Boek Een Het Verhaal de geschiedenis van werelden
De zon draait niet om de aarde en de mens heeft geen ziel. De eeuwige ziel verblijft in een tijdelijk lichaam.
30
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Introductie Het boek Dit boek heet Het Verhaal. Deze titel omdat Het Verhaal universeel is. Universeel in de enig mogelijke betekenis van het w oord. Universeel, alles omvattend. Het is de geschiedenis van de wereld die bestaan heeft, een vertelling over het verleden. Het vormt de verklaring voor de wereld die nu bestaat en die zal eindigen. Het is de bekendmaking van de oorspronkelijke wereld, waar wij allen vandaan komen en waar wij allen naar toe terug keren. Tegelijkertijd had dit boek ook "Het Verhaal van Ewezjel" kunnen heten, omdat het geschreven is door één ziel: Ewezjel. Het is daardoor niet de zienswijze van slechts een ziel, een persoon geworden. Het betekent wel dat dit universele verhaal door een wordt doorgegeven aan velen. In het Verhaal staat het voorbeeld voor het geheel en in het geheel is het individu te herkennen. En er zullen er meer komen die hetzelfde Verhaal vertellen. Op de eerste plaats is dat de lezer van dit boek die in de ziel de waarheid van Het Verhaal inziet. Dit boek heeft niet als doel te bekeren, te overtuigen, of om bewijzen te leveren. Het werd geschreven in het besef dat het juist niets zou bevatten dat op een wetenschappelijk bewijs lijkt. Er is geen poging gedaan dat wat mystiek heet te verwetenschappelijken, noch wetenschap te mystificeren. * Dit boek is geschreven om opnieuw kenbaar te maken dat iedereen deel uitmaakt van dat wat aangeduid wordt met het onverklaarbare, het bovennatuurlijke. Herken het zogeheten bovennatuurlijke in je eigen leven, nu of straks. Wees er niet bang voor, druk het niet weg, negeer het niet. Maar erken dat wat bestaat. Er is niets geheimzinnigs aan. Het overkomt je, zoals verliefd worden je overkomt. Het is allemaal werkelijkheid. 31
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Dit boek is bedoeld om te lezen, te doorvoelen en te overdenken; dit te doen binnen je zelf. Neem niets klakkeloos aan. Het Verhaal is een wegwijzer, een kilometerpaaltje. En wat je daarna voelt, denkt en doet is je eigen bezigheid, je eigen koers in dit leven. * Hoewel het Verhaal in de eerste plaats handelt over de beginkrachten van de schepping, de zielen die vorm gaven aan hun wereld en hun incarnatie, gaat dit boek tegelijkertijd over ieders persoonlijke reden voor het leven op aarde. Daarin bestaan alleen gelijken. Dat alleen gelijken bestaan heeft gevolgen voor ons aller mens zijn. Dit boek bepleit daardoor geen egalitairisme, want ieder mens, elke ziel, is uniek. Dit boek bepleit ook geen anarchisme, of een oer-communisme. Het bepleit evenmin het vrije spel van krachten. Door dit boek kan men beseffen: de unieke waarde van ieder mens, elke ziel, zonder dat iemand hoger of lager is, meer of minder waarde heeft. Het illustreert dat in deze materiële wereld uiteindelijk een mens geen macht zal uitoefenen over een ander mens. Sterker, dit boek bepleit het niet. Ook zonder dit boek is het een waarheid waar niemand zich aan zal kunnen onttrekken, een waarheid die niemand zal kunnen verdraaien. Macht corrumpeert en alle aardse macht zal verdwijnen. Uiteindelijk, en niet exclusief in deze wereld, is iedere ziel op de eerste plaats verantwoordelijk voor de eigen ontwikkeling en via deze weg bij te dragen aan de ontwikkeling van het geheel. Bijdragen aan het geheel kan alleen door het bestendig te doen. Deze materiële wereld is niet bestendig, want alles in deze wereld kent een einde en is zelf ook eindig. De bestendige ontwikkeling is de ontwikkeling van en in de ziel. * Dit boek is geen politiek boek in die zin dat het een nieuwe politieke orde bepleit. Toch zullen als gevolg van dit boek, alle politieke machtssystemen eindigen. Dit boek is een onwetenschappelijk boek. Niets wordt in dit boek is gekwantificeerd, een getal gegeven, niets wordt gemeten. Toch is het Verhaal een ijkpunt: te bezien waar je zelf staat. Dit boek is een religieus boek, terwijl het tevens het einde van alle religies, godsdiensten en sekten inluidt. Want ook deze ontwikkelden zich
32
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
tot machtssystemen; groot of klein. Systemen met hogeren en lageren, meesters en leerlingen, geestelijken en leken. Nadat alle godsdiensten geleidelijk zijn opgehouden te bestaan en alle tempels, synagogen, kerken en moskeeën hun functie verloren hebben en omgebouwd zijn, van concertzalen en musea tot fietsenstallingen, zal geen nieuwe godsdienst meer ontstaan. Ieders geloof zal persoonlijk zijn en de verantwoordelijkheid van ieder persoonlijk. Sterker, het zal geen geloven meer zijn, het zal weten zijn. Het weten van de ziel. * Met dit boek heb je de sleutel in handen. Niet de sleutel van de hemel, het hiernamaals; die sleutel bestaat niet. Maar het is de sleutel van je eigen hart, de sleutel die leidt tot de ontdekking van je eigen ziel en de verbinding met de oorspronkelijke wereld; de wereld waar je uit voortkomt, de wereld waar je na dit leven op aarde naar terug keert. Het gebruiken van deze sleutel kan niet in haast gebeuren, de ontdekking van je ziel is een langzaam groeiproces. Consumeer daarom dit boek -de sleutel, de ontdekking van je ziel- niet in haast. Lees langzaam. Lees en weeg alinea voor alinea, zin voor zin. Lees en herlees. En wanneer je denkt klaar te zijn, begin opnieuw. Gun jezelf de tijd, want de tijd is een geschenk; een geschenk zodat je kan leren. Een sleutel is zonder betekenis als er geen deur mee geopend wordt; dit boek is zonder zin als het in de kast blijft staan, als het niet gelezen wordt. Want niet dit boek is belangrijk, maar de lezer. *
33
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
De lezer Elk mens heeft een besef van iets dat groter is dan het zelf. Mensen verenigen zich daarom in religies, in sekten, of in juist de ontkenning daarvan -in elk denkbare vorm-. Ieder op de eigen wijze zoekt men een verklaring voor de vraag waar we vandaan komen en waar we naar toe gaan. Alle mensen zoeken op de een of andere manier die verklaring en waarom deze wereld en dit universum is. Er is echter geen religie of sekte, of de ontkenning daarvan, noch de wetenschap, die kan zeggen waarom alles is. Geen menselijke wezen kan je zeggen waarom alles is zoals het is. Immers mensen hebben de creator ofwel naar hun evenbeeld omgevormd ofwel dood verklaard. En de wetenschap, die kent alleen het waarneembare als object, niet het waarom ervan. Maar hoe dan wel het waarom te kennen? Stap binnen in het huis van je eigen hart, je gevoel, je verstand. Zoek je ziel, door in opperste oprechtheid met jezelf te leven. Realiseer je de pijn die dit leven je bracht. Die pijn die je in je binnenste voelt en zal voelen en waar vaak niet meteen de woorden voor klaar liggen. Er is geen rabbi, geen priester, geen mullah, geen imam, geen monnik, geen goeroe die je kan vertellen wat je in jezelf zult vinden. Noch is het geheel van wat je vindt exact aan een medemens te vertellen. Het enige dat je kunt doen is te leven met wat je in jezelf aantreft. Een zuiver leven te leiden, zodat wat in je knaagt, aan het einde van je leven opgelost zal zijn. En hoe een mens ook kan betwijfelen of het bestaan van een ander zin heeft, bedenk dat wat iemand zegt en wat iemand voelt, vreest of hoopt, twee verschillende zaken kunnen zijn. Wat van binnen zit, is niet altijd in woorden uit te drukken. Ieder leven heeft zin, hoe kort, crimineel of kleurloos het moge lijken in de ogen van een ander. Bezie jezelf in de spiegel en ontdek de balk in je eigen oog. Ieders leven heeft zin, ook al zie je de zin pas een uur voor je sterven. Zie de zuiverheid van je ziel. Je leven heeft altijd zin. Zo zal je gereinigd terugkeren naar het zijn waar je was voor je geboorte als mens; je gereinigde terugkeer naar de oorspronkelijke wereld 34
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Trek je niets aan van organisaties die het woord van Jahwehgodallah of Brahmâvisnusjiva claimen. Vroeger of later zullen deze organisaties een instrument in de handen van Luciwher zijn; Luciwher, in wiens wereldje nu leeft. Organisaties met hogeren en lageren, bevelenden en gehoorzamen. Wissel niet je oude tempel, synagoge, kerk, of moskee in voor een nieuwe. Wissel niet je Gîtâ, Tenach, Bijbel, Qur'an, of welk ander heilig genoemd boek dan ook, in voor een ander boek. Werp niet je oude beeld weg om een ander na te jagen. Wees geen leider en volg geen leider uit deze mensen wereld, maar vaar op het kompas van je geweten, je hart, je ziel. Daal af in jezelf, want daar in alle oprechtheid, ontdaan van alle menselijke belangen, vind je je ziel. Je geleideziel, het contact met de oorspronkelijke wereld en de AllerEerste, zal je verder inlichten over de reden voor je leven in deze materiële wereld. * Volg de waarheid die in jezelf ligt, want die komt van de AllerEerste, de Ene. In ieder mens ligt die waarheid, niemand uitgezonderd, waar ook ter wereld. Want niet "je bent een mens en hebt een ziel", maar "je bent een ziel en hebt een lichaam". Zoals niet de zon om de aarde, maar de aarde om de zon draait. Je lichaam is slechts tijdelijk. Je verblijf in de tijd dient om dat te leren wat je wilt leren, om vervolgens gereinigd in alle eeuwigheid te leven. Terug te keren naar huis, naar het bestaan waar je was voor je als mens geboren werd. * Je bent hier om je te reinigen. Zo ook alle andere mensen om je heen. Juist om die reden is geen mens meer of minder dan jij. Al wat het wel zo doet lijken, is het werk van Luciwher. Hem te overkomen en jezelf te reinigen is jouw en ieders eigen taak in deze wereld, zodat je terug kunt gaan naar het oorspronkelijke zijn in de aanwezigheid van de AllerEerste. * Er is maar een universeel principe. Universeel in de meest omvattende betekenis: zowel in deze wereld als in de oorspronkelijke . Voorheen 35
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
werd het opgevat als een gebod en geformuleerd als Doe de wens van de Heer en hebt elkaar lief. En het is waar. Wie de bron van het bestaan erkent vloeit vol en wil dat met anderen delen. Alles, hoe te zijn, volgt uit dit universeel principe. En wanneer je diep in jezelf afdaalt, zal je dit niet als een gebod opvatten, als een bevel van de baas. Je zult het als je eigen wens ervaren. * Organiseren houdt strijd in. Twisten binnen de organisatie over dit of dat standpunt. Terwijl het originele uitgangspunt na korte of lange tijd verwatert met elk compromis. Bovendien kent elke strijd verliezers. Organiseer daarom niet en ontmoet elkaar zoals je bent. Accepteer wat en wie je bent en accepteer ieder ander om dezelfde reden. Deze wereld met al zijn mensen gaat een nieuwe staat bereiken. Een fase waarin ieder persoonlijk via de geleideziel contact heeft met het oorspronkelijke. Een fase waarin mensen elkaar begrijpen, omdat allen begrijpen dat men hier om dezelfde reden is. Om deze reden is niemand meer in staat macht over een ander mens uit te oefenen. Er is geen politieke doctrine meer voor handen, geen menselijke heilsleer, die er voor zal zorgen dat allen gelukkig zijn en het aan niets zal ontbreken. Zelfs de meest v e e lb e lo v e nde systemen der mensen hadden macht, de misbruik ervan en ongelijkheid tot g e volg. Elk zo 'n appel b le e k wormstekig te zijn. Waar die appel ook van de boom viel; in oost of west, in noord of zuid. Al deze systemen waren g e b asee r d op macht en de geconcentreerde vorm ervan: rijkdom, geld. Luciwher zal nog eenmaal proberen de in het vlees op aarde gebonden zielen bij hem te houden. Het zal hem niet lukken. Ieder mens zal zijn ziel kennen en herkennen dat zijn ware thuis bij de Ene is, de AllerEerste. En Luciwher uiteindelijk, hij beseft dat D e verlo ren zo o n ook. Hij komt als allerlaatste thuis.
36
De aanvang
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
De aanvang Het begin van de eeuwigheid Er was een begin, voor zover iets dat geen einde heeft een begin kan hebben. Voor mensen is het niet mogelijk zich daar een voorstelling van maken. Het begin kennen de mensen als Jahwehgodallah of Brahmâvisnusjiva en er zijn nog veel meer namen. Je kunt ook de AllerEerste of de Ene als naam geven. De AllerEerste creëerde al het andere. Het was een daad van bewuste opzet. Geen natuurverschijnsel, geen toevallige samenloop of een oerknal, maar een bewuste creatie. De AllerEerste creëerde alles door Liefde, Licht en WarmeSchoonheid, die de allereerste creaties zijn. Alles dat gecreëerd werd, bezat deze aspecten, droeg deze aspecten in zich en op die manier de aspecten van de AllerEerste -het goddelijke-. De AllerEerste creëerde de ziel van alles. De ziel van steen, vuur, water, zo ook de ziel van de mens. Zomin als de ziel gebonden was aan de materie van onze wereld, zomin bestond er tijd. Tijd noch materie, zoals mensen die kennen. De ziel van alles was, is en zal altijd zijn. Alle ziel, dat is dus alles, is een door de AllerEerste gecreëerd aspect van de AllerEerste uit de AllerEerste. Maar de materiële vorm van alles dat om ons heen is, is dat ook. Aan de mens, aan de ziel, manifesteert de AllerEerste zich in de vorm van -de ziel van- de mens. In de wereld der zielen, de oorspronkelijke wereld, heerst een volmaakte balans, in harmonie met de AllerEerste. De materiële wereld is slechts een belichaming van de oorspronkelijke wereld . Maar de alomtegenwoordigheid van de AllerEerste is hier niet direct waarneembaar. Deze materiële wereld is niet in harmonie met de AllerEerste en kan dat ook niet zijn. In de wereld der zielen is de AllerEerste direct waarneembaar en inspirator van alles wat voortgaat, zich ontwikkelt, via de allereerste creaties, Liefde, Licht en WarmeSchoonheid. De ziel is niet een flard energie die na de menselijke dood vrij rond zweeft in het heelal. De ziel is gecreëerd naar een gelijkenis van de AllerEerste door de AllerEerste. De mens is de materiële manifestatie van de ziel -de ziel heeft een tijdelijk lichaam-, en ook daarin is een gelijkenis.
38
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Zoals de AllerEerste voor elke ziel waarneembaar is, zo zijn de zielen voor elkaar waarneembaar. Zo zijn de zielen Liefde, Licht en WarmeSchoonheid waarneembaar. De mens benoemt alles om zich heen, omdat de ziel van de mens zo is. In de wereld der zielen heeft dan ook alles en iedereen een naam. Liefde wordt bezield door Melnan. Licht wordt bezield door Luçal. WarmeSchoonheid wordt bezield door Ewan. Omdat onze wereld een materiële representatie van de wereld der zielen is, zal het duidelijk zijn dat ook in de oorspronkelijke wereld mannen en vrouwen zijn. Echter niet de menselijke geslachten, maar wel het mannelijke en het vrouwelijke; het yin en yang, positief en negatief. De een de volmaakte aanvulling op de ander, de ander op de een. Als zielen niet te scheiden duaden. Zo is Melnan de duade Meljor en Nananja. Luçal de duade Luciwher en Alnatrea. Ewan de duade Ewezjel en Anoenja 1). Alleen de AllerEerste is één en compleet in zichzelf, mannelijk èn vrouwelijk, yin èn yang, positief èn negatief: de alfa en de omega. Bij het aanschouwen van de AllerEerste is niet te zeggen of de gewaarwording mannelijk of vrouwelijk is; het is beide. Overigens ziet de AllerEerste er verrassend jong uit. Om de harmonie met de AllerEerste, de WarmeSchoonheid ervan in het Licht der Liefde, volledig te kunnen beseffen, creëerde de AllerEerste de ziel met een volledig vrije wil. Zo kon de ziel de harmonie beleven in zichzelf, uit diepste eigen verlangen en niet als gebod van de AllerEerste. Geen opgelegde eendracht, maar eigen verlangen. Door de volledig vrije wil was de ziel in staat de inspiratie van de AllerEerste te voelen als het wezen van de eigen ziel. Geen order, maar eigen wens.
1)
D e nam en van de zielen d ie hier g eno em d w o rden zul je alleen in d it b o ek tegenko m en. Z e zijn je echter niet o nbekend. S o m m igen zullen de naam M o lkhiul kennen in plaats van M eljo r. A nderen kennen hem als K rsna, Isa o f Jezus. Luciw her is beter bekend als Lucifer. A ndere nam en die hem gegeven zijn, zijn de S atan en de D uivel. H e t m inst bekend is de naam Ew ezjel. Z ij die dit bo ek zo rgvuldig bestuderen zul l e n uiteindelijk begrijpen w aaro m dat is. T o ch zijn er o o k die hem kennen o nder de naam R ukha o f R uxa, terw ijl er w eer anderen zijn die in hem de heilige geest zien. D e nam en A no enja, N ananja en A lnatrea zullen w aarschijnlijk co m pleet nieuw vo o r je zijn. D at heeft te m aken m et het feit dat go dsdienst in de huidige era gedo m ineerd is gew eest do o r de m annelijke m anier van denken ten ko ste van de vro uw elijke m anier van denken; die dagen zijn vo o rbij. H arm o nie zal no o it bereikt w o rden zo nder de inbreng van allen. H o u altijd in g edachten d at het niet zo zeer d e nam en zijn die een speciaal b elang hebben, m aar dat het jo uw begrijpen van hun d ri e -e e nheid is dat belangrijk is; m et daarin de gelijkw aardige aspecten van het m annelijke en het vro uw elijke. H et is van speciaal belang hun drie-eenheid te begrijpen als de representatie van de A llerEerste, die vele nam en heeft. 39
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Volledig vrije wil betekent niet alleen in staat zijn volkomen bewust te zijn door eigen handelen, het betekent daarnaast ook een keuze hebben. De zielen wilden dan ook onderzoeken hoe het zou zijn buiten de direct zichtbare inspirerende aanwezigheid van de AllerEerste. De warmte pas goed te kunnen beseffen, door eens in de kou te hebben gestaan. Deze gedachte kwam niet voort uit behoefte de AllerEerste te ontkennen. Dat zou net zo onmogelijk geweest zijn als het eigen bestaan ontkennen. De behoefte kwam voort uit eigen vrije wens het uiteindelijke te doen, dat de schepping volmaakt zou maken. Een daad van de ziel zelf, daartoe in staat gesteld door de AllerEerste, middels de volledig vrije wil. Na dit door alle zielen genomen besluit, was de aanwezigheid van de AllerEerste niet direct waarneembaar meer. Een nieuwe wereld, de eerste incarnatie werd gecreëerd. Het besef over de AllerEerste echter was niet verdwenen. Er volgde een ontwikkeling binnen elke ziel in de eerste incarnatie van alle zielen. Er waren zielen die dit nieuwe bestaan gebruikten om met de volledig vrije wil zichzelf te vervolmaken -het leren buiten de aanwezigheid van de AllerEerste en het streven naar de harmonie-, om zo precies daarnaar te kunnen groeien, waar het om begonnen was: de harmonie met de AllerEerste ten volle te beseffen. Er waren zielen die dit nieuwe bestaan opvatten, als ware de harmonie een abstractie, die bereikt kon worden door de volledig vrije wil ter eigen vervolmaking aan te wenden. Harmonie veranderde van een collectief begrip tot een individueel begrip. Er waren zielen die het nieuwe bestaan buiten de harmonie en aanwezigheid van de AllerEerste uiteindelijk opvatten als de noodzaak tot het creëren van een alternatief voor de harmonie met de AllerEerste. Zij gebruikten hun volledig vrije wil, zichzelf op te werpen als de zichtbare vervanging van de AllerEerste. Het was Liefde, Meljor en Nananja, die uitdroegen de ziel te vervolmaken, om te kunnen doen waar het om begonnen was: de volmaakte harmonie met de AllerEerste. Het was WarmeSchoonheid, Ewezjel en Anoenja, die zichzelf trachtten te vervolmaken. Het was Licht, Luciwher en Alnatrea, die zichzelf opwierpen als de nieuwe heersers, hun idee van harmonie aan allen trachtten op te leggen. Onder deze omstandigheden ontstond een strijd tussen de richtingen. En wat begon als de strijd der willen, eindigde als een vernietigende strijd, die een eind maakte aan het bestaan buiten de directe aanwezigheid van de AllerEerste. Er kwam een einde aan de eerste incarnatie van alle zielen.
40
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Elke ziel was in deze wereld geïncarneerd geweest en alle zielen trokken, eenmaal teruggekeerd naar de oorspronkelijke wereld als ziel, de conclusie uit het geleefde leven. Door te leven in de wereld die nu voorbij was, had de ziel geleerd. Melnan, de Liefde, was het meest dichtbij de harmonie met de AllerEerste gebleven, voelend en wetend dat dit de enig echte oplossing was. Als voortrekker van alle zielen die zich eveneens zo ontwikkeld hadden -de meerderheid van alle zielen-, had Meljor in het voorbije bestaan van de eerste incarnatie een leiderspositie bekleed. Leider te zijn en het gelijk aan zijn kant lijken te hebben deed hem arrogant zijn, of deed dat zo zijn in de ogen van hen die iets anders voorstonden. Eenmaal terug in de oorspronkelijke wereld, heeft Melnan, de Liefde, zich deze arrogantie van de macht -echt of vermeend- aangetrokken. Voor Melnan was 'gelijk hebben' geen overwinning. Ook al hadden zij het enig beoogde doel nagestreefd, ook al waren deze zielen in de meerderheid. Luçal, het Licht, had zich bezoedeld door hun eigen harmonie te willen laten domineren. Eenmaal terug na de eerste incarnatie waren Luciwher en Alnatrea zo ontsteld over wat zij aangericht hadden, dat zij zich niet voor konden stellen ooit nog deel te hebben aan de volmaakte harmonie. Ewan tenslotte, de WarmeSchoonheid, waren door de op zichzelf gerichte vorm van vervolmaking een prooi voor Luciwher geworden in de wereld die voorbij was. Ewezjel kon, door zijn navelstaarderij, gemakkelijk gewonnen worden, zonder dit aanvankelijk in de gaten te hebben, voor Luciwhers plannen: zijn complot om Meljor omver te werpen. Op initiatief van Luciwher, maar wel door zijn eigen doen, had Ewezjel Meljor als gevaarlijke gek afgeschilderd en zijn hoogmoedigheid -te beweren de enig ware kennis omtrent de harmonie met de AllerEerste te weten- als heerszucht bestempeld. Anoenja echter, eveneens in de val gelokt door Luçal, was juist in de ban geraakt van de macht van Meljor; de schoonheid van de macht. Zo hadden Luciwher en Alnatrea de WarmeSchoonheid, door bedrog uit elkaar gespeeld, gebroken. Eenmaal terug in de warmte van de AllerEerste voelden Ewezjel en Anoenja zich ongelooflijk dwaas. Ze hadden gedacht het goede te doen, maar hadden door stommiteit het verkeerde gedaan. * Bijna de helft van alle zielen had de volledig vrije wil niet gebruikt, zoals waar het om begonnen was; men had niet geleerd zich te vervolmaken
41
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
om zo de harmonie met de AllerEerste te beseffen, het uiteindelijke te doen om zo de schepping te vervolmaken. Het grootste deel van die minderheid was volgeling van Luciwher en Alnatrea geweest. Het kleinste deel volgeling van Ewezjel en Anoenja; waar zich weer een klein deel van af had gesplitst om met Anoenja Meljor te volgen -maar zij volgden hem om de verkeerde reden-. Al deze zielen konden en wilden niet met deze last van incompleetheid deel hebben aan de harmonie met de AllerEerste. Zij konden het niet, omdat zij zich niet volmaakt voelden; zij wilden het niet, omdat zij volmaakt wilden zijn. * Deze zielen besloten opnieuw buiten de directe aanwezigheid van de AllerEerste te zijn. De wereld die gecreëerd werd was de materiële wereld en de ziel incarneerde in de mens. Naar het evenbeeld geschapen van de ziel, die naar het evenbeeld geschapen was van de AllerEerste. Elke ziel die Luçal of Ewan gevolgd was ontwierp zich met en uit volledig vrije wil een leven in de tijd; de tijd, een gecondenseerde vorm van de eeuwigheid. De tijd die op de schaal van de eeuwigheid slechts een oogwenk is. Zo werd voorkomen dat er in hun eeuwige ontwikkeling een wezenlijk verschil zou ontstaan tussen de zielen die wel en de zielen die niet voor de tweede maal incarneerden. Elke ziel die Luçal of Ewan gevolgd was ontwierp zich een leven in incarnatie als mens, maar niet meer een mens met een volledig vrije wil. Wel met een als ziel in volledig vrije wil geformuleerde opdracht: dat te leren w at geleerd w ilde worden, om zo dat wat ooit in volledig vrije wil incompleet gebleven was te overkomen, te ontdoen, en vervolmaking te bereiken. Om zo gereinigd terug te keren na een leven als mens, in de uiteindelijke eeuwige harmonie met de D e hel die deze w ereld is AllerEerste. Elke ziel die Luçal of Ewan gevolgd was ontwierp zich een leven in de materiële wereld en riep daarbij de hulp in van een ziel die niet incarneerde. Zo zou de incarnerende ziel een begeleiding door het leven 42
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
hebben, om zeker te stellen dat juist dat geleerd werd wat geleerd wilden worden. Zo zou de niet incarnerende ziel, de geleideziel, blijk geven van Liefde in plaats van hoogmoed of arrogantie -echt of vermeend-. Luciwher en Alnatrea beseften uiteindelijk ook dat zij deel uit zouden maken van de eeuwige harmonie. En omdat zij de aanstichters en koplopers waren van de rebellie tegen Meljor en het bestaan van de AllerEerste, wilden zijn leren door aan de materiële wereld gebonden te blijven, zo lang de tijd zou bestaan. De AllerEerste gaf hen de materiële wereld om heersers over te kunnen zijn. Zij kregen hun rijk om over te heersen, alleen om te kunnen ervaren dat iedere incarnerende ziel slechts op aarde is, om terug te keren naar de harmonie met de AllerEerste. Zo de mens voelt een hel nodig te hebben, om welke reden dan ook, de mens leeft er al. Een andere hel is er niet; dit is Luciwhers wereld. Die eindigt te bestaan wanneer de tijd eindigt. Wanneer iedereen weer thuis is. Ewezjel en Anoenja creëerden zich leven, waarin afgezien zou worden van pracht en macht. Leven waarin niet alleen het streven naar eigen volmaaktheid het doel zou zijn, maar dat bovendien te doen vertellend over de harmonie met de AllerEerste2) . De harmonie die zij als ziel kennen. Ewezjel als schrijver over de harmonie, daar waar hij ooit schreef over de krankzinnigheid van Meljor. Anoenja als dienares van de harmonie, daar waar zij ooit de schoonheid van de macht nastreefde. Ewezjel en Anoenja is het gegeven, te incarneren naar behoefte, om op bepaalde momenten in de geschiedenis van de mens net dat te doen wat nodig is; zo nederig en onopvallend mogelijk.
2)
D o o r d e eeuw en heen heeft d e m ens g edachtew isselingen -o f erger- gehad o ver de aard van de schepper, de scheppende kracht. O p de eerste p l a a ts v ra a gt hij o m de ridicule haarklo verijen achterw ege te laten en te co ncentreren o p d e zaken w aar het w erkelijk o m draait, het vinden van de w eg naar harm o nie. V o o r w at betreft de aard van zijn w ezen zegt hij dat er, eenm aal terug thuis geko m en, ruim gelegenheid is dat te o nderzo eken. V o o r het m o m ent m o et het vo lstaan dat hij beantw o o rdt aan alle vo o rstellingen. Z o w el de co ncrete geperso nifieerde representatie zo a ls in het C hristend o m o f de Islam , als de abstractere o nperso o nlijke representatie zo als in de o o rspro nkelijke versie van B rahm â in het H indo eïsm e. V erder zegt hij dat het vo o r de hand l igt alle no ties o m trent zijn bestaan te bescho uw en zo nder aardse bijbetekeniss e n e n verbindingen m et een specifieke religie o f cultus. V ervo lgens vraagt hij jezelf lo s te m aken van asso ciaties die in zijn naam w o rden gem aakt in de naam van w elzijn en su cces, in feite alle vo rm en van partijdigheid o f eenzijdige perspectieven. H ij spreekt zijn w aardering uit vo o r uitbeeldingen o p schilderijen, ico nen, w andschilderingen, beeldho uw w erken, kalligrafieën en dergelijke. H ij bestem pelt ze alle als w a a r, vo o ro pgesteld dat m en do o r heeft dat m en o p aarde no o it in staat zal z i jn e e n verbeelding van zijn w ezen te realiseren van w at m en heeft gezien en w eer zal zien in de o o rspro nkelijke ho edanigheid. 43
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Maar ook Meljor ontwierp voor zichzelf leven. Twee levens èn in deemoed geleefd èn met grote gevolgen voor de incarnerende en nog aan Luciwher gebonden mens. Te spreken over Liefde en de vrijmaking van Luciwher; de verlossing uit zijn kluisters. Het eerste leven van Meljor in de huidige materiële wereld was zijn incarnatie in hij die Jezus of Isa genoemd werd. Nananja zal hem in het vlees vergezellen in het laatste deel van zijn terugkomst als mens. En zoals hij in zijn eerste incarnatie afrekende met de hoogmoed en arrogantie -echt of vermeend-, zo rekent hij in de tweede incarnatie af met de vermeende gekte. Hij zet dan de toon voor de troost. Maar de Trooster zal andermaal vermoord worden. Opnieuw omgebracht, omdat dit nog steeds Luciwhers wereld is, waarin Luciwher elke poging om zielen naar de AllerEerste te richten zal blijven proberen te verhinderen. Ditmaal zullen zij die de Trooster doden niet zij zijn die vóór de messias de AllerEerste aanbaden, maar zij die na de messias de AllerEerste in een menselijk keurslijf trachten te gieten; de belanghebbenden bij de laatste grote religie. De laatste grote organisatie van Luciwher. Fanatisme zal het synoniem van godsdienst worden. Dan zullen eerst langzaam maar uiteindelijk zeker alle godsdiensten verdwijnen. Geen mens zal een ander mens meer kunnen vertellen wat en hoe geloofd moet worden. Er is dan geen georganiseerd geloof meer; geen tempel, synagoge, kerk of moskee. Er is weten. Het weten van het hart. Dat is wat de Trooster zal brengen. Het weten van de ziel. De directe verbinding van iedereen persoonlijk met de wereld der zielen waar de AllerEerste direct zichtbaar is.
44
De eerste incarnatie
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
De eerste incarnatie De strijd
Ooit was er een enorme strijd. Ik was daarbij betrokken net als elk ander mens uit het verleden, het heden en van de toekomst op deze huidige aarde . Een vrouw heeft daarin voor mij een belangrijke rol gespeeld. Een vrouw die mij toen uiteindelijk heeft verlaten. Het dreef mij tot wanhoop, want zij was mijn vrouw. Hoewel niet de oorzaak, werd dit de aanleiding voor de strijd. De oorzaak betrof de vraag hoe de ziel vervolmaking kon bereiken. Over hoe dat te doen liepen de wegen uiteen. Een strijd die zo gigantisch was, dat de vernietigingskracht ervan slechts benaderd wordt, door alle oorlogen in de huidige materiële wereld van het begin tot het eind der tijden, de tweede incarnatie, bij elkaar op te tellen. * Er was competitie en er was bedrog. Wezens raakten het spoor bijster. Er waren wezens die zich opwierpen als hadden zij de oplossing daarvan. Er was hoogmoed. *
Misschien heb ik mij te open opgesteld, of gedacht dat aanvallen op mij, me niet zouden treffen. Als de openheid van het bolwerk dat zich onkwetsbaar acht; de macht van het gelijk denken te hebben. Zo ontzettend kwetsbaar en tegelijkertijd zo ontzettend kwetsend. Daar zat ik, als een halfgod op een heuvel. Iedereen aan zichzelf latend, alles aan mijzelf latend. Het universum was mijn domein. Niemand zou een ander beschadigen, als iedereen maar zou zijn zoals ik.
46
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Er was een prachtige vrouw met ravenzwart lang haar. Zij verleende mij gunsten die ik niet voor mogelijk had gehouden. Ziedaar, ik had gelijk. Want de vrouw met dat ravenzwarte lange haar, de mysterieuze Alnatrea, was niet mijn vrouw. Zij was Luciwhers vrouw en koos nu mijn zijde. En terwijl ik in een euforie verkeerde, legde zij woorden in mijn oor. Zoete woorden, die mij niet anders voorkwamen, dan als de onderstreping van mijn gelijk. Nee, nee, van Luciwher had ik niets te duchten. Hij en zijn aanhang waren dan wel fanatiek, maar niet echt groot in aantal. En dat was waar en de waarheid had ik lief. Wanneer iedereen alleen waarheid zou spreken, wanneer niemand zou verdelen en heersen noch verenigen en leiden, dan zou niemand iets te vrezen hebben. Nee, waar ik wel voor moest vrezen was de betweter Meljor. Hij met zijn eeuwige gelijk. Hij die het waagde mij, Ewezjel de schone, terecht te wijzen. Hij, Meljor, die de Liefde predikte, maar dan wel onder zijn banier. Mijn Liefde zou plat zijn? Decadente WarmeSchoonheid die van binnenuit weg rot? Uitholling door navelstaarderij? Mijn harmonie zou zelfbevredigend en beperkend zijn. De individuele vrijheid van de unieke ziel was toch het hoogste goed! Nee, Meljor moest leiden; verenigen en leiden. Voelde ik mij geminacht door Meljor, gelijk zo betichtte ik hem van hoogmoed, de arrogantie van de macht. Want machtig was hij; Meljor, leider van de meerderheid. Nee, dat was niets. Verenig en leid. En wie leidt de leider dan? Hoe weet de leider dat hij de waarheid weet? Beter maar ieder ieders eigen waarheid te laten leven, zonder dat iemand iemands waarheid zou betwisten. Een fragiel maar prachtig systeem, dat niet spaak kón lopen als iedereen zich er aan hield. En dat kon iedereen doen, omdat de ander in zijn waarheid te laten leven ten slotte in ieders eigen belang was. Waar heb je leiders voor nodig? Van die gelijkhebbers als Meljor, waar praktisch iedereen achter aan liep. Die zich beriep op een hogere macht die hem leidde en van de ware inspiratie voorzag. Of zo'n leider als Luciwher , die weliswaar iedereen aan zichzelf liet, maar wel de overkoepeling van alles in zijn klauwen wilde hebben. Gelukkig had hij niet zo veel aanhang en hield hij zich koest. Hogere machten of de ontkenning daarvan, leiden wilde ze beiden. Nee, geloven in jezelf en jezelf tot het uiterste vervolmaken, zonder dat wie dan ook zei wat en hoe je dat moest doen. Hogere macht, laat die dan naar beneden komen en bewijzen dat die bestaat. Jezelf, de eigen 47
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
ziel, je eigen gevoel voor de waarheid, dat moest de juist leidraad zijn. Zij die dat ook zo zagen waren niet groot in getale, maar dat zou toch gestaag groeien. * En zo stonden zij tegenover elkaar. Verenig en leid. Verdeel en heers. Wees geen leider en volg geen leider . Drie broeders, drie zusters, hadden zij het geweten. Maar dat was niet echt belangrijk nu. Want het ging niet zozeer om de schepping van de AllerEerste, het ging om wat de geschapenen er mee deden en wat zij met zichzelf deden. * Zoete woorden werden in mijn oor gelegd. Zo ontstonden gedachten die mij voorkwamen als mijn eigen gedachten. Er moest iets gedaan worden aan de invloed van Meljor. Ondanks zijn kille en arrogante houding, keerde niemand zich van hem af, zoals ik gehoopt had. Integendeel, meer dan de helft van alle zielen koos voor de vervolmaking die hij voorstond. Kon iemand die de volmaaktheid voorstond zoals Meljor die uitdroeg, tegelijkertijd zo hautain, zo emotieloos zijn? Meljor moest wel een godsdienstwaanzinnige zijn, om de Liefde van een AllerEerste te prediken en tegelijk zo Liefdeloos en intolerant te zijn voor hen die vervolmaking op een andere manier nastreefde. Wat was dat voor een god, die als de bepleiter van zijn harmonie juist zo'n godsdienstwaanzinnige had uitgekozen? Zoals vrijwel niemand binnen of buiten zijn huishouden hem zag, zo zag ik Meljor wel. Een gek die nooit aan de eindoverwinning mocht komen. Zou mijn schoonheidsideaal, ieder zoekt zijn eigen waarheid en volmaaktheid, het onderspit delven, dan zou de weg vrij zijn voor de totalitaire dominantie van slechts één idee, die van Meljor. En niemand begreep dat! Het werd hoog tijd daar wat aan te doen. En ik deed het. In urenlange oraties, in venijnige geschriften, wilde ik de waas voor ieders ogen weghalen en Meljor aan de kaak stellen als de machtsbeluste waanzinnige die ik zag. Maar het hielp nauwelijks. De aanhang van Meljor bleef er van overtuigd dat vervolmaking van de eigen ziel alleen een ware vervolmaking was, als die in dienst stond van het geheel, de harmonie met de AllerEerste, de vervolmaking van de schepping. Slechts weinigen werden aan het twijfelen gebracht. 48
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Sterker, binnen mijn eigen aanhang ontstond twijfel en kritiek, omdat ik niet meer ieder in ieders eigen waarheid liet, maar een waarheid, die van Meljor, attaqueerde. Ook Anoenja begon te twijfelen of ik wel juist handelde. Zo kwam er tweedracht in ons huis. In de urenlange gesprekken die wij hadden, kon ik haar niet overtuigen. Integendeel, hoe langer wij praatten, des te meer verdedigde zij Meljor. Niet alleen vond zij dat ik er verkeerd aan deed een andere waarheid aan te vallen. Maar had ik dan ook niet gemerkt dat Meljors visie een aanhang had voortgebracht die ruim in de meerderheid was? Kon een meerderheid eigenlijk ongelijk hebben? Kon een meerderheid de ware aard van Meljor niet doorzien en Ewezjel de schone als een van de weinigen wel? Was de meerderheid dan zo dom? Nee, Ewezjel, je hebt je voor het karretje van Luciwher en Alnatrea laten spannen, zo sprak Anoenja. * En na verloop van tijd escaleerde de tweedracht tussen Ewezjel en Anoenja tot een definitieve breuk. Wanneer Ewezjel zich zo kon vergissen, als hij zijn eigen principes logende door tegen Meljor te fulmineren, dan moest Meljor wel gelijk hebben. Hij was niet voor niets de leider van de meerderheid. Zo besloot Anoenja en verliet Ewezjel voor een nieuwe held. Voor een nieuwe schoonheid; die van de macht van Meljor. Opgenomen in het huis van Meljor en Nananja, was het vooral Nananja die Anoenja de Liefde wilde laten zien. Dat de Liefde voor alles ook Liefde voor Ewezjel inhield. Maar Anoenja was teveel gedreven door afschuw van Ewezjel en bewondering voor Meljor, om een minder extreem standpunt in te nemen. * Ik voelde mij niet alleen verlaten, maar ook verraden. Mijn eigen vrouw logende alles waar we voor hadden gestaan en koos de partij van hij die mij minachtte. Hoe ik haar ook probeerde te bereiken, zij leek van mij afgeschermd. Iedereen complotteerde tegen mij om Anoenja onbereikbaar te maken. Onherroepelijk werd het helemaal toen zij zich bond aan een ander. Mijn verdriet veranderde in wanhoop. Mijn wanhoop werd blinde razernij, destructieve haat. Dit werd het moment van Luciwher.
49
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
* Ewezjel, je bent terecht gebelgd. Zie hoe het huishouden dat Liefde predikt je bij je vrouw weg houdt. Zie hoe een huishouden dat Liefde predikt eigenlijk een bordeel is, je vrouw tot hoer maakt, haar verleidt met een andere man. Nota bene een die op jou lijkt, maar dan een die gehoorzaam is geworden aan Meljor, die, zijn kans ruikend, Anoenja achterna gegaan is in haar uitbraak. Is dat het huis van de ware Liefde? Moet de ziel op die manier volmaaktheid bereiken? Domme Ewezjel, je hebt je nooit willen wapenen tegen hen die je tegenstreefden. Nu sta je machteloos. Niet in staat om jouw harmonie te verdedigen. En je zal onder de voet gelopen worden door de horden van Meljor, als jouw harmonie voordien al niet uitgestorven is. Laat mij, die jouw harmonie respecteert, je verdedigen. Want ook al zou jij nu nog je hand uitsteken naar Meljor, hij zou hem zeker afhakken. Zo sterk voelt hij zich nu hij jullie WarmeSchoonheid heeft gebroken. Laat mij hem bestrijden en hem en zijn aanhang vernietigen of op z'n minst reduceren tot hanteerbare proporties, zodat hij voor jouw harmonie nooit meer een bedreiging zal zijn. Zo sprak Luciwher, die dit moment had gecreëerd en het nu gebruikte om zijn eigen doeleinden te dienen. * Ewezjels wanhoop, haat en destructie trof slechts hemzelf. Dat wat WarmeSchoonheid was, was het nu niet meer na Anoenja's vlucht. Het was incompleet en had zijn glans verloren. Uit verdriet sloeg hij als een dolle beer om zich heen, alles vernietigend wat ooit zo volmaakt leek. Luciwher moest maar doen of laten wat hij wilde. Ewezjel wilde er niets mee te maken hebben, noch er iets tegen doen. Maar heimelijk hoopte hij dat Luciwher en Meljor elkaar zouden reduceren en uiteindelijk zijn harmonie zou overwinnen. Een overwinning waarbij bij ieder de schellen van de ogen zouden vallen en ieder zelf de harmonie van Ewezjel zou kiezen. En ook Luciwher, ook Meljor zouden daarin welkom zijn, want daarin dacht Ewezjel zijn hart warm. *
50
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Maar zo ging het niet. Want met of zonder Ewezjels medewerking, Luciwher bond met zijn legioenen de strijd aan met die van Meljor. Luciwhers krachten waren in de minderheid, maar voorbereid op de aanval. Een lang geplande en zorgvuldig geregisseerde aanval. Meljors krachten waren in de meerderheid, maar slechts voorbereid op de verdediging. De strijd speelde zich in elk denkbare vorm af. Van kleine lokale vernietigingsacties, tot acties met massavernietigingskracht. Van het executeren van de enkeling tot georganiseerde massamoord. Lang verliep de strijd in een onzeker evenwicht. Lang kon Luciwher de definitieve slag niet winnen. Lang wist Meljor zijn krachten staande te houden. Lang was Ewezjel in vertwijfeling over wat er uiteindelijk zou gebeuren. Luciwher besloot een wapen te gebruiken, dat hij lang achter de hand had gehouden. Hij moest het nu gebruiken om de eindoverwinning voor hem zeker te stellen. En hij gebruikte het. Zo vernietigend was de kracht, dat het voor Meljors legioenen het einde betekende. Voor Ewezjel was het alsof hij tussen hamer en aanbeeld terecht was gekomen. Voor Luciwher bleef er geen rijk over dat hij het zijne had kunnen noemen. De wereld die hij trachtte te veroveren, had hij vernietigd.
Die wereld hield op te bestaan. En de wereld werd schoon gewassen. Na de Eerste Incarnatie De Tussenbalans, een pleidooi en het Plan
51
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Dit is het verhaal van drie broers en hun vrouwen; drie zusters en hun mannen. Drie verwante paren en het wegen van dat wat was gebeurd; inzichten die ontstonden. Een tweede wereld werd gecreëerd, de Wereld van de Tweede Incarnatie. Een nieuwe wereld om te ontdoen wat werd gedaan, om het definitieve pad naar de harmonie in te slaan. * Drie paren: Melnan, Luçal en Ewan die in hun eerste incarnatie zo machtig werden dat ieder hun eigen volk kon leiden. Drie krachten met eigen visies die niet combineerden. Elk had slechts een deel; een bindende factor was niet rechtstreeks aanwezig. Drie wegen om een eindstation te bereiken. Drie maal een volledig vrije wil om zelf dat einddoel te bereiken. Drie zoekenden zonder een gids. Een die bleef vertrouwen dat de gids er was, maar daarin alleen een meerderheid bij zich wist. Een die het zichtbare -de incarnatie- wilde vervolmaken, het uiteindelijke doel zou dan als vanzelf komen. Een die de anderen wilde overheersen, om op die manier eenheid te brengen. * Allen dachten op hun eigen wijze het juiste te doen. Wat het juiste dan ook mocht zijn, daarover bestonden alleen overtuigingen. Een overtuiging die moest winnen en overtuigingen die bestreden moesten worden. Dit zaad werd gezaaid en de oogst was een alles vernietigende catastrofe. * Dit was niet het einde. Er werd gewogen. Want elke ziel die in de harmonie met de AllerEerste wil verkeren zal dit onbezwaard willen kunnen. Welke taak zou passend zijn in de tweede wereld? Hoe zou een ziel de weg naar het ultieme kunnen bewandelen? Melnan had de harmonie met de AllerEerste voorgestaan. Meljors arrogantie was hem door anderen toegeschreven. Is iemand arrogant omdat een ander hem dat toedicht? Is iemand arrogant omdat hij het bij het rechte eind heeft? De arrogantie van de ander kan volgen uit het zien ervan door de beschouwer. Niemand heeft iemand boven zich, tenzij hij zich ergens onder stelt. Wanneer je dat doet, doe je jezelf tekort en daardoor het geheel. 52
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Maar omdat Melnan Liefde is en het levende bewijs wilde tonen, ontwierp Meljor twee incarnaties in deemoedigheid voor zichzelf, om te laten zien dat het hem ernst was met de harmonie met de AllerEerste. Twee levens, waarin door mensen verguisd terwijl hij de eeuwige harmonie naar voren zou blijven brengen. Nananja zal hem in zijn tweede leven vergezellen. Kort, maar tot en met het einde. Luçals lot leek henzelf welhaast onzeker, want zij waren de aanstichters van de vernietiging van de eerste wereld. Maar wat Luciwhers lot ook zou zijn, werkelijke harmonie kon er alleen zijn met hem, met Alnatrea. Alleen dan wanneer in de uiteindelijke bereiking van de harmonie ook zij zich opgenomen weten, is het geheel compleet. Zo was Ewezjels pleidooi. WarmeSchoonheid was de basis van zijn pleidooi. De ware WarmeSchoonheid leerde hij door de AllerEerste. De ware WarmeSchoonheid is compleetheid en balans. Ewezjel leerde dit zoals Luciwher moest leren dat het Licht niet straalt in de aanwezigheid van gecorrumpeerde WarmeSchoonheid, noch bij afwezigheid van Liefde. Niet om de AllerEerste tot iets over te halen hield Ewezjel zijn pleidooi, want de AllerEerste kent het uiteindelijke resultaat. Maar Luciwher moest het weten, want Liefde en WarmeSchoonheid hebben het Licht nodig voor de compleetheid van de schepping. Zo was Ewezjels pleidooi. Dit pleidooi houdend, toonde Ewezjel Luciwher niet alleen vergeving, maar ook zag Ewezjel in dat hij opnieuw de plaats van de AllerEerste trachtte in te nemen; zichzelf als maatstaf nam. Hij zag het nu in, omdat het baken hem met Liefde, Licht en WarmeSchoonheid toe straalde. Ewezjel was gegroeid door zich van binnen te realiseren wat er incompleet gebleven was. * Luciwher kwam in de Wereld van de Tweede Incarnatie als hij die mensen gewend zijn de duivel te noemen; Satan, Mefisto, Beëlzebub. Elke ziel wast zich schoon met slechts een incarnatie. Maar zo lang de tijd bestaat zijn Luçal gebonden aan de tijd. Waar zij ooit hun volk meekregen in het tegen de AllerEerste gerichte, zijn zij nu genoodzaakt hun volk van weleer hier te verliezen, hun eigen complot van destijds te ontdoen. Het is ieders lot in deze materiële wereld daaraan onderhevig te zijn. De Wereld van de Tweede Incarnatie is Luciwhers wereld . Hem en Alnatrea als domein gegeven om te leren. Te lijden door lijden te brengen.
53
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Alnatrea was hier en zal hier zijn om aanvankelijk niet begrijpend de Verlosser en de Trooster aan te horen. Om van de hoer die zij was te worden tot een vrouw met een ingetogen innerlijk Licht. Ewezjel is uiteindelijk hier omdat hij niet kon leven met zijn stommiteiten, zijn eigen geluk en vrijheid destijds als het hoogste goed, als de maat der dingen beschouwend. Het kwaad had hij niet veroorzaakt, maar hij had er zich wel in mee laten sleuren, door te uitsluitend te handelen in zijn eigen belang, doof te zijn voor ieders belang. Zoals Ewezjel ooit oreerde tegen Meljor, zo schrijft hij in deze wereld over de enige weg, het groeien naar de harmonie met de AllerEerste. Anoenja zal niet meer de schoonheid van de macht nalopen, maar telkens in een tot aan het laatst onopgemerkte nederige positie het grote plan van de tweede wereld dienen. * Dit is het verhaal over drie broers en zusters: Melnan, Luçal en Ewan. Daarom is dit is het Verhaal van alle mensenzielen. Allen langs hun eigen weg terugkerend naar de harmonie met de AllerEerste. Dit is het verhaal over de terugkeer van drie broers en zusters: Melnan de Liefde, Luçal het Licht en Ewan de WarmeSchoonheid. Wanneer alles voorbij is en de laatste ziel zijn menselijk lichaam verlaat, dan komt ook Luciwher weer thuis, iedereen is dan thuis, iedereen. Ontdaan wat gedaan werd. Geleerd wat geleerd wilden worden. Ontbeerden wij voor de grote oorlog het baken van de AllerEerste, trachtte Luciwher zichzelf tot dat baken te maken, verwarde Ewezjel vrijheid met slavernij en kon Meljor niet volledig slagen in vertellen over het ware baken, na deze wereld , na het einde van de tweede incarnatie en de tijd heeft ieder zijn lot ontmoet en daar doorheen de eeuwige harmonie, het samenzijn met de AllerEerste bereikt. *
54
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Het Beraad Ik weet van gemaakte fouten en een beraad dat gehouden is. Aan het einde waarvan ik een moeilijke maar hoopvolle beslissing heb genomen. Je staat in het moment der waarheid. Je bent terug thuis in aanwezigheid van de AllerEerste. Geen behinderingen meer. De volle waarheid en het complete inzicht maakt deel uit van je, ben je. Je bent je eigen manifestatie van de totaalheid en je bent een deel van het geheel. Je ziet wat er gebeurd is. En je ziet de leemtes en lacunes. Je ziet waar je jezelf overvloeid, je grenzen overschreden hebt. Je ziet je deuken en je uitstulpingen. Je ziet hoe je had kunnen zijn, omdat je dat bent. Niet in een keurslijf, zoals je had gedacht, maar je enig mogelijke vorm. En wat doe je dan? Je wenst datgene waardoor het mogelijk is je enige vorm te zijn: het samenzijn met de AllerEerste. Maar je bent niet alleen. Anderen zien wat je zelf ook ziet, je ziet anderen. Wie echt iets moet leren, heeft gewild zijn oervorm te verlaten. Is op een eigen spoor gaan zitten en heeft de AllerEerste ontkend, zichzelf als maat genomen, of de eigen maat genomen om anderen te meten. Juist wie de AllerEerste ontkent, is het meest bevreesd dat de AllerEerste er niet is, mist de AllerEerste het meest, voelt een incompleetheid zonder de AllerEerste. * Luciwher was het hardst blijven roepen dat er geen inspirator was of zou kunnen zijn en nam zichzelf als maatstaf. Hij maakte van zijn kunde en macht gebruik om zoveel mogelijk onder hem te brengen. Bij gebrek aan de AllerEerste riep hij zichzelf uit tot AllerEerste en vond dat iedereen dat moest erkennen. Ewezjel erkende slechts de autonomie van de eigen ziel, want dat moest wel de wil van de AllerEerste zijn. Zo zou je toch wel het best je ziel vervolmaken. Geen leider die anderen zou vertellen wat de AllerEerste wilde. Het luisteren naar de eigen ziel zou voldoende moeten zijn. Meljor bleef bij het concept van leiding die doorgaf wat de wil van de AllerEerste is. Slechts in die gerepresenteerde afstraling van Liefde van de AllerEerste kon ieder de eigen vorm zijn die men wilde zijn. Via Meljor kon je die verbinding met de AllerEerste vinden. Luciwher stulpte zijn vorm uit naar alle kanten. Gaf zijn vorm vele vormen, nam met zijn vorm bezit van vele ruimtes. Meljor bleef bij zijn eigen vorm: strak, zeker. Waarvan hij zeker was, was voor mij niet 55
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
waarneembaar. Ewezjel geloofde niet in een despoot, ook niet een goede; de kracht van de eigen ziel behoorde voldoende te zijn. * Ik had geen boodschap aan Meljor. Maar evenmin aan Luciwher. Meljor was een despoot en Luciwher was een despoot. Nu nog, nu ik weet dat wanneer iedereen alleen zijn eigen vorm probeert te vinden dat alleen maar chaos voort kan brengen, nu ik weet dat slechts de stralende kracht van de AllerEerste ieders eigen vorm kan garanderen -zoals Meljor verkondigde-, nu nog voel ik begrip voor Luciwher. Luciwher is niet het kwade, de duivel waarvoor deze wereld hem houdt. Luciwher is de kracht die op zijn eigen wijze maar met volstrekt desastreuze gevolgen een structuur in de chaos trachtte te brengen. Maar geen structuur die niet van de AllerEerste komt, garandeert ieders eigen ruimte en vervolmaking. Maar destijds zag ik dat niet. Ik was er van overtuigd, dat ik de ware weg naar de AllerEerste gevonden had. De despoot die geen despoot wilde zijn, maar uiteindelijk wel verantwoordelijkheden op zijn schouders kreeg die bij een despoot horen. Luciwher had bedoelingen die uiteindelijk fout uitpakten, maar had hij ze ook zo bedoeld? Nee, de drager van het Licht is niet het kwade, maar nam wel zichzelf als begin- en eindpunt. De drager was zichzelf gaan zien als de oorzaak. Het middel werd tot doel. Zo'n houding vraagt geen haat in deze wereld , maar compassie met het leren na die gemaakte fout. Wie Luciwher haat, haat iets in zichzelf. Wie Luciwher bemint drukt Liefde en WarmeSchoonheid in zichzelf weg. Er wordt niets gewonnen met straffen, want -het concept- straffen keert iemand van de AllerEerste af. Meljor, de despoot met de goede bedoelingen; hij refereerde alles aan de AllerEerste. Iets wat het grootste deel der zielen zich eveneens realiseerde, maar een ander groot deel zag dat niet. Ewezjel, de despoot die geen despoot wilde zijn, maar het toch werd toen hij tegen Meljor ging oreren. De leider in de anarchie; droog water. Bij gebrek aan baken moest ieder maar zijn eigen baken zijn, zei Ewezjel. Maar zonder het enig echte baken konden alleen de sterksten hun vorm vinden, de overigen in een keurslijf dwingend. En ook de sterksten bleken daardoor zwak, want zij gingen over de grenzen van hun eigen ruimte. Juist omdat zijn sterker waren, konden zij alsnog hun eigen vorm niet vinden, raakten zij zichzelf kwijt. Welbespraakt als Ewezjel was verkondigde hij de vrijheid als het hoogste goed. Meljor als een rigide despoot, een gevaarlijke gek afschilderend, hij wilde immers een vorm dwingend bepalen. Luciwher negeerde hij, want 56
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Luciwher verhulde aanvankelijk zijn despotisme, voorgevend het met Ewezjel eens te zijn. * Eenmaal weergekeerd in de aanwezigheid van de AllerEerste, bleken een aantal zaken. Wanneer ieder zijn eigen vorm wil zijn, kan dat niet meteen en totaal; er zal groei moeten zijn, vervolmaking. Ieder is zijn eigen ziel in de kern, maar het zijn ervan het uitbouwen en vervolmaken ervan vraagt, en zie daar het verschil tussen Meljor en Ewezjel, om een leidende, een coördinerende en inspirerende kracht. Geen gelijkschakeling, zoals Ewezjel altijd Meljors boodschap had gezien, geen gelijkvormigheid, maar de inspiratie voor iedere ziel zichzelf inwendig te vervolmaken. Deze inspirerende kracht kan alleen de AllerEerste zijn. Geen ziel kan op eigen kracht de totale eigen vorm vinden, behouden en uitbouwen. Het is de oerbron die de stuwende kracht en de aan elkaar bindende kracht is. * Hoe kon ik ooit zo stom geweest zijn. Verlangend naar de AllerEerste was ik toch blind geweest voor het ware en had het onware in de kaart gespeeld. Het was onvoorstelbaar dat de AllerEerste barmhartigheid voor mij kon hebben. Ik kon geen deel hebben aan de eeuwige harmonie, zo voelde ik in mijn diepste wezen, zonder dat wat gedaan was te ontdoen, voor mijzelf een leren vast te stellen. Dit is het verhaal van Ewezjel die het mooiste trachtte te bereiken, maar die de neer stralende Liefde van de hoogste als een knellende hiërarchie afdeed. Een onbalans was het resultaat. De WarmeSchoonheid verwerd tot decadentie, werd zwak en Luciwher kon het overstralen. Ewezjel, uiteindelijk niet de oorzaak van de catastrofe in de eerste tijd, maar hij had het wel degelijk mede aangehaald, Luciwher de kans gegeven zijn despotisme te vestigen. En Luciwher was de AllerEerste niet, al beschouwde hij zichzelf wel zo. Zo verschroeide zijn licht alles. * Wat te doen als iemand in de daad schuldig is. Of wat te doen als iemand niet daadwerkelijk schuldig is, maar zichzelf wel als zodanig beschouwd; een medeplichtige. Wat te doen met iemand die het liefst de grootheid van de AllerEerste wil smaken, maar zich zelf daar niet rein genoeg voor acht. Wat te doen met iemand die deel is van de eeuwige 57
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
WarmeSchoonheid, maar die terug wil stappen in de tijd om het juist daar te laten zien. Die terug stapt in de tijd ook om zijn vrouw te laten zien, dat zij de enige is waar hij mee samen wil en kan zijn. * Een beraad volgde. En het was de bodemloze betrokkenheid van de AllerEerste bij de zielen, die al het nieuwe dat zou gaan gebeuren mogelijk maakte. Een nieuwe wereld zou zijn. Een nieuwe wereld in de tijd. Een nieuwe wereld gebonden aan materie. Een nieuwe wereld naast de oorspronkelijke. Een wereld waarin iedere ziel een weg zou afleggen tussen de geboorte en het afsterven van het stoffelijk lichaam. Een lichaam waarin iedere ziel die de wens te kennen gaf zich te vervolmaken, een leerschool kon doorlopen. Waar door een fysiek lijden in de ziel geleerd kon worden. Een lijden dat zou ontdoen wat verkeerd gedaan werd. Het lijden te ontvangen dat ooit gebracht werd, het juiste te doen dat eerder niet gedaan werd. Opnieuw lijden te brengen maar ditmaal de pijn daarvan te zien en daardoor zelf waarlijk te lijden. Te leren door te lijden. De L ie fde te zoeken d ie versmaad werd. Te leren door de Liefde te ontberen; door lijden te ondergaan of lijden te brengen. Door lijden te brengen als leerschool te ondergaan. Te zien dat lijden brengen het missen van Liefde is. Elke ziel ging in beraad, liet zich in het Liefdevolle schone licht van de AllerEerste inspireren en ontwierp zich in volledig vrije wil een leven in de tijd. In volledig vrije wil ontwierp elke ziel een incarnatie zonder volledig vrije wil, maar wel met de begeleiding van een ziel van Liefde. Het uiteindelijk beraad paste alle levens, al deze puzzelstukjes in elkaar en de geschiedenis van de mensheid werd opgesteld. Met daarin ieders eigen rol; hoe kort of nietig ook in de materiële wereld , voor het totaal zou elk leven een absolute noodzaak zijn.
58
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Het totaal, de eeuwige harmonie in de aanwezigheid van de AllerEerste met alle zielen was het doel en is dat nog steeds en zal het na de tijd blijven. Er is een samenhang tussen wat ik moest doen en wat Luciwher moest doen. Een incarnatie voor allen die onze volgelingen waren. Meljors Liefde deed hem besluiten deel te hebben aan de tijd; het was een daad van Liefde. Luciwher werd gebonden aan de tijd voor zolang de tijd zou duren, om te leren en te ontdoen wat gedaan werd; hij wilde niet anders, wetend dat wanneer alles voorbij is, ook hij deel zal uitmaken van de eeuwige harmonie. Mij werd een plaats in de tijd gegund op momenten dat de Liefde opnieuw gepredikt zou worden. Deze Liefde, deze samenbindende kracht van bovenaf zou ik niet meer bespotten. Deze Liefde zou ik onderschrijven en ondersteunen. Wat kan er mooier zijn dan uiteindelijk met alle zielen in harmonie te leven, ieder in zijn eigen vorm, die eigen vorm in de harmonie steeds verder eeuwig vervolmakend. Er is geen andere mogelijkheid dan in de harmonie te leven van en met de AllerEerste. Die harmonie stralend over allen door het in balans zijn van de Liefde, het Licht en de WarmeSchoonheid. De balans, de harmonie. Na het einde van onze tijd zijn wij allen herenigd. Geen ander verlangen meer hebbend dan in de eeuwige harmonie te verkeren. Ieder zal zijn deel gedaan hebben en opnieuw zal ieder elkaar in zijn eigen vorm herkennen en erkennen, want de AllerEerste, de creator maakt Liefde, Licht en WarmeSchoonheid daar permanent zichtbaar.
59
Manas
60
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
De verbinding
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
De verbinding Een vertelling van twee Werelden Ewezjel zag het vervolmaken van de ziel als de opperste daad van zelfbevrediging. Pure individualiteit, de totale exclusiviteit van het autonome individu. Anoenja zag dat exact zo; Ewezjel en Anoenja waren elkaars volmaakte aanvulling.
Hun streven liep fout toen zij hun vervolmaking los maakten van de harmonie met de AllerEerste. Zo kwamen zij binnen het machtsbereik van Luciwher en Alnatrea. Door list en bedrog wist Luçal dit te bereiken, zonder dat Ewezjel en Anoenja zich dat aanvankelijk bewust waren. Ewezjel vervreemde van Anoenja en gaf zich over aan de uitspattingen waar Luciwher en Alnatrea hem maar al te graag in voorzagen. Ewezjel werd bovendien verleid zich te keren tegen Meljor, hem met geschriften te bestoken, hem af te schilderen als een gevaarlijke gek. Want wie anders dan een gek, een godsdienstwaanzinnige, kan beweren dat de vervolmaking van het individu, de ziel, geen autonome kwestie was, maar de zaak van de universele harmonie? Wat Ewezjel deed was precies naar het plan van Luciwher, want hij immers wierp zich op als het zichtbare alternatief voor de AllerEerste. In het machtsdenken van Luciwher en Alnatrea werd Meljor gezien als een tegenstrevende macht. Meljor werd verdacht van de arrogantie van de macht. Stootte het begrip macht Ewezjel af, het trok Anoenja juist aan. Zich verstoten en verraden voelend door Ewezjel, in Luciwher en Alnatrea 62
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
daarvan de aanstichters ziend, kon zij zich alleen nog maar aangetrokken voelen tot Meljor; juist door wat zij zag als de schoonheid van de macht. Zij koos de zijde van Meljor, maar om de verkeerde reden. Niet om de Liefde, maar uit walging voor Luçal en ontgoocheling vanwege Ewezjel. Zij koos Meljor vanwege zijn macht en aanzien en niet per se om wat hij over de vervolmaking van de ziel met de AllerEerste voorstond. Anoenja werd door Meljor niet als zijn maîtresse geaccepteerd, zoals Anoenja had gehoopt. Maar zij werd wel door hem en Nananja Liefdevol in hun huis opgenomen, als vluchthaven ver weg van Ewezjel. Door deze daad voelde Ewezjel zich verraden. Verraden door Anoenja, verraden door Meljor. De Liefdevolle woorden die Nananja tot Ewezjel liet spreken, konden hier niets meer aan veranderen. Luciwher en Alnatrea zagen hun kans schoon en begonnen de strijd tegen Meljor: de waanzinnige had de vrouw gestolen van een van de meest geliefde, beweerde Luciwher. De oorlog was verschrikkelijk en maakte een einde aan de eerste incarnatie.
De Spiegel van deze Wereld Geworpen in de tijd hervonden wij het bewustzijn van de ziel langzaam. Een half leven was nodig om te ervaren en te leren. Dit halve leven om wakker te worden uit de verdoving van de materie. Wie hieruit ontwaakt is, leeft in een des te pijnlijker besef van de gebondenheid aan Luciwher. Maar heeft tegelijkertijd geen geloof meer nodig aan een hiernamaals. Het is een zekerheid. Dat is de troost. In deze Wereld van de Tweede Incarnatie leven Ewezjel en Anoenja hun breuk opnieuw. Meljor en Alnatrea spelen eveneens hun rol. Maar ditmaal is de uitkomst de harmonie met de AllerEerste. Ewezjel heeft vooral in zijn laatste leven als mens verlangd naar en schrijven over de harmonie met de AllerEerste. Maar hij kon pas de woorden vinden, nadat hij bericht van Meljor had gehad en zijn rust had gevonden. Wat hij eerst niet van Meljor kon aannemen, kan hij nu pas vorm geven na van Meljor gehoord te hebben. * Ewezjel en Anoenja ontmoetten elkaar hier en hun Liefde was echt, enig en uniek. In het besef dat hun Liefde 'iets hogers' diende, voelden zij zich verbonden met 'iets buiten deze wereld '. Maar wat dat was, was nog niet duidelijk totdat zij getweeën door Meljors bericht ontwaakten. 63
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Probeerde Ewezjel in de eerste incarnatie Anoenja bij Meljor vandaan te houden, probeerde hij haar terug te halen toen zij eenmaal naar hem gevlucht was, nu heeft Ewezjel met nadruk de ontmoeting met Meljors boodschap gestimuleerd. Voor Ewezjel en Anoenja ging hun betrokkenheid met de harmonie waar Meljor over vertelde snel van start. Binnen enkele maanden waren zij zich bewust dat zij medium w aren. Anoenja stelde Meljor voor aan Alnatrea. De rondtrekkende Meljor ging voor een tijd bij haar wonen. Ewezjel en Anoenja gingen bij elkaar wonen. Anoenj a verkreeg m eer inzicht in Ewezjel, Ewezjel verkreeg meer inzicht in Anoenja. Ewezjel zag zich geconfronteerd met het probleem van het leiderschap. Wie moet leiden? En wie leidt de leider? Wat stelt Liefde voor zonder Warme Schoonheid? De Liefde zonder WarmeSchoonheid is koud en genadeloos. Arrogant en emotieloos. Als wanneer een acteur zijn regels opzegt, zonder dat het duidelijk is dat hij ze meent. Maar ook, wat is WarmeSchoonheid zonder Liefde. WarmeSchoonheid zonder Liefde is twijfel. Twijfel aan de eigen gevoelens. Steeds meer worden de eigen gevoelens belangrijk, zonder dat daarvan iets naar buiten kan worden gegeven. WarmeSchoonheid zonder Liefde vreet zichzelf vol, komt om in de eigen honger. WarmeSchoonheid zonder Liefde is een dikke meneer die dikker wordt en op den duur zal exploderen. Anoenja zag zich eveneens geconfronteerd met het probleem van het leiderschap. WarmeSchoonheid zonder liefde is twijfel. Twijfel en onzekerheid. En onzekerheid zoekt een sterke schouder, zoekt de zekerheid van de leider. Anoenja wilde zich laten leiden door Ewezjel, maar Ewezjel wilde geen leider zijn. Anoenja wendde zich daarom naar de enige die deze leidersrol voor zichzelf weggelegd zag: Meljor . Anoenja die ooit Ewezjel verliet voor de schoonheid van de macht; in dit leven had zij al een spiegel voorgehouden gekregen. Maar deze spiegel zag Anoenja niet, nog niet. Zij ziet hem wanneer zij niet meer oordeelt. Oordeelt over zielen, over zichzelf. Over zichzelf als zwak. Over zichzelf
64
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
als dienares. WarmeSchoonheid zonder Liefde is een dunne mevrouw die zichzelf opvreet en uit teert totdat zij zal imploderen. Zo verkregen Anoenja en Ewezjel inzicht in elkaar in dit leven. Ewezjel die WarmeSchoonheid wilde geven, maar het niet kon omdat hij geen Liefde kon accepteren. Zo geen ander principe erkennend dan zijn eigen. Anoenja die WarmeSchoonheid wilde geven, maar alleen aan de sterkste, zo haar zelf gedachte zwakheid maskerend. Haar bewondering voor de leider, Meljor, begon groteske vormen aan te nemen. Meljor en Alnatrea kwamen bij Anoenja en Ewezjel wonen. Ewezjel was er niet gelukkig mee. Later voelde hij zich verraden door de keuze van Anoenja, die hen geen privé leven meer overliet. Wat waren, op die manier Meljor een toevluchtsoord gevend, de echte gevoelens van Anoenja ten opzichte van Alnatrea? Ewezjel voelde dikwijls een wantrouwen en wedijver tussen de twee vrouwen. Anoenja vertoonde steeds sterker het gedrag van een kritiekloze bewonderaar. Opnieuw viel zij voor de leider, de man met gezag, de schoonheid van de macht . Alnatrea deed verwoede pogingen Meljor aan te klampen. Zij wilde dit doen uit Liefde, uit toewijding. Maar alle pogingen tot verder contact dan tussen hun harten liepen uit op braakbuien van Meljor. Hoezeer zij ook Meljors zaak wilde steunen, had zij het toen waarlijk begrepen, dan was zij vertrokken. Maar macht bleef ook voor haar te aantrekkelijk. Ewezjel kon evenmin zijn maaginhoud binnen houden, toen bleek dat Anoenja geen dag meer buiten de leiding van Meljor kon. Hoewel Ewezjel al zijn daden wilde plaatsen in dienst van de harmonie met de AllerEerste, duldde Ewezjel opnieuw geen leider boven zich. Hij kon de pijn niet verdragen. Hoewel hij wist dat hij ging schrijven en hoewel hij wist wat hij ging schrijven, kon hij zo niet schrijven. Ewezjel verliet de groep in woede hierover, niet door de voordeur, maar door de voorgevel, de explosieve kracht die Ewezjel kan zijn. Alnatrea's taak was hiermee ook voorbij. Anoenja en Meljor kregen wat Anoenja en Meljor ooit onmogelijk was. Alleen zo zal Anoenja voorbij de leider kunnen komen; het onbereikbare bereikt te hebben en rust in zichzelf vinden, en zien dat het geen waarheid is. Alnatrea vertrok uiteindelijk ook; een korte tijd na Ewezjel. Zoals zij Ewezjel ooit verleidde, zo had Ewezjel haar nu haar verleidstersrol onmogelijk gemaakt, haar overbodig gemaakt. Alnatrea ging volleerd naar huis. Haar aards lichaam stierf. *
65
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Ewezjel vertrok naar zijn zelf gekozen woestijn. Alleen daar, in alle rust, kon hij schrijven. Schrijven over de harmonie met de AllerEerste. Wanneer Anoenja heeft geleerd wat zij wilde leren, wanneer Ewezjel heeft geleerd en geschreven, zullen zij terugkeren naar elkaar. Meljor zal in het laatste deel van zijn leven spreken over de harmonie met de AllerEerste, bijgestaan door zijn Nananja.
66
De tweede incarnatie het leven op aarde
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
De tweede incarnatie - het leven op aarde Het algemeen principe
Toen de eerste kringloop van de incarnatie der zielen voorbij was, was het duidelijk dat het gestelde doel maar ten dele bereikt was: de volmaaktheid te leren om in aanwezigheid van de AllerEerste in eeuwige harmonie te leven. Er werd besloten een verdergaande stap te doen: de tweede incarnatie . * Alle mensen in deze huidige wereld -vroeger, nu en in de toekomstmaken deel uit van de tweede kringloop van de incarnatie der zielen. Deze tweede kringloop is om het feilen te herstellen, te ontdoen, ontstaan in de eerste incarnatie. Te bereiken wat nog niet werd bereikt. De ziel wil deel uit maken van de eeuwige harmonie van de AllerEerste. Alle mensen in deze huidige wereld behoorden bij die vrijwel de helft van alle zielen die in de eerste kringloop hun leven niet gebruikt hebben, om zich te vervolmaken ten bate van het grote geheel in de harmonie met de AllerEerste. Alle mensen in deze huidige wereld gebruiken dit leven als mens om dat nu juist wel te doen. Dat wat in je leven in de eerste incarnatie onvolledig is gebleven, maak je nu goed in deze materiële wereld . Het leren van je levenslessen heb je zelf gekozen, zelf gewild -het begrip erfzonde is een zwakke en vervormde echo van dit principe.Want je voelde dat te leven in de harmonie met de AllerEerste, niets betekende met jouw geschiedenis uit de eerste incarnatie in je wezen. * Je kunt te weten komen wat je levensles is; daar heb je geen rabbi, priester, mullah, imam, monnik of goeroe, geen menselijk leidsman of leidsvrouw voor nodig. Want een ziel begeleid je. Ga na wat in je huidige leven steeds die dingen, gebeurtenissen, omstandigheden zijn, die je pijn bezorgen. Schuif daarbij nooit de schuld op anderen, ook al lijkt je dat nog zo voor de hand te liggen, maar duik diep in je zelf. Stel jezelf in alle oprechtheid de vraag, waar loop ik steeds tegen aan, wat is het onvolmaakte in mij? Waarom heb ik mijzelf nog niet lief?
68
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Waar staan de muren, waar liggen de blokkades in jezelf, die tot nu toe voorkomen hebben, dat je het geluk bereikte waar je naar hongert. Ga eveneens na wat in je huidige leven die momenten zijn geweest, waarin je niet anders kon of wilde dan een keuze maken d ie v o lk o m e n in overeenstemming was met je geweten, het gevoel in je hart. Hoeveel moeite het je soms ook kostte, omdat je misschien een D e m uur in je ho o fd ander daar pijn mee deed. Vergis je niet, dit kost je niet een slapeloze nacht. Het zal een langere, maar afgebakende, periode duren voordat je daar achter bent. En waarschijnlijk ligt er achter zo'n periode een andere, en nog een. Volhard in het zoeken naar en het vinden van dat wat in je zelf je geluk in de weg staat; wat staat tussen je zijn en je welzijn. Niet het menselijkof het materiële geluk, maar de toestand waarin je je zielsgelukkig voelt. Treed in een constant gesprek met je zelf, om zo de oplossingen te vinden. Want die liggen in je ziel klaar om ontdekt te worden. Realiseer je waardoor het komt dat je je op momenten in je leven zielsgelukkig voelt. * Een noeste arbeid is het, omdat het niet altijd volledig mogelijk zal zijn er met medemensen over te spreken. Maar zij die met hetzelfde bezig zijn zullen in ieder geval je worstelen herkennen en met je meeleven en meelijden. Niet het snotterige tranen trekkende medelijden, maar het medeweten van het lijden van een ander; het herkennen van het lijden van de ander, het herkennen en erkennen van je waarachtigheid. Bij deze meestal omvangrijke arbeid zal je echter nooit eenzaam zijn, omdat wanneer je waarlijk en eerlijk voor jezelf, afdaalt in jezelf, je daar behalve je eigen ziel daar tevens je geleideziel vanuit de oorspronkelijke wereld zult vinden en daarmee het contact met de AllerEerste. Je geleideziel met wie je in overleg het leven ontworpen hebt, dat je nu leeft. Je geleideziel die je ondersteund op je weg. Die zorgt dat je in dit leven meemaakt, wat je met je volledig vrije wil als ziel jezelf tot taak en 69
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
les gesteld hebt. [Geen les die je moest leren omdat je anders van de baas op je kop krijgt, maar de levensles die je zelf wilde leren en die je zal vervolmaken om de eeuwige harmonie van de AllerEerste ten volle te kunnen beleven.] Soms zal het mogelijk zijn een oorzaak van je pijn in dit leven op te ruimen. Het zal je snel duidelijk zijn wanneer je dit gelukt is. Het is een stap op weg naar de volmaaktheid van je ziel. Soms zal het niet duidelijk zijn of dit je lukt, of het zal je duidelijk zijn dat het je nog niet gelukt is. Wanhoop nooit, want in dit leven zal je precies dat overkomen, wat het volmaakte tegenwicht is voor wat onvolmaakt is gebleven in de eerste incarnatiekringloop. Op het moment van je sterven als mens, na nooit meer dan één mensenleven, zal je ervaren dat alles mooi afgerond is. Je zult tevreden en gereinigd naar huis terug keren en daar in alle eeuwigheid deel uitmaken van de harmonie met de AllerEerste.
Vertellingen over groei Weet dat je geleideziel altijd bij je is. Het is een ziel die je zelf als ziel goed kent en die het tot taak rekent je volmaakt door dit leven te begeleiden. Je geleideziel kent je tot in de kleinste details, je emoties, je overwegingen, je verlangen. Beter dan enig aardse vriend of vriendin. Je geleideziel leidt je in je leven volmaakt van gebeurtenis naar gebeurtenis, van omstandigheid naar omstandigheid. Precies zoals je met je volledig vrije wil je leven op aarde ontworpen hebt, zo zal het zich door toedoen van jezelf en je geleideziel afwikkelen. Alle verdriet en voldoening die je in deze wereld ervaart, worden door jezelf en je geleideziel tot stand gebracht. Worden door andere zielen en hun geleideziel naar jou toe tot stand gebracht. Jij leeft ook je rol voor anderen. Alles grijpt volmaakt in elkaar. * We gaan een tijd tegemoet waarin alle mensen beseffen, innerlijk weten, dat niemand alleen is. Dat je kompaan, je geleideziel altijd bij je is, waar je ook bent. Spreken met wat je je geweten kan noemen, is spreken met je eigen ziel, met jezelf. Het is je geleideziel die je geweten voedt. Op deze manier vind je de meest directe weg om met je geleideziel in contact te komen. Door van binnen uit waarachtig en zuiver te zijn en advies te zoeken naar binnen toe.
70
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Geen hocus pocus, hypnose, transcendente meditatie, of andere zweverigheid; de magie van zij die vermoeden, maar geen vermoeden hebben van wat. Er is ook niets spookachtigs aan. Maar gewoon en realistisch een inkeer in jezelf; op een rustig moment, in een rustige omgeving, daar waar jij je prettig voelt. Soms is het een plotselinge crisis die je -even- in jezelf doet keren. Soms zijn het onverwachte gebeurtenissen. De een heeft déjà vu's, de ander voelt zich door voorvallen in dit leven onherroepelijk in een bepaalde richting gemanoeuvreerd. Weer een ander heeft zeer indringende dromen. Of zoals te verwachten is, heeft iedereen wel van al deze fenomenen ervaren. Je kunt gaan zweven door deze ervaringen, of je kunt ze laten voor wat ze zijn en over gaan tot de werkelijkheid van alle dag. Maar zweef niet, druk niet weg. Neem ze voor wat ze zijn: realiteit. Een realistisch contact komt, en op het juiste moment. Al deze gebeurtenissen zullen blijven voorkomen. En altijd liggen ze op een bepaalde lijn. Wie die lijn doorziet, kan voorvoelen dat er op een bepaald moment in het leven iets te gebeuren staat. Wat precies, is zelden exact duidelijk, maar dàt er iets gaat gebeuren is dat wel. Wie intens met zichzelf leeft, krijgt genoeg aanwijzingen. Aanwijzingen dat dit leven ontworpen is en dat je je rol speelt zoals je die geschreven hebt. Weet dus dat je geleideziel altijd bij je is en dat je op een dag rechtstreeks contact zal maken. Daar komt geen aards leider aan te pas. Je kunt het zelf doen, alleen. Je moet het zelf doen, er is geen hulp van een medemens te verwachten. In opperste waarheid, eerlijkheid, zuiverheid in jezelf, de ziel die je bent. Keer in jezelf, beschouw jezelf; niet voor even, maar zo vaak als je kan, zo lang als je kan. Open je hart voor de Liefde van je geleideziel. Bezie je waarachtig zelf, je ziel en leef de consequentie daarvan.
71
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Leven Ewezjel werd op aarde gew orpen. Een die nieuw geboren ging worden was voor hem klaar gemaakt. Een roze tunnel door en een wreed verblindend licht deed hem de ogen sluiten. En met het sluiten van de ogen, verdwenen alle herinneringen aan het bestaan dat hij zojuist verlaten had. Het zou jaren duren voor hem hiervoor de ogen weer open gingen. Ik was bij hem toen Ewezjel op aarde stapte. Als een vader borgde ik Ewezjel in het bestaan in Luciwhers wereld. Als een kind was hij voor mij. En als elk mens moest Ewezjel leren door vallen en opstaan. Vanaf het begin voelde hij zelf dat hij de waarheid diende te leven. Vallen en opstaan. Nauwelijks de kleuterleeftijd ontgroeid, kwamen zijn visioenen en dromen. Dromen over deel te hebben gehad aan vernietiging. Dromen die in het wakker worden er na het gevoel achter lieten dat hij bedrogen was. Dromen en visioenen over het verloop dat zijn leven op deze aarde zou hebben. De dromen en visioenen over eenzaamheid, het vinden van de sleutel, naakt te zijn in de ogen der mensen. Zo vormde ik het jonge leven van Ewezjel op aarde. Hij groeide op in een gezin van schoonheid. Waar muziek en zang het dagelijks leven vormde. Waar hem duidelijk werd dat schoonheid op aarde brengen, lijden betekent. Waar men als brenger van schoonheid eenzaam is onder gelijken, waar men als brengers van schoonheid eenzaam is tussen de anderen. Zo werd Ewezjel gevormd voor zijn leven op aarde: in schoonheid, in het besef van de waarheid te zoeken, in het besef van eenzaamheid. Zo werd Ewezjel. * Hoe moest ik Ewezjel laten weten dat hij geleid werd? Hoe moet men een mens overtuigen. Elk mens, ook Ewezjel in de wereld , overtuig je alleen
72
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
met onweerlegbare bewijzen. Bewijzen van Liefde. En ik voorzag hem daarvan. Kattenkwaad en avontuur haalde hij uit. Hoewel hij graag thuis zat en met zijn speelgoed speelde, of las of tekende, was er buiten op straat en in de weilanden rond de stad ook veel te beleven. Indiaantje spelen bij het moeras. Hij was liever bij de Indianen dan bij de cowboys. Niet omdat hij al toen al wist dat de indianen een onderdrukt volk waren, maar omdat hij vond dat de jongens die cowboy wilden spelen, grootbekken waren en hardvochtig. Bogen en pijlen werden gemaakt van zacht vers gekapt wilgenhout. Daarbij bleef hij vast zitten in de moerassige grond. Als in een illusie meende hij het zurige veenwater zijn mond en neus binnen te voelen spoelen, de kou vloeibaar zijn oren en ogen bedekkend. Als ware het realiteit zag hij zijn speelgenootjes steeds verder weg spelen. Zijn vader en moeder verweesd starend naar een brancard met een kletsnat modderig lijk; een berichtje in de krant en een gebedje op school. "Zonder een spoor van paniek stapte ik uit mijn vast gezogen laars. Met mijn voeten op vaste grond een paar stappen verderop vroeg ik me af of ik nou zelf koel en strak had gehandeld, of dat ik hulp had gehad. Want verbaasd was ik dat ik als het ware van binnen uit was opgepakt. Alsof een groot mens in mij mijn kind had opgepakt." Hij wist zeker dat er iets gebeurd was dat zijn eigen krachten te boven was gegaan. De eerste verbazing die altijd vooraf gaat aan de verklaring. Een eerste voorval dat Ewezjel bewust moest maken. Een eerste lotgeval uit een lange reeks. Hij spijbelde met regelmaat. Want wanneer de druk van de hiërarchie hem te groot werd, wanneer zijn eenzaamheid te midden van velen hem te machtig werd, stapte hij graag even naast de realiteit. Dat dacht hij althans te kunnen. Zo onbesuisd als Ewezjel van tijd tot tijd kan zijn, zo'n branie was hij soms als mens. In die tijd reden er nog trams met open balkons. De tram kwam vanaf de beginhalte de hoek om, naar de eerste halte op de route. De tram had nog een behoorlijke snelheid, toen hij sierlijk op het achterbalkon van de voorwagen wilde springen. Het zou ook mooi gelukt zijn, als de tram op dat moment vrijwel tot stilstand was gekomen. Maar de vaart was nog te groot. Zijn handen die de geleide-stangen gepakt hadden, werden van hem vandaan gerukt en zijn voeten haalden nog niet het begin van de treeplank. De tram sleepte hem voort, zijn schoenen schraapten over de straat en de rails. De snelheid van de tram en de geringe kracht van zijn kinderhanden, hadden onder normaal menselijke omstandigheden tot gevolg gehad dat de stang uit zijn hand werd gerukt en dat hij vermalen was geworden onder de wielen van de achterwagen. 73
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Ik klemde zijn handen om de stang met de kracht van een bankschroef. "Mijn handen voelden als aparte dingen die even niet van mij waren, alsof ze bediend werden door een ander. Ik stelde dat in alle rust vast, terwijl de tram mij voortsleepte. Ik had het rustige besef dat er niets fout kon gaan. Ik had mijn handen niet zelf vast, iemand anders hield ze voor mij vast. Was het een adrenalinestoot die mij bovenmenselijke kracht gaf? Ik voelde meer dan alleen een schier bovenmenselijke kracht." Zo schreef Ewezjel veel later. "Terwijl ik zo over het wegdek schuurde trachtte een oudere man die in de tram stond mij te grijpen, maar ik keek hem aan en zei hem dat het goed zou aflopen. Ik verbood hem zelfs mij te helpen, juist hij mocht mij niet helpen. Ik wist niet waarom. Mijn handen moesten op deze manier aan de stang vasthouden en mochten niet overgenomen worden door de onzekere kracht van een mens. Na zo'n kleine tien meter stond de tram stil. Ik krabbelde op en stapte, nog net niet fluitend, de tram in. De oudere man was boos op mij, geschrokken van zoveel onvoorzichtigheid. Ik meen dat ik hem gezegd heb niet zoveel ophef te maken, ongetwijfeld ingegeven door mijn eigen verwondering, en ben in de wagen op een van de houten banken gaan zitten; zeer tegen mijn gewoonte in, want ik stond altijd het liefst bij de bestuurder." Onstuimig en hartstochtelijk zal Ewezjel altijd leven. Maar ook werden hier twee doelen gediend, twee lessen geleerd. Zijn groeiend bewustworden geleid te worden en zijn bewustworden onbeheerst te kunnen zijn. Zijn explosieve aard, het zelf in banen te leiden om het nieuw gecreëerde tot stand brengen, in plaats van te laten leiden door een ander. Bewust te worden dat het destructief is een ander de kolen uit het vuur te laten halen, dat het onwerkelijk is en averechts werkt niet de eigen verantwoordelijkheid te nemen. Maar een kind was hij nog. En dan moet je niet onmiddellijk resultaten verwachten. Elke ziel, en vooral die in de mens, leert door langzaam te rijpen; vlug rijpen bestaat niet. Het verrassende aan Ewezjels aard is dat hij, wanneer hij met rust gelaten wordt en teruggetrokken leeft, een zeer contemplatieve ziel is. Een ziel die aan een oever met een afgevallen tak zeer langdurig cirkels in het water kan trekken. Wie hem zo observeert kan niet zeggen of hij in zeer diepe gedachten verkeert of juist zeer intens uitrust. Ewezjel vertelde mij eens, toen ik hem hier naar vroeg, dat het voor hem in essentie niet eens zo heel veel verschil vormde; een gevuld of een geleegd gemoed. "Om het te kunnen vullen moet het af en toe geleegd worden en wanneer gevuld moet het af en toe leeg. Wanneer geleegd wordt, wordt niet alles verwijderd, maar het waardevolle behouden. Wanneer gevuld wordt, wordt dat verbonden met wat als waardevol 74
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
behouden is". In simpele woorden, zoals de contemplatieve Ewezjel dat meesterlijk kan, legde hij mij zo de dynamiek van WarmeSchoonheid uit. Toch is Ewezjel ook licht aansteekbaar, makkelijk te enthousiasmeren wanneer het moment juist is. En dat is bijna altijd. Dan zie je de onstuimige Ewezjel, de soms drieste Ewezjel. Hij is waarlijk de zoon van de AllerEerste, die hoogst waarschijnlijk zelf de grootste grappenmaker is. Laat staan als die twee het samen op hun heupen krijgen. Paradoxaal als het misschien lijkt, was het Ewezjels driestheid die mij keer op keer de kans gaf hem te bewijzen dat hij geleid werd. Zoals de keer dat hij zich liet verleiden om van een rotsmassief te klauteren, een steile wand in een steengroeve. Ewezjel ging niet van steen tot steen, als de anderen, van richel tot richel, hij sprong. En niet zomaar een sprong, nee, als een van een berggeit; sterker, hij voelde zich geen berggeit, hij was een berggeit. Maar ook berggeiten stappen wel eens mis en slaan dan te pletter. "Niet echt er naast, maar zo'n stap waarbij je je voet verkeerd neerzet en de middelpunt vliedende kracht en een gemiste steen om je aan vast te houden er samen voor zorgen dat je gegarandeerd naar beneden gaat storten; even een moment van twijfelachtige balans, maar nee, dat wordt vallen. Op het moment dat ik wist dat ik het niet zou halen op de rots te blijven en ik het begin van neerstorten begon te ervaren, werd ik weer zachtjes tegen de rotswand gedrukt. Alsof een grote hand tegen mijn borst drukte; ik voelde zelfs de warmte van die hand. Tegen alle natuurwetten in die tot logisch gevolg hadden moeten hebben dat ik zou vallen, werd ik letterlijk met mijn rug tegen de muur gezet. Mijn beweging voorwaarts, van de rots stortend, werd omgezet in een beweging achterwaarts door iets dat niet bestaan kon. De hand die mij op mijn plaats hield; een andere kracht. Het was geen bovenmenselijke prestatie door bovenmenselijke kracht van mijzelf, want geen mens kan een natuurwet ontkrachten." Hij had wat hem overkwam in het moeras eventueel nog af kunnen doen als geluk hebben, wat hij overigens na lang beschouwen niet deed. Hij had wat er gebeurde met de tram op zijn eigen conto kunnen schrijven
75
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
als de door adrenaline gestuurde overlevingsdrang van het lichaam, wat hij al vrij snel beschouwde als een onvoldoende verklaring. Het voorval op de rotswand overtuigde hem totaal, omdat er een natuurwet opgeheven werd, omdat het niet uitgelegd kon worden als een speciale gave tot overleven vanuit hemzelf. Hij was overtuigd dat er buiten hemzelf iets gaande was. En hoewel Ewezjel op aarde nog veel te jong was om alle consequenties totaal te overzien, was hiermee wel zijn aanvankelijke vorming afgesloten. Geen dromen en visioenen over destructie meer en zijn driestheid, zijn onbezonnenheid van daden, ebde weg. Hij zat vol genoeg om zijn contemplatieve jaren binnen te treden. En in de jaren dat elk mensenkind zich gaat openen om een man of een vrouw te worden, in de jaren dat elke jonge man en elke jonge vrouw open gemaakt wordt om het te vullen met gezagsgetrouwheid, het najagen van een arbeidzame plek in een systeem, de jaren waarin de potentie voor WarmeSchoonheid en Liefde voor het eerst zich openbaren en gelijk geïmpregneerd worden met de consequenties van het leven in Luciwhers wereld, in die jaren zonk Ewezjel in zichzelf. Van de grote stad ging hij naar een klein dorp. De jonge mens kon rijpen in rust, in een relatief isolement. In Ewezjel als jong mens begonnen zich noties te ontwikkelen, sterke noties over goedheid, sterke noties over waarheid. Ik voedde hem en welk een onbeschrijflijk mooie ervaring is het een kind te voeden. Ik dank de AllerEerste een daad van Liefde als deze te hebben kunnen doen. En ik gaf hem de vage contouren te weten wie hij is. Ik liet de eerste sluier vallen die hangt tussen de mens en de ziel. En zoals Ewezjel is, zo reageerde hij daar tweevoudig op, twee daden in elkaars verlengde, beide voortvloeiend uit het wezen van de ziel die WarmeSchoonheid is. Het vallen van de eerste sluier vervulde hem met dankbaarheid, innerlijke tevredenheid, grote vreugde, de warm-te van het weten, de schoonheid van het juiste. Daarna kwam het enthousiasme, het plotselinge opstaan en met luide stem roepen, "Aha". Het willen aanvatten van grote zaken. Ik liet hem in grote trekken weten, ik gaf hem een ruwe impressie over wat hem in het leven op aarde te doen stond. En al dit nieuwe mengde Ewezjel met wat bij hem als waardevol gebleven was uit zijn ingetogen jaren. Hij zei, "Nee, nu nog niet, eerst dit leven leren kennen. Dit leven ervaren zoals iedere ziel op aarde het moet ervaren. Er is zoveel te vertellen, maar wat ik ga vertellen, kan ik alleen met recht doen als ik ook voor hen als een mens geleefd heb".
76
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
En Ewezjel trad uit zijn isolement en aanvaardde de verantwoordelijkheid van de eigen ontwikkeling. Ik liet Ewezjel gaan, zoals ook ieder mens zijn kinderen moet laten gaan. En het werd duidelijk waarom hij juist weer een tijd als deze in de menselijke geschiedenis had gekozen voor mij om de eerste sluier weg te trekken. De slaafse volgzaamheid aan gezag, de hiërarchie van de wereld van Luciwher, werd de wereld rond bekritiseerd, werd gepoogd te vervangen door een verlangen naar Liefde en WarmeSchoonheid. Wat een kind was hij. Hij leidde zichzelf zoals hij had gewild en ik had nu alleen nog maar de rol van toeschouwer. Altijd voedend, zijn gevoelens onderstrepend, ondersteunend, suggesties makend. Hij trachtte zelf te leren, de waarheid te kennen; met vallen en weer opstaan, zoals dat bij elk mens gaat. Ewezjel had na de eerste ontsluier ing een, zij het nog onvolledig gearticuleerd, doel voor ogen. De tijden braken aan dat hij zich onder de mensen mengde. Hij ging vriendschappen aan, inde schulden en kwam ze na. Hij ervaarde de wereld, hij leefde het leven, begon te doorgronden hoe deze tijd werkt in Luciwhers wereld. Samen met een vriend ging hij op reis en koos uit twee het oosten, daar waar hij al voetstappen had liggen, had hij het geweten. Het was een complexe afwikkeling van karma, het innen en nakomen. Uit de hele wereld brachten begeleiders mensen bij elkaar om elkaars pad te kruisen. Afhankelijk van elkaar, elkaar hulp gevend tijdens een grote reis. En ver in het oosten kwam ieder ieder tegen in een noodsituatie, gecreëerd voor de ene keer dat deze zielen elkaar in het leven op aarde tegen zouden komen. "Augustus -voor het eerst had een mens op de maan gelopen-, de terugreis aanvaard. Bij het passeren van de grens was het voor ons nog een aantal kilometers door het niemandsland over een hoogvlakte naar de volgende grenspost. Halverwege die hoogvlakte stonden een paar auto's en een bus stil. Ze werden tegen gehouden door een groep soldaten uit het land waar we naar op weg waren. Ook wij kwamen hier tot stilstand. Verder gaan was onmogelijk en terug evenmin, want het visum was bij het verlaten van het land ongeldig geworden. De groep die daar midden in de woestijnachtige hoogvlakte strandde werd in de loop van de dag en de daarop volgende groter en groter. Voedsel- en voornamelijk watergebrek speelden een steeds grotere rol. Wat men aan voedsel en water had, werd zo goed als het kon onder elkaar verdeeld. Maar de honger en dorst, de hitte van de dagen en de kou van de nachten werd iemand allemaal teveel. Hij bemachtigde het geweer van een van de soldaten die ons bewaakten. Nadat deze man
77
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
een slang geschoten had om die vervolgens te bakken en eten, werd hij door soldaten overmeesterd. Maar de van zijn geweer bestolen soldaat was in een oneervolle positie gekomen. Hij nam het geweer van een medesoldaat en vast besloten zijn eer te herstellen, vuurde hij op een groepje westerlingen. Bij dat groepje stonden wij ook. Een aantal keren werd er gevuurd. De pratende mannen en vrouwen lieten zich op de grond vallen of kropen achter een auto. Zo ook mijn reisgezel en ik. Toen de schietende soldaat overmeesterd was door zijn medesoldaten, stond iedereen weer op of kwam te voorschijn. Iedereen behalve een. Een man, een jongen nog, die even te voren voor mij had gestaan, lag gedood op de grond. Ware het niet dat deze jongen door het schot dodelijk getroffen was geworden, de kogel had wat verder had gevlogen en mij had getroffen. Zo leverde een reconstructie van de situatie op. Waar ik had gestaan, had een van de kogels ook een busje getroffen. En ook nu weer viel mij die koele rust op, die mij bij dit soort gebeurtenissen steeds overkomt. -Ach, gebeurtenissen zeg ik steeds. Een simpel woord voor het voelen van een direct ingrijpen, het wending geven, door mijn geleideziel-. Langzaam drong het verder tot mij door, alsof je een klank hoort die je niet onmiddellijk herkent, alsof je in een diep nadenken zit en een bekend geluid hoort dat je uit je mijmeringen doet ontwaken. Alsof een goede vriend vanuit de verte je naam roept. Ik wist dat deze jongen er volgens plan had gestaan, om een opoffering te doen, iets terug te doen, om iets duidelijk te maken." Nu was hij gereed. Hij had geproefd van de heerlijkheden en gruwelijkheden van deze wereld. Gereed voor de taak die hij zich gesteld had, zij het dat hij vond voor het uitvoeren ervan nog onvoldoende ervaring te hebben. Hij wist wat hij te zeggen had, maar kon en wilde het nog niet voordat hij zijn toehoorders kon begrijpen, voordat hij kon handelen uit Liefde.
78
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Liefde en schoonheid En Ewezjel ging op zoek naar de Liefde en de vervulling van zijn kunnen. Hij liet zijn vriendschap en zijn warmte zien aan iedereen en raakte telkens weer verstrikt in de netten van de hiërarchie. De wetten van Luciwhers wereld, het principe van de competitie. Hij nam de lelijkheid haarscherp waar en kwam er tegen in opstand. Hij rebelleerde tegen macht. En er waren er meer als hij die opstonden tegen het gezag. Maar onder de rebellen ontstond een hiërarchie en er kwamen leiders naar boven. En hij kon ze niet volgen. Hij had pijn; pijn, pijn, pijn. Hij verdoofde zich met wat maar voor handen was. En hij zag dat in die wereld een hiërarchie was en schoonheid gecorrumpeerd werd. Aan schoonheid werd verdiend. Dat Liefde werd gezocht, maar dat de daad van Liefde georganiseerd werd. En hij schreef, "Het heeft geen zin, ervaar je aan de lijve, een groep te zoeken die hetzelfde zoekt; je dacht dat het al kon. Ieder zoekt naar hetzelfde, maar noemt het anders, al heet het altijd geluk. Niemand schaamt zich er echt voor het doel te bereiken, een ander te vertrappen, op weg er naar toe. Het heeft geen zin, bij een groep te willen zijn, die niet zoekt wie jij bent." En toen hij dit opgeschreven had realiseerde Ewezjel zich opnieuw de kracht van woorden. "Aah, woorden. Behalve wanneer zij in vertrouwen geschreven worden, zijn zij gemaakt om macht te vergaren. Behalve wanneer zij in vertrouwen worden gelezen, zijn zij als een aanval". En hij beschouwde zich als de mens die hij was. De inbreng van de ziel in de mens die hij geworden was.
79
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Hij herkende zijn talenten, zijn streven. En hij besefte zijn verlangen naar haar die hij hier weer hoopte te zullen ontmoeten. Want als geen groep het hier houdt, dan toch zeker de liefde tussen twee mensen. Hij zag de flonkering in haar ogen, zij wier naam Licht betekent. De eerste vrouw op zijn weg gestuurd. Ooit, een wereld geleden, had zij hem verleid en hij haar gebruikt. Zij had hem verleid zich te keren naar de nieuwe orde, Luciwhers plan. Hij had haar gebruikt om in Luciwhers orde binnen te kunnen komen om daar gelijkgezinden te vinden. En nu bood zij hem op aarde opnieuw een orde aan. Ewezjel herkende de orde die hij niet in staat was te creëren, maar die hij van haar wilde accepteren en verzachten met zijn Warmte; uit hoop de Liefde te vinden. Wat nu begon was zijn leerperiode in 'het handwerk' van het leven op aarde. Het leren en ervaren dat hij wilde toen hij zei, dat hij eerst zijn leven wilde leren kennen. Nu begon het leven waarvan hij toen hij het ontwierp zei dat de wereld van tijd een gevangenis is voor hen die zich vast voelen zitten als een vlieg in de stroop; dat tegenstribbelen niet helpt, slechts het doorvreten van de rijstebrijberg brengt je naar het eind. "Je roeit met de riemen die je hebt gekregen en geeft toe aan je menselijke verlangens, je gaat je verlangen vorm proberen te geven. Een vrouw, een baan, een huis en wat kindjes. Het eigen eiland". In de wereld die hij wilde kennen om de zielen die er wonen, deed hij de dingen om die wereld zo precies als het kon te kunnen kennen. Hij werd leraar omdat hij de leraar is en hij sprak voor velen in organisatie en politiek. En zoals ooit eerder in een andere wereld trad hij in het centrum van de macht. Maar hoe machtiger hij werd, hoe meer hij zich nu in onmacht voelde vervallen. Eerst rebellerend tegen de macht, bleek de macht zijn rebellen op te nemen. Dan werkend binnen de macht en met macht, zag hij dat ook van binnen uit die niet te veranderen was; Luciwher blijft Luciwher. En hij gooide alles weer weg. Hij liet zich niet bevuilen, noch wilde hij zichzelf bevuilen. Wijzer en vele jaren rijper geworden, zat hij daar in het donker. Alles verw orpen, w at eerst nog mogelijk scheen. Biedt geen WarmeSchoonheid aan het Licht aan als Liefde afwezig is; zo was de les die hij in dit leven wilde leren. De tweede vrouw werd op zijn weg gezet, zij wier naam verlossing door Liefde betekent. Ooit, een wereld geleden, had zij hem verlost van zijn pijn en hem getroost. Een vrouw uit de gelederen van Ewan, terug gekomen uit de vlucht met Anoenja. Terug gekeerd met een bericht van Melnan, een bericht van troost. Maar zij, horend tot Anoenja's overtuiging, hongerde eveneens naar de schoonheid van de macht. Ze zag haar kans aan Ewezjels zijde na Anoenja's vlucht. Zo bracht zij ooit 80
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
een bericht van liefde, maar ook eigen belang. Ewezjel accepteerde toen haar troost en gaf haar daar warmte en schoonheid voor terug. En ook deze vrouw bracht in het leven op aarde herhaling van wat ooit imperfect was, maar ook nu met een andere uitkomst. Ewezjel op aarde in het donker zag een gloeiende warmte, een gezicht verlicht door een vonk. "Alles wat in de voorgaande jaren in de schaduw had gestaan, kon ik nu uitleven. Ik was weer met WarmeSchoonheid bezig. Het was alsof ik opnieuw leefde. En ik straalde het uit en wist haar te inspireren. Zij genoot van haar kunst en ik van haar en haar kunst. Alles op aarde was weer nieuw voor me. Ik heb haar veel gegeven en veel van haar genoten. Maar haar wezenlijke belang voor mij was dat ik de weg naar de WarmeSchoonheid terug vond; het bewustzijn er over. Met de haren had ik nachten lange gesprekken en ik kwam weer tot gedachten en uitspraken zoals ik die deed toen ik veertien, achttien, tweeëntwintig was. Zesendertig was ik geworden en de waarheid in mijzelf was niet gebroken. Ik zat niet meer in het keurslijf waar ik mijzelf in had gestopt, omdat ik dacht dat het moest. Maar zij en ik, wij eindigden. Zij had zich vastgeklampt aan mij als aan iets dat sterker zou zijn dan zij. Ik had het begin van een nieuwe weg gevonden, maar ik was niet haar leuning, ik wilde en kon dat niet zijn. Haar weg kan zij alleen zelf volgen. Een tijdelijk steunpunt vond ik in haar en zij in mij. Maar ik wilde geen leider zijn, zoals ik er ook geen wilde volgen. Ik werd het konijntje dat weet dat hij nog een heuvel over moet, voor hij in de groene vallei komt". Zo realiseerde Ewezjel op aarde zich wat Liefde is. En zo werd de tweede sluier weg gehaald. Wat hij in de eerste incarnatie niet kon realiseren, werd hij zich bewust in de tweede incarnatie. Hij realiseerde zich dat Liefde vrij makend, bevrijdend is, terwijl hij Meljors Liefde ooit eerder slechts als een knellende hiërarchie kon zien. Hij zag dat wat een mens mist -het imperfecte van de ziel- nooit ter oplossing bij de ander gezocht moet worden. En dat de vraag er om nooit beantwoord kan worden. Maar ook dat de Liefde die de ander op zichzelf laat met een vraag, Liefde die de ander vrij laat in het vinden van een eigen antwoord, alleen dan meedogenloos lijkt, als er geen Warmte toegevoegd wordt, als de Schoonheid van het besef over het lijden afwezig is, als je niet laat zien dat je het lijden begrijpt. Want leren en het leven op aarde doen pijn, zoals de steen die bewerkt wordt pijn lijdt, maar ook transformeert in een prachtig sculptuur. Zo ook lijdt de ziel die op aarde groeit pijn, terwijl de uitkomst prachtig is. En zo begon Ewezjel op aarde aan wat hij al twintig jaar eerder bij het lichten van de eerste sluier wist dat hij zou doen, hij nam de pen en schreef op wat hij van binnen diep voelde en wist. Hij had het 81
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
leraarschap gevonden, omdat hij wist dat hij een leraar is. Het laten zien van horizonten en de vergezichten daar achter. Zo ging hij ook schrijven, maar nog niet dadelijk waar hij voor op aarde gekomen was. Daar was eerst een nieuwe ontwikkeling voor nodig. De ontmoeting met haar die hij -eenmaal op aarde- weer hoopte te ontmoeten. De derde vrouw, zij wier naam de Warme geur van Schoonheid betekent, zijn vrouw en met hem door de AllerEerste tot duade gevormde Anoenja. Ewezjel werd in die tijd vergezeld door twee vrouwen, vriendinnen. Twee vrouwen, had hij het geweten, uit zijn eigen gevolg van weleer. Wat zij gedrieën deelden waren woorden en gedachten, gevoelens van het missen van Liefde. Zij spraken vaak tot diep in de nacht. En wanneer zij niet spraken, maakten zij plezier. Zo kwam het dat een van deze vrouwen Ewezjel overreedde en meetroonde naar een feest. Zo werkte zij mee aan de hereniging van Ewezjel en Anoenja, daar waar zij ooit hun scheiding niet kon voorkomen. Het was voor haar belangrijk dat zij Ewezjel, welhaast tegen zijn eigen idee in, mee kon voeren naar de feestende menigte. Het was belangrijk voor zijn komend inzicht dat Ewezjel niet door zijn eigen wens maar mijn door mijn toedoen en die van vele andere zielen in Anoenja’s armen werd gevoerd. Alleen zo kon het voor beiden duidelijk worden dat niet een aardse lust hen bijeen bracht, maar dat twee zielen elkaar op aarde herontmoetten. "Lopend naar de bar zag ik twee ogen waar ik in bleef kijken, die in de mijne bleven kijken. Ik liep op de vrouw toe, of beter, ik werd naar haar toegelopen, alsof iemand mij naar haar meevoerde. Ik sprak een zin die ik niet bedacht, maar die klaar lag voor dat moment, "Op jou heb ik gewacht." We spraken lang met elkaar en we zetten wat afspraken om. Weinig uren later lagen wij in elkaars armen. Ik had eindelijk mijn vrouw ontmoet. Er stond een van de meest intense jaren van mijn leven voor de deur, misschien wel het meest intense. Ik had eindelijk het gevoel mijn vrouw ontmoet te hebben, de vrouw die bij mij hoorde. De ander die van hetzelfde gemaakt is, wier geur herkenning is. Wier wijze van zien en doen geen uitleg behoeft. De ander met welhaast dezelfde pijn. 82
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Onze gesprekken waren oneindig. Bij haar kwamen mijn herinneringen verder los. Herinneringen aan een andere tijd. Hoewel we ons niet altijd exact hetzelfde herinnerden, waren de overeenkomsten zo frequent en verbazingwekkend. Wij spraken veel en veelvuldig. Beiden hadden wij herinneringen aan veel oudere een relatie. Herinneringen aan bedrog en verlating. Zij herinnerde zich dat ik haar had verlaten en ik dat zij mij had verlaten." Het werd nu de tijd voor het weghalen van de derde sluier . Hij werd in contact gebracht met geïncarneerde zielen die ieder een stukje van een boodschap in zich hadden. Een boodschap die wanneer door hem gecombineerd en verhaald, de laatste fase van de tweede incarnatie inluidt. Alleen Ewezjel kon deze mensen ontmoeten en alleen Ewezjel kon de combinatie, het geheel tot stand brengen. "Kort na elkaar een veelheid van indrukken. Eerst de sprookjesachtige ontmoeting met mijn vrouw, de vonkenregen die zich in mij afspeelde, alsof alle verbroken draden en verbindingen met 'iets', weer hersteld waren, via welke nu plotseling allerlei signalen en berichten doorkwamen. Dan de ontmoeting met het vrouwelijk medium, waardoor ik de moed begon te krijgen dat te doen wat ik al zo lang leek te weten. De rust in mijzelf kon ik nu aanbrengen. En vervolgens de ontmoeting met een zeer enigmatische man. Na zijn verhalen en uitspraken over mij, kon ik het dode hout gaan wegkappen. Wat hij zei was als het verwijderen van een steen uit mijn muur. Al mijn onzekerheden over het leven en het lot stortten in. En wat over bleef was een fundamentele zekerheid. Letterlijk het fundament, het diepe bewuste zijn. Voelen en weten dat wat ik voel en weet klopt; een helder contact met de oorspronkelijke wereld." En zo herstelden wij contact. Niet alleen Ewezjel werd daar weer werkelijk warm door, ook de totale zielenpopulatie was in vreugde. Hoe moeilijk is het de meester in het vlees te zien, maar nog meer Liefde kan ik geven nu wij weer werkelijk, echt met elkaar spreken. Meljors boodschap was heel en helder overgebracht en Ewezjel behield het waardevolle en maakte een nieuw verhaal. Een nieuw Verhaal om alle versleten en door Luciwher verwrongen verhalen te vervangen. Vervangen, niet bestrijden, want dat is niet de weg van Meljor noch van Ewezjel. En Ewezjel trok zich terug in zijn woestijn om te gaan schrijven, Anoenja latend met wat zij nog alleen had te vervolmaken. De Liefde maakt vrij en zo maken Anoenja en Ewezjel hun ziel weer heel.
83
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Het dagen van het licht en de laatste Strijd Wij leven in de dagen van het dagen. De tijdspanne waarin Luciwher de eerste tekenen begint waar te nemen, dat zijn koninkrijk niet bestendig zal zijn. De tijd waarin hij nog eenmaal zal trachten zijn rijk bijeen te houden en zoveel mogelijk van de in de mens incarnerende zielen definitief aan zich te binden. Er zullen plagen over de aarde waaien, nog erger dan nu al gebeurt. Er zullen natuurrampen voorkomen worden, nog vaker en heviger dan nu al gebeurt. Er zullen oorlogen in zijn wereld rijk woeden, vaker en grootschaliger dan nu al gebeurt. Oorlogen -fysiek en economisch- die een gelijkschakeling van alles en iedereen op wereldniveau tot doel hebben. De huidige dominante krachten in deze wereld zal hij afschrijven, want ze voldeden niet. Hij zal anderen aanstellen die de wereld zullen trachten te veroveren, om zo zijn rijk op aarde blijvend te vestigen. Geen middel zal hij onbeproefd laten om zielen, mensen, van de AllerEerste af te keren, want met zijn verre blik ziet hij het einde van zijn wereldrijk naderbij komen. Hij weet het nog niet als zekerheid, dat ook hij deel uit zal maken van de eeuwige harmonie. Hoewel het hem gezegd is, durft hij het nog niet te geloven. Hij zal alle middelen aanwenden om te kunnen overwinnen. In een gigantische tweestrijd met zichzelf zal hij proberen vast te houden aan wat hem zo zeker leek. Heb daarom compassie met hem en verweer je niet tegen hem. Laat hem in plaats daarvan zien wat je Liefde is, toon je innerlijke WarmeSchoonheid, laat je inspireren door het enig ware Licht dat van de AllerEerste komt. Toon geen compassie door begrip te tonen, probeer niet zijn zienswijze te begrijpen. Toon compassie door hem niet te bestrijden met de middelen die hij ook zou gebruiken. Laat hem zien -jullie, eens zijn volk-, dat niet zijn Licht je inspiratie is, omdat het Liefde mist, omdat het WarmeSchoonheid mist. Omdat de AllerEerste de enige bron van inspiratie is. Wanneer Luciwher -hij die het op zich genomen heeft in deze wereld het kwade, de duivel, genoemd te worden- ziet dat allen deel wensen uit te maken van de uiteindelijke harmonie, ook dan zal Luciwher zich realiseren dat zijn koninkrijk niet van deze wereld is. Het dagen zal dan compleet zijn en de aarde zal z'n vredesrijk kennen. En wanneer de laatste zielen thuis komen, zal ook Luciwher de eeuwige harmonie binnen stappen. Liefde, Licht en WarmeSchoonheid zullen 84
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
definitief herenigd zijn in de zichtbaar aanwezige inspiratie van de AllerEerste.
85
Manas
86
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Na de tweede incarnatie
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Na de Tweede Incarnatie
De uiteindelijke dag Wanneer iedereen weer thuis is, wanneer de laatste strijd gestreden is, geen ziel meer in het vlees gebonden is, dan is er een groot feest. Op dat feest zal de uiteindelijke hereniging van alle zielen en de AllerEerste zichtbaar gemaakt worden. Ten overstaan van triljoenen en triljoenen zielen zal de laatst gebonden ziel, Luciwher, in het hemels huis binnen komen. Zo zal iedereen zien dat alles volbracht is. Luciwher en Alnatrea zullen de trappen opgaan als bewijs daarvan; als demonstratie. Met hun eigen toonzetting en kleuren laten zijn zien dat zij een zijn met alle zielen en hetzelfde willen: de harmonie met de AllerEerste zijn en uitdragen. De trappen bestijgend, ontmoeten zij Ewezjel die met zijn WarmeSchoonheid het ingezette ritme bekleed met een akkoord. Ewezjel, die ooit eenling wilde zijn, begroet Luciwher en Alnatrea. Hij die uit broederLiefde ooit een pleidooi hield, begroet hen die het pleidooi gold en zij verstaan het nu. Zij vormen een harmonie. Zij stijgen gedrieën verder tot het punt waar Anoenja Ewezjel ontmoet. Ewezjel is geen eenling meer en wenst het ook niet te zijn. De WarmeSchoonheid is nu compleet; geen WarmeSchoonheid zal meer verdeeld zijn. Het hart van de WarmeSchoonheid is één geworden. WarmeSchoonheid en Licht, Ewezjel en Anoenja, Luciwher en Alnatrea stijgen in muziek en ritme verder omhoog. Daar wacht Meljor, daar wacht Nananja, daar is Liefde. De Liefde, het brandpunt. Want wat is WarmeSchoonheid en Licht, zonder Liefde? Wat is Liefde en WarmeSchoonheid zonder Licht? Wat is Liefde en Licht, zonder WarmeSchoonheid? De WarmeSchoonheid, de Liefde en het Licht herenigd. Daar waar de waarheid en de harmonie met de AllerEerste zichtbaar wordt. Zij beleven het op dat moment en hun samenzijn is als een lach. Een bevrijding en een versmelting tegelijk. Zij weten hun moment en beleven het. Drie broeders en zusters herenigd. Ieder heeft gedaan wat moest, wat niet anders kon. Zij vormen een kom, een deel van een cirkel. En verwelkomen de AllerEerste. De AllerEerste in alle mildheid maakt hen compleet. Alleen zo weten zij wat te doen. Wat kleur was, wordt nu verzadigd. Wat beeld was, is nu volmaakt. Wat Liefde was, wordt rond. De AllerEerste omvat hen. 88
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Het baken is weer zichtbaar voor alle zielen. Liefde, Licht en WarmeSchoonheid zijn nu volmaakt. En zoals zij geven aan alle zielen, zo geeft de AllerEerste aan hen. Het moment is als het uitstromen van de rivier in zee. Rust en tevredenheid en bovenal magistraal. Te zien voor iedereen, voor iedereen om aan deel te hebben. Iedereen is thuis, niemand uitgezonderd. *
Naar huis Mijn huis is niet mijn huis, maar ons huis. In ons huis zijn wij de gastheer en gastvrouw voor allen die ons en ons huis willen meemaken. Er valt niets te halen en er valt niets aan toe te voegen. Het is er en iedereen is er welkom. De ruimte waar ik sta is ruim en hoog. De muren zijn gestuukt en wit. Vanaf een hoog punt wordt alles helder verlicht. De stenen vloer is zojuist geschrobd, het aanrecht in de hoek is nog nat van het schoonmaken. Het is een keuken. Achter mij een hoog raam dat uitziet op een aarden wal, daarachter stroomt de rivier. Naar rechts is een trapje met drie treden; een houten opgang naar de kamer waar mijn vrouw met het servieswerk bezig is. Zij neuriet een melodie; het is als het spinnen van de kat: warmte, rust en tevredenheid. De vloer van die ruimte -er wordt gewoond en gegeten- is van blank geschuurd hout. En zo is alles in die ruimte: licht van kleur, geschuurd en schoon. Een wand bestaat uit drie hoge gedeelde glazen deuren, waardoor je uitkijkt op een groen landschap. In warme tijden staan de deuren naar dit landschap wijd open. Het zou een weide landschap kunnen zijn. Een landschap met grasland en sloten, maar zonder hekken. De wilgen staan verspreid door het beeld en weer is daar, in een ruime bocht naar de horizon, de aarden wal waarachter de rivier stroomt. Vanuit de keuken kan je naar links lopen en kom je in een schuurachtige ruimte, die men de deel noemt. De ruimte is hoog en wordt aan de voorzijde afgesloten met een houten wand die in twee helften open kan scharnieren. In een kant zit een kleinere deur. De deurklink ben ik aan het herstellen. Deze deur, indien geopend, geeft evenals het hoge keukenraam, uitzicht op de aarden wal waarachter de rivier stroomt. Tussen ons huis en de wal loopt een weggetje waarover het verkeer naar ons huis komt en er vandaan gaat. 89
Manas
N a’ala
-
de
S l e u te l
-
de
b o eken
van
hart
en
w e te n
Op de deel is plaats voor alles wat er nu nog niet staat. Er kan een hooizolder gebouwd worden en er is plaats voor twee paarden. Maar de ruimte is niet in gebruik; er zijn hier ook andere dingen denkbaar. De ruimte zou ook geschikt gemaakt kunnen worden om voorstellingen te geven voor een klein publiek. Vanaf de deel lopen twee stenen treden omhoog naar een houten deur. Achter die deur is een lage ruimte. De ruimte is niet groot, maar groot genoeg voor een ruim bed, een toilettafel en een spiegel, enkele stoelen, een flinke kast en ruimte om daar tussendoor te lopen.
Alles in deze ruimte is uitgekozen en gericht op kruipen tegen elkaar en in elkaar. De ramen zijn klein en zien uit op de tegenover liggende kant van het landschap dan waar de woonkamer op uitkijkt: naar de weiden en de aarden wal waarachter de rivier stroomt. De warmte van deze intieme ruimte wordt benadrukt door de vele stoffen en draperieën, vele kussenachtige materialen, maar bovenal door de warmte van ons zijn. Niets aan dit huis, want het is ons huis, is mechanisch strak. In elk detail is ons werk terug te vinden. Het is altijd al ons huis geweest, hoewel het een tijd heeft leeg gestaan. Nu echter knappen en ruimen wij het weer op. Het is vrijwel klaar en gereed voor bewoning met onze eeuwige WarmeSchoonheid.
90