Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10 Versie: 0.1, 18 oktober 2010
Opdrachtgever: Auteur: Reviewer: Brandweeracademie Postbus 7010 6801 HA Arnhem T 026 355 24 10 F 026 351 50 51
[email protected]
Aqua+, Goor H. Teerds R.R. Hagen BSc MPA
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
Voorwoord Hierbij bied ik u een eerste verkenning aan naar de feiten, omstandigheden en standpunten van betrokken partijen met betrekking tot de brandveiligheid van toekomstbestendige woningen.
H. Teerds
BRANDWEERACADEMIE
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
Inhoud Voorwoord Inleiding 1 Huidig beleid 1.1 Zelfstandig wonen 1.2 Kleinschalig wonen 1.3 Nultredenwoning 1.4 Voorbeeld: implicaties voor Amsterdam 1.5 Huidige visie 2 Brandveiligheid van woningen 2.1 Gegevens uit onderzoek woningbranden 2.2 Regelgeving 3 Visie andere partijen 3.1 Aedes-Actiz, Kenniscentrum Wonen, Zorg 3.2 ANBO 3.3 Achmea 3.4 Habidrome 3.5 Syntrus Achmea vastgoed 3.6 Woningcorporatie Talis 3.7 Usus Concepts
BRANDWEERACADEMIE
2 4 5 5 6 6 6 7 7 7 8 9 9 13 14 14 15 15 15
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
Inleiding Het beleid van de overheid is er op gericht dat mensen zo lang mogelijk in hun eigen woning blijven wonen. De overheid houdt met dit beleid wel rekening met de gevolgen voor toegankelijkheid, sociale veiligheid en gebruiksaanpassingen, maar wat betreft de benodigde betere of in ieder geval andere wijze van brandbeveiliging wordt alleen gesproken over rookmelders en elektrisch koken. Dit lijkt gelet op de kennis van brand en brandgedrag in woningen en de overleefbaarheid van oudere bewoners onvoldoende. Uit onderzoek door het lectoraat Brandpreventie blijkt dat er bij brand verhoudingsgewijs drie keer zoveel mensen boven de 65 omkomen dan onder de 65. Verreweg de meeste van deze mensen komen om in hun eigen woning en niet in een verzorgingstehuis. Om die reden wil de Brandraad 10 aandacht besteden aan dit onderwerp en met voorstellen komen om bewoners van een toekomstbestendige woning ook brandveilig te laten wonen. Deze eerste verkenning beoogt input te leveren en achtergrondinformatie te geven voor deze Brandraad 10.
BRANDWEERACADEMIE
4
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
1 Huidig beleid 1.1 Zelfstandig wonen Mensen kiezen ervoor (langer) zelfstandig te blijven wonen. Oudere mensen, maar ook mensen met een beperking. Soms hebben mensen daarbij hulp nodig. Denk aan zorg aan huis of aanpassingen aan de woning. De overheid stimuleert dat mensen langer zelfstandig blijven wonen. Het beleid is dat er meer woningen komen die geschikt zijn voor mensen met een beperking. Ook kunnen mensen gebruik maken van financiële ondersteuning of zorg aan huis zoals verpleeghulp of hulp in de huishouding1. Het overheidsbeleid ondersteunt dit en is gericht op verdere inkrinping van het aanbod van instellingen. Dit proces heet substitutie, extramuralisering of vermaatschappelijking van de zorg, waarmee wordt aangegeven dat zorg nu en in de toekomst in steeds sterkere mate buiten de muren van gezondheidszorginstellingen wordt aangeboden en gebruikt. Dat betekent voorzieningen thuis en in de buurt van de woning, bijvoorbeeld in wijk(gezondheids)centra. Als gevolg daarvan is de visie op wonen, welzijn en zorg sterk veranderd. Tien jaar geleden stond de zorg centraal en vormden wonen en welzijn afgeleiden daarvan, in de huidige zienswijze wordt uitgegaan van het zo gewoon mogelijk leven en meedoen in de maatschappij van ouderen en mensen met beperkingen. Belangrijkste motor daarachter zijn de burgers zelf, zij zijn mondiger geworden, laten weten wat zij willen en maken eigen keuzes. De meeste mensen willen (zo lang mogelijk) zelfstandig wonen en meedoen aan de samenleving. In 1980 waren er per 100 80-plussers bijna 50 verzorgingshuisplaatsen; in 2007 waren het er minder dan 20. Veel meer dan voorheen wonen ouderen en mensen met beperkingen zelfstandig en ontvangen ondersteuning en zorg op maat thuis. De verwachting is dat in Nederland, net als in geheel Europa, steeds meer mensen door ouderdom of om een andere reden te maken hebben met beperkingen. De toename is met name toe te schrijven aan de groeiende groep ouderen. Zo bedroeg in 2006 het aantal 65-plussers 2,4 miljoen (14,3% van de totale bevolking), en zal dit aantal groeien tot 4,3 miljoen (25%) in 2040. Dit kan alleen als het thema wonen met ondersteuning en zorg prominent op de agenda staat en blijft staan van alle betrokken partijen en wordt gevolgd door concrete afspraken en ontwikkeling van activiteiten. Veel hangt af van het creëren van voldoende aanbod van geschikte woningen. In de “Monitor Investeren voor de toekomst 2006”2 is berekend dat in de periode 2006 – 2015 406.000 nultredenwoningen (zie later), gemiddeld 45.000 per jaar, extra beschikbaar moeten komen voor ouderen en mensen met beperkingen, waarvan 116.000 voor mensen met een zwa(arde)re zorgvraag, gemiddeld 13.000 per jaar, waar mensen op afroep zorg kunnen ontvangen. De cijfers van 2007 uit de nota zijn dat in 2006 van de totale woningvoorraad van bijna 7 miljoen woningen 1,5 miljoen zijn aangemerkt als nulttredenwoning en 129.000 als „verzorgd wonen‟ voor mensen met een zwa(arde)re zorgvraag.
1
Actieplan Beter (t)huis in de buurt, Samenwerken aan wonen, welzijn en zorg 2007 – 2011, Ministeries van Vrom en Wonen, Wijken en Integratie, December 2007 op: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wonen-en-zorg/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2007/12/12/brief-aan-tk-actieplan-beter-t-huis-in-debuurt-bijlagen-actieplanbeter-t-huisindebuurt12-12-20071500.html 2 Bijlage bij het Actieplan Beter (t)huis in de buurt.
BRANDWEERACADEMIE
5
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
1.2
Kleinschalig wonen
Daarnaast is de ambitie van de overheid niet alleen voor groepen met lichtere, maar ook met een zwaardere zorgvraag (bijvoorbeeld dementerenden en mensen met een zware beperking) met behulp van een “volledig pakket thuis” aan zorg belemmeringen rond het functioneren weg te nemen. Ook hierbij spelen de beschikbaarheid van geschikte woningen een bepalende rol. Het beleid is er op gericht vanuit grotere zorginstellingen de ondersteuning te regelen voor zowel het kleinschalig wonen als – in mindere mate, maar wel naar behoefte - het zelfstandig wonen van hulpbehoevenden 3. De ambitie van de overheid is dat op termijn eenderde van alle opvang voor dementerende ouderen kleinschalig4 is. Concreet betekent dit dat er dan 20.000 plaatsen kleinschalig wonen voor mensen met dementie zijn, tegenover de ruim 4.400 plaatsen die er in 2005 waren. De overheid wil kleinschalige zorg niet opleggen aan mensen. Mensen die zijn aangewezen op dementiezorg, moeten op termijn wel kunnen kiezen waar ze zorg willen krijgen. Er is geld uitgetrokken (januari 2009 € 80 miljoen) om zorginstellingen te helpen meer variatie in woonvormen aan te bieden. De overheid heeft daarbij een voorkeur voor kleinschalige voorzieningen in de wijk, omdat cliënten dan in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen. Het contact met familie en mantelzorgers blijft op die manier in stand. 1.3
Nultredenwoning
Een nultredenwoning is een woning die intern en extern toegankelijk is. Externe toegankelijkheid houdt in dat de woonkamer van de woning of woonruimte vanaf de straat te bereiken is zonder traplopen. Interne toegankelijkheid houdt in dat vanuit de woonkamer de keuken, het toilet, de badkamer en tenminste één slaapkamer zonder traplopen te bereiken zijn. Daarmee voldoet de nultredenwoning aan de eis dat ouderen en mensen met fysieke beperkingen hierin redelijk volwaardig kunnen wonen, zowel zolang mogelijk zelfstandig, als daarna met ondersteuning in de vorm van hulp op maat. 1.4
Voorbeeld: implicaties voor Amsterdam
Een voorbeeld maakt deze ontwikkelingen duidelijk. Voor Amsterdam heeft Laagland Advies in 2009 in opdracht van de stuurgroep Wonen, Zorg en Dienstverlening geprobeerd te berekenen wat deze extramuralisering betekent voor de Amsterdamse woningbehoefte, 5 waarbij landelijke kengetallen worden vertaald naar de hoofdstad. Vastgesteld wordt dat in de komende jaren steeds meer verpleeg- en bejaardenhuizen hun deuren zullen sluiten. Ervan uitgaande dat de woonmobiliteit geen 100% is (een kwart van de mensen met een zorgbehoefte blijft suboptimaal wonen in de eigen vertrouwde 3
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, brief DLZ/KZ-U-2901967 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 20 januari 2009. 4 Kleinschalige woonvoorzieningen worden in de bouwmaatstaven van het College Bouw gedefinieerd als voorzieningen voor groepsverzorging in een groep van maximaal 6 á 8 bewoners die gezamenlijk een huishouden vormen. De omgeving waarin dit plaatsvindt kan zijn binnen de muren van een grootschalige AWBZ voorziening, maar ook op een aparte kleinschalige locatie in de wijk. Als kleinschalige locatie gaat de regering uit van een capaciteit van maximaal 24 plaatsen voor mensen met dementie met een zware indicatie inclusief verblijf: ZZP 5 of hoger. 5 Zorgwoningen: „nultredenwoningen‟ tot het jaar 2015 meest gevraagd.; Nul20, Nr 44, mei 2009 op: http://www.nul20.nl/issue44/baro
BRANDWEERACADEMIE
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
buurt), en dat Amsterdam een relatief jonge stad is, blijkt tot 2015 de behoefte aan aangepaste woningen en speciale zorgwoningen nauwelijks te stijgen. Pas daarna, als het aandeel en het absolute aantal 75-jarigen in de bevolking stijgt, groeit de behoefte aan specifieke huisvesting. Tot die tijd is de behoefte vooral groot aan nultredenwoningen (in Amsterdam enigszins raadselachtig omschreven als woningen met maximaal één trap). Voorlopige ramingen geven aan dat het dan in 2015 gaat om ongeveer 76.000 nultredenwoningen en ongeveer 7100 geclusterde zelfstandige woningen. Na 2015 groeit de behoefte aan geclusterde onzelfstandige woningen met 24-uurszorg het hardst. Ook de vraag naar geclusterde zelfstandige woningen zal dan snel toenemen. In 2030 is de behoefte aan nultredenwoningen gestegen tot rond 84.000 en voor geclusterd zelfstandige woningen tot rond 12.000. 1.5
Huidige visie
Voor wat betreft wonen geeft de huidige visie van de overheid slechts aan dat woningen voor ouderen en mensen met beperkingen moeten kunnen kiezen voor een geschikte woning. Daarbij weegt de toegankelijkheid van de woning zwaar; “voor iemand met fysieke beperkingen is een trap al snel een horde van formaat”. Daarnaast is er een beweging zichtbaar dat de vraag van 55-plussers naar nultredenwoningen als voorbereiding op het langer zelfstandig wonen toeneemt. Beschutting en ligging bij een zorgpunt is voor velen een voorwaarde om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Een deel van de woningvoorraad zal geschikt moeten zijn voor mensen die een zwa(arde)re zorgvraag hebben. Daarnaast moet ondersteuning worden geboden. Dit deel van de visie wordt hier niet nader beschouwd. Voor wat betreft zorg geeft de huidige visie aan dat een deel van de ouderen en mensen met een beperking ook zorg nodig heeft. Dat mag geen belemmering zijn om zelfstandig te wonen. Hierbij wordt gedacht aan zowel lichtere als zwaardere vormen van zorg. De overheid wil zo lang mogelijk voorkomen dat iemand zou moeten verhuizen wanneer intensievere zorg nodig is. Iedereen zou overal in Nederland 24-uurszorg thuis moeten kunnen krijgen naast zorg op afroep. Naast de woning moet ook de wijkinrichting aan een aantal voorwaarden voldoen. Ook hierop wordt hier niet nader ingegaan. De kern van het actieplan is dat er een samenhangende aanpak en regie moeten komen in lokaal en regionaal verband, en dat vooral op lokaal niveau vele partijen (onder andere sterke partijen als zorgaanbieders en corporaties) zullen moeten samenwerken onder regie van de gemeente, met oog voor de specifieke samenwerkingsrelaties die lokaal zijn ontstaan. De betrokken ministeries (destijds VROM en VWS) gaan in het Woononderzoek Nederland 2006 (WoON, CBS) uit van twee hoofdcategorieën woningen die geschikt zijn voor ouderen en mensen met een beperking: „nultredenwoningen‟ en „woningen met verzorgd wonen‟. Het nieuwe Woononderzoek Nederland 2009 (WoON) gaat in op andere ontwikkelingsaspecten van woningmarkt en woningbouw en brengt geen wijzigingen in dit opzicht. Een woning met verzorgd wonen is dan een nultredenwoning waarin de bewoners op afroep zorg kunnen krijgen.
2 Brandveiligheid van woningen 2.1
Gegevens uit onderzoek woningbranden
Uit onderzoek van de afdeling Onderzoek van het NIFV blijkt dat slachtoffers bij brand voornamelijk in woningen en woonsituaties vallen en niet zozeer in industrie of andere publieksruimten. Dat deze gebruiksruimten wel veel meer regelgeving
BRANDWEERACADEMIE
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
hebben getrokken komt omdat indien een levensbedreigende brand ontstaat in ruimten met veel meer aanwezigen, de kans (en de realiteit) van veel meer slachtoffers gelijktijdig groot is, en daardoor in publieksaandacht en impact vele malen groter is. Ditzelfde fenomeen doet zich voor bij auto-ongevallen, waarbij een enkel busongeval met slachtoffers vele malen meer aandacht krijgt dan een aantal personenauto-ongevallen met een gelijk of groter aantal slachtoffers. Binnen deze groep slachtoffers van woningbranden zijn de groepen die – om wat voor reden dan ook - niet zelfstandig in staat zijn snel uit de woning te komen, oververtegenwoordigd. Hierbij valt te denken aan kinderen en jongeren, mensen die door alcohol of verdovende middelen verdoofd zijn, maar met name ouderen, mensen met beperkingen, en bedgebondenen. Die laatste groepen zijn juist de groepen die het actieplan „Beter (t)huis in de buurt‟ juist langer en zelfstandiger wil laten wonen in daarvoor geschikt gemaakte woningen. Voor al deze groepen geldt dat zij ofwel niet in staat zijn tijdig de juiste beslissingen om te ontvluchten te nemen bij dreigend gevaar, of wel fysiek daartoe niet voldoende in staat zijn. Uit Amerikaans onderzoek blijkt6 tevens dat de tijd waarop de leefomstandigheden in een standaardgemeubileerde woonkamer met standaard verkrijgbare meubilering levensbedreigend worden nadat brand is ontstaan (gemeten als punt van vlamoverslag en als punt van letale toxiciteit van de verbrandingsgassen), bij brandproeven in 1975 nog 17 minuten was, en in 2008 nog maar 3 minuten. De tijd van 17 minuten die in 1975 werd vastgesteld, is wereldwijd de basis geweest voor de aanbeveling huisbrandmelders te installeren om bewoners voldoende tijd te geven een woning te verlaten en de gealarmeerde brandweer in staat te stellen voor de vlamoverslag plaats zou vinden een inzet te doen om een eventuele zinvolle reddingspoging te ondernemen. Het is hier wellicht onnodig aan te geven dat de in de nieuwe brandproeven vastgestelde tijd van 3 minuten voor vlamoverslag na ontstaan van een brand, al een hele uitdaging is voor niet behinderde mensen om een woning te verlaten, dus mensen met beperkingen van welke aard ook zullen voor een belangrijk deel hierin naar verwachting niet zelfstandig slagen. Binnen drie minuten van het ontstaan van brand is niet te verwachten dat de brandweer, met welke voorzieningen ook uitgerust, in staat zal zijn een zinvolle reddingspoging te ondernemen, zeker niet in het zicht van een zeer spoedige vlamoverslag, of deze te voorkomen. 2.2
Regelgeving
De brandveiligheidsregelgeving is vastgelegd in het Bouwbesluit. Daarin worden door middel van een aantal gebruiksfuncties de minimale eisen met betrekking tot onder andere (brand)veiligheid bepaald. Met betrekking tot ouderen en mensen met beperkingen zijn de extra benodigde veiligheidsregels tot nu toe vooral gezocht in het verkrijgen van meer vlucht- of redtijd door het beperken van een eventuele brand en rookontwikkeling tot de ruimte van ontstaan, te vinden in de functies die vanouds voor beide groepen de voornaamste verblijfsfaciliteiten beschreven, de gezondheidszorgfunctie voor ziekenhuizen en verpleeghuizen, en de logiesfunctie voor verzorgingshuizen (in oude termen bejaardenoorden). In de woonfunctie kwamen ouderen niet of nauwelijks voor als zij beperkingen kregen, en mensen met beperkingen woonden ofwel in familieverband en verzorgd, of woonden in de genoemde tehuizen. Met de huidige verschuiving in de woonsituatie van ouderen en anderen met beperkingen naar gewone woningen, en met het oog op de brandslachtoffercijfers, 6
Performance of Home Smoke Alarms, Charles W. Bukowski et.al.,; National institute of Standards and Technology (NIST), US Department of Commerce; Technical Note 1455-1, Februari 2008 Revision, page XXV.
BRANDWEERACADEMIE
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
lijkt het onontkoombaar dat de genoemde extra veiligheidsregels ter bescherming van hen, ook worden overwogen voor dat deel van het woningbestand dat door hen zal worden gebruikt. Door de hierboven aangegeven ontwikkelingen en de daardoor verschuivende woonsituatie van ouderen en mensen met beperkingen, zijn de op bescherming van deze groepen gerichte veiligheidsvoorschriften, die een langere ontvluchtingstijd moeten garanderen door het beperkt houden van brand en rookontwikkeling tot de ruimte van ontstaan, niet meer alleen op de genoemde gebruiksfuncties te richten, maar zal ook moeten worden overwogen welke voorschriften voor hun beveiliging, en op welke wijze, moeten worden opgenomen in het Bouwbesluit. Enerzijds is denkbaar een categorie speciale woningen toe te voegen aan de woonfunctie, anderzijds is denkbaar een categorie speciale woningen toe te voegen aan ofwel de gezondheidsfunctie, ofwel de logiesfunctie om aan te sluiten op de daar bedoelde gebruikersgroepen. In deze categorie speciale woningen zijn dan (geheel of gedeeltelijk) de veiligheidsvoorschriften op te nemen die voor de gebruiksgroepen personen met beperkingen een langere ontvluchtingstijd of meer redtijd moeten garanderen door het beperkt houden van brand- en rookontwikkeling tot de ruimte van ontstaan, analoog aan de regelingen in de andere functies. Een begin is gemaakt met een aanpassing van het Gebruiksbesluit per 1 november 2008, waarbij onder meer eisen zijn opgenomen voor de brandmelding bij woonvormen waarin aan bewoners professionele zorg wordt verleend. Dit is een nadere uitwerking van de „woonfunctie voor minder zelfredzame personen‟ waarbij een brandmeldinstallatie met doormelding naar de brandweer aanwezig moest zijn. De omvang van de bewaking van de installatie moest afhankelijk zijn van het al dan niet aanwezig zijn van permanent toezicht op de bewoners. Deze omschrijving leverde in de praktijk onduidelijkheden en geschillen op. Verschillende betrokken partijen hebben samengewerkt om deze voorschriften te ontwikkelen 7. De brochure „Brandmelding bij wonen met zorg‟ is in bijlage 1 bijgevoegd.
3 Visie andere partijen 3.1
Aedes-Actiz, Kenniscentrum Wonen, Zorg
Aedes-Actiz doet structureel onderzoek naar woningvoorraad en ontwikkelingen op het gebeid van wonen en zorg. Aedes-Actiz geeft aan8 over welke aantallen we het hebben. Voorraad nultredenwoningen Tot 2015 zouden per jaar 45.000 nultredenwoningen beschikbaar moeten komen door nieuwbouw, verbouw en woningtoewijzing (in totaal 406.000 woningen in de periode 2006-2015). Daarvan moeten er 13.000 per jaar vallen in de categorie verzorgd wonen (116.000 in de periode 2006-2015). Volgens het WoON waren er in Nederland in 2007 1,5 miljoen nultredenwoningen (van de totale woningvoorraad van 7 miljoen) en hiervan vielen er 129.000 in de categorie verzorgd wonen. Vergeleken met het vorige woningbehoefteonderzoek uit 2002 daalde het aantal nultredenwoningen van 1,8 miljoen naar 1,5 miljoen. Reden voor de daling is een aanscherping van de definitie van nultredenwoningen door 7
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wonen-en-zorg/documenten-enpublicaties/rapporten/2008/12/01/gebruiksbesluit-brandmelding-bij-wonen-enzorg.html 8 http://www.kcwz.nl/dossiers/feiten_en_cijfers/landelijke_bouwopgave
BRANDWEERACADEMIE
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
VROM. Een woning is nu pas extern toegankelijk, wanneer ook de woonkamer zonder traplopen bereikt kan worden. De meeste nultredenwoningen zijn flatwoningen. Eengezinswoningen die zijn aangepast met een traplift of die de belangrijkste woonruimten gelijkvloers hebben (seniorenwoningen en bungalows) vallen ook onder de definitie van nultredenwoningen. Maar traditionele eengezinswoningen met een trap vallen er buiten. Verbetering eengezinswoningen Aedes, ActiZ en MOgroep bekritiseerden de eenzijdige aandacht in WoON voor nultredenwoningen. Ook de verbetering van traditionele eengezinswoningen zou in de bouwopgave moeten worden betrokken. Slechts 30% van de woningvoorraad bestaat uit flats, die vooral in stedelijk gebied zijn gebouwd. Ouderen wonen vooral in eengezinswoningen en willen daar graag in blijven wonen. Ruim 70% van de bestaande eengezinswoningen heeft geen toilet op de slaapverdieping. Dat kan bij oudere bewoners de wens om te verhuizen naar een nultredenwoning versterken. Verbetering van eengezinswoningen, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een tweede toilet op de slaapverdieping, kan ertoe leiden dat bewoners langer in hun eengezinswoning willen blijven. Door verbetering van bestaande traditionele eengezinswoningen kan de vraag naar nultredenwoningen verminderen, is het standpunt van Aedes, ActiZ en MOgroep. Onderzoek naar woonbehoeften ouderen Het standpunt van de brancheorganisaties werd bevestigd in een onderzoek dat in opdracht van het Kenniscentrum werd uitgevoerd onder oudere bewoners van eengezinswoningen. Het onderzoek heet 'Wie de woning houdt, passe hem aan'9. Veel bewoners blijken graag in hun eengezinswoning te willen blijven als ze maar één of twee keer per dag hoeven traplopen. De brancheorganisaties wezen er ook op dat de mogelijkheden voor het bouwen van seniorenwoningen in de laagbouw beperkt zijn. Momenteel bestaat 42% van het aanbod van nultredenwoningen uit dergelijke seniorenwoningen. Opvallend is de uitkomst dat veel ouderen zich aanpassen aan hun woning en er niet meteen aan denken hun woning aan te passen aan hun beperkingen. Zij vinden het moeilijk om toe te geven dat zij beperkingen hebben en zijn niet altijd op de hoogte van de mogelijkheden die er zijn om het huis aan te passen. Daarbovenop neemt met de leeftijd het initiatief af om aanpassingen te vragen of te organiseren. Genoemde aanpassingen van woningen Aedes-Actiz geeft aan dat bij de gedachte verbeteringen en verbouw van woningen met name moet worden gedacht aan aanbrengen van beugels, een tweede leuning bij de trap, weghalen van drempels, beter hang- en sluitwerk en een eventueel tweede toilet op de slaapverdieping. Daarnaast is bij aanwezigheid van een trap een traplift gewenst. Naast deze voorzieningen wordt vooral voldoende werkruimte voor medewerkers van thuiszorg in slaapkamer en badkamer gevraagd. Om een indruk te geven van het totale pakket maatregelen die worden gedacht om woningen aan te passen volgt hierna de lijst zoals opgenomen in de publicatie „Uw woning op maat, voor nu & altijd‟ van VROM, september 2006:
9
http://www.kcwz.nl/dossiers/levensloopgeschikt/ouderen_langer_in_eengezinswonin gen
BRANDWEERACADEMIE
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
Kleine(re) aanpassingen: Algemeen: • Verlichting aanbrengen (of verbeteren) bij voor- en achterdeur; • Verlichting die d.m.v. een sensor automatisch aangaat als u thuiskomt of ‟s nachts uit bed gaat; • Drempels verlagen bij voor- en achterdeur; • Deurspion in de voordeur aanbrengen; • Rookmelders installeren in het huis; • Een programmeerbare klokthermostaat voor de CV; • Tweede leuning of handgreep aanbrengen langs de trap; • Lichtschakelaar direct naast het slot van de deur; • Automatische deuropeners. Badkamer: • Antislipvloer aanbrengen; • Beugels plaatsen voor meer houvast; • Thermostaatkraan installeren voor een constante watertemperatuur; • Douchezitje plaatsen (om zittend te kunnen douchen). Huiskamer: • Drempels verwijderen; • Teruggebogen deurklinken plaatsen om het blijven haken met de mouw te voorkomen.
Keuken: • Elektrische kookplaat plaatsen; • Eén hendel mengkraan installeren. Slaapkamer: • Raambediening op bereikbare hoogte plaatsen; • Rookmelders installeren; Grote(re) aanpassingen: • Gelijkvloers een bad- en slaapkamer realiseren door verbouw of aanbouw; • Drempels verlagen bij de voor en achterdeur door het verhogen van straat of stoep; • Elektrische schakelaars op bereikbare hoogte plaatsen. • Hellingbaan maken bij de voordeur; • Toilet op de slaapverdieping; • Videofoon plaatsen om te zien wie er aanbelt; • Badkamer verbouwen: (instap)bad aanpassen of vervangen door douche met anti-slipvloer; • Doorgang vergroten, voor rolstoelen bijvoorbeeld; • Keukenkastjes en laden op goede hoogte brengen; • Traplift aanbrengen op de bestaande trap.
Aanbevelingen Benadrukt wordt het belang van tijdige voorlichting door gemeenten, thuiszorgorganisaties, woningcorporaties, ouderenorganisaties en welzijnsorganisaties aan ouderen, ook aan individuele eigenaar-bewoners. Ook zouden voorlichting over mogelijkheden en uitwisseling van kennis en ervaring over aanpassing van eengezinswoningen binnen de corporatiebranche bevorderd moeten worden. Woningcorporaties zouden de aanbevolen woningaanpassingen standaard kunnen uitvoeren bij mutatieonderhoud en grootonderhoud. Zorgorganisaties kunnen in overleg met woningcorporaties bewerkstelligen dat woningverbeteringen ook worden afgestemd op de eisen van thuisverzorgenden. De meeste thuiszorg wordt verleend in eengezinswoningen. Vastgesteld wordt na gesprekken met medewerkers in de thuiszorg dat zorg goed kan worden verleend in een slaapkamer met een maat van 2,9 m x 4,1 m en een badkamer met de afmetingen 1,8 m x 2 m. Indeling woningen en woonbehoeften In het document „Geschikt wonen‟10 wordt een indeling van zes categorieën van geschikte woningen voor ouderen en personen met beperkingen aangegeven: 1. Woningen met verzorgd wonen. Hiervan is sprake als een huishouden in een ouderenwoning gebruik kan maken van verpleging of verzorging in een bij de woning gelegen steunpunt, verzorgingshuis of dienstencentrum. 2. Woningen met diensten. Dit betreft ouderenwoningen waar huishoudens gebruik kunnen maken van diensten uit een verzorgingshuis, dienstencentrum of steunpunt, zoals huishoudelijke hulp en maaltijdverzorging (maar niet van 10
http://www.kcwz.nl/doc/levensloopgeschikt/Geschikt%20wonen.doc, gepubliceerd 28 augustus 2009
BRANDWEERACADEMIE
11
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
3. 4. 5. 6.
verzorging of verpleging). Ook wooncomplexen met een huismeester, receptie, recreatieruimte, kamers waar verzorging of verpleging mogelijk is of een sociaal alarm, worden hiertoe gerekend. Overige woningen voor ouderen. Dit zijn alle woningen die speciaal bestemd zijn voor ouderen, maar waar geen zorg- of dienstverlening aangeboden wordt. Woningen met ingrijpende aanpassingen, die niet tot de categorieën 1,2 of 3 behoren. Overige nultredenwoningen: nultredenwoningen die niet tot categorie 1, 2, 3 of 4 behoren. Overige woningen.
Om gelijk aan te geven over welke aantallen woningen het gaat, is hier het opgenomen schema overgenomen. De cijfers zijn uit 2006. verpleeghuizen (60 dzd) verzorgingshuizen (100 dzd)
geschikte huisvestin g voor wonen met zorg en welzijn (1,8 mln)
ouderenwoning (500 dzd)
(zelfst.) verzorgd wonen (100 dzd) wonen met diensten (140 dzd)
niet-ouderenwoning (1,3 mln)
ingrijpend aangepaste woning (90 dzd)
overige woningen voor ouderen (260 dzd)
overige nultredenwoning (1,2 mln) overige woningen (5 mln)
Conclusie Aedes-Actiz is een belangrijke brancheorganisatie op het gebied van wonen van ouderen, wonen met zorg en wonen van mensen met beperkingen. In haar rapportages en aanbevelingen spelen inzichten rond brandveiligheid van de bewoners nog geen zichtbare rol. Het is wel een belangrijke partij die in dit opzicht beleid kan maken en uitdragen. Vooral al bestaande aanbevelingen om beleid en voorlichting te vormen en uit te dragen is een belangrijk aanknopingspunt om brandveiligheid en noodzakelijke maatregelen op aan te sluiten. Aedes-Actiz draagt actief uit dat zij graag uitgaan van „zorg op maat‟ en daarmee proberen kosten veroorzaakt door collectieve maatregelen te beperken. De categorie-indeling van geschikte woningen voor ouderen en personen met beperkingen van Aedes-Actiz maakt het mogelijk met te ontwikkelen veiligheidspakketten op deze indeling aan te sluiten en naast de hier geboden „zorg op maat‟, ook pakketten „veiligheid op maat‟ te definiëren die daaraan gekoppeld zouden kunnen zijn. Dan worden min of meer automatisch de veiligheidsbehoefte en de veiligheidsvoorzieningen gekoppeld op een in de branche geaccepteerde en gedragen indeling. Het voordeel voor organisaties en corporaties is dan dat vooraf
BRANDWEERACADEMIE
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
duidelijk is welke voorzieningen in woningen moeten worden aangebracht en dus wat de kosten zijn. Het voordeel voor overheden en brandweren kan zijn dat niet steeds opnieuw discussies hoeven te worden gevoerd over maatregelen en voorzieningen. 3.2
ANBO
De ANBO (Oorspronkelijk Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen, maar momenteel voert men uitsluitend nog de naam ANBO), is de grootste onafhankelijke belangen- en emancipatieorganisatie voor senioren in Nederland, ongeacht geloofsovertuiging, levensbeschouwing, maatschappelijke of politieke opvatting11. Zij is spreekbuis voor bijna 400.000 senioren en wil de zelfstandigheid en de keuzevrijheid van ouderen vergroten op het gebied van wonen, werken, vrije tijd, zorg en inkomen. ANBO is lid van onder andere het FNV. In haar jaarverslag over 2009 maakt zij melding van verbreding van focus naar onderwerpen als verkeersveiligheid, mantelzorg, homo-emancipatie en ouderenparticipatie in Europa. Belangrijkste taak van de ANBO is volgens eigen zeggen het uitoefenen van politieke invloed op nationaal niveau. De vereniging heeft zetels in zowel de FNV-federatieraad als de Sociaal Economische Raad (SER) en neemt deel aan de Stichting van de Arbeid. De ANBO stelt dat: “Onze stem klinkt luider dan ooit in en Haag. Er is in het afgelopen jaar geen ouderendossier de Tweede Kamer gepasseerd of wij praatten erover mee.” De ANBO profileert zich nadrukkelijk als individuele en collectieve belangenbehartiger. Brandveiligheid van woningen neemt in het jaarverslag nog geen rol. Er is wel een project Investeren in de toekomst, waarin lokale belangenbehartigers worden opgeleid om effectief te lobbyen bij partijen als gemeenten, woningcorporaties, commerciële woningaanbieders en zorginstellingen voor grotere aantallen geschikte seniorenwoningen. Dit gesubsidieerde vierjarige project is per 31 december 2009 afgerond. Nu wordt energie gestoken in de inhoudelijke ondersteuning van de lobbyisten van de gezamenlijke ouderenbonden. De ANBO heeft een flink aantal punten gedefinieerd waar zij voor staat12. Hierbij zijn ook punten opgenomen met betrekking tot wonen en woonvormen in de gezondheidszorg. Daarbij zijn nu nog geen aspecten van brandveiligheid opgenomen, maar deze zouden eventueel naadloos in de doelstellingen kunnen passen en sluiten daar goed op aan. Om de brandveiligheid in zorgcentra en andere instellingen te verbeteren, heeft ANBO samen met LOC en verschillende cliëntorganisaties zestig vrijwilligers opgeleid om de brandveiligheid in instellingen te bekijken en de verbeterpunten met cliëntenraden te bespreken. Daarvoor gebruiken zij de gezamenlijk ontwikkelde stukken „Handboek brandveiligheid‟13 van augustus 2009 en de „Signaleringslijst brandveiligheid‟14. Beide richten zich uitsluitend op instellingen in de zorg en opvang en zijn ontwikkeld in reactie op de Schipholbrand in 2005. De documenten geven daarnaast prima uitgangspunten en methodes om ook in andere woonsituaties de brandveiligheid te beoordelen en in gesprek te gaan over aanpassingen en verbeteringen. Bovendien spreken de documenten al de taal van de doelgroepen. Daarmee vormen zij waarschijnlijk een goed uitgangspunt voor verdere 11
ANBO, Jaarverslag 2009 op: http://www.anbo.nl/pdf/webversie_Jaarverslag_09.pdf 12 ANBO, Hier staan wij voor, op: http://www.anbo.nl/pdf/Hier_staan_wij_voor_TIJDELIJK.pdf 13 http://www.loc.nl/loc/download/udp/handboekbrandbeveiliging.pdf 14 http://www.loc.nl/loc/download/udp/signaleringslijst.pdf
BRANDWEERACADEMIE
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
gesprekken en/of acties in deze branche met betrekking tot brandveiligheid en bewustwording van de bestaande situatie. 3.3
Achmea
Achmea is een schadeverzekeraar die haart oorsprong heeft in het verzekeren van brandschade. Achmea stelt in haar jaarverslag 2008 15 vast dat er de laatste jaren relatief veel grote branden waren. In 2008 heeft Interpolis een onderzoek gedaan naar de oorzaken daarvan. De brandveiligheid van elektrische installaties (waarvan er zowel in bedrijfs-, als in woonsituaties steeds meer aanwezig zijn) bleek daarbij een belangrijke rol te spelen. Kortsluiting kwam verhoudingsgewijs veel voor. Om elektrische installaties (eerst in de agro-industrie) op een betaalbare manier te inspecteren op brandrisico‟s, is een methode ontwikkeld die nu onderdeel is van het acceptatieproces. In de betrokken sector (bollen, waar de meeste gebreken werden aangetroffen) wordt een stimulans gegeven in de vorm van een financiële ondersteuning. Andere sectoren worden nu of later aangepakt. Met installateursorganisaties wordt overlegd hoe zoveel mogelijk voorkomen kan worden dat al bij de aanleg van de installaties fouten worden gemaakt. In 2007 ontwikkelde Centraal Beheer Achmea, gezamenlijk met de Brandweer Den Haag, certificatie-instelling Kiwa, ASCOM en Commit (inmiddels Achmea Vitale), het concept „Verzekerde Brandveiligheid‟. De basis voor dit concept is de regeling Brandveilig Gebruik Bouwwerken en het bijbehorende keurmerk BGB. In 2008 hebben de betrokken partijen initiatieven genomen om de BGB-regeling completer te maken op het gebied van schadebeperking en bedrijfscontinuïteit. In driekwart van de circa 1.700 zorginstellingen bleek de brandveiligheid niet voldoende. Dat komt doordat rookmelders kapot zijn, obstakels vluchtwegen blokkeren, goede compartimentering ontbreekt en er onvoldoende bedrijfshulpverleners zijn. Het aantal branden in zorginstellingen is in de afgelopen twintig jaar bijna vervijfvoudigd tot zo‟n 250 incidenten per jaar. Met het concept „Verzekerde Brandveiligheid‟ heeft Achmea een integrale aanpak ontwikkeld om de brandveiligheid bij zorginstellingen te verbeteren. Zorginstellingen kunnen hiermee een optimale brandveiligheid realiseren, tegen beheersbare kosten en inspanningen. Als de zorginstelling het keurmerk krijgt, geeft Centraal Beheer Achmea een deel van de betaalde premie terug in de vorm van dienstverlening, bijvoorbeeld als advies van een risk management consultant of trainingen (Bedrijfs Hulp Verlening) of als korting op de keuringskosten van het volgende jaar. Met deze dienstverlening wordt de brandveiligheid structureel verhoogd en wordt de continuïteit van de verbeteringen gewaarborgd. Vanuit dit perspectief lijkt Achmea door hierop door te werken mogelijk een rol te kunnen spelen in het brandveilig maken van generatiebestendige woningen. 3.4
Habidrome16
Habidrome Wonen is een organisatie die zich richt op het laten bouwen of aanpassen van woningen aan de wensen van de oudere generaties, vooral de babyboomers. Zij moeten in de filosofie kunnen wonen in comfort en design, maar ook duurzaam en toekomstbestendig, voorbereid op toekomstige technologie en meegroeiend met behoeften en mogelijkheden. Dat alles in combinatie met dienstverlening op maat. In het programma van eisen dat Habidrome hanteert voor toekenning van haar 15
http://www.achmea.nl/static/8E26CD6F4F5C0276BA8DA537BF6FA4BF/MJV_2008_Di gitaal_DEF.pdf, pagina 30 16 http://www.habidrome.nl/
BRANDWEERACADEMIE
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
certificaat het Habidrome Keurmerk dat vastgoedontwikkelaars verplicht volgens haar kwaliteitskenmerken te bouwen, komt brandveiligheid nog niet voor, maar zou daarin gezien de filosofie en de plaatsing in het hogere segment van de markt goed op zijn plaats zijn. Daarmee zou een trekker voor ontwikkelingen op deze markt kunnen ontstaan die de norm voor andere bouwprojecten kan stellen. Er bestaan meer van dit soort initiatieven, van landelijke organisaties zoals deze tot lokale parken met geconcentreerde woningen met bijbehorende recreatie- en zorgvoorzieningen. 3.5
Syntrus Achmea vastgoed
Syntrus vastgoed is een gespecialiseerde vermogensbeheerder in vastgoed en hypotheken. Syntrus belegt, financiert en ontwikkelt. Het is de grootste vastgoedbelegger in Nederlandse woningen, winkels en kantoren, en richt zich voornamelijk op kwalitatief hoogwaardig vastgoed. Syntrus gaat volgens eigen zeggen voor innovatieve producten en diensten en het verduurzamen van nieuw en bestaand vastgoed. Syntrus heeft een groot aandeel in beleggingen in zorgvastgoed in de gehele zorgketen. Daarnaast is zij de grootste belegger in woningen in Nederland en belegt steeds meer in senioren- en zorgwoningen. Door deze positie kan Syntrus eventueel een belangrijke stimulerende rol spelen bij het implementeren van brandveiligheid in zorginstellingen, senioren- en zorgwoningen. 3.6
Woningcorporatie Talis17
Talis is een woningbouwcorporatie die woningen bouwt, verhuurt en beheert in de regio Nijmegen en Wijchen. Talis richt zich met name op mensen met een kwetsbare positie op de woningmarkt, die door maatschappelijke, lichamelijke, geestelijke of sociale omstandigheden niet eenvoudig vooruit komen. Talis richt zich op het creëren van een voor hen geschikte woonomgeving met passende, betaalbare en toekomstbestendige woningen in combinatie met goede zorg in goed functionerende wijken. Talis werkt daarbij samen met maatschappelijke organisaties zoals zorg- en welzijnsinstellingen, gemeenten en bewoners. „Zorg op maat‟ is een belangrijk uitgangspunt voor Talis. Door deze positionering lijkt Talis een goede gesprekspartner om wensen, haalbaarheid, problemen en oplossingen rond het thema brandveiligheid te bespreken voor de branche. 3.7
Usus Concepts18
Usus is een Adviesbureau dat zich richt op het raakvlak van zorg, wonen en welzijn. Slagzin is: „Een toekomst thuis voor ieder die dat wil.‟ Dit wil zij bereiken door gedegen onderzoek te leveren, innovatieve concepten te ontwikkelen en interactieve processen te organiseren en begeleiden. Er worden nieuwe samenwerkingsverbanden opgezet tussen zorg- en welzijnsorganisaties, overheden, corporaties en kenniscentra. Een belangrijk hulpmiddel daarbij is voor Usus domotica, thuistechnologie. Wat wordt ingezet is daarbij afhankelijk van de individuele zorgvraag en behoefte. Domotica is maatwerk voor Usus. Daarbij worden als voorbeelden aangegeven brandmelder, deuropener of dwaaldetectie. Veiligheid voor de bewoner is daarbij een belangrijk uitgangspunt, en daardoor is brandveiligheid, hoewel nu nog niet aangegeven, wellicht in de toekomst een 17 18
http://www.talis.nl/web/show/id=44642 http://www.usus.nl/
BRANDWEERACADEMIE
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
aantrekkelijk onderwerp voor Usus. Als gesprekspartner voor ontwikkelingen lijkt Usus een goede positie te hebben.
BRANDWEERACADEMIE
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
Bijlage 1. Brochure Brandmelding bij wonen met zorg, VROM / WWI
Gebruiksbesluit Brandmelding bij wonen met zorg Op grond van de Woningwet moeten gemeenten in hun bouwverordening voorschriften geven over het gebruik van bouwwerken. In het kader van de modernisering van de VROMregelgeving zijn die voorschriften vanaf 1 november 2008 landelijk geüniformeerd voor zover zij de brandveiligheid betreffen. Daartoe zijn in het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) onder meer eisen opgenomen ten aanzien van de brandmelding bij woonvormen waarin aan bewoners professionele zorg wordt verleend. In dit infoblad wordt op die eisen ingegaan. Nieuwe voorschriften Op grond van de voorheen geldende gemeentelijke voorschriften moest een brandmeldinstallatie met doormelding naar de brandweer aanwezig zijn bij „een woonfunctie voor minder zelfredzame personen‟. De omvang van de bewaking van de installatie was daarbij afhankelijk van het al dan niet aanwezig zijn van „permanent toezicht‟ op de bewoners. Door die vage terminologie leverde de toepassing van die voorschriften in de uitvoeringspraktijk allerlei onduidelijkheden en geschillen op. Vandaar dat het Ministerie van VROM in samenspraak met de koepelorganisatie van woningcorporaties (Aedes), enkele organisaties uit de zorgsector (ActiZ, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en GGZ Nederland), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding en de Ministeries van BZK en VWS duidelijker voorschriften hierover in het Gebruiksbesluit heeft opgenomen.
worden gebracht. Daarnaast kan het van belang zijn dat de brandweer in een zeer vroeg stadium via een brandmeldinstallatie wordt gealarmeerd om tijdig een inzet te kunnen doen. Zo‟n installatie wordt nodig geacht wanneer de aanwezige personen door de grootte of complexiteit van het bouwwerk niet door aanroepen snel genoeg op de hoogte kunnen worden gesteld van een brand in het bouwwerk of wanneer zij door een beperkte mate van zelfredzaamheid bij brand geholpen moeten worden bij het ontvluchten. Zonder brandmeldinstallatie zouden zij of degenen die hen bij het ontvluchten moeten helpen, te laat geïnformeerd kunnen worden en niet snel genoeg een aanvang kunnen maken met de ontvluchting. Een belangrijke functie van een brandmeldinstallatie is dan ook de aansturing van de ontruimingsalarminstallatie die zorgdraagt voor een ontruimingssignaal. (Voor doelgroepen die niet adequaat kunnen reageren op een luid alarm, kan gekozen worden voor een stil alarm). Daarnaast kan de brandmeldinstallatie automatisch een brandmelding doorgeven naar een externe alarmcentrale die voor alarmopvolging zorgdraagt. Verplichte aanwezigheid brandmeldinstallatie In het Gebruiksbesluit zijn de diverse woonvormen waarin aan bewoners professionele zorg wordt verleend gekoppeld aan de mate van zorgverlening. Op basis daarvan is in dat besluit aangegeven of een brandmeldinstallatie nodig is en zo ja, wat de omvang van de bewaking moet zijn en of doormelding naar de brandweer moet plaatsvinden. Dat levert de volgende matrix op pagina 2 op.
Doel van brandmelding Het doel van een brandmeldinstallatie is te waarborgen dat een brand zo snel mogelijk wordt ontdekt en gemeld, zodat de ontvluchting van de in het betreffende brandcompartiment aanwezige personen zo snel mogelijk na de ontdekking van de brand op gang kan
BRANDWEERACADEMIE
Zoals uit het schema blijkt, zijn een brandmeldinstallatie en doormelding naar de brandweer niet altijd nodig wanneer een bewoner zorg ontvangt. Bovendien verschilt ook de omvang van de bewaking per woonvorm en de mate van zorgverlening.
Programma van eisen
Handbrandmelders
Rookdetectie in (gemeensch.) gangen
Rookdetectie in ruimtes
Ontruimingsalarminstallatie
Melding naar zorgcentrale
Doormelding naar brandweer
Melding naar zusterpost
Certificering
Beheer, controle, onderhoud
Ontruimingsplan
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
Groepswoning
X
X
X
X
X
-
-
-
-
X
X
Geclusterde woning in woongebouw
X
X
X
-
X
X
-
-
-
X
X
Groepswoning
X
X
X
X
X
X
-
-
-
X
X
Geclusterde grondgebonden woning
X
X
X
X
X
-
-
X
-
X
X
Geclusterde woning in woongebouw
X
X
X
-
X
-
X
X
X
X
X
Groepswoning
X
X
X
X
X
-
X
X
X
X
X
Weergave van de eisen m.b.t. de BMI
Zorg op afspraak
Zorg op afroep
24-uurs zorg
Woonfunctie voor zorg De woonfunctie voor zorg heeft in het Gebruiksbesluit alleen betrekking op woonfuncties waarbij aan bewoners professionele zorg wordt verleend. De voorschriften voor de woonfunctie voor zorg zijn dus niet van toepassing op het wonen met andere vormen van zorgverlening zoals mantelzorg. Bij het (zelfstandig) wonen zonder structurele professionele zorg is de bewoner in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de brandveiligheid binnen de woning. Bij de woonfunctie voor zorg gaat het om een concentratie van zorgcliënten in specifieke woonvormen waarin die cliënten zijn gehuisvest in verband met de professionele zorg die hen daar kan worden verleend. Er is dan sprake van een vanuit het zorgaanbod georganiseerde koppeling tussen wonen en zorg. Die concentratiekan in principe twee verschijningsvormen hebben, de zorgclusterwoning en de groepszorgwoning: • zorgclusterwoning. Er is in het Gebruiksbesluit sprake van een zorgclusterwoning indien die woning: - een zelfstandige woning is, - door een zorgcliënt (al dan niet in gezinsverband) wordt bewoond in verband met de zorg die hij in die woning van één of meer zorgaanbieders ontvangt of kan ontvangen, en - in de directe nabijheid van vier of meer andere soortgelijke woningen is gelegen.
BRANDWEERACADEMIE
De veronderstelling hierbij is dat in een dergelijk cluster ook de buren zorgbehoevend zijn, zodat men bij brand niet altijd wederzijds op melding en hulp kan rekenen. Het kan hier, bijvoorbeeld, gaan om een project van zelfstandig wonende mensen met een lichte verstandelijke handicap. Wanneer die woningen grondgebonden zijn, worden zij voor de toepassing van dit voorschrift slechts als zorgclusterwoning aangemerkt wanneer zij aan elkaar grenzen (bijvoorbeeld: rijtjeswoningen). In een woongebouw (zoals een galerijof portiekflat) worden zij slechts als zorgclusterwoning aangemerkt wanneer de toegangen van de zorgwoningen grenzen aan dezelfde gemeenschappelijke verkeersruimte (zoals de betreffende galerij of portiektrap); in dat geval is dus niet bepalend of de betreffende (vijf of meer) woningen direct aan elkaar grenzen maar of de bewoners van die woningen op dezelfde gemeenschappelijke verkeersruimte zijn aangewezen om het brandcompartiment te kunnen verlaten; • groepszorgwoning. Er is in het Gebruiksbesluit sprake van een groepszorgwoning indien die woning: - een zelfstandige woning is, en - daarin vijf of meer cliënten met een vergelijkbare zorgindicatie zorg van één of meer zorgaanbieders ontvangen en samen één huishouding voeren. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om groepswonen van verstandelijk gehandicapten of dementerenden. Het onderscheid met de woonfunctie voor kamergewijze
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
verhuur is dat bewoners in een groepszorgwoning een gezamenlijke huishouding voeren en dat zij in die woning wonen in verband met de zorg die hen daar kan worden verleend. Er is hier dus sprake van een vanuit het zorgaanbod georganiseerde koppeling van wonen en zorg. Risicosetting Zorgcluster- en groepszorgwoningen moeten in de in het schema aangegeven gevallen een brandmeldinstallatie hebben. Of er een brandmeldinstallatie aanwezig moet zijn en aan welke omvang van de bewaking en doormelding deze moet voldoen, hangt af van de risicosetting. Deze wordt bepaald door de woonvorm (zorgcluster- of groepszorgwoning), de locatie van de woning (grondgebonden of in woongebouw) en de mate van zorgbehoefte. In het Gebruiksbesluit is deze in drie categorieën onderverdeeld. Uitgaande van de aanname dat de zelfredzaamheid van de bewoners omgekeerd evenredig is aan het noodzakelijke niveau van de aangeboden zorg, worden oplopend in zwaarte van de zorgbehoefte de volgende categorieën onderscheiden: • zorg op afspraak: de zorgverlener komt op afspraak langs (bijvoorbeeld thuiszorg, persoonlijke begeleiding en/of verpleeghulp). Deze woonvorm onderscheidt zich slechts in beperkte mate van niet voor zorg bestemde woonfuncties. In veel gevallen is er wel een personenalarmeringssysteem aanwezig, al dan niet in combinatie met een spreek-luisterverbinding naar een zorgcentrale/alarmcentrale, maar deze alarmering is met name bedoeld voor noodoproepen en/of het bieden van (een gevoel van) veiligheid, niet voor communicatie met de thuiszorg; • zorg op afroep: de zorgverlener wordt dagelijks, op door de cliënt te bepalen momenten, opgeroepen, bijvoorbeeld voor hulp bij dagelijkse zaken zoals toiletbezoek of aankleden. Deze hulp is 24 uur per dag beschikbaar. Hierbij zijn in de woning specifieke voorzieningen aanwezig ter ondersteuning van die zorgverlening, bijvoorbeeld een professioneel intercomsysteem voor het doen van oproepen in geval van een zorgvraag. De oproep wordt opgenomen door de aanwezige hulpverlener die dienst doet vanuit een in de nabijheid gelegen „zusterpost‟ of hulppost, al dan niet via een zorgcentrale. De hulpverlener beschikt over een mobiele telefoon en/of pieper. De bewoner is in staat om zelfstandig hulp in te roepen en is aanspreekbaar via de spreek-luisterverbinding; • 24-uurs zorg: kenmerkend is de permanente aanwezigheid van een hulpverlener in de woning zelf. Overdag is per woning permanent een
BRANDWEERACADEMIE
hulpverlener aanwezig en ‟s nachts is er een hulpverlener aanwezig in een zusterpost binnen een cluster van woningen of in de onmiddellijke nabijheid daarvan, zodat de hulpverlener binnen enkele minuten na een alarmsignaal aanwezig kan zijn. Dit kan alarmering door de bewoner zelf zijn of alarmering via de aanwezige rookmelder(s). De bewoner is veelal niet in staat om geheel zelfstandig de behoefte aan hulp te bepalen en vaak ook niet in staat om adequaat te reageren op vragen via een spreek-luisterverbinding of op een alarmsignaal. Brandmelding naar zorgcentrale of zusterpost Bij zorg op afroep in een woongebouw of een groepszorgwoning worden niet alleen de in de woning aanwezige personen gealarmeerd, maar vindt daarnaast ook melding naar de hulppost/hulpverlener en de eventuele zorgcentrale plaats. Bij 24-uurs zorg in een woongebouw of een groepszorgwoning vindt die melding plaats naar de hulppost c.q. de dienstdoende hulpverlener. Deze melding naar de hulppost/hulpverlener en eventuele zorgcentrale vindt dus plaats naast de eventuele doormelding naar de regionale alarmcentrale van de brandweer zoals die op grond van de tabel in bijlage I van het Gebruiksbesluit moet plaatsvinden. Tot slot Of in het concrete geval sprake is van een zorgclusterwoning of een groepszorgwoning, wordt in principe beoordeeld door degene die de woonfunctie exploiteert of gaat exploiteren. Dat betekent echter niet dat de exploitant “zijn eigen eisen mag bepalen”. Het gebruik van het bouwwerk zal tenslotte altijd moeten voldoen aan de eisen die het Gebruiksbesluit stelt. Is er dus gekozen voor een bepaalde woonvorm, dan zal de woning aan de hand van die keuze worden getoetst aan dit besluit. Mocht het daadwerkelijk gebruik van het bouwwerk afwijken van het eerder door de exploitant aangegeven gebruik, dan is sprake van een onjuiste of onvolledige opgave, waartegen zo nodig bestuursen/of strafrechtelijk kan worden opgetreden. Bij nieuwbouw moet de aanvrager van de bouwvergunning op zijn aanvraagformulier aangeven of het om een dergelijke woonfunctie gaat (zie ook vraag 12 van het aanvraagformulier en de daarbij behorende toelichting). Dit stelt burgemeester en wethouders in staat om ook in het kader van de aanvraag om de bouwvergunning te bezien of in dat bouwwerk een brandmeldinstallatie vereist is.
Een eerste verkenning naar brandveiligheid van toekomstbestendige woningen t.b.v. de Brandraad 10
Ministerie van VROM staat voor ruimte, milieu, wonen, wijken en integratie. Beleid maken, uitvoeren en handhaven. Nederland is klein. Denk groot. Dit is een publicatie van: Ministerie van VROM Rijnstraat 8 2515 XP Den Haag www.vrom.nl VROM 8376 / DECEMBER 2008
BRANDWEERACADEMIE