De rechten van het kind met gescheiden ouders Hieronder zijn, in het kader van training MEZELF, de belangrijkste punten samengevat van twee artikelen van Charlotte Visch. Hier en daar is door de auteur iets toegevoegd om de leesbaarheid te vergemakkelijken. Charlotte Visch is de grondlegger van Integratieve Kindertherapie en haar visie is gebaseerd op het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind.
Ieder kind zijn eigen relatie met vader en moeder Ouders houden elkaar in evenwicht tijdens hun huwelijk. Daar waar de een te snel boos wordt, zal de andere ouder trachten wat rustiger te reageren. Na de scheiding verandert dat. Wat eerst gedempt werd door de andere ouder, komt er nu in alle hevigheid versterkt uit. Voor kinderen betekent dat een hele nieuwe leerervaring met de ouders. Ze zullen hun ouders op een andere manier leren kennen en kunnen zo de persoonlijke relatie verdiepen. Kinderen hebben er recht op om de persoonlijke relatie met een ouder uit te diepen, zonder tussenkomst van de andere ouder. Klacht Voor veel gescheiden ouders blijft er na de scheiding nog steeds behoefte om gelijk te krijgen: ‘zie je wel dat hij onbetrouwbaar is’ en ‘zie je wel dat zij haar teveel verwent’. Hun kinderen vragen zich af wanneer dat geruzie, de spanning en het getouwtrek nu eens stopt, want daar hebben ze erg veel last van. Het is voor hen niet te begrijpen dat ze op school leren hoe ze ruzies moeten bijleggen, maar hun ouders kunnen het niet. Wist u dat uit onderzoek is gebleken dat… Een intensieve band tussen moeder en kind (primaire verzorger) van belang is voor het handhaven van een goede relatie met de vader (andere ouder). De primaire verzorger kent het gedrag van een kind net even beter dan de andere ouder en beschouwt zich daardoor vaak de ‘beste’ ouder. Met enige moeite geeft de primaire verzorger het kind uit handen. Wanneer echter blijkt dat de primaire verzorger vertrouwen heeft in de communicatiemogelijkheden van het kind durft en kan deze ouder het kind met een gerust hart overdragen aan de andere ouder.
Wanneer een ouder absoluut verzekerd is van een diepgaande, warme, liefdevolle band tussen het kind en hem of haarzelf, dan vormt de relatie met de andere ouder geen bedreiging. Onzekerheid, angst voor verlies van de liefde van het kind kunnen leiden tot competitie-gevoelens ten opzichte van de andere ouder. Vertrouwen in je kind en doorvoeld zijn van de liefde van je kind, zorgen ervoor dat je kind in alle openheid de relatie met de andere ouder kan verdiepen. De kwaliteit van de relatie tussen vader en kind van groter belang is dan de kwantiteit van het contact. De meeste mensen hebben wel zo’n vriendschap meegemaakt; zo’n vriend of vriendin waarvan ze zeggen: ‘Ook als ik hem/haar een jaar niet zie, blijft de vriendschap. Het is dan net alsof we elkaar gisteren nog zagen. Als ik hem/haar nodig heb is hij/zij er gewoon.’ De kwaliteit blijft, zelfs al is de frequentie van het contact gereduceerd tot een keer per jaar. Kenmerk van zo’n diepgaande, liefdevolle relatie is de betrouwbaarheid en echtheid. Betrouwbaarheid ontstaat door ervaringen in het dagelijks leven, waarbij de ander ‘antwoord’ geeft op (on)uitgesproken vragen. Hij of zij is er in voor en tegenspoed: onvoorwaardelijk. Zijn het alleen woorden of is de ander ‘echt’. Durft die zich te laten kennen onder heel verschillende omstandigheden? Kan de liefde een conflict overwinnen? Is de band tussen deze twee mensen bestand tegen een stootje? Gezien het bovenstaande is Charlotte Visch (2007) een voorstander van veel wisselende contacten met beide ouders, zodat gevoelens van betrouwbaarheid en echtheid uitgewerkt kunnen worden met beide ouders. Een weekendje ‘leuk doen’ lukt iedereen uiteindelijk wel. Het gaat om de vraag: ‘Ben je er ook voor mij als…?’. Wanneer kinderen een ouder weinig meemaken in het normale leven, werkt dat idealisering (= mooier beeld maken van de ouder) in de hand. Het van belang is dat alle partijen regelmatig contact hebben met elkaar (ouders met ouders en kinderen met ouders) en dat het belangrijk is dat er veel aandacht gegeven wordt aan de beheersing van ouderlijke conflicten. Kinderen blijken ernstige negatieve gevolgen te ondervinden van het voortduren van ouderlijke conflicten: stress, agressie en depressie. Het is voor kinderen onbegrijpelijk dat de reden van de scheiding (ruzie) blijft meespelen na de scheiding. Een opvoedtraject waarbij beide ouders belangrijke doelen in de opvoeding bespreken kan hierbij helpen. Let wel: het gaat om het bespreken van doelen. De manier waarop die doelen verwezenlijkt moeten worden, bepalen de ouders ieder voor zich aan de hand van opvoedingsadviezen. De regelmaat van het contact tussen kinderen en ouders wordt bepaald door de rechter als ouders er zelf niet uitkomen. Een aantal belangrijke doelen die meegenomen dienen te worden bij een kindvriendelijke omgangsregeling zijn:
•
normalisering van het contact. Het zou voor kinderen vanzelfsprekend moeten zijn dat zij contact hebben met beide ouders. Via direct lijfelijk contact tot telefonisch contact.
•
frequentie van contact. Het zou voor kinderen normaal moeten zijn dat ze betrokken worden in het aantal bezoekjes, de duur en de vorm van het bezoek aan de uitwonende ouder.
Bij zeer jonge kinderen zullen de ouders meer moeten beslissen dan bij oudere kinderen. Het e.e.a. houdt natuurlijk ook samen met de mondigheid van een kind en/of negatieve ervaringen met de andere ouder (mishandeling, verwaarlozing). Charlotte Visch (2007) geeft adviezen over een ideale omgangsregeling, m.n. voor jonge kinderen. Zij is voorstander van een 10-daagse cyclus, waarbij de weekends worden afgewisseld door vader en moeder en waarbij het laatste weekend door ouders wordt gedeeld. In deze 10-daagse cyclus ligt maximaal 6 dagen tussen de contacten van het kind met de andere ouder. Voordelen van deze regeling: •
op deze manier leeft een kind langere tijd bij de ene ouder en vervolgens bij de andere ouder
•
ook de gewone ‘doordeweekse’ ervaringen worden meegenomen in de relatie
•
er is veel wisseling van beide ouders, wat een flexibele houding in het leven stimuleert
Zaken die het succesvol maken: •
het kind heeft kleding bij beide ouders, zodat het ‘gesleep’ overbodig is. Het kind neemt alleen dierbare spullen heen en weer (knuffel)
•
het kind kan altijd even naar huis of logeeradres om nog iets te halen
•
ouders respecteren elkaars woonomgeving en alleen het kind gaat naar binnen
•
het kind heeft een ‘thuis’ (= woonadres) en een ‘logeeradres’ (= van uitwonende ouder)
•
overdrachtsmoment via school, creche of andere plaats, waar de ouders niet tegelijk in beeld zijn van het kind
Advies is om de dagen van de week op de muur te plakken (kaartjes aan een waslijn: rood voor moeder, geel voor vader en groen voor de weekends). Een wasknijper kan aangeven welke dag het ‘vandaag’ is. Zij wijst erop dat belangrijke uitgangspunten bij elke omgangsregeling is het begrip ‘eigenaarschap’. De ouder bij wie het kind op dat moment de 10-dagencyclus ingaat, heeft de verantwoordelijkheid voor alles wat het
kind betreft: schoolzaken, vriendschappen, gezondheid en het regelen van e.v.t. naschoolse opvang of oppas. De andere ouder dient ervan uit te gaan (erop te vertrouwen) dat het kind en de andere ouder er samen uit komen. Signalen die kinderen over de andere ouder afgeven, zijn een teken dat er in die relatie iets moet worden uitgezocht. Stimuleer die actie met: ‘Je vertelt nu iets vervelends over papa/mama. Bel hem/haar maar op om een afspraak te maken, zodat jullie dat samen kunnen oplossen.’ Bemoei je niet met de andere kind-ouder-relatie, tenzij je duidelijke signalen van misbruik, verwaarlozing of mishandeling waarneemt.
Kinderen het prettig vinden, wanneer de tijd tussen ouders ‘eerlijk’ verdeeld is, omdat ze meer tijd hebben om de kwaliteit van de relatie te verdiepen. Veelal wordt de omgangsregeling in de volgende vorm gegoten: om de twee weken een weekend bij de andere ouder en tijdens de helft van de vakanties of in de vorm van co-ouderschap (een week op en een week af). Dit zijn handige, overzichtelijke regelingen voor ouders, in plaats van dat er een opvoedkundig doel wordt nagestreefd. Het gewone leven bestaat meer uit golfbewegingen met vrolijke en minder vrolijke verrassingen. Wellicht is het goed een flexibele, niet strakke, omgangsregeling te hanteren, waarbij kinderen om en om bij hun ouders zijn op verschillende dagen (zie: de 10-daagse regeling). Zodat ouders beiden de doordeweekse en de weekenddingen met hun kinderen meemaken. Kinderen het als positief ervaren wanneer beide ouders na de scheiding een (redelijk) goede relatie met elkaar onderhouden. Dat betekent samen opvoeden: zonder elkaar opdrachten te geven via het overdrachtsschriftje (dat dient gebruikt te worden voor: ontwikkelingen, voorstellen en mededelingen) en zonder elkaars opvoedingsmethoden te bekritiseren in het bijzijn van het kind. Maar wel: met regelmatig overleg in bijzijn evt. van een mediator of adviseur en met correct taalgebruik naar het kind (thuis t.o.v. logeerthuis, jouw weekend bij papa i.p.v. papa’s weekend). En natuurlijk veel flexibiliteit ten behoeve van het kind. Feestjes, belangrijke ontmoetingen, familiebezoek etc. worden gepland en moeten gecompenseerd met bezoek aan andere ouder. Bespreek de doelen met elkaar en laat de wijze van opvoeden aan de ander over. Wees er ook duidelijk over naar je kind: ‘zo doe ik het en zo doet je andere ouder het’. Richt je aandacht op de overeenkomsten in plaats van de verschillen. Je kind heeft met ieder van jullie een persoonlijke relatie uit te diepen. Bemoei je er niet mee, dan leert je kind wat het moet leren.
Wat te doen met kinderen die niet meer naar de andere ouder willen? In haar artikel ‘kinderen met een eigen mening…wat kan de rechter ermee in scheidingszaken?’ (2008) heeft Charlotte Visch de mogelijkheden beschreven die kinderen, ouders en rechters kunnen gebruiken om tot een kindvriendelijke beslissing te komen. Het uitgangspunt van haar adviezen is het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. In het kader van training ‘MEZELF, ondanks de scheiding van mijn ouders’ zullen uit dit artikel aspecten worden gelicht die betrekking hebben op het dilemma van veel ouders: wat moet en kan ik doen wanneer mijn kinderen (om wat voor reden dan ook) niet meer naar de (uitwonende) andere ouder willen gaan? Wat doen
(gescheiden) ouders als ze zich zorgen maken over het welzijn van hun kinderen, in dit geval als het bij de andere ouder is? Zij kijken naar hun kind, zij praten en luisteren naar hun kind, zij proberen hun kind te stimuleren, zij wachten totdat het vanzelf overgaat, zij proberen met de andere ouder erover te praten…maar wat als het zorgwekkende gedrag, de uitspraken en de lichamelijke klachten desondanks blijven bestaan? Wat is in dat geval in het belang van het kind? Volgens Charlotte Visch (2008) is in ieder geval noodzakelijk om bij willekeurig welke maatregel u wilt nemen, de mening van het kind te betrekken. Er zijn zgn, objectieve criteria ten aanzien van het welzijn van het kind. U kunt bijvoorbeeld van mening zijn dat de andere ouder uw kind niet goed verzorgt of geen goed voorbeeld is voor het kind. Maar alleen het kind zelf is in staat om aan te geven welk gewicht aan welk criteria moet worden toegekend. Op deze manier kan het kind zelf duidelijkheid scheppen over wat in zijn of haar belang is. Helaas wordt er door volwassenen niet vaak echt naar kinderen geluisterd. Dat is onbegrijpelijk, terwijl kinderen zo goed zijn in het bemerken van zaken die hun belang (lees: geluk) verstoren. Hoewel de meeste mensen de logica van deze redenering wel inzien hebben wij als volwassenen moeite met de uitvoering van dit principe. Een van de redenen waarom de mening van kinderen niet altijd wordt gerespecteerd is dat kinderen niet worden gezien als personen die rechten hebben. Een andere reden is dat volwassenen de manier waarop kinderen communiceren niet begrijpen. Kinderen communiceren op allerlei mogelijke manieren dat er iets in het contact met de ouder stoort. En stoort op een manier waardoor hun ontwikkeling gevaar loopt. Behalve door duidelijke of vaag verontrustende uitspraken, kunnen zij bv. lichamelijke of psychische klachten gaan vertonen. Veel voorkomende lichamelijke signalen zijn: plotseling weer bedplassen, wakker worden uit nachtmerries, gebrek aan eetlust, onverklaarbare buikpijn. Psychische signalen als: onverwachte apathie/depressie, heftige huilbuien, wegkruipen/verstoppen op het overdrachtsmoment, fantasieverhalen vertellen over macht en onmachtsituaties. Ieder mens laat op zijn eigen manier via gedrag of lichamelijke signalen zien dat er stress of problemen zijn. Vooral de omslag in gedrag geven een indicatie van de ernst van de situatie en de (vaste) momenten waarop de omslag plaats vindt. In plaats van ons onvermogen om echt te begrijpen wat kinderen communiceren en dat te verhullen door te zeggen dat het door het kind komt (te jong, te slim, te zwijgzaam, te onduidelijk of te beïnvloed door de moeder) is het belangrijk om uitspraken en gedrag van kinderen te onderzoeken. Hoe is het mogelijk dat het niet luisteren naar de mening van kinderen in hun belang kan zijn? Wij zullen manieren moeten vinden om de communicatie van kinderen te vertalen naar onze wereld. Dat is de taak van volwassenen en niet van kinderen.
Wat kan een integratieve kindertherapeut doen? Kinderen die niet meer naar een bepaalde ouder toe willen kunnen geholpen worden met: 1. uitbreiding van inzichten:’ papa is niet zielig, ook al heeft mama al een vriend
en hij nog geen vriendin, want papa is een grote man die voor zichzelf kan zorgen’. Hier gaat het bijvoorbeeld om gevoelens van zorg voor de ouder. Een van de mogelijkheden van een integratieve kindertherapeut is het aanbieden van de training ‘oude-koeien-methode’. Daarin worden dit soort misverstanden tussen ouders en kinderen opgehelderd. 2. opvoedtraject: kinderen reageren uiteraard op spanningen tussen ouders.
Door als opvoeders samen in een traject te stappen en elkaars opvoedmethodes te bespreken, kan een deel van de spanning worden verminderd. De integratieve kindertherapeut kan in een traject van 5 bijeenkomsten met ouders tot een andere manier van gescheiden opvoeden komen. 3. terechte gevoelens: kinderen die gewoon gelijk hebben zijn er ook. Zij ervaren
in de relatie met een van de ouders angst of gevoelens van tekort gedaan en verlatenheid. Deze kinderen ervaren gevoelens, die ze liever niet hebben, en dus zoeken ze naar een oplossing. Kinderen verwoorden hun oplossing in de vorm van een conclusie: ‘ik wil niet meer’. Brave kinderen ontwikkelen lichamelijke klachten (buikpijn, hoofdpijn, misselijkheid, koorts) omdat zij geen verbale middelen hebben of kunnen gebruiken (ze zijn te jong, te bang, willen niet teleurstellen) waarmee ze kunnen aangeven wat er aan de hand is. En soms is het voor elk mens heel moeilijk om aan te geven wat de precieze reden is van hun negatieve gevoelens. Wie kan uitleggen waarom het zo moeilijk is om bij een moeder te zijn met bv. borderline? En hoe om te gaan met een narcistische vader of een vader met asperger als je kind bent? Hoe kun je als kind uitleggen dat je de blikken van je vader als seksueel ervaart? Hoe kun je uitleggen dat je in een bedreigende sfeer leeft, terwijl de buitenwereld je vader bewondert? Een kind voelt wel de dreiging en de sfeer, maar kan er (nog) geen woorden aan geven. Dappere kinderen weigeren gewoon te gaan of maken er zo’n toestand van dat volwassenen gedwongen worden om eens beter naar hun kind te luisteren. De integratieve kindertherapeut kan met het kind aan het werk om te ontdekken waar (en niet of) het kind gelijk heeft en het contact beter stop gezet kan worden of een andere vorm kan krijgen. In dat eerste geval is het van belang om het kind na stopzetting van het contact te helpen met inzicht in de relatie, zodat het kind geen schuldgevoel ontwikkeld of later (onbewust) eenzelfde type persoon als partner uitzoekt. En de liefdevolle opvang van de afgewezen ouder is van net zo groot belang. Helaas ervaren ouders met een persoonlijkheidsprobleem het gedrag van hun kind vaak als een persoonlijke krenking en reageren vanwege
hun persoonlijkheidsprobleem vaak met het inzetten van machtsmiddelen, verwijt en beschuldiging naar het kind en de andere ouder. Kinderen houden over het algemeen van gemak. Het zou veel makkelijker voor hen zijn om zich gewoon neer te leggen bij wat ouders en rechter willen dan de strijd aan te gaan. Dus er moet echt wel iets aan de hand zijn als een kind weigert om naar de andere ouder te gaan. Kinderen hebben over het algemeen minder kennis of overzicht dan volwassenen over de situatie waarin zij zich bevinden, maar zij voelen wel dat er iets niet klopt. Op grond van hun gevoel communiceren zij dat het niet goed met hen gaat. Kinderen die niet meer naar een bepaalde ouder toe willen, vertellen ons dat de relatie onprettig is. In plaats van dat rechters die signalen gebruiken om de betreffende ouder te helpen om de ouder-kind-relatie te verbeteren, worden kinderen gedwongen om zich neer te leggen bij een rechterlijk besluit wat gevolgen heeft voor de rest van hun leven, want die volwassen ouder heeft rechten. Die (zo blijkt in de praktijk) boven het recht gaat van het kind op een kindvriendelijke ouder. Een kindvriendelijke ouder is in het belang van het kind. Op de oude manier zijn er steeds twee verliezende partijen: het kind dat in verwarring achter blijft (met vragen als: klopt mijn gevoel wel, want andere kinderen – en de rechter zegt het ook – houden wel van hun vader/moeder), de afgedwongen ouder krijgt geen hulp maar wel zijn recht, het kind past zich aan en moet om te overleven zichzelf verloochenen (het valt heus wel mee, want dit zou mijn vader/moeder mij toch niet aan doen?). Zelfs als het kind klem zit door de spanning tussen de ouders en er geen direct relatieprobleem tussen ouder en kind bestaat, is het ouder-kind-relatie-gesprek de enige echte oplossing om tot helderheid te komen ( = de eerder genoemde oude-koeien-methode). Er ligt kennelijk nog iets uit het verleden wat opgeruimd dient te worden. Een misverstand, een verkeerde conclusie of terecht verwijt…het kan alleen opgelost worden in direct contact tussen ouder en kind. Uitzonderling daarop vormen de ouders met persoonlijkheidskenmerken, die ervoor zorgen dat er gebrek aan zelfinzicht is en zelfevaluatie niet mogelijk is. De rechter ontzegt het recht op omgang (van de ouders) slechts, indien: 1. de omgang ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke of lichamelijke
ontwikkeling van het kind, of 2. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot
omgang, of 3. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren
tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of 4. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind
Een belangrijke reden voor de Hoge Raad om een omgangsregeling af te wijzen is de aanwezigheid van spanningen die haar weerslag hebben op het kind en daardoor in strijd is met het belang van het kind. Sommige spanningen tussen ouders kunnen worden opgelost, maar veel ook niet. Zeker niet wanneer een van de ouders geraakt is in een gevoel van machteloosheid en dat gevoel probeert op te lossen door een machtstrijd aan te gaan met de andere ouder. Het gevoel van machteloosheid oplossen via het recht op omgang of macht halen via het moedwillig in stand houden van hulpeloosheid. De bezwaren van het kind moeten door overige omstandigheden worden bevestigd. Vervolgens wordt afgewogen wat zwaarder weegt: ervaringen van het kind, die wel of juist geen omgang meer kan verdragen of het recht van de ouder op omgang. Hoe kan deze overweging worden gemaakt? Het recht om je leven harmonieus en ontspannen door te komen of het recht van een ander om jouw leven te bemoeilijken slechts alleen omdat deze persoon je biologische ouder is? En natuurlijk kunnen kinderen zich vergissen in hun conclusie (en dus hun oplossing), maar nooit in hun gevoelens. De artikelen van C.Visch zijn getiteld: Gescheiden opvoeden, hoe doe je dat? (2007) en Kinderen met een eigen mening…wat kan de rechter ermee in scheidingszaken? (2008)