Een middeleeuwse halsberg (na)maken
Sectorwerkstuk Techniek Karel de Grote College Nijmegen Door: Joost Salemans Schooljaar: 2008-2009 Klas: 10c (vmbo – praktische stroom) Begeleider: meneer De Ruiter Afrondingsdatum: 25 mei 2009
Inhoudsopgave Voorwoord …………………………………………………………………………………………... p. 3 Hoofdstuk 1: Wat is een halsberg? Beschrijving van de gevechtskleding van een ridder van rond 1300: twaalf onderdelen (waaronder de halsberg) ……………...................... 1.0 Het vertrekpunt ………………………………………………………….………….….. 1.1 De cuisses ……………………………………………………………………………..... 1.2 De scheenbeschermers of scheenplaten ………………………………………….…. 1.3 Het wambuis ………………………………………………………………………..….. 1.4 De maliënkolder ……………………………………………………………………..… 1.5 Het platenvest ..………………………………………………………......................... 1.6 De gypoen ……………………………………………………………………………… 1.7 De ailettes ……………………………………………………………….……………… 1.8 De halsberg …………………………………………………………………………..... 1.9 De helm .………………………………………………………………………………... 1.10 Het schild ……………………………………………………………………………….. 1.11 De maliënkousen …………………………………………………………………….... 1.12 De sporen (en de Guldensporenslag uit 1302) ……………………………………. 1.13 Gevechtskleding van een ridder: erg duur! ......................................................... 1.14 Gebruikte informatie: boeken en internetsites ....................................................
p. 5 p. 5 p. 5 p. 5 p. 6 p. 6 p. 7 p. 8 p. 8 p. 9 p. 10 p. 11 p. 12 p. 12 p. 13 p. 14
Hoofdstuk 2: Welke spullen zijn nodig om een halsberg (en een maliënkolder) te maken?........ p. 15 Hoofdstuk 3: Hoe maak je een halsberg? De werkzaamheden …………………..……………... p. 16 Slotwoord …………………………………………………………………………………………… p. 20 Persoonlijk logboek ……………………………………..………………………………………….. p. 21
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 2
Voorwoord Voor mijn sectorwerkstuk wilde ik een halsberg maken. Dat is een onderdeel van de gevechtskleding van een (middeleeuwse) ridder die het hoofd en de hals bedekt. De halsberg is gemaakt van kleine ringetjes, maliën, die aan elkaar bevestigd zijn. Een maliënkolder is ook gemaakt van kleine ringetjes. Hij beschermt de armen, schouders, romp en rug van de ridder en is dus een stuk groter dan de halsberg. Eerst had ik plannen om een maliënkolder te maken. Maar dat zou veel te veel tijd kosten. Daarom besloot ik een halsberg te maken: daar komen dezelfde werkzaamheden bij kijken als bij een maliënkolder. Alleen kost een halsberg minder tijd. Toch ben ik er nog vele, vele uren mee zoet geweest, veel meer uren dan ik van tevoren had gedacht. Waarom heb ik gekozen voor het maken van een halsberg? Daar zijn twee redenen voor. De eerste reden is dat de middeleeuwen mij al heel lang interesseren. Ik luister al jaren naar muziek die gebaseerd is op de middeleeuwen. De Duitse groep Corvus Corax is een van mijn favorieten. Deze groep maakt gebruik van middeleeuwse instrumenten, zoals een fluitdoedelzak en een draailier. In afbeelding 1 hiernaast is Corvus Corax te zien met hun middeleeuwse instrumenten. Die middeleeuwse instrumenten en die middeleeuwse muziek klinken prachtig. Mijn vader heeft trouwens in 1985 dertig middeleeuwse meerstemmige liedjes herontdekt die in een Maastrichts liedboekje uit 1554 stonden. Deze herontdekte Nederlandse liedjes zijn in 1999 op cd gezet door de Utrechtse muziekgroep Camerata Trajectina. Sommige liedjes klinken erg mooi, Afb. 1: De Duitse‘middeleeuwse’ groep Corvus Corax. zeker het liedje „Een bier, een bier, een bieren broyken‟ waarin over het drinken van bier wordt gezongen! In de middeleeuwen was het drinken van bier in plaats van water trouwens heel gewoon in de steden. Van bier werden de burgers in de steden namelijk niet ziek en van het drinken van water wel. Dat kwam omdat bij het bereiden van bier het water gekookt werd, waardoor alle schadelijke bacteriën in het vervuilde drinkwater werden gedood. Maar de middeleeuwers wisten niet dat door het koken van water bacteriën werden gedood. Ze dachten gewoon dat bier (dat wel een lager alcoholpercentage had dan ons gewone pils/bier) gezonder was dan water. Dus dronken ze bier in plaats van water om gezond te blijven! Een aantrekkelijk idee, toch? Verder heb ik meegedaan aan het Gebroeders van Limburg-festival, dat eind augustus 2008 in Nijmegen plaatsvond. Ik was daar figurant en speelde een weeskind uit Nijmegen in de middeleeuwen. Op het festival heb ik veel mensen uit heel Europa ontmoet die erg veel afwisten van middeleeuwse kleding en wapens. Zij vertelden mij daar heel interessante verhalen over, zeker over de gevechtskleding van ridders en over de Guldensporenslag uit 1302. Die Guldensporenslag vind ik trouwens heel fascinerend (iets wat ik uitleg in paragraaf 1.12, op bladzijde 12). Ook heb ik toen vele uren gesproken met een wapensmid, Jan, die mij van alles vertelde over het maken van maliënkolders en zwaarden. Zo kwam ik op het idee om zelf een maliënkolder of, iets later, een halsberg te gaan maken. Ook heb ik best veel gelezen over de middeleeuwen. Heel mooi was het boek “Mannen van staal. Het leven van de ridders in de middeleeuwen” van Gerard Sonnemans (Nijmegen, Uitgeverij SUN, 1999). In dat boek beschrijft Sonnemans o.a. hoe in de middeleeuwen steden werden belegerd en wat dat betekende voor de bevolking van die steden. Vooral door dit boek ging ik de middeleeuwen nog interessanter vinden. Het was ook goed geschreven en gemakkelijk om te lezen. Ook heb ik enkele gedeeltes van het boek “Ridderkrijg en burgervrede” van prof. F. Hugenholtz gelezen: best een interessant boek, maar veel lastiger geschreven. En uiteraard heb ik ook veel informatie over de middeleeuwen en ridderkleding gevonden op internet (o.a. in Wikipedia). Op internet is ook heel mooie informatie over de Guldensporenslag te vinden.
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 3
De tweede reden waarom ik ervoor koos om een halsberg te maken, was dat ik destijds de richting Metaalbewerking volgde. Het maken van een halsberg van kleine metalen ringetjes sloot heel mooi op die richting aan. Mijn begeleider, meneer De Ruiter, vond het een uitstekende keuze. Hij had zelf al eens een maliënkolder gemaakt, zodat hij mij daar goed bij kon begeleiden. Hij vertelde me bijvoorbeeld welke ringetjes ik moest gebruiken, hoe ik ze aan elkaar moest zetten en gaf me verschillende andere tips. Wel vroeg meneer De Ruiter zich af of ik wel wist wat voor een berg werk ik me op de hals haalde. (Leuk he: met het maken van een halsberg haalde ik me een berg werk op de hals…) Achteraf gezien moet ik zeggen dat het inderdaad wel erg veel werk was. Drie maanden nadat ik met mijn begeleider, meneer De Ruiter, had afgesproken dat ik een halsberg zou gaan maken, besloot ik te switchen van afstudeerrichting. Ik merkte, vooral door mijn werkstage op Museumpark Orientalis in de Heilige Landstichting bij Groesbeek, dat ik het veel leuker vind om buiten met flora te werken. Daarom switchte ik van de richting Metaalbewerking naar de richting Groen. Maar toen was het natuurlijk te laat om van onderwerp te veranderen. Ik had al flink wat tijd besteed aan het maken van een halsberg (en de voorbereidingen ervan). Ik vond het trouwens niet erg dat ik geen nieuw onderwerp voor mijn sectorwerkstuk mocht kiezen, omdat de middeleeuwen mij toch bleven interesseren. Ook meneer De Ruiter vond die verandering van richting niet problematisch. Hij was blij dat ik toch gewoon bij mijn geplande sectorwerkstuk bleef. Ik vond het fijn dat meneer De Ruiter geen problemen had met mijn overstap van Metaalbewerking naar Groen en dat hij mij gewoon bleef begeleiden. Wel is het, achteraf gezien, misschien toch een beetje jammer dat mijn sectorwerkstuk nu niet goed aansluit op mijn vervolgopleiding in Apeldoorn, waar ik een opleiding in de groenvoorziening ga volgen. Maar, nogmaals, ik vond het toch prettig om door te kunnen gaan met mijn technisch sectorwerkstuk. Dit sectorwerkstuk bevat drie hoofdstukken. In het boekje met de eisen voor het sectorwerkstuk staat dat de hoofdstukken gekoppeld moeten zijn aan deelvragen. Nou, die deelvragen zijn bij mij heel praktisch gericht op het eindproduct of eindresultaat van mijn werkzaamheden voor mijn sectorwerkstuk: een halsberg. De eerste praktische deelvraag luidt: wat is dat eigenlijk, een halsberg? Anders gezegd: wat is het eigenlijk wat ik wil gaan maken? Die vraag wordt in het eerste hoofdstuk beantwoord. Daarin beschrijf ik de twaalf onderdelen van de gevechtskleding van een ridder. De halsberg is daar één onderdeel van. De tweede praktische deelvraag is: wat heb ik nodig om een halsberg te maken? Die vraag beantwoord ik in het tweede hoofdstuk. Daarin geef ik weer welk materiaal en welk gereedschap ik heb gebruikt om een halsberg te maken. Ik heb van het materiaal en gereedschap ook foto‟s gemaakt, die in hoofdstuk 2 zijn opgenomen. Wie ook een halsberg of een maliënkolder wil maken, kan daarvan profiteren en zichzelf een hoop gepuzzel besparen. De derde praktische deelvraag, tot slot, is: hoe maak ik met dat materiaal en gereedschap een halsberg? Het antwoord op die vraag is te vinden in het derde hoofdstuk. Daarin beschrijf ik mijn werkzaamheden aan de halsberg, waarbij ik veel zelfgemaakte foto‟s laat zien. Natuurlijk heb ik gekeken naar en gebruik gemaakt van de ervaringen van andere mensen bij het maken van een halsberg (of een maliënkolder). Daarom geef ik aan het eind van hoofdstuk 1 (in paragraaf 1.14) weer welke boeken en welke internetpages nuttig voor mij waren bij het maken van een halsberg. Aan het eind van dit voorwoord wil vooral mijn begeleider, meneer De Ruiter van de Keizer Karelschool, bedanken voor zijn geduldige en stimulerende steun. Ook mijn moeder Anketien wil ik bedanken. Ze heeft me op veel momenten bijgestaan, zeker ook toen ik het urenlange gepriegel met die kleine ringetjes behoorlijk zat was. Mijn vader, Ben Salemans, heeft me goed geholpen bij het schrijven van dit verslag. Ook hem wil ik graag bedanken. Mijn tweede vader, Max Bohnsack, heeft ook de nodige steentjes bijgedragen, o.a. met bij het maken van de foto‟s in dit verslag. Ook tegen Max zeg ik: bedankt!
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 4
Hoofdstuk 1: Wat is een halsberg? Beschrijving van de gevechtskleding van een ridder van rond 1300: twaalf onderdelen (waaronder de halsberg) In het voorwoord heb ik al gemeld dat dit sectorwerkstuk een halsberg moest opleveren. Maar – en dat is de eerste praktische deelvraag die dit hoofdstuk zal beantwoorden - wat is dat eigenlijk, een halsberg? Rond 1300, ten tijde van de Guldensporenslag (11 juli 1302) , bestond de gevechtskleding van een ridder uit twaalf onderdelen, waarvan de maliënkolder en de halsberg twee onderdelen zijn. Die twaalf onderdelen, die samen zo‟n 25 kilo wegen, ga ik hier beschrijven. Bij die beschrijving kleed ik de ridder aan met de verschillende gevechtskledingonderdelen: een soort omgekeerde striptease dus… Ik richt me hier op de gevechtskleding van de ridders en niet op hun wapens (o.a. het zwaard). 1.0 Het vertrekpunt. Op afbeelding 2, hiernaast, zien we het vertrekpunt. We zien een ridder gekleed met zijn broek, kousen, schoenen en hemd. Tot hier is er geen verschil met een gewone burgeruitrusting. Eventueel kunnen de kousen van wat sterker linnen gemaakt zijn.
Afb. 2: Het vertrekpunt.
1.1 De cuisses. Het eerste onderdeel dat onze ridder aantrekt, zijn de cuisses. De cuisses zijn beschermers van de bovenbenen van de ridder. Ze worden over de „cousen‟ heen gedragen, en komen tot net onder de knie. Net als de cousen/kousen worden ze aan de onderbroekband vastgemaakt. Elk been heeft zijn aparte cuisse, zodanig dat het kruis volledig vrij blijft. Net als de wambuis zijn de cuisses vervaardigd uit dik linnen of canvas en zijn ze gewatteerd, opgevuld met bijvoorbeeld plukken wol, katoen en/of paardenhaar.
Afb. 3: De cuisses.
1.1 De scheenbeschermers of scheenplaten. Rond 1300 ontstonden de scheenbeschermers. Dat zijn platen die de voorkanten van de onderbenen beschermen. Deze platen konden op twee manieren worden gemaakt: uit „cuir bouilli‟ of uit ijzer. „Cuir bouilli‟ is leer dat gehard wordt door het in kokend water of kokende was onder te dompelen en dan in de gewenste vorm te persen. Tijdens het afkoelen zal het verharden. Deze techniek was erg kostbaar: „cuir bouilli‟-
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Afb. 4: De scheenbeschermers.
Pagina 5
scheenbeschermers waren luxeartikelen. De ijzeren variant was veel goedkoper, betaalbaarder voor minder rijke ridders van lagere adel. De meeste ridders droegen op 11 juli 1302 (tijdens de Guldensporenslag) in plaats van scheenbeschermers nog de voorgangers van de scheenbeschermers: maliënkousen. Maar tijdens de Guldensporenslag vochten de ridders en de rest van het Vlaamse leger te voet. Maliënkousen zijn dan tamelijk hinderlijk. Ze zullen daarom hun maliënkousen niet hebben gedragen als ze de beschikking hadden over de modernere scheenplaten. Op afbeelding 5 is duidelijk te zien dat de scheenbeschermers de kuiten (de achterkant van de onderbenen) niet beschermden.
Afb. 5: De scheenbeschermers.
1.2 Het wambuis. Een wambuis is een gewatteerd vest. Het is gemaakt van linnen en wordt opgevuld met vlokken katoen, wol, en/of paardenhaar. Dat geeft een tamelijk dikke jas, die op verschillende wijzen van nut is. In de eerste plaats is het een ondersteuning voor het gewicht van de maliënkolder. Door het wambuis wordt dat gewicht veel beter over de schouders verspreid. Ten tweede zorgt het wambuis ervoor dat de ringetjes van de maliënkolder op een afstand van de huid verwijderd blijven. Daardoor vermijdt men lelijke verwondingen tijdens gevechten. En tenslotte werkt het wambuis ook nog een beetje als kussen voor het opvangen van slagen. Sommige ridders, vooral voetsoldaten, droegen geen maliënkolder. Om slagen van tegenstanders op te kunnen vangen droegen zij veel dikkere wambuizen. Voor de ridders die wel een maliënkolder bezaten was het niet handig een zeer dikke wambuis te dragen onder hun kolder. Een dik wambuis zou de bewegingen te veel belemmeren en ook voor oververhitting kunnen zorgen. Een wambuis van ridders, die rond 1302 altijd een maliënkolder droegen, zal dus meestal niet te dik geweest zijn.
Afb. 6a en 6b: Het wambuis.
1.3 De maliënkolder. De maliënkolder is een pantsering die je kunt zien als een stuk textiel gemaakt van ijzer. Het zijn namelijk duizenden kleine ijzeren ringetjes die op een bepaalde manier in elkaar zijn vervlochten. Dat geeft een zeer flexibel ijzeren hemd. Maliënkolders had je in een aantal verschillende uitvoeringen. Met lange of korte mouwen, met of zonder wanten, met of zonder aangezette kap, tot aan het middel komend of tot op de dijen of tot aan de knieën. Eigenlijk is het niet precies bekend hoe maliënkolders rond 1300 er uitzagen. Van middeleeuwse Europese exemplaren zijn er een honderdtal bewaard in musea, meestal daterend uit de 15de en 16de
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Afb. 7: De maliënkolder.
Pagina 6
eeuw, dus van na 1400. De enkele maliën (dikwijls niet meer dan fragmenten) die bewaard gebleven zijn uit de 14de eeuw en vroeger zijn op een hand te tellen. Ook miniaturen, schilderwerken en beelden bieden weinig houvast: ze laten niet gedetailleerd genoeg zien hoe maliënkolders er precies uitzagen. Hetzelfde geldt voor de afmetingen en de vorm van de ringetjes zelf. Rond of afgeplat, grote of kleine diameter, etc.: het is allemaal vrij onduidelijk. Een ding is wel duidelijk: hoe meer ringen werden gebruikt, des te duurder was de maliënkolder. Hoe groter, hoe duurder. Hoe kleiner de ringetjes, hoe duurder. Hoe hoger de kwaliteit, hoe duurder. Net als nu had men toen ook dingen van hoge en lagere kwaliteit. De maliënkolder op deze pagina (afbeelding 8a en 8b) is een typische kolder voor een ridder. Lang tot aan de knieën, lange mouwen, geïntegreerde wanten. Een dure kolder voor 1302. In die tijd hadden stedelingen die op de stadsmuren hun stad verdedigden maliënkolders die maar net tot onder de billen kwam, korte mouwen hadden met ringetjes met een tamelijk grote diameter. Dat was veel goedkoper. Wat weegt zo‟n maliënkolder? Voor een lange malënkolder gemaakt van authentieke geriveteerde ringen (dit wil zeggen dat elk ringetje met een klinknageltje is gesloten) moet je rekenen op acht à negen kilogram. De kolder uit afbeelding 8a en 8b is gemaakt van moderne vormgesloten ringen die zwaarder zijn. Hij weegt 15 kilogram. Het woord „maliën‟ is verwant aan het Franse „mailles‟, het Engelse „mail‟, het middeleeuws-Italiaanse „maglia‟ en is afgeleid van het Latijnse woord „macula‟, hetgeen „net‟ betekent. „Maliën‟ zijn ijzeren ringetjes en een „kolder‟ is volgens Van Dale een lederen harnas, een wambuis zonder mouwen dat tot Afb. 8a en 8b: De maliënkolder. de knieën reikt. In Duitsland praat men over een „Ringpanzerhemd‟.
Afb. 8c: Een middeleeuwse smid die een maliënkolder aan het maken is.
1.4 Het platenvest. Een maliënkolder geeft alleen een uitstekende bescherming tegen snijwonden. Maar als er steekwapens worden gebruikt kan het gebeuren dat er door de ringen heen wordt gestoken. Ook pijlen en bouten van kruisbogen kunnen door de maliënkolder heen gaan als ze van dichtbij worden afgeschoten. Belangrijke organen als hart, longen en buik kunnen dus best wel extra bescherming tegen dergelijke aanvallen gebruiken. Die bescherming biedt het platenvest. . Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Afb. 9: Het platenvest.
Pagina 7
Een platenvest bestaat uit een reeks overlappende ijzeren platen (op de borst en op de rug) die vastgeklonken zijn aan een lederen vest. De ijzeren platen moeten elkaar natuurlijk zo veel mogelijk overlappen om te voorkomen dat een steekwapen ertussen kan steken. Het platenvest is niet lang. Het komt nauwelijks voorbij de onderbuik en stopt aan de rugzijde boven de billen. De reden is simpel. Met het platenvest aan moet de ridder ook nog kunnen zitten, bijvoorbeeld in het zadel. 1.6 De gypoen. De gypoen of jupon is het wapenkleed van de ridder. Het is een overkleed dat boven de wapenrusting gedragen wordt. Meestal draagt de gypoen het blazoen (= een symbool of wapenteken) van de drager of het blazoen of de kleuren van de stad, heer, groep of partij waartoe de ridder behoort. De gypoen heeft twee functies. Ten eerste bedekt de gypoen het lichaam en dus ook de pantsering. Zo wordt vermeden dat de weerselementen grote invloed zouden uitoefenen op de strijder. De gypoen voorkomt namelijk dat de wapenuitrusting te zeer wordt verhit door de zon. Ook voorkomt de gypoen dat de wapenuitrusting door regen drijfnat wordt (en gaat roesten). Ten tweede toont de gypoen de kleuren of het blazoen van de drager. Dit is een vorm van „omgekeerde camouflage‟ of „anticamouflage‟. De bedoeling van de gypoen is om zoveel mogelijk op te vallen, om duidelijk te maken wie men was en om indruk te maken op de tegenstander. Afb. 10: De gypoen met blazoen.
De ridderlijke gypoen die we zien in afbeelding 10 heeft het blazoen van de drager: in dit geval dus twee rode ringen op een gele achtergrond. De afgebeelde gypoen heeft geen mouwen, valt tot net over de knieën en heeft splitten van voren en achteren om paardrijden mogelijk te maken. De kleinere splitten aan de zijkanten zijn er om het dragen tijdens het lopen en paardrijden niet te hinderen. De schouderstukken zijn de ailettes, die in de volgende paragraaf worden behandeld. 1.7 De ailettes. De ailettes zijn een typisch onderdeel van de ridderlijke wapenuitrusting uit de periode 1260 tot 1350. Deze schouderstukken zijn meestal rechthoekig van vorm en ze tonen dikwijls het wapen of blazoen van de ridder. Er is flink wat discussie over de functie van deze ailettes. Velen denken dat die niet voor de bescherming van de ridder waren, maar alleen als een soort versiering dienden om nogmaals het blazoen van de ridder te kunnen tonen. Deze mening wordt ondersteund door het gegeven dat in enkele rekeningen van toernooien soms de kosten staan voor het maken van perkamenten ailettes. Perkament is dunne schapen- of runderhuid, de voorloper van het papier, en is niet erg stevig. Perkament bood dus niet veel bescherming… Van de andere kant: als je veel lapjes perkament over elkaar heen plakt, wordt dat best stevig. Veel middeleeuwse boekbanden zijn van perkament gemaakt en echt heel erg stevig. Bovendien bestond er naar alle waarschijnlijkheid een verschil tussen ailettes voor toernooi (waarbij allerlei wedstrijdregels golden en Afb. 11a en 11b: De ailettes.
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 8
bepaalde levensbedreigende gevechtshandelingen meestal verboden waren) en ailettes voor de oorlogsvoering. Verder hebben we tot nu toe gezien dat alle onderdelen (tot nu toe) van de gevechtskleding van ridders een beschermende functie hadden. Het zou dan toch raar zijn als er plotseling een onderdeel zou opduiken dat geen beschermende functie had, en alleen maar een versiering was. Ik ben er dan ook van overtuigd dat de ailettes wel degelijk een beschermende functie hadden: ze beschermden de schouders en het kwetsbare sleutelbeen. De ailettes moeten van stevig materiaal zijn vervaardigd. Van welk materiaal weten we niet precies. De ailettes van de ridder op afbeelding 11 zijn ijzeren plaatjes op een dunne houten ondergrond en omgeven met linnen. De onderkant is gewatteerd en voorzien van ogen voor de bevestiging op de schouders door middel van leren riempjes. 1.8 De halsberg Nu zijn we beland bij het onderdeel van het gevechtstenue van de ridder dat ik heb nagemaakt: de halsberg. De halsberg biedt bescherming aan hoofd en hals. De halsberg heet zo, omdat hij o.a. de hals bergt, dus de hals beveiligt. Ja, de halsberg beschermt natuurlijk ook het hoofd. Maar het hoofd werd vooral beschermd door de helm (zie paragraaf 1.9). De halsberg is, net als de maliënkolder (zie paragraaf 1.4), gemaakt van kleine ringetjes die aan elkaar bevestigd zijn. Sommige mensen denken dat de halsberg een onderdeel is van een maliënkolder, maar dat is niet zo. Als de halsberg aan de maliënkolder vast zou zitten, zou de ridder zijn hoofd nauwelijks kunnen draaien. En dat is in gevechten natuurlijk heel belangrijk. Ridders droegen de halsberg niet los op het hoofd. Net zoals onder de maliënkolder het wambuis (zie paragraaf 1.3) zat, hadden ridders onder de halsberg een gewatteerde hoofdkap. De halsberg is, net als het wambuis, gemaakt van linnen en het wordt opgevuld met vlokken katoen, wol en/of paardenhaar. Deze gewatteerde hoofdkap is te zien op afbeelding 10. Door deze hoofdkap wordt het gewicht van de halsberg veel beter over het hoofd verspreid. Ook zorgt de gewatteerde hoofdkap ervoor dat de ringetjes van de halsberg op een afstand van de huid verwijderd blijven; zo worden hoofdverwondingen door de ringetjes van de halsberg voorkomen. Wel zal de halsberg iets lichter of dunner zijn geweest dan de wambuis. Anders zou de ridder te veel transpireren, te meer omdat de ridder over de halsberg ook nog eens een helm droeg. Afb. 12a en 12b: De halsberg.
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 9
1.9 De helm. De helm van een ridder, die hij over de halsberg heen droeg, was vrij kostbaar, omdat hij passend gesmeed (en vaak ook met klinknagels versterkt) moest worden. Er waren vele typen helmen, al of niet voorzien van allerlei kostbare versieringen. De functie van de helm is duidelijk en heeft nauwelijks uitleg nodig. De helm was heel nuttig voor het opvangen van klappen van een zwaard en biedt bescherming bieden tegen pijlen, goedendags (etc.). Het dragen van een helm was niet gemakkelijk. In de helm zitten alleen wat oogspleten, waardoor het zicht van de ridder heel beperkt was. Ook zaten er in een helm vaak ventilatiegaten in de buurt van de mond en onder de ogen. Met of zonder ventilatiegaten bleef het in zo‟n helm bloedheet. Er zijn verhalen bekend van helmdragende ridders die tijdens gevechten flauwvielen vanwege de hitte in de helmen… Afb. 13a: De helm.
Afb. 14: Ridders op het slagveld, met maliënkolders, helmen en de langwerpige driehoekige ‘Noormannenschilden’ (met daarop blazoenen geschilderd)
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 10
1.10 Het schild Het schild is een van de oudste verdedigingswapens. In de oudheid krijgen de mensen al snel in de gaten dat hout een klievende bijl tegenhoudt: steeds meer mensen gingen ter verdediging van zichzelf een houten plank dragen. Om deze plank te kunnen hanteren en tegelijkertijd een hand voor een bijl vrij te houden, moeten er nog enkele voorzieningen voor gebruiksgemak aangebracht worden en het eerste schild is klaar! Kortom, al heel vroeg wordt het schild door krijgslieden toegepast en in de middeleeuwen, met zijn vele soorten slag- en stootwapens, verdwijnt dit verdedigingswapen zeker niet, maar wordt het concept steeds meer verfijnd. Om het schild doelmatig te kunnen gebruiken moet dit net als de rest van de wapenrusting zo sterk, maar ook zo licht, mogelijk worden gemaakt. Het schild wordt om deze reden gemaakt van een taaie houtsoort; dennenof essenhout. Het houten schild wordt vervolgens bekleed met leer en extra versterkt met ijzeren beslag. Een met kracht toegeworpen of gestoten speer kan echter diep in of door het schild dringen en door het extra gewicht de soldaat ernstig hinderen in zijn bewegingen. Een ander nadeel van het schild is dat de soldaat slechts één hand vrij heeft om een aanvalswapen te hanteren. Hierdoor kan de ridder geen zware aanvalswapens gebruiken. Tegen het einde van de 10de eeuw komt er een andere vorm van het schild in zwang: het schild dat „Noormannenschild‟ (zie afb. 14 op de vorige pagina) wordt genoemd. Eigenlijk klopt die naam niet. De naam Afb. 15a: Ridder met helm en Noormannenschild suggereert ten onrechte dat het schild door driehoeksschild. Onze ridder is Noormannen werd ontwikkeld en/of alleen door Noormannen werd aangekleed en klaar voor de strijd! gebruikt. Het schild werd vanaf de 10de eeuw in heel Europa gebruikt. Afb. 15b: Klein rond schild. Het „Noormannenschild‟ - laten we het schild toch maar zo blijven noemen - heeft een langgerekte driehoekige vorm met afgeronde hoeken. Deze schilden beschermen de drager van schouder tot knie en worden aanvankelijk alleen door ruiters gebruikt. Later worden ze ook door voetsoldaten gebruikt en zijn tot het eind van de 12de eeuw populair. Het beroemde tapijt van Bayeux (dit is een borduurwerk uit hoogstwaarschijnlijk het jaar 1068 van 70 meter lang en 50 cm hoog, dat de slag bij Hastinx in 1066 uitbeeldt) laat zien dat ridders bij de slag van Hastinx zowel ronde schilden (zie afb. 15b) als Noormannenschilden gebruikten. De grootte van het Noormannenschild maakt het minder geschikt voor ruiters, omdat ze in hun bewegingen worden gehinderd. Het schild wordt in latere tijden om deze reden steeds kleiner van formaat, terwijl de ruiter daarnaast andere en verbeterde verdedigingswapens krijgt. De uiteindelijke verkleinde uitvoering van het Noormannenschild is het driehoeksschild (zie afb. 15a). Dit proces van verkleining wordt pas in de 13de eeuw afgesloten. In deze tijd wordt ook het heraldische embleem of blazoen (zie paragraaf 1.6) van de ridder op het schild aangebracht.
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 11
1.11 Maliënkousen De ridder die in de afbeeldingen op de vorige bladzijden te zien is, geen maliënkousen. Dat zijn beenbeschermers, die gemaakt zijn van in elkaar gevlochten ringetjes of maliën. Tijdens de Guldensporenslag droegen de meeste ridders namelijk geen maliënkolders, om de simpele reden dat die te zwaar waren, zeker als je je te voet op het slagveld begaf. Ik wees er op blz. 5 al op dat het gewicht van de wapenuitrusting rond de 25 kilogram, wat al een enorm gewicht was, dat de ridder hinderde tijdens het gevecht. Het dragen van zware maliënkousen zou het bewegen nog meer bemoeilijken! 1.12 Sporen (en de Guldensporenslag uit 1302) De ridder die we in afbeelding 2 t/m 15 hebben „aangekleed‟ is een ridder die namens de Vlamingen deelnam aan de Guldensporenslag. Hij draagt namelijk geen sporen (voor bij het paardrijden). Dat verdient een nadere uitleg. De Guldensporenslag (of: de Slag bij Kortrijk) vond plaats op 11 juli 1302. Bij Kortrijk stonden toen ongeveer 9.000 Vlaamse strijders, grotendeels gewone burgers, ambachtslieden en boeren, zij aan zij te wachten op de aanval van het Franse ridderleger. Frankrijk had twee jaar daarvoor Vlaanderen volledig geannexeerd en geprobeerd de Vlaamse steden te onderwerpen. Het Vlaamse volk ging in verzet en stond op tegen de Franse agressie. Dat was heel bijzonder. Voor het eerst stonden op een slagveld namelijk niet twee legers van vorsten tegenover elkaar. Nee, ditmaal ging een leger van burgers, ambachtslieden en boeren vechten tegen een leger van een koning, in dit geval het leger van de koning van Frankrijk. Bovendien bestond het leger van de burgers uit voetvolk; tot dan toe was het gebruikelijk dat in beide legers ridders te paard streden.
Afb. 16: Afbeelding van ridder met sporen aan zijn schoenen.
Het Franse leger, dat zich superieur voelde boven die onervaren burgers, onderschatte de slag volledig: voor de eerste maal in de geschiedenis zou een leger van voetvolk een ridderleger verslaan. De Vlamingen behaalden een onmogelijk geachte zege. De oorlogsvoering zou in de toekomst nooit meer dezelfde zijn.
Maar waarom wordt de slag bij Kortrijk nu de Guldensporenslag genoemd? Welnu, aanvankelijk was de opstand tegen de Fransen vooral een opstand van boeren, burgers en ambachtslieden. Maar toen de datum van 11 juli 1302 naderde, sloten zich toch enkele Vlaamse ridders aan de kant van de opstandige niet-ridders. De Vlaamse ridders besloten om mee te strijden met het voetvolkleger. Het dragen van sporen aan de schoenen (om paarden opdrachten mee te geven) zou hen hinderen. Daarom besloten die Vlaamse ridders geen sporen te dragen. Tijdens de slag bij Kortrijk werd al redelijk snel duidelijk dat de Fransen de slag zouden verliezen. In het kamp van de Fransen vochten ook een aantal Brabantse ridders mee. Toen zij merkten dat zij de slag gingen verliezen, besloten ze stiekem van kamp te wisselen door ook "Vlaendren die Leeu" te gaan roepen. Maar daar trapten de Vlamingen niet in. Zij konden aan de sporen zien dat zij ridders waren die bij de Fransen meevochten. De sporen van de gesneuvelde ridders van het Franse kamp werden als overwinningstrofee door de Vlamingen meegenomen. Sommige van die sporen van de rijke Fransen waren verguld (zo rijk waren die Franse ridders). Vandaar de naam Guldensporenslag. Een historische slag die duidelijk toonde dat in de middeleeuwen niet langer alleen de kerk en de adel het voor het zeggen had. Voortaan moest ook rekening worden gehouden met een nieuwe, derde, machtspartij, die van de burgers.
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 12
Afb. 17: Fraaie afbeelding van de Guldensporenslag in een Frans middeleeuws handschrift.
1.13 Gevechtskleding van een ridder: erg duur! De militaire uitrusting van een ridder was erg kostbaar. Een goede uitrusting was niet voor iedereen weggelegd. Een Karolingische oorkonde uit de 8ste eeuw laat zien hoeveel de uitrusting van een ridder in die tijd kostte. De prijs wordt berekend in koeien, want er is in de 8ste eeuw nog bijna geen geld in omloop: helm: 6 koeien maliënkolder: 12 koeien zwaard: 3 koeien schede (om zwaard in op te bergen): 4 koeien beenplaten: 6 koeien schild en lans: 2 koeien paard: 12 koeien Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 13
De waarde van de gevechtsuitrusting was dus gelijk aan de waarde van 45 koeien! Tegenwoordig kost een koe (een koe voor de slacht is duurder dan een melkkoe) tussen de 1000 en 2500 euro, zo vertelde mij een veehouder. Laten we zeggen dat een koe gemiddeld zo‟n 1500 euro kost; 45 koeien kosten dan 67.500 euro! In de tijd van de Guldensporenslag in 1302, dus zo‟n zeshonderd jaar later, bestaat de gevechtsuitrusting van een ridder uit veel meer onderdelen. Dat zal de uitrusting alleen maar duurder hebben gemaakt. Ik weet natuurlijk ook wel dat je hedendaagse prijzen voor koeien niet zomaar kunt vergelijken met middeleeuwse prijzen, en daarom ben ik ietwat voorzichtig: voor een gevechtsuitrusting moest een ridder toch al vlug 50.000 tot 100.000 euro neertellen, in elk geval een fortuin! 1.14
Gebruikte informatie: boeken en internetsites
Boeken: 1. Gerard Sonnemans. Mannen van staal. Het leven van de ridders in de middeleeuwen. Nijmegen (SUN Uitgeverij), 1999. 2. Prof. F. Hugenholtz. Ridderkrijg en burgervrede. Haarlem (Fibula-van Dishoeck), 1980 (vijfde druk). Internetsites: 1. http://www.bertsgeschiedenissite.nl/index_ridders.htm (biedt hele goede Nederlandstalige informatie over ridders en de middeleeuwen) 2. http://www.liebaart.org/ridder_n.htm (bevat goede Nederlandstalige informatie over de Guldensporenslag en de gevechtskleding die de ridders daarbij droegen; afbeeldingen van de ridder in afbeeldingen 2 t/m 15a zijn van deze site afkomstig/overgenomen) 3. http://www.zwaardvechten.nl/content.php?option=viewitem&id=6 (Nijmeegse site over middeleeuwse vechtkunst) 4. http://nl.wikipedia.org/wiki/Guldensporenslag (geeft Nederlandstalige informatie over de Guldensporenslag) 5. http://www.limburgsmuseum.nl/collectie/wapenuitrusting/lorica.htm (bevat Nederlandstalige informatie over de reconstructie van een Romeinse maliënkolder) 6. http://www.wikihow.com/Make-Chainmail (een goede Engelstalige Wiki-page over het maken van maliënkolders) 7. http://www.mandragon.be/rpgs/larp/5002.article (biedt goede Nederlandstalige informatie over het in elkaar zetten van een maliënkolder) 8. http://www.jomsb.org/Dirk/armor/mailshirt/mailshirt.htm (heeft prima Engelstalige informatie voor het maken van een maliënkolder) 9. http://www.jomsb.org/Dirk/armor/mailshirt/mailshirt.htm (Engelstalige informatie over het zelf maken van een maliënkolders, „a mail hauberk‟) 10. http://www.chainmail.com/chainmall/cteach2.htm (geeft Engelstalige informatie over het zelf maken van maliënkolders, volgens de zgn. LORD Randolph Method)
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 14
Hoofdstuk 2: Welke spullen zijn nodig om een halsberg (en een maliënkolder) te maken? De tweede praktische deelvraag is: wat heb ik nodig om een halsberg te maken? Deze vraag beantwoord ik in dit hoofdstuk. Er zijn diverse websites die informatie bieden over het maken van maliënkolders en hoe je maliën aan elkaar moet verbinden. Ze worden vermeld in paragraaf 1.14 op bladzijde 14. Verder heb ik veel gehad aan gesprekken die ik heb gevoerd met mensen op het Gebroeders van Limburgfestival, dat eind augustus 2008 in Nijmegen plaatsvond (zie het Voorwoord, op blz. 3). Daar waren mensen, o.a. een smid, die mij van alles vertelden over het maken van maliënkolders. Ook had ik het geluk dat meneer De Ruiter, mijn begeleider, zelf al eens een maliënkolder had gemaakt. Om een lang verhaal kort te houden, beschrijf ik kort het materiaal dat ik gebruikte voor mijn halsberg: 1. Staaldraad: na diverse soorten te hebben uitgetest (wat me erg veel tijd kostte!) heb ik uiteindelijk gekozen voor zgn. ‘verzinkt hobbydraad’ van 1.2 mm dik, te koop bij Intratuin voor € 3,99 per 50 meter 2. Bamboestok: de bamboestok is nodig om staaldraad omheen te draaien: na eveneens diverse soorten bamboe getest te hebben, heb ik uiteindelijk gebruik gemaakt van een bamboestok met een doorsnee van 8 mm, te koop bij Intratuin voor € 1,00 (lengte: 60 cm) 3. Nijptang: om de gedraaide staaldraad mee door te knippen tot rondjes of maliën (deze tang had ik al). 4. Spitse tangetjes met een smalle kop: om de open maliën mee dicht te kunnen buigen (die had ik ook al). 5. Rood leer of rode stof: om de randen van de halsberg mee af te werken; ik heb een lap rood leer van 50 bij 50 cm gekocht op een rommelmarkt voor € 2,50; leer is echter heel lastig om te naaien en bevestigen aan de maliënkolder; daarom is dikke (rode) stof toch handiger of gemakkelijker, zo bleek later... 6. Glazen hoofd: dit hoofd (dat mijn moeder gebruikt om een koptelefoon op te bewaren) gebruikte ik om de halsberg passend te maken. 7. Een fluwelen kussen en wat naalden om de maliën mee vast te leggen; dat wordt zo meteen duidelijk. 8. Een veiligheidsbril tegen rondvliegende staaldraaddeeltjes heb ik niet gebruikt (maar is achteraf gezien toch wel aan te raden).
Afb. 18a: draad en bamboe.
Afb. 18b: nijptang.
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Afb. 18c: spitse tangetjes.
Pagina 15
Hoofdstuk 3: Hoe maak je een halsberg? De werkzaamheden. De derde praktische deelvraag is: hoe maak ik met dat materiaal en gereedschap een halsberg? Het antwoord op die vraag is te vinden in dit derde hoofdstuk. Het is gebruikelijk bij ingewikkelde bouwprojecten vooraf een ontwerp te maken, waarin o.a. de werkzaamheden op een rijtje worden gezet. Voor mij was het echter helemaal duidelijk wat ik moest doen: ringetjes/ maliën maken, die aan elkaar bevestigen tot lange strengen en vervolgens die strengen aan elkaar bevestigen. Daarom ben ik zonder ontwerp aan de slag gegaan. Ik ben een doener. Als ik tijdens het werken problemen ontmoet, los ik die gewoon op. Achteraf gezien kan ik gerust zeggen dat het werken zonder ontwerp mij goed is bevallen. Toen ik mijn halsberg haast af had, kwam ik er achter dat mijn manier van maliën aan elkaar vlechten een officiële naam heeft: ‘Japanese Chainmail Weave 3-in-1’. Ik beschrijf het maken van een halsberg in stappen. Ik hoop dat de volgende plaatjes de te nemen stappen voldoende verduidelijken.
Stap 1: draai de staaldraad om de bamboestok.
Stap 2: haal de gedraaide draad van de bamboestok.
Stap 3: knip de draad met de nijptang door, wat resulteert in losse open ringetjes of maliën.
Stap 4: verbind de ringetjes een voor een aan elkaar tot maliënstrengen (strengen zijn kettingen, reeksen).
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 16
Stap 5: verbind de twee strengen door maliën: één ringetje van de linkerstreng wordt telkens via één (middel)ringetje aan één ringetje van de de rechterstreng gekoppeld (3 ringetjes aaneen).
Stap 6: verbind op dezelfde wijze andere strengen aan elkaar (zet de strengen vast met naalden; dan zijn de strengen veel gemakkelijker aan elkaar te bevestigen).
Het is wel priegelwerk om strengen aan elkaar te bevestigen met een tangetje: geduld is een goede zaak!
Maar de aanhouder wint. Op een gegeven moment heb je een flinke lap van aan elkaar gekoppelde maliën: het begint al ergens op te lijken...
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 17
Stap 7: ik had twee even grote lappen maliënstrengen gemaakt; die verbond ik met maliën weer aan elkaar; door die verbinding trok ik een blauwe draad, die heel duidelijk het midden afbakende.
Stap 9: ik besloot om de achterkant via losse maliënstrengen aan te vullen; zo kon ik de pasvorm beter in de gaten houden.
Stap 8: dat geheel legde ik op een glazen hoofd; de halsberg begint al redelijk vorm te krijgen; op dit moment bedekt de halsberg nog niet het achterhoofd, de hals en het bovenste gedeelte van de borstkast! Wat een werk...
Stap 10: zo, de achterkant is haast klaar; nu moest ik nog op vergelijkbare wijze het gedeelte onder de kin afwerken en...
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 18
Stap 11: de halsberg is klaar (al moet die wel nog even worden afgewerkt!); het model dat de halsberg toont, kijkt jammer genoeg niet al te vrolijk, waarschijnlijk omdat hij een paar ringetjes/maliën heeft ingeslikt vlak voordat deze foto werd gemaakt; nou, dat moet deze uiterst knappe jongeman dan maar vergeven worden...
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 19
Slotwoord Aan het slot van dit verslag wil ik terugkijken op het werk dat ik verricht heb voor mijn sectorwerkstuk. Daar kan ik kort over zijn. Ik vond het leuk en interessant om aan de halsberg te werken. Af en toe viel het werk me wel wat tegen omdat het een enorm priegelwerk was om die ringetjes te maken en ze aan elkaar te zetten. Mijn begeleider, meneer De Ruiter, had me vooraf al gewaarschuwd dat het maken van een halsberg een tijdrovende klus zou zijn. Nou, hij heeft gelijk gekregen. Vooraf had ik gedacht dat ik die halsberg wel snel zou afkrijgen, laten we zeggen binnen een paar weken. Dat viel behoorlijk tegen: ik ben er vele weken, toch zeker 40 uur mee bezig geweest. Maar het eindresultaat, mag er wezen: ik ben er eerlijk gezegd wel trots op. Natuurlijk verliepen de werkzaamheden niet zonder problemen. Er waren wel wat tegenslagen. Zo werkte ik in het begin met minder geschikt staaldraad om ringetjes (maliën) mee te maken. Na twee uur werken had ik pas tien maliën gemaakt, terwijl ik er een paar duizend nodig had. Toen ik eenmaal de goede staaldraad gevonden had, ging het maken van de maliën veel beter en sneller. Wat ik geleerd heb van dit project? Vooral dat geduld een schone zaak is! Het vraagt nogal wat van je als je urenlang ringetje na ringetje zit te maken (plm. 75 ringetjes per uur), dan die ringetjes aan elkaar moet koppelen tot strengen en vervolgens die strengen weer aan elkaar moet bevestigen. Maar als je dat gewoon blijft volhouden, mag het eindresultaat er zijn. Of ik iets anders zou doen als ik opnieuw aan dit project moest beginnen? Ten eerste zou ik dan veel eerder zijn begonnen met het maken van ringetjes uit staaldraad! Aan het begin van het project, in september en oktober 2008, heb ik vooral veel voorbereidende werkzaamheden verricht: het lezen van boeken en internetpages. Ik dacht toen nog dat het maken van de ringetjes en strengen niet zo veel tijd zou kosten (ook al had mijn begeleider, meneer De Ruiter, me ervoor gewaarschuwd dat dat behoorlijk veel tijd zou kosten, iets wat hij uit eigen ervaring wist). In diezelfde twee maanden heb ik verschillende soorten draadstaal getest. Toen ik eenmaal de geschikte draadstaal om ringetjes van te maken had gevonden, dacht ik min of meer dat die ringetjes er wel vanzelf zouden komen. Ik heb eind oktober en in de maanden november en december nauwelijks gewerkt aan die ringetjes. Toen ik daar in de loop van januari echt mee begon, merkte ik dat het maken van die ringetjes en strengen me meer tijd kostte dan ik had verwacht. Toen realiseerde ik me dat het beter was geweest als ik in november en december had doorgewerkt. De laatste maanden heb ik daarom veel harder en meer moeten werken dan ik had gedacht. Dat viel wel tegen. Eigen schuld, dikke bult! Ten tweede zou ik wat meer gaan praten met mijn begeleider, meneer De Ruiter. Hij had me waardevolle tips kunnen geven, ook omdat hijzelf al eens een maliënkolder had gemaakt. Maar ja, ik ben nu eenmaal wel iemand die eerst zelf dingen probeert uit te zoeken en op te lossen, zonder direct voor hulp op anderen af te stappen. Ten derde zou ik, achteraf gezien, een machinetje hebben gemaakt om het staaldraad gemakkelijker mee te kunnen draaien. Ik zou dus, kortom, mijn project op een paar kleine punten anders aanpakken (elke maand regelmatig doorwerken, meer praten met meneer De Ruiter, een machientje om het draaien van staaldraad te vereenvoudigen). Maar ondanks die kleine verbeterpuntjes, vond ik het project vooral leuk om te doen! Tot slot wil ik opmerken dat ik heb gewerkt zonder een ontwerp. Veel mensen adviseerden me dat ik eerst een ontwerp van de halsberg moest maken. Maar zo zit ik niet in elkaar. Ik wist precies wat ik moest doen: ringetjes maken, daarvan strengen van ringetjes maken en die strengen weer aan elkaar koppelen totdat de halsberg er was. Ik voelde er niets voor om een ontwerp te maken om andere mensen een plezier te doen. Ik wist gewoon dat het maken van een halsberg me zou lukken. Als ik bij het maken van de halsberg problemen zou tegenkomen, dan moesten die simpelweg worden opgelost. Ik had er alle vertrouwen in dat me dat zou lukken en zo is het ook gebeurd. Daar ben ik best wel trots op.
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
Pagina 20
Persoonlijk logboek Week
Activiteiten
Uren
01: wk 36: 1 sept–7 sept 08
Info verzamelen (boeken, internet) en lezen: 3 uur Gesprek met wapensmid Max: 4 uur Info verzamelen (boeken, internet) en lezen: 3 uur Info verzamelen (boeken, internet) en lezen: 2.5 uur Gesprek met De Ruiter: 0.5 uur Naar Van der Stadt geweest voor materialen: 2 uur (incl. reis) Eerste test om van staaldraad malien te maken: 2 uur Doorgaan met test staaldraad; fout staaldraad gekocht: valt niet mee te werken (10 malien gemaakt in 2 uur: dat schiet niet op) Info lezen: 2 uur Gesprek met De Ruiter: 0.5 uur Info lezen: 1,5 uur Info verzamelen over staal- en metaalsoorten: 1 uur Naar Van der Stadt geweest voor materialen: 2 uur (incl. reis) Verschillende soorten staaldraad gekocht en mee gewerkt om beste staaldraad voor maliën te vinden: 1 uur Verder verschillende testwerken met staaldraad: 2 uur
7
Gesprek met De Ruiter: 0.5 uur Op internet info verzameld: 0.5 uur Doorgaan met testen om van staaldraad malien te maken Testen hoe malien het beste aan elkaar gemaakt kunnen worden Doorgaan met werken met staaldraad Vrij genomen Gesprek met De Ruiter: 0.5 uur Gesprek met iemand in Kronenburger Park (die daar toevallig aan een maliënkolder zat te werken!): 1.5 uur Werken aan eerste versie verslag: 4 uur Vrij genomen Afronding eerste versie verslag: 1 uur
1
02: wk 37: 8 sept–14 sept 08 03: wk 38: 15 sept–21 sept 08 04: wk 39: 22 sept–28 sept 08 05: wk 40: 29 sept–5 okt 08 06: wk 41: 6 okt–12 okt 08 07: wk 42: 13 okt–19 okt 08 08: wk 43: 20 okt–26 okt 08 09: wk 44: 27 okt–2 no 08 10: wk 45: 3 no 08–9 no 08 11: wk 46: 10 no 08–16 no 08 12: wk 47: 17 no 08–23 no 08 13: wk 48: 24 no 08–30 no 08 14: wk 49: 1 de 08–7 de 08 15: wk 50: 8 de 08–14 de 08 16: wk 51: 15 de 08–21 de 08 17: wk 52: 22 de 08–28 de 08 18: wk 1: 29 de 08–4 jan 09 Tussenstand 2008 19: wk 2: 5 jan 09–11 jan 09 20: wk 3: 12 jan 09–18 jan 09 21: wk 4: 19 jan 09–25 jan 09 22: wk 5: 26 jan 09–1 feb 09 23: wk 6: 2 feb 09–8 feb 09 24: wk 7: 9 feb 09–15 feb 09 25: wk 8: 16 feb 09–22 feb 09 26: wk 9: 23 feb 09–1 ma 09 27: wk 11: 2 ma 09–8 ma 09 28: wk 12: 9 ma 09–15 ma 09 29: wk 13: 16 ma 09–22 ma 09 30: wk 14: 23 ma 09–29 ma 09 31: wk 15: 6 ap 09–12 ap 09 Tussenstand 2009 32: wk 16: 13 ap 09–19 ap 09 33: wk 17: 20 ap 09–26 ap 09 34: wk 18: 27 ap 09–3 mei 09 35: wk 18: 4 mei –10 mei 09 Eindtotaal
Gesprek met De Ruiter over eerste versie verslag: 0.5 uur Naar Gamma geweest voor staaldraad: 2,5 uur (incl. reis) Werken aan halsberg: 3 uur Werken aan halsberg: 2 uur Werken aan halsberg: 3 uur Werken aan halsberg: 3 uur Werken aan halsberg: 2 uur Werken aan halsberg: 3 uur Vrij genomen Werken aan halsberg: 3 uur Werken aan halsberg: 1 uur Naar markt geweest om leer te kopen voor randen/afwerking halsberg: 1 uur Werken aan halsberg: 3 uur Werken aan halsberg: 2 uur Werken aan eindverslag: 8 uur Gesprek met De Ruiter; werken aan halsberg: 6 uur Werken aan halsberg: 5 uur Werken aan halsberg: 4 uur Afronding werkstuk (o.a. foto‟s maken en plaatsen):5 uur
Joost Salemans – Sectorwerkstuk maliënkolder/halsberg 2008-2009
3 3 4 4 2 1 3 2
1 1 1 0 2 4 0 1 40 uur 3 3 2 3 3 2 3 0 3 2 3 2 8 77 uur 6 5 6 6 100 uur
Pagina 21