Gaat moeder nu ook weg bij mij? Ik schrik zo erg van wat moeder zegt dat ik ook begin te huilen. Het blijft even stil in de kamer, moeder en ik snikken en vader staat er maar uitdrukkingsloos bij. Dan loopt moeder naar de keuken, pakt drie glaasjes water en ze zet die op tafel. Ze vraagt of we even aan tafel komen zitten. Ze begint uit te leggen dat vader en moeder allang niet meer gelukkig zijn met elkaar en dat ze elkaar alleen maar steeds ongelukkiger maken. Moeder vertelt dat ze andere dingen wil dan vader en dat ze hier vaak ruzie over maken. Ze zegt dat ze gaat zoeken naar een huisje in een andere stad. Ik vind dat het echt niet leuk dat vader en moeder apart gaan wonen en ik weet echt niet waar ik nu moet gaan wonen. Vader mompelt wat en zegt dan tegen moeder dat hij niet wil scheiden, dat hoort nou eenmaal niet. Hij zegt dat iedereen hen in de kerk dan na zal kijken en dat er over hun gesproken zal worden als een schande. Zal dat dan echt zo zijn? Doen ze dat echt? Ik weet niet wat ik allemaal moet vinden of denken. Echtscheidingen Een echtscheiding. Dat is al lang niets nieuws meer in Nederland en helaas zijn bij veel scheidingen ook kinderen betrokkenen. Dit blijkt ook uit cijfer van het CBS (CBS, 2013b). Een scheiding heeft vaak een grote impact op een kind. Papa en mama zijn in de periode vaak erg op zichzelf betrokken en dit maakt deze tijd dan ook niet gemakkelijk voor de kinderen. Wanneer men gaat scheiden moet er veel geregeld worden op verschillende terreinen namelijk: emotioneel, relationeel, pedagogisch, psychologisch, materieel/financieel en juridisch (Spruijt & Kormos, 2010). Dit zijn dus heel wat zaken die ook allemaal tijd en aandacht
45
vragen van de ouders. Maar welke invloed heeft een scheiding nu precies op kinderen? Neem nu Matthias. Hij zit zoals eerder vermeld in groep acht en woont nu nog bij zijn ouders. In zijn leven gaan veel dingen veranderen, omdat zijn ouders op twee verschillende plekken gaan wonen. In groep acht valt een kind onder de leeftijdgroep “het oudere basisschool kind”, een leeftijdgroep die loopt van negen tot twaalf jaar. Voor deze leeftijdgroep is een aantal gevolgen van een scheiding onderzocht en zullen dus wellicht ook voor Matthias van toepassing zijn (van der Molen, Perreijn & van den Hout, 2007).
Dit zijn de gevolgen die een scheiding op een kind kan hebben: • Het kind kan compensatie zoeken buiten het gezin. • Het kind kan verdriet en onbegrip hebben, omdat het ziet dat andere gezinnen nog wel compleet zijn. • Het kind kan zich in de steek gelaten voelen door de ouders of een ouder. • Het kind kan de scheiding al wel rationeel begrijpen, maar nog niet emotioneel verwerken.
46
• Het kind kan coping mechanismen ontwikkelen om emotioneel overeind te blijven. • Het kind kan in geval van verhuizing vaste vriendjes verliezen. • Het kind kan door financi¨ele teruggang deelname aan clubs, en dergelijke verliezen.
In bed kan ik niet slapen. Hoe moet het nu allemaal verder? Vader en moeder zeggen wel dat ik bij allebei kan gaan wonen, maar dan moet ik doordeweeks bij de ´e´en gaan wonen en in het weekend bij de ander. Dus dan ben ik bij ´e´en van de twee langer dan bij de ander. Ik weet echt niet wat ik moet doen, ik weet echt nog niet waar ik door de week wil gaan wonen. Als ik door de week bij vader blijf dan kan ik op dezelfde school blijven en met mijn eigen vriendjes spelen en kan ik allemaal stoere jongensdingen doen met vader als hij thuis is. Helaas is vader wel veel aan het werk, dus ben ik dan wel veel alleen en moet ik ook veel zelf doen. Kan ik dat allemaal wel en vind ik dat wel leuk? Als ik bij moeder ga wonen zal ze veel vaker thuis zijn als ik thuiskom, dan maakt ze het gezellig met wat lekkers. Ze wil wel gaan werken, maar ze heeft al wel aangegeven dat ze vrij zal zijn wanneer ik uit school kom. Als ik bij moeder ga wonen, moet ik wel gaan verhuizen naar een andere stad en moet ik naar een andere school en opnieuw vriendjes maken wat ik allemaal al zo lastig vind. Ik weet ook niet of ik dat wel kan en wel wil. En dan nog de voetbal. Ik heb door de weeks en in het weekend voetbal. Hoe zal dat gaan? Ik wil echt niet gaan stoppen met voetballen! En waar zal moeder gaan wonen, zal dat heel ver bij vader uit de buurt zijn? Dit zijn heel veel dingen waar ik over na moet denken. Ik weet het echt niet, wat moet ik kiezen? Waar wil ik gaan wonen? Ga ik bij vader of moeder wonen? Ik ga bij mijn vader wonen.
Lees verder op pagina 93.
Ik ga bij mijn moeder wonen.
Lees verder op pagina 103.
47
48
49
Door Maran Eindelijk is die ontzettend lange werkdag voorbij. Ik pak mijn spullen bij elkaar en loop weg van mijn bureau, onderweg naar de parkeergarage waar mijn auto staat geparkeerd. Mijn baantje als secretaresse bij het grote advocatenkantoor Pierson&Hardman in Enschede mag dan niet veel voorstellen, toch kost het me bijna alle energie in iedere cel van mijn lichaam om daar alleen al de dag door te komen. Ik loop door de lange gang van mijn bureau naar de lift, stop aan het einde en druk op de liftknop. Ik stel me er op in dat ik lang moet wachten, maar gelukkig is de lift er meteen en ik stap in, zonder echt goed uit te kijken. Ik bots per ongeluk tegen een zeer knappe jongeman aan. Hij lijkt een beetje van zijn a propos gebracht en kijkt boos naar degene die hem uit evenwicht bracht. Pas als hij zich realiseert dat ik maar een kleine tengere vrouw ben en niet een veel te dikke en arrogante advocaat, verzacht zijn gezicht. “Excuses, mevrouw”, verontschuldigt hij zich beleefd. Natuurlijk had ik het hem al lang vergeven en zeg daarom maar gauw: “Geen probleem hoor lieverd.” Ik kijk hem even aan als hij de lift uitstapt en ik schat dat deze knappe jongeman niet ouder kan zijn dan twintig jaar. Bijna net zo oud als “mijn zoon”. Nou ja, “mijn” is misschien een groot woord. Op zeventien jarige leeftijd heb ik mijn zoontje afgestaan ter adoptie, omdat ik en mijn toenmalige vriend er niet voor konden zorgen. In gedachten noem ik hem altijd X, om het beestje maar een naam te geven. Bij iedere jongen van in zijn late tienerjaren vraag ik me daarom af of h`ıj het zal zijn, of hij er op zou lijken, en `of en zo ja wat hij zou studeren. Mijn gedachten dwalen tijdens mijn werk vaak af naar X en hoe anders mijn leven zou zijn geweest als ik hem niet had afgestaan. Je zult begrijpen dat dit mijn arbeidsproductiviteit niet ten goede komt. Ik maak lange dagen bij Pierson&Hardman en moet er vaak erg vroeg uit. Ik ben al niet echt een ochtendmens, maar als de wekker al om half zes gaat, dan heb je aan mij in de ochtend een flinke dobber. Niet dat ik iemand in mijn leven heb die zich daar aan zou kunnen ergeren. Ik ben 35 jaar oud en helaas al jaren vrijgezel, maar niet onaantrekkelijk al zeg ik het zelf. Dat de afwezigheid
50
van mijn liefdesleven te maken zou kunnen hebben met het feit dat ik andere dingen aan m’n hoofd heb, zoals het fantaseren over mijn geadopteerde zoon, sluit ik zeker niet uit. “PING!” Ik schrik plotseling wakker uit mijn dagdroom en realiseer me dat de lift is aangekomen op de verdieping van de parkeergarage en ik stap snel uit. Ik sta even stil en denk na over waar ik mijn auto ook alweer heb geparkeerd. Echt iets voor mij of dat weer te vergeten. Niet dat mijn auto erg moeilijk te vinden is of onopvallend tussen andere geparkeerde auto’s floreert. Ik rijd namelijk een oude en knalgele Ford Ka, omdat die spuuglelijke kleur schijnbaar erg onpopulair is en daarom ook een stuk goedkoper dan een degelijke kleur, zoals grijs of zwart. Misschien als ik wat slimmer was geweest en had doorgestudeerd, dan had ik een mooie witte Audi kunnen kopen. Helaas heb ik dat nooit echt gedaan. Het persoonlijk inkomen van een laagopgeleide in Nederland was in 2009 gemiddeld ruim 26 duizend euro. Dat van een hoogopgeleide was met ruim 49 duizend euro bijna twee keer zo hoog. Laagopgeleiden hebben vier keer meer kans op een laag inkomen dan hoogopgeleiden. Zij zijn vaker te vinden in de onderste lagen van de inkomensverdeling (CBS, 2011).
Na de adoptie heb ik mijn vmbo-diploma behaald en na de middelbare school besloot ik om niet verder te studeren maar direct aan het werk te gaan, omdat studeren nooit echt mijn ding is geweest. Ik
51
ben in de horeca gaan werken en heb bijna ieder restaurant, caf´e of feestgelegenheid in Enschede wel van binnen gezien, zowel van achter de bar als aan de bar. Helaas kon ik mijn baantjes nooit lang vasthouden en ben ik erachter gekomen dat ook de horeca niks voor mij is. Na lang wikken en wegen heb ik daarom besloten om opnieuw de schoolbanken in te duiken en een opleiding tot secretaresse te volgen. Na mijn drie maanden durende stage bij advocatenkantoor Pierson&Hardman ben ik hier dan ook full time gaan werken. Het klinkt best aardig, moet ik zeggen. Het lijkt alsof ik mijn zaakjes redelijk op orde heb. Maar schijn bedriegt. Ik heb geen vriend, mijn ter adoptie afgestane kind loopt ergens in Nederland rond, ik heb grote financi¨ele schulden die ik nooit kan aflossen omdat ik nauwelijks kan rondkomen en op mijn werk ben ik vaker bezig met het halen van koffie voor iedereen en het afwijzen van de seksueel getinte opmerkingen van mijn baas, dan dat ik daadwerkelijk dingen doe die een secretaresse behoort te doen. Vandaar dat het mij, zoals ik al eerder vermeldde, alle energie kost om alleen al de dag door te komen. Ik schrik op wanneer een auto met hoge snelheid langs rijdt en naar me toetert. Pas op dat moment besef ik me dat ik w´e´er aan het dagdromen ben. Ik loop m`ıdden in de parkeergarage en vergeet dat ik, als mijn leven me lief is, aan de kant moet gaan voor rijdende auto’s. Aan het einde van de verdieping zie ik eindelijk mijn knalgele Ford Ka staan. Ik loop ernaar toe, steek de sleutel in het slot en stap in mijn auto. Ik merk dat ik zere voeten heb van die verdomde hoog gehakte schoenen, nu ik eenmaal in de relatief comfortabele bestuurdersstoel van mijn auto zit. Ik heb er een lange dag op zitten, maar heb eigenlijk wel zin om even te ontspannen. Ik zou nog even naar caf´e de Kater kunnen gaan. Ik hoorde een paar andere secretaresses tijdens de lunchpauze zeggen dat ze daar een drankje zouden doen. Ik heb weinig contact met mijn collega’s, maar het lijkt me een hele gezellige groep. Ik zou gewoon semi toevallig binnen kunnen lopen bij de Kater en me bij hen kunnen aansluiten. Aan de ene kant zou het heel goed voor me zijn om even iets anders te doen dan werken. Aan de andere kant moet ik er morgen weer erg vroeg uit, want mijn baas is bezig met een grote collectieve zaak die mogelijk op korte termijn tot een schikking zou kunnen leiden. En
52
als dat gebeurt, dan treedt natuurlijk de WCAM in werking . . . Op 27 juli 2005 is in Nederland de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM) in werking getreden. Deze nieuwe regeling maakt het mogelijk om op een effici¨ente en effectieve manier massaschades af te wikkelen. Het biedt de mogelijkheid om een overeenkomst die voorziet in de afwikkeling van een massaschade en die is gesloten tussen een organisatie die de belangen van de gedupeerden behartigt en de aansprakelijke partij of partijen, door de rechter verbindend te laten verklaren voor de gehele groep van gedupeerden. Deze gedupeerden kunnen vervolgens krachtens deze overeenkomst hun schade vergoed krijgen. Een collectieve afwikkeling van een massaschade langs deze weg heeft voor alle betrokkenen belangrijke voordelen. Voor de betrokken bedrijven en hun verzekeraars biedt zij het voordeel dat zij niet betrokken worden in een veelheid van procedures, waardoor de kosten van verdediging hoog op kunnen lopen. Bovendien biedt zij het voordeel dat zij door een dergelijke overeenkomst in belangrijke mate zekerheid verkrijgen over de financi¨ele verplichtingen die zij hebben tegenover benadeelden. Voor benadeelden heeft zij het voordeel dat zij, zonder zich de moeite van een jarenlange juridische procedure te hoeven getroosten binnen korte tijd een re¨eel schadebedrag krijgen. Een procedure kan voor hen een zware emotionele belasting zijn, waarbij ook nog de kosten en de kans op succes onzeker zijn (Rijksoverheid, 2013).
Pierson&Hardman vertegenwoordigt sinds vorig jaar collectief een groep pati¨enten die een schadevergoeding eisen van een bedrijf dat gebrekkige metaal-op-metaal heupprotheses heeft geproduceerd. Bij dit type prothese, ook wel “MOM-prothese” of “MOM-heupprothese”, waarbij een grote metalen kop en kom is gebruikt, zijn vaker dan mag worden verwacht, problemen ontstaan. Door de wrijving van het metaal op metaal kwamen kleine metaaldeeltjes vrij die vervolgens in
53
het lichaam terecht kwamen. Dit gaf bij een groot aantal pati¨enten klachten, zoals zwelling in en rondom de heup, pseudotumoren, pijn en bewegingsbeperking van de heup met de prothese. Bij deze pati¨enten is vaak ook een hoge concentratie van chroom en kobalt in het bloed aanwezig. In veel gevallen waren de problemen dermate ernstig dat voortijdig tot een heroperatie moest worden overgegaan. Gedupeerde pati¨enten hebben zich daarom collectief georganiseerd om de fabrikant aan te klagen en een schadevergoeding te eisen. De onderhandelingen tussen de fabrikant en de pati¨enten over de hoogte van de schikking zijn echter al maanden gaande en pas sinds enkele dagen geleden lijkt er eindelijk een beetje schot in de zaak te zitten. “Ok´e, genoeg over mijn werk nagedacht!” spreek ik mezelf vermanend toe. Vanavond ga ik gewoon een leuke avond hebben. Na ongeveer tien minuutjes rijden parkeer ik in de grote parkeergarage onder de stad. Ik zet de motor uit en stap uit de auto. Het is inmiddels half acht, dus ik besluit om flink door te stappen. Ik loop langs de donkere en lege winkels in Enschede en bekijk aandachtig de etalages. Als ik niet zulke grote schulden had gehad en een hoger salaris zou hebben, dan zou ik eens lekker gaan winkelen. Ik heb altijd al van winkelen gehouden, maar heb helaas nooit het bijpassende budget gehad om ’t me te kunnen permitteren. In de verte, bij een houten versleten bankje, zie ik een groepje jongeren staan. Ze maken veel lawaai en schijnen ergens enorme lol om te hebben. Direct denk ik weer aan X. Zou hij ook zo veel vrienden hebben? Misschien is hij wel ´e´en van hen. Ik bekijk het groepje jongeren aandachtig als ik langs loop en constateer dat deze groep kinderen pas vijftien `a zestien jaar zijn. Veel jonger dan X dus. Tot mijn verbazing hebben zowel de jongens als de meisjes een flesje bier in hun handen. Ik schrik er een beetje van en merk dat ik naar de flesjes in de handen van het groepje jongeren staar. Een jongen, waarschijnlijk het alfa mannetje van de groep, heeft het door en kijkt me boos aan. “Is er wat, mevrouwtje?” vraagt hij ge¨ırriteerd. Ik besluit om weg te kijken en snel door te lopen om geen problemen te veroorzaken. Toch laat de aanblik me niet helemaal los. Alcoholgebruik op zo’n jonge leeftijd is toch hartstikke slecht en ongezond? Ik vraag me af of alle jongeren tegenwoordig zo vroeg alcohol drinken. Ik herinner me vaag wat plaatjes en tabellen uit een artikel dat ik
54
laatst in de krant heb gelezen (Laar, M.W. van et al. RIVM, 2013).
Tabel: Alcoholgebruik naar leeftijd bij jongeren van 12 tot en met 18 jaar (Bron: Peilstationsonderzoek Scholieren, 2012)
Alcoholgebruik is dus inderdaad slecht voor jongeren. Maar toch drinken dus zo veel jongeren het. Als ik bij mezelf te rade ga, snap
55
ik dat eigenlijk maar al te goed. Ik was er ook redelijk vroeg bij, in mijn tijd. Op mijn 15e verjaardag dronk ik mijn eerste wijntje. Het ontspant je, kan je een leuke avond bezorgen en het staat stoer voor je vrienden en vriendinnen. Maar toch, als `ık X zou moeten opvoeden, dan had hij voor zijn achttiende verjaardag absoluut geen alcohol mogen drinken. Ik stap flink door en zie ongeveer honderd meter verder al de rode opgelichte letters van caf´e de Kater. Ik loop over het plein waar alle caf´es in Enschede zijn gevestigd en voel hoe koud en ijzig de wind is. Ik trek de kraag van mijn jas nog wat verder omhoog en loop richting de mooie verlichting. Het terras is helemaal leeg, wat ook niet zo gek is met deze buitentemperatuur. Buiten staan echter wel een paar mensen te roken. Ik groet ze vriendelijk met een bescheiden glimlach en loop daarna door naar binnen. Een meisje van een jaar of achttien met werkkleding van de Kater komt naar me toe lopen. Even slaat de paniek me om de oren. Wat nou als ze vraagt of ik een tafeltje wil?! Ik kan natuurlijk niet zeggen dat ik bij een groep hoor, want de kans is groot dat de andere secretaresses me niet eens opmerken en niet zullen vragen om erbij te komen zitten. Maar als ik zeg dat ik graag een eigen tafeltje wil en vervolgens het komende uur moederziel alleen zit, dan zal het hele caf´e me een eenzame oude vrijster vinden. Het meisje is nu nog maar een stap van me verwijderd. Na enkele seconden komt ze recht voor me tot stilstand. Het meisje kijkt me vriendelijk aan en zegt: “Goedenavond mevrouw. Zal ik uw jas aannemen?” Opgelucht haal ik adem en antwoord: “Ja heel graag!” Behendig hangt ze mijn jas aan een kleerhanger en hangt deze in de grote houten kast naast de ingang van het caf´e. Als ze opnieuw haar moment open wil doen om iets te zeggen, schiet ik weer in de stress. “Een tafeltje voor twee mevrouw?” Shit! Wat moet ik nu zeggen? Op het moment dat ik mijn mond open wil doen om aan te geven dat een tafel voor twee goed is, word ik onderbroken door Anneloes. “Nee hoor, is niet nodig. Ze komt gezellig bij ons zitten! Toch, Amber?” Opgelucht haal ik weer adem en kijk Anneloes dankbaar aan. “Ja, dat lijkt me heel gezellig!” zeg ik blij.
56
Anneloes is een knappe meid van ongeveer 25 jaar. Ze werkt net als ik als secretaresse bij Pierson&Hardman, al is haar baas een stuk sympathieker dan de uitbuiter waar ik voor werk. Anneloes neemt me bij de hand en loodst me behendig tussen alle tafeltjes in het drukke caf´e door naar de rest van de groep. Zes vrouwen en twee mannen, allemaal werkzaam bij Pierson&Hardman, zitten aan een grote ronde tafel achter in het caf´e. Het ziet er gezellig uit. Iedereen lijkt in een goede stemmig. Anneloes gaat voor de groep staan en wacht even tot het stil is om vervolgens uitbundig te zeggen: “Kijk eens wie er ook is!” Snel zeg ik: “Hoi allemaal!” De groep reageert enthousiast en ´e´en van de meiden begint tegen me te praten: “Amber! Wat leuk dat je er bent. Pak een stoel en kom er gezellig bij zitten.” Wat verbaasd door hun positieve reacties pak ik snel een stoel en sluit me aan bij de groep. Al snel vraagt ´e´en van de twee mannen aan me: “Wat wil je drinken? Ook een zoete witte wijn?” Ik kijk naar de glazen op tafel en constateer dat alle dames inderdaad wijn drinken en de twee heren een glas bier voor zich hebben staan. Ik stem dus maar in met een lekker wijntje. De uren vliegen voorbij. Als ik toevallig even op mijn horloge kijk, zie ik dat het al half elf is. Ik ben er inmiddels achter gekomen dat de zes dames aan tafel Anneloes, Kim, Lisanne, Jacqueline, Petra en Denise heten. De twee mannen aan tafel heten Pim en Ruud. Ruud blijkt homo te zijn en samen te wonen met zijn vriend. Ze gaan binnenkort zelfs trouwen. Pim is helemaal hetero, drukte hij me meermaals op het hart. Alsof dat na die drie knipogen, de hoeveelheid aangeboden drankjes en het stiekeme kijkje in mijn decollet´e nog niet duidelijk was. Iedereen is in een goede stemming en geniet met volle teugen, misschien mede door de grote hoeveelheid drank die vloeit. Ik zit ondertussen van mijn vijfde wijntje te nippen, terwijl de rest toch zeker de zeven drankjes al gepasseerd is. Kortom, het is een gezellige boel. Voor het eerst in een lange tijd kan ik een beetje ontspannen en plezier maken. Ik ben daarom ook ontzettend blij dat ik t`och heb besloten om te gaan. Ik kijk het caf´e rond en merk dat ondertussen
57
veel mensen niet meer aan hun tafeltje zitten maar staan te dansen. De muziek lijkt ook harder te staan dan toen ik binnenkwam. Als een nieuw nummer begint te spelen, ´e´en of andere populaire hit met een sterke techno beat, springt Denise van haar stoel en schreeuwt: “Kom! We gaan allemaal dansen. Hartstikke leuk toch?” Nou niet echt. Ik ben niet zo’n danser. Blijkbaar denkt de rest van de groep daar heel anders over, want binnen de kortste keren word ik door Pim en Anneloes aan mijn elleboog behendig de dansvloer opgetrokken. Ik besluit me over te geven en begin net als de rest langzaam te bewegen. Na een paar nummers uitbundig dansen, voel ik mijn mobiel trillen in mijn broekzak. Ik besluit het te negeren. Wie het ook is, diegene kan wel een dagje wachten. Als ik weer begin te dansen, gaat mijn mobiel opnieuw over. Ik kijk toch maar even wie de beller is. Tot mijn grote ergernis zie ik de naam “B. ter Huurne” op het schermpje verschijnen, mijn o-zo-leuke baas. Helaas mo´et ik dat wel opnemen. Ik schiet Anneloes aan: “Ik ben even naar buiten. Mijn baas belt en ik moet dat telefoontje even aannemen. Ik ben zo terug, ok´e?” Lachend en een beetje aangeschoten reageert ze: “Is goed hoor! Doe dat stuk chagrijn de groetjes van me.” Ik lach hardop en loop vervolgens snel naar buiten. Eenmaal buiten, in de gure kou, druk ik op het groene knopje op mijn beeldscherm en ik neem de telefoon aan. “Met Amber . . .” Aan de andere kant van de lijn begint mijn baas te praten: “Dag Amber. Ik weet dat het laat is, maar je moet n´ u op kantoor komen. Er is geschikt in de zaak rondom die falende heupprotheses en beide partijen zijn hier n´ u. Er moet koffie worden gezet, de contracten moeten worden opgemaakt, uitgeprint, verspreid en ondertekend. Ik zou het best zelf willen doen, maar beide partijen zijn nogal gehumeurd en ik heb het al druk genoeg om ze uit elkaars haren te houden. Je moet dus onmiddellijk naar kantoor komen!” Shit, de enige avond dat ik iets voor mezelf doe en een beetje plezier maak, word ik opgebeld om weer te werken. “Maar meneer ter Huurne, ik?” stamel ik. “Nee, Amber! Het interesseert me niet. Niets wat je nu gaat zeggen, kan belangrijker zijn dan deze miljoenen deal! Je komt n´ u op kantoor
58
of je hoeft morgen niet meer terug te komen! Wat heb ik in godsnaam aan een secretaresse die er nooit is op de belangrijkste momenten?” Het volgende wat ik hoor aan de andere kant van de lijn is: “BIEP BIEP BIEP.” Hij geeft gewoon opgehangen, dat stuk chagrijn. Anneloes had gelijk. Ik weet niet wat ik nu moet doen. Ik kan het me niet veroorloven om mijn baan kwijt te raken. Ik begin me eindelijk thuis te voelen bij Pierson&Hardman en heb goede contacten gelegd vanavond. Als ik ooit nog mijn schulden wil aflossen en mijn woning en auto wil behouden, dan moet ik geld blijven verdienen. Een uitkering dekt die kosten niet. Ik kan het me niet permitteren om mijn baan te verliezen. Maar ik kan ook niet zomaar in de auto stappen, toch? Ik heb al vijf drankjes op. Maar het is maar tien minuutjes, rijden. Dat moet wel kunnen toch? Argumenten voor: • Werklozen kampen met significant meer psychische problemen dan werkenden: depressie en angstaanvallen komen vaker voor onder werklozen dan onder werkenden (CBS, 2012). • Werklozen bezoeken vaker een arts, nemen meer medicijnen en brengen meer dagen ziek door in bed dan werkenden, terwijl het aantal diagnoses in de twee groepen gelijk is (Linn et al., 1985). • Werkloosheid vermindert de levensverwachting van blanke vrouwen, gedeeltelijk verklaart door het grotere aantal zelfmoorden onder werklozen dan onder werkenden (Brenner, 2011). Argumenten tegen: • Het ongevalsrisico in het verkeer neemt exponentieel toe naarmate men meer alcohol in het bloed heeft. Bij een bloedalcoholgehalte (BAG) van 0,5h is de kans op een
59
ongeval ongeveer anderhalf keer zo groot, oplopend tot zeventien keer bij 1,8h? (Veilig Verkeer Nederland, 2010) .
• Bij ongeveer driekwart van de ernstige alcoholongevallen zijn bestuurders met een BAG boven de 1,3h betrokken zijn. • Schattingen op basis van wetenschappelijk onderzoek gaan er van uit dat ongeveer een kwart van alle verkeersdoden (mede) veroorzaakt wordt door alcoholgebruik. In Nederland wordt echter geen alcoholtest uitgevoerd bij overleden verkeersslachtoffers. Bij alcoholgerelateerde verkeersongevallen is daarom sprake van een grote onderregistratie. Het exacte aantal alcoholgerelateerde slachtoffers is dus niet bekend (Dr¨ager, 2010). • Alcohol is, naast een te hoge snelheid, de grootste “killer” in het verkeer.
Zucht. Ik ben volledig in dubio. Wat moet ik nou doen? Mijn baas negeren en daardoor mijn baan en vervolgens al mijn bezittingen verliezen? Of onder invloed in de auto stappen en tien minuutjes rijden en zo mijn baan behouden? Wat doe ik? Ik stap in de auto.
Lees verder op pagina 115.
Ik stap ni´et in de auto.
Lees verder op pagina 125.
60
61
Door Jan “H`e, verdorie. Ik wist dat een baan zoeken niet makkelijk zou zijn met enkel een vmbo-t diploma, maar dit is al de zoveelste afwijzing. Als ze in die mails nou eens een echte reden zouden vermelden, zou dat een stuk duidelijker zijn. Ik dacht toch echt dat ik wel geschikt was voor die baan als oppas en knutselhulp. Die basisschool was juist zo mooi dichtbij en ik had fijne korte dagen kunnen maken.” Ik staar nog even naar mijn computerscherm terwijl ik de tigste afwijzing overdenk. Het begint alweer te schemeren buiten, in deze tijd van het jaar komt dat vroeg. Dan hoor ik gehuil uit de wieg komen. “Waarschijnlijk vinden ze me gewoon te jong”, denk ik terwijl ik naar mijn dochtertje toe loop. Lisa is wakker geworden en heeft haar speen op de grond gegooid. Ik maak de speen schoon en geef hem terug. Als ik Lisa zo zie liggen, ben ik toch elke keer weer blij dat ik ervoor gekozen heb om haar niet voor adoptie op te geven. Het verzorgen van een baby kost veel moeite, maar gelukkig helpt mijn moeder me wanneer ze kan. Als ik nou een baan had, zou ik me ook niet meer zo’n zorgen hoeven te maken over de kosten. Daarvoor moeten ze me alleen wel ergens aannemen. Ik blijf Lisa heen en weer wiegen. Mijn ouders hebben ook niet zoveel geld, maar ze kunnen me toch wel wat meer steunen? “Misschien hebben ze ergens wel gelijk”, denk ik, het is tenslotte mijn kind. Nadat Lisa weer in slaap is gevallen, loop ik terug naar de computer. Ik denk dat ik de basisschool terug ga mailen. Misschien willen ze me wel vertellen waarom ze niet voor mij hebben gekozen. Als ik het mailprogramma open, zie ik dat ik ook een mailtje van oma heb. In Cuba is het zes uur eerder dan hier, dus ze begint de mail met “Buenos d´ıas”, goedmorgen. Ze schrijft zoals altijd in het Spaans. Oma schrijft over verschillende ditjes en datjes. Zo heeft ze een extra vest gekocht, want ze vindt het steeds vaker tochten in huis en is wat grieperig geworden. Verder schrijft ze over haar zelfgekweekte groenten, die haar heel erg goed smaken. Het was jammer dat we zo ver weg wonen, anders had ze wat langs kunnen brengen. Ook schrijft oma dat het haar tijdens een wandeling opgevallen is dat er af en toe wat officieel uitziende mensen kwamen kijken bij de oude
62
kerncentrale vlak bij haar in de buurt. Zouden ze dat lelijke gebouw eindelijk eens gaan afbreken? Uiteraard wil ze ook weten hoe het nu gaat met mij en Lisa. Ik schrijf twee e-mails, een antwoord op de mail van oma en die mail naar de basisschool. De volgende ochtend heb ik al een reactie van de school: Geachte mevrouw Vermeulen, U begrijpt dat het imago voor een school zeer belangrijk is, wij zijn tenslotte deels verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de kinderen. In deze tijd is dankzij het internet informatie over elk willekeurig persoon zo op te zoeken. Door de informatie die wij onder ogen kregen, denken wij niet dat u geschikt bent voor deze baan. U was verder uiteraard niet de enige kandidaat, de anderen voldeden simpelweg beter aan onze eisen. Hopend hiermee u voldoende te hebben ge¨ınformeerd, Bert van Raalte Directeur basisschool Europa
“Informatie?”, denk ik verbaasd. “Wat zou er op internet te vinden zijn?” Ik ga naar Google en tik mijn naam in. Het eerste resultaat is mijn eigen Facebookpagina. Ik heb maanden geleden al allemaal verkeerde vrienden verwijderd, dus zoveel zou daar toch niet te vinden moeten zijn? Op mijn pagina staan inderdaad alleen maar wat onschuldige berichten, niet vreemder dan bijna elke andere gebruiker heeft. Terwijl ik wat naar beneden scroll, kom ik een paar foto’s tegen van wat langer geleden. Ze zijn gemaakt op een feest van Angelo, het laatste waar ik bij ben geweest en niet lang voor hij werd opgepakt. Ik sta er, om het zacht uit te drukken, niet erg charmant op. “Waarom staan die hier nog?”, denk ik, “Ik ben al lang geen vrienden meer met hem.” Al scrollend kom ik nog veel ergere foto’s en gˆenante berichten tegen. Misschien hebben die andere werkgevers
63
dit ook wel gezien. Hoe zou ik dit er af kunnen krijgen? Angelo heeft op het moment helemaal geen toegang meer tot zijn account. Aan de zijkant van de Facebookpagina staan zoals gewoonlijk de advertenties. In mijn ooghoek zie ik dat de luiers in de aanbieding zijn bij de Albert Heijn. “Handig om te weten”, denk ik. “Wel toevallig dat dat net is wat ik nodig heb. Andere mensen hebben daar waarschijnlijk niets aan.” Dan bedenk ik me dat ik eigenlijk nog nooit een advertentie heb gezien over iets dat totaal niet voor mij bedoeld was. Net alsof die advertenties speciaal voor mij gemaakt zijn. Ik kijk op de klok en zie dat het hoog tijd wordt om boodschappen te gaan doen. Mijn moeder wil graag oppassen, maar wel het liefst tijdens Lisa’s dutje, zodat ze er niet te veel werk aan heeft. Dat betekent dat ik nu dus even weg kan. Ik besluit om naar de Albert Heijn te gaan, daar hadden ze tenslotte een aanbieding. Net op het moment dat ik de voordeur wil sluiten vraagt mama of ik ook nog een pak van haar koffie wil meenemen, want dat is op. “Wat als ze dat niet meer hebben?”, vraag ik. “Doe dan maar iets wat er op lijkt”, krijg ik als antwoord. Alsof ik het heb aangevoeld, blijkt in de winkel de koffie inderdaad op te zijn. Omdat ik zelf nooit koffie drink, gebruik ik mijn telefoon om op te zoeken welk merk ongeveer hetzelfde smaakt. Ik kom er achter dat Douwe Egberts Dark Roast gelukkig niet echt een exotische variant is. Terwijl ik de rest van mij lijstje afwerk, probeer ik te bedenken hoe ik die foto’s van het internet af ga krijgen. Zouden ze niet iets van instellingen hebben? Ik heb daar bij het aanmaken van het account eigenlijk niet naar gekeken. “Thuis maar eens opzoeken”, denk ik. Eenmaal thuis en weer achter de computer open ik Facebook. Mijn oog valt op een icoontje dat waarschijnlijk een tandwiel voor moet stellen. “Account Instellingen”, dat moet ik hebben! Ik word meteen begroet door vele icoontjes en een hoop losse zinnen. Ik kan wel met computers omgaan, maar ben er zeker geen expert in. Omdat ik niets verkeerd wil doen, besluit ik eerst op te zoeken hoe ik foto’s kan verwijderen van de pagina’s van anderen. Er staat gelukkig genoeg hulp op het internet. Zodra ik Facebook weer open, zie ik reclame voor Douwe Egberts koffie. “H´e, toch reclame die niet aan
64
mij gericht is”, denk ik, “Ik houd helemaal niet van koffie”. Dan realiseer ik me dat ik in de winkel wel naar koffiesoorten heb gezocht. Hoe kan Facebook dat nou weten? Ik zoek door naar het aanpassen van de instellingen. De meeste zoekresultaten hebben het over de privacy instellingen, waarschijnlijk moet ik hier naar gaan kijken. Dan zie ik een pagina met de volgende titel: Op internet wordt iedereen gevolgd In de tijd dat iedereen een smartphone heeft en zelfs onze ouders en grootouders op sociale netwerken zoals Facebook zitten, lijken weinig mensen erbij stil te staan ze bijna hun complete leven publiekelijk beschikbaar maken. Veel bedrijven maken hier gretig gebruik van. Er gaan zeer grote bedragen om in de reclame-industrie. Een in de laatste jaren zeer sterk gestegen vorm van reclame, is de gerichte reclame. Het is niet zo moeilijk voor te stellen dat het weinig nut heeft om reclame voor bijvoorbeeld een autoverzekering te laten zien aan iemand die geen auto heeft. Omdat de kosten voor het uitzenden van reclame schalen met het aantal kijkers, wordt er van alles bedacht om te zorgen dat de reclame alleen gezien wordt door de juiste doelgroep. Reclame kan hierdoor veel effici¨enter uitgezonden worden. Gerichte reclame wordt al een tijdje succesvol toegepast. De kans is groot dat je zelf op het internet bijna alleen nog maar reclame ziet die ook maar enigszins interessant voor je kan zijn. Een van grootste partijen in het leveren van reclame op internet is Google. Google maakt handig gebruik van cookies. Omdat er genoeg artikelen bestaan over cookies en hun implementaties, zullen wij hier niet meer op in gaan. Er bestaan echter nog andere manieren waarop bedrijven mensen kunnen volgen. Is het je ooit opgevallen dat een aantal bedrijven op internet je wel heel veel diensten gratis leveren? Deze diensten gaan soms gepaard met grote hoeveelheden gratis opslagruimte. Kijk hier weer naar Google, de maildienst Gmail had zelfs
65
een teller op de site met daarop het aantal gratis megabytes dat nieuwe gebruikers ter beschikking kregen. Deze teller liep elke seconde op. Dit kan een marketingstrategie zijn, geef gebruikers een gratis basis en vraag geld wanneer ze meer willen. De populairste diensten hebben echter vaak niet eens een betaald alternatief. De gratis diensten passen echter precies in de strategie om zoveel mogelijk informatie over gebruikers te verzamelen (Stein, 2011). E-mail is een populaire vorm van communicatie en de berichten bevatten veel duidelijkere informatie over de gebruiker dan ooit met cookies achterhaald kan worden. En wat te denken van een website als Facebook? Mensen gooien hun complete leven online en hoewel Facebook de optie heeft om alles priv´e te houden voor andere gebruikers, komt alle informatie wel permanent in het bezit van Facebook. Het bedrijf gebruikt dit weer om profielen van alle gebruikers op te stellen. Kennis is macht en die macht gebruiken ze om heel gericht reclame te laten zien. Het scannen van al je e-mails en informatie op sociale media klinkt misschien als privacyschending. De bedrijven hebben zich echter goed ingedekt met de gebruikersvoorwaarden, die moeilijke en vooral erg lange tekst die de meeste mensen direct accepteren bij het maken van een account. Het is bij de meeste bedrijven wel mogelijk om aan te geven dat je geen gerichte reclame wilt ontvangen. Dit betekent echter niet dat de bedrijven ophouden met het verzamelen van data, ze doen er alleen niets mee. Hoewel bedrijven als Facebook het laten lijken alsof hun doel het leveren van een dienst aan de gebruikers is, verdienen ze hun geld met het verkopen van de verzamelde data. Een algemene regel die bij dit soort bedrijven geldt, is dat, wanneer je niets voor de dienst betaalt, je zelf waarschijnlijk het product bent. De werkelijke klanten zijn de andere grote bedrijven die jou maar al te graag hun reclame laten zien. Dat dit erg lucratief is, is wel terug te zien aan de beurswaarde
66
van de grootste sociale internetbedrijven. Bedrijf Google Facebook Twitter LinkedIn
Beurswaarde op 03-01-2014 in miljarden dollars 369.17 132.86 38.31 23.25
Bron: Google Finance, 2014. Hoewel gerichte reclame niet het grootste kwaad van de wereld is en misschien zelfs gewenst kan zijn, is het goed om te onthouden dat alles wat je op internet zet en doet in principe ergens opgeslagen wordt. Sociale media zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van de informatie die ze van hun gebruikers kunnen verzamelen. Een deel hiervan staat op je eigen computer en is dus weer te verwijderen. Het kost echter wat moeite om het volgen van je surfgedrag volledig tegen te gaan. Als je dit volgen ongewenst vindt, lees dan ook ons artikel “Vijf tips om je privacy te beschermen tegen het datamijnen van grote internetbedrijven”.
“Dat verklaart ook waarom ik plotseling reclame voor koffie kreeg”, denk ik. Het valt me op dat op een ander tabblad een 1’tje tussen haakjes staat. Een nieuwe mail van oma. Wel vroeg voor haar doen, de zon is daar nog maar net op. Ze schrijft dat ze niet kan slapen en dus maar een mail is gaan typen. De griep is erger geworden en ze ligt er al uren wakker door. “Erg vervelend”, denk ik. Ze redt zich gelukkig nog wel: als ze zich warm aankleedt, volgens Cubaanse begrippen althans, kan ze ook nog wel boodschappen doen. Ze vraagt of wij misschien in de kerstvakantie langs willen komen. We hebben haar inderdaad al lang niet meer gezien. Ik wens haar beterschap en zeg dat ik het met mijn ouders zal overleggen.
67
Mijn zoektocht naar hulp bij de instellingen op Facebook heeft uiteindelijk genoeg resultaten opgeleverd. Ik ben echter ook wel nieuwsgierig naar de link uit dat artikel over die gerichte reclame. Net als ik de pagina open merk ik dat het ook alweer tijd wordt dat Lisa de fles krijgt. Ik loop wat door mijn kamer terwijl ik haar met de fles in mijn armen houdt. Op dat moment komt mama even binnen om te kijken hoe het gaat. “Alleen nog maar afwijzingen”, zeg ik. “Ik had ook weer een mailtje van oma. Ze is wat grieperig, maar verder gaat het goed met haar. Ze vroeg of we in de vakantie langs willen komen. Dat lijkt mij een goed idee.” “Ik wil oma ook wel weer eens zien, maar het is zo’n eind vliegen. Hoe zie je je dat voor je met Lisa? Daarnaast wordt ik te oud om zo ver te reizen”, zegt mama. “Zo oud ben je niet, mam”, zeg ik, “Maar je hebt wel gelijk over Lisa, ik zal oma zeggen dat het beter een jaartje kan wachten”. Vijf tips om je privacy te beschermen tegen het datamijnen van grote internetbedrijven 1. Installeer een anti-tracker plug-in Browsers als Firefox en Chrome hebben de mogelijkheid om allerlei verschillende plug-ins te installeren. Er bestaan verschillende die alle zogenaamde trackers, scripts van bedrijven die je surfgedrag volgen, blokkeren. Hierdoor worden deze scripts niet uitgevoerd wanneer je een site bezoekt en krijgen deze bedrijven geen informatie over je. 2. Wees voorzichtig met wat je op sociale media plaatst Alles op Facebook en soortgelijke diensten komt in het bezit van het bedrijf en kan gebruikt worden voor onder andere gerichte reclame. Ook dingen die anderen over jou plaatsen. Daarnaast kan bij onzorgvuldig surfgedrag deze informatie vaak ook door andere mensen, zoals bijvoorbeeld toekomstige werkgevers, gevonden worden. Het blijkt dat al meer dan een derde van de werkgevers gebruik maakt van sociale media om de achtergrond van potenti¨ele werknemers
68
te controleren (Careerbuilder, 2012). Je wilt niet dat die alles over je priv´eleven te weten komen. 3. Lees altijd goed welke rechten een nieuwe app nodig heeft, ook bij updates Veel simpele apps op smartphones willen de vreemdste rechten hebben die niets te maken hebben met de functionaliteit. Wanneer je bijvoorbeeld zoekt naar een zaklamp, zul je er genoeg vinden die ook graag toegang tot de GPS willen hebben. De makers van dit soort apps verdienen geld aan het doorverkopen van informatie over de gebruikers. Hoewel apps altijd aan richtlijnen moeten voldoen, wordt hier niet altijd even goed op gecontroleerd. Lees daarom ook altijd goed de gebruikersvoorwaarden door. Hierin is te lezen wat de apps wel en niet van je mogen weten. Rapporteer het ook als een app zich niet aan deze voorwaarden houdt. 4. Kijk naar de instellingen die je kunt veranderen wanneer je gebruik maakt van een dienst Wanneer je bijvoorbeeld een Google account hebt, kun je ervoor kiezen geen gerichte reclame te willen zien. Veel diensten hebben privacy instellingen die standaard heel weinig privacy geven. Je kunt ze echter wel aanpassen. Kijk ook bij je bestaande accounts naar de mogelijkheden die je hebt. 5. Gebruik je verstand Eigenlijk kunnen alle tips op deze manier samengevat worden. Bedenk dat de meeste grote bedrijven op internet hun geld verdienen met het verzamelen van data. Als je iets niet vertrouwt, zoek het dan eerst uit voordat je gebruik maakt van de dienst of de app installeert. Door te gemakkelijk op accepteren te klikken geef je vaak je privacy weg.
“Wat een werk”, denk ik, “Moet ik nou, naast die instellingen op
69
Facebook, ook nog alle apps op mijn telefoon langsgaan?” Het nagaan van alle apps en accounts op internet kost veel tijd. Het lezen en aanpassen van de mogelijke opties nog veel meer. Dat terwijl ik ook nog op zoek moet naar werk en ik het ook druk heb met de verzorging van Lisa. Aan de andere kant hoeft dit maar ´e´en keer, daarna kan ik er een gewoonte van maken om het van te voren in te stellen bij nieuwe apps of accounts. “Ik heb er alleen gewoon echt geen zin in”, verzucht ik, “Ik wil alleen ook niet dat ze alles over me weten”. Volg ik de tips op of negeer ik ze? Ik negeer de tips.
Lees verder op pagina 101.
Ik volg de tips op.
Lees verder op pagina 113.
70
71
Door Ramon Het is een mooie zonnige dag in Enschede die bijna tegen zijn einde aanloopt. Ik zie de zon langzaam ondergaan en de schemering slaat toe. Het zal niet lang meer duren, voordat het echt donker is en ik pak daarom snel mijn voetbalschoenen. Volgens anderen uit Mexico heb ik vrij veel talent en was dat op jonge leeftijd al te zien. Ik begon namelijk als vierjarig jongetje en speelde altijd in de hoogste teams van mijn club. Tot een professionele carri`ere wist ik het echter nooit te brengen. Dat was toch net te hoog gegrepen. Eenmaal mijn voetbalschoenen gepakt, pak ik mijn fiets en fiets ik naar het voetbalveldje waar ik vaak kwam, zo’n vijfhonderd meter van mijn huis gelegen. Niemand is er, maar ik weet me alleen ook wel te vermaken. Dribbelend over het veld vermaak ik me prima en enkele malen weet ik ook zeer fraaie doelpunten te maken. In Mexico was ik namelijk lid van de lokale voetbalvereniging, waar ik als spits veel speelde in het 1e elftal van de club. Of ik hier ook nog bij een vereniging ga, weet ik nog niet. Helaas wordt het sneller donker dan ik had gehoopt, waardoor ik weer genoodzaakt ben om naar huis te gaan. Het veld kent namelijk geen verlichting. Voordat ik mijn voetbalschoenen weer uitdoe, schiet ik nog eenmaal op doel. De bal vliegt keihard in de kruising, onderkant lat. Het bezorgt me een binnenpretje, wat ik de laatste tijd wel kan gebruiken. De studie die ik doe en die op het eerste gezicht goed te doen leek, werktuigbouwkunde welteverstaan, bleek namelijk toch moeilijker dan gedacht. Van mijn eerste vier tentamens wist ik er slechts ´e´en te halen. Het was niet zozeer de stof die heel moeilijk was, het was vooral de taalbarri`ere die me parten speelde. Ik ben het niet gewend om tentamens niet te halen, daar ik op mijn middelbare school het zeer gemakkelijk had. Vooral wiskunde en natuurkunde was ik sterk in. Het probleem voor mij is dat alle colleges en de meeste van mijn boeken in het Nederlands zijn. De cursus Nederlands die ik volg, is moeilijk te combineren met de last van de studie en bijkomende zaken die ik heb, waardoor mijn beheersing van de Nederlandse taal
72
niet zo snel gaat als gehoopt. Hierdoor is het voor me op het moment erg lastig om alles van mijn studie direct te begrijpen, waardoor er veel tijd in het vertalen gaat zitten. Daarnaast vonden de meeste studiegenoten van me, me maar een rare snuiter. In ieder geval, dat gevoel kreeg ik. Ik was namelijk een nogal verlegen jongen, die nooit veel zei in het gezelschap van vreemden. Daarbij kwam natuurlijk dat ik ook nog eens de Nederlandse taal niet goed beheerste, waardoor ik me min of meer afzonderde van mijn studiegenoten. Hierdoor werd ik al snel als einzelg¨anger gezien. Vrienden heb ik niet, wat me af en toe best verdrietig maakt en doet verlangen naar mijn familie, vrienden en vooral mijn vriendin Maria in Mexico. Eenmaal thuisgekomen van mijn korte uitstapje naar het voetbalveld, stort ik vermoeid neer op de bank. Het zweet gutst over mijn lichaam, waardoor ik niet lang blijf zitten, maar me al snel naar de douche begeef. Ik zet de douche lekker koud, zo’n 25 graden Celsius, om goed af te koelen. Het is inmiddels tien uur ‘s avonds als ik gedoucht heb en me weer op de bank laat zakken. De enige bank in mijn kamer welteverstaan, want veel ruimte heb ik niet. Ik heb namelijk een kamertje in een studentenhuis, waar ik samen met vier andere studenten woon. Twee jongens en twee meisjes. In eerste instantie was het niet de bedoeling geweest op kamers te gaan. Mijn ouders hadden namelijk al een mooi eenpersoons appartement voor me op het oog, waarin ik alle ruimte en luxe zou hebben die ik thuis ook gewend was geweest. Echter voelde ik me er niet prettig bij, om in een wildvreemd land helemaal alleen te zijn. Ik koos er daarom voor op zoek te gaan naar een kamer in een studentenhuis, die uiteindelijk dus ook gevonden werd. De luxe moest ik inleveren voor het gezelschap van medestudenten, waar ik tot op heden nog absoluut geen spijt van heb gehad. Het waren dan wel niet goede vrienden van me, alleen was ik bijna nooit. Echter zit ik nu toch alleen op mijn kamer. Ik weet namelijk dat ik voor morgen nog veel huiswerk moet maken en heb dus geen tijd om even wat met mijn huisgenoten te gaan drinken. Ik besluit om nog even op de bank te blijven zitten en televisie te kijken, om daarna aan de slag te gaan.
73
Na een half uur zet ik mijn televisie uit en nestel me achter mijn bureau. Ik pak nog even wat drinken en wat chips en sla dan de boeken open. Wiskunde is het, integreren en primitiveren, iets wat ik op mijn middelbare school ook al tot in den treure heb moeten doen. Echter slaat ook hier weer de taalbarri`ere toe. Daarom twijfel ik bij veel van de opdrachten of ik de vraag wel goed begrepen heb, waardoor ik voor de zekerheid elke vraag eerst helemaal probeer te vertalen. Dit kost jammer genoeg veel tijd. De klok slaat eenmaal. Half twee is het al. Gelukkig zijn de sommen net af en sla ik mijn boeken dicht. Het is mooi geweest voor vandaag. Ik sta op en loop naar de badkamer om mijn tanden te poetsen. Vlak voor de badkamerdeur struikel ik nog bijna over mijn voetbalschoenen, die ik een aantal uur eerder daar heb laten slingeren. Het laat me op dat moment beseffen hoeveel ik eigenlijk wel niet van het spelletje hou en ik vraag me af waarom ik nog niet lid ben geworden van een vereniging. Na mijn tanden te hebben gepoetst, trek ik mijn kleren uit en stap in bed. Mijn mobiele telefoon geeft inmiddels kwart voor twee aan. Hopelijk hoef ik morgen niet zo vroeg te beginnen, want dat zou een korte nacht betekenen. Op zijn vroegst betekent dit namelijk kwart voor negen aanwezig bij het college. Snel kijk ik in mijn rooster en tot mijn opluchting zie ik dat ik pas kwart voor elf hoef te beginnen. Om weinig slaap hoef ik me dus niet druk te maken. Welterusten. De volgende ochtend stap ik uit bed en het eerste wat ik weer zie, zijn mijn voetbalschoenen, die nog precies op dezelfde plek liggen als waar ik er vannacht voor het tanden poetsen bijna over struikelde. Het doet me opnieuw herinneren aan het lid willen worden van een voetbalvereniging. Misschien moet ik toch maar lid worden. Als het me niet bevalt, kan ik altijd weer stoppen. Ik besluit de knoop door te hakken en me aan te melden bij de voetbalvereniging van de universiteit. Misschien maak ik hier ook nog wat vrienden, aangezien ik op het moment eigenlijk alleen mijn huisgenoten heb. Later die dag vul ik het aanmeldformulier in. Een dag later fiets ik naar het voetbalsecretariaat om het formulier daar in te leveren. Een week later is het zover. De eerste voetbaltraining staat op het programma. Het is acht uur ‘s avonds en er heerst een aangename
74
temperatuur om te voetballen. Speciaal voor deze gelegenheid heb ik mijn voetbalschoenen weer eens opgepoetst en kom ik opdraven in een geheel nieuw voetbal tenue, wat ik net die middag gekocht heb. Ik maakt even kennis met mijn nieuwe ploeggenoten, waarvan ik er een aantal van gezicht herken, schudt de trainer een hand en ren het voetbalveld op. Woorden zijn er tijdens het kennis maken niet mee gemoeid. Ik wil maar ´e´en ding en dat is niet kletsen, maar voetballen. De trainer en ploeggenoten kennen me niet en hebben daardoor waarschijnlijk niet al te hoge verwachtingen van me. Ik heb namelijk niet wat je noemt een afgetraind lichaam. Een paar kilootjes lichter zou best mogen, maar ik ben desalniettemin best tevreden met mijn lichaam. Ik zie er dus niet uit als een voetballer, maar ik zal mijn trainer en ploeggenoten eens wat laten zien. De eerste oefeningen ken ik niet. Het betreft een kaatsspel, waarbij de bal ingespeeld wordt op een teamgenoot, deze de bal terugkaatst waarop vervolgens de inspelende man de lange bal kan geven. Ik voel me nog een beetje onwennig met de oefening, aangezien ik al lange tijd niet meer heb getraind en bij mijn oude club er op een andere manier getraind werd. Gelukkig wen ik snel en dat is ook te zien. Waar de ballen in eerste instantie nog wel eens hun bestemming niet wilden bereiken, komen ze nu allemaal perfect aan. Ik zie dat de trainer onder de indruk is en krijg zelfs af en toe een compliment te horen. Het hoogtepunt van de avond is de afsluitende partij, waarbij de trainer de gehele groep in twee¨en splitst. Mijn medespelers vragen me op welke positie ik het liefst speel, waarop ik antwoord in het Engels dat ik een spits ben. Het Nederlandse woord hiervoor ken ik namelijk nog niet. Mijn teamgenoten geven me vertrouwen en ik mag plaats nemen op mijn welvertrouwde positie. Het vertrouwen wordt echter dubbel en dwars terugbetaald. Mijn team wint met 5-2, waarvan ik drie doelpunten heb gemaakt. Na afloop van de partij komen een aantal spelers naar me toe en complimenteren me met mijn spel. Ook de trainer komt op me af en geeft aan dat hij zeer blij is om nu over een speler met mijn kwaliteiten te beschikken. Het geeft me een goed gevoel en een blijk van waarde-
75
ring, wat me even de stress rondom mijn studie doet vergeten. De beslissing om me aan te melden voor het team is absoluut de juiste geweest. Na me gedoucht te hebben, sluit ik me aan bij mijn teamgenoten om nog even wat te drinken in de kantine van de vereniging. Een biertje wil ik niet, want ik weet dat bij thuiskomst nog een stapel huiswerk te wachten ligt. Een aantal jongens probeert me nog over te halen om toch een biertje te drinken, maar dat sla ik af. Daarna gaat het weer over voetbal. Veel van de jongens spreken me aan op mijn voetbaltalent en ik vertel over mijn voetbalverleden. Hoe ik als kleine jongen al tegen een bal aanschopte en elke middag na school op het voetbalveldje vlak bij mijn huis te vinden was. Ik vertel over de kampioenschappen die ik met mijn voetbalteam uit mijn thuisland heb behaald. Hoe trots mijn ouders, vooral mijn vader, was geweest op zijn zoon, die vele wedstrijden besliste in het voordeel van zijn team door goals te maken. Het doet me deugd dat mijn teamgenoten aandachtig naar me luisteren en mijn verhaal waarderen. Het zijn toch wel aardige jongens. De warmte en gezelligheid die ik voel, laten me alweer verlangen naar de volgende training. Voor vanavond zit het er namelijk, na drie colaatjes in de kantine, helaas weer op. Ik zal toch echt naar huis moeten, anders ga ik mijn huiswerk nooit afkrijgen. En dat is wel nodig, vanwege de tot nu toe tegenvallende cijfers die ik bij de vorige tentamens heb gehaald. Het is inmiddels half elf ‘s avonds. Ik loop van de kantine naar de fietsenstalling en eenmaal aangekomen bij mijn fiets zie ik tot mijn grote ergernis dat de achterband is leeggelopen. Op de heenweg had ik al het vermoeden dat mijn band steeds zachter werd, maar nu kwam echt de bevestiging dat hij lek was. Waarom moet dit nu weer mij gebeuren? Ik vloek een aantal keer zachtjes in het Spaans, maar besef me ook dat ik toch naar huis zal moeten. Ik pak de fiets bij de hand en besluit naar huis te lopen. Het komt wel weer erg slecht uit allemaal, aangezien ik de tijd hard nodig had voor het huiswerk en dit grapje kost me zeker weer een half uur extra. Dat klopt ook, want iets over elf kom ik aan bij mijn huis, waar ik snel mijn fiets in de stalling zet en naar binnen vlieg. Die band komt later wel.
76
Biep! Biep! Biep! Het is de wekker die de volgende ochtend af gaat. Het is vroeg, nog niet eens licht, maar ik heb expres mijn wekker zo vroeg gezet om de band nog te kunnen plakken. Mijn eerste college begint namelijk vroeg, kwart voor negen. Nog half slapend sta ik op uit bed, op zoek naar het koffiezetapparaat. Een boost kan ik namelijk wel gebruiken. Vannacht is het ook laat geworden vanwege al het huiswerk dat er nog was. Met de kop koffie bij me, loop ik naar de fietsenstalling om te kijken of de band van mijn fiets nog te redden is. Een band plakken heb ik alleen nog nooit gedaan. In Mexico wordt namelijk wel gefietst, maar is er bij lange na niet zo’n fietscultuur als hier in Nederland. Toch wordt het fietsen in mijn geboorteplaats, Mexico-Stad, de laatste jaren wel gestimuleerd. Op de fiets in Mexico Mexico heeft geen fietscultuur zoals wij die kennen en aparte fietspaden treft men er niet aan. Desalniettemin is ook in Mexico de fiets een uitstekend vervoermiddel die een uitstekende mobiliteit biedt. Echter zijn Mexicanen niet gewend aan fietsers op de weg, waardoor fietsen gevaarlijk blijft (Royal Mexico, n.b.). In Mexico-Stad wordt momenteel de fiets als vervoermiddel als de toekomst gezien. Waar je tot voor kort zelfmoordneigingen moest hebben om op de fiets te stappen in de enorme verkeerschaos, worden nu wijken aangelegd met fietsvoorzieningen en leert de automobilist rekening met fietsers te houden. Het individuele transportsysteem Ecobici zorgt voor de stimulatie van het fietsgebruik. De opzet van dit systeem is om op korte afstanden van 100 meter tot 3 kilometer de auto te vervangen door de fiets. Hiervoor zijn onder andere 85 fietsstations opgericht. Het doel is om alle 20 miljoen inwoners van Mexico-Stad in de toekomst ook mobiel te houden. Op het moment heeft het fietsplan van de stad al 10.000 vaste gebruikers
77
(Change, 2010).
Eenmaal aangekomen bij de fiets heb ik geen idee wat de eerste stap is. Hoe vind ik een lek en hoe krijg ik de band van m’n fiets? Wat moet ik nu? Ik kan mijn huisgenoten wakker maken of straks met de bus naar college gaan. Ik besluit mijn huisgenoten maar te laten slapen en ga met de bus. Ik vind het namelijk lullig om iemand wakker te maken voor mijn eigen probleem. Tevens is de bushalte vlak voor mijn huis, waardoor ik ieder moment kan opstappen en met de bus naar college kan. Ik ben al wel vaker met de bus geweest, dus ik weet precies welke lijnen en tijden ik moet hebben. In het begin, toen ik net in Nederland was, had ik namelijk nog geen fiets tot mijn beschikking. De eerste twee weken van de studie heb ik zodoende de bus als vervoermiddel naar college gebruikt. Totdat de fiets er kwam, beviel de bus ook best prima. Meestal deed ik er in totaal een kwartiertje over. Toen ik echter voor het eerst met de fiets ging, bleek dat ik via een binnendoor route al in vijf minuten bij de universiteit kon zijn. De bus ging namelijk, kwam ik later achter, via een grote omweg, om zoveel mogelijk studenten te kunnen oppikken, onder andere vanaf het treinstation. Vandaag was het echter niet anders en moest ik toch met de bus. Ik liet mijn fiets daarom staan en zou later die dag wel ´e´en van mijn huisgenoten om hulp vragen. Met mijn koffiemok, inmiddels leeg, loop ik weer naar binnen. Ik douche me, eet even wat en kijk vervolgens nog even televisie voordat ik me begeef naar de bushalte. Bij de halte zie ik dat de bus op tijd rijdt. Het elektronisch overzichtssysteem van de lijnen die langs de halte komen, laat namelijk geen vertraging voor de bus die ik moet hebben. In Mexico kennen ze dat niet, veel te duur misschien, zo’n systeem. Ik zie de bus al aankomen in de verte en wacht totdat deze voor me stopt, zodat ik kan instappen. Na te hebben ingecheckt met mijn OV-chipkaart, ook al zo’n leuk ding dat ze in Mexico niet kennen, zie ik dat het druk is in de bus. Veelal studenten, maar ook enkelen die op weg zijn
78
naar hun werk en sommigen hebben waarschijnlijk weer een andere bestemming. Ik ga zitten op nog ´e´en van de weinig plekjes die over zijn. De bus rijdt inmiddels verder. Ik zit naast een meisje, maar kan haar gezicht niet zien. Ze kijkt naar buiten. Ze luistert muziek of iets dergelijks. Ik kan het zien aan de oordopjes die ze in heeft. Op een gegeven moment kijkt het meisje echter om en direct herken ik haar. Het is een meisje van mijn studie, Margot, waarmee ik als ´e´en van de weinigen nog af en toe mee praat. Margot kijkt me aan en doet haar oordopjes uit. Ze groet me en lacht vriendelijk. “Waarom zit jij in de bus Carlos? Je komt toch altijd met de fiets?”, vraagt Margot. Ik leg het hele verhaal uit van de lekke band, dat ik niet weet hoe ik een band moet plakken of vervangen, dat ik mijn huisgenoten liever niet wakker wilde maken en zodoende de bus had gekozen om mee naar college te gaan. “Ik wil je anders ook wel helpen hoor na college.”, biedt ze aan. Ik sla haar aanbod vriendelijk af. Mijn huisgenoten weten wel hoe het moet. Vervolgens raken we met elkaar in gesprek en op een gegeven moment begint Margot over het vrijwilligerswerk dat ze doet. Het betreft een soort van slachtofferhulp. Denk bijvoorbeeld aan een automobilist die een voetganger aanrijdt. Ze geeft aan dat het niet alleen voor de slachtoffers moeilijk is, maar ook voor de dader, zoals ik het nu maar even noem. Hetgeen wat ze allemaal vertelt, boeit me en spreekt me aan. Ik wist u ¨berhaupt niet dat er zoveel aandacht werd besteed aan de nazorg voor de “daders”. Opeens eindigt haar verhaal en vraagt ze me iets. Ik heb niet heel goed opgelet, omdat ik met mijn gedachten aan het nadenken was over het hele principe wat ze met net heeft uitgelegd. Ik vraag haar de vraag te herhalen, waardoor ze me nogmaals vraagt: “Zou het je leuk lijken om mij te helpen bij het vrijwilligerswerk? E´en van mijn collega’s stopt ermee en we zoeken nog iemand die het leuk lijkt om zijn plaats in te nemen.” Ik weet even geen antwoord te geven en zeg dat ik er over nadenk. Ik zie ook dat we inmiddels zijn aangekomen bij de universiteit. We stappen uit en lopen vervolgens samen naar onze collegezaal. Over het vrijwilligerswerk wordt niet meer gesproken.
79
Vrijwilligerswerk Een vrijwilliger is iemand die onverplicht en onbetaald werkzaamheden verricht voor de maatschappij. Vrijwilligerswerk is echter niet volledig belangeloos volgens de letterlijke interpretatie van het woord, want je haalt er toch wel voordelen uit. Hieronder worden de voor- en nadelen van vrijwilligerswerk genoemd. Waarom zou je vrijwilligerswerk doen? Vrijwilligerswerk krijg je zoals gezegd niet betaald. Het levert echter wel vele andere voordelen op (Infotalia, n.b.), welke hieronder genoemd worden in de categorie¨en sociaal, professioneel en zelfontwikkeling. Sociaal • Gezond en actief blijven. • Werkervaring opdoen. • Mensen leren kennen. • Interessante mensen ontmoeten. • Mensen helpen. • Sociale contacten hebben. • Netwerk uitbreiden. • Groepsgevoel. • Maatschappelijke bijdrage leveren. Professioneel: studie of job • Studiepunten behalen. • Stageplek vinden. • Kennis opdoen.
80
• Vaardigheden ontwikkelen. • Attitudes ontwikkelen. • EVC of elders verworven competenties. • Ervaring opdoen. Zelfontwikkeling • Verborgen talenten ontdekken. • Vaardigheden aanleren of verder ontwikkelen. • Nieuwe uitdagingen vinden. • Genoegdoening. • Experimenteren. • Meer zelfvertrouwen. • Ervaring in het buitenland opdoen. Waarom zou je geen vrijwilligerswerk doen? Ondanks de vele voordelen die vrijwilligerswerk biedt, zijn er toch veel mensen die er niet aan moeten denken om het te doen (Plazilla, 2012). Dit vanwege de volgende nadelen. • Het kost veel tijd en energie, waardoor je andere dingen moet laten. • Het is onbetaald.
Het college begint. Ik ben op een andere plek gaan zitten dan Margot, maar denk wel telkens aan haar vraag. Enerzijds zou het me heel erg leuk lijken om het vrijwilligerswerk te doen. Het zou goed zijn voor mijn ontwikkeling en bovendien helpen me in te passen in de Nederlandse cultuur. Ook het onder mensen zijn, helpt me misschien
81
minder verlegen te zijn en wellicht leer ik nog aardige en leuke mensen kennen. Dat ik geen geld verdien met het vrijwilligerswerk maakt me niets uit. Vanuit huis word ik financieel goed gesteund, waardoor ik om geld niet verlegen zit. Anderzijds ben ik ook heel erg druk. Mijn studie verloopt niet lekker, waardoor ik alle zeilen bij moet zetten wil ik mijn eerste jaar wel gaan halen. Ook wil ik blijven voetballen, nu ik me net heb aangemeld en zo goed word opgenomen in de groep. Het vrijwilligerswerk zou kunnen betekenen dat ik minder tijd voor mijn studie ga krijgen of dat ik moet stoppen met voetbal. Ik zal Margot straks mijn antwoord geven, in de pauze, over iets meer dan een half uur. Tot die tijd zal ik nog kunnen nadenken over mijn beslissing. Inmiddels is het zover. Het half uur is om en de pauze is begonnen. Ik loop naar Margot toe en heb een beslissing genomen over of ik wel of niet het vrijwilligerswerk wil gaan doen. Kies ik ervoor om het vrijwilligerswerk aan te nemen? Ik neem het aan.
Lees verder op pagina 115.
Ik neem het niet aan.
Lees verder op pagina 125.
82
83
Door Jeroen “Lager bij de grond!” schreeuwt de kapitein met een bijna moordlustig gezicht. Uitgeput en met brandende spierpijn door heel mijn lichaam zak ik verder omlaag, tot ik de blubber door mijn gescheurde broek naar binnen voel glibberen en over mijn knie¨en voel schuren. “Nog drie weken en dan is de opleiding voorbij” blijf ik mezelf voorhouden. Maar hoe vaak ik het ook blijf herhalen, soms hardop mompelend, het maak het huidige moment er geen donder beter op. “Nog drie weken,” mompel ik maar weer opnieuw, alsof het deze keer de modder zou doen verdwijnen en me weer terug in mijn luie stoel bij mijn ouders zou brengen, met Maria op mijn schoot. “B`eta, melden!” Nog nooit hadden twee woorden me zo benauwd gemaakt. Had de kapitein mijn wanhopige gemompel gehoord? Trillend van de kou, spierpijn en angst krabbel ik omhoog en stap in grote passen op de kapitein af, in een loze poging zelfverzekerd over te komen. “B`eta, kijk je soms uit naar het einde van deze training?” Niet wetende wat meer problemen zou veroorzaken, liegen tegen Kapitein Corleone, die iedere leugen en misstap van kilometers ver aan leek te zien komen, of toegeven dat ik er zes weken geleden al zat van was, besluit ik de gok te nemen. “Ja Kapitein, ik ben er helemaal klaar mee.” Gelijk nadat de woorden mijn mond hebben verlaten, heb ik er spijt van, want ik zie aan de genoegzame glimlach van Kapitein Corleone dat het gewenste effect van mijn bluf laat afweten. Met tranen die branden achter mijn ogen laat ik me de zoveelste scheldkanonnade welgevallen. Het idee van nog drie weken kou, modder, weinig slaap en geschreeuw blijft maar door mijn hoofd malen. Dienstplicht is de Nederlandse benaming voor verplichte militaire dienst in het leger van het land van herkomst. Dienstplicht is al bekend sinds de oudheid en werd al in het oude Egypte, 2700 jaar v. Chr., toegepast (Encyclopædia Britannica, 2007). De huidige variant van landelijke rekrutering van jonge mannen vond zijn oorsprong in de Franse Revolutie en werd onder andere via Napoleon Bonaparte verspreid onder Europese landen. Onder Franse leiding
84
werd in 1814 het moderne Nederlandse leger opgericht en de eerste dienstplicht door middel van loting ingevoerd. In 1898 werd de persoonlijke dienstplicht ingevoerd door de Tweede Kamer (Ministerie van Defensie, z.d.a). In tegenstelling tot wat veelal verondersteld wordt is de Nederlandse dienstplicht nooit afgeschaft. Dienstplicht geldt nog steeds in Nederland, echter is de opkomstplicht in 1997 uitgesteld. Hierdoor worden Nederlandse mannen tussen 17 en 45 niet meer opgeroepen tot hun dienstplicht. De mogelijkheid blijft hierdoor echter bestaan om ten tijde van oorlog de opkomstplicht weer te herstellen. In Mexico zijn alle 18-jarige mannen verplicht tot 12 maanden militaire dienst (CIA, 2012).
Langzaam trekken de zwarte vlekken voor mijn ogen weg. Mijn hoofd bonkt alsof iemand hem aan heeft gezien voor een boksbal. Langzaam beginnen de herinneringen weer terug te komen in mijn hoofd en lijken mijn zintuigen, zij het tegenstribbelend, weer op te starten. Het gerinkel van de telefoon is een van de eerste signalen die mijn hersenen weten te bereiken en met een inspanning waar een middag straftraining niks bij lijkt, kruip ik mijn bed uit. Als de explosie in mijn hoofd weer tot bedaren is gekomen, strompel ik naar de telefoon. Op mijn pad stoot ik drie keer mijn teen en duw Alejandro zijn bed uit. “Opstaan, luie donders,” weet ik uit te brengen. Mijn stem probeer ik zo normaal mogelijk te laten klinken als ik opneem met de woorden “Sergeant Carlos B`eta, tweede regiment, eerste compagnie, sectie 4.” “Sergeant B`eta, dit is Kapitein Corleone.” Gealarmeerd schrik ik op en gebaar naar mijn soldaten, inmiddels tevens mijn beste vrienden, dat ze stil moeten zijn. Aan de kreunende geluiden te horen heeft ook hun kater niet eerder bereikte proporties aangenomen. “Wat kan ik voor u betekenen, Kapitein?” “Ik neem aan dat u bekend bent met het feit dat er morgen demonstraties worden gehouden in Mexico-Stad, uit protest tegen de recente toename van geweld van de drugkartels?” Ik heb werkelijk geen flauw idee waar die man het over heeft. “Uiteraard, Kapitein.” “U en uw gehele sectie
85
worden morgen hierbij verwacht om de orde te bewaken. U dient zich morgenochtend 600 uur te melden bij uw luitenant vanwaar u naar de locatie van de demonstraties vervoerd zult worden. Hebt u nog vragen?” Verschillende. Maar niet aan hem. “Geen vragen, alles duidelijk Kapitein.” “Uitstekend. Tot ziens, sergeant.” Voor ik nog iets kan zeggen is de hoorn neergelegd. Zuchtend kijk ik om naar sectie 4 van de eerste compagnie, tweede regiment. Verschillende soldaten liggen, al dan niet in verontrustende posities, nog in hun bed en lijken nog geen teken van leven te vertonen. Een aantal kruipt over de vloer richting de kraan, drie anderen lijken in zwaar gevecht met hun dekens en Alejandro kijkt versuft om zich heen, niet begrijpend hoe hij op de vloer is beland. De vorige avond leken ze allemaal een stuk levendiger, toen ze met zijn twaalven hadden gevierd dat ze nog slechts een maand te gaan hadden in hun militaire dienst. De horrortrainingen van kapitein Corleone lagen inmiddels tijden achter hen, en na een aantal rustige maanden leken de demonstraties van de volgende dag hun eerste, en waarschijnlijk tevens laatste, optreden te gaan worden. Glimlachend kijk ik naar het stelletje ongeregeld dat langzaam hun bewustzijn lijkt te hervinden en waar de eerste grappen alweer gemaakt worden. Waar ik eerst uitkeek naar het einde van mijn militaire dienst, besef ik me plotseling dat ik er steeds meer tegenop begin te zien. Hier kan ik mezelf zijn, hier wordt je beoordeeld op wie je bent en, van groot belang in sectie 4, de grappen die je maakt, in plaats van het geld dat mijn ouders hebben. “Ok´e mensen, ik heb een mededeling!” roep ik zo hard als mijn uitgedroogde keel dat toelaat. Verwonderd kijk ik om me heen. Even verbaas ik me over het scherpe contrast van de drukte van Mexico-stad tegenover de rustige kazerne, maar al snel ben ik weer gewend aan de vele rokerige auto’s en schreeuwerige eettentjes en straatverkopers. Mijn jaar van afwezigheid lijkt onopgemerkt in de grote stad, waar de drukte, smerigheid en bedelaars een haast vertrouwd gevoel opwekken en het dagelijks leven, ondanks het toenemende drugsgeweld, stug voortgezet wordt. In formatie lopen we naar het Plaza de la Constituci`on, ook wel het Z`ocalo genoemd, waar de demonstratie zal plaatsvinden en waar
86
inmiddels al een grote menigte verzameld is. Onze instructies waren duidelijk, zelfs al kon ik me er persoonlijk niet in vinden: dit moet een vreedzame demonstratie zijn en bij het geringste teken dat dat niet het geval blijkt, wordt er hard ingegrepen. Cynisch genoeg lijkt het leger haar spierballen aan de drugskartels te willen laten zien tijdens een demonstratie tegen diezelfde kartels. Eenmaal aangekomen bij het Z`ocalo zie ik de rumoerige massa staan met haar vele protestborden, terwijl leuzen gescandeerd worden en verschillende aangeschoten jongeren provocerende gebaren maken naar de nu nog kleine groep militairen. Terwijl ik mijn aandacht probeer te richten op het detecteren van mogelijke tekenen van agressie of geweld, kan ik mijn aandacht niet onttrekken aan een vlammend betoog dat wordt gehouden door een bebaarde man, die met grootse gebaren en luide woorden ons met feiten over de Mexicaanse drugsoorlog om de oren slaat. De man lijkt net uitgesproken als ik plotseling wordt aangestoten en iemand verontrust wijst naar een groep in de menigte die ruzie lijken te krijgen. Onrustig kijken we toe hoe verschillende mensen beginnen te schreeuwen en er geduwd en getrokken wordt. Plotseling lijken de eerste klappen te vallen. “Wat doen we, Carlos?” vraagt Alejandro, en ik hoor een benauwde ondertoon in een stem die normaal enkel grappen en sarcastische opmerkingen lijkt te kunnen voortbrengen. “Wacht nog even,” zeg ik, terwijl ik om me heen kijk. Meerdere sergeanten kijken zenuwachtig om zich heen, niet wetend of ze hun soldaten opdracht moeten geven in te grijpen. Het kan ten slotte een klein opstootje zijn dat in enkele minuten weer voorbij is. Geen van de sergeanten, vrijwel allemaal 18-jarigen die nog slechts een paar weken van hun dienstplicht moeten uitzitten, lijkt de beslissing te durven nemen, en een hogere officier is opeens nergens te bekennen. Plotseling rennen er verschillende mensen gillend weg en wordt mijn aandacht weer naar de menigte getrokken, terwijl een gevoel van angst steeds meer de overhand lijkt te krijgen. Eerst lijkt er enkel geschreeuw te zijn, maar al gauw kan ik verschillende woorden onderscheiden: “maffia”, “geweer” en “vlucht”. Ik doe een paar stappen vooruit alvorens ik verstijf en weer blijf staan. Een eind verderop, midden tussen de menigte van burgers, grijpen een paar onguur ogende types naar hun binnenzak en trekken er
87
Beretta-pistolen uit, het merk van verschillende drugskartels. De paniek die ik voel overheerst helemaal wanneer ik slechts seconden later meerdere mannen met grote geweren aan zie komen lopen. Mijn wekenlange opleiding flitst in een paar seconden langs me heen, en ik doe een wanhopige poging iets te herinneren wat in deze situatie zou kunnen helpen, maar geen enkele training lijkt me hierop voorbereid te hebben en enkel het beeld van een schreeuwende Corleone lijkt in mijn geheugen te zijn geplant. Ik weet niet hoelang ik daar stond, terwijl allerlei gedachten door mijn hoofd vlogen, maar plotseling wordt ik me weer bewust van mijn omgeving, waar chaos en paniek de overhand lijken te hebben. Het lijkt een vete te zijn tussen twee drugskartels, die op het punt staat midden op het plein, tussen de onschuldige burgers, uitgevochten te gaan worden. Plotseling hoor ik een schot vallen en lijkt een deel van de bendeleden zich op de militairen te richten, die nog gering in aantal zijn. “Ik moet iets doen” schiet het door mijn hoofd heen, en razendsnel neem ik mijn opties door, terwijl ik van achter iemand “We moeten we doen, Carlos!” hoor schreeuwen. Al snel kom ik tot de conclusie dat ik drie opties heb. Keuze 1: Ik ga over tot harde actie: ik geef mijn soldaten opdracht het vuur te openen op de gewapende drugsbendes. Ten slotte is mij opgedragen dat iedere vorm van geweld gelijk neergeslagen moet worden. Tegen een drugsvete, die midden tussen de onschuldige burgers uitgevochten lijkt te gaan worden, moet zeker hard en daadkrachtig worden opgetreden, anders gaan er burgerslachtoffers vallen, terwijl wij staan toe te kijken. Maar er zitten natuurlijk wel risico’s aan, ten slotte lopen diezelfde onschuldige burgers nog overal rond. Voor keuze 1 , lees verder op pagina 88, “Actie.” Keuze 2: Het vuur openen brengt teveel gevaar met zich mee. Ik wacht op opdracht van een meerdere, want deze situatie gaat ver boven mijn beslissingsvermogen. Een officier kan niet ver weg zijn. Op deze manier weet ik zeker dat er geen onschuldige burgers neergeschoten worden door mijn troepen. Voor keuze 2 , lees verder op pagina 88, “Geduld.”
88
Keuze 3: Ik geef mijn soldaten opdracht de gewapende mannen te arresteren. Het vuur openen is te gevaarlijk en ik kan hier niet blijven staan en nietsdoen. Ik moet ingrijpen, dus proberen we deze situatie zonder dodelijke slachtoffers op te lossen. Voor keuze 3 , lees verder op pagina 88, “Arrestatie.” “Actie” Als ik eenmaal besluit tot harde actie over te gaan, lijkt alles over te worden genomen door instincten en speelt alles zich als een soort actiefilm voor me af. Snel geef ik opdrachten en neem de gewapende mannen onder vuur, wanneer zij zich richting het leger keren . . . Lees verder onder “Trauma.” “Geduld” Zodra ik besloten heb af te wachten, stuur ik twee man erop uit om de dichtstbijzijnde officier te vinden en begin in mijn portofoon te schreeuwen. Voor me zie ik de situatie steeds verder escaleren en plotseling wordt er door meerdere gewapende mannen het vuur geopend. Als ik een kind in angst op de grond zie duiken kan ik niet langer wachten en moet ik overgaan tot actie? Lees verder onder “Trauma.” “Arrestatie” Samen met mijn soldaten nemen ik positie in om de gewapende mannen te arresteren. Hoewel we dit bij trainingen eindeloos herhaald hebben, heb ik het altijd gezien als een nutteloze verplichting. Nooit had ik gedacht dit in de praktijk uit te moeten voeren. Mijn hoofd lijkt leeg en ik durf niet meer na te denken bij wat er gebeurt: ik kan alleen nog maar doen wat er moet gebeuren. Terwijl we naar voren rennen, lijkt de drugsbende zich te realiseren wat er gebeurt, want plotseling draaien ze ons allemaal naar ons toe. Dan breekt opeens de hel los . . . Lees verder onder “Trauma.” “Trauma”
89
Slikkend kijk ik dr. Fernandes aan als ik het volgende deel van mijn verhaal wil vertellen. Zelfs hier, in de inmiddels vertrouwde omgeving van de kliniek in Cuba, vind ik lastig, zo niet onmogelijk, om te vertellen over de momenten die hierop volgden. Ook al zie ik de beelden nog iedere nacht haarscherp voor me, als mijn slaap weer hardhandig wordt onderbroken door de afschrikwekkende beelden; ze uitspreken is iets wat ik sinds die dag nog niet heb durven doen. Waarom weet ik niet: gebeurtenissen verzwijgen maakt ze niet ongedaan. Toch krijg ik de woorden niet over mijn lippen: 18 doden, waaronder 7 burgers en mijn beste vriend, Alejandro. Haast nog erger dan de beelden van de levenloze lichamen die constant als een soort film op de achtergrond van mijn hoofd wordt afgespeeld, is de vraag die steeds weer terugkomt, hoe ver weg ik hem ook probeer te duwen: wat als ik een andere keuze had gemaakt? Tientallen mensen hebben me bevestigd dat ik de goede keuze had gemaakt, maar toch blijft de vraag door mijn hoofd spoken: wat als ik anders had gekozen? Had ik de levens van mijn vriend, 3 onschuldige kinderen en nog 14 anderen kunnen besparen? De schotwond die ik er aan overhield was binnen een paar weken genezen, maar de nachtmerries, twijfels en vragen blijken vele malen pijnlijker dan welke fysieke verwonding dan ook. Mensen die worden blootgesteld aan traumatische ervaringen, zoals geweld, verwonding of levensbedreigende situaties, kunnen het posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) ontwikkelen. Deze psychische aandoening resulteert vaak in herbeleving van de traumatische gebeurtenis, zoals flashbacks of nachtmerries, het verdrukken van herinnering van de gebeurtenis of angstaanvallen. Om PTSS te ontwikkelen, moet zich een bepaalde traumatische ervaring hebben voorgedaan in het leven van de pati¨ent. De persoon moet een situatie hebben meegemaakt of getuige zijn geweest van een situatie met (dreiging van) de dood, ernstige verwondingen of (dreiging van) schending van de fysieke integriteit. Hiernaast moet de persoon hierop gereageerd hebben met ontzettende angst, hulpeloosheid
90
of afschuw. Om gediagnosticeerd te worden met PTSS moet een pati¨ent aan een aantal criteria voldoen. De eerste hiervan is de blootstelling aan een traumatische gebeurtenis, zoals hierboven beschreven. Het tweede criterium is het vertonen van een drietal symptomen (DSM-IV; American Psychiatric Association 1994). De symptomen van PTSS kunnen in drie categorie¨en ondergebracht worden: herbeleving, vermijding of verdrukking en zogenaamde hyperarousal. De eerste categorie, herbeleving, uit zich door herbeleving van de traumatische gebeurtenis. Deze kunnen getriggerd worden door de omgeving, bijvoorbeeld omdat deze gelijkenissen vertoond met de omgeving van de traumatische ervaring, maar kunnen ook uit het niets optreden. Deze herbelevingen kunnen zich onder andere uiten in de vorm van flashbacks of nachtmerries. Omdat men geen controle heeft over wanneer deze herbeleving plaatsvindt en het gepaard gaat met heftige, negatieve emoties, kan dit grote gevolgen hebben voor het dagelijks leven. De verdrukking van herinneringen aan de traumatische ervaring wordt toegeschreven aan het feit dat deze herinneringen sterke negatieve gevoelens oproepen en daarom, uit zelfbescherming, verdrongen worden. Sommige slachtoffers vergeten hele delen van de gebeurtenis. Ook “verdoving” kan hieronder vallen, zoals het afzwakken van emoties rondom te gebeurtenis. Dit kan doortrekken naar alle emoties in het dagelijks leven, waardoor het slachtoffer bijvoorbeeld weinig vreugde meer voelt. Tot slot leidt PTSS tot een constante staat van verhoogde waakzaamheid, zogenaamde hyperarousal. Hierdoor is een lichaam constant in een fight-or-flight-staat, wat tot vermoeidheid en moeilijk functioneren in het dagelijks leven leidt.
91
Om gediagnostiseerd te worden met PTSS, moeten deze symptomen minstens een maand na de ervaring aanhouden. Meer dan 90% van de getraumatiseerden vertonen deze symptomen vlak na de betreffende ervaring, maar naarmate de tijd vordert daalt dit percentage. In de tabel is de ontwikkeling hiervan in de loop van de tijd te zien (Rothbaum & Foa, 1993). De laatste eis aan diagnose met PTSS is dat deze symptomen leiden tot ernstig lijden of beperkingen in sociale of beroepsmatige handelingen. Periode na incident 2 weken 1 maand 3 maanden 6 maanden 9 maanden
PTSS-symptomen 94% 65% 47% 42% 42%
PTSS wordt behandeld met diverse therapie¨en (Barlow, 2008). Psychotherapie is de basis van vrijwel alle behandelingen, gecombineerd met medicatie. Cognitieve gedragstherapie, wat denkpatronen probeert te herkennen en be¨ınvloeden, is een vorm van psychotherapie dat als belangrijke behandelmethode voor PTSS wordt gezien en wordt dan ook veel gebruikt. Ook blootstelling, waarbij men bewust aan de angsten wordt blootgesteld, is een veelgebruikte behandelmethode. Uiteindelijk wordt er, zoals bij vele psychische aandoeningen, gezocht naar een behandelmethode of combinaties van meerdere behandelmethodes die voor de specifieke persoon het beste werkt om deze ziekte in de hand te houden of te genezen.
Lees verder op pagina 133.
92
93
Door Normen Niet meer die kleine jongen “Matthias! Kun je even komen?” hoor ik mijn vader beneden aan de trap schreeuwen. Het kraken van de trap terwijl ik naar beneden loop herinnert me weer aan de slechte staat waarin dit huis verkeert. Nog even en zelfs de kakkerlakken durven hier geen voet meer naar binnen te zetten. Man wat kijk ik er naar uit om eens op mezelf te gaan wonen. Het blijkt dat pap me naar beneden heeft geroepen om de planning van deze zomervakantie even door te spreken. “Heb je al een datum vast staan waarop je met je vrienden naar Spanje vertrekt? Ik wil ook met zijn twee¨en nog even iets van een week of twee weg.” Zegt hij met een toch ietwat norse stem, waaruit ik afleid dat hij nog steeds een beetje spijt heeft dat hij toestemming heeft gegeven voor die jongerenvakantie. Ik weet het, het klinkt raar. Mijn strenge, orthodoxe vader heeft er mee ingestemd dat ik met mijn vrienden van de middelbare school een week ga genieten van zon, zee en strand. Een week weg van alle invloed die hij normaal zo goed op mij kan uitoefenen. Hoe is het mogelijk! Wel, na de scheiding van mijn ouders koos ik er voor om bij mijn vader te gaan wonen. In het begin was het misschien verleidelijker om bij mijn lieve, zachtaardige moeder te gaan wonen, maar die vond het al moeilijk genoeg om zichzelf te redden, en mijn vader had alles goed op de rit: Hij heeft een goede baan, een christelijke gemeenschap waar hij terecht kan, en een soort van respect dat hij bij mensen afdwingt. Dat mijn vader erg betrokken was met mijn resultaten op school, uitte zich gedurende mijn tijd op de middelbare school in zowel zware teleurstellingen als uitbarstingen van vreugde. Dat laatste gebeurde toen ik in mei van dit jaar met mijn diploma van het centraal examen VWO thuis kwam. Cum Laude! Mijn vader was zo blij en trots, dat ik op een gegeven moment doorhad dat ik hier wel eens gebruik van zou kunnen maken. Op dit tactische moment liet ik mijn plannen om met vrienden op vakantie te gaan doorschemeren. Mijn vader stemde in onder een aantal voorwaarden die bij mij het ene oor in en het andere oor weer uit gingen, maar ik wel braaf “ok´e” op antwoordde.
94
The name is Matthias, student Matthias. Na de vakantie met mijn vrienden en een rondtrekreis door het verenigd koninkrijk met mijn vader is de 3 maanden durende vakantie dan toch bijna aan een einde gekomen. Op de middelbare school heb ik hard gewerkt voor de cijfers die ik gehaald heb, en de afgelopen 2,5 maanden voelden echt als een beloning. Het heeft me veranderd: dat iemand je zo af en toe flink op je flikker geeft kan zeker leiden tot betere resultaten, en betere resultaten worden uiteindelijk beloond. Daarna is degene wie je flink heeft aangepakt opeens weer een stuk menselijker in jouw ogen, en heb je meer respect voor hem gekregen. Het collegejaar aan de universiteit begint over 2 weken. Vanwege mijn interesse in economie en wiskunde heb ik besloten om Technische Bedrijfskunde te gaan studeren aan de Universiteit Twente in Enschede. De laatste handeling die ik nog moet verrichten voordat ik kan gaan studeren, is een kamer zoeken in Enschede. Vanavond om half 9 heb ik een kamerzoekgesprek bij een studentenhuis in het centrum van Enschede. Om er te komen pak ik de trein: Mijn reis gaat van Rijssen naar Almelo, waarik vervolgens overstap op de trein naar Enschede. Het overstappen in Almelo gaat vaak niet van een leien dakje; ik ben niet de enige die vanuit Almelo naar Enschede wil komen, en in de trein wil genieten van een zitplaats. Wanneer ik de trein in de verte aan zie komen, en hij steeds dichterbij nadert, probeer ik altijd de snelheid van de trein een beetje in te schatten. Zo weet ik of ik tactisch opgesteld sta op het perron om als een van de eersten de trein binnen te kunnen stappen. Het gaat wat mij betreft allemaal om het kiezen van de juiste deur: Tactisch de trein in Zoek een goed plekje op het perron zodat je de trein van ver aan ziet komen, en stel vast of het om een lange, middelgrote of korte trein gaat. Projecteer vervolgens deze trein voor jezelf langs het perron. Nu je ongeveer weet waar de achterste of voorste cabine zal stoppen, zet je al een paar stappen in die richting. Wanneer de trein dichtbij genoeg is dat je zijn snelheid in kan schatten, negeer je alle andere
95
hyena’s om je heen en focus je je op de stopsnelheid van de trein. Nu komt het belangrijkste: kies op basis van deze stopsnelheid j´ouw deur. Loop nu langzaam mee met de deur waar jij al je pijlen op gericht hebt. Voor gevorderden: blijf lekker staan en de deur komt vanzelf naar je toe. Nu is het zaak om recht voor de deur te blijven staan en iemand anders op de knop te laten drukken. Wanneer de deuren opengaan, stap je synchroon met de beweging van een van de twee deuren achteruit en opzij, zodat jij de eigenaar bent van een van de zijkanten van de opening. Probeer nu de laatste die uit moet stappen in je vizier te krijgen; zodra deze met ´e´en voet buiten de deur is, pak jij je kans en zet een voet in de deuropening. Gebruik nu je lichaam om als eerste naar binnen te stappen, et voila. Het kamerzoekgesprek is een succes. Ik heb me wellicht iets enthousiaster en socialer voorgedaan dan ik ben, maar goed je moet jezelf ook een beetje weten te verkopen op zo’n avond. In Enschede vindt ieder jaar traditiegetrouw de Kick-In plaats, dit is een introductieperiode voor alle nieuwe studenten aan de UT die tien dagen voordat de colleges beginnen, van start gaat. Het is bedoeld om kennis te maken met je studiegenoten, de campus en Enschede, maar van mensen om me heen hoor ik al dat het neerkomt op elke avond feesten, ‘s ochtends lekker uitslapen en ‘s middags relaxen. Niet iets wat ik gewend ben, eigenlijk heb ik zoiets in Spanje pas voor het eerst meegemaakt. Laten we hopen dat het goed komt. De eerste dag van de Kick-In is aangebroken, en het eerste wat me te doen staat is het kiezen van een doegroep. Met deze doegroep, bestaande uit ongeveer 5 ouderejaarsstudenten en 12 nieuwe studiegenoten, ga je de Kick-In voornamelijk beleven. Samen met een vriend van de middelbare school, die ook TBK gaat studeren, kies ik voor de doegroep met de leukste presentatie. ‘s Middags leren we elkaars namen kennen en chillen we wat met een voetbal op het grasveld. De ouderejaars maken ons met mooie verhalen over vorig jaar al enthousiast voor vanavond. Tijdens het eten vloeien de eerste
96
biertjes al door m’n keel. De avond is nog jong, maar de ouderejaars zijn van plan de eerste avond even flink van start te gaan. Rond een uur of 9 zijn we aangekomen in de vestingbar, wat tijdens de Kick-In d´e uitgaansgelegenheid op de campus is. Er geldt 100 bier voor 100 euro, en omdat ik me prima vermaak probeer ik met het tempo van de ouderejaars mee te drinken. Het is nu 1 uur ‘s nachts, en ik kan je vertellen, ik mag niet meer autorijden. Er wordt weer 100 bier gehaald voor de doegroep, en ik begin nu wel te te twijfelen of het verstandig is om nog met dit tempo door te gaan. Ik sta voor de keuze om verstandig te zijn en aan de cola te gaan, of gezellig met de rest nog even een paar biertjes achterover te slaan. Het alcoholgehalte in mijn bloed Ik schat dat ik nu zo’n 20 glazen bier van 200ml op heb, gedronken vanaf 19:00 uur, bij het eten. Het is nu 01:00u, en bier bevat een alcoholpercentage van 5%, wat betekent dat ik zo’n 20 · 0.2 · 0.05 = 0.2 liter pure alcohol heb geconsumeerd in 6 uur tijd. De dichtheid van alcohol is 789 gram per liter (gram/liter). Kortom, 0,2 liter pure alcohol komt overeen met 789/5 = 157.8 gram. Laten we aannemen dat de alcohol zich homogeen verdeelt over alle waterachtige stoffen in en rond onze lichaamscellen. Alcohol lost niet op in lichaamsvet. Daarnaast neem ik aan dat mijn lever de alcohol met een lineaire snelheid uit mijn lichaam verwijdert. Mijn BloedAcoholGehalte, BAG, wordt dan: BAG = D/V − a · t Met D de dosis (gram) ingenomen alcohol in t uren. V is het verdelingsvolume waarin de alcohol zich in je lichaam bevindt. Tenslotte is a de afbraaksnelheid door de lever, in gram per liter per uur. Uit onderzoek (Widmark, 1932), (Seidl, Jensen & Alt, 2000). (Watson, Watson & Batt, 1980) is gebleken dat voor het verdelingsvolume V geldt: 0.8V (mannen) = 0.3626 · G − 0.1183 · LF T + 20.03
97
0.8V (vrouwen) = 0.2549 · G + 14.46 Ik ben 18 jaar oud, en mijn magere lichaam weegt 70 kg. Kortom, ik heb een verdelingsvolume van 54.1 liter. De ingenomen dosis alcohol D hebben we al berekend: 157.8 gram in 6 uur. Voor een jong persoon als ik, die nog niet vaak in aanraking is gekomen met alcohol geldt een afbraaksnelheid a van ongeveer 0.12 kg per liter per uur. Het alcoholgehalte in mijn bloed is op dit moment dus: BAG = 157.8/54.1 − 0.12 · 6 = 2.20 gram per liter Aangezien bloed een dichtheid heeft van ongeveer 1000 gram per liter , komt dit overeen met een promillage van 2.2. Vanaf een alcoholpromillage van 3 treedt het gevaar van bewusteloosheid op, en bij 4 of hoger kun je in een coma geraken. Hoeveel bier kan ik nu nog veilig drinken? Hiervoor schrijven we D even los uit de formule voor BAG: D = V · (BAG + a · t) Wanneer ik alleen het ergste geval wil voorkomen (bewusteloos of coma), kan ik in theorie het komende uur nog ongeveer 54.1 · ((3 − 2.33) + 0.12 · 1) ≈ 44 gram alcohol nuttigen, wat overeenkomt met zo’n 5 glazen bier. Om het lot niet te tarten, besluit ik tot 2 uur ‘s nachtst nog twee glazen bier te drinken en daarna aan de fris te gaan. Om 5 uur lig ik met een tevreden gevoel in bed, en de rest van de Kick-In verloopt ook soepel. Met meer dan de helft van de doegroep kan ik het erg goed vinden. Het studiejaar verloopt op sociaal gebied goed, maar met de cijfers gaat het nog niet heel erg lekker. Waarschijnlijk gaat het me net lukken om aan mijn BSA (Bindend Studie Advies) van 45 studiepun-
98
ten te voldoen. Je kunt zien dat we al weer aan het einde van het jaar zijn, want de studentenverenigingen zijn druk campagne aan het voeren. Allemaal willen ze zoveel mogelijk leden binnenhalen. M’n huisgenoten moedigen me aan om bij de meest studentikoze vereniging te gaan, maar ik heb nog niet zo veel met dat corporale gedoe. Het leren kennen van vele andere studenten lijkt me aan de andere kant ook wel weer erg gaaf, en m’n vrienden zeggen dat deze vereniging wel de meest hechte is van alle verenigingen. Het is de laatste collegedag als ik met Janneke, een huisgenootje, vanaf de campus naar de stad fiets. Het regent pijpenstelen. “Kom Matthias, laten we harder fietsen, dan zijn we sneller thuis, fietsen we minder lang in de regen en dus komen we droger aan.” Maar een jaar studeren laat je al sneller over dit soort dingen nadenken. Even een beetje natuurkundig redeneren is nodig om tot de juiste oplossing te komen; wanneer ik zachtjes fiets heb ik immers het idee dat het minder hard regent en ik dus minder nat wordt. Wat is de juiste keuze? Snel of langzaam fietsen in de regen Wanneer je zachtjes fietst wordt je per seconde natuurlijk minder nat: je vangt voornamelijk regen met je boven oppervlak, en maar heel iets met je voorkant. Als ik sneller fiets vang ik zowel met m’n voorkant als m’n bovenkant flink wat regen. Maargoed, ik fiets ook minder seconden wanneer ik harder fiets. Waar ligt de optimale oplossing? Hiervoor moet ik het effect van de wind even buiten beschouwing laten, want die is immers onvoorspelbaar. Ik neem dus aan dat het windstil is. De eerste observatie die ik kan doen, is dat de snelheid waarmee ik fiets geen invloed heeft op de hoeveelheid regen die ik per seconde opvang met mijn boven-oppervlak. Maar hoe zit het met mijn frontale oppervlak? De regen valt continu naar beneden; wanneer de ene regendruppel een stukje is gevallen wordt zijn plaats al weer ingenomen door een andere regendruppel. Dus eigenlijk kan ik de regen die ik tegemoet ga fietsen,
99
ook zien als regendruppels die stilhangen in de lucht. En dan maakt het niet uit hoe snel ik die regen tegemoet fiets, ik zal alle regendruppels toch opvangen! Kortom, of ik nu langzaam of snel ga fietsen, mijn voorkant wordt even nat. Conclusie: Ik win een beetje door hard te fietsen. Voor mijn voorkant maakt het niet uit hoe hard ik ga, maar mijn bovenkant blijft iets droger, en daar zit de winst. Ik vang immers minder lang regen met mijn bovenkant omdat ik sneller thuis ben. Ik kies om Jannekes idee te volgen, en we fietsen hard naar huis. Onderweg zie ik de posters van de corporale studentenverenig weer hangen. Na de zomervakantie moet ik de keuze maken: Lid worden of niet? Lid worden zou betekenen dat ik twee weken een ontgroening moet lopen, vaker alcohol zal nuttigen, en minder tijd over zal hebben voor mijn studie. Maar het is zo verleidelijk! En ik ben bang dat ik over een tijd spijt zal krijgen wanneer ik het niet doe. Wat zal mijn vader er van vinden? Ik denk terug aan de les die ik van hem geleerd heb. Wanneer ik mijn studie goed op de rit houd, zal hij me er in steunen. Ik zou echter ook tevreden kunnen zijn met wat ik nu heb. Dat geeft me in ieder geval de garantie dat ik genoeg tijd in m’n studie kan steken. Twijfels, twijfels, twijfels. Word ik wel of geen lid worden van de studentenvereniging? Ja, ik word lid.
Lees verder op pagina 115.
Nee, ik word geen lid.
Lees verder op pagina 125.
100
101
Ik besluit om het maar zo te laten. Het is me te veel moeite om voor elke app en elke website te controleren wat ze allemaal van me willen weten. Ik focus me alleen op de instellingen van Facebook. Een aantal dagen later heb ik weer een e-mail van oma. Ze schrijft dat het niet goed met haar gaat. Ze zit te trillen achter de pc en kan de deur niet meer uit. Tot mijn schrikt vraagt ze of een van ons zo snel mogelijk wil komen. ”Dat klinkt ernstiger dan verwacht”, denk ik. Ik haal snel mijn moeder erbij. Als we bij mijn computer aankomen staat er een pop up open. “Je krijgt ook overal reclame”, denk ik. De pop up gaat over goedkope vliegreizen, met als bestemming Cuba. ”Dat weten ze dus ook al.” “Misschien moet jij daar maar gebruik van maken”, zegt mama. “Ik?”, vraag ik. “En Lisa dan?” “Daar pas ik wel op. Ik heb tenslotte al meer ervaring met kinderen dan jij.” Daar heeft ze gelijk in. Papa kan niet weg, want die moet werken. En ik durf het ook niet aan om zonder enige hulp in mijn eentje op Lisa te blijven passen. Ik klik op de aanbieding en een pagina van het reisbureau opent. Het ticket lijkt inderdaad goedkoop. Nadat het is betaald, geeft de site de mogelijkheid om dit met Facebook te delen. Mijn naam en profielfoto staan al naast het tekstvakje, ik hoef alleen nog maar op ’Plaatsen’ te klikken. Lees verder op pagina 133.
102
103
Door Ruud Het is beter als ik mijn verhaal begin bij het echte begin. Mijn moeder gaf me, in de tijd dat mijn ouders hopeloos met elkaar overhoop lagen, een schrift waarin ik mijn gedachten kon opschrijven; een dagboek dus, een “meisjes-ding” zoals mijn vader het placht te noemen. Daarop kwam de scheiding met alleen maar ellende en ruzies. Het is tijdens mijn eerste jaar van mijn middelbare school blijven stormen met alle gevolgen van dien: mijn schoolresultaten bleven ver onder de maat. Voor mij was deze tijd zeer troebel, afgaande op mijn dagboek. Zo troebel dat ik alles heb verdrongen uit die jaren. Mams was wel een rots in de branding, hetgeen opmerkelijk was omdat ze continu onder het juk was gebleven van mijn vader en daarom altijd een flets muurbloempje had geleken. Ze leefde op, ging dingen doen die ze zich al die jaren had ontzegd: ze ging toneelspelen, ze ging meer en meer volgens haar principes leven. Het vrouw-zijn was iets positiefs geworden, de zorg voor de natuur en liefde voor onze naasten kwamen hoog in haar vaandel te staan. En ik? Ik was aan het puberen, ik was aan het disfunctioneren op school, in het leven, in alles. Ik werd verplicht vegetari¨er en haatte dat, tenminste op dat moment; later ging ik begrijpen waarom mijn moeder zo fanatiek in was. Ik wist niet wat ik wilde, ik wist alleen wat ik niet wilde: en dat was alles. Mijn dagboek bevatte alleen inktzwarte volzinnen, die misschien op dat moment voor mij wel duidelijk waren – bij nalezing echter helemaal niet meer. En toen gebeurde het toch. Ik vermoed dat iedereen wel zo’n moment kent eens in zijn leven. Een gebeurtenis die je inzicht in veel dingen, zo niet alles, totaal verandert. Ik weet nu niet meer wie me erheen stuurde. Het was of mijn moeder, of mijn leraar economie. Het was een lezing van Dennis Meadows, lid van de Club van Rome. En ik werd er door gegrepen. Meadows betoogde dat de denkfout die vele mensen, en (vooral?) ook wereldleiders, maken is dat groei in een lineair model “altijd wel meevalt”: wat is nu immers een paar procent groei van iets? Misschien helpt het om een voorbeeld van hem te geven. De wereldbevolking stijgt met 2 procent per jaar; dit is zo vanaf de industri¨ele
104
revolutie (voor die tijd was wat het minder). Als we schrijven Xn voor het aantal wereldbewoners in jaar n, dan levert dit wiskundig model ons: 2 · Xn . Xn + 1 = 1 + 100 Dit model noemen we lineair omdat de variabele X er lineair in voor komt, en bijvoorbeeld niet met een kwadraat, Xn2 . Toch zijn de effecten niet linear. Het duurt niet 50 jaar voor onze wereldbevolking het dubbele is van nu, maar slechts 35 jaar. En nog erger: het duurt niet 150 jaar voor onze wereldbevolking het viervoudige is van nu, maar slechts 70 jaar. Als we dus op deze voet blijven leven zijn we met 50 miljard wereldburgers in 2080. De Club van Rome is een organisatie die ontstaan is in 1968 (Club van Rome, 1968). Een groep professionals uit de industrie, universiteiten, diplomatie en overheden kwamen bij elkaar in een villa in Rome. Zij waren uitgenodigd door de Italiaanse zakenman en visionair Aurelio Peccei. Ze bediscussieerden in die ontmoeting het dilemma van het kortetermijndenken van vrijwel alle wereldleiders. Het groot gevaar hiervan was dat vele relevante voorraden op de heel aardbol uitgeput zouden worden: energiebronnen, voedsel- en andere natuurlijke hulpbronnen. Een andere grootheid die hierbij natuurlijk een essenti¨ele rol speelt is de bevolkingsgroei. De onmiddellijke actie die eruit volgde was dat een groep van ruim 15 personen verbonden aan MIT (Massachusets Institute of Technology, USA) ging werken aan een wiskundig model dat een uitspraak zou kunnen doen of deze middelen op de lange termijn uitgeput zouden raken. (Opmerkelijk wellicht dat deze inspanning werd gefinancierd door Volkswagen.) Deze personen waren experts op het gebied van: natuurvoorraden, landbouw, vervuiling, beleid, financi¨en/economie, sociologie en politicologie. Deze samenwerking leidde in 1972 tot het eerste rapport van
105
de Club van Rome, getiteld “The Limits to the Growth” (Meadows, Meadows & Randers III, 1972). In Meadows (1973) werden de details (aannames, oplosmethoden, e.d.) gepubliceerd. Heel kort door de bocht is de MIT-groep ervan uitgegaan dat het wereldmodel van Forrester een goede benadering van de werkelijkheid is (Forrester, 1971). Relevant zijn de vijf basisgrootheden: bevolkingsgrootte, vervuiling, industri¨ele productie per hoofd, het verbruik van onvervangbare natuurlijke hulpbronnen en voedsel per hoofd. Het wereldmodel van Forrester bestaat uit vele zogenaamde niet lineaire differentievergelijkingen die de verschillende grootheden als functie van de tijd kunnen voorspellen. De vergelijkingen bevatten echter onbekende parameters; de enige manier om deze co¨effici¨enten te schatten was door historische data van v´oo´r 1972 te analyseren. Dit leidde tot “de” waarheid: vele mogelijke scenario’s werden gesimuleerd op een computer en de alle resultaten gaven hetzelfde te zien: als de wereld blijft voortleven met dezelfde groei, en industrialisatie, vervuiling en gebruik van natuurproducten evenredig blijven groeien, dan zal er binnen 100 jaar de limieten van groei bereikt zijn. De slotzin van het eerste rapport van de Club van Rome uit 1972 is illustratief. “De kern van de zaak is niet alleen of het mensdom zal blijven voortbestaan, maar meer nog of het kan blijven leven zonder te vervallen tot een bestaan zonder waarde.” Denk overigens niet dat dit een nieuw idee is. Thomas Malthus schreef in 1798 “An Essay in the First Principle of Population” met dezelfde boodschap als de Club van Rome. Toen waren er 9 miljoen wereldburgers, nu ruim 7 miljard.
106
Mijn leven kwam na die intrigerende lezing in een stroomversnelling terecht. Mijn moeders optimisme en haar continue stimulering om na te denken over de natuur en het leven maakten de jaren die erop volgden gemakkelijker dan ooit. Ik werd lid van allerlei groeperingen en verenigingen, als ze maar groen waren. Zo werd ik lid van een landelijke en lokale groene politieke partij en organisaties als het WNF (WereldNatuurFonds) en Natuurmonumenten konden op me rekenen. Ja, ik overwoog zelfs om mee te varen met Greenpeace om het leven van de machtige oliegiganten te vergallen in hun streven om een van de laatste stukjes ongerepte natuur tot hun speeltje te maken: de zucht naar meer olie en dus meer omzet, nu in de Noordpool. Ach, het oude riedeltje van elke multinational. Ook gaven al deze contacten vrienden, en deze groep van vrienden gaf me een familiegevoel, iets wat ik nooit eerder echt had gevoeld. Maar ik probeerde ook iets te begrijpen van de methodieken die de Club van Rome. Wiskunde, ja, dat was niet mijn sterkste kant op school; laat ik zo maar eufemistisch zeggen. Wat ik ook al googelend merkte was dat het in het geheel geen uitgemaakte zaak was of de Club van Rome de waarheid in pacht had. Hoezeer ik daar maar al te graag in wilde geloven. E´en van de voorbeelden die me aan “de waarheid” van de Club van Rome deed twijfelen was de weddenschap tussen Paul Ehrlich en Julian Simon. De eerste was bioloog en een fervent aanhanger van de Club van Rome. Simon was een hoogleraar bedrijfskunde en fervent gelover in de vindingrijkheid van de mens: als er in schaarste in welk product dan ook ontstaat zal de mens op tijd een alternatief bedenken is zijn filosofie. In zijn optiek is daarom het model van de Club van Rome te inflexibel en daarom essentieel onjuist. Om deze overtuiging kracht bij te zetten daagde Simon Ehrlich uit tot een weddenschap. Uit de analyse van de Club van Rome volgde universeel dat de prijs van een schaarser wordend product zal stijgen. Ehrlich mocht vijf schaarser wordende producten kiezen; hij zou winnen als de prijs zou gaan stijgen van 1980 tot 1990. Hij koos koper, chroom, nikkel, tin en wolfraam. Alle daalden, de doemdenker verloor. Simon wou de weddenschap nogmaals doen, met een inleg 100 maal de oude. Ehrlich zag er van af.
107
C(#"0#9()/90"* 2>%./0$(("(*
D$-"(;""%* /$>8%9(4* 69(4/$>8* B(#",-"0'()*
+'"(,-7* 99% &9.'-99%*
B(4>,-0'""%* &9.'-99%*
69(4/$>8* '(.>-*
+'"(,-* $./0"(),-*
B(4>,-0'"%"* $./0"(),-*
=$"4,"%*
+'"(,+'"(,-* $./0"(),$./0"(),-* .12$$34*
B(4>,-0'"% B(4>,-0'"%"* $./0"(),-* .12$$34*
!$>8%9(4*
<0$,' <0$,'"* !
69(4* $./0"(),-*
5$0)* *
6"#"(,#"07* 89:2;()*
=$"4,"% "% =$"4,"%* .12$$34* 2$$34
=0>:2-7 /9902"'4* !%'?#"(4"* #"0#>'%'()*
@-"0A"*
!"#$%&'()*
In schema het wereldmodel van Forrester dat als uitgangspunt diende van de Club van Rome. Het koppelt honderden variabelen aan elkaar in de vorm van niet-lineaire differentievergelijkingen. Zie ook World3 (z.d.) om een idee te krijgen van de complexiteit van het model. In de loop der tijd zijn er kleine veranderingen in aangebracht maar in essentie zijn deze te verwaarlozen De modellen van Forrester, van de Club van Rome, die met hun voorspellingen over tekorten aan grondstoffen, sterk hebben bijgedragen aan het bewustzijn beter met onze grondstoffen om te gaan. Het feit dat het wiskundige modellen waren droeg indertijd bij aan de geloofwaardigheid van die voorspellingen en heeft waarschijnlijk geleid tot een betere bewustwording. Hoe je het ook wendt of keert: het milieu is ermee op de kaart gekomen. De eerste publicatie van de Club van Rome in 1972 heeft wel geleid tot een sterke tweedeling in alle geledingen van de gehele wereldbevolking, misschien het best te karakteriseren
108
door pessimisten/meestanders enerzijds en optimisten/tegenstanders anderzijds. De pessimisten geloven in de kern van de boodschap van de Club van Rome en verwachten dat de mensheid het vermogen mist om op eigen kracht de huidige wereldproblemen op te lossen. De optimisten benadrukken de flexibiliteit en de vindingrijkheid van de mens. Immers bij het schaars worden van bepaalde producten vindt de mens weer omwegen en andere methodologie¨en om de problemen te omzeilen. De tegenstanders lijken gelijk te hebben. De ontwikkeling van de landbouw houdt gelijke tred met de groei van de wereldbevolking. Het milieu in de ge¨ındustrialiseerde landen wordt er zelfs schoner op. En van grondstoffenschaarste is geen sprake. Er zijn nog publicaties gevolgd door dezelfde auteurs (Meadows, Meadows & Randers, 1992). De modellen veranderen, issues veranderen. In het laatste boek (Randers, 2012) werd, naast een herhaling dat de mensheid het niet zal overleven als er geen maatregelen worden getroffen om overconsumptie en korte termijn denken tegen te gaan, kwam de nadruk vooral te liggen op de voorspelling dat het klimaat met 2 graden zal zijn gestegen in 2052. Maar de tweedeling is gebleven, of is zelfs versterkt. Sinds ik aan het puberen was geslagen ben ik niet meer gelovig. Dat dat het gereformeerde geloof betrof heeft geen rol gespeeld geloof ik: ik was waarschijnlijk uit elk geloof gevallen. Was het niet Frank Drake die schatte dat er waarschijnlijk miljoenen ontwikkelde civilisaties (zullen) zijn alleen al in ons melkwegstelsel (Drake, z.d.)? En onze God heeft ons uitgekozen als speciaal? Is dat niet een denkfout die we als mensheid al vele malen gemaakt hebben? Afijn, aan het eind van de middelbare school sta ik weer op een tweesplitsing, maar nu een echte. Ik weet niet meer wie te geloven. Het hele milieuprobleem, of hoe je het ook wil noemen, lijkt inderdaad er weer ´e´en van geloven te zijn; of niet. Moet ik me blijven
109
scharen achter de milieubeweging, de Club van Rome en andere Greenpeace-achtige groeperingen om zo te strijden van onderuit voor een rechtvaardigere samenleving? Of moet ik kiezen voor een toetreding tot de elite door te gaan studeren (aangenomen dat ik het nodige breinweefsel in me heb), en te streven naar oplossingen van bovenaf in de samenleving? Misschien dat ik kan bijdragen aan een verbetering van landbouw, of aan een verbetering van beter, rechtvaardiger beleid, of aan een beter wiskundig model dat de wereld doet versteld staan? (Ja, ik geef toe: dat laatste ligt niet in de lijn der verwachtigingen.) Maar is het niet duidelijk dat het in deze wereld niet zo werkt? Een wereld die er ´e´en van kapitalisme is, en volgens mij dus een wereld van liberalisme en “survival of the fittest”, en dus ook een werelden met grote verschillen: armoede en rijkdom? Is het niet zo dat ondanks de verbeteringen die we kunnen opmerken – de Club van Rome heeft toch wel (deel)doelen bereikt – de toestand niet nog flagranter is geworden: is het niet zo dat we nu gemakkelijk 12 miljard mensen kunnen voeden, terwijl er toch 10 miljoen mensen per jaar van de honger omkomen? En dat dit getal 10 miljoen weer vele malen groter is dan 10 jaar geleden. Is het niet zo dat Rutte en kompanen bevolkingsgroei nodig heeft om het o zo rijke Nederland weer aan haar ´e´en of twee procent groei in rijkdom te helpen? Ik merk dat ik ronddraai rond in argumenten, oorzaken en gevolgen: ik kom er niet uit. Hoe moet ik verder? Moet ik van onderuit actie blijven voeren, desnoods met geweld? Of laat ik me verleiden tot het pluche om van bovenaf mijn idealen te verwezenlijken? Ik blijf van onderuit vechten.
Lees dan verder op pagina 133.
Ik houd van pluche!
Lees dan verder op pagina 125.
110
111
112
113
Ik besluit om toch maar tijd en moeite te steken in het controleren van mijn gebruikte apps en websites. Tenslotte vind ik het maar niets dat er, zonder dat ik het weet, van alles over mij doorgestuurd wordt. Een aantal dagen later heb ik een aantal apps verwijderd en heb ik met behulp van verschillende handige sites gezorgd dat mijn privacy instellingen overal zijn zoals ik dat wil. Ik heb ook weer een e-mail van oma. Ze schrijft dat het niet goed met haar gaat. Ze zit te trillen achter de pc en kan de deur niet meer uit. Tot mijn schrikt vraagt ze of een van ons zo snel mogelijk wil komen. “Dat klinkt ernstiger dan verwacht”, denk ik. Ik haal snel mijn moeder erbij. “Tickets zijn wel duur, maar ik denk dat jij er maar naartoe moet gaan”, zegt mama. “Ik?”, vraag ik. “En Lisa dan?” “Daar pas ik wel op. Ik heb tenslotte al meer ervaring met kinderen dan jij. ”Daar heeft ze gelijk in. Papa kan niet weg, want die moet werken. En ik durf het ook niet aan om zonder enige hulp in mijn eentje op Lisa te blijven passen. Na even zoeken heb ik het goedkoopste ticket uitgezocht, al scheelt de prijs niet veel met andere reisbureaus. Na de betaling kom ik op een pagina waar duidelijk iets geblokkeerd is. Mijn nieuwe anti tracker plug-in lijkt goed te werken. Ik weet niet wie er achter zit, maar ze hoeven niet te weten dat ik naar het buitenland ga. Lees verder op pagina 133.
114
115
Door Renske Gierende autobanden overstemmen het gelach van een groep jonge studenten. Plotseling klinkt er een doffe klap gevolgd door het gerinkel van glas dat op het asfalt klettert. Het geluid sterft weg in de nacht en alles dat rest is een doodse stilte. Het licht van de straatlantaarns toont een triest tafereel, de remsporen getuigen van een verwoede poging van de bestuurder om een ongeluk af te wenden. De deuk in de motorkap en de versplinterde voorruit getuigen er echter van dat dit een vergeefse poging is geweest. Een kreun vanuit de auto maakt een einde aan de stilte op straat. De groep studenten die als verstijfd stonden te kijken naar het tafereel ontwaken uit hun trance en rennen richting de auto die op slechts enkele meters afstand van de groep tot stilstand is gekomen. Dan zien ze hun nieuwste verenigingslid op de grond naast de auto liggen. “Matthias!”, schreeuwt ´e´en van hen. Matthias ligt in foetushouding op het koude asfalt vlak naast de auto. Matthias lijkt niet te reageren op hun geroep en blijft roerloos naast de auto liggen. De feeststemming waar de studenten zojuist nog in verkeerden, lijkt nu wel een eeuwigheid geleden. Slechts enkele ogenblikken geleden duwden ze elkaar nog voor de grap de straat op. Onder het mom van “even kijken hoe goed jij nog op je benen staat!”, was steeds weer ´e´en van hen de lul en kreeg een duw de straat op. Wat net nog een onschuldige grap leek, blijkt nu een tragisch gevolg te hebben. De auto die uit het niets de bocht om kwam, kon de net op straat geduwde Matthias niet meer ontwijken en schepte de jonge student. In de verte klinken sirenes, de hulptroepen zijn onderweg. E´en van de studenten loopt naar de auto om zich over de bestuurder te ontfermen. Hij opent het portier aan de passagierszijde en ziet de bestuurder met haar hoofd tegen het stuur liggen. Ze kreunt en hij meent een alcohollucht te ruiken, maar bedenkt dat hij zelf ook genoeg gedronken heeft en het dus net zo goed van hemzelf afkomstig kan zijn. “Mevrouw, kunt u mij horen?”, vraagt hij aan de bestuurder en hij legt een hand op haar schouder. “Mevrouw, kunt u uw ogen voor mij openen?”, en hij ziet dat de vrouw haar ogen opent. Twee rood doorlopen ogen kijken hem aan. Ze heeft
116
kleine wondjes in haar gezicht, waarschijnlijk door de splinters afkomstig van de voorruit. Ook haar handen vertonen tekenen van het versplinterde glas. Behalve de kleine wondjes ziet de student geen ernstige verwondingen bij de bestuurder. Ze ziet eruit alsof ze net van haar werk komt, netjes gekleed en hij ziet een aktetas op de achterbank van de auto liggen. Dan lift de vrouw plotseling haar hoofd op en kijkt verwilderd naar haar onbekende passagier. “Wat ´ er is er gebeurd?”, vraagt ze “Ik moet naar mijn werk, ik MOET zo snel mogelijk heen!” De jongen probeert haar gerust te stellen: “Je hebt een ongeluk gehad, de ambulance komt eraan. Je werk zal het vast wel begrijpen. Blijf maar rustig zitten.” “Nee, je begrijpt het niet”, begint de vrouw weer, “Ik MOET naar mijn werk, als ik dat niet doe, raak ik alles kwijt.” In een poging het gesprek een andere wending te geven, vraagt de jongen naar de naam van deze onbekende vrouw, “Het komt wel goed mevrouw, blijf maar rustig dan komt alles goed. Wat is uw naam?” De vrouw lijkt nog steeds niet gerustgesteld, maar begint iets rustiger adem te halen en haar ogen lijken wat minder verwilderd. “Amber, Amber is mijn naam”, zegt ze en laat dan haar hoofd weer zakken op het stuur. Nationaal Kompas (2013): jaarlijks moeten 380.000 verkeersslachtoffers zich medisch laten behandelen, waarvan ongeveer 130.000 op de eerstehulppost. Van het aantal verkeersslachtoffers dat op de eerstehulppost wordt behandeld is ongeveer 54% van het mannelijke geslacht en valt 24% in de leeftijdscategorie 15-24 jaar. In 2011 moesten 33.000 personen worden opgenomen in het ziekenhuis na een verkeersongeval, waarvan 57% van het mannelijk geslacht was. In 18% van de gevallen ging het om jongeren (15-24 jaar).
De sirenes klinken dichtbij en blauwe lichten verlichten de straten. Hulp is onderweg voor Amber en Matthias. De studenten zien de ambulance de hoek om komen en kijken opgelucht naar elkaar, gelukkig hulp is gearriveerd. Drie mannen springen uit de ambulance, twee beginnen meteen instructies naar elkaar te roepen. De derde kijkt wat onwennig in het rond. De ambulancebroeders schatten snel
117
de situatie in en besluiten zich eerst om Matthias te ontfermen. Het ziet er slecht uit voor hem, hij reageert niet op prikkels en is nog niet bij bewustzijn geweest. Een hoofdwond doet de ambulancebroeders vermoeden dat er sprake is van hersenletsel, gelukkig haalt hij nog wel zelf adem. “Hij moet zo snel mogelijk naar het ziekenhuis”, zegt ´e´en van de ambulancebroeders. “Er is al een tweede ambulance onderweg voor mevrouw.” De studenten knikken voorzichtig en overleggen ondertussen wie er met Matthias mee zal rijden naar het ziekenhuis. “Carlos, kijk jij even bij mevrouw? Blijf even bij haar tot de collega’s zijn gearriveerd”, vervolgt de ambulancebroeder. Carlos twijfelt even voordat hij naar de ingedeukte auto loopt. Het leek hem wel leuk om een dienst mee te lopen met de ambulance en toen hem dat aanbod werd gedaan, kon hij natuurlijk niet weigeren. Maar als vrijwilliger op de eerstehulppost van het ziekenhuis werken, is hele andere koek dan hier op straat geconfronteerd te worden met een ongeval. In het ziekenhuis ziet hij de pati¨enten vaak pas wanneer ze liggen bij te komen van hun ongeluk of ingreep en hij gezellig een praatje met ze kan maken. De praatjes helpen Carlos om zijn Nederlands beter onder de knie te krijgen en hij heeft er daarnaast veel plezier in. Dan bedenkt Carlos zich dat al die praatjes hem nu misschien van pas komen om de bestuurder van de auto gerust te stellen. De student op de passagiersstoel is inmiddels uitgestapt en is blij dat zijn taak door Carlos wordt overgenomen. Carlos stapt de auto in en ziet dat de vrouw haar ogen half heeft geopend. “Zou de alcohollucht van de vrouw of van de zojuist uitgestapte student zijn?”, vraagt Carlos zich af. “Hallo, ik ben Carlos en ik houd u gezelschap tot de ambulance er is”, zegt Carlos tegen de vrouw. “Ik ben Amber”, zegt de vrouw met ietwat dubbele tong terug. “Heeft u ergens pijn?”, vraagt Carlos aan Amber. “Nee”, zegt ze “Alleen mijn gezicht een beetje.” Opgelucht dat het mee lijkt te vallen, vraagt Carlos niet verder. Buiten de auto hebben de ambulancebroeders Matthias inmiddels vastgelegd op de brancard. Zijn hoofd is gestabiliseerd met een nekkraag en grote blokken aan weerszijden van zijn hoofd. Een student assisteert door de infuuszak omhoog te houden die de broeder met een naald in de arm van Matthias heeft aangelegd. Plakkers op de borst van Matthias houden het hartritme in de gaten. Op het moment
118
dat de broeders Matthias in de ambulance leggen, arriveert de tweede ambulance. Inmiddels is ook de politie gearriveerd. Aangezien beide slachtoffers niet aanspreekbaar zijn en de studenten nog steeds in shock verkeren, houdt de politie zich bezig met het op afstand houden van nieuwsgierige omstanders en het omleiden van het verkeer. Carlos draagt zijn taak over aan de ambulancebroeders van de tweede ambulance. Hij wil terug lopen naar de eerste ambulance om mee te rijden met de jongen, maar ziet dat de ambulance net vertrekt. “Wacht!”, roept hij nog. Ze zijn Carlos vergeten. Hij zal de broeders van de tweede ambulance moeten vragen of zij hem mee terug willen nemen. Hij loopt terug richting de auto en ziet dat Amber net op de brancard stapt onder begeleiding van de twee broeders. “Kan ik met jullie mee terug?”, vraagt Carlos ´e´en van de broeders. “Ik ben een stagiair en de andere ambulance is me vergeten mee terug te nemen.” De broeder knikt naar de ambulance en Carlos stapt alvast in aan de passagierskant terwijl de broeders Amber achterin leggen. Nationaal Kompas (2012): een Meldkamer Ambulancezorg (MKA) neemt een melding aan van een acute aandoening of letsel en is daarmee de eerste schakel in de spoedeisende medische hulpverlening. De MKA zorgt dat de ambulance bij de pati¨ent komt voor de benodigde hulpverlening. Indien nodig vervoert de ambulance de pati¨ent naar het ziekenhuis, waar de pati¨ent wordt overgedragen aan een andere hulpverlener. De ambulance vormt dus een belangrijke schakel in dit proces. Naast de spoedeisende medische hulpverlening kan de ambulance ook worden ingezet voor planbaar pati¨entenvervoer. Hierbij wordt een ambulance besteld om een pati¨ent te vervoeren tussen twee locaties, meestal tussen verschillende ziekenhuizen. Tenslotte maakt de ambulance ook deel uit van Geneeskundige Hulpverlening in de Regio (GHOR), hetgeen een opschaling van de hulpverlening inhoudt in het geval van grotere incidenten. Met spoed wordt Matthias de traumakamer ingereden. Verpleegkundigen en artsen staan klaar en nemen het meteen over van de
119
ambulancebroeders. E´en van de broeders informeert de hulpverleners en roept met verheven stem de vitale waarden en de scores van testen. De bevindingen van de broeder worden genoteerd door ´e´en van de verpleegkundigen. De hulpverleners werken als een geoliede machine en wanneer de broeder is uitgesproken, is Matthias al aangesloten op allerlei apparatuur. Achter Matthias staan verschillende beeldschermen met lijnen die elk een andere waarde aangeven, bloeddruk, zuurstof en hartritme kunnen continu worden gecontroleerd. De verantwoordelijke arts besluit Matthias meteen door te sturen voor een CT van zijn hoofd. Hij reageert nog steeds niet en de arts vermoedt dat Matthias hersenletsel heeft opgelopen. Matthias wordt de aangrenzende kamer binnen gereden en vergezeld van alle apparatuur wordt hij klaargemaakt voor de CT. Zijn kleding wordt afgeknipt en zijn bijna naakte lichaam wordt bedekt met een deken. Matthias is klaar om de CT te ondergaan en de hulpverleners laten Matthias en de op hem aangesloten medische technologie achter in de kamer. Traumaprotocol (n.d.): iedere pati¨ent die ten gevolge van een verkeersongeval wordt binnengebracht op de eerstehulppost wordt gezien als een polytraumapati¨ent tot het tegendeel bewezen is. Dit houdt in dat de pati¨ent uitgebreid onderzocht dient te worden op allerlei mogelijke letsels (polytrauma of multitrauma). Voor een zo goed mogelijk verloop staat daarom een zogenoemd traumateam klaar zodat bij het binnenkomen van de pati¨ent deze meteen onderzocht kan worden. Het traumateam bestaat (in meeste gevallen) uit een arts-assistent chirurgie/chirurg, een anesthesioloog, een anesthesieassistent, 2 eerstehulpverpleegkundigen, een radioloog en een r¨ontgenlaborant. Elke hulpverlener heeft bij de binnenkomst van de pati¨ent een eigen takenpakket. De (arts-assistent) chirurg heeft o.a. de algemene leiding, de anesthesioloog dient o.a. de luchtwegen en het hart- en vaatstelsel in de gaten te houden en de verpleegkundige legt o.a. het infuus aan. In een andere kamer in het ziekenhuis wordt Amber onderzocht door
120
de dienstdoende arts-assistent en een verpleegkundige. Ze bewegen haar armen en benen en kloppen op haar buik om breuken en ander inwendig letsel uit te sluiten. Nadat alle controles zijn doorlopen, besluit de arts-assistent dat Amber niets ernstigs heeft opgelopen tijdens het ongeluk. Twee wondjes onder haar kin zijn wat aan de diepe kant en hij geeft de verpleegkundige opdracht om deze te verzorgen. De andere wondjes zullen volgens de assistent met de tijd vanzelf helen. “U zult er niets meer van zien, mevrouw.”, stelt hij Amber gerust. Amber knikt en legt haar hoofd in haar nek zodat de verpleegkundige goed bij de wondjes onder haar kin kan. “Het kan even prikken, mevrouw.”, waarschuwt de verpleegkundige als ze de lijm voor de wondjes uit de verpakking haalt, “Schrikt u niet en houd uw hoofd goed stil.” Amber klemt alvast haar kaken stevig op elkaar en klemt haar handen om het ijzer van de brancard. Haar knokkels zien wit en haar nagels maken afdrukken in haar handpalmen. Alles om stil te zitten, denkt Amber bij zichzelf, het moet wel mooi helen natuurlijk. “Carlos, neem de rest van de avond maar vrij”, zegt de supervisor van Carlos in het kantoor naast de eerstehulppost. Carlos zit stil tegenover hem. Hij is onder de indruk van alles wat hij vanavond heeft gezien. “Weet u al hoe het met de slachtoffers gaat?”, vraagt Carlos zijn supervisor. “Nee, ik heb nog niets gehoord.”, krijgt hij als antwoord. Nadat de twee nog even de gebeurtenissen van de afgelopen avond hebben doorlopen, loopt Carlos richting de uitgang van de eerstehulppost. Vlak voor de schuifdeuren bedenkt Carlos zich en loopt hij naar de zusterpost. Hij spreekt ´e´en van de verpleegkundigen aan en vraagt of zij hem wil informeren wanneer er nieuws is over de vanavond binnengebrachte verkeersslachtoffers. Amber trekt in gedachten verzonken haar jas aan. De instructies van de verpleegkundige om het de komende dagen even rustig aan te doen, gaan langs haar heen. Ze voelt zich opgejaagd, schuldig en wil zo snel mogelijk het ziekenhuis verlaten. Hoe kon ze nou met alcohol op achter het stuur stappen? Hoe stom kon ze zijn? Ze weet ook wel dat ze de aanrijding met die jongen niet had kunnen vermijden als ze niet had gedronken, maar ze reed ook wel erg hard. Gevoelens van schuld wisselen zich af met geruststellende gedachten. Ze kon er
121
niets aan doen, toch? Nog in gedachten verzonken, loopt ze richting de balie van de eerstehulppost. “Kunt u mij vertellen hoe het met die aangereden jongen is?” vraagt ze de vrouw achter de balie. Ze wil toch graag weten hoe het met hem gaat. Hij is van ongeveer dezelfde leeftijd als haar zoon. Haar zoon die ze heeft afgestaan toen ze nog maar zeventien was. De vrouw achter de balie vertelt Amber dat de aangereden jongen nog op de traumakamer ligt en ze nog geen nieuwe informatie heeft. Ze adviseert Amber om later terug te komen. SWOV (2012): de kans op een dodelijke afloop voor een voetganger ten gevolge van een aanrijding met een auto, neemt toe met de botssnelheid.
Matthias ligt alleen op een kamer. Het kussen waar zijn hoofd op rust, lijkt zijn gezicht nog bleker te maken. Achter hem bevindt zich een wand vol met schermen en andere medische apparatuur. Als je lang genoeg luistert naar de piepjes lijkt het een melodie te zijn van ´e´en of ander triest nummer. Aan zijn voeteneind staat een verpleegkundige zijn net gemeten bloeddruk en temperatuur te noteren. Het ziet er slecht uit voor Matthias. De klap van de auto heeft zijn botten niet gebroken en van de buitenkant lijkt het alsof hij slaapt, maar schijn bedriegt. De artsen zijn bang dat hij misschien niet meer zal ontwaken uit zijn slaap. “Coma, onbekende prognose”, staat in zijn dossier. Een andere verpleegkundige probeert ondertussen zijn familie op te sporen, maar zonder succes. Misschien dat de politie meer geluk heeft. Een jonge jongen in de bloei van
122
zijn leven ligt nu moederziel alleen in een bed op de intensive care. Iedereen hoopt dat deze jongen snel zijn ogen zal openen, maar hun verstand zegt hen dat dit helaas onwaarschijnlijk is. Al lopende door het ziekenhuis is Carlos bij de koffieautomaat op de gang van de intensive care beland. Terwijl hij staat te wachten op zijn koffie hoort hij twee verpleegkundigen praten over het lot van een onfortuinlijke jongen. Hij hoort het maar half. Wanneer hij weg wil lopen, hoort hij ´e´en van de verpleegkundigen zeggen. “Hopelijk vinden ze snel zijn ouders. Die jongen hoort nu zijn vader en moeder bij zich te hebben.” De andere verpleegkundige knikt instemmend en zegt hoopvol, “Hopelijk komt hij bij bewustzijn en viel de klap die hij heeft gemaakt toch mee.” Carlos draait zich om, zouden ze het over Matthias hebben” “Hebben jullie het over de jongen die vanavond na een auto-ongeluk is binnengebracht?”, vraagt Carlos aan de verpleegkundigen. De verpleegkundigen antwoorden bevestigend en wanneer Carlos vertelt dat hij op de plek van het ongeval was met de ambulance, zijn de verpleegkundigen bereid Carlos meer details te geven. Carlos krijgt te horen dat Matthias in het midden van de gang een kamer heeft. Als hij even wacht, zal ´e´en van de verpleegkundigen met hem meelopen naar de kamer om Matthias te bezoeken. Amber loopt te ijsberen voor de klapdeuren van de intensive care. Zal ze kijken hoe het met die jongen is? Ze vindt dat ze moet kijken naar de jongen die zij heeft aangereden. Ze wil zijn naam weten. Tegelijkertijd wil ze absoluut niet de ouders zien die misschien wel heel verdrietig zijn of de beschuldigende blikken van de verpleging. Ze hoort de klapdeuren opengaan en ziet een verpleegkundige de deur uitkomen. De deur gaat langzaam dicht, en ze kan nog net de gang van de intensive care zien. De lichte vloeren met houtnerf zien er uitnodigend uit, niet zo bedreigend als dat ze zich had voorgesteld. Zal ze dan toch maar gaan? Ze kan in ieder geval even langs de kamer lopen van de jongen, ze hoeft natuurlijk niet meteen naar binnen. Even proberen een glimp op te vangen van die jongen die op de motorkap van haar auto belandde. De intensive care, een lange gang met lichte vloeren, ligt in een apart gedeelte van het ziekenhuis. Aan weerszijden van de gang zijn kamers
123
waarvan de meeste deuren permanent zijn geopend. Er klinkt een trieste melodie van piepjes en kuchjes. Het is de afdeling van het ziekenhuis waar nooit sprake van enige nachtrust is. De afdeling waar de lichten nooit uitgaan en de verpleegkundigen altijd rondlopen alsof het midden op de dag is. De intensive care ziet er door de lichte kleuren uitnodigend uit, een schril contrast met de werkelijkheid. Niemand wil hier liggen of op bezoek moeten komen. De intensive care is synoniem voor ernst en het leven hier ligt continu op een weegschaal. Het kan goed gaan, maar een klein tikje is voldoende om de schaal de andere kant op te doen slaan. Het is op deze afdeling waar drie levens onzichtbaar met elkaar zijn verbonden. Aan de ene kant van de gang staat een internationale student uit Mexico, Carlos. Vrijwilliger geworden op de eerstehulppost en voor ´e´en avond uitgenodigd om mee te rijden op de ambulance. Een avond die hij nooit meer zal vergeten. Aan de andere kant van de gang, Amber. De hardwerkende vrouw die onderweg was naar haar werk. Onder druk van haar baas en de dreiging haar baan te verliezen, zat ze met drank op achter het stuur, een stomme fout. In het midden van de gang alleen op een kamer, Matthias. De student, net besloten om toch maar lid te worden van een studentenvereniging en een avond erop uit te gaan met zijn jaargenoten. Nu ligt hij vechtend voor zijn leven in het ziekenhuis. Amber had het ongeluk niet kunnen voorkomen als ze niet had gedronken. Carlos had niet kunnen weten dat dit ongeluk hem zo zou aangrijpen. Matthias had niet kunnen vermoeden dat een beetje dollen ook een tragisch eind zou kunnen hebben. Wat zou jij doen als je in de schoenen van Amber zou staan? Zou jij de kamer van Matthias binnengaan” Ja, ik ga naar binnen.
Lees verder op pagina 145.
Nee, ik ga niet naar binnen.
Lees verder op pagina 157.
124
125
Door Mayleen Enkele weken later krijgen een aantal mensen een brief van het Mars-Project-Nederland met de volgende inhoud: Geachte meneer/mevrouw X, U ontvangt deze brief omdat u tot de gelukkige winnaars van ons Mars-Project behoort. Hiermee heeft u een one-way ticket naar Mars gewonnen, waarmee u deel kunt nemen aan een van de eerste Mars-projecten. We hebben ervoor gekozen om een kleine hoeveelheid tickets te verloten onder studenten en medewerkers van verschillende universiteiten in Nederland, om zo buiten de astronauten, ook de gewone mensen de mogelijkheid te geven aan dit geweldige project deel te nemen. Zoals al gezegd, is hier sprake van een oneway ticket, wat betekent dat u niet meer terug kunt keren naar de aarde. Derhalve is een deelname aan het project niet vereist, maar u kunt zelf kiezen of u uw ticket wilt accepteren of niet. Indien u ervoor kiest om het ticket te accepteren, zult u vanzelfsprekend een omvangrijke training krijgen om de nodige vaardigheden en kennis op te doen voordat u naar Mars zult vliegen. Hierover zult u later meer informatie krijgen. De offici¨ele uitreiking van de tickets zal volgende week plaatsvinden op de Universiteit Twente in combinatie met een aansluitend feest. We vragen u om u vooraf aan te melden, zodat we weten met hoeveel mensen we rekening moeten houden. Deze aanmelding verplicht u niet direct om het ticket te accepteren, dat kunt u op de avond zelf nog beslissen. We hopen u op ons Mars-Project te kunnen begroeten en wachten op uw reactie.
Met vriendelijke groet, Mars-Project-Nederland
126
Onder de gelukkige winnaars die zich voor de offici¨ele uitreiking aangemeld hebben bevinden zich ook twee jongens en een jonge vrouw die toevallig die avond met elkaar in gesprek komen en zich aan elkaar voorstellen als Amber, Carlos en Matthias. Ze zijn allemaal opgewonden omdat ze weten dat het een geweldige kans is om deel te nemen aan het Mars-Project. Tegelijkertijd zijn ze er echter nog niet zeker van of ze het ticket willen accepteren. Amber vertelt aan de twee jongens dat ze nu als schoonmaakster werkt op de universiteit. Carlos vraagt haar of ze daarvoor een andere baan had, omdat hij verbaasd is over haar duidelijke nadruk op “nu”. Amber vertelt dat ze eerder een baan had als een secretaresse op een groot advocatenkantoor, maar dat ze ontslagen is omdat ze weigerde onder invloed naar het kantoor te rijden toen haar baas van haar eiste dat ze onmiddellijk terug naar het werk kwam. Vanwege haar financi¨ele situatie had ze geen andere keuze dan ingaan op de vacature voor schoonmaakster. Carlos en Matthias reageren begrijpend op haar verhaal en zijn van mening dat ze de juiste keuze heeft gemaakt. Ze vinden het belangrijk dat iemand niet tegen zijn eigen principes in handelt. Carlos vertelt daaropvolgend dat hij onlangs ook een keuze moest maken. Hij moest namelijk besluiten of hij vrijwilligerswerk wilde gaan doen, wat hem erg leuk leek. Hij vertelt dat hij toch heeft gekozen om niet te gaan, omdat hij geen achterstand wilde riskeren op gebied van studie of sport. Ook Matthias heeft een soortgelijke ervaring gehad en vertelt hen van de keuzes die hij tot nu toe moest maken. Amber kan een lach niet onderdrukken: “Zo jongens, nu staan we hier en moeten allemaal weer een belangrijke keuze maken.” “Ja, daar heb je gelijk in”, stemt Carlos in, “weten jullie al of jullie de tickets zullen accepteren?” Matthias schudt zijn hoofd: “Nee... niet echt. Ik vind het lastig om een keuze te maken. Enerzijds is het natuurlijk leuk en een grote uitdaging om deel te kunnen nemen aan dit project. Ik bedenk me echter ook dat dit zal betekenen dat ik mijn familie en vrienden vermoedelijk nooit meer zal zien. Dat vind ik geen leuke gedachte.” “Ja precies, dat zou erg zijn. Maar ik zie mijn familie nu al zelden, omdat ze in Mexico wonen. Dat was tot nu toe nog niet echt een probleem voor mij. Dus denk ik dat ik daar wel aan zou kunnen
127
wennen” meent Carlos. “Je mag niet vergeten dat we hier praten over ALTIJD. Ik zou er geen probleem mee hebben om ze enkele weken of maanden niet te zien, maar nooit meer? Nee, ik weet niet of ik dat zou kunnen”, werpt Matthias tegen. “Hoe zie jij dat Amber?” “Ik ben van mening dat dit inderdaad geen leuk vooruitzicht is. Vooral als ik denk aan mijn zoontje” antwoordt ze bedrukt. “Je hebt een zoontje?” vraagt Matthias benieuwd. “Ja, maar ik heb hem afgestaan ter adoptie toen ik zeventien was, omdat ik en mijn toenmalige vriend er niet voor konden zorgen. De laatste tijd moet ik heel vaak aan hem denken en als ik naar Mars ga dan zal ik hem vermoedelijk nooit meer leren kennen” antwoordt ze. “Dat is echt erg” zegt Matthias meelevend. “Nou ja, ik kan het niet ongedaan maken. En aan de andere kant weet ik ook wel dat het een geweldig kans is naar Mars te gaan. We kunnen ´e´en van de eerste mensen op Mars zijn, zo’n kans zul je vermoedelijk nooit weer krijgen in je leven” probeert ze het gesprek af te leiden. “Ja dat klopt”, stemt Carlos in, “denk eens aan Neil Armstrong, hoe hij vereerd werd als eerste man op de maan en hoe bekend hij vandaag de dag nog is.” Neil Alden Armstrong (Armstrong, z.d.) • Leefde van 5 augustus 1930 tot 25 augustus 2012. • Op 21 juli 1969 zette hij als eerste mens voet op de Maan. • “That’s one small step for (a) man, one giant leap for mankind”. • Onderscheidingen: Hij kreeg onderscheidingen uit zeventien landen waaronder de hoogste Amerikaanse onderscheiding, de Presidential Medal of Freedom. • Vernoemingen: Naast een planeto¨ıde en krater op de Maan dragen een dozijn scholen, straten en gebouwen in veel verschillende landen zijn naam.
128
“Haha ja, dat klopt. Maar vergeet niet dat hij weer op Aarde terug is gekomen. Zoals het er nu voor staat, ziet het er naar uit dat wij nooit meer terug zullen keren van Mars.” zegt Matthias lachend. “Ok´e, misschien was dit niet het beste voorbeeld” bekent Carlos. “Maar desondanks is het toch geweldig.” “Ja dat is het zeker” stemt Matthias in. “Is het voor jullie eigenlijk van belang wat sinds enkele dagen in het nieuws vermeld wordt?” vraagt Carlos en kijkt de andere twee benieuwd aan. “Wat bedoel je?” vraagt Amber ge¨ınteresseerd. “Ik bedoel de melding dat er hier in Nederland een grote natuurramp verwacht wordt” antwoordt Carlos. “Dat heb ik ook gehoord, ze zeiden iets over een overstroming op het nieuws. Ik dacht eigenlijk dat het slechts geruchten waren. Trouwens, we hebben vaker te maken met veel water en met overstromingen in Nederland. Dat is toch algemeen bekend? Ik heb het niet echt als een bedreiging opgevat”, zegt Matthias lachend. “Ja, maar als ze echt van een natuurramp spreken, zou ik het niet onderschatten”, werpt Amber tegen, “Misschien is het wel een teken.” “Een teken?” vraagt Carlos verbaasd. Amber knikt: “Ja zeker, ik vind het wel opvallend dat we de kans krijgen om naar Mars te vliegen, wat op zich al raar maar waar is, terwijl er even later over een natuurramp in Nederland wordt gesproken.” “Dus jij denkt dat het een soort lotsbestemming is?” vraagt Matthias. “Waarom niet? Ik vind het lastig om nu nog aan toeval te denken” zegt Amber met nadruk. “Nou ja, ik geloof niet echt in dingen als lotsbestemming, maar ik begrijp dat je een samenhang ziet.” zegt Carlos, “Voor mij is de mogelijke natuurramp niet echt van invloed op mijn keuze, ik zit meer te twijfelen vanwege de dingen die we hier als vanzelfsprekend zien. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde soorten eten of activiteiten die we dan niet meer ter beschikking zullen hebben.” “Ik denk dat we niet zullen verhongeren hoor, we krijgen vast wel iets te eten.” valt Amber lachend in. Carlos schudt zijn hoofd en legt uit: “Zo bedoel ik het niet. Maar bedenk je eens dat er daar helemaal niets is. We moeten alles zelf
129
opbouwen. Er is geen televisie, geen radio, geen McDonald’s, geen supermarkt, geen transportmiddel, helemaal niets van alles waar we nu aan gewend zijn.” “Dat is waar, maar het is toch een leuke gedachte dat je de kans hebt om zelf iets op te bouwen en het misschien zelfs beter te doen dan hier.” meent Matthias. “Ja, ik zal er ook geen probleem mee hebben om van luxe af te zien. Je zegt het zelf al Carlos, we zijn eraan gewend en het is vanzelfsprekend voor ons geworden om in al die luxe te leven. Maar ook hier op Aarde leven mensen die lang niet zoveel hebben als wij. Hoe erg en onterecht dat ook is, ze leven hun leven”, stelt Amber, “Dat is dus voor mij minder belangrijk bij het maken van mijn keuze, al is het wel iets wat men moet overwegen. Het gaat namelijk niet alleen om de luxe waaraan we gewend zijn, maar ook de kleine dingen die we amper opmerken. Denk bijvoorbeeld eens aan de natuur, het gefluit van vogels. Dat soort dingen zijn er niet op Mars. En zelfs als we ze hier zelden bewust waarnemen omdat we ze als vanzelfsprekend achten, denk ik dat ik ze toch zal missen.” Matthias kijkt haar verbaasd aan: “Het is te merken dat je echt na hebt gedacht over de keuze. Aan zoiets had ik eerlijk gezegd nog helemaal niet gedacht”, bekent hij, “Ik heb vooral de voordelen van het Mars-Project overwogen. Afgezien van het feit dat we een geweldige kans krijgen, waar we het allen over eens zijn, is het een ongelofelijke mogelijkheid om een bijdrage te kunnen leveren aan de wetenschap. We kunnen zo namelijk kennis opdoen en overdragen die we nooit zouden hebben gekregen als het Mars-project er niet zou zijn. En bedenk je eens dat wij degenen zullen zijn die een nieuwe plek bouwen waar de mensheid in de toekomst kan leven. En ook als er dingen zijn die we zullen missen en die ons nu doen denken dat het niet leuk zal zijn om naar Mars te vertrekken, kunnen we niet zeker weten dat we beter niet kunnen gaan.” “Daar heb je zeker gelijk in, Matthias. We kunnen niet weten hoe het is als we besluiten om het niet doen”, bevestigt Amber, “Maar dit maakt de keuze niet echt makkelijker... echter is dit...” Voordat ze verder kan spreken, weerklinkt er een geluid en wordt er omgeroepen dat alle deelnemers naar binnen mogen komen. De offici¨ele uitreiking zal over tien minuten van start gaan.
130
“Ok´e... Nu is het bijna zover, we moeten onze keuze maken” zegt Amber zuchtend. “Ja inderdaad. Maar ik weet om eerlijk te zijn nog steeds niet zeker wat ik wil doen” zegt Carlos iets vertwijfeld. “Ik vond het fijn om even met jullie te praten over de verschillende voor- en nadelen rondom deze keuze. Er kwamen meerdere dingen naar voren waar ik zelf nog niet aan had gedacht”, zegt Amber, “Ik wens jullie in ieder geval veel succes met de keuze.” “Dankjewel. Ik vond het ook leuk om met jullie te praten, maar uiteindelijk moet ieder toch een besluit voor zichzelf nemen. Het draait hier om een keuze die ons leven compleet kan veranderen. Het is belangrijk dat we doen wat ons voor onszelf het beste lijkt, onafhankelijk van wat anderen erover denken.” zegt Matthias. “Daar heb je gelijk in Matthias. We kunnen iemand wel om advies vragen als we zelf nog niet weten wat we zullen besluiten, maar uiteindelijk moeten we de keuze zelf maken en handelen naar onze eigen opvattingen” bevestigt Carlos. Er volgt een laatste oproep dat de deelnemers die het ticket willen accepteren naar binnen moeten komen om het in ontvangst te nemen. De drie staan op en lopen naar de zaal. Wat zou jij doen? Ik zou naar Mars gaan.
Lees dan verder op pagina 181.
Ik zou niet naar Mars gaan.
Lees dan verder op pagina 171.
131
132
133
Door Willemijn Zieke oma’s verzorgen is niet haar ding. Toch hadden haar moeders bezorgde Cubaanse ogen Amber vorige week op andere gedachten gebracht. De e-mail die oma vanaf Cuba had gestuurd, had haar moeder bang gemaakt, alsof oma op sterven lag. Amber zat niet te wachten op een werkvakantie op Cuba voor onbepaalde tijd, maar uiteindelijk had ze ingestemd. Ze heeft tenslotte nog steeds wat goed te maken. Wat goed te maken. In het vliegtuig achtervolgen de woorden Amber en ze kan het beeld van haar jonge dochtertje niet kwijtraken. Het liefst wil ze rechtsomkeert maken om Lisa onmiddellijk bij haar ouders vandaan te halen. Het zijn de grootouders van Lisa en ze horen haar te verwennen, maar het zijn nu haar opvoeders. Haar kleine meisje beseft gelukkig niet hoe scheef Amber de verhoudingen heeft getrokken. Soms lijkt het alsof Lisa haar nieuwe kleine zusje is dat w´el goed terecht zal komen. Poging twee. Waar hoort Amber zelf nog? Misschien is er nog een andere reden voor het feit dat ze nu in een schuddend vliegtuig de eindeloze oceaan oversteekt: de bittere noodzaak om zich nuttig te maken. Eindeloos solliciteren, zichzelf oppoetsen, zichzelf opkrikken, Lisa verschonen – het is haar kind, toch? Vijftig procent haar genen – dat is dus vijfentwintig van haar moeder en vijfentwintig van haar vader. De andere helft komt van Angelo. Daar is Amber in ieder geval helemaal zelf verantwoordelijk voor. Haar kind dus – steeds verder vliegt ze ervandaan. Ze heeft wat goed te maken. Blijkbaar is het Ambers oma ontgaan dat haar persoonlijke verpleegster onderweg is, maar een beetje verpleegster kan ook zelf een taxi regelen, vindt Amber. In een afgedankte bakfiets worden Amber en haar koffer naar het dorp Juragua gehobbeld. De van de straat geplukte chauffeur werpt een scheve blik op haar benen en legt een hand op haar schouder. Ze betaalt zonder af te dingen en laat hem grinnikend achter. Zes weken lang zou Matthias zich gaan ontfermen over broedende schildpadden op Cuba. Althans, zo parafraseerde hij zijn functieomschrijving tegenover zijn vrienden. In werkelijkheid had het WNF op zijn open sollicitatie gereageerd met een kort mailtje dat voor
134
het grootste deel uit het zwart-witte logo bestond. Vlak daarboven stond een link naar een hoekje van de website waar een vacature voor “onderzoeksassistent/administratief medewerker” was geplaatst. Inmiddels heeft hij ontdekt dat zijn werkzaamheden als onderzoeksassistent minder boeiend zijn dan hij hoopte, laat staan het administratieve deel. Het Programma Oceanen en Kusten blijkt zich al in de afrondingsfase te bevinden en de meeste medewerkers zijn een maand geleden naar het hoofdkantoor in Havana teruggekeerd. Door de eindeloze stroom van slordige genoteerde getallen brokkelt zijn vertrouwen in een betere wereld af. Het rammelende toetsenbord en de zweetdruppeltjes op zijn neus, zoveel verschil kunnen die niet maken. Oma Ed`ıta woont op de top van een heuvel, haar waslijn en groentetuintje ingeperst tussen twee winkeltjes waar alles te koop is wat los en vast zit. “We bestellen het voor je” is er synoniem aan “er valt wel wat te regelen”, merkt Amber al gauw. “Pijnstillers, geen probleem,” zegt de man achter de toonbank en drie uur later staat zijn magere knechtje a.k.a. onechte zoon met een pakketje bij haar oma’s bed. Toen Amber in Juragua was aangekomen, had ze meteen gezien dat Ed`ıta er erg slecht aan toe was. Haar moeder had het aangevoeld, denkt ze regelmatig; zou Lisa het ook weten als ik dood lig te gaan? In een opwelling van behoefte aan sociaal contact vraagt ze het aan de winkelier. Zou hij het weten als er iets met zijn familie gebeurt” “Jazeker juffrouw, familie is met elkaar verbonden, vanbinnen. Als de ´e´en pijn heeft, is iedereen ziek. En veel mensen zijn ziek, juffrouw, zeg dat maar als u weer naar huis gaat. Velen zijn ziek en wij voelen de pijn. De groente maakt ons ziek, ik zweer het bij de Heilige Maagd.” Een week later staat er een klein fotootje op de toonbank, een verlepte klaproos ernaast. Het jochie ziet Amber niet meer. Die uien die haar oma tussen het woekerende gras plukte, zijn die giftig? In gedachten ziet Amber haar onkruid wieden in de tuin. Plichtsgetrouw beschermde ze haar vitaminen voor de zomer. Maar groente is gezond en zonder veel aarzeling blijft Amber haar verse groenten voorschotelen. Oma eet steeds minder en Amber gaat op zoek naar een dokter. Die ziet het snel. De sluipziekte, zoals de lokale bewoners het noemen. De man weet haar te vertellen dat de
135
ziekte sinds een jaar steeds vaker toeslaat bij mannen en vrouwen die altijd gezond waren. Ook pasgeboren kinderen lijden er soms aan. Het is een mysterieuze kwaal, de pati¨enten sterven langzaam. Geld voor een ziekenhuisbezoek is er vaak niet. De dokter vertrekt naar zijn volgende pati¨ent. Zijn praktijk is drukker geworden sinds de sluipziekte opdook. De een z’n dood is de ander z’n brood. Hier wordt dat vaak letterlijk opgevat, maar deze dokter neemt geen voedsel meer aan ter betaling. Alleen geld, en Amber zou er beter aan doen om, net als hij, enkel nog ge¨ımporteerd voedsel te kopen, zo luidt zijn advies. De bodem hier is vergiftigd. Oma blijkt niet opgewassen tegen het bodemgif. Een paar dagen later is het opeens voorbij. Geen laatste afscheidswoorden, als Amber terugkomt van een trip naar de supermarkt in het verderop gelegen Cienfuegos ligt ze levenloos in bed. Van begrafenissen heeft Amber geen verstand. Ze belt haar moeder, die aan de telefoon snikt en haar op het hart drukt om oma bij opa te ruste te leggen. Ed`ıta Estevez de Garcia wordt begraven met hulp van de buren. Een oude vrouw van verderop houdt een korte toespraak in een dialect dat Amber niet verstaat. Even later, als ze een fleurig boeket naast het eenvoudige houten kruisje legt, komt de vrouw naast haar staan. Of Amber wel eens bij de fabriek is geweest, haar oma maakte zich daar altijd zo druk om. Nee, daar heeft Amber niets van gemerkt, oma praatte nauwelijks meer in de tijd dat ze hier was. Ze was ook al zo ziek. Of Amber dan wel gezien heeft hoe vaak er militairen bij de fabriek komen. Nee, dat was haar nog niet opgevallen. De kerncentrale bedoelt ze toch? Amber stelt haar terugreis een week uit. Nog maar een leugentje om bestwil tegen haar moeder, die er alle begrip voor heeft dat ze migraine heeft en “zo’n lange reis op dit moment niet aankan”. Eigenlijk is ze lichamelijk prima in orde. Ze wil gewoon nog niet terug. De eerste dag overweegt ze serieus om een “verdwijnscenario” op te zetten en dan voorgoed op Cuba te blijven. Een ongeluk, een ontvoering misschien, zal men denken, zo tragisch, ze had ook nog een jong dochtertje. Een onwetend meisje dat bij haar opa en oma opgroeit en haar moeder sinds de bevalling eigenlijk niet meer nodig heeft gehad. In het verzorgen van oma was Amber ook al
136
niet zo succesvol, tenminste, het was beter geweest als die weer was opgeknapt. De tip over de vermoedelijke ingebruikname van de kerncentrale beurt Matthias op. Zodra ze het vernemen via een ouderwetse fax loopt zijn collega Patrick rood aan en claimt de telefoon ´en de beste computer voor de rest van de dag. Het nieuws wordt geverifi¨eerd, er wordt direct een actieplan gemaakt. Aan het eind van de middag gaat Matthias met Patrick mee die in de jeep zijn contactpersonen in de dorpjes rond Cienfuegos gaat bezoeken. Telkens wordt er in staccato Spaans een kort gesprek gevoerd. Er hoeft maar weinig te worden uitgelegd, dit onderwerp is duidelijk eerder aan bod geweest. Snel zijn ze weer onderweg. Patrick vertaalt tussen neus en lippen door dat er volgende week vrijdag een protestactie komt. De lokale bevolking wordt gemobiliseerd. De tijd is rijp voor actie. Wat Matthias betreft is wat actie meer dan welkom. Bovendien is de wereldverbeteraar in hem weer wakker geschud. Hij gooit die week een balletje op met als smoes dat hij zich met zijn EHBOdiploma wellicht nuttig kan maken. Niet dat het de bedoeling is dat men hem nodig heeft, uiteraard, maar hij weet dat Patrick niet gerust is op de afloop van deze vreedzame samenscholing. Hij vindt Cuba onvoorspelbaar. Dat is te merken naarmate de bewuste dag nadert en Patrick steeds meer koffie drinkt. Uiteindelijk geeft hij toe, Matthias mag mee. Matthias start ‘s morgens met meer plezier het gammele computertje op. Tegelijkertijd zorgt het uitzicht op een echt avontuur ervoor dat hij de stoffige multomappen met data meer verafschuwt dan ooit. Om haar hoofd leeg te maken, biedt Amber de behulpzame buren wat geld in ruil voor een begeleide tour door het bos. Onderweg zien ze de oude kerncentrale. Het gebouw is vervallen, maar de asfaltweg die erlangs voert, is kort geleden opnieuw bestraat. De centrale is ondanks verscheidene pogingen nooit in gebruik genomen, hoort Amber. Tegenwoordig brandt er ‘s nachts soms licht. Het onderwerp ligt gevoelig, merkt ze, mensen zijn boos. Er zijn enige tijd terug lekkende vaten gevonden in het meer verderop, begrijpt ze uit het Spaans. Misschien zit er ´echt gif in de grond. De opbrengsten van landbouw en visserij waren dit jaar in ieder geval niet om over naar
137
huis te schrijven. Op de terugweg wordt ze voorgesteld aan een zekere Jos´e Marino de Garcia, volgens haar gidsen een ver familielid van oma Ed`ıta. Deze veertiger heeft een mening die nog stelliger is dan die van zijn dorpsgenoten. “De centrale moet weg,” blijft hij herhalen. Wanneer zijn woorden een wat gewelddadiger toon aannemen, wordt er snel afscheid genomen en wordt Amber naar huis gebracht. “Vrijdag, zeg ik jullie, vrijdag, het is genoeg geweest!” roept haar achterachterneef hen na; verder verdwijnt zijn stem in de stevige bries. De onvoltooide centrale van Juragua In 1976 tekenden de Sovjet Unie en Cuba een samenwerkingscontract voor het bouwen van een kerncentrale op Cuba. Er werd gekozen voor een geavanceerd ontwerp dat destijds het neusje van de zalm was: het V.V.E.R. design, speciaal aangepast om te opereren in een tropisch klimaat en bijna identiek aan de centrale van Chernobyl. In 1983 begon de bouw bij het Cubaanse plaatsje Juragua (Tyler, 2000). Toen de Sovjetunie uiteenviel, rees ook de vraag wat te doen met de nucleaire centrale op Cuba. De heersers Putin en Castro hielden beiden voet bij stuk: de bouw moest blijven doorgaan. In werkelijkheid zouden er hoge kosten verbonden zijn aan het onderhouden van een onvoltooide installatie, waarvoor ze geen van beiden verantwoordelijk wilden zijn. Hoever het werk precies gevorderd was voordat het in 1992 toch stil kwam te liggen, is niet geheel duidelijk. Wel is bekend dat de Cubaanse bouwvakkers na een paar jaar definitief naar huis werden gestuurd en vervangen door Russische. De inlanders hadden grote problemen met het halen van hun targets. Volgens Russische rapportages was ten minste ´e´en van de reactoren al geleverd, voordat het project vanwege financieringsproblemen werd gestaakt. De zoektocht van Rusland en Cuba naar een derde investeerder
138
mocht niet baten. Na vierentwintig jaar moeizame pogingen om het project overeind te houden, werd in 2000 besloten om de onvoltooide kerncentrale van Juragua te verlaten. Toeristen die de omgeving van de stad Cienfuegos verkennen, zien nog steeds de betonnen reactorkoepel boven de velden uitsteken.
De reactorkoepel van de onvoltooide kerncentrale, Juragua, Cuba (Atlas Obscura, 2014).
Donderdagavond trekt er opeens een koudefront over het eiland en begint het hard te waaien. De activisten uit Cienfuegos die Matthias en zijn collega’s met een schoolbus komen oppikken, arriveren pas rond elf uur doordat er een omgewaaide boom over de toegangsweg lag. Ze rijden direct door naar Juragua. De weg is sinds een half jaar geasfalteerd, maar de veringloze bus hobbelt nog steeds. Omvallen is gelukkig onmogelijk in deze wagen, de activisten zitten zo strak mogelijk ingeblikt. Matthias kan Patricks nervositeit ruiken. Ze staan met hun ruggen tegen elkaar en Patricks t-shirt voelt vochtig. Matthias kijkt naar de ruige wolkenlucht en kan in de verte de dreigende koepel van de centrale ontdekken. Hij voelt zich uitgedaagd.
139
Vrijdagochtend belt Amber de vliegmaatschappij en pakt haar koffer in. Het weer is omgeslagen en de palmtakken in het dorp zwiepen in de wind. Opeens klinkt er opgewonden geschreeuw. Een schoolbus vol opeengepakte mensen opent haar deuren op het pleintje verderop. Mensen lopen hun huizen uit. Het dorp blijkt een mensenmassa te herbergen die ze niet voor mogelijk had gehouden. Een nationale feestdag? Op de asfaltweg onderaan de heuvel ziet Amber hoe een lange, lawaaierige stoet wordt gevormd. Opeens beseft ze dat ze niet alleen wil achterblijven in een nagenoeg uitgestorven dorp op een gifheuvel. Voor ze het weet, haast ze zich ook naar het asfaltpad. Door een megafoon klinkt de stem van haar achterachterneef. Amber rekt haar hals om hem te lokaliseren. Opeens pakt de vrouw van de begrafenis Ambers arm. Ze zegt dat ze blij is dat Amber ook protesteert tegen de centrale; daar doet ze wijlen haar oma een groot plezier mee. Ze zegt dat de overheid de kerncentrale in het geheim in gebruik heeft genomen en dat er nu afval in het meer wordt gedumpt. Haar ogen staan woest. De stoet vertrekt en Amber sluit zich aan. De afgelopen dagen is ze overtuigd geraakt van het gevaar van het mysterieuze fabrieksafval, dat het dorp langzaam onleefbaar maakt. Wat het ook is, haar oma heeft het in ieder geval niet overleefd. Amber had nog wat goed te maken en ze grijpt haar kans om iets goeds te doen. Carlos begrijpt wel dat ze hem hebben weggemoffeld. En eerlijk gezegd bevalt zijn rustige baantje op de ambassade hem wel. Vanaf het moment dat hij zijn psychiater nog maar ´e´ens per week hoefde te zien, was hij weer in dienst genomen. Nu maakt hij alweer een maand deel uit van de beveiligingsstaf die het kleine stukje Mexicaans grondgebied in Havana beschermt tegen invasies, of iets dergelijks. Wegens een betreurenswaardig gebrek aan invasies heeft hij de afgelopen maand, behalve aanpappen met de dame van de receptie, vrij weinig hoeven doen. Verder was zijn kamergenoot helaas iets succesvoller dan hijzelf wat betreft dat aanpappen. Het lijkt wel of ze in de kliniek met onuitwisbare inkt “GESTOORD” op zijn voorhoofd hebben geschreven. Het was beslist geen toeval dat Mar`ıa hun relatie be¨eindigde toen hij op het punt stond naar de kliniek op Cuba te vertrekken.
140
Iedere morgen, als de receptioniste meer dan duidelijk heeft gemaakt dat ze hen beu is, verdrijven Carlos en zijn maten de tijd met kaartspelletjes. Het is vrijdag, dan is mejuffrouw altijd extra kortaf tegen hen omdat ze in het weekend haar vriend weer ziet. Dat betekent dat ze een goede kans maken om vandaag nog het negenhonderdste spelletje te spelen. Vlak voordat het achthonderd drie¨entachtigste streepje in het tafelblad kan worden gekerfd, staat de commandant opeens in de kamer. Een bevel klinkt, de kaarten worden op tafel gegooid en vijf minuten later rijden de ge¨ uniformeerde bewakers in twee pantserwagens het gure weer in. Dan pas worden ze via de walkietalkie gebrieft. Er is een protest gaande bij de oude kerncentrale en, kort gezegd, de situatie ziet er niet goed uit. Er werken daar Mexicanen en de eerste pantserwagen zal ze in veiligheid brengen. De bemanning van de tweede auto gaat de Cubaanse militairen ondersteunen. Over en sluiten. Carlos ademt diep in. Hij weet hoe hij zijn herinneringen moet verdringen, maar zijn geschrokken hartslag daalt slechts langzaam. Hij zit in de tweede pantserwagen en het stempel “GESTOORD” is nog vers. Het protest begint als een redelijk vreedzame samenscholing voor de hekken van de centrale, maar al gauw slaat de vlam in de pan. Over de asfaltweg komen pantserwagens aangereden die van het vreedzame karakter niets heel laten. Wanneer de vastbesloten dorpelingen de weg blijven blokkeren, wordt er met geweren gedreigd. De kille wind wakkert hun woede aan. De protestleuzen veranderen in chaotisch geschreeuw, jongens klimmen op de wagens en een vrouw gilt. Amber rent mee met de dorpelingen in een massale bestorming van de hekken. Op de achtergrond klinkt vuurwerk. Ze word heen en weer geduwd en krijgt het traliewerk te pakken. De oude rasters begeven het algauw, waardoor ze op de grond valt. Verscheidene voeten klauteren over haar heen, voordat ze zichzelf weer omhoog weet te werken. Het vuurwerk, dat zijn de militairen die schieten, beseft ze. Mee met de meute, niet alleen overblijven, de groep is je bescherming, tolt door haar hoofd. Die groep is gestaag gegroeid en bestaat inmiddels uit meer dan duizend mensen. Achter het hek bevinden zich grote betonnen blokkendozen, schijnbaar ondoordringbaar, maar de voorhoede heeft al een deur geforceerd. In deze kleine euforie
141
voelt Amber zich opeens verbonden met deze mensen die meer dan zijzelf het lijden van haar oma kennen en ertegen vechten. De eerste pantserwagen rijdt een stoffig zandpad op. Via een zijingang van het terrein zullen Carlos’ collega’s de medewerkers evacueren. De bemanning van de tweede wagen staat onder rechtstreeks toezicht van het hoofd beveiliging van de kerncentrale. Hun nieuwe bevelvoerder blijkt zich in het heetst van de strijd te bevinden. De betogers hebben de hekken omvergetrokken. Er worden schoten gelost. “Dit is de laatste waarschuwing!” brult de commandant. De man neemt niet de moeite zich voor te stellen en blaft de Mexicanen toe dat er vanaf nu gericht geschoten wordt. Carlos’ gedachten worden wazig. In een soepele beweging neemt hij zijn geweer in handen. Een bekend gevoel, de adrenaline begint te stromen. Anders dan vroeger, toen hij van de opwinding genoot, voelt hij zich bedreigd. De vorige keer was een onschuldig opstootje de voorbode van de hel. Wanneer de betogers een deur forceren, krijgen de Mexicanen bevel zich naar de andere kant van het gebouw te verplaatsen om de betogers van voren op te wachten. De dorpsbewoners lopen recht in hun armen. Carlos voelt de terugslag van het geweer tegen zijn schouder knallen. Bevel is bevel. Niet alleen aan zijn lichaam, maar ook aan zijn geest wordt geschud. Deze arme boeren maken geen schijn van kans. Een man valt neer die sprekend lijkt op zijn vriend Alejandro. Carlos rilt. Opnieuw kleeft het bloed van Alejandro aan zijn handen. Ditmaal is het niet eens een tragisch ongeval. Het onderscheid tussen vroeger en nu vervaagt. Carlos begint te beven. In zijn blikveld ontstaat een alomvattende nachtmerrie. Hij vlucht. Terwijl er een stortbui losbarst dringen ze het gebouw binnen. Achter hen klinken nog steeds schoten, beangstigend dichtbij. Amber bevindt zich in de achterhoede en met iedere ademhaling beginnen haar neus en ogen erger te prikken. Traangas, schiet het door haar hoofd. Ze struikelt over een losse schoen, krabbelt weer op en vlucht een zijgang in. De schoen waar Amber over struikelde behoort toe aan een man die in elkaar gekrompen in het gangetje zit. Het zou haar niet zijn opgevallen als de blauw-wit gestreepte sok niet zo fel afstak tegen zijn legerkleding. Opnieuw klinken er schoten achter haar. Een
142
militair. Opeens breekt het angstzweet haar uit en als in een droom hoort ze haar eigen stem om hulp schreeuwen. De kreet echoot in het gangetje en verdwijnt in de kreten van de opgejaagde mensenmassa. Toch merkt de soldaat haar aanwezigheid nog steeds niet op. De man is lijkbleek – bewusteloos, of dood? Te midden van de vechtlustige Cubanen is Matthias’ enthousiasme verdwenen. Het neerhalen van de hekken en de doorbraak bij de toegangsdeur van het hoofdkantoor brachten voldoening. Daarna hield het avontuur op en werd het gevaarlijk. Nu wordt er geschoten en hoewel hij zelf niet geraakt is, zit er bloed op zijn kleding. Dit voelt als ´e´en van de vechtpartijtjes die hij op de middelbare school vaak zag, een krachtmeting waar hijzelf nog steeds het liefst bij uit de buurt blijft. Wat is de reden dat deze generatie van boeren en vissers zich opoffert aan de geweren? Het geschreeuw van de menigte registreert hij nauwelijks meer, maar het Hollandse “Help!” heeft onmiddelijk zijn aandacht. Matthias werkt zich tegen de stroom in richting het geluid. Een vrouwenstem, wat heeft een Nederlandse te zoeken bij de bestorming van deze Cubaanse kerncentrale? Wat heeft hij hier zelf te zoeken? In een smalle gang staat ze tegen de muur gedrukt, haar armen gekruist voor haar borst. Een in elkaar gezakte militair zonder rechterschoen hangt tegen een roestige radiator. Amber schrikt van de man die zich dwaas voorstelt. “Ik ben Matthias.” Een Hollander. Matthias die een rugzak bij zich draagt waar een EHBO-trommel uit tevoorschijn komt. “Wat is er aan de hand?” Amber weet niets te zeggen. Ze wijst naar de militair in de hoek. De man, fors vergeleken met zijn landgenoten, begint te bewegen en brabbelt een paar woorden. Matthias helpt hem overeind en probeert hem te kalmeren. De man hinkt wat, grabbelt naar de losse schoen en trekt hem weer aan. Dan pas wordt hij zich bewust van zijn omgeving en neemt instinctief een verdedigende houding aan. Met een schorre stem vraagt hij iets in het Spaans. Matthias kijkt Amber vragend aan, dan pas realiseert ze zich dat hij geen Spaans begrijpt. Ze vertaalt: “Waar zijn de duivels die jullie afmaken?” Matthias begrijpt het niet. De enige duivels in deze hel zijn de militairen zelf. De man slaat wartaal uit. “Soy Carlos,” stelt hij zichzelf voor,
143
terwijl hij hen dwingend aankijkt. “Zijn jullie vrienden? Kom mee.” beveelt hij dan in het Engels. Carlos pakt zijn geweer, vastbesloten de gang uit te lopen. Matthias twijfelt. Meegaan? Deze onvoorspelbare man kan misschien een eind maken aan wat op een bloedbad dreigt uit te lopen. Amber beseft dat meegaan met Carlos hen de mogelijkheid biedt om ongeschonden uit deze chaos te komen. Maar wat als zijn collega’s deze deserteur in de gaten krijgen? “We kunnen hem niet zomaar laten gaan, deze man heeft hulp nodig,” fluistert ze. Matthias kijkt Amber aan. Ze moeten nu beslissen. Wat te doen? Moeten ze proberen om Carlos, met gevaar voor eigen leven, tegen te houden en vervolgens het terrein ontvluchten? Of met Carlos meegaan het gebouw in, hopend dat hij hen kan redden? Wat zou jij doen? Ik zou Carlos tegenhouden.
Lees dan verder op pagina 199.
Ik zou meegaan het gebouw in.
Lees dan verder op pagina 191.
144
145
Door Nico Eigenlijk was het ook niet echt een keuze. Het was meer het overwinnen van een angst. Dit was de enige juiste keuze. Ze kon het toch niet maken om niet bij hem langs te gaan? Dan zou ze haar hele leven lang spijt hebben. Nee, dit was de enige juiste oplossing, nu moest ze slechts nog de moed vinden om de ziekenhuiskamer in te stappen en die jongen in de ogen aan te kijken. Hoe moest ze dit ooit aan hem uitleggen? Ze snapt zelf niet eens waarom ze ervoor gekozen had om met drank op achter het stuur te gaan zitten. Soms leek het wel alsof iemand anders de keuze voor haar gemaakt had. Hoe moest ze ooit aan die jongen uitleggen wat ze had gedaan, als ze het zelf al niet eens begrijpt? Amber wordt wakker uit haar gedachten en staat op van de bank. Eerst maar eens een kopje koffie zetten. Ze loopt naar de keuken en zet de Senseo aan. Met het kopje koffie loopt ze terug naar de bank. Het is inmiddels twee weken na het ongeluk. Zelf is ze meteen ontslagen uit het ziekenhuis. Meer dan een paar schaafwonden en wat hechtingen heeft ze niet aan het ongeluk overgehouden. Dat is niet te zeggen over het slachtoffer; hij ligt nog steeds in het ziekenhuis. Ze wilde graag bij hem langs gaan, op de gang heeft ze getwijfeld of ze naar binnen zou gaan of niet. Ze besloot het wel te doen, maar terwijl ze de deurklink in haar hand had, barstte ze in huilen uit. Vervolgens is ze compleet overstuur naar huis gerend. Hoe graag ze ook met hem wilde praten, ze kon het simpelweg niet. Ze neemt een slok van haar koffie en pakt haar laptop erbij. Misschien eerst maar eens op het internet kijken, wellicht dat er andere mensen in eenzelfde situatie hebben gezeten. Al vrij snel vindt ze de website van Slachtofferhulp Nederland. Daarop leest ze dat er aangeraden wordt om steun te zoeken bij familie of vrienden. Wie zou ze moeten vragen? Haar ouders zijn haar hele leven al duidelijk geweest over de combinatie van drank en autorijden, dat is echt “not done”. Ze heeft na het ongeluk ´e´en keer geprobeerd contact te zoeken met haar ouders, maar dit draaide uit op een verschrikkelijke ruzie. Van haar ouders zou ze dus geen steun hoeven te verwachten. En wie heeft ze verder nog? Amber is
146
enig kind en eigenlijk haar hele leven al een beetje een kluizenaar. Behalve haar ouders zijn er geen mensen met wie ze een diepe band heeft. Echte vrienden heeft ze nooit gehad, dus terwijl ze haar laatste slok koffie neemt, realiseert ze zich dat ze geen flauw idee heeft tot wie ze zich kan wenden voor hulp. Matthias wordt wakker. Nog altijd ligt hij in het ziekenhuisbed. Volgens de artsen zal het nog wel even duren voordat hij weer naar huis mag. Waarom had hij er ook alweer voor gekozen om mee te doen met die domme ontgroening, dit soort dingen moesten er ook wel van komen. Hij had ook al zoveel verhalen op het nieuws gehoord waarbij een ontgroening mis ging. Aan de andere kant, dit ongeluk kwam misschien helemaal niet door de ontgroening. De politie had hem verteld dat de dader na het ongeluk onderzocht was en dat er gebleken was dat er drank in het spel was. Dan had het misschien ook wel helemaal niets te maken met de ontgroening, maar was het gewoon domme pech. Ach, wat had het ook voor zin om erover te blijven piekeren. Het was nu eenmaal gebeurd en hij kan er alleen maar het beste van hopen. Enkele vrienden hadden hem al gevraagd of hij de dader zou proberen op te zoeken en of hij niet boos was op de dader. Dat laatste was inderdaad het geval, hij was juist niet boos op de dader. Niemand snapt hem; hoe kan je nou niet boos zijn op degene die je het ziekenhuis in rijdt, alleen maar omdat diegene met drank op achter het stuur is gaan zitten. Toch was Matthias niet boos. Nee, hooguit was het zo dat hij het niet begreep. Hij kon niet begrijpen dat iemand zo’n keuze kon maken. Wat zou hij graag eens spreken met deze dader, gewoon om te vragen waarom ze die keuze heeft gemaakt. Wie is er nou zo dom om dronken achter het stuur te gaan zitten?! Amber staat op van de bank, ze zou er later nog wel even over nadenken. Eerst maar eens de dagelijkse zorgen oplossen. Ze had immers bijna niets meer in huis, tijd om boodschappen te gaan doen. Amber stapt op de fiets, de keuze tussen fiets of auto was ineens een gemakkelijke geworden, en ze rijdt naar de Albert Heijn. Als ze daar aankomt ziet ze posters op de ramen hangen. Er zijn zogenaamde mini’s te verkrijgen. Bij elke 15 euro die je besteedt aan boodschappen krijg je een mini. Normaal houdt Amber wel van
147
dit soort acties, maar ja, het zal wel weer zoals altijd gaan, je mist altijd nog twee of drie aan het einde van de actie. Ze vraagt zich af voor hoeveel euro je boodschappen zou moeten doen bij de Albert Heijn om de set compleet te krijgen. Spaaracties van een supermarkt Iedereen heeft het zich wel eens afgevraagd: voor hoeveel geld moet ik winkelen om de set compleet te krijgen? In het geval van de mini’s zijn er 50 verschillende te verkrijgen. Realiserende dat je bij elke 15 euro een mini krijgt, heb je dus in totaal 750 euro uit te geven om een complete set te verkrijgen. Een behoorlijk bedrag om uit te geven in de 8 weken dat zo’n actie meestal loopt. Daarbij komt nog eens, hoe groot is de kans dat je precies 50 verschillende mini’s krijgt, als je voor 750 euro boodschappen doet. De kans dat je de eerste mini die je krijgt nog niet hebt, is natuurlijk 1. De kans dat je de tweede nog niet hebt is 49/50. De derde heeft een kans van 48/50, etcetera. De kans dat je na 50 mini’s ze precies allemaal hebt is dus 50 Y n = 3.42 · 10−21 . 50 n=1
Niet zo heel erg groot dus. Laat me dan nu het probleem omdraaien: hoeveel mini’s moeten er gemiddeld genomen gekocht worden om een complete set te verkrijgen. De eerste mini die je krijgt is natuurlijk altijd goed. Voor de tweede zal je gemiddeld 50/49 mini’s moeten krijgen. Voor de derde 50/48, etcetera. Voor de laatste zal je er gemiddeld 50 moeten krijgen voor je een nieuwe hebt. Als je dit allemaal optelt, krijg je als eindantwoord dat je gemiddeld 50 X n = 225 50 n=1
148
mini’s zal moeten verkrijgen. Dit komt overeen met een schrikwekkend bedrag van 3375 euro aan boodschappen. Denk daar volgende keer nog maar eens over na als je de keuze maakt om die mini’s (of voetbalplaatjes, welpies, wuppies, stickers of andere diertjes) te sparen (Smeets, 2013).
Amber besluit de mini’s te laten voor wat ze zijn en gaat verder met het doen van haar boodschappen. Op weg naar buiten valt haar oog op het bord met de tweedehands aanbiedingen. Ze ziet er een A4’tje hangen over vrijwilligers die hulp bieden bij traumatische ervaringen. Thuisgekomen gaat Amber toch eens wat beter googelen en zodoende ziet ze op de site van Slachtofferhulp dat er ook een organisatie is die vrijwilligers kan aanwijzen om je te helpen bij het verwerken van je trauma. Dat is de oplossing! Amber twijfelt geen moment en belt het bedrijf op. De mensen zijn zeer behulpzaam en ze wordt al gauw gekoppeld aan iemand bij haar in de buurt, Carlos heet hij. Enkele dagen later is het dan zover. Amber had Carlos gebeld en vandaag hebben ze een afspraak. Carlos zal zo bij Amber thuis langskomen om te praten over het ongeluk en de verwerking daarvan. De deurbel gaat en Amber doet open, het is Carlos. “Hoi, ik ben Carlos, wij hadden afgesproken om te praten over jouw ervaringen”, opent hij het gesprek. Hij herkent haar van het ongeluk! Wat een toeval dat hij nu aan haar gekoppeld is. Hij besluit het niet te vertellen, waarschijnlijk kan ze het zich toch niet herinneren en dat is maar beter ook. Het is beter voor haar als hij een complete buitenstander lijkt. “Dat klopt, kom binnen, wil je iets drinken?” antwoordt Amber verheugd. Ze realiseert zich dat het best wel een leuke man is. Nadat Amber de drankjes heeft ingeschonken, gaan ze op de bank zitten. “Dus, vertel eens wat er allemaal gebeurd is”, zegt Carlos. Amber slaat haar ogen neer en zucht, vervolgens vertelt ze het verhaal voor de zoveelste keer. Deze keer heeft ze wel het gevoel dat er naar haar geluisterd word, wat een fijn gevoel. “Nu weet ik niet hoe en
149
of ik contact op moet nemen met Matthias”, besluit Amber haar verhaal droevig. “Als ik jouw verhaal zo hoor, krijg ik de indruk dat je er heel erg spijt van hebt”, begint Carlos. “Ja! Dat heb ik”, onderbreekt Amber hem. “van jouw acties”, vervolgt Carlos zijn zin. “Daarom denk ik dat het een goed idee is om wel af te spreken met Matthias, zodat je ook aan hem je spijt kunt betuigen. Ik denk dat je dat al heel erg veel rust kan bieden. Ik krijg namelijk de indruk dat je je nu heel graag wilt verontschuldigen, maar dat je dat niet kunt. Ik snap dat het lastig voor je is, dus ik zal voor jou het ziekenhuis bellen om te kijken of er iets te regelen valt.” Amber voelt zich voor het eerst in weken op haar gemak en ze kletsen nog een uurtje door over Carlos’ ervaringen met dit soort ongelukken. Dan trilt de telefoon van Carlos en hij ziet dat het zijn agenda is: hij heeft een nieuwe afspraak en moet gaan. Ze nemen afscheid en Carlos vertrekt. Twee dagen later komt de arts binnen op de kamer van Matthias. “Je hebt geluk, jongen”, zegt hij. “Het gaat steeds beter en met een beetje mazzel kan je over een week naar huis toe.” Matthias reageert verheugd: “Echt waar? Dat is fijn om te horen! Dank u wel!” “Oh ja, ik heb ook nog een wat ongebruikelijk telefoontje gehad”, vervolgt hij, “degene die jou heeft aangereden heeft gebeld met de vraag of ze langs mag komen om er met jou over te praten. Ze heeft het er moeilijk mee en hoopt dat een gesprek met jou haar kan helpen.” “Graag!” roept Matthias uit, “Ik ben zelf ook erg benieuwd naar haar kant van het verhaal.” “Ik zal het doorgeven”, antwoordt de arts, waarna hij de kamer weer uitloopt. Weer twee dagen later. Een tikje onzeker en ontzettend zenuwachtig stapt Amber het ziekenhuis in. Meteen komen herinneringen aan het ongeluk weer bij haar boven. Gelukkig is Carlos mee om haar gerust te stellen en na een korte peptalk gaat het wel weer. Ze vragen bij de balie waar ze moeten zijn en gaan op weg naar de kamer van Matthias. Aangekomen bij de juiste kamer komt er net een man de kamer uit lopen. Ze spreken hem aan en vragen hoe het met Matthias gaat. De man stelt zich voor als Bart en vertelt dat hij de behandelend arts is. Hij beschrijft hoe het gaat met Matthias en vervolgt vervolgens zijn weg door het ziekenhuis.
150
Vervolgens stappen Carlos en Amber de kamer binnen. Gelukkig is het een eenpersoonskamer, dat geeft toch net wat meer privacy, dat gesprek zal immers al moeilijk genoeg worden. “Hallo”, zegt Matthias aarzelend. “Hallo”, antwoordt Amber, terwijl ze haar best doet Matthias niet aan te kijken. Amber en Carlos pakken allebei een stoel en gaan elk aan een zijde van het bed zitten. Om het ijs te breken stelt Carlos zichzelf voor aan Matthias. Dan is het de beurt aan Amber. “Sorry!” is het enige dat zij kan uitbrengen, waarna ze in huilen uitbarst. “Sorry!” roept ze nogmaals, terwijl ze snikkend omlaag blijft kijken. “Het is al goed, ik ben niet boos”, antwoordt Matthias. “Is het waar, dat je met drank op achter het stuur zat?” vraagt hij. “Ja!” roept Amber, “Ja! Sorry! Ik heb er zo’n spijt van!” “Maar waarom? Waarom zou je dat doen?!” vraagt Matthias met verheven stem. “Ik begrijp het gewoon niet, waarom zou je met drank op achter het stuur stappen? Dan pak je toch gewoon een taxi?” Amber barst nu helemaal in tranen uit en ze kan geen woord meer uitbrengen. Carlos neemt het daarom even van haar over. “Ze heeft het er zelf ook heel moeilijk mee, ik snap dat jij het onterecht vindt als ik haar in een slachtofferrol plaats, maar toch is het zo.” “Onzin!” onderbreekt Amber haar, “Ik ben gewoon onwijs dom geweest!” “Zou je mij misschien het hele verhaal kunnen vertellen?” vraagt Matthias. “Ik ben wel benieuwd naar het hele verhaal, misschien dat ik het dan beter begrijp”, gaat hij verder. Amber haalt een aantal keer diep adem en begint haar verhaal. Ze begint bij het begin, het moment dat ze besloot in de auto te stappen. Ze vertelt alles, over hoe ze van haar baas met spoed naar kantoor moest komen en over hoe ze dacht dat het wel goed zou komen. Tot het moment dat Matthias opeens voor haar auto terecht kwam. Dan barst ze weer in tranen uit. “Ik snap nog steeds niet waarom ik in de auto ben gestapt, het leek wel alsof die keuze van hogerhand bepaald werd.” Matthias trekt een blik van herkenning en zegt: “Dat gevoel ken ik, toen ik overwoog of ik wel of niet bij een studentenvereniging zou gaan, had ik dat ook al. Het leek wel alsof iemand van hogerhand bepaalde dat ik erbij zou moeten gaan?” Zo praten Matthias en Amber nog even door. Carlos heeft al vrij
151
snel door dat het tussen Matthias en Amber wel goed gaat komen, hij groet de twee en verlaat de kamer. Een uur later zijn Amber en Matthias nog steeds aan het praten. Hun hele levensverhaal hebben ze al uitgewisseld, het lijkt wel alsof ze elkaar precies snappen en voortdurend goed aanvoelen. Nu ze er zo over nadenkt, herkent Amber in Matthias een aantal dingen die haar doen denken aan haar jongere ik. Ze moet ineens denken aan haar zoon, zou hij er nu ook ongeveer zo uitzien? Ook een keuze waarvan ze niet meer weet hoe ze hem gemaakt heeft, ze denkt nog vaak terug aan haar zoon. Hoe zou het nu met hem gaan? “Ik moet even naar het toilet”, zegt Amber en ze verlaat de kamer. Matthias denkt eens na over het gesprek, wat een vreemde dag. Zo erg als hij Amber aan het begin van de dag niet begreep, zo goed kan hij het nu eigenlijk met haar vinden. Het klinkt misschien heel gek, maar hij mag haar wel. Ze snappen elkaar zo goed! Ondertussen op het toilet overdenkt ook Amber het gesprek eens. Dat ging beter dan verwacht, het lijkt erop dat Matthias haar wel kan vergeven. Het is ook zo’n lieve jongen, waarom moest ze nou juist hem aanrijden? Nu ze er zo over nadenkt ziet ze steeds meer gelijkenissen tussen haarzelf en Matthias. Hoe oud was hij nou ook weer? Hij is precies even oud als dat haar zoon nu is! Het zal toch niet waar zijn?! Hij had haar wel verteld dat hij geadopteerd is! Amber springt op van de wc en rent de gang op. Een lekker kopje koffie zou hij het niet noemen, altijd maar die automatenkoffie. Tja, hij moest het er maar mee doen, anders is er niet. Terwijl hij een slok neemt van zijn kopje koffie, komt er opeens iemand uit de wc gesprint. Hij ziet het te laat om haar nog te ontwijken en de vrouw botst vol tegen hem aan. Terwijl hij de koffie van zijn jas af probeert te boenen, zegt ze: “Sorry, ik zag je te laat.” Het is Amber! Carlos zegt: “H´e, jij nog steeds hier?” “Ja, ik zit al een tijdje te praten met Matthias”, zegt Amber terwijl het haar opvalt wat een fijne stem hij eigenlijk heeft. Zo praten ze nog even over koetjes en kalfjes, tot Carlos vraagt waarom ze eigenlijk zo hard de wc uit kwam rennen. “Shit!” roept Amber, “Ik was op weg naar Matthias. Ik heb opeens het maffe vermoeden dat hij mijn zoon zou kunnen zijn!” “Hoezo dat?” vraagt Carlos verbaasd. Amber legt
152
uit hoe ze haar eigen kind ooit ter adoptie afstond en hoe ze zojuist ineens de gelijkenissen tussen haar en Matthias zag. “Nou, dat lijkt mij wel heel vergezocht”, zegt Carlos lachend. “Hoe groot is die kans nou?” “Toch heb ik ineens dat vermoeden”, antwoordt Amber. “Ik wil het er graag met hem over hebben.” Ze wil al weglopen als ze zich opeens bedenkt. Wat kan het haar ook schelen, ze kan het er net zo goed op wagen. “Heb je misschien zin om een keer koffie te drinken? Dan kan ik jou een kopje koffie teruggeven”, zegt ze aarzelend, wijzend naar de koffievlek op de jas van Carlos. “Eigenlijk doe ik dat uit principe nooit met iemand uit het ziekenhuis, maar vooruit, een kopje koffie kan geen kwaad”, antwoordt Carlos en ze spreken een tijd af. Haastig komt Amber de kamer van Matthias weer binnengestormd. Matthias vraagt of er iets aan de hand is en Amber begint te praten. Ze vertelt over haar tienerzwangerschap, over de bevalling en over de keuze om de baby ter adoptie af te staan. Matthias begint zich te realiseren welke kant Amber op wil en roept uit: “Wanneer is dat kind precies geboren?” Amber vertelt de geboortedag en voordat ze het jaartal compleet uitgesproken heeft, onderbreekt Matthias haar: “Dat is precies mijn verjaardag!” “Ik herkende mij al zo goed in jou”, zegt Amber. “Dat gevoel herken ik wel!” beaamt Matthias. “Nou ben ik toch wel heel benieuwd of het echt zo is, of dat het gewoon stom toeval is”, zegt Amber daarop. “Ik ook” bevestigt Matthias daarop. “Zouden we niet iets van een DNA-test kunnen doen?” vervolgt hij, nog steeds in ongeloof. Daarop pakt Amber haar smartphone uit haar tas en zoekt de informatie op. Al snel vindt ze meerdere sites waarop je zelf DNA-tests kan kopen en uitvoeren. Ze overlegt het met Matthias en de twee besluiten dit te gaan doen. DNA-test Een DNA-test, het komt in veel films en boeken voor om een misdadiger mee te identificeren. Ook in diverse realityprogramma’s komt de test naar voren om te bepalen of iemand genetisch verwant is aan een ander. Hoe werkt dat nou precies, zo’n DNA-test en om te be-
153
ginnen, wat is DNA precies? DNA (ofwel desoxyribonucle¨ınezuur voluit) is, zoals het vaak genoemd wordt, de bouwsteen van een organisme. Het is de drager van alle genetische informatie die een organisme indentificeert. DNA is opgevouwen in een dubbele helix, zoals te zien in de afbeelding hieronder. De “randen” van deze structuur zijn strengen nucleotiden (een bepaalde stof) en de “stokjes” tussen de strengen zijn de zogenoemde basen. Er zijn vier soorten basen, A; C; G; T, waarbij C altijd aan G en A ´ en “stokje” bestaat dus uit twee met altijd aan T vastzit. E´ elkaar verbonden basen. De volgorde van deze basen in het molecuul codeert de informatie. Verschillende volgordes van basen staan voor verschillende eigenschappen.
De volgorde van deze basen bevat dus informatie over het organisme. Bij eenzelfde diersoort is een groot deel van het DNA dus gelijk. Toch zijn er stukken DNA die bij iedereen verschillend zijn. Deze stukken worden gebruikt bij een ouderschapstest. Een kind erft het DNA van beide ouders. Er zijn echter stukken die het alleen van de vader krijgt (Y-chromosoom) en stukken die het alleen van de moeder (mitochondriaal DNA) krijgt. Door deze specifieke stukken
154
DNA te vergelijken met het DNA van de ouder, kan een conclusie worden getrokken over de mate van verwantschap tussen de twee (“Forensisch DNA-verwantschapsonderzoek”, z.d.), (“Desoxyribonucle¨ınezuur”, 2014), (“DNA”, z.d.), (“Moederschapstest”, z.d.).
Een week later. Amber en Carlos zitten samen in de lokale Starbucks. Amber geniet van haar Frappuchino terwijl Carlos een normale koffie drinkt. De twee zitten al ruim een half uur gezellig te kletsen en het klikt heel aardig. Soms heeft Amber zelfs het idee dat hij haar ook wel ziet zitten. Net iets te lang oogcontact, verlegen blikken en gewoon een onwijs goede sfeer! Op het moment dat ze net een tweede afspraakje hebben afgesproken, gaat de telefoon van Amber. Ze neemt op en zegt: “Met Amber.” “Ja, dat is geweldig om te horen!” vervolgt ze. Na een korte pauze schreeuwt ze uit: “Echt waar?!” Ze trekt haar jas van de stoel, springt op en rent de Starbucks uit. Zo snel als ze van de Starbucks naar het ziekenhuis is gefietst, heeft ze nog nooit gedaan. Hijgend rent ze het ziekenhuis binnen, richting de kamer van Matthias. Ze stormt de kamer binnen en schreeuwt uit: “Ik heb de uitslag gekregen! Je bent mijn zoon!” “Dat meen je niet!” roept Matthias verbaasd uit. “Jawel, ik weet niet of ik nou blij moet zijn dat ik mijn zoon eindelijk ontmoet heb, of verdrietig omdat ik mijn eigen zoon het ziekenhuis in heb gereden.” “Ik zou maar blij zijn, dat ben ik in ieder geval. Wat een toeval dat dit gebeurd is!” antwoordt Matthias daarop. 5 jaar later. Amber ligt in het ziekenhuis. Ze is net bevallen van een kerngezonde dochter. Ze denkt terug aan de laatste keer dat ze hier was. Wat een impact heeft dat op haar leven gehad zeg! Naast het feit dat ze er haar verloren zoon heeft ontmoet, is ze er ook nog de liefde van haar leven tegengekomen. Nadat ze het nieuws aan haar zoon had gebracht, heeft ze nog een aantal keer met Carlos afgesproken en hadden ze binnen no-time een relatie. Van het een kwam het ander en al na een jaar waren ze getrouwd. Nu, 5 jaar later, is ze bevallen van hun dochter. En dan haar verloren gewaande zoon: Matthias. Ondanks dat ze hem had aangereden, hebben ze
155
uiteindelijk toch een geweldige relatie op kunnen bouwen. Nadat hij eindelijk uit het ziekenhuis ontslagen werd, hebben ze nog een aantal keer samen gepraat, ook met zijn adoptieouders erbij. Zij vonden het wel moeilijk om haar te accepteren, maar dat kon Amber wel begrijpen. Nu komt Matthias eens per maand op visite of gaan ze iets leuks doen. Nee, dit had Amber niet verwacht toen ze met een borrel teveel op in de auto stapte. Dat een kleine keuze van ´e´en persoon zulke grote gevolgen kan hebben. Die ene keuze van haar heeft het leven van haar, Matthias en Carlos zo drastisch veranderd! Voortaan denkt Amber zeker twee keer zo goed na voor ze een keuze maakt. Amber weet nu dat een ogenschijnlijk onschuldige keuze toch een groot effect kan hebben! U hebt nu ´e´en van de vele verhalen gelezen in het boek. Er zijn er nog (veel) meer verstopt in dit boek. U staat daarom weer voor een keuze. Of u wilt nog een boek lezen, of u bent nu meer ge¨ınteresseerd in de schrijvers van het boek. U wilt nog een boek lezen.
Lees dan verder op pagina 7.
U wilt de schrijvers kennen.
Lees dan verder op de pagina 209.
156
157
Door Michiel Op het moment dat Amber aan het begin van de gang van de Intensive Care staat, ziet ze Carlos precies aan de andere kant. Ze herkent hem als de Mexicaanse jongen van de Eerste Hulp die bij het ongeluk op de plek van onheil heeft geholpen. Het doet haar weer denken aan gisteravond toen ze het leven van een normale jongen compleet heeft verpest en ze begint weer te twijfelen: heeft ze nu wel echt de goede keuze gemaakt door niet Matthias zijn kamer binnen te gaan? Zonder dat Amber hiervan op de hoogte is, denkt Carlos precies hetzelfde. Hij heeft er zojuist dan wel voor gekozen om niet bij Matthias binnen te lopen, maar nu hij Amber ziet staan, weet hij niet meer of hij hier verstandig aan heeft gedaan. Zij was de vrouw die in beschonken toestand Matthias in deze situatie heeft gebracht (daar koos Matthias echt niet zelf voor!) en het lijkt erop dat zij er voor kiest de kamer van Matthias voorbij te lopen zonder er ook maar naar om te kijken. “Als zelfs die vrouw niet naar binnen gaat, wie krijgt die arme jongen dan nog wel op bezoek?” denkt Carlos en hij realiseert zich weer hoe eenzaam hij zich voelde toen hij helemaal alleen uit Mexico in Nederland aankwam. Zo’n gevoel gunt hij niemand en al helemaal niet iemand die, zonder dat hij daar zelf schuld aan heeft, in kritieke toestand op de Intensive Care ligt. Toch kiest ook Carlos ervoor om niet bij Matthias op bezoek te gaan, hij bedenkt zich dat een nuchtere Hollandse jongen als Matthias er in deze situatie echt niet op zit te wachten om maar moeizaam met een half Nederlands sprekende Mexicaan in gesprek te raken. Ook Amber besluit de kamer van Matthias toch echt niet binnen te gaan: het enige wat ze daarmee zal bereiken, denkt ze, is dat de gewonde jongen compleet uit zijn dak zal willen gaan tegen haar, en terecht. Maar dat is niet goed voor zijn herstelproces, hij heeft rust nodig. Terwijl Amber en Carlos elkaar kruizen op de gang, lopen ze langs de kamer van Matthias. Ze begroeten elkaar kortstondig met een knikje. Zonder bij Matthias naar binnen te gaan, werpen ze tegelijkertijd een blik op het bed en zien hoe hard die jongen aan het vechten is voor zijn leven. Toch doet hen dit niet van gedachten veranderen. Carlos loopt verder naar de eerstehulppost, waar hij nog wat papierwerk heeft liggen. Amber besluit een goede bak koffie te gaan drinken om
158
haar zonden te overdenken. Amber neemt zichzelf voor om zich vandaag niet in te houden en kiest ervoor om koffie te gaan drinken in de hipste, en daarmee ook duurste, koffiebar van Enschede. Toevallig zit deze koffiebar ook nog eens dicht bij het ziekenhuis. Ze overdenkt wat er zojuist gebeurd is en heeft nog steeds het idee dat ze de goede keuze heeft gemaakt. Naar binnen gaan bij Matthias zou alleen maar moeilijkheden kunnen veroorzaken. Ze denkt: “Hij begrijpt waarschijnlijk toch niet dat het me spijt en denkt enkel dat ik een enorme stomkop ben dat ik onder invloed achter het stuur ging zitten. En gelijk heeft hij. Ook ik zou een beschonken persoon die mij aanreed niet zomaar vergeven voor wat hij gedaan heeft: ik ben gewoon ontzettend dom. Wat dacht ik eigenlijk wel niet” Hoezo doe ik alles voor mijn baas als hij daarnaar vraagt?” Maar stiekem weet Amber de antwoorden op deze vragen donders goed. Haar baan als secretaresse bij het grote advocatenkantoor Pierson&Hardman was dan wel niet de beste baan die ze kon hebben, maar betekende toch alles voor haar. Ze kon het zich niet veroorloven om die baan te verliezen: dan kwam ze op straat te staan. Ondanks dat ze haar hele leven ervoor op heeft gegeven, zorgde het er wel voor d´at ze kon leven. Want een ding weet ze zeker, zonder geld kom je nergens. Hoe ze dat nu zonder baan gaat doen weet ze jammer genoeg nog niet. En ze bestelt een Italiaanse espresso met een glaasje hazelnoot likeur en een grote punt huisgemaakte appeltaart met een toef slagroom voor twaalf euro vijftig. Tegelijkertijd verdiept Carlos zich in zijn papierwerk en denkt aan wat er zojuist is gebeurd. Net als Amber, denkt ook hij dat hij de juiste beslissing heeft genomen. Maar hij twijfelt aan de beslissing van de vrouw die het ongeluk heeft veroorzaakt. Als hij in haar positie zou hebben gestaan, zou hij nooit hetzelfde gedaan hebben. Hij voelt zich namelijk altijd verantwoordelijk voor alles, zelfs wanneer dat eigenlijk niet zou moeten. Maar dit leek hem toch een overduidelijk geval waarin de verantwoordelijkheid zonder twijfel bij ´e´en en dezelfde persoon lag? En als diegene die verantwoordelijkheid zou nemen, dan zou die op zijn minst nog eens op bezoek kunnen komen bij het slachtoffer van haar daden. Carlos snapt dus totaal niet hoe
159
het kan dat deze vrouw zomaar doorliep, zonder enig spoortje van emotie te tonen. Hij zou graag nog een keer met haar in gesprek gaan hierover. Misschien is het wel iets typisch voor Nederlanders, om zo te reageren op dit soort situaties? Of wellicht heeft ze een andere goede reden om zo te handelen? Carlos heeft van huis uit mee gekregen nooit te oordelen over mensen voordat hij precies weet wat er gaande is. Dus nu doet hij dat ook niet en hij hoopt maar al te graag dat hij de vrouw nog eens tegen zal komen. Alhoewel hij die kans klein inschat, aangezien ze zojuist uit het ziekenhuis ontslagen is. Rustig gaat Carlos dus maar verder met zijn papierwerk. Terwijl zowel Carlos als Amber terugdenken aan het wel of niet bezoeken van Matthias, heeft Matthias op zijn beurt ook opgemerkt dat de Mexicaanse jongen van de eerstehulppost en de middelbare vrouw die hem aangereden heeft, voorbij liepen. Hij ligt dan wel in kritieke toestand, maar kijken en denken kan hij nog steeds. Net zoals hij dat kon op de plek waar hij is aangereden. Hij zag iedereen om zich heen wel, maar reageren op hen, iets zeggen, ook maar iets bewegen, het lukte allemaal niet. Toen heeft hij het gezicht van zowel de vrouw als de jongen kunnen onthouden en nu herkent hij ze hier. Het verwondert hem dat de twee elkaar niet aangesproken hebben, maar elkaar enkel een ontzettend koud knikje gaven. Echt hartelijk kon hij het niet noemen: een “Goedendag” of “Hallo” had er op zijn minst toch wel vanaf gekund? En een kort gesprekje over het ongeluk of over de gezondheid van de vrouw vond hij ook wel op zijn plaats, alhoewel natuurlijk niet voor zijn deur. “Waarschijnlijk wisten de twee heus wel dat ik hier lig”, denkt Matthias. Eerlijk gezegd zou Matthias het wel leuk hebben gevonden als de twee even bij hem op bezoek waren gekomen. Gewoon iets van aandacht schenken aan hem. Natuurlijk neemt hij het de vrouw kwalijk dat ze hem aangereden heeft, maar de echte oorzaak hiervan kent hij niet. Alles ging zo snel na het ongeluk, dat hij eigenlijk niet precies weet wat de reden van het ongeluk is geweest. En die zou hij maar al te graag kennen. Maar Matthias begrijpt stiekem wel dat de twee niet binnen zijn gekomen. De Intensive Care is nou ook niet echt de meest gezellige plek om even een kamer binnen te lopen en zeker voor die vrouw, die de omgeving van een ziekenhuis waarschijnlijk helemaal niet gewend is, komen alle slangetjes en apparaten misschien wel heel intimiderend
160
over. Ook Matthias vond het maar niks toen hij voor de eerste keer besefte dat hij hier lag, maar inmiddels is hij wel gewend aan alles wat aan hem vast zit en om hem heen staat. Hij hoopt dat de vrouw in ieder geval bij de zusters naar hem gevraagd heeft, dat zou hij wel zo netjes van haar vinden. En hij hoopt ook dat ze naar zijn contactgegevens gevraagd heeft, zodat ze later nog eens af kunnen spreken om het over het ongeval te hebben. Ondanks dat ze zeer waarschijnlijk iets fout heeft gedaan, zal er immers vast ook iets goeds in haar zitten. Matthias vindt dat ze er in ieder geval als een nette en lieve vrouw uitzag. Twee weken later zit Amber wederom koffie te drinken, maar dit keer in het caf´e naast de hipste koffiebar van Enschede. Dit caf´e is toch iets goedkoper dan de koffiebar en de koffie is eigenlijk net zo lekker. Het is dan misschien wel wat minder stijlvol aangekleed, maar met veel meer sfeer, en daar kan Amber wel van genieten als ze alleen is. Ze drinkt dit keer een gewone kop zwarte koffie om de zaterdag goed mee te beginnen. Op hetzelfde moment is Carlos net klaar met zijn nachtdienst bij de eerstehulppost. Deze nacht was er niet zo veel te beleven, terwijl het toch een vrijdagavond was. Carlos weet dat dat de avond is waarop de meeste Nederlanders met elkaar gaan feesten en dat dat dus ook de avonden zijn dat de meeste mensen op de eerstehulppost terecht komen. Van collega’s heeft hij geleerd dat er dan ook wel eens mensen binnenkomen die aan “comazuipen” doen. Wat dat dan precies is, snapt hij nog steeds niet, maar dit soort mensen hebben in ieder geval te veel gedronken. Afgelopen nacht is er alleen een meisje met een kapotte knie op de eerstehulppost gekomen. De kapotte knie kwam wel door een val, veroorzaakt door het drinken van alcohol. Maar of dat meisje daarmee ook aan comazuipen doet, weet hij niet. In ieder geval heeft hij een leuk en lang gesprek met haar kunnen voeren, waardoor zijn Nederlands stukje bij beetje steeds beter wordt. En dat doet hem deugd. Terwijl Carlos naar buiten loopt, zegt hij gedag tegen al zijn collega’s die hij op zijn weg naar buiten tegenkomt in het ziekenhuis. Eenmaal buiten trekt hij de rits van zijn jas nog iets verder op en besluit zijn muts op te zetten. Het is nog vroeg en op een koude winterdag
161
als deze bereikt de temperatuur lagere temperaturen dan Carlos ooit in Mexico meegemaakt heeft. Ondanks dat hij al een tijdje in Nederland is, is hij nog steeds niet aan de kou gewend. Hij ziet echter alle Nederlanders ook met dikke winterjassen met bondkragen, mutsen, sjaals en handschoenen lopen: hij is dus niet de enige die het koud heeft. Een klein eindje van het ziekenhuis af loopt hij langs twee cafeetjes waar mensen koffie zitten te drinken. Op zijn weg naar huis loopt Carlos hier altijd voorbij en het valt hem op dat in het ene cafeetje altijd de chiquere mensen zitten en in het andere cafeetje meer gewone mensen. Dan ziet hij ineens de middelbare vrouw van het ongeluk zitten. Ze zit, naar zijn mening, in het verkeerde cafeetje. Opmakend uit de kleren die ze droeg op het moment van het ongeluk en de aktetas die ze bij haar had, dacht Carlos te kunnen concluderen dat ze bij de chiquere mensen zou horen. En dat zou betekenen dat ze aan de andere kant van de muur zou moeten zitten dan dat ze nu doet. Stereotypen en vooroordelen “Een stereotype is een overdreven denkbeeld over een groep mensen dat niet klopt met de werkelijkheid. Vaak zijn deze denkbeelden negatief en worden zij gebruikt als rechtvaardiging voor discriminerende acties. Een vooroordeel is een mening over iemand of een groep mensen die niet gebaseerd is op feiten. Het is meestal een generalisering. Vooroordelen zijn hardnekkig en als een bepaalde groep eenmaal een etiket opgeplakt heeft gekregen dan is het moeilijk dit te veranderen.” Aldus het College voor de Rechten van de Mens (2012). Maar hoe ontstaan stereotypen en vooroordelen? En wat hebben we er eigenlijk aan? Patricia G. Devine schreef al in 1989 dat de meningen hierover verdeeld zijn. Sommigen suggereren dat stereotypen functioneel zijn voor het individu en het rationaliseren van een vooroordeel over een groep. De meeste wetenschappers claimen dat vooroordelen
162
een onvermijdelijk gevolg zijn van het stereotyperen door mensen. Zolang stereotypen bestaan, zullen vooroordelen volgen (Devine, 1989). In zijn boek “Grondslagen van interculturele communicatie” maakt Wasif Shadid, professor in interculturele communicatie aan de Universiteit van Tilburg, onderscheid tussen vier verschillende verklaringen voor het ontstaan van stereotypen en vooroordelen (Shadid, 2007). Allereerst zijn er de wetenschappers die geloven dat vooroordelen vooral voorkomen bij mensen die specifieke persoonlijkheidskenmerken hebben. Onder deze persoonlijkheidskenmerken valt met name de “autoritaire persoonlijkheid”. Deze persoonlijkheid wordt veroorzaakt door de manier waarop kinderen worden opgevoed door ouders, dus op het moment dat de kinderen hun persoonlijkheid ontwikkelen. De vooroordelen die hierbij ontstaan, hangen sterk samen met politieke, economische en sociale opvattingen van mensen. Vervolgens bestaan er theorie¨en die vooroordelen als universele, normale en onvermijdelijke verschijnselen beschrijven. Een voorbeeld hiervan is dat de mens constant positief gewaardeerd wil worden en zo ieder ander die dat niet wil als negatief bestempelt. Ook de theorie die zegt dat vooroordelen ontstaan bij groepen die elkaar als concurrent zien, hoort hierbij. Ten derde kunnen vooroordelen ontstaan door een socialisatieproces, waarbij kinderen van jongs af aan met verschillende omstandigheden in aanraking komen en via die weg bepaalde opvattingen krijgen. Naarmate kinderen ouder worden leren ze onderscheid te maken in verschillende groepen en daarbij leren ze dat mensen van andere groepen verschillende opvattingen hebben over verschillende zaken. Als laatst heerst er de opvatting dat vooroordelen ontstaan door het groepsgedrag van de mens. Mensen verdelen
163
zichzelf over bepaalde groepen en elk lid van een groep wil (wederom) positief gewaardeerd worden. Daarmee wordt de eigen groep dus het meest positief gewaardeerd. Gebeurt er iets negatiefs in een andere groep, dan wordt dit toegeschreven als een persoonlijkheidskenmerk van alle mensen die tot die groep behoren. Dat de vrouw aan de verkeerde kant van de muur zit, is niet het enige waar Carlos aan denkt. Vlak nadat hij de vrouw in het ziekenhuis passeerde en hij dacht aan het feit dat ze niet bij de jongen naar binnen ging, dacht hij er immers aan hoe graag hij het hier met haar over zou willen hebben. En die nieuwsgierigheid is de afgelopen twee weken niet minder geworden: hij wil zo graag weten wat er in haar hoofd omging. De drang om het caf´e binnen te stappen, is dus groot, maar aan de andere kant vindt hij het ook wel onbeschoft. Wat nou als de vrouw daar voor haar rust komt en hij deze rust verstoort, door het caf´e binnen te stappen en haar aan te spreken. En misschien wil de vrouw wel helemaal niet meer aan het ongeluk herinnerd worden en zou Carlos ervoor zorgen dat ze er juist weer aan gaat denken. Carlos verkeert in eenzelfde tweestrijd als toen hij langs de kamer van de aangereden jongen liep. Gaat hij nu wel of niet het caf´e in? Carlos loopt langs beide caf´es en besluit ook deze keer niet binnen te gaan. Maar wanneer hij de hoek van de straat om loopt, krijgt hij er al spijt van. Hij is zo ontzettend benieuwd! En daarnaast, een gesprek met een Nederlandse vrouw doet hem wederom goed wat betreft zijn Nederlandse taal. Eigenlijk twee vliegen in ´e´en klap dus en hij besluit zich over zijn verlegenheid heen te zetten. Hij bedenkt zich dat Nederlanders over het algemeen ook direct zijn naar elkaar. Sinds hij in Nederland is, weet hij dat de mensen hier echt geen blad voor de mond nemen. Daarom zal het toch ook niet verkeerd zijn om de vrouw even gedag te zeggen en een klein praatje te maken? Misschien is het wel een idee om eerst te vragen hoe het met haar eigen gezondheid gaat, denkt Carlos. Daarna kan het gesprek altijd nog verdergaan over het feit dat ze langs de kamer van de door haar
164
aangereden jongen is gelopen. Maar alleen als geen ongemakkelijke situatie ontstaat. Carlos stapt het caf´e binnen en loopt direct naar de vrouw toe. Ze kijkt een beetje geschrokken op van de krant waarin ze aan het lezen is, omdat ze dit natuurlijk niet aan had zien komen. Carlos ziet dat ze de vacatures in de krant aan het lezen is en verwondert zich nogmaals, omdat hij dacht dat de vrouw zo’n goede baan zou hebben. Gespannen vraag Carlos aan de vrouw of zij hem nog kent. Nadat de vrouw even moet nadenken en snappen wat er gebeurt, vertelt ze Carlos vriendelijk dat ze hem nog herkent van de eerstehulppost en vraagt naar zijn naam. De vriendelijke stem van de vrouw stelt Carlos gerust en rustig vertelt hij haar zijn naam en vraagt op zijn beurt naar haar naam. Nu hij weet dat ze Amber heet, wordt het communiceren weer een stukje makkelijker. Vervolgens vraagt Carlos of Amber zich weer helemaal goed voelt en helemaal hersteld is van het ongeluk. Amber vertelt hem dat enkel de wondjes op haar kin als nog zichtbaar zijn, en dat de rest van haar wondjes zo goed als helemaal verdwenen zijn. Ze prijst zich gelukkig en zegt dat het veel erger af had kunnen lopen. Carlos had gehoopt dat ze op dit moment zou beginnen over de jongen die ze aangereden heeft, maar dat doet Amber niet. Carlos staat nog steeds naast de tafel van Amber en weet nu niet zo goed waar hij het dan wel over moet hebben. De situatie wordt een beetje ongemakkelijk, maar gelukkig vraagt Amber Carlos of hij ook een kopje koffie wil. Carlos houdt eigenlijk helemaal niet van de Nederlandse koffie, maar slaat het aanbod niet af. Dit is de enige manier waarop hij erachter kan komen wat Amber dacht toen ze niet bij de gewonde jongen naar binnen ging. Na een ongemakkelijke stilte begint Carlos te praten over de koffie die ze nu drinken en hij vertelt Amber dat hij de koffie die in Mexico geschonken wordt eigenlijk veel liever drinkt. Amber heeft nog nooit Mexicaanse koffie gedronken en is vanwege haar schulden ook nog nooit in het buitenland geweest: ook dit gespreksonderwerp is dus geen succes. Dan vraagt Amber Carlos naar zijn verhaal over hoe hij in Nederland terecht is gekomen. Dit is een verhaal dat Carlos al duizenden keren heeft verteld, aan elke Nederlander die hij maar tegenkomt en waarmee hij in gesprek raakt. Voordeel daarvan is wel dat hij geen moeite heeft met de Nederlandse taal in
165
dit verhaal: dat maakt het praten een stuk gemakkelijker. Op deze manier raken Amber en Carlos dan toch eindelijk in een gemakkelijk gesprek. Zo hebben ze het ook over de vorige baan van Amber en hoe het kan dat ze ontslagen is. Carlos verwondert zich over de hardheid waarmee Amber haar baas haar ontslagen heeft na het ongeluk. Ze zat toch voor hem in de auto! Uiteindelijk voelt Carlos zich op zijn gemak bij Amber en hij heeft het idee dat dat gevoel wederzijds is. Dit zorgt ervoor dat Carlos zijn nieuwsgierigheid niet kan bedwingen en uit het niks vraagt hij Amber toch waarom ze niet bij de gewonde jongen naar binnen is gegaan. Eerst schrikt Amber een beetje van de directe vraag, maar ze snapt ook wel dat Carlos benieuwd is en legt hem uiteindelijk uit wat ze dacht toen ze door de gang op de Intensive Care liep. Daarbij benadrukt ze dat ze nog nooit zo erg getwijfeld heeft over het nemen van een beslissing en dat ze zich weldegelijk schuldig voelt over wat ze gedaan heeft. Ze legt uit wat er die avond was gebeurd en hoe ze er uiteindelijk voor koos om toch met drank op de auto in te stappen. Amber raakt er ge¨emotioneerd door en probeert haar tranen in bedwang te houden. Maar nu ze weer terugdenkt aan alles wat er die avond is gebeurd, lukt dit haar niet. Ze vraagt Carlos hoe het met de jongen die ze heeft aangereden, gaat. Carlos vertelt haar dat die jongen Matthias heet en kan haar vertellen dat hij nog steeds op de Intensive Care ligt. Matthias is na anderhalve week heel even bijgekomen, heeft toen zijn vader en moeder even kunnen zien, maar was zo zwak dat hij meteen weer in coma is geraakt, opvallend genoeg constant met zijn ogen open: het enige wat hij kan is zijn ogen bewegen. En zo verkeert hij nu nog steeds, met zijn vader en moeder elk moment van de dag naast zich. Amber schrikt ervan en realiseert zich dat zij degene is die dit Matthias aangedaan heeft. Dan bedenkt Amber zich plotseling dat Carlos precies op hetzelfde moment als zij langs de kamer van Matthias is gelopen en ook niet naar binnen gegaan is. Ze vraagt Carlos om zijn motieven hiervoor en Carlos kan het niet laten om zijn mening te geven over het feit dat Amber niet naar binnen is gegaan. Hij vindt het veel belangrijker dat zij Matthias aandacht zou hebben gegeven in plaats van hij, omdat zij verantwoordelijk is voor wat Matthias nu meemaakt. Maar
166
Amber legt uit dat ze Matthias rust wilde schenken en die alleen maar kon worden verstoord door haar bezoek aan hem. Dit alles leidt tot een lang en goed gesprek, waarin de waarden en normen van zowel Amber als Carlos op tafel komen. Jammer genoeg heeft Amber nog een afspraak met een vriendin, waardoor ze het gesprek tot hun beider spijt na enige tijd moeten be¨eindigen. Omdat het wel lijkt te klikken tussen beiden, wisselen ze elkaars telefoonnummers uit en Carlos belooft dat hij Amber zal bellen. Een week later heeft Amber nog niets van Carlos gehoord en ze vraagt zich af wat hem tegenhoudt om haar te bellen. Omdat ze het gesprek in het caf´e ontzettend interessant vond, neemt ze het heft dus maar zelf in handen en belt hem. Dit heeft ze nog niet eerder gedaan, omdat ze denkt dat dat opdringerig over zal komen, maar nu vindt ze dat de tijd er rijp voor is. Eigenlijk kan ze ook wel begrijpen dat Carlos haar niet gebeld heeft, want uit hoe hij in eerste instantie als verlegen jongeman in het caf´e binnenkwam en haar aanspraak, leek niet te blijken dat hij al te veel vertrouwen in zichzelf heeft als het gaat om vrouwen. Het telefoongesprek gaat wederom soepel, ondanks dat Carlos verrast is dat Amber haar belt: hij realiseert zich dat dat eigenlijk andersom hoort te zijn en schaamt zich een klein beetje. Gelukkig kan Amber zijn rood wordende gezicht aan de andere kant van de lijn nu niet zien. Ze spreken af om samen wat te gaan drinken. Ook samen iets drinken bevalt de twee en ze spreken daarna meteen af om samen te gaan schaatsen. Dat zal voor het eerst zijn voor Carlos, want in Mexico heeft hij dat nog nooit gedaan. Hij heeft er meteen zin in. Ook het schaatsen is heel gezellig en Amber en Carlos spreken meer af, zien elkaar regelmatig en bellen ook veel. Dagen worden weken, weken worden maanden en maanden worden jaren. Na twee jaar met elkaar afspreken, lijkt het leven met zijn twee¨en voor beide alleen maar rooskleurig te zijn: er kan gewoon niets meer misgaan. Amber heeft nieuw werk gevonden bij de concurrent van haar vorige werkgever, Carlos spreekt steeds beter Nederlands en daardoor gaat zijn studie ook veel voortvarender. Tot op een dag de post bij Carlos op de mat valt en er een brief van de overheid bij zit. De brief vertelt hem dat zijn verblijfvergunning
167
verloopt en dat hem dus vriendelijk verzocht wordt Nederland binnen een half jaar te verlaten. Dit had hij niet aan zien komen en het komt als een klap aan. Hij snapt er niets van: hij studeert toch gewoon aan de universiteit in Nederland? Hoe kan het dan dat hij zomaar Nederland moet verlaten? Hij raakt ervan in paniek en het eerste wat hij daarom doet is Amber bellen, die kan hem meestal wel gerust stellen. Amber reageert ook geschrokken en snapt niet hoe dit nu kan. Na Carlos een beetje gerust gesteld te hebben, belt ze haar baas op om advies te vragen. Hij is immers advocaat en weet dus hoe je met dit soort dingen om moet gaan. Haar baas is echter gespecialiseerd in financi¨en en overnames. Hij heeft dus niet zo veel verstand van dit soort situaties. Het enige advies dat hij Amber kan geven, is te trouwen met Carlos. Op die manier heeft Carlos geen verblijfsvergunning meer nodig en mag hij voor altijd in Nederland blijven. In eerste instantie is dit nogal een grote stap voor Amber, maar ze realiseert zich dat Carlos haar grote liefde is. En als zij door te trouwen met hem, hem zelfs kan helpen om in Nederland te blijven, waardoor zij hem ook niet verliest, wat houdt haar dan eigenlijk tegen? Wanneer Amber dit aan Carlos vertelt, schrikt hij in eerste instantie wel een beetje. Dat is nogal een stap om te nemen, zeker ook omdat ze nogal wat verschillen in leeftijd en hij zelfs nog studeert! Eigenlijk leven ze beiden een totaal ander leven. Maar aan de andere kant hebben ze het zo leuk met elkaar dat hij het eigenlijk niet zo vervelend zou vinden om met haar getrouwd te zijn. Hij kan zich ook niet voorstellen dat hij nog een grotere liefde tegen zal komen in zijn leven dan Amber. Trouwen De rijksoverheid definieert trouwen of een geregistreerd partnerschap als volgt: “Met een huwelijk of geregistreerd partnerschap leggen partners hun relatie officieel vast bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.” In Nederland kunnen een man en een vrouw trouwen, twee mannen of twee vrouwen. Er bestaan drie verschillen tussen trouwen en een geregistreerd partnerschap. Allereerst krijgt een kind
168
in een huwelijk automatisch beide echtgenoten als ouder, en dat is niet het geval bij een geregistreerd partnerschap. Daarnaast kan een geregistreerd partnerschap buiten de rechter om eindigen, mits de partners het met elkaar eens zijn een zij geen minderjarige kinderen hebben. Voor de ontbinding van een huwelijk moet er wel altijd een rechter aan te pas komen. Ten slotte moeten twee mensen bij het trouwen elkaar het “ja-woord” geven, terwijl dit bij een geregistreerd partnerschap niet verplicht is (Rijksoverheid, 2012). In 2012 waren er in totaal 70,315 huwelijkssluitingen en 9,224 partnerschapsregistraties. De gemiddelde leeftijd van mannen bij een huwelijkssluiting was 37.0 jaar en de gemiddelde leeftijd van vrouwen 33.8 jaar. In hetzelfde jaar waren er 89,976 huwelijksontbindingen, waarvan er 33,273 door echtscheiding waren. De overige huwelijksontbindingen kwamen met name door overlijden (CBS, 2013c). In 1996 omschreven Buckle, Gallup, & Rodd (1996) het huwelijk als een impliciet “reproductie-contract” tussen mensen die verschillende strategie¨en hebben om het nageslacht zo sterk mogelijk te maken. Deze verschillende strategie¨en bestaan uit genetische zekerheid met betrekking tot het vader- of moederschap, de investering die ouders kunnen maken en de potentie tot reproductie (Buckle et al., 1996). Buckle en de zijnen zagen het huwelijk als een compromis tussen deze verschillende strategie¨en en de patronen in scheiden, hertrouwen en nogmaals scheiden voorspelden zij gebaseerd op verschillende uitkomsten die te maken hebben met het maximaliseren van de sterkte van het nageslacht. Daarnaast kwam uit het onderzoek van Buckle dat trouwen bij vrouwen meer van hun leeftijd afhangt dan het dat doet bij mannen. Ze konden ook concluderen dat de relatie
169
tussen het geslacht en de leeftijd van nog groter belang was bij scheiden: als vrouwen scheiden van hun man, dan deden ze dit in Engeland en Wales voornamelijk voor hun vijfentwintigste levensjaar. Buckle linkte dit aan het feit dat vrouwen kortere tijd hebben voor reproductie dan mannen. “Ze kunnen daarom niet wachten met het nemen van stappen om ervoor te zorgen dat ze een meer optimale reproductie hebben.” Echter kon Buckle dit niet bewijzen. Precies het tegenovergestelde met betrekking tot leeftijd is dus het geval bij mannen (Buckle et al., 1996).
En zo gebeurt het. Amber en Carlos trouwen met elkaar. In eerste instantie niet uit liefde of uit romantische overwegingen, maar puur uit praktisch oogpunt, om Carlos in Nederland te kunnen houden. Ze trouwen simpel en in besloten kring, want veel geld hebben ze natuurlijk niet. Maar ondanks dat het niet het eerste was waar ze na twee jaar met elkaar afspreken aan dachten, blijkt met elkaar trouwen ontzettend goed uit te pakken en worden ze zielsgelukkig met elkaar. Uiteindelijk heeft het vreselijke ongeluk dus toch nog geleid tot iets moois! U hebt nu ´e´en van de vele verhalen gelezen in het boek. Er zijn er nog (veel) meer verstopt in dit boek. U staat daarom weer voor een keuze. Of u wilt nog een boek lezen, of u bent nu meer ge¨ınteresseerd in de schrijvers van het boek. U wilt nog een boek lezen.
Lees dan verder op pagina 7.
U wilt de schrijvers kennen.
Lees dan verder op de pagina 209.
170
171
Door Ingrid Vertwijfeld kijken de drie elkaar aan. Ze staan nog steeds voor de ingang te twijfelen of ze naar binnen gaan. Eenmaal binnen is er geen weg meer terug. Dan accepteren ze het One-Way-Ticket naar Mars. Tegelijkertijd draaien ze zich om . . . ze hebben hun keuze gemaakt: ze gaan het ticket niet accepteren. Op dat moment begint het te regenen. Snel lopen ze het gebouw de Vrijhof binnen waar ze kunnen schuilen. Al pratend lopen ze door het gebouw op zoek naar een plek waar ze koffie kunnen drinken. Ambers oog valt op een aanplakbiljet van een lezing over wateroverlast in Nederland. Ze besluiten naar binnen te gaan. “. . . het is daarom belangrijk alert te blijven en je goed voor te bereiden op wat komen gaat. Voor een goede voorbereiding is het belangrijk te weten wat de oorzaken zijn van wateroverlast. Hiervoor gaan we allereerst terug in de tijd. Ontwikkelingen in Laag-Nederland V´o´or de tiende eeuw na Christus vestigden de bewoners zich op natuurlijke verhogingen in de omgeving van rivieren en de zee. De bewoners voedden zich hoofdzakelijk met opbrengsten van de jacht en visserij. Incidenteel werd landbouw bedreven op de klei- en veenpakketten. Na de tiende eeuw na Christus nam de bevolking in Nederland toe. Daarom begon men met het ontginnen van de grond. In de veen- en kleigebieden werden greppels en afwateringssloten gegraven om de grondwaterstand te verlagen. De veengebieden lagen toen nog op ´e´en tot drie meter boven de zeespiegel. Maar door de verlaging van de grondwaterstand begon klei in te klinken en oxideerde het veen. Dit had bodemdaling tot gevolg waardoor, je raadt het al, de greppels en afwateringssloten verder werden uitgediept. Op een gegeven moment liep de grond bij hoogwater onder doordat de bodem lager dan de zeespiegel was geworden. Dit had
172
tot gevolg dat de bewoners hun land gingen beschermen door het aanleggen van kaden en dijken. In de dertiende eeuw na Christus was de omvang van het inklinkende oppervlak erg groot geworden. Door ontwikkelde kennis kon men de veenstroompjes die veengebieden doorsneden, afdammen. Bij lage buitendijkse waterstanden kon men spuien (lozen van water) om zo de binnendijkse grondwaterstand voldoende laag te houden. Door de groei van de omvang van de beheersobjecten konden lokale gemeenschappen niet het volledige beheer en onderhoud van waterkeringen en uitwateringssluizen op zich nemen. Vandaar dat vanuit de bevolking de waterschappen ontstonden. Ja, dat is het ontstaan van de waterschappen waar velen tegenwoordig het nut niet meer van inzien. Naast inklinking, veroorzaakt door de mens, zijn er ook natuurlijke oorzaken voor wateroverlast. Door de daling van het Noordzeebekken en de autonome geologische daling van West-Nederland, komt het zeeniveau steeds hoger te liggen. Hierdoor kreeg men in de veertiende eeuw last van relatief hoge buitenwaterstanden. Hierdoor ontstond het polder-boezem-systeem waarbij men delen binnen de bedijkte gebieden omkaderde. De ontwatering hiervan werd los gemaakt van de waterstand van de afgedamde veenstroompjes. De veenstroompjes gingen dienen als opslagbekkens waarop water vanuit polders werd geloosd. Vervolgens werd dat water geloosd wanneer er sprake was van een lage buitenwaterstand. Naast de ontginning van de veen- en kleigebieden en het natuurlijk stijgen van de zeespiegel, had het afgraven van veengebieden ook gevolgen voor de wateroverlast. De veengebieden werden afgegraven en het gedroogde veen werd gebruikt als turf voor energiewinning. In de zestiende eeuw waren de bemalingstechnieken zodanig ontwikkeld dat men het aandurfde om ondiepe meren
173
en plassen droog te leggen. Deze droogmakerijen waren het begin . . .; dit in combinatie met de uitvinding van de stoommachine in de negentiende eeuw leidde tot het droogleggen van het Haarlemmermeer in 1852. Door de watersnoodramp in 1916 in het Zuiderzeegebied is besloten tot het afsluiten van de Zuiderzee met behulp van de afsluitdijk. Door de stormramp in 1953 werd besloten de estuaria in de Delta af te sluiten. Sinds de industri¨ele revolutie stijgt de zeespiegel erg vanwege het broeikaseffect. Ook dit is een reden om LaagNederland nog meer te beschermen tegen de zee door de aanleg van dijken en ander waterkerende kunstwerken (Booij, 2013). Ontwikkeling in het rivierengebied De geleidelijke bedijking van het rivierengebied vond plaats van west naar oost. Doordat de gebieden achter de dijken nu geen sediment vanuit de rivier meer toegevoerd kregen, kwamen deze gebieden steeds lager te liggen ten opzichte van de gebieden die er voor lagen. Er was hierdoor veel sprake van dijkdoorbraken (periode 1750-1850). Dit veroorzaakte grote, diepe gaten (wielen). Vervolgens werd een nieuw stuk dijk voor of achter zo’n wiel geplaatst. Dit verklaart het kronkelende dijklandschap. Door de betere beveiliging en beheersing in de loop van de tijd verhuisden steeds meer mensen naar de polder. Er was behoefte aan het verhogen van de dijken. De mensen wilden graag zoveel mogelijk land van de rivier vasthouden. Hierdoor legden zij obstakels aan zodat dat land zolang mogelijk tegen de rivier beschermd werd. Door de obstakels in de rivier kon ijs dat na de dooi met rivierwater naar zee werd meegevoerd, vastlopen. Het water werd door de ijsdammen zo hoog opgestuwd dat dijken doorbraken (Booij, 2013). Ontwikkeling in Hoog-Nederland
174
In de Franse tijd werd landbouw op de voorgrond gepropageerd terwijl koopvaardij verdween. Hierdoor werden werklozen ingezet om grond te ontginnen. Doordat hoogveen werd ontgonnen, moesten kanalen gegraven worden. Deze kanalen werden ook gebruik voor de afgegraven turf. Hele gebieden in het noordoostelijke deel van Nederland verloren door de verveningen hun grote bufferwerking wat tot veel wateroverlast zorgde in de lager gelegen gebieden (Booij, 2013). Nu weet u veel over de geschiedenis van waterbeheer in Nederland en dan is het nu tijd voor een kop koffie.” Amber, Carlos en Matthias kijken elkaar aan. “Ik krijg er toch een vreemd gevoel van. Ik zei voor de uitreiking toch al dat het een teken was op het journaal en nu deze lezing weer,” zegt Amber voorzichtig. “Ja, ik ben wel benieuwd naar de rest van die lezing!” geeft Carlos toe. Snel drinken ze hun koffie op en lopen terug naar de collegezaal. “Welkom terug allemaal. Nu, na jaren verhoging van dijken terwijl het land achter de dijken blijft zakken, komen we erachter dat dit niet eeuwig door kan gaan. Op dit moment ligt de rivier ingeklemd tussen steeds hoger wordende dijken, waarachter veel mensen wonen. Op een gegeven moment kunnen de dijken niet meer verhoogd worden. Naar aanleiding van de hoge waterstanden in 1993 en 1995 van de Maas, is een nieuw programma “ruimte voor de rivier” opgezet. In de periode van 2006 tot 2015 wordt op meer dan dertig plekken langs Rijn, IJssel, Waal, Nederrijn en Lek meer ruimte gegeven aan het water. Er zullen negen verschillende oplossingen toegepast worden om meer ruimte te bieden aan de rivier.
175
Ik zal drie oplossingen geven. Allereerst dijkverlegging. Hierdoor worden de uiterwaarden breder.
Daarnaast kunnen de uiterwaarden deels worden afgegraven zodat de rivier bij hoogwater meer ruimte heeft.
Als laatste de hoogwatergeul in een bedijkt gebied. Deze geul takt af van een rivier om een deel van het water via een andere route af te voeren.
Wat betreft kustbescherming is ook veel veranderd. Een nieuw perspectief sinds 1990 levert nieuwe oplossingsrichtingen. Nederland heeft namelijk geen waterprobleem met de stijgende zeespiegel, maar een zandprobleem. De zeespiegel stijgt niet, maar de kustbodem daalt. Vanuit dit perspectief denk je niet meer aan het beschermen tegen
176
het water door middel van kustduinen. Opeens denk je aan de kustlijn uitbreiden met behulp van zandsuppletie (opspuiten van zand). Dit zand kan gehaald worden uit de zee, waardoor de zeebodem daalt. Op dit moment wordt jaarlijks gemiddeld twaalf miljoen m3 zand aan de kust toegevoegd. Er zijn miljarden en miljarden kubieke meter zand ter beschikking vanuit de zeebodem. (Mulder, 2007) Door gebruik te maken van natuurlijke processen, in dit geval zand en de natuurlijke (zand-)transportcapaciteit van water en wind, kan de kust op een natuurlijke manier verbreed worden (Stronkhorst, van Rijn, de Vroeg, de Graaff, van der Valk, van der Spek et a., 2010). Een voorbeeld van een zandsuppletie voor de kust is het project de Zandmotor. Op 17 januari 2011 is begonnen met het opspuiten van zand een paar kilometer ten zuidwesten van Den Haag vlak voor de kust. Vanaf 24 november was de zandmotor “klaar” en kon de zee het zand benutten en op natuurlijke wijze verplaatsen langs de zwakke plekken langs de Hollandse Kust. Deze methode is goedkoper dan zandsuppleties op de plekken waar nodig. Nu verspreidt de zee het zand. (Ecomare, z.d.)”
Op dat moment gaat Ambers mobiel. Ze loopt snel de zaal uit. “Oh jee, ja natuurlijk! Ik kom er meteen aan!” Wanneer ze weer terugkomt fluistert Matthias geschrokken; “Wat is er aan de hand?” “Er is zoveel regen in korte tijd gevallen dat heel veel kelders en gangen onder zijn gelopen!” “Pfoe, jij ben gevraagd om te helpen omdat je hier schoonmaakster bent?” vraagt Carlos. Amber knikt. “Wij komen helpen!” antwoord Matthias behulpzaam. Samen verlaten ze de zaal en rennen richting de het gebouw Cubicus. Over de hele campus lopen mensen rond met emmers en zandzakken. Iedereen is druk in de weer en er hangt een gespannen sfeer. Het water
177
valt nu al twee uur met bakken uit de lucht. Op straat begint het te stinken. De riolering kan het water niet meer verwerken en daarom liggen de dode ratten op straat. Er loopt een rilling over Ambers rug wanneer zij een dode rat ziet liggen naast een boom. Wanneer de drie aangekomen zijn bij de Cubicus, is een brandweerauto al ter plaatse. Zij zijn druk bezig met het water uit kelders te pompen. Snel beginnen ze te helpen met het hozen van water en het redden van stoelen, tafels, computers en boeken. “Het is half acht, het journaal begint! Ik weet helemaal niet hoe het eraan toe is in de rest van Nederland?” Carlos loopt naar een tv en zet het journaal aan. Zwijgend kijkt iedereen toe. Journaal “Vanwege het springtij dat wordt verwacht in de nacht van woensdag op donderdag wordt de Oosterscheldekering in Zeeland gesloten. Door een stormvloed als gevolg van een lagedrukgebied gepaard met een zware noordwesterstorm, is code rood afgekondigd door het KNMI. In 1953 was de combinatie van deze twee verschijnselen de oorzaak van de watersnoodsramp. De politie vraagt op verschillende plaatsen aan autobezitters om auto’s weg te halen van parkeerplaatsen en kades. Ook wordt geadviseerd aan mensen wonende in het westen van het land alles gereed te maken om naar het oosten van het land te vluchten wanneer nodig. Verder is het bij een overstroming belangrijk altijd naar het dak van het huis te vluchten.” Het is muisstil geworden in de zaal. Iedereen kijkt elkaar met grote, bange ogen aan. Het gaat dus echt gebeuren. Plotseling gaat de telefoon van Matthias. “ Hallo papa . . . Ja, natuurlijk ben je welkom!. . . Hoe laat . . . ? Ok´e tot vanavond.” “Mijn vader komt naar Enschede. Hij woont in Zuid-Holland en vindt het te riskant allemaal,” legt hij de andere twee uit.
178
Matthias gaat naar huis om alles voor zijn vader klaar te leggen. Hij is net een paar minuten weg wanneer de lampen in de zaal beginnen te knipperen. Plotseling is het pikdonker. Alleen het geluid van het druppelende water is te horen in de duisternis. Daar zitten ze dan, in de Cubicus met veel water en zonder stroom. Ze kruipen dicht tegen elkaar aan. De volgende ochtend is pas echt goed te zien hoeveel schade de regen heeft veroorzaakt. Auto’s zitten vast door het water, kelders zijn ondergelopen, veel spullen zijn kapot gegaan en het stinkt in de hele stad naar riool en rat. Snel zetten Amber en Carlos het journaal aan. De beelden die ze te zien krijgen zijn afschuwelijk. Het slechte noodweer hindert heel Europa. Overal zijn beelden te zien van ramptoeristen. Mensen die naar de kust afreizen om te kijken naar de hoge golven. Dan opeens zien ze golven recht op zich af komen. Dat leuke uitje verandert in een spel waarbij je moet rennen voor je leven. Auto’s worden overspoeld, mensen worden weggevaagd door de golven. Een man probeert nog weg te komen door snel in zijn auto te springen en weg te rijden. Hij is nog net op tijd, maar de mensen achter hem redden het niet. En de nacht zal alleen nog maar erger worden. Carlos belt onmiddellijk Matthias op. “Is je vader veilig aangekomen?” . . . “Ok´e, gelukkig. Wat!” . . . “Afwachten dan, sterkte!” “Wat is er?” vraagt Amber geschrokken. “Zijn vader is veilig aangekomen, maar zijn moeder is onbereikbaar!” antwoordt Carlos. Die nacht ontstaat grote paniek wanneer ‘s nachts het luchtalarm afgaat. De Oosterscheldekering heeft water tegengehouden, maar de ketting is zo sterk als de zwakste schakel. De dijk bij Katwijk aan Zee is doorgebroken. Nu is vluchten voor het water bijna niet meer mogelijk. Het zeewater klapt het land binnen en binnen enkele minuten staat er al een meter water. Er is geen tijd om te vluchten. Overal is water te zien met zo her en der een dak van een gebouw, een kerktoren of een boom die nog boven het water uitkomt. De waterstromen zijn gevuld met ronddrijvende auto’s en dieren. Op de daken zitten mensen met dekens te smeken totdat ze gered worden.
179
Op dit moment zijn er al honderden dodelijke slachtoffers. Ondertussen wordt Matthias gebeld. Er is nieuws over zijn moeder. Tijdens het wandelen over de kade is zij gegrepen door een hoge golf en meegevoerd de zee in. Matthias kan het niet beseffen en hij wordt overmeesterd door een grote paniekaanval. Amber belt Matthias op en als ook zij het verschrikkelijke nieuws hoort, realiseert ze zich dat water de grootste vijand kan zijn die er is. Ze zet de radio aan en begrijpt dat niet alleen het westen van Nederland onder water staat. Die middag gaan Amber, Carlos en Matthias met z’n drie¨en naar de universiteit. Er is een grote vraag naar vrijwilligers. Vanuit het hele land stromen mensen naar het oosten toe. Dat is de enige plek waar het water nog niet tot de kin staat. Ondertussen is het water door de riolering voor een klein deel afgevoerd. Op de universiteit lijkt het wel een vluchtelingenkamp. Overal liggen mensen op matrasjes te slapen. Kinderen hebben het koud en kijken hun moeder met grote, bange ogen aan. De drie delen dekens en soep uit. De mensenstroom lijkt niet te stoppen. Constant komen er nieuwe, bange mensen het terrein op. Ondertussen is de schade in Nederland al opgelopen tot in de miljarden euro’s. Velen zijn familieleden kwijtgeraakt omdat ze niet konden vechten tegen de sterke stroming van het steeds stijgende water. Hutje mutje zit iedereen op elkaar. Langzaam ontstaat een tekort aan voedsel. Niemand weet wanneer deze natuurramp zal stoppen. Wanneer zal het water weer gaan zakken? En kunnen mensen nog terug naar hun huizen? Is het mogelijk alle dorpen opnieuw op te bouwen? Wie gaat al die schade en tonnen aan misgelopen inkomens betalen? Kunnen de kinderen uiteindelijk nog naar school? Amber: “Er is maar ´e´en ding wat we kunnen doen. We moeten elkaar helpen en verder afwachten.” U hebt nu ´e´en van de vele verhalen gelezen in het boek. Er zijn er nog (veel) meer verstopt in dit boek. U staat daarom weer voor een keuze. Of u wilt nog een boek lezen, of u bent nu meer ge¨ınteresseerd in de schrijvers van het boek. U wilt nog een boek lezen.
Lees dan verder op pagina 7.
U wilt de schrijvers kennen.
Lees dan verder op de pagina 209.
180
181
Door Victor De drie lopen de zaal binnen en gaan zitten. Er wordt een speech gehouden door de rector magnificus. Dan roepen de bedenkers van het Mars-Project om dat iedereen die mee wil gaan naar voren mag komen. Carlos staat als eerst op en zet een paar stappen richting het podium. Toch kijkt hij even hoopvol achteruit en ziet daar Amber en Matthias staan. “Wat ben ik blij dat ik niet alleen hiervoor heb gekozen” zegt Carlos opgelucht. De drie kijken elkaar aan, tevreden met hun keuze en de groep die ze nu al hebben. Van de universiteit blijft het verder maar stil. Niemand staat verder op en Amber, Carlos en Matthias zijn dus de enige die richting Mars zullen gaan. Ze worden officieel gehuldigd door de bedenkers van het Mars-Project en een feestje is dan wel op zijn plek. Aan het eind van de avond krijgen ze nog een brief met de vervolgstappen die gezet gaan worden. Over 3 maanden moeten ze zich al gaan melden in Amsterdam bij alle andere uitverkorenen van Nederland. Amber kijkt wat verbaasd op na het lezen van de brief, maar Matthias zegt geruststellend “We houden contact en slepen elkaar er doorheen, ok´e?” Ze knikken allen en zeggen gedag. Drie maanden later is er dan de bijeenkomst in Amsterdam. Vanuit heel Nederland zijn mensen verzameld met een ticket voor Mars. Zo ook Amber, Carlos en Matthias. Vrienden en familie zijn allemaal aanwezig en de directeur van het Mars-Project zegt een woordje vooraf. Door de grote zaal galmt het: “Dames en heren, vanavond zijn wij hier allen bijeen om de helden van onze tijd te mogen begroeten, de Neil Armstrongs van deze tijd, de aller eerste Marsbewoners! Deze uitgekozenen geven hun familie, vrienden en veilige leventje op, om op ontdekkingsreis te gaan op een nieuwe planeet. Ze zullen jarenlang getraind worden om alles te kunnen wat mogelijk nodig kan zijn op de rode planeet. Medische, mechanische, onderzoeks- en psychologische kennis, ze zullen alles in huis hebben. De training en de testen zullen erg zwaar worden en vele van jullie zullen teleurgesteld naar huis worden gestuurd. Maar voor hen die door het proces heen komen, wacht een ongekende faam en onvergetelijke toekomst! Een applaus voor de kandidaten!”
182
Alle kandidaten staan op en Carlos kijkt verbaasd naar de andere twee. “Testen? Ik dacht dat wij allemaal naar Mars zouden worden gestuurd.” “Nee,” legt Matthias uit, “we moeten het wel aankunnen om eventuele reparaties uit te voeren en slim genoeg zijn om daar onderzoek te kunnen doen. We zitten best een eind van de Aarde, ze kunnen dan niet even een reparateur onze kant uit sturen.” Amber vult aan: “Ook het afgezonderd zijn van de rest van de mensheid is een flinke mentale uitdaging. Ze moeten wel testen of wij sterk genoeg in onze schoenen staan om daar de rest van ons leven opgesloten te zitten.” Carlos knikt begrijpend en ze lopen door naar het podium. Er is een rode loper uitgelegd en op het podium voelen ze alle lichten branden. Daar staan ze dan met nog ongeveer 20 anderen. “De concurrentie wordt dus wel sterk, schat ik in” zegt Carlos. “Ja, maar als we er gewoon samen voor gaan, zijn wij drie¨en in ieder geval al sterker” pleit Amber. Ze kijken elkaar vol goede moed aan en Matthias zegt: “Samen slaan we ons er wel doorheen.” De ceremonie gaat door en alle kandidaten worden voorgesteld. Er zitten mannen, vrouwen, ouderen, studenten, hooggeschoolden en laaggeschoolden tussen, iedereen maakt kans op een enkeltje Mars. Dan is het tijd om van de vrienden en familie afscheid te nemen. Zelfs uit Mexico is Carlos’ familie er. Na gedag gezegd te hebben, wetende dat er nog een later afscheid komt, vertrekken alle kandidaten in een vliegtuig richting Rusland om te beginnen aan het eerste deel van hun training. Bij aankomst vindt er eerst een medische keuring plaats om te zorgen dat de astronauten in goede gezondheid zijn. De eersten vallen af en de rest mag direct door naar het trainingskamp. Amber, Carlos en Matthias halen de keuring met gemak en zijn al opgelucht niet meteen terug te moeten. In het trainingskamp worden ze gebriefd door een van hun instructeurs, samen met andere kandidaten van over de hele wereld: “Jullie zijn hier gekomen om naar Mars te gaan, maar wat weten jullie eigenlijk al van Mars? Het is een planeet, ziet er rood uit en ligt verder van de zon dan de Aarde. Dat klinkt wel goed toch? Toch moeten jullie veel meer te weten komen over deze planeet, want het zal jullie thuis worden. Mijn naam is Joe en ik ben gevraagd om mijn kennis aan jullie over te dragen. Aan het eind van
183
deze week zal er een test zijn. Haal een onvoldoende en je ligt eruit!” Het drietal kijkt elkaar verschrikt aan. “Ze zijn wel erg streng hier, ik ben benieuwd met hoeveel we aan het eind van de week nog over zijn.”, zegt Amber. “Tja,” zegt Carlos, “de groep moet dan ook van een paar duizend naar 6 mensen worden terug gebracht, ze hebben weinig keuze.” Joe sust het geroezemoes en gaat door met zijn uitleg. “Mars is een koude, dode planeet. We kunnen daar niet naar buiten om even lekker adem te halen. De luchtdruk is circa 150 keer lager dan op Aarde en het zuurstof gehalte ligt slechts op 0.13 %, terwijl we gewend zijn aan 21%. Jullie zullen dan ook speciale pakken gaan dragen om te zorgen dat jullie kunnen ademen en bestand zijn tegen de druk. Een ander probleem is de lage zwaartekracht.” Matthias beaamt dit: “Mars is een stuk kleiner dan de Aarde, dus daar kunnen we leuk rond hupsen.” “Jullie lichaam, echter, is niet ontworpen voor deze lagere zwaartekracht en botten en spieren zullen sneller afsterven. Daarom zullen jullie extra veel trainen op speciale toestellen die ook in lagere zwaartekracht werken. Wel zal het erg koud worden op Mars, gemiddeld -60 graden Celcius. Aan normale thermokleding zullen jullie dus niks hebben, maar de Marspakken zullen jullie beschermen. Sneeuwballen gooien zit er misschien wel bij, er is namelijk waterijs te vinden op Mars. Het zit echter goed verborgen, ofwel op de poolkappen, ofwel onder de grond. Dit water kan helaas niet zomaar vloeibaar worden door de veel te lage druk, dit betekent dat het gelijk verdampt bij verhitting. Met jullie zullen life-support machines meegaan, die het water onder druk laten smelten om te zorgen dat er af en toe genoeg is voor een douche. Natuurlijk zullen zij ook voor voldoende drinken zorgen. De energie zal uit de zon worden gewonnen, er zijn namelijk nog geen stopcontacten te vinden en aardolie of aardgas kun je ook vergeten. Toch zullen de zonnecellen genoeg stroom opwekken. Nu rest mij nog een uitleg over het gevaarlijke gedeelte.” “Nog gevaarlijker?” piept Matthias uit. “Ik vond de Siberische temperaturen, het gebrek aan normaal water en niet kunnen ademen al eng zat!” Joe vertelt verder: “Mars is een vijandige omgeving en gevaar zal steeds op de loer liggen. Het grootste constante gevaar is de straling. Omdat Mars geen sterk magneetveld heeft door gebrek aan een
184
vloeibare kern, worden energieke deeltjes van de zon niet omgeleid naar de polen, maar komen ze recht op het oppervlakte. Ook is er geen ozonlaag zoals op aarde. Dit betekent dat er nog minder straling zal worden tegen gehouden. Deze straling kan op vrij korte termijn al dodelijk zijn, dus zullen jullie goed beschermd worden in jullie woonruimtes, waar ik straks meer over zal vertellen. Echter, als jullie op de oppervlakte zijn, zullen jullie wel worden blootgesteld aan de straling, gezien de Marspakken slechts gedeeltelijke bescherming geven. De schadelijkste straling, de energieke deeltjes van de zon, komen echter vooral door uitbarstingen van de zon. Daar kunnen jullie voor gewaarschuwd worden en die kunnen dus ontweken worden. Het magneetveld is ook niet zo simpel dat het van het zuiden naar het noorden van Mars loopt, maar er zijn allemaal kleine magnetische noord- en zuidpolen. Hierdoor zullen kompassen je alleen naar een lokale noordpool leiden en zal navigeren via satellieten moeten.” Hij zegt dan lachend: “Al zal dat slechts een klein probleem zijn.” “Nou, daar zijn we dan lekker mee.”, zegt Amber zacht. Waarop Carlos antwoordt: “We worden daar gewoon langzaam geroosterd.” Matthias zegt: “Ach, ze zullen vast wel weten hoe erg het is, ze sturen ons niet naar Mars toe om ons na een paar weken verbrand te zien worden. Daar kosten de missies gewoonweg te veel geld voor. Jullie weten toch dat zo’n enkeltje Mars alleen al een paar miljoen kost.” “Oh, en nog iets.”, zegt Joe plots. “Het zal waarschijnlijk niet echt invloed hebben op jullie verblijf, maar ik vind het toch de moeite waard om nog te vernoemen. Mars heeft twee kleine manen, Phobos en Deimos. Naast het feit dat je een mooi zicht hebt op de twee manen, die er wel kleiner uit zien dan onze maan, zijn de manen zo licht dat ze de draai-as van Mars niet stabiliseren. Dit zou kunnen leiden tot een Mars waarbij de ene helft steeds richting de zon staat en de andere juist altijd in duisternis is. Dit proces duurt echter honderdduizenden jaren en jullie merken er dus niks van. Het volgende onderdeel zal gaan over hoe de komende maanden eruit zullen gaan zien.” “Na de eerste paar testen zal de groep een stuk kleiner zijn. Deze groep zal een psychologische test moeten doorlopen om te zien of ze
185
wel in huis hebben wat er nodig is om voor de rest van hun leven op Mars te zitten, afgesloten van de beschaving met 5 anderen. Dit zorgt ervoor dat de groep zal worden gereduceerd tot ongeveer 30 personen. Dan begint jullie echte training pas. Deze dertig zullen opgeleid worden tot astronaut en Marsbewoner. Er zullen groepen worden samengesteld en daarin krijgt iedereen zijn eigen specialisatie. We hebben medische, geologische, psychologische, mechanische, exobiologische, fysiotherapeutische en elektronische experts nodig. Ieder zal meerdere taken krijgen om te zorgen dat als er iemand weg valt, alle disciplines nog vertegenwoordigd zullen zijn. Er zullen simulaties zijn van enkele maanden om te zorgen dat jullie echt door hebben hoe het zal zijn op Mars. Na een paar jaar zal er dan ´e´en groep van zes naar Mars worden gestuurd. Als er nog steeds andere groepen over zijn, zullen die bij de volgende lanceringen alsnog naar Mars gaan. Dat was alles voor vandaag, jullie handleidingen liggen bij de uitgang en aan het eind van de week is de test.” Vol enthousiasme verlaat de groep de zaal om terug te gaan naar slaapzalen. Als iedereen een beetje is uitgepakt, wordt er kennis gemaakt met de andere op de zaal. Carlos trekt zich al snel terug en pakt zijn handboek. Amber loopt verbaasd naar Carlos en vraagt: “Nu al aan de studie? Vandaag is nog introductie, tijd om anderen te ontmoeten en even voor het laatst te ontspannen!” “Niet voor mij, ik ben gemotiveerd om het echt te gaan halen. Als ze zo streng zijn neem ik geen enkel risico. En als ik jou was, zou ik ook beginnen, we willen natuurlijk wel allemaal slagen,” antwoord Carlos. Even later zitten ze dan ook allemaal met hun hoofd in de boeken. De training is begonnen. Een paar dagen later vindt de eerste test plaats. ‘s Ochtends overhoren Amber, Carlos en Matthias elkaar nog even om te controleren of iedereen er klaar voor is. Zoals verwacht verloopt de test soepel voor het drietal en ook de weken daarna gaan vloeiend. Als het dan echter tijd begint te worden voor de psychologische test, breken de zweetdruppels toch wel uit. Matthias kijkt op vanaf het stoeltje waar hij zit. Tegenover hem zitten Amber en Carlos, beide net zo gespannen als hij is. Ze zitten in een witte, klinisch schone kamer, wachtend tot ze worden binnen gelaten bij het interview. Daar zullen
186
ze testen of ze geschikt zijn om de rest van hun leven van de Aarde verwijderd te zijn, samen te werken met een beperkte groep anderen, steeds onderzoek te doen en geen luxe om zich heen te hebben. Een voor een worden ze binnen gelaten. De man die hen binnen laat, kijkt steeds vriendelijk, maar toch niet helemaal geruststellend. Het interview duurt telkens ongeveer 20 minuten, maar de onderzoekers laten niet zien of het interview goed gaat. Een paar dagen later kunnen ze allemaal een envelop ophalen, waarin staat of ze nog door mogen. Amber, Carlos en Matthias hadden afgesproken ze samen open te maken, dit werd toch wel h´et belangrijke moment. “Op drie,” zegt Matthias. Ze openen de brief en beginnen te lezen. Op Amber’s gezicht verschijnt al snel een lach en ze kijkt op van de witte brief die vol staat met alle resultaten van de test. “En? Wat staat er bij jullie?” vraagt ze verrukt. “Ik heb het ook gehaald!” roept Matthias uit. Beide kijken ze naar Carlos. “Wat staat er bij jou dan?” vraagt Matthias. Voorzichtig zegt Carlos: “Ik denk, ik denk dat ik het ook gehaald heb.” Zijn blik straalt uit dat hij het nog niet helemaal door heeft. “We gaan allemaal door!” zegt Amber verblijd. Die dag moeten ze afscheid nemen van een groot deel van alle andere kandidaten. De zalen worden leeg en ze moeten zich klaar maken om naar de Verenigde Staten te vliegen en verder te trainen. “H´e,” merkt Carlos op, “dat is wel een stuk dichterbij mijn thuis dan eerst.” Ze lachen samen en vertrekken per vliegtuig naar hun volgende stap. In de VS worden ze door de pers direct onthaald. “Hoe voelt het om te weten dat je straks misschien wel naar Mars gaat?”, “Wat vindt je familie ervan?” zijn vragen die rond worden geroepen. Tijdens een persconferentie worden er nog meer vragen gesteld aan de 36 overgeblevenen. Na al de publiciteit worden de Marsonauten, zoals ze door de media waren gedoopt, ondergebracht in de trainingsfaciliteit. “Dag 1 in de VS en gelijk gaan we jullie klaarstomen.” Dit waren de bemoedigende woorden van de heer Smith, die verantwoordelijk zou gaan worden voor de laatste trainingsfase van de astronauten. Ze zitten in een klein klaslokaal, terwijl buiten de zon flink schijnt. “Jullie horen nu alles te weten over het astronaut zijn in theorie, maar de praktijk valt tegen. Ik ga jullie opleiden zodat jullie ook in het
187
echt aan de slag kunnen. Daarbij hoort natuurlijk eerst een uitleg van wat er op Mars gaat gebeuren. Als jullie over een paar jaar op Mars landen, hoeven jullie niet gelijk alles op te bouwen om in te leven. Het meeste is er al. We sturen nu al missies naar Mars met robots en rovers die voor jullie onderdak, water, zuurstof en energie regelen. Ze zullen een Marsbasis bouwen, met alle gemakken van dien. Keuken, toilet, bad, computers, bed, noem het maar op. De basis zal gedeeltelijk bedekt zijn onder de grond van Mars. Dit om de welbekende dodelijke straling van de zon wat verder af te schermen. Ook zal er een kas zijn. Daar wordt jullie voedsel gekweekt, alleen maar groenvoer. De life-support machine verzorgt het water en de zuurstof. Het graaft ijs diep onder de grond op en laat het onder druk smelten. Een gedeelte van het water wordt dan gehydrolyseerd, of ook, gesplitst in zuurstof en waterstof zodat jullie kunnen ademen. Jullie zullen daar vooral onderzoek gaan doen. Hoe de missie er verder precies uit gaat zien, zullen jullie pas later te horen krijgen, dat weet ik zelf ook nog niet. Wel is het plan om jullie niet al te lang alleen te houden daar op Mars. Na een paar jaar komt de volgende batch als versterking. Uiteindelijk komt er een hele commune te leven op Mars, dat is toch de droom!” Hij kijkt voldaan de zaal rond. Al is hij in de vijftig, hij lijkt nog vol energie, gedrevenheid en kracht te zitten. Zijn blik wordt weer serieus en hij gaat verder. “Jullie moeten er wel voor opgeleid worden. Het zal niet makkelijk worden en niet iedereen van jullie gaat het halen. Maar degenen die dat wel doen, zullen alles beheersen om Mars aan te kunnen. Ik zal een samenvatting geven van de training die jullie krijgen. Eerst zullen er wat testen zijn om te kijken wie bij wie in een team terecht komt en welke specialisaties bij je passen. Er zullen algemene trainingen volgen, zoals wat je moet doen in geval van nood en hoe je onderzoek zult doen. Daarnaast krijg je voor iedere specialisatie training. Ook krijg je psychologische begeleiding om je voor te bereiden op het verlaten van de Aarde. Er mogen geen fouten gemaakt worden en elk aspect moet bevat zijn in jullie training. Het lijkt nu namelijk alsof we in een middagje klaar kunnen zijn, maar dat valt tegen. De training duurt twee jaar, met elk jaar een afsluitende simulatie van 3 maanden in een nagebouwde Marsbasis. Als jullie naar buiten willen, zullen jullie ook echte Marspakken aan
188
moeten en echt onderzoek doen. Dit zal een uiteindelijke test zijn. Als er verder geen vragen zijn, verwijs ik jullie door naar Stephanie, die jullie zal testen op specialisatie.” Er komt een blonde vrouw van een jaar of 40 binnen in simpele kleding. Ze kijkt vriendelijk rond en zegt: “Hallo, jullie mogen ´e´en voor ´e´en mij volgen voor het interview.” De interviews gaan snel voorbij en aan het eind van de dag komt Stephanie binnen met een stapel blaadjes. “Ik heb hier jullie specialisaties en groepsindelingen. Als er iets mis is, kun je er altijd met mij over praten.” Amber, Carlos en Matthias kijken naar hun blaadjes en Matthias vraagt hoopvol: “Zitten jullie ook in groep 3?” Amber’s en Carlos’ gezicht worden direct vrolijk en beide zeggen ze volmondig ja. “Welke specialisatie hebben jullie eigenlijk? Ik heb medisch en exobiologisch,” zegt Amber. Carlos antwoordt als eerst: “Als Werktuigbouwkunde student vonden ze mechanisch en elektronisch wel bij me passen.” Waarop Matthias zegt: “Dat klinkt logisch ja. Ik zelf heb geologie en psychologie.” De maanden daarna worden erg intensief. Hele dagen lang worden de toekomstige astronauten getraind en getest. Samen met nog drie anderen worden Amber, Carlos en Matthias klaargestoomd voor de eerste simulatie. Ze slagen, met vlag en wimpel. Toch gaat het niet iedereen even makkelijk af. Van de originele 36 zijn er nu nog maar 24 over. Twee groepen moesten vroegtijdig uit de simulaties worden gehaald omdat ze het mentaal niet meer aan konden. Amber, Carlos en Matthias echter groeiden naar elkaar toe, ook naar hun andere teamgenoten. Zo is er Pjotr uit Rusland, Emily uit de VS en Jack uit Australi¨e. Ze worden een team, precies zoals dat in de training gepland stond. Ook het tweede jaar verloopt vloeiend, al valt er nog wel een ander team af. Er zijn nu slechts 3 groepen over en er moet een beslissing komen wie er als eerste naar Mars zou gaan. “We hadden nooit verwacht dat we keuze zouden hebben tussen wie we naar Mars gaan sturen,” zegt Joe. Hij staat weer in hetzelfde lokaal als twee jaar daarvoor. Dit keer met volledig opgeleide astronauten en maar 18 mensen in de zaal. Hij kijkt naar buiten en ziet de bladeren aan de bomen flink heen en weer gaan door de harde herfstwind.
189
“Toch hebben we die keuze moeten maken, het was niet simpel.” Hij draait zich weer richting de zaal en zegt: “Groep 3, jullie hebben je van je beste kant laten zien tijdens de simulaties. Jullie zijn de eerste mensen die richting Mars gaan. Gefeliciteerd!” Amber, Carlos, Matthias, Pjotr, Emily en Jack springen op van blijdschap en beginnen elkaar te omhelzen. “We gaan naar Mars!” wordt er herhaaldelijk uit geroepen. In de komende dagen wordt het zestal overspoeld met interviews en persconferenties. De media willen natuurlijk alles weten van het avontuur. Plots zijn ze beroemdheden geworden en hun gezichten zijn overal op tv te vinden. Een maand later is dan de grote dag. De raket staat voor hun klaar. Ze zeggen een laatste gedag tegen hun vrienden en familie om voor altijd weg van de Aarde te zijn. Ze worden in gegespt. “Ik begin nu toch wel een beetje bang te worden,” zegt Carlos voorzichtig. Amber antwoordt: “We hebben overal voor geoefend. Samen kunnen we dit aan!” Het aftellen begint; 5 . . . 4 . . . 3 . . . 2 . . . 1 . . . Lancering! Het verloopt perfect en binnen enkele minuten zijn ze alle zes in de ruimte. “Woehoe, wat geeft dit een kick zeg!” roept Matthias uit. Ze zien de Aarde steeds kleiner en kleiner worden. “Dat geeft je toch wel een apart gevoel, om te zien hoe klein we eigenlijk zijn en hoeveel problemen we toch kunnen veroorzaken,” zegt Amber. Verder en verder gaan ze, totdat de laatste raket wordt afgekoppeld. Ze mogen in de cabine rond zweven en genieten van de gewichtsloosheid. Ongeveer 8 maanden later komt Mars goed in zicht en de daling wordt ingezet. Ze weten de lander aan de grond te zetten en zijn verwonderd door de omgeving. De buitendeur wordt geopend. Matthias springt naar buiten en zegt: “Dit is het dan. Ons thuis, Mars.” U hebt nu ´e´en van de vele verhalen gelezen in het boek. Er zijn er nog (veel) meer verstopt in dit boek. U staat daarom weer voor een keuze. Of u wilt nog een boek lezen, of u bent nu meer ge¨ınteresseerd in de schrijvers van het boek. U wilt nog een boek lezen.
Lees dan verder op pagina 7.
U wilt de schrijvers kennen.
Lees dan verder op de pagina 209.
190
191
Door Ton “We will come with you, but let me treat you first!” roept Matthias om tijd te rekken. “Wat moeten we doen?” vraagt hij aan Amber. “Er zijn te veel mensen, hij moet de orde handhaven voordat het verder escaleert.” antwoordt ze. “Je hebt gelijk, hopelijk maken we de goede beslissing.” zegt Matthias ongemakkelijk. Na een korte behandeling van Matthias is Carlos weer volledig ter been en lopen ze verder de kerncentrale in. Carlos vertelt dat ze zich naar de kernreactor moeten begeven om de brandstofstaven te beveiligen. Toen de demonstranten de centrale binnendrongen is de reactor uitgezet, maar beveiligingssystemen zijn nog continu bezig met koelen en druk afbouwen. Als deze systemen beschadigd raken, zal dit een grote kernramp tot gevolg hebben. De kerncentrale is oud, maar gelukkig geldt de bewegwijzering nog steeds. Ze volgen het bordje “reactor nuclear” wat hen langs vele stoffige gangen brengt die betere dagen hebben gezien. Al snel weten ze bij de centrale ruimte aan te komen, die een oranje gloed heeft van de noodverlichting. Zodra de drie de hoek omlopen worden er meteen geweren op hun gericht. “Ze horen bij mij!” roept Carlos in het Spaans. Hij strekt zijn armen uit om Amber en Matthias achter hem te beschermen. “Het zijn criminelen die de staat in gevaar brengen. Ze moeten ge¨elimineerd worden, stap opzij.” beveelt een man hem. “Dit is krankzinnig!” roept Carlos. “We kunnen geen risico’s nemen met zo weinig mankracht. We moeten koste wat het kost de kerncentrale beveiligen.” zegt de man. Carlos is nog niet overtuigd en weigert aan de kant te gaan. Opeens krijgt hij een klap van achter. Een andere soldaat heeft hem tegen de grond geslagen. Nu hij Matthias en Amber niet meer kan beschermen, worden ze beiden neergeschoten. “Je volgt mijn bevelen op, of ik zal je meteen ter plekke executeren voor desertie!” zegt de bevelhebber. Carlos is woedend maar weet zich in te houden. “Ok, u heeft gelijk.” probeert hij zo kalm mogelijk te zeggen. Hij staat rustig op en doet vervolgens wat niemand verwachtte. Hij trekt zijn pistool en weet drie man, inclusief de bevelhebber, neer te schieten voordat iemand ingrijpt.
192
Kerncentrales en kernbommen Een van de belangrijke nadelen van kernenergie die Greenpeace op hun website noemt is dat in kerncentrales plutonium ontstaat, de grondstof voor kernbommen (Greenpeace, 2014). Plutonium-239 (Pu239) en uranium-235 (U235) zijn geschikte nucleaire brandstoffen omdat er een nucleaire kettingreactie, een reactie die zichzelf kan onderhouden, mee kan worden opgezet. Het superscript geeft aan welk isotoop van het atoom wordt bedoeld. U235 heeft 92 protonen en 143 neutronen in de atoomkern (92 + 143 = 235). De neutronen houden de nucleaire kettingreactie op gang en zijn binnen een kernreactor in grote getalen aanwezig (World Nuclear Association, 2014a). Als U235 wordt geraakt door een neutron, dan splijt de atoomkern in twee grote stukken waarbij nieuwe neutronen vrijkomen. Echter bestaat natuurlijk uranium maar voor 0.711% uit U235 en de rest bestaat uit U238 dat drie neutronen meer heeft. U238 is in tegenstelling tot U235 niet direct splijtbaar. Bij het vangen van een neutron ontstaat er Pu239 dat op zijn beurt wel weer splijtbaar is. Vanwege dit feit moet in de natuur voorkomend uranium eerst verrijkt worden zodat er meer U235 aanwezig is, voordat het als brandstof kan worden gebruikt. Voor een kernreactor en kernbom is dit respectievelijk 3-4% en 90%. Ruim een derde van de energie is afkomstig van het splijten van Pu239. Dit gebeurt ongeveer in 75% van de gevallen, maar in de andere 25% neemt de atoomkern het neutron op waardoor er plutonium-240 (Pu240) ontstaat. Dit isotoop heeft een significant kleinere kans om neutronen op te nemen. Na een tijdje zal er dus veel meer Pu240 dan Pu239 aanwezig zijn in de reactor (World Nuclear Association, 2014b). Hoe begint de kettingreactie dan? 1 in 5 miljoen Pu240 atomen en 1 in 5 triljoen Pu239 atomen ondergaan spontane
193
kernsplijting, dit is waar de eerste neutronen in het begin van de reactie vandaan komen. Omdat het gehalte voor spontane kernsplijting van Pu240 erg hoog is, is dit erg problematisch mocht men hier wapens van willen maken. Meer dan ongeveer 7% Pu240 leidt tot een grote toename in de kans dat de bom niet werkt en het gevaar bij het omgaan met het materiaal. De 7% wordt bij typische kernreactoren bereikt na ongeveer 90 dagen. Echter opereren de meeste kernreactoren voor een of twee jaar voordat ze hun brandstof vervangen. Al met al betekent dit dat plutonium dat ge¨extraheerd uit kernafval van commerci¨ele kernreactoren niet geschikt is voor het maken van kernwapens (Boland, 2013).
In de chaos die volgt op de actie van Carlos weten de demonstranten de kerncentrale over te nemen en aanzienlijke schade aan te richten. Door gebrek aan kennis wisten ze niet dat dit grote gevolgen zou hebben. Omdat een groot deel van de systemen niet meer functioneerden, trad er al snel een groot verlies aan druk op in het koelsysteem. Het aanwezige water ging koken en barstte uit zijn leidingen. Verder vloog het grafiet in brand, dat normaalgesproken de vrijgekomen neutronen afremt. De reactor en brandstof werden zo heet dat het door de bodem van de reactor smolt. De situatie is te ver heen om nog te bevatten en hulpdiensten doen er alles aan om de meer dan 150.000 inwoners te evacueren. Beveiliging van een kerncentrale De drie hoofddoelen van een beveiligingssysteem in een kerncentrale, zoals gedefinieerd door de U.S. Nuclear Regulatory Commission, zijn het stopzetten van de reactor, ervoor zorgen dat de situatie behouden wordt en het vrijkomen van radioactief materiaal voorkomen. Er is altijd een systeem aanwezig om snel de nucleaire reactie stop te kunnen zetten. Vaak zijn dit regelstaven die neutronen
194
absorberen en snel in de reactorkern kunnen worden geplaatst. Verder zijn er noodsystemen om de kern veilig te koelen als een incident zich voordoet. Het HPCI (high pressure coolant injection) systeem bestaat uit meerdere pompen die de kern monitoren en automatisch koelvloeistof injecteren als de druk beneden een bepaalde waarde zakt. Dit systeem wordt normaalgesproken als eerste gebruikt, omdat het gebruikt kan worden wanneer de reactor nog onder hoge druk staat. Daarnaast zijn er nog systemen die de reactor langzaam koelen en ervoor zorgen dat er geen overdruk ontstaat. Voor noodstroom zijn er vliegwielen aanwezig die systemen gedurende een korte tijd van energie kunnen voorzien, voordat de dieselgeneratoren of batterijen worden ingeschakeld. Om het radioactief materiaal niet vrij te laten komen is er een grote metalen en betonnen structuur om de reactor heen gebouwd. Echter is de reactor zelf al gebouwd om grote drukken te kunnen weerstaan en het grootste deel van de straling tegen te houden. Ook is er rondom de nucleaire brandstof keramisch materiaal aanwezig om het tegen corrosie te beschermen (United States Nuclear Regulatory Commission, 2013) Terrorisme Na de aanvallen op het World Trade Center in 2001 werd onderzocht wat de gevolgen zou zijn als een groot vliegtuig een kerncentrale zou aanvallen. Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat kerncentrales beter bestendig zijn tegen zulke aanvallen dan welk ander civiele structuur dan ook. De US Electric Power Research Institute gebruikte voor de analyse een volgetankte Boeing 767 van meer dan 200 ton met een snelheid van 560 km/h, de maximale snelheid waarbij accuraat kan worden gevlogen dichtbij de grond. De conclusie was dat geen enkel deel van het vliegtuig de structuur zou kunnen penetreren. Om (relatief zwak) gewapend beton te penetreren zijn meerdere granaten afkomstig van artillerie of speciale “bunker busting”
195
munitie nodig. Van beiden is het zeer onwaarschijnlijk dat terroristen deze in gebruik hebben (World Nuclear Association, 2014c).
30 jaar later Het terrein rondom de kerncentrale van Cienfuegos staat vol met mannen in witte pakken. Echo’s afkomstig van zwaar gereedschap weerkaatsen tussen de gebouwen door. Ze zijn bezig met het afbreken van gedeelten van de structuur. Na “de grote ramp”, zoals deze genoemd wordt in de volksmond, werd een massieve structuur van staal en beton over de reactor geplaatst als een soort sarcofaag. Binnenin zit zo’n zestien ton aan radioactief uranium en plutonium opgesloten, samen met de ongelukkigen die ten tijde van de ramp zich in de omgeving bevonden. Na jaren de elementen van de natuur te hebben getrotseerd, is de sarcofaag toe aan een renovatie. “Hoorde je dat? Ik dacht dat ik iemand hoorde kreunen,” zegt een van de mannen. “Het zijn vast vogels. Die vliegen via de gaten naar binnen en bouwen vervolgens daar hun nest.” Opnieuw klinkt er een geluid, dit keer duidelijk niet te missen. De mannen kijken elkaar aan. “Schijn eens naar binnen met je zaklamp,”, zegt de een tegen de ander. Op het moment dat hij dit wil doen klinkt ineens een oorverdovende kreet en slaan alle stralingsmeters op hol. Terwijl het alarm over het hele terrein afgaat, ontwaakt langzaam een leger van onbekende wezens . . . Kernafval en straling Het is onmogelijk om iets over kernafval te lezen zonder vroeg of laat iets over de halfwaardetijd tegen te komen. Zo heeft bijvoorbeeld plutonium-239 een halfwaardetijd van 24.100 jaar en ook dit noemt Greenpeace graag. Omdat kernafval minstens tien keer zo lang gevaarlijk is als zijn halfwaardetijd, is plutonium maar liefst 240.000 jaar lang schadelijk voor mens en milieu! Het lijkt wel alsof iets dat zo lang blijft bestaan, wel levensgevaarlijk moet zijn. Echter maakt een lange halfwaardetijd een stof niet
196
noodzakelijk gevaarlijk. De elementen met de kortste halfwaardetijd zijn juist het meest radioactief. Neem bijvoorbeeld koolstof-14 met een halfwaardetijd van 5.730 jaar. Dit onschadelijke isotoop komt in elk levend wezen voor en kan worden gebruikt om objecten te dateren. Tegenovergesteld produceert bijvoorbeeld stikstof-16, dat geproduceerd wordt in kernreactoren, straling met zeer hoge energie ondanks zijn halfwaardetijd van 7.1 seconden (Tucker, 2009). Ongeveer 5% van de elementen in kernafval heeft een halfwaardetijd van minder dan ´e´en dag. Dit betekent dat deze elementen na 10 dagen al praktisch niet meer radioactief zijn. Het duurt langer dan 10 dagen om het gebruikte brandstof uit de reactor te halen voor opslag, dus de elementen met korte halfwaardetijden spelen geen grote rol. Een andere 75% van de radioactieve elementen heeft een halfwaardetijd van tussen ´e´en dag en vijf jaar. Het merendeel van het afval is dus al na 50 jaar niet meer radioactief. Hieronder vallen stoffen zoals neodymium, ruthenium en cadmium die onder andere toepassingen vinden in respectievelijk sterke magneten, goedkope zonnecellen en batterijen. Het recyclen van kernafval na 50 jaar zorgt ervoor dat deze waardevolle grondstoffen weer beschikbaar worden. Het overige radioactief materiaal, waar plutonium 1% van is, wordt weer terug in de grond gestopt. Omdat een groot deel van het kernafval, inclusief plutonium, een kleinere halfwaardetijd heeft dan uranium, is het kernafval al na 500 jaar minder radioactief dan uranium dat in de natuur voorkomt. Een stuk minder dan 240.000 jaar dus (The Hiroshima Syndrome, 2014)! Wist je dat kolencentrales ook radioactief afval produceren? Kolen bevatten namelijk uranium en thorium die bij verbranding geconcentreerd worden en vrijkomen in het vliegas. Het vliegas komt vaak terecht in het grondwater rondom de kolencentrale, waardoor land en op zijn beurt voedsel dat hierop wordt verbouwd wordt aangetast.
197
Daarnaast komen er bij kolen nog andere problemen zoals mijnongelukken, zure regen en CO2 uitstoot bij kijken. Onderzoek heeft aangetoond dat bewoners dichtbij kolencentrales, evenveel of zelfs meer straling binnenkrijgen dan bewoners dichtbij kerncentrales. Het vliegas zorgt ervoor dat er 100 keer zoveel straling in de omgeving komt bij een kolencentrale dan bij een kerncentrale. Echter is de kans op negatieve gevolgen voor de gezondheid, door bloot te worden gesteld aan straling, voor beiden nog steeds zeer klein: ´e´en op een miljard voor kerncentrales en 10 tot 100 op een miljoen voor kolencentrales (Hvistendahl, 2007). Een 100%-veilige kerncentrale waarbij niets mis kan gaan, bestaat niet, maar hetzelfde geldt voor alle door de mens gemaakte objecten. Bij alle methodes van energieopwekking wordt er gekeken naar het totaalplaatje: zijn de risico’s het waard, rekening houdend met de opbrengst? Bij kernenergie zou dat niet anders moeten zijn.
U hebt nu ´e´en van de vele verhalen gelezen in het boek. Er zijn er nog (veel) meer verstopt in dit boek. U staat daarom weer voor een keuze. Of u wilt nog een boek lezen, of u bent nu meer ge¨ınteresseerd in de schrijvers van het boek. U wilt nog een boek lezen.
Lees dan verder op pagina 7.
U wilt de schrijvers kennen.
Lees dan verder op de pagina 209.
198
199
Door Nathalie “Nee, militair, we moeten weg uit deze verdomde plek. En jij gaat met ons mee!” roept Matthias hem in het Engels na. Carlos denkt even na en besluit dat ze gelijk hebben, hij is nu niet in de juiste staat om het te winnen van die meute. Zo hard als ze kunnen, vluchten Carlos, Matthias en Amber weg van de menigte. Overal klinken schoten. Wat zou de snelste manier zijn om van het eiland te komen, denkt Carlos. “Hola! De haven!” roept hij in het Spaans. Matthias merkt een aangemeerde motorboot op. Hij en Amber willen Carlos aan boord helpen, maar Carlos gebaart nors dat het hem zelf wel lukt. Carlos snelt naar het roer, ramt de behuizing rond het sleutelgat eruit en begint wat aan de elektriciteitsdraden te frunniken. Langzaamaan begint de motor te zoemen en de schroef te draaien. Ze varen de haven uit en laten de chaos op het eiland ver achter zich. “Waar breng je ons naartoe?” vraagt Amber. Om zich heen ziet ze alleen nog water, er is geen land te bekennen. Het weer begint om te slaan, in de verte horen ze gedonder. De golven worden hoger. “Een paar uur varen hiervandaan zouden wat eilanden moeten liggen. Ik zal vanaf daar contact proberen te leggen met wat Mexicaanse maten van me. Zij zouden ons op moeten kunnen pikken,” antwoordt Carlos. “Zolang je die storm maar voorblijft,” zegt Matthias. De golven worden steeds hoger, het wolkendek trekt dicht en Matthias voelt de eerste regendruppels. KNAL! Een bliksemschicht een paar kilometer verderop. Matthias telt de seconden tussen de bliksem en de donder. “Carlos, het komt dichterbij!” “Sneller dan dit gaat die boot ni...” Een golf slaat over de boot. “Wow, kan iemand dat licht weer even uit doen?” Met flinke hoofdpijn en zwaar gekuch opent Amber haar ogen. De felle zon in het zenit verblind haar bijna, er is geen wolkje aan de lucht. Langzaam beginnen de herinneringen van de voorgaande avond terug te komen: Cuba , de boot, de golven... Ze staat op en neemt de omgeving in haar op. Een eindeloze blauwe zee aan de ene kant, een wit zandstrand aan de rand van een dicht oerwoud aan de andere kant. Geen verkeerde plek om aan te spoelen, denkt Amber. Een eindje verderop ziet ze het wrak van een boot, er staat iemand bij. Het is Matthias.
200
Amber rent naar hem toe en vliegt hem in de armen. “Gelukkig, ik ben niet alleen! Waar is de militair?” Matthias wijst naar het wrak. Carlos zit in foetushouding bij het roer en mompelt wat tegen zichzelf, terwijl hij naar de grond blijft kijken. De ervaringen van de voorgaande dag in combinatie met het omslaan van de boot hebben hem teruggebracht naar een stadium wat hij het liefst ver achter zich had gelaten. Voor zijn gevoel worden er nog steeds schoten gelost en is alles een grote wirwar. “Oh help, waarom moet nou net de militair, die ons zou kunnen redden, doorslaan? Wat heeft hij?” vraagt Amber zich af. “Matthias, heb jij een plan?” “Onze smartphones zijn helemaal verzopen. Laten we eerst maar eens water gaan zoeken. Misschien is er een bron of een beekje in het woud.” Ze helpen de tegenstribbelende Carlos overeind en strompelen het bos in. “Dit is nu al de derde keer dat we langs deze boom komen! Matthias, we lopen in rondjes!” “Amber, hou je nou eens koest, wie weet wat er allemaal in dit bos rondloopt!” Carlos sjokt achter de twee aan. Hij kijkt op, begint hysterisch te lachen en rent dieper het bos in. Amber en Matthias kijken elkaar even aan en zetten dan de achtervolging in. Carlos getrainde oren hadden het waarschijnlijk al gehoord, maar nu horen Amber en Matthias het ook: een kabbelend beekje. “Water!” roepen ze in koor. Ze rennen achter Carlos aan en zien hem geknield bij het beekje zijn dorst lessen. Amber en Matthias volgen zijn voorbeeld. Dan geeft Amber Carlos een knuffel. “Zelfs als je doorgeslagen bent, ben je nog steeds een padvindertje!” Carlos geeft geen reactie. Dan voelt Amber iets in haar rug, als een scherpe punt. “KAWEE!” klinkt het achter haar. De drie vluchtelingen draaien zich om en staan oog in oog met een fel rood beschilderde man, gewapend met een speer. vr 30 mei 2008, 08:35 Indianenstam ontdekt in oerwoud Brazili¨ e. BRASILIA In het westen van Brazili¨ e is een indianenstam ontdekt. De groep werd waargenomen tijdens een
201
rondvlucht van de overheidsorganisatie voor indianenzaken boven het Amazonegebied bij de grens met Peru. Dat maakte Survival International donderdag bekend. Deze organisatie zet zich in voor bedreigde stammen. Survival International heeft op haar website foto’s van de stam geplaatst. Met rood pigment beschilderde stamleden staan naast rieten hutjes in een open plek in het bos. Een paar mensen richt pijl en boog op het vliegtuigje. “We hebben de rondvlucht uitgevoerd om hun huizen te laten zien, om te laten zien dat ze er zijn, dat ze bestaan”, zei een wetenschapper. Naar schatting zijn er wereldwijd ruim honderd stammen nog niet ontdekt. Meer dan de helft daarvan zou in het Amazonegebied bij de grens tussen Brazili¨e en Peru leven. Door illegale houtkap worden zij in hun voortbestaan bedreigd. (De Telegraaf, 2008). Wereldwijd wonen zo’n 150 miljoen mensen, verdeeld over 60 landen in de wereld, nog in stammen. Met zo’n honderd stammen is nog geen contact gelegd. De meeste van deze ongecontacteerde stammen leven in het Amazonegebied. “Ongecontacteerd” wil hier zeggen dat de stammen geen vredevol regelmatig contact hebben met de buitenwereld. Sommige stammen hebben in het verleden contact gehad met kolonisten (Survival International, 2013). Er zijn verschillende redenen waarom de buitenwereld geen contact legt met deze stammen. Ten eerste zijn deze stammen niet bestand tegen de ziektes uit de buitenwereld. Door het eerste contact van westerlingen met de Suruiindianen in Brazili¨e in 1960, is tweederde van de hele stam omgekomen door een griepepidemie (Povos Ind`ıgenas no Brasil, 2013). Ten tweede is het moeilijk voor een dergelijke stam om zich
202
helemaal aan te passen aan de westerse samenleving. Vaak eindigen dit soort stammen in de laagste sociale klasse, als bedelaars of prostituees. Ten derde is het de vraag of het aan ons, de buitenwereld, is om contact te leggen. Als de stam zich vijandig reageert op contact, waarom zouden we dit dan forceren? Momenteel worden veel stammen in het Amazonegebied bedreigd door houtkap. De stammen halen al hun levensmiddelen uit het woud. Door de houtkap wordt hun manier van leven ernstig bedreigd. Ook het contact tussen houtkappers en de stammen kan gewelddadig zijn, of kan tot epidemie¨en leiden. In augustus 2013 verschenen videobeelden meer dan honderd Mashco-Piro indianen op de rivieroever. Deze ongecontacteerde stam deelt het gebied met de gecontacteerde Yine stam, waarmee ze regelmatig contact hebben. Volgens de Yine indianen worden de Mashco-Piro indianen uit hun leefgebied gedreven door de houtkap en het drugsverkeer. Zij vinden dat de Peruaanse regering weinig steun biedt (Orbezo, 2013), (Survival International, 2013). Met vliegtuigexpedities wordt de migratie van de stammen in de gaten gehouden, de co¨ordinaten worden echter vaak geheim gehouden, om bedrijven, toeristen en criminelen uit de buurt te houden. Amber gilt het uit. De man begint van schrik ook te gillen. Amber deinst terug en struikelt over een steen, waarbij ze haar voet open haalt. “Aaargh, waarom moest ik zo nodig weg uit het veilige Europa? Een opstand, een storm, een aanval van indianen en wie weet wat nog meer? Was ik maar in Nederland gebleven!” Amber begint te huilen. Matthias observeert de man eens goed. Hij lijkt weer wat bij te zijn gekomen van de schrik en lijkt geen kwaad in de zin te hebben. Misschien is hij gewoon nieuwsgierig. Hij lijkt nog maar een jongen, hooguit een jaar of vijftien, maar straalt de
203
wijsheid van een oude man uit. Door zijn lichaamsbeschilderingen en lange wilde haar hebben ze hem in eerste instantie ouder ingeschat. Bij gebrek aan een EHBO-kit, scheurt Matthias een stuk van zijn mouw af om Ambers voet te verbinden. De jongen rent het bos in. “We weten nu in ieder geval dat we niet alleen zijn in dit woud,” zegt Matthias. Dan ziet hij de jongen tussen de bomen weer terugkomen, ditmaal met een paar grote bladeren in zijn hand. Hij loopt naar Amber toe, die hem angstig aankijkt. Matthias houdt de jongen goed in de gaten. De jongen schuift Matthias verband opzij en legt de bladeren tegen de snee. Amber slaakt een zucht van verlichting. De jongen schuift vervolgens het verband over de bladeren heen, zodat alles goed blijft zitten. Hij helpt Amber opstaan en gebaart dat de jongens mee moeten komen. Hun lange tocht door het bos begint. De hutjes zien er simpel, maar stevig uit. Vanaf de heuvel waar ze staan, kunnen ze tussen de bomen net de hutten onderscheiden. De vrouwen zitten achter hun aarden kookpotten, die op het vuur staan, de mannen slachten het wild wat ze hebben gevangen bij de jacht en de kinderen zijn vrolijk aan het spelen. Iedereen is hard aan het werk, Matthias kan al zo’n honderd dorpelingen onderscheiden. De indianenjongen, die ze maar Mowgli hebben genoemd, gebaart dat hij ze mee wil nemen naar het dorp. Gedurende de tocht heeft Matthias al in verschillende talen geprobeerd te communiceren, maar Mowgli schijnt geen van de taalsoorten te herkennen. Mowgli probeert ook af en toe een gesprek op te starten, maar Matthias kan niks van de vreemde klikklanken en intonatie maken. Een kreet uit het verleden: uitstervende talen Michael Krauss, een Amerikaans taalkundige van het Alaska Native Language Center, was in 1992 de eerste die aandacht vroeg voor het uitsterven van talen (Hale, Krauss, Watahomigie, Yamamoto, Craig, Jeanne & England, 1992). Hij deed onderzoek naar talen in Alaska, in het bijzonder de bedreigde taal Eyak (Hopkins, 2010). In 2008 stierf de laatste spreker van deze taal en met hem stierf bijna 55.000 jaar aan gedachtegoed. Volgens de schatting
204
van Krauss zal van alle talen die nu worden gesproken, over honderd jaar zo’n negentig procent ten dode opgeschreven of uitgestorven zal zijn. Er zijn drie fases in het uitsterven van een taal, namelijk (Combrie & Matthews, 1998): 1. De levende taal: deze taal wordt nog steeds door kinderen aangeleerd als moedertaal 2. De ten dode opgeschreven taal: deze taal heeft nog enkele moedertaalsprekers, maar de taal wordt niet meer aan kinderen geleerd. Zo’n taal verdwijnt binnen ´e´en of twee generaties. 3. De dode taal: niemand heeft deze taal meer als moedertaal. De taal kan nog wel op andere manieren in gebruik zijn, zoals het Latijn in de katholieke kerk. Taalkundigen proberen zoveel mogelijk ten dode opgeschreven talen te documenteren, zodat latere generaties kennis uit deze taal kunnen halen. Zo proberen zij alle grammatica vast te leggen, een woordenboek op te stellen, teksten te verzamelen en geluidsopnames te maken. Hoe sterven talen uit? Vroeger stierven veel talen uit door de overheersing door andere volgen, zoals het Soemerisch en het Aramees in het Midden Oosten en vele indianentalen in het Wilde Westen. Door de komst van kolonisten zijn veel stammen uitgeroeid door epidemie¨en, waardoor hun taal met hun verloren ging. Tegenwoordig gaat de uitsterving van talen steeds sneller. Als een taal met relatief weinig sprekers enigszins afgezonderd blijft, kan deze taal blijven bestaan. Een tweede taal is alleen nodig voor eventuele communicatie met de buitenwereld. Tegenwoordig is er zoveel communicatie tussen verschillende volken, dat deze situatie nauwelijks nog voorkomt. Voor overheden is het vaak te duur om diensten in alle talen van het land te laten vertalen. Daarom
205
worden deze diensten vaak alleen in de taal met de meeste sprekers in het land geleverd. Soms kiezen jongeren ervoor om vooral de “grotere taal” te gebruiken in plaats van hun eigen taal zodat ze meer kans maken op werk. Zo wordt in Tanzania het Swahili vaak gebruikt in plaats van de taal van een stam,. Daarnaast zijn er ook volken die veel waarde hechten aan hun eigen taal, omdat het sterk samenhangt met hun eigen cultuur, zoals de Friezen en de Basken. Kunnen uitgestorven talen tot leven worden gewekt? Uitstervende talen worden bijna nooit weer tot leven gewekt. De enige tot nu toe bekende uitzondering is het Hebreeuws (Combrie & Matthews, 1998). Rond het jaar 0 begon door de Romeinen de ballingschap van de Joden (Hogenelst, 2007). Dit resulteerde in de Diaspora. De immigrerende Joden moesten de taal van hun nieuwe thuisland leren, waardoor steeds minder Joden Hebreeuws praatten. Soms gingen ze hun nieuwe taal schrijven met het Hebreeuwse schrift, hierdoor ontstonden o.a. het Jiddisch en het Ladino. Het Jiddisch is de Germaanse taal van de Ashkenazi-Joden, het Ladino of Judeo-Spaans dat van de Sefardische Joden (Wexler, 2006). Hier volgt de oudst gevonden opgeschreven Jiddische zin, zoals te lezen is klinkt dit wel een beetje Duits (Worms Mahzor, 1272). Het Yiddish:
is getranslitereerd: “gut tak im betage se vaer dis makhazor in beis hakneses trage” en vertaald: Moge het een goede dag worden voor degene die zijn gebedsboek meeneemt naar de synagoge. Het Hebreeuws werd nog af en toe gebruikt als lingua franca voor de verschildende Joodse volken om met elkaar
206
te corresponderen. Een lingua franca is een taal die door vele volken als tweede taal wordt gebruikt om ondeling te communiceren, zoals het Grieks vroeger was en het Engels tegenwoordig is (Hogenelst, 2007). Al sinds de tweede eeuw na Christus was er geen moedertaalspreker meer. Eind negentiende eeuw trokken vele Joden terug naar Palestina. De Isra¨elische staat werd gesticht en er was een staatstaal nodig. Er was enige discussie of dit het Yiddisch of een vernieuwd Hebreeuws moest worden. Omdat Hebreeuws goed paste bij het gevoel van Zionisme, werd met hulp van Elizi¨er Ben-Yehuda het Hebreeuws tot staatstaal gemaakt. De eerste moderne Hebreeuwse scholen werden opgericht en Joodse kinderen leerden weer Hebreeuws als moedertaal. De zoon van Ben-Yehuda was de eerste moderne Hebreeuwse moedertaalspreker. Is het erg als een taal uitsterft? Als een taal uitsterft, verdwijnt daarmee een stuk cultuur (Survival International, 2013). Tussen 1950 en 1980 werd in de Sovjet Unie alleen Russisch onderwezen op scholen, om een gevoel van eenheid te cre¨eren. Andere talen, zoals de talen van Siberische stammen, mochten niet onderwezen worden. Op deze manier probeerde de overheid bewust andere talen te laten uitsterven. Taal en overleven is voor sommige stammen onlosmakelijk met elkaar verbonden. In hun woordenschat zijn allerlei manieren van overleven terug te vinden. Zo beweerde een Gana-Bosjesman uit Botswana dat hij geen boeken kan lezen, maar wel het land en de dieren kan lezen. Dit heeft hij zijn kinderen ook geleerd, maar hij kan het niet in een andere taal uitleggen. Iets dergelijks gebeurde ook bij de tsunami in 2004. De stammen op de Indiase Adaman archipel en de Nicobar eilanden zouden aan de wind en het water aan hebben gevoeld dat er iets op komst was (Misra, 2005). Zij waren namelijk al voor de tsunami weggevlucht
207
van de stranden, terwijl ze normaal in die tijd van het jaar veel zouden moeten vissen. Naast kennis over medicinale planten, weerpatronen, etc. zit ook veel kennis over de geschiedenis opgeslagen in de taal. Deze geschiedenis wordt binnen de stam doorverteld, maar niet altijd gedocumenteerd. Volgens de Aboriginals kennen nog maar weinig mensen de echte geschiedenis van Australi¨e. Mowgli helpt Amber met de afdaling, maar Matthias roept ze terug. “Amber, we kunnen het dorp niet in. Denk even na, wij zijn tegen allerlei ziektes inge¨ent, maar de dorpelingen niet. Zelfs een griepje overleven ze niet. Laten we hopen dat Mowgli niks van ons oploopt. We kunnen beter zoeken naar een manier om o`nze beschaving terug te vinden.” Amber beseft dat hij gelijk heeft en houdt de pas in. Ze trekt Mowgli mee terug. Mowgli kijkt Matthias vragend aan, maar begrijpt dat hij niet naar het dorp wil. Amber komt op een idee. “Wat voor moderne mensen vind je nou in het bos? Boswachters!” Matthias slaakt een hopeloze zucht. “Nee Amber... we zijn in een regenwoud. Het enige wat de moderne mens hier doet... is hout kappen! Dat is het! Carlos, de houtkappers!” Carlos pupillen worden groot, hij draait zich met een ruk om. “Dus je bedoelt, dat we naar huis kunnen?” Carlos voelt zich alsof iemand hem met een emmer ijskoud water heeft wakkergemaakt. Hij komt meteen in actie. Hij pakt zijn zakmes uit zijn broekzak en tekent een versimpelde versie van een tractor in een boomschors. Hij maakt een brommend geluid en begint allerlei planten om te trappen. Mowgli kijkt hem verschrikt aan en begint allerlei boze kreten uit te slaken. Matthias wijst naar zichzelf, naar Carlos en Amber en vervolgens naar de tractor. Mowgli kijkt ze boos aan, helpt Amber opstaan en wenkt Matthias en Carlos dat ze hem moeten volgen. Na enkele uren door het bos, stopt Mowgli. Matthias wil doorlopen, maar Mowgli houdt hem tegen. Hij zoekt even rond, wijst naar een boom en klimt er in. Hij gebaart de rest hem te volgen. Aangezien Carlos ondanks zijn verwondingen de beste klimmer is, gaat hij met Mowgli mee. Eenmaal boven het bladerdek ziet Carlos pas hoe uitgestrekt het woud is. Het is alsof
208
hij in een zee van groene bladeren zwemt. Mowgli klopt hem op zijn schouder, Carlos kijkt om. Aan de andere kant ziet hij een grote inham in het woud, alleen een lege zandvlakte blijft over. Hij ziet tractoren staan, mensen rondlopen en eeuwenoude bomen omver gehaald worden. En dit noemen ze beschaving, denkt Carlos. Matthias, Carlos en Amber bedanken Mowgli voor zijn hulp. Carlos geeft hem zijn zakmes cadeau. Mowgli omhelst hem en schijnt op zijn manier vaarwel te zeggen. Hij draait zich om, maar bedenkt zich op het laatste moment. Hij brengt zijn wijsvinger naar zijn mond en zegt “Ssst . . .” Matthias begrijpt dat hij niet wil dat ze de houthakkers vertellen over de stam. Het gezelschap vertrekt, niet wetend wat ze te wachten staat. Gaat Amber terug naar Nederland? Wat gaat Carlos doen nu hij deserteur is? Matthias weet een ding wel: ook al is het vandaag zijn redding geweest, hij zal gaan strijden tegen de houtkap van het oerwoud. Hoe zal hij dat gaan doen? Matthias begint zich wel af te vragen: hoe kent Mowgli dat “ssst”-gebaar . . .? U hebt nu ´e´en van de vele verhalen gelezen in het boek. Er zijn er nog (veel) meer verstopt in dit boek. U staat daarom weer voor een keuze. Of u wilt nog een boek lezen, of u bent nu meer ge¨ınteresseerd in de schrijvers van het boek. U wilt nog een boek lezen.
Lees dan verder op pagina 7.
U wilt de schrijvers kennen.
Lees dan gewoon verder.
209
De schrijfsters en schrijvers
Belinda Brandwacht, 20 jaar, studeert Biomedisch Technologie.
Moeilijkste keuze: Eigenlijk maak ik bijna nooit keuzes. Best wel slecht van me. Wat ik doe: Ik twijfel heel lang, uiteindelijk geef ik me ergens voor op of kies ik hetgene waar ik het meeste mee kan. Vervolgens heb ik dan het idee dat ik als ik het toch niet wil, dat ik me dan altijd nog kan afmelden. Daarna begin ik ergens aan en maak ik het dan ook maar af. Op deze manier heb ik op de middelbare de vakken gekozen waar ik later de meeste studies mee kon doen. Bij mijn studiekeuze heb ik een van de breedste studies gekozen, met het idee van als ik toch wat anders wil, kan ik altijd nog overstappen en bij mijn master? Ik heb nog geen idee, heb nog geen keuze gemaakt.
Ingrid van den Brink, 20 jaar, studeert Civiele Techniek.
Gelukkig heb ik tot nu toe niet veel “moeilijke” keuzes hoeven maken. De keuze die veel invloed heeft gehad op mij, is mijn studiekeuze geweest. Dat ik Civiele Techniek wilde studeren, wist ik al in de vierde klas. De keuze tussen Delft en Enschede heeft wat langer geduurd. Uiteindelijk is de combinatie van Techniek en Management doorslaggevend geweest en ik ben nog steeds heel blij met de keuze. De studie is leuk en mijn medestudenten zijn erg gezellig. Ik doe nu niet voor niets een jaar bestuur van studievereniging ConcepT. Daarnaast woon ik in een druk en gezellig huis. Kortom, ik heb het in Enschede ontzettend naar mijn zin en ben blij met mijn keuze!
210
Jan Lenssen, 21 jaar, studeert Electrical Engineering.
Mijn moeilijkste keuze was er een tussen twee leuke dingen: een driedaags festival in Duitsland waar ik al vaker was geweest, maar graag nog eens naartoe wilde, en de gouden bruiloft van mijn grootouders, waar zij al heel lang naar uitkeken en mij ook graag bij wilden hebben. Ik had bijna een jaar de tijd om mijn ticket te verkopen, mocht ik de keuze maken om niet naar het festival (dat ook al een jaar was uitverkocht) te gaan. Het festival is er elk jaar weer, maar dan wel met andere bands, het feest was eenmalig. Dit is wel de keuze waar ik het langst over heb nagedacht, ook omdat ik er veel tijd voor had.
Jeroen Monteban, 20 jaar, studeert Bedrijfsinformatietechnologie.
Het maken van keuzes wordt ons al vanaf jonge leeftijd aangeleerd. In het begin kiezen je ouders nog de kleur van je slabbetje, maar als snel moet je zelf beslissingen maken over kleding, vrienden, school en vele andere zaken. Het ondergaan van de gevolgen van de gemaakte keuzes is onderdeel van deze beslissingen en leren ons dat er consequenties zijn aan ieder besluit. Deze kleinere keuzes bereiden ons voor op de moeilijkere keuzes over je onderwijs, woonlocatie, financi¨en of relaties. Mijn moeilijkste keuze tot nu ligt waarschijnlijk in het voorgaande rijtje, maar ik wacht nog op een ´echt lastige keuze, waarbij ik niet kan kiezen. Deze ben ik nog niet tegengekomen, wellicht door een goede voorbereiding.
211
Madelon Buld, 22 jaar, studeert Psychologie.
Mijn moeilijkste keuze: De keuze voor mijn master zie ik als mijn moeilijkste keuze, dit is een keuze die ik op dit moment nog aan het maken ben. Na mijn bachelor wil ik doorstromen naar een master die aansluit bij de praktijk. Nu ben ik zo ver dat Amsterdam het beste aansluit bij mijn wensen en mij de beste doorstroommogelijkheden geeft. Nu moet ik alleen nog kiezen voor een opleiding die gericht is op kinderen of op volwassenen. Hierbij moet ik voor mijzelf goed na gaan wat mij echt het aller leukste lijkt en wat voor mij daarna de beste kans op een leuke baan gaat geven.
Maran Noltes, 20 jaar, studeert Gezondheidswetenschappen.
De moeilijkste keuze die ik in mijn leven heb moeten maken, was mijn studiekeuze. Ik twijfelde erg tussen Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. Omdat ik altijd als “de regeldame” van het gezelschap wordt beschouwd en altijd met plezier deze functie heb gedragen, heb ik toch gekozen om Gezondheidswetenschappen te studeren. Een keuze waarvan ik tot op de dag van vandaag geen spijt heb gehad. Wel tracht ik na het afronden van deze studie, alsnog Geneeskunde te gaan studeren.
212
Mayleen Febel, 21 jaar, studeert : Psychologie.
De moeilijkste keuze die ik tot nu toe heb moeten maken is of ik mijn studie aan de UT in Nederland zou gaan volgen of aan een universiteit in Duitsland. Dit had te maken met het feit dat ik altijd van plan ben geweest mijn studie dichtbij mijn woonplaats in Duitsland te volgen, opdat ik bij mijn familie, vrienden en dieren in de buurt zou kunnen blijven. Hoewel ik het nog steeds niet leuk vind dat ik ze slechts zelden kan bezoeken, weet ik nu dat studeren aan de UT niet alleen de moeilijkste, maar ook de beste keuze was. Hier kan ik namelijk mijn doel – een goede psychologe worden – op de best mogelijke manier verwezenlijken.
Melisa Mangan, 20 jaar, studeert Bedrijfskunde.
Na het behalen van mijn vwo-diploma wou ik Tandheelkunde studeren. Dit is een lotingstudie en helaas was ik daarvoor uitgeloot. Uiteindelijk ben ik Bedrijfskunde gaan studeren omdat dit ook mijn interesse wekte. In de loop van het jaar kwam ik erachter dat Bedrijfskunde helemaal mijn ding was. De moeilijkste keuze die ik heb moeten maken was het beslissen of ik voor een tweede keer moest deelnemen aan de loting van Tandheelkunde. Als ik ingeloot zou worden, dan zou ik moeten stoppen met m’n huidige opleiding ´en het Honoursprogramma mislopen. Ik heb er toen voor gekozen om niet deel te nemen aan de loting. Ik had mijn draai hier aan de universiteit gevonden, was erg tevreden over mijn opleiding en wou graag deelnemen aan het Honoursprogramma. Ik heb er geen seconde spijt van gehad!
213
Michiel Barends, 20 jaar, studeert Technische Bedrijfskunde.
Wat is nu ´echt een moeilijke keuze? Is dat het maken van een keuze voor een middelbare school? Of het kiezen van een universiteit? De keuze om Technische Bedrijfskunde te gaan studeren? Kiezen om dat in Enschede te gaan doen terwijl je uit Haarlem komt? Of de keuze om op jezelf te gaan wonen terwijl je 17 jaar oud bent? Kiezen om als minor een studiereis te organiseren? Of wordt het toch de keuze van een master? Het maken van al die keuzes lijkt moeilijk wanneer je voor een beslissing staat, maar is een gemaakte keuze achteraf niet vaak een vanzelfsprekendheid? En bestaan er keuzes die zo moeilijk zijn dat ze verkeerd kunnen worden gemaakt? Alles is relatief.
Mike Visser, 20 jaar, studeert Technische Wiskunde.
Veruit de lastigste keuze was het besluit om voor mijn geaardheid uit te komen. Ondanks dat ik er vanbinnen altijd van overtuigd was dat dat moment moest komen, heeft het nog zo’n vijf jaar geduurd voor ik die genomen beslissing in actie had omgezet. Hoewel de term ’uit de kast’ vaak wordt gebruikt, voelt het namelijk meer alsof je ten overstaan van je familie en vrienden juist de stap neemt om in een bepaald hokje te gaan zitten - alsof je geaardheid zelf een keuze is. Gelukkig was er bij de laatste grote stappen (het vertellen aan de hele vriendengroep en mijn ouders) een grote steun vanuit de vrienden die ik al eerder in vertrouwen had genomen. Desondanks was het voor mij de moeilijkste beslissing ooit en stelt het alle andere in zijn schaduw.
214
Nathalie Geerling, 20 jaar, studeert Advanced Technology.
Eigenlijk heb ik keuzes maken altijd al lastig gevonden. Het liefst maak ik geen keuze, maar ga ik voor beide mogelijkheden. Mijn moeilijkste keuze was, denk ik, mijn studiekeuze. Ik vond allerlei studies interessant, maar had bij geen van hen het “dit is het”gevoel. Uiteindelijk heb ik voor AT, een brede technische opleiding, gekozen. Hier heb ik tot dusver geen spijt van gehad! Nu komt het volgende probleem: de masterkeuze. Misschien toch maar een dubbele master...?
Nico Hendrickx, 19 jaar, studeert Technische Natuurkunde.
Mijn moeilijkste keuze tot nu toe was de keuze om een bestuursjaar bij S.V. Arago te doen. Ik heb een tijd getwijfeld of dit past binnen mijn studieplan, maar heb er uiteindelijk voor gekozen het toch te doen. Het brengt immers een heel pallet aan nieuwe ervaringen met zich mee!
215
Normen Oude Booijnk, 20 jaar, studeert Technische Wiskunde.
Ik heb oprecht nog geen echt moeilijke keuze meegemaakt. Een keuze die in de toekomst ligt wordt voor mij waarschijnlijk een erg moeilijke. Ik zou na mijn master kunnen promoveren aan de universiteit en een PhD titel halen, of gelijk bij een bedrijf aan de slag kunnen gaan. Allebei hebben ze z’n voor- en nadelen, en wat het uiteindelijk gaat worden hangt puur af van de ervaringen van de komende twee jaar.
Ramon ter Huurne, 20 jaar, studeert Civiele Techniek.
Tot op heden durf ik eigenlijk te zeggen dat ik nog nooit een beslissing heb hoeven maken, waarover ik lang heb moeten nadenken. De studiekeuze werd snel gemaakt en het wel of niet doen van Honours was ook niet al te moeilijk. Mijn moeilijkste beslissing komt echter nog. Ik weet namelijk nog niet welke Master ik wil doen en waar ik deze ga doen en blijf ik in Enschede of ga ik toch weg? Op het moment nog onbeantwoorde vragen.
216
Renske Veenstra, 27 jaar, studeert Gezondheidswetenschappen.
Mijn moeilijkste keuze was om na enkele jaren te hebben gewerkt toch weer te gaan studeren. Ik werkte in de financi¨ele dienstverlening toen de financi¨ele crisis in Nederland begon en ik mijn baan verloor. Behalve dat dit natuurlijk een enorme tegenslag voor mij was, vond ik het tegelijkertijd een goed moment om eens te kijken naar wat ik echt wilde gaan doen in mijn leven. Na lang te hebben nagedacht over allerlei voor- en nadelen besloot ik dat ik toe was aan een nieuwe uitdaging en schreef ik mij in voor de opleiding Gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Twente.
Ruud van Damme, 58 jaar, studeerde (ooit) Theoretische Natuurkunde.
Mijn moeilijkste keuze? Stel je voor: je gaat studeren, vindt een fantastische studie, studeert snel af (ja, een jaartje niks gedaan, maar dat mocht toen nog). Natuurlijk (?) ga je promoveren. En dan ineens gaat het allemaal niet zo gemakkelijk. Om dan toch elke keer dat je vastzit toch weer te kiezen om door te gaan viel een aantal keren echt niet mee. Maar ik garandeer je: de beslissing was goed. Dus “Go for it!”: er is niets leuker dan je hele leven leren.
217
Silvo Jeunink, 20 jaar, studeert Electrical Engineering.
De moeilijkste keuze is voor mij de studiekeuze geweest. Ik heb altijd wel een brede interesse gehad. Lang heb ik getwijfeld om de economische kant op te gaan. Toen ik eenmaal besloten had dat techniek me meer aansprak dan economie, heb ik de keuze voor elektrotechniek vrij snel gemaakt. Bij elektrotechnische apparaten kon ik namelijk het minst voorstellen hoe het kan werken. Dat wekte mijn enthousiasme en interesse om meer over dit vakgebied te weten te komen.
Ton Nguyen, 20 jaar, studeert Technische Natuurkunde.
De moeilijkste keuze die ik in mijn leven heb moeten maken, was het doen van een (parttime) bestuursjaar bij KIVI Students Twente of niet. Ik wist namelijk dat het erg druk zou worden als ik nominaal wilde blijven studeren, en daarnaast wilde ik ook al sowieso een fulltime bestuursjaar gaan doen bij de Student Union. Ik heb er voor gekozen om het wel te doen, omdat ik tot de conclusie kwam dat het met goed plannen een zeer leuke en leerzame ervaring zou opleveren. Daarnaast staat het natuurlijk leuk op mijn cv en kan ik het mooi gebruiken als voorbereiding op een fulltime bestuursjaar!
218
Victor Reijnders, 20 jaar, studeert Technische Wiskunde.
Voor mij was de moeilijkste keuze die voor mijn minor. Ik moest iets anders kiezen dan wiskunde en alle andere dingen die me interessant leken zorgden ervoor dat ik niet in Enschede zou kunnen wonen voor een half jaar. Mijn eerste keuze was een theater-/acteerminor, maar daar werd ik overal afgewezen omdat ze me maar een half jaar les zouden kunnen geven. Toen besloot ik dat als ik dan toch niet in Enschede kon blijven, dan maar echt ver, naar het buitenland. Na alle mogelijkheden te hebben afgewogen en me vaak afgevraagd te hebben of ik dit wel echt wilde, heb ik toch besloten om in Lund (Zweden) astronomie en astrofysica te doen.
Willemijn van de Meent, 20 jaar, studeert Technische Natuurkunde.
Mijn moeilijkste keuze is een keuze die ik nog moet maken. Wil ik mijn master in het buitenland volgen, of blijf ik in het vertrouwde Twente? Ik kijk ernaar uit om meer van de wereld te zien en nieuwe ervaringen op te doen. Tegelijkertijd zijn er ook hier op de UT en binnen Nederland nieuwe uitdagingen te vinden.
219
Bronnen American Psychiatric Association (1994). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed.). Washington, DC: Author Armstrong (z.d.). http://nl.wikipedia.org/ Atlas Obscura. (2014). Cuba’s Abandoned Nuclear Plant Construction. Verkregen via http://www.atlasobscura.com/ Auteur onbekend (1272). Worms Mahzor. Verkregen op 27 december 2013, via http://www.yivoencyclopedia.org/ Barrow, D.H. (2008). Clinical Handbook of Psychological Disorders. New York: Guilford Publications Boland M. (2013). Debunking myths on nuclear power (it’s not for making bombs). Verkregen op 6 januari 2014 via http://theconversation.com/ Booij, M.J. (2013). Inleiding Waterbeheer. Enschede: Universiteit Twente Brenner, M. (2011). Major Factors in the Prediction of National Life Expectancy: GDP and Unemployment Buckle, L., Gallup, G.G. & Rodd, Z.A. (1996). Marriage as a Reproductive Contrct: Patterns of Marriage, Divorce, and Remarriage. Elsevier Science Inc., Vo. 17, 363-377 Careerbuilder (2012). Employers are scoping out job candidates on social media - but what are they finding? Verkregen op 8 Januari 2014 via http://cb.com/ CBS (2011). Webmagazine: Inkomen hoogopgeleiden bijna het dubbele van dat van laagopgeleiden. Verkregen via http://www.cbs.nl/ CBS (2012). Minder mensen met psychische gezondheidsproblemen. Verkregen via http://www.cbs.nl/ CBS (2013a) Nooit eerder zo weinig tienermoeders. Verkregen op 5 januari 2014 via http://www.cbs.nl/ CBS (2013b). Echtscheiding; leeftijdsverschil, kinderen, geboorteland, huwelijksduur. Verkregen op 30 januari 2013 via http://statline.cbs.nl/ CBS (2013c). Huwen en partnerschapsregistraties; kerncijfers. Verkregen op 5 januari 2014 via http://statline.cbs.nl/ Change (2010). Mexico-stad stapt op de fiets. Verkregen op 13 januari 2014 via http://www.changemagazine.nl/ CIA (2012). The world factbook: military service age and obligation. Verkregen op 9 januari 2014 via https://www.cia.gov/
220 Club van Rome (z.d.). http://www.clubofrome.org/ College voor de Rechten van de Mens (2012). Discriminatie. Verkregen op 5 januari 2014 via https://mensenrechten.nl/ Combrie, B., S. Matthews & M. Polinsky (1998). De Grote Taalatlas. En Importeurs BV: Haarlem. Conscription (2007). In Encyclopædia Britannica. Verkregen op 9 januari 2014 via http://www.britannica.com/ Desoxyribonucledezuur (2013). Verkregen op 12 januari 2014 via http://nl.wikipedia .org/ Devine, P.G. (1989). Stereotypes and Prejudice: Their Automatic and Controlled Components. Journal of Personality and Social Psychology, Vol. 56, No. 1, 5-18 DNA (z.d.). Verkregen op 12 januari 2014 via http://www.liacs.nl/ Dr¨ ager (2012). Alcohol-verkeer. Verkeersdoden in relatie tot alcohol. Verkregen via http://www.draeger.net/ Drake equation, The (z.d.), http://en.wikipedia.org/wiki/Drake equation Ecomare (z.d.). Zandsuppletie.Verkregen op 31 december 2013 via www.ecomare.nl/ Fiom (2014). Afstand ter adoptie. Verkregen op 3 januari 2014 via http://www.fiom .nl/ Forensisch DNA-verwantschapsonderzoek (z.d.). Verkregen op 12 januari 2014 via https://dnadatabank.forensischinstituut.nl/ Forrester, Jay Wright (1971). World dynamics. Cambridge: Wright-Allen Press Google Finance (z.d.). Verkregen op 3 Januari 2014 via https://www.google.com/ Greenpeace (2014). Kernenergie: onnodig, onveilig en duur. Verkregen op 6 januari 2014 via http://www.greenpeace.nl/ Hale K., M. Krauss, L.J. Watahomigie, A.Y. Yamamoto, C. Craig & L.M. Jeanne, England, N.C. (1992). Endangered languages, Language, 68(1) Hiroshima Syndrome, The (2014). Nuclear Waste: Is it? Verkregen op 6 januari 2014 via www.hiroshimasyndrome.com/ Hogenelst, D. (2007). Taal in en uit coma. Verkregen op 28 december 2013, via http://www.kennislink.nl/ Hopkins, K. (2010, 27 juni). Extinct Alaska Native language interests French student. Verkregen op 28 december 2013 via http://www.adn.com/ Hvistendahl, M. (2007). Coal Ash Is More Radioactive than Nuclear Waste. Verkregen op 6 januari 2014 via http://www.scientificamerican.com/
221 Infotalia (n.b.). Vrijwilligers en zelfontplooiing. Verkregen op 13 januari 2014 via http://www.infotalia.com/ Laar, M.W. van, J. Verdurmen, E.M. Zantinge & A.M. van Bakel (2013). Hoeveel mensen gebruiken alcohol? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. Verkregen via www .nationaalkompas.nl Linn, M.W., R. Sandifer & S. Stein (1985). Effects of unemployment on mental and physical health. Am. J. Public Health. 75(5): 502–506 Meadows, Dennis L. (1973). The Dynamics of Growth in a Finite World. Cambridge: Wright Allen Press. ISBN 0-9600294-4-3 Meadows, Donella H., Dennis L. Meadows, Jurgen Randers (1992). Beyond the limits: global collapse or a sustainable future. London: Earthscan. ISBN 1-85383-130-1 Meadows, Donella H., Dennis L. Meadows, Jurgen Randers & William W. Behrens III (1972). The Limits to the Growth. New York: Universe Books. ISBN 0-87663-165-0 Ministerie van Defensie (z.d.a). Oprichting van het leger (1814). Verkregen op 9 januari 2014 via http://www.defensie.nl/ Ministerie van Defensie (z.d.b). 1814-1914: de kroon op de krijgsmacht. Verkregen op 9 januari 2014 via http://www.defensie.nl/ Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2007). Waterveiligheid Begrippen begrijpen. Den Haag: Drukkerij Palace Print Misra, N. (2005). Stone Age cultures survive tsunami waves. Verkregen op 28 december 2013 via http://www.nbcnews.com/ Moederschapstest (z.d.). Verkregen op 12 januari 2014 via http://www.dna-test.nl/ Shadid, W.A. (2007). Grondslagen van interculturele communicatie. Alphen aan den Rijn: Wolters Kluwer Molen, H. van der, S. Perreijn en M. van den Hout (2007), Klinische psychologie: theorie¨en en psychopathologie. Groningen, Wolters-Noordhoff Mulder, J. (2007). Zonder zand geen Nederland. Conceptueel Nationaal Kompas Volksgezondheid (2012). Ambulancezorg samengevat. Verkregen op 8 januari 2014 via http://www.nationaalkompas.nl/ Nationaal Kompas Volksgezondheid (2013). Hoe vaak komen verkeersongevallen voor, hoeveel mensen sterven eraan en neemt dit toe of af? Verkregen op 8 januari 2014 via http://www.nationaalkompas.nl/ Nuffic (2013). Waarom studeren in het buitenland? Verkregen op 21 januari 2014 via http://www.wilweg.nl/
222 Orbezo, G.M.. Miembros de Aidesep y Fenamad presentan video exclusivo de los Mashco Piro. Verkregen op 30 december 2013 via http://www.aidesep.org.pe/ Plazilla (2012). De voor en nadelen van vrijwilligerswerk. Verkregen op 13 januari 2014 via http://plazilla.com/ Plazilla (2014). Voor en nadelen jong moeder worden. Verkregen op 3 januari 2014 via http://plazilla.com/ Povos Ind´ıgenas no Brasil. Aikewara. Verkregen op 30 december 2013 via http:// pib.socioambiental.org/ Randers, Jurgen (2012). 2052: A Global Forecast For The Next Forty Years. Chelsea Green Publishing. ISBN 1-60358-421-8. Rijksoverheid (2012). Trouwen en geregistreerd partnerschap. Geraadpleegd op 5 januari 2014 via http://www.rijksoverheid.nl/ Rijksoverheid, Documenten en publicaties (2013). De Nederlandse Wet collectieve afwikkeling massaschade. Verkregen via http://www.rijksoverheid.nl/ Rijkswaterstaat (z.d). Hoe lossen we dit op? Verkregen op 29 december 2013 via ruimtevoorderivier.nl/ Rothbaum, B.O. & E.B. Foa (1993). Subtypes of posttraumatic stress disorder and duration of symp- toms. In J.R.T. Davidson & E.B. Foa (Eds.), Post- traumatic stress disorder: DSM-IV and beyond (pp. 23–35). Washington, DC: American Psychiatric Press. Royal Mexico (n.b.). Ontspanning in Mexico. Verkregen op 13 januari 2014 via http://royalmexico.nl/ Schols, P. & Hermans, B. (2013). Het blijft altijd een litteken. (Rijkswaterstaat, Interviewer) Seidl, S., Jensen, U. & Alt, A. (2000). The calculation of blood ethanol concentrations in males and females. Int. J. Legal Med. 114, 71-77. Smeets, I. (2013), Beste Albert-Heijn . . . Over spaaracties. Verkregen op 12 januari 2014 via http://www.wiskundemeisjes.nl/ Spruijt, E., & H. Kormos (2010). Inleiding: scheiden en de kinderen. In Handboek scheiden en de kinderen (pp. 11-21). Bohn Stafleu van Loghum. Stein, J. (2011). Data Mining: How Companies Now Know Everything About You. Time. Verkregen op 8 Januari 2014 via http://content.time.com/ Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV (2012). SWOVFactsheet Voetgangersveiligheid. Verkregen op 8 januari 2014 via http://www .swov.nl/
223 Stronkhorst, J., van Rijn, L., de Vroeg, H., de Graaff, R., van der Valk, B., van der Spek, A., et al. (2010). Technische mogelijkheden voor dynamische kustuibtreiding. Deltares. Survival International (z.d.). Questions and answers: uncontacted tribes. Verkregen op 30 december 2013 via http://www.survivalinternational.org/ Survival International (2013a). Uncontacted Mashco-Piro tribe filmed in close encounter. Verkregen op 28 december 2013 via http://www.survivalinternational.org/ Survival International (2013b). Waarom het uitsterven van inheemse talen er WEL toe doet. Verkregen op 28 december 2013 via http://www.survivalinternational.nl/ Telegraaf, de (2008). Indianenstam ontdekt in oerwoud Brazili¨e. Verkregen op 1 januari 2014 via www.detelegraaf.nl Traumaprotocol (z.d.). Opvang Multitrauma. Verkregen op 8 januari 2014 via http://traumaprotocol.nl/ Tucker, T. (2009). 5 Myths on Nuclear Power. Verkregen op 6 januari 2014 via www.washingtonpost.com/ Tversky, A., & D. Kahneman (1974) Judgment under uncertainty: Heuristics and biases. Verkregen via http://www.hss.caltech.edu/ Tyler, Patrick E., The New York Times. (2000). Cuba and Russia Abandon Nuclear Plant, an Unfinished Vestige of the Soviet Era. Verkregen via http:// www.nytimes.com/ United States Nuclear Regulatory Commission (2013). Safety-related. Verkregen op 6 januari 2014 via http://www.nrc.gov/ Universiteit Twente (n.b.). Studeren in het Buitenland. Verkregen op 21 januari 2014 via http://www.utwente.nl/ Veilig Verkeer Nederland (2010). Alcohol in het verkeer. Verkregen via https:// www.veiligverkeernederland.nl/ Velden, F.S. Ten & C.K.W. De Dreu (2012). Sociaalpsychologische determinanten van strafrechtelijke besluitvorming. Verkregen via http://www.rechtspraak.nl/ Watson, P.E, Watson, I.D. & Batt, R.D. (1980). Total body water volumes for adult males and females estimated from simple anthropometric measurements. Am. J. Clin. Nutr. 33 (1) 27–39. Wexler, P. (2006). Jewish and Non-Jewish Creators of “Jewish” Languages. Otto Harrassowitz Verlag. Widmark, E.M.P (1932). Die theoretischen Grundlagen und die praktische Verwendbarkeit der gerichtlich-medizinischen Alkoholbestimmung. Urba & Schwarzenberg: Berlin.
224 World Nuclear Association (2014a). What is Uranium? How does it work? Verkregen op 6 januari 2014 via http://www.world-nuclear.org/ World Nuclear Association (2014b). Uranium Enrichment. Verkregen op 6 januari 2014 via http://world-nuclear.org/ World Nuclear Association (2014c). Safety of Nuclear Reactors. Verkregen op 6 januari 2014 via http://www.world-nuclear.org/ World3 (z.d.). http://www.world3simulator.org