EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten 11-06-2012
Maaike Kruijk
Margot de Vreede
Richard van Royen
1
Inhoudsopgave Inhoudsopgave
2
Samenvatting
3
Voorwoord
4
Doelstelling, onderzoeksvragen en definities
6
Methoden en technieken
9
Populatie
9
Onderzoeksopzet
9
Analysemethoden
10
Resultaten
11
Respondentgroep
11
Snelheid en tekens in de tolktekst
12
Niveaus in de brontekst
14
Overige strategieën
16
Verbanden
18
Conclusies
21
Nawoord
23
Bijlagen
25
2
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
Samenvatting In dit onderzoek bestudeerden wij de effectiviteit van schrijftolkstrategieën van ervaren, pas afgestudeerde schrijftolken en schrijftolkstudenten. De volgende onderzoeksvragen hebben we belicht: Op welke snelheid (tekens per minuut) wordt door schrijftolken getolkt? Hoe is het verloop van deze snelheid over een periode van 30 minuten? Welke strategieën gebruiken verschillende schrijftolken in de tolktekst bij deze gesimuleerde situatie en in hoeverre verhouden deze zich tot elkaar en ten opzichte van de snelheid? In hoeverre blijven door deze strategieën de inhoudelijke hoofd- en subconcepten intact? Het onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van het schrijftolken van een opname van een monoloog op video, zodat de tolksituatie voor alle participanten gelijk was. De schrijftolken hebben deze monoloog getolkt in het talenpracticum van het Instituut voor Gebaren, Taal & Dovenstudies (IGT&D) van de Hogeschool Utrecht. Tevens hebben de deelnemers een vragenlijst ingevuld. Uit het onderzoek is gebleken dat de respondenten slechts 13,4% van de concepten, die de spreker heeft geuit, letterlijk getolkt wordt en dat 64,7% van de concepten wordt gecomprimeerd op hoofdconceptniveau. Op subconceptniveau wordt 68,5% gecomprimeerd of letterlijk getolkt. Bij 32,5% van de subconcepten blijkt dat de schrijftolk het subconcept verandert, zodat de inhoud daarvan niet meer overeenkomt met de uiting van de spreker. Het gemiddeld aantal tekens van de respondenten bedraagt 456 tekens per minuut (inclusief spaties), terwijl de gemiddelde spreeksnelheid 744 tekens per minuut bedroeg, gemeten over 30 minuten. In dit onderzoek wordt voor het eerst statistisch vastgesteld dat de (op zich logische) aanname klopt dat: hoe meer ervaringsjaren een schrijftolk heeft, des te hoger is de typesnelheid is (r= 0,91) en des te meer concepten letterlijk getolkt wordt (r= rond de 0.87). Tevens blijkt dat naarmate het aantal tekens minder is, er meer fouten worden gemaakt bij het comprimeren van de hoofd- (r=-0,79) en subconcepten (r=-0,97). Ook als men veel onderdelen bij subconcepten weglaat, is een logische samenhang met het aantal hoofdconcepten dat men verandert (r=0,84). Dit onderzoek heeft plaatsgevonden onder slechts een klein aantal schrijftolken (n=13) . De uitkomsten van dit onderzoek kunnen derhalve niet automatisch gegeneraliseerd worden naar de gehele beroepsgroep schrijftolken. De analyse betreffende de ontwikkeling in het aantal tekens per minuut, is over de 30 minuten van de tolktekst gedaan. Voor de analyse van de toegepaste tolkstrategieën is ervoor gekozen de eerste 10 minuten van de tolktekst te gebruiken. Dit onderzoek is een eerste aanzet geweest of de effectiviteit van schrijftolken in kaart te brengen. Maar de onderzoekers hopen dat dit onderzoek uitnodigt tot vervolgonderzoek.
3
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
Voorwoord Inleiding Het beroep schrijftolk bestaat ongeveer tien jaar en heeft verschillende ontwikkelingen doorgemaakt: de ontwikkeling van de Associate degree-opleiding schrijftolk, de mogelijkheid voor schrijftolken om zich te registreren bij de Stichting RTG, gelijke tarieven voor schrijftolken en tolken gebarentaal, het opstarten van Nederlandse Schrijftolken Vereniging en er zijn contacten gelegd met collega’s in het buitenland. Het aantal schrijftolken stijgt langzaam: volgens de Stichting RTG waren er 71 schrijftolken geregistreerd op 1 oktober 2010. De ontwikkeling van het beroep gaat door en er is nog veel werk voor de boeg. Deze ontwikkelingen vragen om een verdiepende stap. Af en toe wordt er zijdelings in publicaties aandacht gegeven aan het fenomeen schrijftolk. Om meer erkenning voor het beroep schrijftolk te krijgen, is de tijd aangebroken om meer empirisch onderzoek te doen naar deze dienstverlening. Dit onderzoek kan gezien worden als start van het ontwikkelingsproces dat het fenomeen schrijftolk meer op een onderzoeksagenda wil zetten. Aanleiding van dit onderzoek De discussie over kwaliteit van tolken gebarentaal en schrijftolken is een steeds terugkerende vraag in het werkveld. Van 2005 tot 2007 heeft het IGT&D geparticipeerd in het onderzoek naar “De effectiviteit van gebarentaaltolken in de communicatie tussen dove en horende mensen” (2007). De primaire doelstelling van het project was het in kaart brengen van de kwaliteit van ervaren gebarentaaltolken en vierdejaars studenten van de opleiding Tolk NGT die op het punt staan om af te studeren. In dit onderzoek zijn verschillende aspecten onderzocht. Voor het werkveld is het relevant om ook inzicht te krijgen in de effectiviteit van schrijftolken, een langzaam groeiende groep tolken voor doven en slechthorenden. Een vergelijkbaar onderzoek in Nederland naar de effectiviteit van schrijftolken is tot nog toe niet uitgevoerd. De “effectiviteit” van schrijftolken is een ruim begrip, en omvat vele aspecten. Een vergelijkbaar onderzoek als in 2007, echter dan gericht op schrijftolken, is wenselijk, maar niet haalbaar binnen de scope van dit onderzoek. Gezien de beschikbare kennis, tijd en middelen is er een keuze gemaakt, om ons te beperken tot een aantal aspecten die iets zeggen over de effectiviteit van schrijftolken. Echter, dit onderzoek kan het startpunt zijn voor vervolgonderzoek naar de effectiviteit van schrijftolken. Onderzoekers Maaike Kruijk (Tolking2U), Margot de Vreede (Werkwoord) en Richard van Royen (Letterval/IGT&D), zijn gecertificeerde schrijftolken die tussen de 5 en de 15 jaar werkzaam zijn als schrijftolk. Zij zijn allen als docent betrokken geweest bij de Associate degree-opleiding Schrijftolk en hebben het initiatief genomen om dit onderzoek naar de effectiviteit van schrijftolken uit te voeren. Onderzoeksproces Het onderzoeksproces is gestart medio 2010, waarbij wij eerst nagedacht hebben over het doel en de opzet van het onderzoek. Eind 2010 is het onderzoeksplan vastgesteld en zijn 4
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
respondenten gezocht en verdere voorbereidingen gedaan voor de dataverzameling, welke in januari 2011 heeft plaatsgevonden. Van de 71 tolken hebben 13 tolken meegedaan aan dit onderzoek, waarbij zij een monoloog, die opgenomen was op video, in het talenpracticum moeten tolken, Deze monoloog duurde ongeveer 30 minuten met aansluitend nog een voorlichtingsfilmpje dat getolkt moest worden. Dit gebeurde in het talenpracticum van het IGT&D, waarbij de tolken de eigen Veyboard en laptop met een tekstverwerkingsprogramma en eventueel een autocorrectie/AsUType/ Tolkcorrect gebruikten. Tijdens het tolken werd een opname gemaakt met behulp van My Screen Recorder van de opbouw van de tolktekst van de schrijftolk (zie afbeelding). Daarna heeft de analyse een zeer ruime periode geduurd, door verschillende oorzaken. Op basis van die eerste analyse hebben wij moeten constateren dat de analyse door de onderzoekers niet éénduidig was uit te voeren. De criteria zijn aangepast op basis waarvan de onderzoekers de analyse nogmaals hebben uitgevoerd op de eerste 10 minuten van de tolktekst. De onderzoekers kwamen erachter dat we de tolktekst op twee niveaus moesten bekijken, namelijk op hoofdconcept niveau en subconceptniveau. Omdat de analyse een zeer grote tijdsinvestering vraagt, is ervoor gekozen niet de gehele tolktekst te analyseren en dit te beperken tot 10 minuten. Implicaties van dit onderzoek De schrijftolken die deelgenomen hebben aan dit onderzoek ontvangen naast dit verslag een individuele scoreformulier, zodat de schrijftolk zichzelf met het gemiddelde van de groep kan vergelijken. Deze informatie kan de schrijftolk desgewenst gebruiken ter verbetering van de eigen professionaliteit. Daarnaast kunnen de uitkomsten van het onderzoek ook gebruikt worden op de Ad-opleiding Schrijftolk van het IGT&D en voor nog te ontwikkelen nascholingsactiviteiten.
5
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
Doelstelling, onderzoeksvragen en definities “Effectiviteit van een schrijftolk” is een zeer omvangrijk begrip. Gezien de beschikbare tijd en middelen dit te onderzoeken, is besloten dit onderzoek te beperken tot de volgende doelstelling en onderzoeksvragen, waarbij uitgegaan wordt van dezelfde tolksimulatie en observatiemoment. Doelstelling Dit onderzoek heeft tot doel om in kaart te brengen wat er gebeurt in de tolkteksten van schrijftolken, als het gaat om de typsnelheid en de toegepaste schrijftolkstrategieën, die verschillende schrijftolken gebruiken, in dezelfde tolksituatie. Onderzoeksvragen Op welke snelheid (tekens per minuut) wordt door schrijftolken getolkt? Hoe is het verloop van deze snelheid over een periode van 30 minuten? Welke strategieën gebruiken verschillende schrijftolken in deze situatie en in hoeverre verhouden deze zich tot elkaar en ten opzichte van de snelheid? In hoeverre blijven, door deze strategieën, de inhoudelijke hoofd- en subconcepten intact? Variabelen Hieronder worden de definities weergegeven van de variabelen die in dit onderzoek gebruikt worden: Variabele
Definitie
Snelheid Ervaring Tolkuren
Het gemiddeld aantal tekens per minuut dat getypt wordt, inclusief spaties Het aantal jaren werkzaam als gecertificeerd schrijftolk. Gemiddeld geschat aantal tolkuren per week excl. reistijd. Het letterlijk tolken, het herformuleren, het gecomprimeerd tolken, het weglaten, het vervangen het toevoegen, het ingrijpen, het gebruik maken van de omgeving. Een informatie-eenheid die uit zinnen bestaat die duidelijk bij elkaar horen. Het hoofdconcept in de tolktekst bevat de letterlijke woorden van dit hoofdconcept in de brontekst. Een hoofdconcept gecomprimeerd gelijk is een informatie-eenheid in de tolktekst die dezelfde inhoud/betekenis heeft als de brontekst maar in minder woorden/tekens. Een hoofdconcept gecomprimeerd veranderd is een informatie-eenheid in de tolktekst met een andere inhoud/betekenis als de brontekst en met minder woorden/tekens. In de tolktekst geeft de schrijftolk het moment van ingrijpen aan. Verwijzing naar de gebruikte sheets in de presentatie.
Tolkstrategieën
Hoofdconcept Hoofdconcept letterlijk Hoofdconcept gecomprimeerd gelijk Hoofdconcept gecomprimeerd veranderd Ingrijpen Gebruik omgeving Subconcept subconcept letterlijk subconcept geherformuleerd subconcept weglating gelijk subconcept weglating veranderd
Een zin of zinsdeel van het hoofdconcept dat een op zichzelf staande informatie eenheid is. Het subconcept in de tolktekst bevat de letterlijke woorden van dit subconcept in de brontekst. Het subconcept in de tolktekst bevat exact de zelfde woorden als het subconcept, echter in een andere volgorde. In het subconcept in de tolktekst worden tekens/woorden weggelaten, echter de inhoud/betekenis blijft gelijk aan de brontekst In het subconcept in de tolktekst worden tekens/woorden weggelaten, echter de inhoud/betekenis is veranderd ten opzichte van de brontekst
6
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
subconcept toevoeging gelijk subconcept toevoeging veranderd subconcept vervanging gelijk subconcept vervanging veranderd
In het subconcept in de tolktekst worden tekens/woorden toegevoegd die niet zijn gezegd, echter de inhoud/betekenis blijft gelijk aan de brontekst In het subconcept in de tolktekst worden tekens/woorden toegevoegd die niet zijn gezegd, waarbij de inhoud/betekenis veranderd is ten opzichte van de brontekst In het subconcept in de tolktekst worden tekens/woorden vervangen, echter de inhoud/betekenis blijft gelijk aan de brontekst In het subconcept in de tolktekst worden tekens/woorden vervangen, echter de inhoud/betekenis is veranderd ten opzichte van de brontekst
Variabele
Voorbeeld
Hoofdconcept 1
Subconcept1 Subconcept2 Subconcept3 Subconcept4
We zijn bijvoorbeeld een ontwikkeling die uh er voor zorgt dat er meer uh samenwerking moet plaatsvinden op de werkvloer.
Hoofdconcept 2
Subconcept1 Subconcept2 Subconcept3 Subconcept4 Subconcept5
Wat ook heel belangrijk is, is dat het functioneren van de politie onder de loep is gelegd en onder de loep staat van de Nederlandse samenleving.
Tekst uit de brontekst En zelfs nog, en daar zijn we heel blij mee, dat dat goed gelukt is, ook samen met het reguliere onderwijs. Dus als de praktijk vraagt om inzet van de politie, dan loopt de student daarin gewoon mee.
Voorbeeld tolktekst En ook, daar zijn we blij mee dat dat goed gelukt is, ook samen met regulier onderwijs, Als de activiteit vraagt dat de student mee moet, dan moet dat.
Hoofdconcept gecomprimeerd gelijk Hoofdconcept gecomprimeerd veranderd Ingrijpen Gebruik omgeving Subconcept Hoofdconcept 3
subconc letterlijk subconc geherformuleerd subconc weglating gelijk subconc weglating veranderd subconc toevoeging gelijk
1
ING (zie sheet)
Subconcept 1 Subconcept 2 Subconcept 3 Subconcept 4 Subconcept 5 Subconcept 6 Subconcept 7 Subconcept 8 Subconcept 3
En zelfs nog, en daar zijn we heel blij mee, dat dat goed gelukt is, ook samen met het reguliere onderwijs. zodat het aansluit bij bijvoorbeeld het middelbaar beroepsonderwijs. Nou hoe doen we dat? of thuis achter de boeken, net zoals iedere andere professionele organisatie. dat dat goed gelukt is,
Subconcept 5
zodat het aansluit bij het middelbaar onderwijs bijvoorbeeld1.
Subconcept 4
ook samen met regulier onderwijs,
Subconcept 2
daar zijn we blij mee
Subconcept 6
Nou hoe doen we dat dan?
de anders gekleurde tekst geeft de wijziging weer ten opzichte van de brontekst. 7
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
subconc toevoeging veranderd subconc vervanging gelijk subconc vervanging veranderd
Subconcept 7
thuis of achter de leerboeken,
Subconcept 8
net als elke professionele organisatie.
Subconcept 5
zodat het aansluit bij het middelbaar onderwijs bijvoorbeeld.
In de analyse van de tolkteksten zijn de specifieke Veyboard-fouten of spellingsfouten niet meegenomen, alsmede het gebruik van interpunctie. Echter indien de Veyboard-fout een verandering in de betekenis van het concept als gevolg had, is deze meegenomen volgens bovenstaande definities.
8
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
Methoden en technieken Populatie Voor dit onderzoek zijn 71 Nederlandse schrijftolken benaderd die in oktober 2010 in het register van Stichting RTG ingeschreven stonden en de tweedejaarsstudenten van de Associate degree Schrijftolk van het IGT&D van de Hogeschool Utrecht, met de vraag of zij willen participeren in dit onderzoek. 13 schrijftolken hebben zich aangemeld en in januari zijn zij één dag naar het IGT&D gekomen. De groep respondenten bestond dus uit gecertificeerde schrijftolken en een aantal schrijftolk-studenten.
Onderzoeksopzet Observatie door middel van opname Idealiter worden de onderzoeksvragen beantwoord aan de hand van observatie in de praktijk en analyse van tolkteksten en geluidsopnames in de praktijk. Maar de Beroepscode voor Schrijftolken maakt het onmogelijk om deze tolksituaties te gebruiken, vanwege de privacy. In verband met de beschikbare tijd en middelen van de onderzoekers en om een exact gelijke tolksituatie te creëren is gekozen om de observatie uit te voeren in een gesimuleerde tolksituatie. Van tevoren is een opname gemaakt van een monoloog van ongeveer 30 minuten. Aansluitend aan de monoloog is een demonstratie-video van ongeveer 15 minuten gemonteerd, die ook getolkt diende te worden. Ter voorbereiding voorafgaande aan deze tolkopdracht ontvingen de tolken een hand-out van de presentatie die in de monoloog werd gebruikt. De opdracht aan de tolken was om zich voor te bereiden zoals zij dat normaliter ook doen. Daarna namen de respondenten plaats in de individuele hokjes in het talenpracticum van het IGT&D. Vervolgens werd tegelijk de opname gestart en startte de tolkopdracht. Er is met de participanten afgesproken dat de eerste 5 minuten van de opname en de tolktekst niet worden meegenomen in de analyse. In die 5 minuten kunnen de schrijftolken wennen aan de situatie, spreekstem en spreeksnelheid. In deze situatie kon men niet ingrijpen en vragen om herhaling. De afspraak is gemaakt dat de tolken het moment van ingrijpen aangeven door middel van “ING" in de tolktekst en dat de tolk weer begint met tolken zodra de tolk dat kan. Bij de analyse zijn, zoals afgesproken, de gemiste onderdelen buiten beschouwing gehouden. De schrijftolk maakt hierbij gebruik van de eigen laptop en Veyboard. Tijdens het tolken wordt ook een opname gemaakt van de opbouw van de tolktekst van de schrijftolk, zodat achteraf op de video gekeken kan worden wat er op welk moment gebeurt. Op deze manier is achteraf te zien wat een cliënt letterlijk ziet gebeuren op het beeldscherm tijdens deze tolkopdracht. Vragenlijst De schrijftolken hebben vervolgens een vragenlijst ingevuld met een aantal vragen over personalia en andere gegevens (zie bijlage 2).
9
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
Analysemethoden Vaststellen typesnelheid De opname van de opbouw van de tolktekst is gebruikt voor het vaststellen van de typesnelheid, om inzicht te krijgen op welke snelheid (tekens per minuut) de schrijftolken tolken en hoe het verloop van deze snelheid over een periode van 30 minuten is. Vergelijking brontranscript en tolktekst Van de video-opname van de monoloog en demonstratie-video is een letterlijk transcript gemaakt (een deel van dit transcript is als voorbeeld opgenomen als bijlage 1). In de eerste analyse werd per schrijftolk 3 blokken van 10 minuten van de tolktekst vergeleken met het transcript van de brontekst, waarbij de brontekst was verdeeld in hoofdconcepten. Bij de bespreking van deze eerste analyse-ronde bleek dat de onderzoekers niet consequent de tolktekst hadden gelabeld en dat er een bias was in de beoordeling. Ze hebben toen de definities aangescherpt door op hoofdconcept- en subconceptniveau strikt binair te gaan labelen. Bij de tweede analyse-ronde is naar de eerste 10 minuten van de tolktekst gekeken op het niveau van de hoofdconcepten. Vervolgens is gekeken op het niveau van de subconcepten, waarbij alles wat in de tolktekst afwijkt van de brontekst, werd gelabeld en geteld.
10
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
Resultaten Respondentgroep In totaal hebben zich 13 respondenten gemeld en aan dit onderzoek meegewerkt. Bij de analyse van de datamaterialen is gebleken dat er van één respondent geen succesvolle videoopname was, en om die reden hebben wij deze in bepaalde delen van data-analyse buiten beschouwing moeten laten. Hieronder wordt stilgestaan bij een aantal kenmerken van de respondenten. Geslacht, geboorteland en moedertaal In deze groep van 12 respondenten zijn er 11 vrouwen en 1 man. Eén respondent heeft een geboorteland buiten Nederland. Alle deelnemers hebben echter het Nederlands als hun moedertaal. Bij de analyse wordt op basis van deze variabelen geen onderscheid gemaakt, vanwege de privacy. Leeftijd De leeftijd van de respondenten varieert tussen de 22 en 40 jaar (gem=29,29, sd=6,6). In de leeftijdscategorie 30 tot 34 jaar was niemand vertegenwoordigd.
Opleidingsniveau Van deze 12 deelnemers hebben 6 schrijftolken een Associate degreeopleiding als hoogst genoten opleiding, 5 een bachelor opleiding en 1 heeft een ander opleidingsniveau aangegeven.
Ervaring als schrijftolk Het aantal ervaringsjaren is het aantal jaren dat men als gecertificeerd schrijftolk werkzaam is. Het aantal ervaringsjaren is divers (gem=2,85, sd=3,45), zoals in bijgaande grafiek wordt weergegeven. Twee proefpersonen zijn nog student en hebben daardoor geen ervaringsjaren. Er is in deze steekproef dus een zeer scheve verdeling.
11
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
Het aantal uren dat er per week getolkt wordt, varieert tussen de 5 en 25 uur (gem=10,92, sd=7,17), waarvan de meeste in onderwijssituaties plaatsvinden (58%), gevolgd door werk- (31%) en leefsituaties (11%).
Zelfbeoordeling In de vragenlijst hebben we de respondenten gevraagd om aan te geven hoe zij zichzelf over het algemeen beoordelen met een cijfer, op het gebied van schrijftolken, en welk cijfer zij zich geven bij deze specifieke opdracht in het onderzoek. Hiervoor is gekozen om in kaart te brengen wat het effect is van de gecreëerde situatie. Want deze opdracht is wel een realistische tolkopdracht, maar geen echte tolkopdracht. En het feit dat iemand weet dat de tolktekst wordt opgenomen, kan invloed hebben op het tolken. Opvallend is dat het grootste deel zich gemiddeld 0,5 punt lager beoordeelt bij deze opdracht, vergelijken met de algemene beoordeling (sd = 0,75).
Snelheid en tekens in de tolktekst Voordat gekeken kan worden naar de door de schrijftolk gehanteerde schrijftolkstrategieën, is het van belang om in kaart te brengen wat de snelheid van de respondenten is. Hierbij hebben we gekeken naar het aantal geproduceerde tekens per minuut (tpm) op verschillende niveaus. Vergelijking bron- en tolkteksten over 30 minuten Het letterlijke transcript van de monoloog (minus de eerste 5 minuten) is onze brontekst. Deze bestond uit totaal 22.322 tekens. De groep respondenten heeft van dit aantal gemiddeld 13.666 tekens getypt. Dit is opvallend 39% minder tekens dan de brontekst. Totaal tekens 30 minuten Aantal tekens Bron Tekens per minuut Gemiddelde Groep Standaardafwijking Tekens per minuut
22.322 744 13.666 3.300 456
De spreker heeft ongeveer gesproken op een gemiddelde snelheid van 744 tekens per minuut. Echter moet worden aangegeven dat de aansluitende video in het laatste deel van de 12
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
opdracht, een sneller tempo heeft dan de spreker van de monoloog, waardoor dit aantal tekens waarschijnlijk hoger ligt dan een gemiddelde tolksituatie. De groep respondenten heeft gemiddeld 456 tekens per minuut geproduceerd (met een vrij grote spreiding). Het is opvallend dat deze gemiddelde score met ongeveer 50 tekens lager ligt dan de gewenste snelheid voor het afronden van de Associate degree-opleiding Schrijftolk. Deze snelheid is 500 tpm. Slechts 3 van de respondenten is sneller dan deze grens. De minimaal behaalde snelheid door een respondent is 309 tpm (de grens van halverwege de opleiding AdSchrijftolk) en de maximale snelheid die behaald is, betreft 671 tekens per minuut. Verloop in aantal tpm over 30 minuten, per blokjes van 10 minuten De brontekst start na 5 minuten van de opname en eindigt 30 minuten later. De tolkteksten hebben we verdeeld in 3 gelijke stukken van 10 minuten. Tpm1 betreft de eerste 10 minuten, tpm2 de tweede 10 minuten en respectievelijk tpm3 de derde 10 minuten. We hebben ook gekeken naar de verandering in de snelheid over de 30 minuten heen, bekeken per blokje van 10 minuten. In bijgaande grafiek per deelnemer het verloop van het aantal tekens per minuut weergegeven. Op zich zijn er geen grote verschillen te herkennen tussen de 3x10 minuten (10 tot 20 tekens meer of minder t.o.v. het gemiddelde). Maar de verschillen die er zijn, willen we graag aanstippen. Verloop in 30 minuten, per 10 min tpm1 Aantal tekens 6.979 Bron Tekens per minuut 698 Gemiddelde 4.664 Groep Standaardafwijking 1.097 Tekens per minuut 466
Het ligt in de lijn der verwachting, dat alle schrijftolken, naarmate men langere tijdspanne tolkt in één opdracht, men minder snel wordt. Hierbij gaan we uit van het feit dat iemand ongeveer 20 minuten geconcentreerd kan blijven (Teamtolken, EFSLI, 2006), maar daarna makkelijk afgeleid wordt (en langzamer wordt en meer fouten maakt). Voor 6 van de 12 respondenten lijkt dat ook het geval. Hoe langer de opdracht is, des te minder de score wordt qua tekens per minuut. Voor 5 van de 12 respondenten blijkt juist dat bij de tweede 10 minuten (tpm2) de hoogste score wordt behaald qua tpm, wat aan zou kunnen geven dat iemand na 15 minuten “warm” is gelopen in de schrijftolkopdracht, zodat men in de tweede 10 minuten sneller typt. Het staat wel vast dat bij de derde 10 minuten (tpm3) elke respondent de laagste score heeft qua tekens per minuut. Dat is mogelijk te verklaren door het feit dat het laatste deel een video betrof. tpm2 7.501 750 4.639 1.199 464
tpm3 7.840 784 4.362 4.171 436
Snelheid eerste 10 minuten Omdat bij verdere analyses van de tolkstrategieën alleen wordt uitgegaan van de eerste 10 minuten van de tolktekst, worden hieronder voor de volledigheid de statistieken hiervan weergegeven. In deze 10 minuten werden 6.979 tekens door de spreker in de brontekst weergegeven. Dit betekent dat de spreker hier op een snelheid sprak met een snelheid van 698 tpm (11 tekens meer t.o.v. het totale gemiddelde), een representatieve spreeksnelheid 13
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
voor een monoloog bij een schrijftolkopdracht. Gemiddeld wordt 33,2% van het aantal tekens weggelaten tijdens de eerste 10 minuten. In bovenstaande grafiek is per respondent het aantal tpm weergegeven van de eerste 10 minuten. De gemiddelde snelheid van de schrijftolken is 466 tpm (232 tekens minder dan de spreker). Dit is, zoals eerder geconstateerd, 34 tekens minder dan het gewenste niveau aan het einde van de opleiding.
Niveaus in de brontekst Bij deze analyse konden de gegevens van respondent 13 WEL worden gebruikt in de analyse. Hoofdconcepten De brontekst van de eerste 10 minuten (blok 1) is allereerst verdeeld in een aantal hoofdconcepten. In deze tekst blijken 54 hoofdconcepten door de spreker te worden uitgesproken. Bij elke respondent is per hoofdconcept in de tolktekst gekeken naar welke strategie de schrijftolk heeft toegepast: letterlijk, gecomprimeerd waarbij het concept gelijk is gebleven (en de tekst dus de lading dekt van de inhoud van het hoofdconcept), gecomprimeerd, maar het concept is daarbij veranderd (inhoud dekt NIET de lading). Tevens is het mogelijk dat de schrijftolk heeft ingegrepen door in de tolktekst “ING” te typen. Maar het betreft een opname van een monoloog, dus echt ingrijpen is niet mogelijk. Om die reden zijn de concepten die zijn weggelaten na een ingreep NIET in de analyses meegenomen. Overzicht hoofdconcepten in eerste 10 minuten In bijgaande grafiek zijn de percentages Bron Aantal hoofdconcepten 54 Gem Sd % weergegeven van het mate waarin Letterlijk 7,3 10,8 13,4% hoofdconcepten letterlijk zijn getolkt, of Gecomprimeerd gelijk 34,9 7,5 64,7% gecomprimeerd. Opvallend hieraan is Totaal concept gelijk 42,2 8,0 78,1% Groep Gecomprimeerd concept veranderd/ 10,8 7,8 19,9% dat het grootste deel (64,7%) wordt Totaal concepten veranderd gecomprimeerd, en dat het de inhoud Weggelaten door ingreep 1,1 1,4 2,0% van het hoofdconcept voldoende weergeeft. 13,4% blijkt letterlijk te zijn getolkt. Dit is opvallend, aangezien schrijftolken vaak in de introductie of informatie aangeven dat ze eerst aangeven letterlijk te zullen tolken, en dan vervolgens aangeven het ook samen te vatten. Terwijl hieruit blijkt dat de meeste tijd wordt gecomprimeerd in plaats van letterlijk getolkt. Maar gemiddeld wordt bijna 80% van de hoofdconcepten letterlijk getolkt of op juiste wijze gecomprimeerd. Tevens valt op dat 19.9% van de hoofdconcepten WEL gecomprimeerd worden, maar dat de inhoud van de tolktekst NIET de inhoud dekt van het oorspronkelijke hoofdconcept. Dit aspect zal ook later terugkomen bij de analyse van de strategieën bij de subconcepten. In onderstaande grafiek is per deelnemer weergeven hoe vaak de betreffende strategie is toegepast.
14
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
Opvallend bij deze grafiek is dat 3 van de schrijftolken uit de respondentengroep een groot deel van de hoofdconcepten letterlijk heeft gedaan. Hierbij is een directe relatie te leggen met de snelheid van de schrijftolk, waar we later op terugkomen. Ook wordt duidelijk dat iedere schrijftolk rond 60% van de hoofdconcepten letterlijk typt of correct gecomprimeerd weergeven in de tolktekst. Bij 5 van de 13 schrijftolken komt dit percentage zelfs op 90% van de hoofdconcepten. Maar bij 7 van de 13 schrijftolken wisselt dit percentage, vanwege het feit dat ze rond de 30% van de hoofdconcepten onjuist hebben gecomprimeerd. Subconcepten Het dieperliggende niveau van de analyse van de hoofdconcepten zijn die van de subconcepten. Ieder hoofdconcept kan verdeeld worden in een aantal subconcepten. Wij wilden graag inzicht hebben in de mate waarin, binnen een hoofdconcept, bepaalde strategieën worden toegepast om een correcte tolktekst te creëren. De brontekst van de eerste 10 minuten (blok 1) is was verdeeld in 54 hoofdconcepten. Ditzelfde deel bestaat uit 208 subconcepten. Gemiddeld bestaat een hoofdconcept dan uit 3,9 subconcepten. Bij elke respondent is per subconcept in de tolktekst gekeken naar welke strategie de schrijftolk heeft toegepast: letterlijk, weglaten waarbij het subconcept gelijk is gebleven (en de tekst dus de lading dekt van de inhoud van het subconcept) of veranderd, er is een toevoeging in het subconcept getypt, waarbij het subconcept gelijk blijft, of verandert. Als laatste hebben we gekeken naar de mate waarin schrijftolken een zin herformuleren, waarbij ze exact dezelfde woorden weergeven, maar dan in een andere volgorde. 15
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
Overzicht subconcepten in eerste 10 minuten Aantal subconcepten 208 Gem Letterlijk 61,2 Geherformuleerd 2,3 Weggelaten concept gelijk 50,8 Vervangen concept gelijk 24,0 Toegevoegd concept gelijk 4,2 Totaal concept gelijk 142,5 Weggelaten concept veranderd 53,1 Vervangen concept veranderd 11,5 Toegevoegd concept veranderd 0,9 Totaal concept veranderd 65,5
In bijgaande grafiek zijn de percentages weergegeven van de mate waarin welke strategie is toegepast. Men zou verwachten dat deze grafiek zou moeten lijken op de voorgaande grafiek met hoofdconcepten, maar opvallend genoeg verschillen deze. 29.4% van de subconcepten wordt letterlijk getolkt, maar opgemerkt moet worden dat deze een vrij ruime standaarddeviatie heeft). Bij 24,4 % van de subconcepten wordt er “iets” weggelaten, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de inhoud van het subconcept. Bij 2,0% wordt er iets toegevoegd aan het subconcept, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het subconcept. Bij 11,5% van de subconcepten wordt de tekst vervangen door een andere tekst, maar blijft het subconcept intact. In totaal wordt 68,5% van de subconcepten op correcte wijze getolkt. Maar dit betekent ook dat (net zoals bij de hoofdconcepten) een percentage van rond de 30% van de subconcepten onjuist worden getolkt. Opvallend is tevens dat dit percentage overeenkomt met het percentage weggelaten tekens (33,2%) SD 46,7 1,9 18,0 15,4 4,6 33,6 31,1 9,9 2,2 33,6
% 29,4% 1,1% 24,4% 11,5% 2,0% 68,5% 25,5% 5,5% 0,4% 31,5%
In de grafiek op bladzijde 18 is per deelnemer weergeven hoe vaak de betreffende strategie is toegepast.
Overige strategieën Los van het aantal hoofd- en subconcepten die worden weergegeven, zijn er in de tolkteksten andere strategieën te herkennen, die in de uitvoering van een tolkopdracht worden toegepast. Hierbij gaat het om weergeven spreekstijl, ingrijpen en gebruik maken van omgeving/verwijzing. Overige strategieën Weergeven spreekstijl Ingrijpen Verwijzen
Gem 0 1,1 2,1
Sd 0 1,2 1,8
Opvallend is dat geen elke respondent de stijl van de spreker heeft weergegeven. Vanuit de cijfers is dat niet te verklaren, maar het vermoeden is dat bij de monoloog te weinig variatie is toegepast in de spreekstijl, die de schrijftolk opmerkzaam genoeg hebben beoordeeld om in de tolktekst weer te geven. Het aantal keren dat in de tolktekst is ingegrepen, is gemiddeld 1,1 met een standaardafwijking van 1,2. Iets meer is gebruik gemaakt van de omgeving zoals het verwijzen naar de gebruikte slides in de monoloog. De respondenten hebben de slides van te voren kunnen bestuderen.
16
EFFECTIVITEIT VAN SCHRIJFTOLKEN, Een eerste verkenning van schrijftolkstrategieën in tolkteksten, 2012
17
Verbanden Om een indruk te krijgen van de verbanden tussen de verschillende variabelen, hebben wij de Pearson product-moment correlatiecoëfficiënten berekend. Hierbij hebben wij ons beperkt tot de gegevens die beschikbaar zijn over de eerste 10 minuten van de opdracht, net als bij de beschrijving van de hoofd- en subconcepten.
Leeftijd
0,55
Ervaring
0,91
0,63
aantal uren per week
0,48
0,75
0,43
hoofdconc gelijk
-0,36
-0,25
-0,45
-0,40
hoofdconc veranderd
-0,79
-0,64
-0,80
-0,40
-0,08
hoofdconc letterlijk
0,86
0,60
0,92
0,53
-0,68
-0,66
subconc letterlijk
0,89
0,54
0,85
0,56
-0,67
-0,59
0,94
subconc weg gelijk
-0,33
0,02
-0,38
0,17
0,68
-0,01
-0,53
-0,51
subconc weg veranderd
-0,97
-0,59
-0,86
-0,49
0,19
0,84
-0,76
-0,81
0,18
subconc toevoeging gelijk
0,37
-0,02
0,28
0,07
-0,42
-0,05
0,37
0,49
-0,57
-0,39
subconc toevoeging veranderd
-0,19
-0,13
-0,30
0,06
-0,09
0,38
-0,21
-0,04
-0,06
0,21
-0,08
subconc vervangen gelijk
-0,45
-0,27
-0,37
-0,64
0,72
0,10
-0,61
-0,71
0,20
0,32
-0,13
-0,24
subconc vervangen veranderd
-0,14
-0,29
-0,19
-0,41
0,41
0,06
-0,33
-0,45
0,04
0,14
-0,35
-0,16
0,50
subconc geherformuleerd
0,42
0,07
0,27
-0,08
0,28
-0,34
0,07
0,16
0,22
-0,44
0,01
-0,11
0,06
subconc verv anders
subconc verv gelijk
subconc toev anders
subconc toev gelijk
subconc weg ander
subconc weg gelijk
subconc letterlijk
hoofdconc letterlijk
hoofdconc veranderd
hoofdconc gelijk
uren
ervaring
leeftijd
Tekens per minuut
N=12
In onderstaande tabel worden de correlatiecoëfficiënten weergegeven.
-0,05
Een correlatiecoëfficiënt wordt uitgedrukt in een getal tussen de -1 en 1. De relatie tussen de variabelen vanaf ± 0,75 geven een redelijk verband aan. Een correlatie van +1 geeft aan dat de scores een positief lineair (rechtlijnig) verband hebben. Een correlatie van -1 geeft een negatieve lineair verband aan. Hoe hoger de correlatie tussen de variabelen, hoe makkelijker je de ene score op basis van de andere score kunt voorspellen. In de bovenstaande tabel zijn alleen de scores boven de ± 0,75 rood weergegeven. Andere verbanden geven een zwak tot zeer zwak verband tussen de gegevens aan. Dit verband berust dan waarschijnlijk meer op toeval, en laten we verder buiten beschouwing. Relaties met tekens per minuut Het eerste sterke verband dat opvalt, is de relatie met het aantal ervaringsjaren (r=0,91). Hoe meer ervaring, des te hoger het aantal tekens per minuut. Dit is een logisch verband. Opmerkelijk is dat uit onderstaande grafiek is af te lezen dat de schrijftolken na 4,5 jaar ervaring op het niveau van 500 tpm zitten, wat het verwachte eindniveau van de opleiding is. Het ligt ook in de verwachting dat de relatie tussen aantal tolkuren per week en het aantal tekens per minuut OOK een sterk verband zou zijn, maar met 0,48 blijkt dit een zwak verband te zijn. Een mogelijke verklaring kan zijn deze vraag een schattingsvraag is, en een grote standaarddeviatie heeft opgeleverd. Een ander logisch verband tussen het aantal tekens per minuut zijn het aantal hoofdconcepten dat letterlijk getolkt wordt (r=0,86), dus hoe groter het aantal tekens per minuut, des te groter is het aantal hoofdconcepten dat letterlijk getolkt is (r=0,86). En daarop aansluitend geldt dat ook voor het aantal subconcepten dat letterlijk getolkt is (=r0,89). De relatie tussen het aantal 18
tekens per minuut en het aantal hoofd- en subconcepten dat veranderd is bij het comprimeren, is ook sterk, maar dan negatief (r=-0,79 voor hoofdconcepten, r=-0,97 bij subconcepten). Dat wil zeggen dat naarmate het aantal tekens minder is, er meer fouten worden gemaakt bij het comprimeren van de hoofd- en subconcepten.
Door het zeer sterke verband tussen het eerder genoemde tekens per minuut en ervaring (r=0,91) en de logische eerder aangegeven verbanden die daaruit voortvloeien (aantal letterlijk weergegeven hoofdconcepten en subconcepten), blijkt ook het verband in vergelijkbare mate aanwezig te zijn tussen ervaring en deze genoemde variabelen. Deze zullen dan ook niet verder worden besproken. De bovengenoemde verbanden lijken op zich logisch en vanzelfsprekend, maar dit onderzoek stelt dat, voor Nederland althans, voor het eerst statistisch vast. Relatie met leeftijd en uren per week Er is slechts een redelijk verband tussen leeftijd en een andere variabele, namelijk aantal uren per week (r=0,75). Dit verband moet als toevallig worden beschouwd, en niet als een oorzakelijk verband. Dit omdat er meerdere factoren een verklaring kunnen zijn van het feit van de variatie in het aantal uren, en daardoor de redelijk hoge standaarddeviatie.
19
Relatie tussen hoofd- en subconcepten Uit de correlaties blijkt dat er (naar verwachting) een sterk verband is (r=0,94) tussen het aantal letterlijk weergegeven hoofdconcepten en subconcepten. Daarnaast (r=0,84) tussen het aantal weglatingen bij subconcepten, en het aantal veranderingen bij het comprimeren van hoofdconcepten. Dit betekent dat als een schrijftolk veel fouten maakt bij het comprimeren op subconceptniveau, dit ook doet bij het veranderen van de hoofdconcepten.
Uit de correlatie-analyse blijkt verder een sterk negatief verband tussen het aantal letterlijke hoofdconcepten en het aantal weglatingen waardoor subconcepten veranderen (r=-0,76). Een logisch verband, want naarmate men meer hoofdconcepten letterlijk tolkt zal het aantal veranderingen in subconcepten minder zijn. Tevens is er een sterk negatief verband tussen het aantal letterlijke subconcepten en weglatingen bij subconcepten waardoor dit verandert (r=0,81). Dit is ook een logisch verband, want hoe meer subconcepten je letterlijk doet, des te minder weglatingen bij subconcepten zullen er plaatsvinden die het concept veranderen.
20
Conclusies Dit onderzoek wilde antwoord geven op de volgende onderzoeksvragen: Op welke snelheid (tekens per minuut) wordt door schrijftolken getolkt? Hoe is het verloop van deze snelheid over een periode van 30 minuten? Welke strategieën gebruiken verschillende schrijftolken in deze situatie en in hoeverre verhouden deze zich tot elkaar en ten opzichte van de snelheid? In hoeverre blijven, door deze strategieën, de inhoudelijke hoofd- en subconcepten intact? Populatie Het aantal respondenten uit deze populatie, is een vrij kleine steekproef en qua kenmerken (zoals ervaring en aantal schrijftolkuren per week) zeer divers. Gezien deze diversiteit was deze populatie minder geschikt om onderscheid te maken tussen groepen op basis van een variabele. Bij de analyse werd dus ook uitgegaan van de totale groep. Om die reden kunnen onderstaande conclusies alleen voor deze groep worden getrokken, en niet automatisch worden gegeneraliseerd naar de overige (student)schrijftolken. Maar deze conclusies kunnen wel gebruikt worden voor aandachtspunten in het werkveld, de professionalisering van de individuele schrijftolken, en de opleiding tot schrijftolk. Tekens per minuut In de 30 minuten heeft de spreker gesproken op een gemiddelde snelheid van 744 tekens per minuut. Opvallend is dat de populatie een gemiddelde snelheid heeft dat aanzienlijk lager ligt: 456 tpm. Dit aantal ligt 40 tekens lager dan de eis van het laatste Veyboardtentamen van de opleiding schrijftolk (500 tekens per minuut). De schrijftolken tolken dus met een lagere snelheid dan verwacht kan worden van een schrijftolk. De schrijftolken die 4 jaar of meer ervaring hadden, hebben een snelheid van 500 tekens en meer. De monoloog is verdeeld in 3 delen van 10 minuten. Opvallend daarbij was dat de gemiddelde typsnelheid over de 3 delen ongeveer hetzelfde is gebleven, met een kleine vertraging, terwijl de spreker juist versnelde. Bij het derde deel werd een vertraging geconstateerd in de typesnelheid tekens per minuut. Gezien het feit dat de tolken dus tekens weglaten, is het interessant te kijken welke consequenties dat heeft voor de kwaliteit van de tolktekst qua inhoud en concepten. Niveaus in de brontekst Het percentage hoofdconcepten dat in de eerste 10 minuten letterlijk of gecomprimeerd is, waarbij de inhoud/betekenis van het concept gelijk bleef, is 78,1%. 19,9% is zo getolkt waar het hoofdconcept is gewijzigd. Hieruit kunnen we concluderen dat de cliënt op basis van de tolktekst een informatie-verlies heeft van ongeveer 20%. Dit is dus vrijwel gelijk is aan de accuraatheid van het omzetten van gesproken Nederlands naar Nederlandse Gebarentaal door tolken gebarentaal2. Voor wat betreft het niveau van subconcepten zijn verschillende tolkstrategieën geanalyseerd: letterlijk, herformuleren, weglaten, toevoegen of vervangen. De meest gebruikte tolkstrategie is
2
bron: Harry Knoors, Weblog 2012
21
letterlijk typen (29,4%) gevolgd door weglaten met behoud van inhoud/betekenis van het concept (24,4%). In totaal is 68,5% van de subconcepten zo getolkt dat het concept gelijk is gebleven. Bij 31,5% van de subconcepten worden de concepten door de weglatingen, vervangingen en toevoegingen veranderd. Dit percentage komt overeen met het aantal tekens dat is weggelaten, te weten 33,2%. Dit betekent dat de cliënt op subconceptniveau een informatie-verlies heeft op basis van de tolktekst ten opzichte van de bron van ongeveer 30%. Uit dit onderzoek blijkt dat schrijftolken verschillende tolkstrategieën toepassen. Hierbij is het percentage dat daadwerkelijk letterlijk getolkt wordt klein. En op basis daarvan is het advies aan schrijftolken om in de voorlichting aan cliënten en bij de introductie van het fenomeen schrijftolken, aan te geven dat er meerdere strategieën worden gebruikt om de rode draad van het verhaal over te brengen. En daarbij minder het accent te leggen op het feit dat zij letterlijk tolken wat er gezegd wordt. Samenhang Het staat natuurlijk vast: hoe meer ervaring je hebt in een vaardigheid, des te sneller je hierin bent. Maar voor schrijftolken is dat nooit eerder statistisch onderbouwd. Uit de analyse van de samenhang zijn er een aantal sterke verbanden te herkennen, die de genoemde aannamen bevestigen. Uit het onderzoek blijkt: hoe meer jaren ervaring een schrijftolk heeft, des te hoger is de typesnelheid (r= 0,91). Tevens blijkt hoe sneller een respondent is, hoe meer hoofd- en subconcepten letterlijk worden getolkt (r=0,86 voor hoofdconcepten en r=0.89 voor subconcepten). Tevens blijkt dat naarmate het aantal tekens minder is, er meer fouten worden gemaakt bij het comprimeren van de hoofd- (r=-0,79) en subconcepten (r=-0,97). Ook als men veel onderdelen bij subconcepten weglaat, waardoor het subconcept verandert, is een logische samenhang zichtbaar met het aantal hoofdconcepten dat men verandert (r=0,84).
22
Nawoord In dit onderzoek is er een eerste verkenning gedaan naar de effectiviteit van schrijftolken aan de hand van tolkstrategieën. Het begin van onderzoek naar de kwaliteit van schrijftolken is hopelijk hiermee gemaakt. Naar aanleiding van het uitvoeren en schrijven van dit onderzoek zijn bij de onderzoekers veel vragen voor mogelijk vervolgonderzoek ontstaan. Een deel van deze vragen zouden kunnen worden beantwoord op basis van de bestaande data die in dit onderzoek gebruikt zijn. Een aantal vragen zullen moeten worden beantwoord op basis van nieuw te verzamelen data. Met huidige data Er is nu gekeken naar de tolktekst van de periode vanaf 5 tot en met 15 minuten. Het is interessant om de kwaliteit van deze 10 minuten te vergelijken met een langere periode (van bijvoorbeeld 25 en 35 minuten). Er wordt aangenomen dat na 25 minuten tolken de kwaliteit van de tolken achtergaat 3 . Dit is natuurlijk afhankelijk van meerdere factoren, maar het is interessant om dit te toetsen in vervolgonderzoek in welke mate er meer fouten, correcties, weglatingen, ingrijpen en dergelijke voorkomen. Er is gekozen geen analyse van de Veyboard-fouten te maken. Het zou boeiend zijn om te weten in welke van de 260 Veyboardgrepen de meeste fouten worden gemaakt. Ook is boeiend om te kijken in welke mate de verschillende groepen schrijftolken meer of minder typefouten corrigeren. Ook het gebruik van interpunctie in de tolkteksten en gebruik van witregels in de tolktekst, is een interessant onderwerp voor nader onderzoek. Ook het gebruik van de autocorrectie is niet meegenomen in dit onderzoek en kan onderwerp zijn voor een vervolgonderzoek. Tijdens het tolken is er altijd een vertraging tussen de gesproken uiting en de tolktekst. Dit komt omdat een bron informatie verzendt, de tolk die ontvangt, moet coderen en vervolgens doorzenden, zodat de cliënt deze informatie decodeert en ontvangt. Deze verwerking gaat langzamer dan het normaal horen. Er zou gekeken kunnen worden naar de gemiddelde duur van de vertraging tussen de bron- en tolkteksten. Er is gekozen om in dit onderzoek alleen gebruik te maken van de data in de vorm van de getypte tolktekst. Opvallend zou zijn om te onderzoeken hoe cliënten deze tolkteksten zouden beoordelen op de kwaliteit. Wat betreft de strategieën is er nu alleen gekeken naar de frequenties per 10 minuten. Interessant zou zijn om een diepere analyse plaats te laten vinden op hoofd- en subconceptniveau. Dat wil zeggen: uitgaande van de hoofd- en subconcept analyseren welke strategieën het meest worden toegepast. Hierop aansluitend: De tolkstrategie “ingrijpen” is in dit onderzoek alleen gelabeld en geteld. Naast het aantal keren ingrijpen is het het onderzoeken waard om te achterhalen wat een mogelijk oorzaak is, en wat mogelijke ingrijpmomenten zijn (bijvoorbeeld correctie van typfouten van de schrijftolk, opsomming door de spreker, wijziging in snelheid van de spreker).
3
Bron: Teamtolken. EFSLI, 2006 23
Met nieuw te verzamelen data In dit onderzoek is gekeken naar de groep van 13 deelnemende (student)schrijftolken. Allereerst zou het prettig zijn om alle schrijftolken in Nederland te betrekken in een soortegelijk of vervolgonderzoek. Maar de samenstelling van de onderzoekspopulatie was zeer divers qua ervaringsjaren. Voor vervolgonderzoek zou het interessant zijn als een onderscheid gemaakt kan worden tussen de volgende groepen die qua grootte evenredig verdeeld zijn: studenten schrijftolk, startende schrijftolken (werkervaring <2 jaar) en ervaren schrijftolken (werkervaring >2 jaar), zodat je meer inzicht krijgt in de verschillen tussen deze groepen. Een laatste mogelijke onderzoeksvraag is: wat zijn de verschillen qua informatieverlies van eenzelfde tolksituatie tussen schrijftolken en tolken Nederlandse gebarentaal (voor wat betreft de vertaling van Nederlands gesproken naar de Nederlandse gebarentaal).
24
Bijlagen
25
Bijlage 1 Voorbeeld uit het transcript van de monoloog (brontekst)4
Opmerking vooraf: 1 hoofdconcept is een alinea, iedere regel per hoofdconcept is vervolgens een subconcept.
We zijn bijvoorbeeld een ontwikkeling die uh er voor zorgt dat er meer uh samenwerking moet plaatsvinden op de werkvloer. Wat ook heel belangrijk is, is dat het functioneren van de politie onder de loep is gelegd en onder de loep staat van de Nederlandse samenleving. En die samenleving die vraagt aan een politiemedewerker en een organisatie om zich te verantwoorden. Net zoals iedere andere professionele organisatie. En een hele belangrijke: uh door middel van de komst van internet en snelle informatieoverdracht is gewoon meer kennis en meer informatie nodig en ook beschikbaar om bijvoorbeeld in de opsporing uh beter werk te kunnen verrichten. Bijvoorbeeld uh DNA-onderzoek uh dat was er op dat moment, zeg maar.. Dat stond op dat moment in de kinderschoenen. Inmiddels is dat al helemaal doorgevoerd in de uh, in de uh de recherche. In de onderzoeksmethode daarvan.
4
Het volledige transscript van de brontekst is op te vragen bij:
[email protected]
26
Nou hoe doen we dat? Die aansluiting. De aansluiting dat doen wij door uit te gaan van de beroepsprofielen. De beroepsprofielen die door de praktijk zijn vastgesteld. Naar aanleiding van die beroepsprofielen is er gekeken naar uh concrete, uh steeds terugkomende beroepssituaties waarop uh waarin een politieagent, een politiemedewerker moet acteren, moet optreden. Dat noemen we met een ander woord kernopgaven. Daar kom ik straks op terug. Oftewel, dat geeft de belangrijkste uh situaties aan waarin een politiemedewerker werkt. En deze kernopgave en beroepsprofielen die moeten door de praktijk zijn gelegitimeerd. Hoe doen we dat dan? Dat doen wij door te kijken naar de plek van het leren.
27
Bijlage 2 Vragenlijst Onderzoek Schrijftolkstrategieën
28
29
30
31
32