Een landschap vol kerken
Het kerkenlandschap tussen Maas en Waal
Uitgave van het Erfgoedstudiehuis Land van de Heerlijkheden Deel 2
H.J. van Capelleveen C. van den Heuvel
Foto’s voorpagina: Links: Leur Rechts: Winssen
Voorwoord Dit boekje verschijnt naar aanleiding van de tentoonstelling ‘KERKENLANDSCHAP TUSSEN MAAS EN WAAL’ in 2015 gemaakt door het Erfgoedstudiehuis in Leur. Vanaf april 2015 staat deze reizende tentoonstelling door het hele gebied opgesteld, telkens op een andere plek. Het Erfgoedstudiehuis komt voort uit de projectgroep Cultuurhistorie in het Oostelijk Rivierengebied. Deze stond aan de wieg van het bezoekerscentrum in Leur, dat in 2010 openging. Het werkgebied van het studiehuis omvat de gemeenten West Maas en Waal, Druten, Wijchen, Beuningen en Heumen. Tot op de dag van vandaag is in het gebied Tussen Maas en Waal (Land van Maas en Waal/Rijk van Nijmegen) een heel eigen neerslag te zien van de religieuze ontwikkeling in Nederland. In het gebied, ingeklemd tussen de grote rivieren. werden al vroeg kerken gesticht. Groot werd de invloed van het aartsbisdom Keulen in het gebied. Er ontstonden vele parochiekerken en daarbij behorende kapellen. In de periode 1600-1800 werd het gebied geprotestantiseerd. Heel eigen voor het gebied is dat de mensen de rooms-katholieke kerk trouw bleven.
Behalve christendom kwamen ook andere godsdiensten het gebied binnen: Jodendom, Hindoeïsme en Islam. Wat dit boekjewil laten zien is de neerslag van bovengenoemde ontwikkeling in gebouwen voor de eredienst. In het gebied is, wat de rooms-katholieke godsdienst betreft, de ontwikkeling te zien van vroeg-romaans naar een bij de geloofsopvatting van deze tijd aangepaste vorm van bouwen. Hetzelfde geldt voor de protestanten. In eerste instantie werd gekerkt in van de rooms-katholieken overgenomen kerken. Vanaf de achttiende eeuw ontwikkelde zich een eigen stijl van bouwen. De enige synagoge was van oorsprong een protestants kerkje. De Hindoetempel en de moskee werden in geheel eigen stijl gebouwd. Hopelijk kijkt u na het lezen van dit boekje met een nieuwe blik naar de vele kerken die het gebied rijk is. Veel leesplezier.
3
Leur
Wijchen 4
1. Inleiding Mensen in Maas en Waal herkennen de dorpen in hun streek aan de kerken. Ze bepalen de skyline zogezegd. En al lijken ze op elkaar, iedere kerk of toren is uniek. Als zendelingen vanaf de achtste eeuw de streek tussen de stromen binnenwandelen, worden de bewoners van lieverlee christen. En die bekeerlingen hebben behoefte aan een gewijde plaats, een kerk. De eerste houten kerkjes zijn niet meer dan vierkante of langwerpige ruimten met een strooien zadeldak. De bouwheer is meestal het klooster van de missionarissen of de heer van de Heerlijkheid. Zo rond het jaar 1000 worden de kerkjes van tufsteen gebouwd volgens een variant op de bouwstijlen in Keulen en Utrecht. Ze zijn Romaans van karakter met zware muren en kleine rondboogramen. Aan het eind van de 13e eeuw (1200 – 1300) worden de kerken veel lichter, want ze krijgen grote ramen in spitsbogen, zoal de kerken in het Nederrijns gebied ook hebben. Tot ver in de 16e eeuw (1500 – 1600) blijven de bouwmeesters gotisch bouwen. Zo heeft elke oude Middeleeuwse kerk in de streek gotische elementen gekregen. Door haar ligging is de streek tussen de Maas en de Waal regelmatig strijdtoneel, waardoor ook veel kerkgebouwen beschadigd raken of vernield worden en wat dan nog overeind staat, verdwijnt in de golven van de vele overstromingen die het gebied telkens weer treffen. Een oorzaak is ook de onderhoudskosten van de gebouwen. Vooral in de tijd dat de protestanten de oude kerken in bezit nemen en de room-
sen hun diensten elders moeten bijwonen of schuurkerken moeten bouwen hebben de protestanen, parochianen, het klooster of de heer geen geld om het broodnodige onderhoud te plegen. De Hervormde gemeenten zijn zo’ klein dat ze kunnen luisteren naar de dominee in het koor van de kerk. De buik (schip/ beuk) is niet meer nodig en vervalt op den duur. De toren is van het dorpsbestuur en zo wordt die behouden. Kerken worden er nauwelijks nog gebouwd. Vanaf de Franse Tijd (1794 – 1813) als er godsdienstvrijheid heerst, wordt er wat meer gebouwd, aanvankelijk nog schuurkerken voor de roomsen. Later worden zowel voor de protestanten als katholieken de z.g. Waterstaatskerken gebouwd. Maar na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie (1853) beginnen de katholieken aan de bouw van grootse en grote kerken in neogotische stijl. De architecten grijpen daarbij terug op het aloude handwerk en de vormentaal van de Middeleeuwen. Hoewel er rond het jaar 1900 er ook andere bouwelementen gebruikt worden, blijft de gotiek de eerste viool spelen. Pas na de Tweede Wereldoorlog (1940 – 1945 ) worden andere, moderne stijlen gehanteerd. Zeker bij de gebouwen voor andere religies. Op dit moment gaan er nog zo weinig mensen naar de kerk, dat veel gebouwen overbodig zijn geworden. Een aantal heeft een andere bestemming gekregen, maar voor veel kerken is de toekomst ongewis. Het zou echter zonde zijn als de karakteristieke kerken en hun torens uit het landschap verdwijnen. 5
Alphen aan de Maas
Dreumel 6
Heumen
Ewijk
2. De Romaanse periode (800 – 1300) U zult begrijpen, dat van die eerste houten kerkjes weinig meer is terug te vinden. Bovendien is er ook nog weinig onderzoek naar gedaan. Alleen in de kerken van Malden in 1960 en Leur in 1986, zijn er bij onderzoek sporen van houten palen gevonden. Donkere plekken in de bodem wijzen naar houten kerkjes die er ooit gestaan hebben. Het waren bepaald geen imposante bouwwerken. Gewoon een simpel rechthoekig schip, waar aan de oostkant een smaller koor was gebouwd. Een al even eenvoudig zadeldak van riet of stro bood beschutting tegen weer en wind. Zulke gebouwen trotseren de eeuwen niet. Geen wonder, dat als het enigszins kan, de parochie een stenen kerk krijgt. Gewoon baksteen en tufsteen wordt dan gebruikt. Die kerkjes zijn even eenvoudig als hun houten voorgangers. Soms heeft het koor geen rechte oostermuur, maar een ronde, zoals de kerken in Alphen aan de Maas, Malden en Leur. Later krijgen deze oude kerken een toren in het westen. Het kon niet altijd, maar als het kon, werd een kerk georiënteerd. Dat wil zeggen, dat het altaar naar het oosten wordt gericht, naar Jeruzalem. Vandaar, dat het koor aan de oostkant zit en de toren aan de westkant.
Uit deze periode is in de streek nog wel het een en ander terug te vinden. Geen complete, oorspronkelijke kerken meer, maar dan toch restanten als muren, crypten, torens of fundamenten in de kerken van Leur, Bergharen, Batenburg, Malden, Overasselt, Puiflijk en Afferden. Die tijd echter, is het meest indrukwekkend terug te vinden in de oude kerk van Alphen aan de Maas. Funderingen, resten van opgaande muren en een niet afgemaakte crypte, allemaal te vinden onder het huidige priesterkoor. Alles wijst erop dat die oude kerk een basiliek had moeten worden, zo is ontdekt tijdens de restauratie en uitbreiding in 1931. Bij de Middeleeuwse kerk van Heumen zijn de oude muren nog zichtbaar. Althans, de onderzijden van de schipmuren dateren uit die tijd. Zeg maar, tot halverwege de huidige muren. Veel Maas en Waalse torens uit die tijd zijn bewaard gebleven. Ga maar kijken in Alphen, Dreumel, Appeltern en Ewijk. Wijchen heeft ook zo’n toren, maar die is een paar keer verhoogd en afgesmeerd, zodat daar niets meer van te zien is.
7
Overasselt
Overasselt 8
Winssen
3. De gotiek (1400-1500) Rond 1400 worden de oude Romaanse kerken stap voor stap omgebouwd tot Gotische gebouwen. Ze krijgen in ieder geval Gotische kenmerken. Het zal een kwestie van geld zijn geweest. Als eerste werden de Romaanse priesterkoren vervangen door Gotische. Gotische spitsboogramen zorgden dan voor een zee van licht. Dit soort koren kun je nog zien in Heumen, Overasselt, Leur, Appeltern, Dreumel, Wamel, Alphen. Het voormalige protestantse kkerje van Altforst bevat nog een deel van het oude koor. Ook de schepen of buiken van de kerken en kerkjes veranderen van lieverlee van gedaante. De oude muren worden verhoogd, zoals dat in Heumen nog te zien is. In Leur daarentegen worden geheel nieuwe Gotische muren gebouwd. Soms hadden die kerken zijbeuken. In Alphen is bijvoorbeeld de noordbeuk nog te zien, Leur heeft in oorsprong een zuidbeuk gehad. Later in de tijd worden schepen gebouwd als schijnbasilieken. Hét voorbeeld daarvan is de protestantse kerk van Bergharen, terwijl Dreumel nog een ruïne van zo’n schip heeft. Bij een schijnbasiliek werden vaak de zijbeuken zo hoog opgemetseld, dat er in het middenschip geen ramen meer konden worden aangebracht. Het middenschip en de zijbeuken krijgen dan samen één groot dak. Op die manier werd
de buik een eenvoudige versie van een basiliek met ramen in het middenschip boven de scheibogen van de zijbeuken, Zo’n kerk in kruisvorm, een kruiskerk, heeft in Wamel gestaan. Daarvan zijn de dwarsbeuk en het koor nog bewaard gebleven. De torens De oude torens hebben nog vlakke muren zonder nissen of versieringen, zoals in Leur en Bergharen. In dorpen als Appeltern, Alphen, Dreumel, Ewijk en Wijchen worden de Romaanse torens verhoogd. In de loop van de tijd krijgen de torens vlakken met blindnissen net als in de toren van Winssen. Die nissen worden afgesloten met rondbogen. Zo’n element grijpt dan toch weer terug op de vormen van de Romaanse bouwkunst. In Balgoij is dat niet het geval. Daar zijn de blindnissen afgesloten met Gotische spitsbogen. Met name de toren van Puiflijk is volledig Gotisch geworden, volgens de traditie van het Nederrijns gebied. Gebouwd met baksteen, bekleed met tufsteen. Tot aan het eind van de zestiende eeuw (1500 – 1600) blijven de bouwmeesters de Gotiek trouw.
9
Doddendael Ewijk
Batenbrug 10
4. Na de Reformatie (1600 – 1800) De tijd na de Reformatie betreft de tijd waarin de Gereformeerde godsdienst het enig toegestane geloof in de Nederlanden was. Met name vanaf 1609, het begin van het Twaalfjarig Bestand, kreeg het protestantse geloof voet aan de grond in de streek. Dat wil zeggen: Het werd de enig toegestane godsdienst. Het was een zeer kleine minderheid die protestant was, maar zij waren wél de baas. Zij namen dan ook bezit van de oude kerken. Maar ze zijn met zo’n kleine groep dat ze genoeg hebben aan het priesterkoor om te luisteren naar de dominee. Die koren worden dan ook zo goed en zo kwaad als het kan, onderhouden. Maar de schepen, de buiken, van de kerken worden verwaarloosd en raken in verval. En omdat de streek tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568 -1648) vaak strijdtoneel is, raken veel kerken zwaar beschadigd geraakt. Zo is rond 1600 de Middeleeuwse kerk van Batenburg volledig vernield en pas in 1612 weer voor een deel herbouwd en sindsdien in gebruik voor de protestantse eredienst. In andere kerken die de protestanten in bezit hebben genomen, zijn nog lang altaren en ander Rooms meubilair aanwezig geweest. Pas in 1753 wordt er in Leeuwen, in het boveneind, een kerk gebouwd speciaal voor de protestantse gemeente. Koster-schoolmeester Van Riemsdijk en dominee Van Coeverden schuimen het hele land af om het benodigde geld bij elkaar te bedelen, maar het lukt. Najaar 1756 is de nieuwe
kerk klaar. Ze is achthoekig en in sobere barok opgetrokken. Op het dak staat een koepeltje voor de klok. Binnen is de kerk al even eenvoudig, met een preekstoel, een doopvont, avondmaalstafel en later een orgel. Een kerk geheel ingericht voor de dienst van het Woord. De Roomsen echter, moeten zich ook dan nog behelpen met een schuur - of schuilkerk. Die zien eruit als een boerenhoeve of een boerenschuur en dat is precies de bedoeling. Als de katholieken maar betalen, mogen ze hun verboden godsdienst in die onopvallende gebouwen belijden. Zo’n schuurkerk was een vooruitgang vergeleken met de mogelijkheden die de Roomsen in het begin van de Reformatie hadden. Toen moesten ze naar Megen of Ravenstein ter kerke. En lopend is dat een heel eind. Sommigen konden een mis bijwonen in de kastelen van Ewijk ( Doddendaal ) en Hernen. Hun eigenaren waren het katholieke geloof trouw gebleven. Toen ook, zwierven er vermomde Franciscanen en Jezuïeten door de streek om hier en daar stiekem de mis te lezen, biecht te horen, te dopen en te trouwen. Tegen 1800 staan er in veel dorpen schuilkerken om de meerderheid van de Roomse dorpelingen te bedienen. Ze zijn allemaal verdwenen op die van Batenburg aan de Grootestraat na.
11
Nederasselt
Wijchen 12
Horssen
5. De Protestantse opleving na 1800 Tijdens de Bataafse Republiek ( 1795 – 1806 ) kent ons land godsdienstvrijheid. Een gevolg ervan was een regeling waarbij de oude kerken weer toevielen aan de katholieken als ze in hun dorpen in de meerderheid waren, anders bleven die in handen van de protestanten. Dat is maar op weinig plaatsen het geval. Voor veel Hervormde gemeenten was er geen gebedshuis meer. Vanaf 1804 maakt de staat vele kerkjes met de nodige subsidie mogelijk. Ze heten “Waterstaatskerk”omdat Rijkswaterstaat ze bouwt. En zoals dat in die eerste helft van de negentiende eeuw gebruikelijk is, zijn ze in neo classisistische stijl opgetrokken. Daarmee grijpen ze terug op de aloude Griekse en Romeinse bouwvormen. Tot deze protestantse Waterstaatskerken hoort de in 1804 gebouwde kerk in Nederasselt. Oorspronkelijk een kleine centraalbouw. En, hoewel Wijchen in die tijd een klein dorp is, krijgt het toch een stedebouwkundige bijzonderheid. De in 1829 gebouwde protestantse kerk met pastorie en koetshuis vormen met elkaar één langgerekt blok. Al in 1847 wordt de kerkzaal ervan verlengd en krijgt de kerk een nieuw ingangsportaal. In Beuningen bouwden ze in 1821 de pastorie haaks vast aan de kerk. Meestal zijn de waterstaatskerkjes rechthoekig en hebben ze aan de korte zijden een driehoekige sluiting. Op het dak zit een houten dakruiter. Veel eenvoudiger kan het niet. Voor tierelantijnen heeft Waterstaat geen geld over. In Altforst houden ze het nog goedkoper, want ze gebruiken het oude muurwerk in
1824 van het priesterkoor van de Middeleeuwse kerk voor de bouw van een nieuwe kerk , terwijl in Appeltern tussen priesterkoor en toren in 1859 een heel nieuw schip wordt gemetseld. Druten ( rond 1805 ), Alphen aan de Maas ( 1818 ), Horssen ( 1822 ) en Maasbommel ( 1842 ) krijgen nieuwe protestantse kerkjes. Kerkjes, want ze hoeven niet groot te zijn voor de kleine groep gelovigen. In 1860 krijgt Druten weer een nieuwe protestantse kerk en verkoopt de Hervormde gemeente haar oude kerk aan de Joodse gemeenschap. Er wonen dan zoveel Joden in het dorp dat er een minjan (bijeenkomst van tenminste 10 Joodse mannen ouder dan 13 jaar) kan worden gehouden. De straat waaraan de oude protestantse kerk stond en die synagoge werd, heet sindsdien in de volksmond “d’n Jodenhoek”. In 1847 werd in Balgoij ook een kerkje gebouwd, maar dat heeft de tijd niet overleefd. In Winssen krijgt het protestantse kerkje een dwarspand en een opvallend torentje. Tot ver in de twintigste eeuw is het dan stil aan het kerkelijk bouwfront. Afgezien dan van het kerkje in Overasselt, dat in 1939 ingrijpend wordt verbouwd, waarbij de open lantaarn op het dak verdwijnt en er een nieuwe toren en een nieuw ingangsportaal komen. Pas in 1980 krijgt de protestantse gemeente van Wijchen een nieuw bedehuis. De Schakel, zo heet de kerk staat aan de Pius XIIstraat. En in 2000 wordt de protestantse kerk van Beuningen uitgebreid en verbouwd. Niet verwonderlijk in een sterk groeiend dorp.
13
Overasselt 14
6. Rooms-katholiek herstel na 1800 Al is er godsdienstvrijheid en al hebben de katholieken hun oude kerken teruggekregen, er blijven veel problemen. De overgedragen kerken zijn vaak vervallen en er is veel geld nodig om ze op te knappen. Vaak is de subsidie van het Rijk niet toereikend. Toch ondergaan ze ingrijpende verbouwingen. In Horssen, Winssen en Ewijk worden de middenschepen afgebroken en nieuwe gemetseld. In Balgoij was dat oorspronkelijk ook het geval. In veel gevallen moeten er nieuwe kerken worden gebouwd. In Wijchen is dat in 1853 gebeurd, waarbij de aloude toren is aangepast aan de classicistische Waterstaatstijl. Er komen ook nieuwe kerken in Balgoij(1835 en vergroot in 1852),in Beuningen (1801, vergroot in 1846) en in Druten (1822). In die drie dorpen blijven de oude torens gewoon staan. De oude kerk van Hernen wordt in 1833 vergroot en ook hier blijft de oude toren gewoon dienst doen. Dat is rond 1823 eveneens in Niftrik gebeurd. Malden heeft dan nog een restant van de Middeleeuwse toren en een Middeleeuws koor. Tussen die toren en het koor wordt in 1836 een nieuw schip opgetrokken. In diezelfde tijd worden in een groot aantal dorpen nieuwe kerken neergezet volgens het Waterstaatsontwerp. Er was kennelijk veel in te halen. Te beginnen in 1812 in Maasbommel. Daarna volgen Puiflijk (1816), Batenburg (1825), Wamel (1828), Appeltern (1829), Bergharen (1830), Deest (1831), Altforst (1833), Over- en Nederasselt (1835), Leeuwen , in het boveneind (1836), Afferden ( 1838 ) en Heumen (1839). Voorwaar, bijna een explosie van neo classicistische bouwen.
Neogotiek Na 1853, als in Nederland de Bisschoppelijke Hiërarchie wordt hersteld, worden de Roomsen zelfbewuster. Ze willen triomfantelijke kerken die reiken tot de hemel. Het Rijke Roomsche Leven wordt geboren. De uitbundige Middeleeuwse Gotiek wordt het voorbeeld. De nieuwe kerken in het land tussen de Maas en Waal worden Neogotisch. Door niet de minste architecten zijn er veel Neogotische gebedshuizen ontworpen. De bekendste onder hen, de bouwer van het Rijksmuseum bijvoorbeeld, is architect P. Cuijpers. Hij ontwerpt voor Druten de nieuwe Ewaldenkerk, die in 1877 klaar is. Het is een kloeke kruiskerk, met wat stadse neogotische vormentaal. Als “Haagje van Maas en Waal “ houden ze in Druten wel van een stadse allure. Architect C. Franssen heeft maar liefst zeven kerken in de streek ontworpen. En ook hij ontwerpt in Neogotische stijl, hoewel hij soms Neoromaanse elementen toepast. Zijn kerken staan in Bergharen (1893) , Weurt (1889), Nederasselt (1891), Beneden Leeuwen (1899), Niftrik (1899), Appeltern (1907) en Horssen (1910). De kerk in Bergharen wijkt wat af, want het is een kruiskerk met op de kruising een imposante toren. De Andreaskerk van Weurt heeft ook nu nog oorspronkelijke vormelementen, met name in het interieur, kunnen behouden. De neo romaanse kerk van Beneden Leeuwen had de grootste van de streek moeten worden, maar ze is nooit voltooid. Een deel van het schip is niet gebouwd, net zo min als de grote toren die was gepland. De kerk van Niftrik heeft in 1940 het loodje 15
Wijchen
Alforst
Druten
Horssen
16
moeten leggen om tegen de Duitsers te kunnen vechten. De kerk stond in de weg om gericht te kunnen schieten. De andere door Franssen ontworpen kerken lijken op elkaar in zoverre ze transeptloos zijn. Een andere bekende bouwmeester is C. Weber die de neo gotische kerken van Winssen (1860), Puiflijk (1870), Overasselt (1891) en Afferden (1891) op papier heeft gezet. H. van Tulder creëerde de grootste neo gotische kerk in de streek. De Barbarakerk die in Dreumel staat. Het is een driebeukige kruisbasiliek, voltooid in 1870. P. Stornebrink bouwde in Hernen een zeer bijzonder gebedshuis. Van buiten ziet ze er Neoromaans uit, maar van binnen overheerst toch de neogotiek. Een nieuwe toren heeft de oude vervangen. Die was kennelijk rijp voor de sloop. In Altforst bouwt J. Kaijser in 1890-1891 een sfeervol neogotisch dorpskerkje, gewijd aan Donatus, die beschermt tegen onweer. Ook de kerk van Maasbommel (1869) heeft een dorpse Neogotische uitstraling. Bouwmeester is L. van Dijk.
In Batenburg bouwt hij in 1875 en in Wamel schept hij een kruiskerk op de plaats van de schuurkerk. De Waterstaatskerk van Deest vergroot hij in 1879. A. Snijders ontwerpt in 1881 de eenbeukige kruiskerk van Malden. De oude toren is verhoogd en afgesmeerd. Vrijwel al deze nieuwe kerken vervangen de oudere kerken, ook de Waterstaatskerken. Die hebben dus niet zo lang dienst gedaan. Nogal wat Middeleeuwse torens verdwenen. Dat was in Druten, Weurt en Niftrik het geval. In Beuningen is die toren er nog wel, maar niet meer te zien, want ze is verhoogd en ommetseld. En ze heeft een nieuwe spits gekregen. In Horssen is de oude Middeleeuwse kerk behouden gebleven, maar allang geen godshuis meer. Schuin tegenover die kerk werd een nieuwe gezet. Ook in Puiflijk en Afferden wordt de nieuwe kerk op een andere plek in het dorp gebouwd,maar de oude torens bleven behouden. Dat geldt overigens ook voor Ewijk.
17
Balgoy
Niftrik 18
7. Rooms-katholiek reveil na 1900 Langzaam, heel langzaam wordt er aan de Neogotiek geknabbeld. Ze is niet zaligmakend meer. In Ewijk staat zo’n afwijkende kerk, ontworpen door J. Magry in 1911. Ter Riele schept in 1917 in Boven Leeuwen een nieuwe Neogotiek, waarbij de viering het middelpunt is geworden, zodat de gelovigen een veel beter zicht op het altaar hebben. Expressionistisch, zo ziet de kerk van Balgoij (1914) er uit. De ontwerper ervan is J. van der Valk. Naarmate de twintigste eeuw vordert, krijgen nieuwe kerken steeds meer een unieke vormentaal. Vooral na de Tweede Wereldoorlog, als er met name aan de Waalkant kerken zijn beschadigd of zelfs vernield. De oude traditionele, klassieke bouwkunst maakt plaats voor modern beton, metselwerk, staal en glas. Terwijl de kerk in Woezik (1939)van architect H. van der Leur, uitgebreid in 1956, nog klassieke vormen heeft, is de Everarduskerk in Wijchen (1964), gebouwd door Sluitman en Rijken echt een modern godshuis zonder triomfantelijke toren. Deze kerk is al in 1994 gesloopt. De kerk
was overbodig geworden, ook al groeide Wijchen. De nieuwe kerken van Niftrik (1942) ontworpen door F. Schutz, van Deest van H. van der Leur uit 1952 met een toren uit 1959, Heumen ( E. Nijsten 1952) en Wamel (J. van Halteren 1954) hebben nog traditionele kenmerken in de stijl van de Delftse school. Het zijn ook echter onmiskenbaar godshuizen met nieuwe bouwelementen. Deneo gotische kerken van Dreumel en Druten hebben zwaar geleden door de oorlogshandelingen van 1944 en 1945, maar hun schade, was in tegenstelling tot Deest en Wamel, nog te herstellen. Een nieuwe spits kreeg Druten overigens pas in 1959. Naast de al genoemde Everardus in Wijchen, zijn er in die tijd niet veel kerken meer gebouwd. Een moderne kerk die er echt uitspringt in haar vormgeving is de kerk van Malden uit 1959. De oude kerk, met daarin nog resten van het Middeleeuwse priesterkoor en de toren zijn toen gesloopt. In 1980 wordt de kloosterkerk van Alverna afgebroken en krijgt het dorp een nieuwe kerk. Gewoon een innemend eenvoudig godshuis. Ook in 1980 krijgt de Hervormde gemeente van Wijchen een nieuw bedehuis “de Schakel“. Gebouwd aan de Pius XII straat
Malden 19
Druten
Wijchen 20
8. Andere religies Als enig dorp in de streek heeft Druten vanaf 1860 tot ongeveer 1903 een synagoge gehad. De Joodse gemeenschap had bovendien een eigen begraafplaats op de Gelenberg. De synagoge was van oorsprong een protestantse kerkje en kwam vrij toen de protestanten in 1860 een nieuwe kerk betrokken. Ze werd verkocht aan de Joodse gemeenschap, die voldoende leden telde om een minjan (een bijeenkomst van meer dan 10 manspersonen ouder dan 12 jaar) te houden. Rond 1900 vertrokken veel Joodse gezinnen uit Druten. De synagoge werd een schuur, zeker nadat ze in 1914 door brand in “D’n Jodenhoek” zwaar was beschadigd. In 1977 werd het gebouw gesloopt, alleen de zes Neogotische ramen zijn bewaard gebleven. Eén ervan is verwerkt in het monument aan de dijk als herinnering
aan de Joodse gemeenschap van toen. Het monument is ontworpen door Ciske Davids en Jos den Biesen en onthuld in 2001. En opnieuw is Druten in 2015 een dorp met een gebedshuis voor een andere dan de christelijke religie. Sinds 1992 staat in Druten Zuid een sober grijs-wit vierkant gebouw met een groene koepel. Het is de moskee voor de Turkse gemeenschap in het dorp. In Wijchen staat vanaf 2005 een Hindoetempel, de grootste van Nederland. De tempel heeft een rechthoekige grondslag en er zijn Indiase bouwvormen in toegepast. Ook dit bedehuis is eenvoudig en sober gehouden, zeker aan de buitenkant.
Druten 21
Leur
22
9. Belangrijke literatuur K. van der Ploeg, Langs Oude Gelderse Kerken; rivierengebied, Baarn 1977. D. van Gestel, Van kerk naar kerk, Zaltbommel 2008. A.G. Schulte, Het Land van Maas en Waal, De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en kunst, ‘s-Gravenhage 1986. A.G. Schulte, Het Rijk van Nijmegen (westelijk gedeelte) De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst. ’s-Gravenhage 1982. I. van Ettinger, Open deuren in Maas en Waal; 10 jaar samenwerkende kerken, uitgave Streekgemeente Maas en waal 1988. H. van Heiningen, De historie van het land van Maas en Waal, Zaltbommel 1965 (algemeen). I. Pey, Herstel in oude luister, Ideeën en praktijk van Overheid, Kerk en Architecten (1796-1940), pag. 37 en verder, Nijmegen 1993.
J. Kalf, De Katholieke Kerken in Nederland, dit is de tegenwoordige staat dier kerken met hunne meubeling en beschreven en afgebeeld. Uitgegeven onder leiding van Dr. P.J.H. Cuypers, Amsterdam 1906. H.P.R. Rosenberg, De 19de eeuwse Bouwkunst in Nederland, ’s-Gravenhage 1972. W.A.Kattenberg, Van Zaalkerk tot pseudobasiliek. Ontwikkeling van de kerkbouw en religieuze beeldende kunst in het noordwestelijk deel van het NederrijnMaasgebied 850-nu , uitgave : Vrienden Museum Kasteel Wijchen, Katern 5 2009 N.B. De vele plaatselijke uitgaven over de historie van kerken, zoals van Druten, Leur en Hernen, zijn om praktische redenen hier niet vermeld.
Alle foto’s in deze publicatie zijn afkomstig van het Erfgoedstudiehuis Leur: Wim Kattenberg, Hugo van Capelleveen, Hella Jooren, Ben van Dijk, André Janssen, Jan van Huet, Judith Toebast. De prenten zijn afkomstig uit particuliere collecties. 23
Deel 2: Een landschap vol kerken; Het kerkenlandschap tussen Maas en Waal © 2015 Erfgoedstudiehuis Land van de Heerlijkheden Leur Niets uit deze uitgave mag zonder medeweten van de auteurs vermenigvuldigd worden Tekst: H.J. van Capelleveen, C. van den Heuvel Grafische vormgeving: J.M. Toebast