28 november 2014
Een goede oudedagsvoorziening? Werknemers zijn aan zet Jarenlang was pensioen géén actueel onderwerp. Je kreeg AOW als je 65 was en daarnaast een gegarandeerd pensioen dat via een werkgever werd opgebouwd. Die tijden zijn voorbij. Al een aantal jaren is het pensioen volop in het nieuws, helaas vaak als het gaat om negatieve gevolgen voor werknemers. Hoe staat het er nu voor in pensioenland en met welke veranderingen hebben werkgevers en werknemers vandaag de dag te maken? De drie pijlers Nederlanders leven steeds langer. Dit betekent dat ze relatief een steeds korter deel van hun leven werken en langer van hun pensioen genieten. De toegenomen levensverwachting en daarnaast de vergrijzing en de economische crisis zetten het pensioenstelsel uiteraard onder druk. De AOW wordt zo onbetaalbaar en pensioenfondsen en verzekeraars moeten steeds grotere reserves aanleggen om het pensioen nog te kunnen uitkeren.
De drie pijlers waarop het Nederlandse pensioenstelsel rust, vormen drie verschillende wegen waarmee werknemers hun uiteindelijke pensioen kunnen opbouwen. 1. Overheidspensioen (AOW) De Algemene Ouderdomswet (AOW) is de basis voor de oudedagvoorziening in Nederland. De AOW wordt gefinancierd door middel van een omslagstelsel. Dat wil zeggen dat de beroepsbevolking bijdraagt aan de uitkering van de huidige AOW’ers. De kosten van de AOW worden deels betaald door de premies die werknemers afdragen en deels door de algemene middelen van de overheid. 2. Het werkgeverspensioen Dit zorgt voor een aanvulling op het overheidspensioen (AOW). De werkgever is verantwoordelijk voor deze pensioenvorm, maar hij deelt de premielast vaak met de werknemer. Verder moet hij de meeste taken uitbesteden aan een pensioenuitvoerder. Het Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL) is ondergebracht bij uitvoerder Colland.
Pagina 1 van 5
Meer informatie? Bel de infolijn: (033) 247 49 99 of mail naar
[email protected]
Een goede oudedagsvoorziening?
3 Het individueel aanvullend pensioen (eigen vermogen) Dit is een aanvulling die de werknemer naar behoefte zelf kan opbouwen boven op zijn AOW en het eventuele werkgeverspensioen. Dit kan worden opgebouwd via bijvoorbeeld een lijfrentepolis of banksparen. Wijzigingen eerste pijler: overheidspensioen (AOW) De AOW-uitkering is geen vetpot. Voor een alleenstaande bedraagt die 70 procent van het netto minimumloon. De AOWgerechtigde betaalt belasting over zijn AOW-uitkering. AOW’ers met een partner krijgen 50 procent van het netto minimumloon, zodat ze samen 100 procent van het netto minimumloon ontvangen. Heeft een AOW’er een partner die nog niet pensioengerechtigd is, dan krijgt hij boven op zijn AOW-uitkering een AOWpartnertoeslag van maximaal 50 procent van het minimumloon, afhankelijk van het inkomen van de jongere partner. De partnertoeslag wordt per 1 januari 2015 afgeschaft voor nieuwe gevallen. Verhoging AOW-leeftijd Het moment waarop werknemers aanspraak kunnen maken op een AOWuitkering wordt steeds verder naar achteren geschoven. In 2013 ging deze met één maand omhoog naar 65 jaar en één maand. In 2014 is deze verder gestegen naar 65 jaar en twee maanden. Werknemers moeten dus twee maanden langer wachten op hun eerste AOWuitkering. Na 2014 gaat de AOW-leeftijd verder omhoog. Het is echter de vraag hoe snel de AOW-leeftijd zal stijgen. In de wet is inmiddels vastgelegd dat de AOWleeftijd in 2023 67 jaar zal zijn, maar het kabinet wil een snellere verhoging, zodat de AOW-gerechtigde leeftijd in 2021 al 67 jaar is (zie tabel). De bedoeling is dat de AOW-leeftijd daarna meestijgt met de levensverwachting. Het kan dus goed zijn dat jonge werknemers pas op hun 70e of 71e jaar AOW krijgen. Voor de meeste jongeren is pensioen nog een ver-van-hun-bedshow, maar voor oudere werknemers is de verhoging van de AOW-leeftijd een heel actueel onderwerp. Afhankelijk van hun leeftijd moeten ze soms wel een jaar langer doorwerken dan ze hadden gedacht, helemaal als de plannen van het kabinet doorgaan. Op de website www.checkuwaowleeftijd.nl van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Pagina 2 van 5
Meer informatie? Bel de infolijn: (033) 247 49 99 of mail naar
[email protected]
Een goede oudedagsvoorziening?
kunnen werknemers direct zien wanneer de AOW voor hen ingaat en wat de verhoging volgens het regeerakkoord voor hen betekent. Overbruggingsregeling De verhoging van de AOW-leeftijd komt voor sommige mensen wel heel erg snel. Ze kunnen daardoor in de financiële problemen komen. Er is een overbruggingsregeling die voorziet in een tijdelijke uitkering op het niveau van het sociaal minimum (ongeveer bijstandsniveau) tot de AOWgerechtigde leeftijd. Op de website van de Sociale Verzekeringsbank (www.svb.nl) is te zien of iemand onder deze overbruggingsregeling valt. Wijzigingen twee pijler: werkgeverspensioen Om een hoop administratieve rompslomp te voorkomen, steeg de zogenoemde pensioenrichtleeftijd op 1 januari 2014 in één keer naar 67 jaar. Dit betekent dat het pensioen automatisch zal ingaan op 67-jarige leeftijd. Er zijn ook vele andere variaties mogelijk. Een werknemer kan het pensioen dat hij tot 1 januari 2013 heeft opgebouwd immers nog steeds op eigen verzoek op zijn 65e laten ingaan. Ook kan een werknemer ervoor kiezen om het pensioen dat na 1 januari 2013 is opgebouwd eerder te laten ingaan. Een werknemer moet er dan rekening mee houden dat het pensioen lager zal zijn, omdat het over een langere periode wordt uitbetaald. De regering heeft als doel dat de pensioenrichtleeftijd meegroeit met de levensverwachting, net zoals dat bij de AOW-leeftijd het geval is. Wel moet de staatssecretaris van Financiën zo’n verhoging minimaal een jaar van tevoren aankondigen. Een verhoging van de pensioenrichtleeftijd naar bijvoorbeeld 68 jaar per 1 januari 2017 moet dus vóór 1 januari 2016 bekend worden gemaakt. Zoals gezegd blijft het nog steeds mogelijk om vervroegd met pensioen te gaan en ook het deeltijdpensioen (bijvoorbeeld 50 procent dienstverband, 50 procent pensioen) neemt in populariteit toe. Uw werknemer kan via de pensioenplanner op de site van het BPL (www.bplpensioen.nl) inzicht krijgen in zijn mogelijkheden. Wanneer het concreter wordt, kan een vrijblijvende offerte worden opgevraagd bij de pensioenuitvoerder Colland/TKP. Opbouwpercentage naar 1,875 procent De veranderingen bij de pensioenopbouw, waaronder een verdere verlaging van het opbouwpercentage, treden op 1 januari 2015 in werking. Als gevolg van de aanpassingen is de verwachting dat de pensioenpremies kunnen dalen, wat voor werknemers mogelijk resulteert in een hoger nettoloon. Dit zou een bestedingsimpuls aan de economie kunnen geven. Daar komt bij dat als de werkgever minder pensioenpremie kan aftrekken van het loon van de werknemers, de overheid meer belasting zou ontvangen. Dit zou dan moeten leiden tot een besparing op de rijksbegroting en hiermee is één van de grote hervormingen uit het regeerakkoord van het kabinet Rutte-Asscher gerealiseerd. Of dit straks ook op deze wijze gaat uitpakken, zal de toekomst moeten uitwijzen. Met ingang van 2015 geldt een opbouwpercentage van 1,875 procent (fiscaal maximum) voor pensioen op basis van middelloon. Hiermee kan in 40 jaar werken een pensioen worden opgebouwd van 75 procent van het gemiddelde inkomen. Diverse ingebouwde waarborgen zorgen ervoor dat de lagere pensioenopbouw doorwerkt in een daling van de pensioenpremie. Daarnaast blijft de aftopping van het pensioengevend inkomen ongewijzigd op € 100.000,- (in 2015). Voor mensen met inkomens die daarboven liggen, wordt het mogelijk om op vrijwillige basis fiscaal vriendelijk bij te sparen uit het nettoloon. Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw Op dit moment is het opbouwpercentage bij deelname aan het Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL) 1,95 procent. Alle pensioenfondsen, dus ook het BPL, zullen nu maatregelen moeten gaan nemen om aan de nieuwe fiscale regels te gaan voldoen. De cao-partijen die betrokken zijn bij het BPL zijn hierover in onderhandeling.
Pagina 3 van 5
Meer informatie? Bel de infolijn: (033) 247 49 99 of mail naar
[email protected]
Een goede oudedagsvoorziening?
Derde pijler: de werknemer aan zet Voor de derde pijler bestaan er diverse fiscaal gunstige regelingen. Het is handig als u als werkgever de werknemer op deze mogelijkheden wijst. Pensioenspecialisten kunnen uw werknemer hiermee verder op weg helpen. Lijfrentepolis Een veelgebruikte manier om een appeltje voor de dorst op te bouwen, is een lijfrente afsluiten. Dit is in feite gewoon een levensverzekering: de werknemer legt een bedrag in bij een verzekeraar. De verzekeraar belegt vervolgens de inleg. Na een bepaalde datum komt het bedrag vrij en wordt het als periodieke uitkering uitbetaald. Het is mogelijk om de verzekeringspremie periodiek in te leggen - net als bij de AOW en het werkgeverspensioen -maar de werknemer kan ook eenmalig een koopsom betalen. Er bestaan diverse lijfrentevormen. Aan welke vorm werknemers behoefte hebben, hangt helemaal af van hun persoonlijke situatie. Hieronder staan drie mogelijkheden benoemd. - Oudedagslijfrente De oudedagslijfrente is bedoeld als levenslange oudedagsvoorziening en deze gaat uiterlijk in als de spaarder de AOW-leeftijd plus vijf jaar heeft bereikt. De gepensioneerde krijgt vervolgens maandelijks, soms per kwartaal, een uitkering uit de lijfrente tot hij overlijdt. - Tijdelijke oudedagslijfrente Kiest de werknemer voor een tijdelijke lijfrente, dan moet hij een looptijd afspreken. Dit is de periode waarin hij de uitkering van de lijfrente ontvangt. Deze periode moet minimaal vijf jaar zijn. De eerste uitkering van de tijdelijke oudedagslijfrente moet de verzekerde ontvangen tussen het jaar waarin hij of zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en het jaar waarin hij vijf jaar ouder is dan de AOW-gerechtigde leeftijd. Bij een tijdelijke oudedagslijfrente mag het jaarlijkse bedrag van de uitkeringen niet hoger zijn dan € 20.953,- (bedrag 2014). - Nabestaandenlijfrente Werknemers kunnen ook een nabestaandenlijfrente afsluiten. Deze is vergelijkbaar met het nabestaandenpensioen, alleen regelt de werknemer dit zelf. De begunstigde van de nabestaandenlijfrente is dus niet de werknemer, maar bijvoorbeeld zijn partner of kinderen. Zodra de werknemer overlijdt, komt er een kapitaal vrij, waarmee de begunstigde nabestaande een nabestaandenuitkering aankoopt. Banksparen Een lijfrente wordt door de werknemer afgesloten bij een verzekeraar. Sinds een aantal jaren is het ook mogelijk om gewoon bij de bank extra te sparen voor een goede oude dag. Verzekeraars hebben dus niet langer het monopolie op fiscaal aantrekkelijke aanvullende oudedagsvoorzieningen. Banksparen is vooral aantrekkelijk voor werknemers die niet graag afhankelijk zijn van de grillige beleggingsmarkten en die graag een gegarandeerde uitkering krijgen. Het concept van banksparen is vrij eenvoudig: de spaarder stort periodiek een bedrag op een aparte, geblokkeerde spaarrekening. De spaarder kan het bedrag niet zomaar opnemen. Hij krijgt het opgebouwde spaartegoed pas uitgekeerd bij pensionering of als hij overlijdt. Op dat moment start de bank met uitkeren. Bij banksparen kan de werknemer ook voor diverse vormen kiezen. Het grootste verschil met een lijfrentepolis is dat een uitkering bij banksparen niet (altijd) levenslang is. Er zit immers een vastgestelde einddatum aan de uitkeringen.
Pagina 4 van 5
Meer informatie? Bel de infolijn: (033) 247 49 99 of mail naar
[email protected]
Een goede oudedagsvoorziening?
Informeer uw werknemer De versobering van de oudedagsvoorziening is een feit. De eerste en tweede pijler zullen in de toekomst niet altijd genoeg zijn. Sommige werknemers zullen prima rondkomen van hun AOW en het aanvullend werkgeverspensioen. Anderen moeten het ook van de derde pijler hebben. In elk geval moeten werknemers zich bewuster worden van hun oudedagsinkomen. Wat kunt u als werkgever hierin betekenen? Om te beginnen kunt u de informatie uit dit artikel in het postvak van uw werknemer leggen of bespreken in een persoonlijk gesprek of werkoverleg. Immers, het kan u als werkgever ook raken wanneer een werknemer eerder wil stoppen, maar het financieel niet rond krijgt. Het probleem van uw werknemer wordt dan al snel ook úw probleem. Let wel: het is niet alleen de verantwoordelijkheid van de overheid en werkgever om te zorgen voor een ‘goede oude dag’ van de werknemer. De werknemer is aan zet en dient tijdig actie te ondernemen als hij eerder wil stoppen met werken en/of zijn pensioengat wil aanvullen. Het is raadzaam voor uw werknemer om meerdere verzekeraars en/of pensioenspecialisten te spreken alvorens een beslissing te nemen over hoe en op welke wijze de derde pijler kan worden ingevuld.
Tekst: Marie José Lamers, adviseur personeelsmanagement
Pagina 5 van 5
Meer informatie? Bel de infolijn: (033) 247 49 99 of mail naar
[email protected]