Aanzet tot toekomstbeelden Een eerste verkenning van denkrichtingen Werkdocument tweede Dialoogbijeenkomst 14 juni 2007
Inleiding Dit werkdocument van het project Regiodialoog geeft een eerste verkenning van denkrichtingen over de toekomstige ontwikkeling van de Amsterdamse haven rond de thema’s van het project: energie, kringlopen en ruimtegebruik. Tijdens de eerste Dialoogbijeenkomst op 13 maart 2007 is in subgroepen gediscussieerd over de contouren van de tweede stap in het dialoogproces, de ontwikkeling van toekomstbeelden. Op basis hiervan zijn van drie toekomstbeelden de kern en de bijbehorende zoekvragen geformuleerd. Deze zijn vervolgens met diverse deskundigen besproken (in twee expertmeetings en diverse bilaterale gesprekken; zie bijlage 1). De resultaten worden hier samengevat als input voor de tweede Dialoogbijeenkomst op 14 juni. Rode draad Kernidee: door innovatieve en creatieve oplossingen te bieden zorgt de haven voor een economisch aantrekkelijke propositie aan bedrijven, die leidt tot de verdere ontwikkeling van de haven op een ecologisch en sociaal verantwoorde manier. Uitwerking 1 - energie en kringlopen Deze thema's kunnen op drie schaalniveaus worden benaderd: individueel bedrijf, clusters van bedrijven en Westpoort als totaal. Op elk niveau zijn interessante innovaties denkbaar die passen in bovenstaand kernidee. Tegen de achtergrond van de trits energiebesparing - duurzaam - schoon fossiel, wordt vooral op de eerste twee opties ingezet (schoon fossiel kan pas een rol spelen bij vervangingsinvesteringen van energiecentrales in het gebied). Om energiebesparing te verkrijgen is het nodig om niet alleen het verbruik van energie terug te dringen, maar ook de energiecomponent van de input van processen kritisch te bezien. Daarvoor zijn procesinnovaties onontbeerlijk. De haven hanteert de stelregel dat nieuwe activiteiten energieneutraal gaan plaatsvinden. D.w.z. alle energie benodigd voor de interne processen van bedrijven en activiteiten, alsmede voor de logistieke verbindingen, wordt door duurzame bronnen (wind, zon, biofuels) verkregen. Dit moet uiteraard worden uitgewerkt qua infrastructuur, qua technologie en productieprocessen en qua economische aspecten. De haven weet zijn positie op het gebied van biobrandstoffen uit te bouwen en stimuleert het ontstaan van een cluster van bedrijven ('Multi-Purpose Biorefiner') die meerdere grondstofstromen verwerken en elkaars nevenstromen volledig benutten en tot meerwaarde brengen. Cascadering ligt hieraan ten grondslag, d.w.z. alle waardevolle plantaardige componenten uit biomassa worden kostenefficiënt tot waarde gebracht waarna eventuele reststromen worden omgezet in transportbrandstoffen, elektriciteit en warmte. Qua restwarmte worden bestaande mogelijkheden benut, bijv. door de aanleg van een stoomnet en de uitbreiding van het bestaande warmtenet. Door het bieden van een infrastructuur ('plug-n-play') die koppelingen tussen bedrijven vergemakkelijkt. Door gerichte stimulansen worden die bedrijven aangetrokken die logisch aansluiten op bestaande bedrijven en reststromen kunnen verwerken. Hierdoor wordt clustering en kringloopsluiting bevorderd en meerwaarde gecreëerd. Beheersfunctie moet nader uitgewerkt.
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
2
Uitwerking 2 - ruimte De Amsterdamse grachtengordel - nu hèt toeristisch topproduct, destijds distributiepark - kan inspiratie geven bij het verder ontwikkelen van de haven. Het laat zien dat belangrijk is hoe een bedrijfs- of haventerrein zich verhoudt tot het stedelijk weefsel en hoe gemakkelijk het te transformeren is. Het geschikt te maken is voor verschillende gebruikers (nu en in de tijd) is daarbij een wezenlijk punt.. Meervoudig en slim ruimtegebruik kan bedrijfseconomich interessant zijn en bijdragen aan duurzaamheid indien gefocused wordt op een strategie die zich richt op meerwaardemaximalisatie per m2. Bedrijven worden gestimuleerd zich daar te vestigen waar zij optimaal gebruik maken (direct of indirect) van de kaderuimte. Gedeeld gebruik in de tijd wordt ook financieel aantrekkelijk gemaakt. Waar mogelijk wordt stapeling van functies of bedrijven gestimuleerd. Intensivering van de ruimte kan als (neven)effect hebben dat naastliggende ruimte voor andere functies behouden blijft, maar de uitvoering moet dan wel aan kwaliteitscriteria voldoen. Door meer aandacht te besteden aan architectonische kwaliteit kan de - op zich relatief goede - ruimtelijke kwaliteit verder worden verbeterd. De overgangen naar andere gebieden bieden kansen voor functiecombinatie of om deze op bijzondere wijze vorm te geven.
Tijdens de discussies bleek dat de thema’s - met name energie en kringloopsluiting - nauw met elkaar verweven zijn, maar om praktische redenen is er voor gekozen in dit document toch drie (aanzetten tot) toekomstbeelden te presenteren: Energiehaven, Kringloophaven, Multifunctionele haven. Per toekomstbeeld wordt achtereenvolgens aangegeven: • De kern van het toekomstbeeld; • Opvattingen hierover uit interviews met stakeholders van de Regiodialoog (zie Breure, 2007a voor een lijst van stakeholders); • Opmerkingen die in de eerste Dialoogbijeenkomst zijn gemaakt in relatie tot het onderwerp; • Voor de verdere uitwerking belangrijke vragen; • Achtergrondinformatie bij het thema en aspecten van het toekomstbeeld.
Energiehaven Kern: • Blend- en productiehaven voor biobrandstoffen • Producent van (duurzame) energie voor stad en regio Opvattingen hierover uit interviews met stakeholders: “De haven ziet er anders uit. Er worden dan schone brandstoffen voor schepen gebruikt, dat kan lijkt mij technisch anders. Ik weet dat er concurrentie-vraagstukken zijn, maar dat kan met andere havens worden opgelost. Ook vrachtwagens, denk aan beperking van de toegang tot het havengebied à la het centrum waar alleen de nieuwste soort vrachtwagens komen”. “Het Afvalenergiebedrijf is een goede bijdrage in energieneutraal elektriciteit opwekken. Op lange termijn gaan fossiele brandstoffen er wel uit. Maar hoe
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
3
gaat dat met die waterstofeconomie? Ik heb daar nog geen idee van maar je zou wel moeten kijken welke kansen je hebt”. “Rotterdam kijkt bijv. heel erg naar initiatieven voor het opzetten van biobrandstoffen, dan kun je je afvragen of dat een markt is die je wilt bedienen met in het achterhoofd dat het vanuit duurzaamheid niet eens zo wenselijk is om die markt te hebben en dat het ook nog wel eens de andere kant op zou kunnen gaan en dat die markt dan niets meer waard is. Er begint nu meer discussie te ontstaan over een mogelijke strijd tussen brandstoffen en voedsel. Het is misschien ook wel een ethische strijd”. “Je zou lokaal de energie moeten opwekken (koolzaad, windenergie). Je kunt de hele haven volzetten met windmolens; als er een all-electric haven zou komen kun je een heleboel doen. Dat vergt een heel bos met windmolens, ik vind dat wel mooi. Er is verder heel veel met besparing te doen in bedrijven, je kunt het misschien wel halveren door te besparen. Verder Jatrophaplantages in Afrika en India en het transport afkopen”. “Ik verwacht niet dat de fossiele brandstoffen op termijn blijven en als haven zou je daar op kunnen inspelen, bijv. door warmte- en koudebehoefte te inventariseren en te koppelen”. “Het integreren van meer duurzame energie in de lokale energiehuishouding. Bijvoorbeeld het plaatsen van zonne-energie op het enorme dakoppervlak in het gebied”. “In het wensbeeld zal (de ontwikkelingen volgend; doelstellingen EU en groei tot max 20% bijmenging) op den duur een belangrijk aandeel van deze ladingstroom vervangen worden door biofuels. Wanneer de productieplant gevestigd is in de Amsterdamse haven en niet slechts de grondstoffen worden overgeslagen weet de haven de hoogste toegevoegde waarde te creëren”. “Wat biobrandstoffen betreft kun je denken aan de tweede generatie: via enzymen knip je koolstofketens op van niet-brandstofketens naar brandstof. Dat haalt een veel hogere materiaalrendement uit het proces, het 4-5voudige, en dan wordt het zowel in volume als in prijs een heel interessant product”. Tijdens de dialoogbijeenkomst kwamen dergelijke gedachten eveneens terug: • Op het haven terrein is het mogelijk om veel meer te doen met het benutten van restwarmte (zie ook “kringlopen sluiten”). Hiervoor is echter geen actief co-siting beleid bepaald. Op het AEB terrein is wel ruimte in voorraad voor plaatsing van een grote industriële warmtevrager. • Investeringen in benutten van restwarmte van andere bedrijven zijn in de meeste gevallen rendabel, maar botsen veeleer op andere bezwaren als afhankelijkheid en problemen met herhuisvesting van bestaande bedrijvigheid. • Gebruik van bestaande energie-infrastructuur (transport, overslag en opslag) voor biobrandstoffen. • Meer decentrale energieproductie op bijvoorbeeld de individuele bedrijven (micro- en mini-WKK; wind- en op termijn zonne-energie). • Kolen hebben hun langste tijd gehad. De kolenopslag plaatsen zijn er in 2050 uit, de olie opslagtanks zijn gevuld met bio olie (o.m. uit Jatropha bonen).
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
4
•
Energieneutraliteit kan vanuit en minste twee verschillende perspectieven worden bekeken: als lokale activiteit en in de hele keten.
Tegen deze achtergrond lijkt een goed toekomstbeeld voor 2037: Amsterdam heeft sterke positie als haven voor biobrandstoffen en duurzame energie en heeft een laag energiegebruik per eenheid meerwaarde. Belangrijke vragen bij de verdere uitwerking van het toekomstbeeld: - Werk de metafoor uit voor een makelaar binnen en tussen energieketens. Aandachtspunten: rol Haven Amsterdam, kennis(ontwikkeling) over ketens en innovatie, experimenteerruimte. - Neem als uitgangspunt een type industrie die de Haven meer naar zich toe wil halen op korte of middellange termijn. Wat moet er gebeuren om energieneutraliteit (= energiegebruik gedekt uit lokaal beschikbare duurzame energiebronnen) mogelijk te maken voor deze nieuwe activiteiten? - Wat betekent energieneutraliteit als randvoorwaarde voor logistieke processen en welke logistieke ontwikkelingen zijn gaande die op energieneutraliteit kunnen inspelen? Achtergrondinformatie Bij het denken over bovenstaande vragen is de volgende informatie wellicht behulpzaam. Routes energietransitie Tegen de achtergrond van de trits energiebesparing - duurzaam - schoon fossiel, wordt vooral op de eerste twee opties ingezet (schoon fossiel kan pas een rol spelen bij vervangingsinvesteringen van energiecentrales in het gebied). De TaskForce Energietransitie (2006) heeft hiervoor diverse transitiepaden uitgezet: groene grondstoffen, duurzame mobiliteit, ketenefficiency, nieuw gas schoon fossiel, duurzame elektriciteit en gebouwde omgeving. Heetebrij (2006) heeft een aantal aannames van de TaskForce ter discussie gesteld, o.a. dat biomassa grootschalig zou moeten worden geimporteerd om in Nederland te worden verwerkt. Ook vraagt hij meer aandacht voor de Europese en geopolitieke componenten in het beleid en wijst hij op mogelijk synergie met de dimensie ontwikkelingssamenwerking. In dat verband zijn voorstellen ontwikkeld voor het gebruik van zonthermische centrales in het Middellandse Zeegebied (DLR, 2006; du Marchie van Voorthuijsen, 2006). In een recente studie komt Ecofys tot de conclusie dat de daarbij gebruikte technologie (CSP – Concentrating Solar Power) zich in beginsel bewezen heeft en potentie biedt voor de (nabije) toekomst (Molenbroek, 2006). Energiebesparing Om energiebesparing te verkrijgen is het nodig om niet alleen het verbruik van energie terug te dringen, maar ook de energiecomponent van de input van processen kritisch te bezien. Daarvoor zijn procesinnovaties onontbeerlijk.
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
5
Vanaf 1992 heeft de overheid met bedrijfssectoren meerjarenafspraken (MJA’s) gemaakt over de verbetering van de energie-efficiency. Inmiddels is er een tweede generatie van deze afspraken (MJA2) 1 waaraan ook diverse bedrijven binnen Westpoort meedoen. Hoewel door deze maatregel innovaties worden gestimuleerd, zal dit in het algemeen incrementeel gaan. Om sprongsgewijze innovaties te stimuleren zou de haven als stelregel kunnen hanteren dat nieuwe activiteiten energieneutraal gaan plaatsvinden. D.w.z. alle energie benodigd voor de interne processen van bedrijven en activiteiten, alsmede voor de logistieke verbindingen, wordt door duurzame bronnen (wind, zon, biofuels) verkregen. Binnen Westpoort staat binnenkort 45 MW windenergie opgesteld. Er zijn vooral ruimtelijk-technische beperkingen aan de verdere uitbreiding hiervan: de gewenste opstelling langs zichtlijnen, de hoogtebeperking door de aanvliegroute van Schiphol en de “windschaduw” van de bestaande turbines. Voor zover bekend is er geen energieopwekking met zonnecelsystemen in Westpoort. Duurzame energie Om nieuwe vestigingen en logistieke processen energieneutraal te kunnen laten plaatsvinden staan de volgende bronnen ter beschikking: Bron
2007
2010
Windenergie
45 MWe
65 MWe
AEB
550.000 MWh ?
Zonne-energie
0 MWe
?
Greenmills
-
10 MWe
Restwarmte
Westpoort Warmte
200.000 GJ
?
?
?
Biobrandstoffen
Nuon Hemwegcentrale Bio-ethanol
0 ton
?
Bio-diesel
0 ton
?
Groene elektriciteit
Biobrandstoffen staan bij elke haven hoog op de agenda, maar verkeren – in termen van de beleidslevenscyclus – nog in de eerste fase. Er zijn nog volop onzekerheden en de nodige discussies, o.a. over de concurrentie tussen de inzet van grondstoffen voor biobrandstoffen en voedsel (zie ook Fresco, 2006).
1
Zie http://www.senternovem.nl/mja/Meerjarenafspraken/mja_informatie/index.asp
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
6
[bron: NRC Handelsblad 31 maart 2007]
Door de aangekondigde initiatieven vanuit het bedrijfsleven zal vanaf 2009 in Amsterdam een productiefaciliteit gerealiseerd zijn van ruim 500 miljoen liter op jaarbasis als transportbrandstof. Recent zijn criteria opgesteld voor een duurzame biomassa productie (Cramer, 2007). Hoewel er van diverse kanten kritiek is geuit (zie Rooijers, 2007), gaat het kabinet stimuleren dat deze criteria internationaal worden toegepast. Op deze wijze zou niet alleen een bijdrage worden geleverd aan CO2-reductie, maar ook een stimulans ontstaan voor de locale economie en concurrentie met voedsel zoveel mogelijk worden voorkomen. De mate van CO2-reductie en het gebruik van primaire energie verschilt echter per grondstof, afhankelijk van o.a. het productieproces en het landgebruik (Faaij, 2006; Worldwatch Institute, 2006). Palmolie heeft een vrij hoge opbrengst per hectare, maar kent nogal wat duurzaamheidvraagstukken (o.a. aantasting biodiversiteit als gevolg van het kappen van regenwoud). Suikerriet heeft eveneens een relatief hoge opbrengst (Reijnders, 2007a, 2007b), maar recent werden ook daarvan de schaduwzijden – luchtverontreiniging door branden van het riet om de oogst te versnellen, slechte arbeidsomstandigheden – belicht (NOS Journaal, 19.5.2007). In een recente studie van de Europese Commissie wordt een vergelijking gemaakt (“well-to-wheel”) van alle brandstoffen, waaronder biobrandstoffen, op hun beslag op fossiele bronnen en hun CO2-emissies (Edwards, 2007; zie ook Edwards, 2006). Een van de conclusies is dat de omzetting van biomassa naar conventionele biobrandstoffen (bio-ethanol, bio-diesel) energetisch niet efficiënt is. Ook UN-Energy, een samenwerkingsverband van VN-organisaties, is zeer kritisch over het gebruik van biobrandstoffen (UN-Energy, 2007). Zij concluderen dat biobrandstoffen beter in elektriciteitscentrales kunnen worden verstookt dan in auto’s., vanwege de hogere CO2-reducties. Algemeen wordt erkend dat de “tweede generatie” biobrandstoffen (op basis van lignocellulose) een gunstiger beeld geven en niet langer meer zullen concurreren met voedselgewassen. Kampman (2005) heeft beschreven hoe de transitie van bio-ethanol in stappen kan verlopen totdat deze “tweede
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
7
generatie” is bereikt. Deze technologie is echter nog in de laboratorium- en demonstratiefase; het duurt naar verwachting nog 10 à 15 jaar voor deze geheel is uitontwikkeld. Hoewel biomassa een grote rol in de Nederlandse energiehuishouding kan gaan spelen (Rabou, 2006), is de verwachte commerciële toepassing van diverse technieken nog lang niet zeker. Bovendien kan de afschrijving van de huidige infrastructuur de inzet van biomassa beperken (Van Ree, 2006).
[bron: Sanders, 2006]
Schoon fossiel Dit transitiepad omvat o.a. afvang en ondergrondse opslag van CO2 (ook bekend als CCS - CO2 Capture and Storage). Hierbij zijn geconcentreerde zuivere CO2-puntbronnen nodig in de industrie en bij elektriciteitscentrales. In het Noordzeekanaalgebied lijken kansen hiervoor eerder in IJmond aanwezig dan in Westpoort. Op voorhand is daarom niet geheel duidelijk wat de mogelijkheden zijn van CCS-projecten in de haven.
Kringloophaven Kern: • Clusters van bedrijven die warmte, stoom of reststoffen uitwisselen • Recyclingindustrie die afval omzetten in herbruikbare materialen of verbranden (energieopwekking)
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
8
Opvattingen hierover uit interviews met stakeholders: “In ons gebied kan het volgens mij niet, je moet zoveel ruimte reserveren, de verschillende activiteiten hebben een verschillende dynamiek. Het vergt een heel integraal planningsysteem dat lijkt me momenteel niet haalbaar. Een selectief vestigingsbeleid kost veel ruimte. Dat willen we niet ter beschikking stellen, zeker als het verder in de toekomst is”. “Er is een interessante kringloop gesloten als je restwarmte kunt gebruiken voor stadsverwarming. Dat gebeurt nu al en kan veel meer. Ik heb wel eens uitgerekend dat de restwarmte van de Nuon-centrale genoeg is om alle huishoudens langs het kanaal van verwarming te voorzien. Er liggen gigantische potenties om iets met die warmte te doen”. “Waar ik erg van gecharmeerd ben in Rotterdam is, zowel vanuit de vergunningverlener als vanuit het havenbedrijf, het relaties leggen tussen bedrijven die zich al gevestigd hebben of zouden moeten vestigen. Als je dat slim doet kun je daar heel veel winst mee boeken en kunnen bedrijven ook veel voor elkaar betekenen. Je kunt nieuwe gebieden ook gebruiken om bestaande terreinen te veranderen, bijv. door bedrijfsverplaatsingen. Je moet wel genoeg tijd en ruimte hebben”. “Maar je kunt ook kijken naar het grotere systeem en welke kant moet dat systeem uit bewegen? En wat voor functies of invullingen hebben we dan nog nodig. Welke mix van bedrijven hebben we nodig in de haven zodat ze als geheel minder milieubelasting of een hoge duurzaamheid hebben dan de afzonderlijke componenten? AVI-rwzi is daar een aardig voorbeeld van. Je zou kunnen kijken naar warmte- en koudebehoefte, andere stromen van materialen, energie en hoe je die matcht”. “Het koppelen van de stof- en energiestromen van de verschillende processen op en om het haventerrein (industriële ecologie). Afgezien van praktische (lastig om bestaande bedrijven te verplaatsen) en technische (bepalen van geschikte clusters) bezwaren, zijn bedrijven ook terughoudend een onderlinge afhankelijkheid aan te gaan”. “De haven zal schoner zijn, meer ingekapseld. Vergelijkbare activiteiten zijn meer geconcentreerd. Ook zal de haven steeds meer naar een gesloten kringloopsysteem gaan, alhoewel helemaal gesloten wellicht niet mogelijk zal zijn”. “Ik ga uit van een koppeling tussen de haven en de gebouwde omgeving dmv het gebruik van reststromen”. “Er is bijv. ook synergie denkbaar tussen chemie en voedselindustrie en misschien wel breder met de procesindustrie en daarmee ook bijv. Corus kunt betrekken. Ook richting life sciences en gezondheid zijn combinaties denkbaar”. “Op langere termijn is de uitdaging om als Amsterdam verder de toegevoegde waarde te verhogen. Wij zijn geen bulkhaven en dat moet je ook niet willen. Je moet slimme dingen proberen te doen, nieuwe projecten zoals die bioethanolfabriek. En verder upgrading en nieuwe toegevoegde waarde met je bestaande bedrijven. We moeten in Amsterdam een ander beeld geven dan de gemiddelde bulkhaven in de buurt; geen ‘me too’ verhaal maar innoverend gaan werken en kijken of je ook kunt clusteren binnen je haven. Ik denk dat je
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
9
gebruik moet maken van de verscheidenheid aan bedrijven in de haven en ben er van overtuigd dat er veel meer links zitten tussen bedrijven dan nu worden benut. Een beetje industrieparkachtige dingen moet je gaan doen”. Tijdens de Dialoogbijeenkomst kwam hierover naar voren: • Er zullen clusters van bedrijven moeten worden gevormd. De bedrijven in deze clusters moeten complementaire processen hebben qua energiegebruik/productie en stofstromen, en moeten ruimtelijk op elkaar aan te sluiten zijn. • Interessante ketens zijn: biomassa en biofuels (natte bulk) en veevoer, recycling en refurbishment. Verder is de koppeling interessant tussen rubberverwerking en asfalt productie. • Mogelijkheid van kassenbouw die energie leveren aan omliggende bedrijven en aan het warmtenet. Tegen deze achtergrond lijkt een goed toekomstbeeld voor 2037: Een haven met bedrijvenclusters die reststromen uitwisselen en infrastructuur die dit mogelijk maakt. Recyclingindustrie die herbruikbare grondstoffen levert en reststoffen gebruikt voor energieopwekking Belangrijke vragen bij de verdere uitwerking van het toekomstbeeld: - Werk de metafoor uit van een ‘plug-and-play’ infrastructuur in de haven. Aandachtspunten daarbij: invulling nutsbedrijf dat faciliteiten aanbiedt voor uitwisseling van warmte, stoom, enz.; invulling ‘makelaar’ die stimulerende rol vervult om bedrijven te koppelen - Is het mogelijk om warmte qua vraag en aanbod op elkaar af te stemmen? - Is het mogelijk om restwarmte nuttig in te zetten, binnen of buiten het havengebied? - Welke (additionele) infrastructuur is daarvoor nodig en wie moet erbij worden betrokken om dit te realiseren? - Welke mogelijkheden zijn er voor warmte-koude opslag in het gebied? - Welke bedrijven (qua type/processen/enz.) zouden (additoneel) inpasbaar zijn op Westpoort om (meer) balans te brengen in warmte/koude? Welke zouden zich bij voorkeur moeten vestigen om kringlopen te kunnen sluiten? - Welke andere reststromen (hoeveelheden, vorm) zijn er beschikbaar? - Kan een “reststoffenbeurs” behulpzaam zijn voor het matchen van reststromen en, zo ja, op welk schaalniveau zou dit het beste georganiseerd kunnen worden? - Welke synergie (qua bedrijfstype, -processen) is er mogelijk tussen bedrijven (Westpoort, binnen de regio)? Achtergrondinformatie Restwarmte De verdere toepassing van restwarmte voor ruimteverwarming biedt nog volop perspectieven, zeker nu Nuon (onder druk van de politiek; Het Parool, 10.5.2007) voornemens is restwarmte uit de Hemwegcentrale ook te benutten. De CO2-reductie als gevolg van de bestaande leveringen door
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
10
Westpoort Warmte is in de orde-grootte van 50%. Door Innovaders is een casus uitgewerkt met betrekking tot energie en CO2-besparing voor twee bedrijven in het havengebied (APA-Granuband). Daarin wordt een reductie van 35% berekend, excl. de effecten van transport-besparing. Een soortgelijke reductie is mogelijk in de combinatie APA-AEB. Hoewel door gebrek aan gegevens preciezere berekeningen nu niet mogelijk zijn, geven deze twee voorbeelden wel aan dat er waarschijnlijk aanzienlijke reducties te behalen zijn. Reststromen Op basis van inventarisaties van Innovaders en van Haven Amsterdam is slechts een globaal beeld verkregen van reststromen in Westpoort (bijlage 2). Bekend is dat eiwit één van de reststromen is die vrijkomt bij de productie van biobrandstoffen. Dit kan de basis vormen voor chemische opwaardering en hoogwaardige producten (‘groene chemie’). De meerwaarde die hiermee geproduceerd kan worden is substantieel (vb. reststromen van ethanolproductie kunnen een waarde hebben van 2/3 van de hoofdstroom). Het concept van bioraffinage is hiermee nauw verbonden. Een bioraffinaderij is een installatie waarin biomassa wordt omgezet naar een scala van producten voor food en non-food toepassingen en naar energie. Een bioraffinaderij gebruikt hernieuwbare grondstoffen in plaats van fossiele brandstoffen (de Jong, 2005). Partiële bioraffinaderijen zijn bijv. suikerraffinaderijen, maar ook de fabrieken van Cargill in Westpoort kunnen als zodanig worden beschouwd. Zij zouden de kern kunnen zijn van een Multi-Purpose Biorefiner, een grootschalige unit waar meerdere grondstofstromen verwerkt worden en elkaar nevenstromen volledig benutten, uiteindelijk voor energieopwekking (van Haren, 2006). Cascadering ligt hieraan ten grondslag, d.w.z. alle waardevolle plantaardige componenten uit biomassa worden kostenefficiënt tot waarde gebracht waarna eventuele reststromen worden omgezet in transportbrandstoffen, elektriciteit en warmte. Ontwikkeling elders Naast de introductie van biobrandstoffen is er nog een andere ontwikkeling die het toenemend belang aangeeft van de landbouw voor de haven(sector) en die het sluiten van kringlopen bevordert. Reeds een aantal jaren wordt gekeken naar de ontwikkeling van agroparken (o.a. de Wilt, 2005) en is het belang van logistieke knooppunten als logische plaats daarvoor onderstreept (Smeets, 2004). In Amsterdam is de haalbaarheid van een dergelijk park onderzocht, maar lijkt realisatie niet mogelijk (Breure, 2007). Op Nederlandse schaal is Terneuzen de eerste haven waar een agropark zich ontwikkelt, terwijl de Happy Shrimp Farm in Rotterdam een geslaagd voorbeeld van cositing volgens dezelfde principes is. Het agroparkconcept wordt momenteel verder ontwikkeld in China (Greenport Shanghai).
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
11
[bron: de Wilt, 2005]
Voorwaarden Baas (2005) heeft een aantal projecten geanalyseerd die uitgaan van kringloopsluiting (industriële ecologie en ‘cleaner production’). Op basis hiervan komt hij tot de volgende aanbevelingen: • Concepten als industriële ecologie en ‘cleaner production’ vereisen integratie van hoog tot laag in bedrijfsvoeringsprocessen willen ze succesvol zijn. Toepassing van multi-loop leerprocessen binnen en tussen bedrijven in een cluster en tussen clusters. • De introductie en verdere ontwikkeling van ‘cleaner production’ in bedrijven heeft de meeste slaagkans als het breed wordt gedragen in organisaties; stakeholders in de levenscyclus van producten en diensten moeten worden betrokken. • De invoering van industriële ecologie vereist dat het onderwerp onderdeel wordt van duurzame regionale ontwikkeling. Burgers zouden hierbij betrokken kunnen worden. • Vertrouwen en transparantie dat hiervoor nodig is kan ontstaan door open, reflectieve dialogen die de verschillende stakeholders betrekt bij het nadenken over de toekomst van regio’s in het kader van duurzame ontwikkeling.
Multifunctionele haven Kern: • Vooraanstaande logistiek gekoppeld aan hoge ruimteproductiviteit • Ruimtelijke kwaliteit door aandacht voor bouwesthetiek en menging met (“groene”) functies Opvattingen hierover uit interviews met stakeholders: “Wat wil je eigenlijk neerzetten, heeft het wel de vereiste kwaliteit, is het wel slim genoeg? Niet zozeer als eisen, maar wel intensief contact. Dat is een kwestie van goede mensen bij de overheid en een beetje stimuleringsgeld, dan moet het wel efficienter en beter kunnen. Het gaat er vooral om dat de waarde van het vastgoed op de bedrijfsterreinen omhoog gaat. Dat betekent dat gebouwen meer toekomstwaarde hebben, verbeteringen van de openbare ruimte”. “Slim ruimtegebruik en het combineren van functies vraagt op structuurplanniveau het herkennen van milieuhinderlijke functies en infrastructuur en wat je in relatie tot andere functies in het gebied zou willen”. Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
12
“Toename van functiemenging; uitgaansgelegenheden op haventerrein (slim gebruik van parkeerruimte en weinig overlast, wel probleem met externe veiligheid en beveiliging). Mensen gaan weer dichter bij het water wonen, er zijn fietsroutes door de haven. Er zal geen woonfunctie in het havengebied worden uitgeoefend”. “Ruimte moet intensiever gebruikt worden (ondergrondse/gestapelde bouw) en ruimtelijke inrichting moet slimmer worden / herstructurering (afstemmen van verschillend ruimtegebruik/functies/activiteiten).” “Wat die mensen vanmorgen zeiden is, bij ruimtegebruik ga je uit van de vierkante meter voor een bepaalde toepassing. Wat zij aanraadden was om de focus te verleggen van Space naar Place. Je moet niet gaan kijken naar de ruimte, maar gaan kijken naar de plek. En de turnaround die je daar mee maakt”. Tijdens de Dialoogbijeenkomst kwam hierover naar voren: • Tanks met opslag van kolen en olie: vraag of deze niet op een andere plek kunnen zodat op deze vierkante meters activiteiten kunnen worden ontplooid met meer toegevoegde waarde. Voorstel om de kolenoverslag op termijn naar Rotterdam of Delfzijl te verhuizen. Alternatief: overslag zonder opslag (‘just in time’) waardoor minder opslagtanks nodig zijn. • Ambities: Meer produceren met minder ruimte, dat is een uitdaging! Een mooier/aantrekkelijker havengebied. Functiemenging/bezoekjes van burgers aan de haven worden dan interessanter. • Meer menging tussen wonen en werken. • Zoeken naar mogelijkheden van toerisme/recreatie op het havengebied. Maar, er mag geen entertainment worden weggehaald uit het centrum van de stad. Evenementen a la Sail uitbouwen. • Slim ruimtegebruik houdt volgens de groep dan ook in, intensivering van de ruimte, geen menging met woonfunctie, eventueel wel menging met andere functies zoals groen, recreatie, maar alleen als dit de hoofdfunctie (industrie) niet belemmert. Sommige deelnemers (een minderheid) gingen verder en vonden wel dat de woonfunctie gemengd zou moeten worden met de industrie functie. Overeenstemming dat het zeker niet om grote aantallen woningen zal gaan. Tegen deze achtergrond lijkt een goed toekomstbeeld voor 2037: Een haven die een hoge ruimteproductiviteit combineert met visuele aantrekkelijkheid en veel natuurlijke elementen. Belangrijke vragen bij de verdere uitwerking van het toekomstbeeld: - Werk de metafoor uit van de haven als een ‘waardevolle’ ruimte. Aandachtspunten: kwaliteitseisen aan bouwesthetiek; selectief vestigingsbeleid; aandacht voor integratie natuur - Welke delen van Westpoort lenen zich voor ‘upgrading’ in esthetisch opzicht? - Welke ruimte biedt de huidige (planologische, privaatrechtelijke [erfpacht]) regelingen? - Welke mogelijkheden zijn er om (op termijn) tot een zuiniger ruimtegebruik te komen?
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
13
-
Welk soort bedrijvigheid biedt (ook in de toekomst) een hoge toegevoegde waarde? Welke vestigingsvoorwaarden maakt het voor deze bedrijven aantrekkelijk Amsterdam (Nederland) in overweging te nemen?
Achtergrondinformatie Esthetiek Westpoort heeft een intrinsieke ruimtelijke kwaliteit die het tot een potentieel “tijdloos” gebied kan maken. Dit komt de ruime opzet en de brede wegprofielen die duidelijk verschillen van een gebied als Hoogtij in Zaanstad. Toch lijkt er ruimte voor verdere verbetering. Door meer aandacht te schenken aan architectonische kwaliteit is het mogelijk enkele ‘eye catchers’ in het gebied op te nemen. Onder stedenbouwkundigen staan deze bekend als ‘Dutch mountains’. Voorbeelden zijn het nieuwe kantoor van Afvalzorg op Nauerna, de afvalverbrandingsinstallatie van HVC in Alkmaar en de fabriek van Cono kaasmakers in De Beemster. Een voorbeeld uit het buitenland is de afvalverbrandingsinstallatie die bij Wenen onder architectuur is gebouwd.
‘Slim ruimtegebruik’ Ook zijn er mogelijkheden voor een slimmer gebruik van de ruimte. Dat varieert van het toevoegen van (tijdelijke) functies tot het intensiever benutten door bestaande functies. Bij (tijdelijke) functies die meer publiek naar de haven te trekken valt bijvoorbeeld te denken aan een ‘drive in’ bioscoop (of een varende variant daarvan). Meirlaen (2006) heeft de mogelijkheden voor tijdelijke en flexibele accommodaties in Westpoort verkend en twee onderdelen ontwerpend uitgewerkt met als uitgangspunt feesten en partijen.
[bron: www.cherryflava.com gebaseerd op www.mobmov.org]
Intensiever benutten van bestaande functies zou kunnen ontstaan indien ‘natuurlijke’ momenten van verandering voor bedrijven (uitbreiding, verhuizing, nieuwe investeringen, contractverlenging) optimaal worden benut om
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
14
mogelijkheden voor slimmer ruimtegebruik te verkennen en uit te voeren. De recente verhuizing van enkele bedrijven vanuit de Minervahaven naar het Westhavengebied, waarbij zij gebruik maken van de kade van een derde bedrijf, is zo’n voorbeeld. Een stimulans hiervoor is als het direct voordeel oplevert in bedrijfseconomisch opzicht (betere efficiëntie opslag, gedeelde “kadetijd”), terwijl de voordelen voor de haven op langere termijn ook evident zijn. De Westpoint-terminal in de Amerikahaven wordt reeds volgens dit model gebruikt. Daarnaast is denkbaar om de hoogte beter te benutten en daardoor voor alle partijen economische voordelen te bieden. Meerlaags bouwen zou ook verschillende bedrijven op één kavel kunnen omvatten (bijv. een cacaoloods boven een distributiebedrijf) of kassen boven een andere functie (denk ook aan het concept van de energieleverende kas). Een studies naar een meerdaags bedrijfsterrein is verricht in Alphen a/d Rijn (Anoniem, 2002). Een andere mogelijkheid is het stapelen van andere functies boven bedrijven, bijv. een sportveld(je). Dit lijkt met name interessant voor het overgangsgebied van stad en haven.
Andere vormen van tijdelijkheid Bepaalde delen van de haven (in ruime zin) lenen zich mogelijk voor het toestaan van (of experimenteren met) tijdelijke functiemenging. Het kernwoord hierbij is flexibiliteit. Te denken valt aan kassen en natuur; in speciale gevallen zelfs aan wonen en kantoren (drijvend en daarmee flexibel). Nieuwe vormen van kassenbouw maken het uit bedrijfseconomisch opzicht steeds interessanter om ook (kortdurend) braakliggende terreinen te benutten. Tot nu toe is dit steeds gestuit op de wens deze gebieden onmiddellijk “uitgeefbaar” te doen zijn, hoewel bedrijven ook de nodige voorbereidingstijd hebben voordat vestiging daadwerkelijk plaatsvindt. Het concept ‘tijdelijke natuur’ is ontwikkeld door het InnovatieNetwerk (Linnartz, 2006) en momenteel wordt gekeken of – en onder welke randvoorwaarden – Westpoort een geschikte (pilot) locatie zou kunnen zijn. Hèt icoon van dit concept voor dit gebied is de rugstreeppad. Door kleine – al dan niet tijdelijke – poelen aan te leggen kan een goed biotoop worden gemaakt voor deze soort.
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
15
Natuur Naast de rugstreeppad komen nog diverse andere beschermde of bijzondere soorten voor in de haven, zowel dieren als planten (Anoniem, 2007). Naast plekken waar ‘tijdelijke natuur’ kan ontstaan is er een ecozone aan de Australiëhavenweg. Verder is er in Westpoort ruimte voor ‘functionele natuur’ door de aanplant van bomen. Bomen dempen geluid, houden vocht vast en filteren fijn stof. Een recente studie laat zien dat op verschillende plekken bomen zouden kunnen worden geplaatst die de ruimtelijke kwaliteit kunnen verbeteren van de deelgebieden in Westpoort (Teppema, 2007). In de studie worden tevens voorstellen gedaan om door middel van kleine ingrepen op enkele plaatsen Westpoort meer geschikt te maken voor recreatie. Behalve bomen zijn er op diverse locaties ook mogelijkheden voor (lang) gras, gevelbegroeing en groene daken. Grondprijs Uit economisch perspectief blijkt de grondprijs de meest bepalende factor voor intensivering van grondgebruik te zijn (Vader, 2002); een prijs van € 200/ m2 zou het omslagpunt vormen waarbij intensief grondgebruik begint te ‘lonen’. Deze prijs wordt ook genoemd in een studie naar ondergrondse tankopslag (Pals, 2005), wat een ruimtebesparing van 75% zou opleveren. Door studenten van de Hogeschool van Rotterdam is inmiddels nog een alternatief concept uitgewerkt, met opslag in kademuren.
[bron: Pals & Ligteringen, 2005; van Groningen & de Graaf, 2006]
Andere havens zien beïnvloeding van de grondprijs als sturingsmogelijkheid, bijvoorbeeld door de prijzen te verhogen en bedrijven een korting te geven op basis van toegevoegde waarde, aantal verdiepingen en het vloeroppervlak op de verdiepingen (Anoniem, 1999; Dejonghe, 2003). Wanneer we in historisch perspectief denken zijn er voorbeelden van industriële gebouwen uit het verleden, waarbij de logistiek veel meer verticaal was ingericht dan nu veelal het geval is (vergelijk de “kathedralen aan de Maas”). Andere mogelijkheden Tenslotte is een belangrijke mogelijkheid het vergroten van de aantrekkingskracht voor bedrijven met een grote(re) toegevoegde waarde, hetzij direct (de haven als vestigingsplaats) hetzij indirect (de haven als logistieke schakel). Afvalverbranding en recyclingindustrie zijn sectoren die reeds vertegenwoordigd zijn in Westpoort. In de “omgekeerde hergebruikspyramide” (de Brito, 2004) staan zij onderaan. Remanufacturing en
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
16
refurbishment zijn andere opties die vanuit duurzaamheidsperspectief zeker interessant zijn (Reijnders, 2006). Op termijn zal de westwaartse verschuiving van de haven er mogelijk toe leiden dat (een deel van de) havenactiviteiten voor de kust plaatsvinden. Technische concepten voor buitengaatse terminals zijn reeds ontwikkeld (Ali, 2005); mogelijk dat er synergie kan ontstaan met planontwikkeling voor kustversterking.
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
17
Literatuur Ali, A. (2005). Floating transshipment container terminal. Delft: Technische Universiteit Anoniem (1999). Projectmanager Hans van Hoek: "Ruimtebewustzijn moet terrein winnen". ROM Actief, 34 Anoniem (2002). De poort van Alphen. Innovatief meerlagen bedrijventerrein Alphen aan den Rijn. Alphen aan den Rijn: VOA e.a. Anoniem (2007). Haven Amsterdam monitoring 2006. Amsterdam: Dienst Ruimtelijke Ordening. Baas, L. W. (2005). Cleaner production and industrial ecology; dynamic aspects of the introduction and dissemination of new concepts in industrial practice. Rotterdam: Erasmus Universiteit Breure, B., J. Grin, M. van de Kerkhof, T. Stam & E. van Woudenberg. (2007a). De probleemanalyse verdiept. Een verdere uitwerking van het Startdocument. Amsterdam: UvA/VU. Breure, A. S. H., P.J.A.M. Smeets & J. Broeze. (2007b). Agrocentrum Westpoort: utopie of innovatie? Reflecties en leerpunten rond een systeeminnovatief project. Wageningen: Alterra Cramer, J. et al. (2007). Toetsingskader voor duurzame biomassa. Eindrapport van de projectgroep "Duurzame productie van biomassa". Den Haag: TaskForce Energietransitie. de Brito, M. P. (2004). Managing reverse logistics or reversing logistics management? Rotterdam: Erasmus Research Institute of Management. de Jong, E., R. van Ree, R. van Tuil & W. Elbersen (2005). Biorefineries for the chemical industry. A Dutch point of view. In B. Kamm, M. Kamm & P. Gruber (Ed.), Biorefineries - Biobased Industrial Processes and Products. Weinhem: Wiley-VCH. de Wilt, J. & T. Dobbelaar (2005). Agroparken. Het concept, de ontvangst, de praktijk. Utrecht: InnovatieNetwerk. Dejonghe, C., J. van Dinteren & G. Vloebergh (2003). Anders omgaan met bedrijfsruimte in Gent. Ruimte & Planning, 23(1), 11-27. DLR (2006). Trans-Mediterranean interconnection for Concentrating Solar Power. Final Report. Stuttgart: Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt. du Marchie van Voorthuysen, E. H. (2006). The European renewable power plan. Set of European Directives for realizing the TREC scenario. Download van www.gezen.nl. Edwards, R., J-F. Larivé, V. Mahieu & P. Rouveirolles (2007). Well-to-whells analysis of future automotive fuels and powertrains in the European context. Ispra: European Commission, Joint Research Center.
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
18
Edwards, R., V. Mahieu, J-F. Lanvé, D. Rykaerd, P. Rouveirolies, H. Hass (2006). Availability and cost of biomass for road fuels in EU. Paper presented at the Biofuels Availability Workshop, Brussels, 3-4.5.2006. Faaij, A. (2006). The global dimensions of bio-energy markets, trade and sustainable development. Paper presented at the Biofuels for Transportation - Global Potential and Implications for Sustainable Agriculture, Energy and Security in the 21st Century, Washington, 7.6.2006. Fresco, L. O. (2006). Biomass for food or fuel: is there a dilemma? Paper presented at the The Duisenberg Lecture, Singapore, 17.9.2006. Utrecht: Rabobank. Heetebrij, J. G. C. (2006). Kanttekeningen bij rapportage TaskForce Energietransititie. Hurwenen: Heecon Business Development. Kampman, B., H. Croezen & E. den Boer (2005). Duurzaamheid van de bio-ethanol transitie. Verkenning van de duurzaamheid van het Nr. One transitiepad. Delft: CE. Linnartz, L. (2006). Tijdelijke natuur en beschermde soorten: permanente winst. Een ecologische onderbouwing. Utrecht: InnovatieNetwerk. Meirlaen, A. (2006). Het gastvrije landschap. In B. A. O. Bulter (Ed.), A/S/L, Jaarboek Academie van Bouwkunst Amsterdam 2004-2005. (pp. 72-73). Rotterdam: Uitgeverij 010. Molenbroek, E. C. & E. de Visser (2006). Elektriciteit uit geconcentreerde zonneenergie op korte termijn. Utrecht: Ecofys. Pals, H. & H. Ligteringen (2005). Underground tank storage. Paper presented at the workshop Xtreme Solutions, Rotterdam, 8.12.2005. Rabou, L. P. L. M., E.P. Deurwaarder, H.W. Elbersen & E.L. Scott (2006). Biomassa in de Nederlandse energiehuishouding in 2030. Petten / Wageningen: ECN / WUR. Reijnders, L. (2006). Improving resource cascading. In C. V. Loeffe (Ed.), Trends in Conservation and Recycling of Resources. (pp. 138-161). Nova Science Publishers. Reijnders, L. H., M.A.J. Huijbregts (2007a). Life cycle greenhouse gas emissions, fossil fuel demand and solar energy conversion efficiency in European bioethanol production for automotive purposes. J. Cleaner Production, in press. Reijnders, L. H., M.A.J. Huijbregts (2007b). Palm oil and the emission of carbonbased greenhouse gases. J. Cleaner Production, in press. Rooijers, F.J., B.H. Boon & J. Faber (2007). Green4sure, het groene energieplan. Hoofdrapport. Delft: CE. Sanders, J. (2006). Bijdrage biomassa aan verduurzaming van de Nederlandse economie in 2030 en de noodzaak van een Technology Roadmap Bioraffinage. Paper presented at the 2e Workshop Nederlands Kennisnetwerk Bioraffinage, Wageningen, 7.12.2006. Smeets, P. J. A. M. (2004). Agriculture in the Northwest_European Delta Metropolis. In R. H. G. Jongman (Ed.), The new dimensions of the future of the European cultural landscape. (pp. 59-71). Dordrecht: Springer. TaskForce Energietransitie (2006). Meer met energie! Kansen voor Nederland. Den Haag/Utrecht: SenterNovem.
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
19
Teppema, A. et al. (2007). Bomen op bedrijventerreinen. 2000 bomen voor Westpoort. Amsterdam: Dienst Ruimtelijke Ordening. UN-Energy (2007). Sustainable bioenergy: a framework for decision makers. New York City: UN. Vader, J., P. Weerd & J. van Antwerpen (2002). De kostencomponent van intensief ruimtegebruik op bedrijventerreinen. Woudenberg: Inbo. van Haren, R. (2006). Bioraffinage, de "biovaluator" van de toekomst. Paper presented at the Biorefinery workshop, Wageningen, 16.6.2006. van Ree, R. & E. de Jong (2006). Biorefineries: strategy for the Netherlands. Paper presented at the Biorefinery workshop, Wageningen,16.6.2006. Woldwatch Institute (2006). Biofuels for transportation. Global potential and implications for sustainable agriculture and energy in the 21st century. Washington D.C.: Worldwatch Institute.
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
20
Bijlage 1 - Geraadpleegde deskundigen Jan Broeze, WUR Martin Buijck, Nuon Warmte Gerard Dijkema, TU Delft Pito Dingemanse, Haven Amsterdam Marcel Gorris, Haven Amsterdam James Hallworth, Haven Amsterdam Martin Melchers, DRO Piet Rietveld, VU Lucas Reijnders, UvA Miranda Reitsma, provincie Noord-Holland Johan Sanders, WUR Pieter Tordoir, UvA Hans van Weenen, UvA/Windesheim
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
21
Bijlage 2 – Reststromen
Globale inventarisatie van reststromen en processen in de haven van Amsterdam Opgesteld door Renate van Drimmelen (Innovaders), d.d. 7-6-2007 Bevat kennis van Innovaders in combinatie met kennis van James Hallworth van de Haven van Amsterdam via een overleg d.d. 10-5-2007
Bedrijf
Afvalstroom (excl
Proces
warmte, koude, (vervuild) afvalwater en allerhande rookgassen) Amerikahaven Dutch Cacoa
Cacaodoppen
Verwerken van cacao
Sitos
Cacaodoppen
Sigma
Oplosmiddelen?
Verwerken van cacao (Opslag?) Productie van verf
Fetim
Houtafval? (of verwerkt in MDF?) Oliedampen?
Vopak (in aanbouw)
Houthandel Opslag van olie en benzine
Amerikahaven Cargill “Zonnebloem”
Zonnebloem hulzen + restvetten + andere kleinere reststromen natte slurrie die bijv vergist zouden kunnen worden Harvest Fuels (vh Blue Ocean) ?
Verwerken zonnebloempitten
Productie van biobrandstoffen
Aziehaven/Autraliehaven Sita
Hanson
Vervuild hout (ge-exporteerd Verwerken afval naar bijv Duitsland om daar te worden verbrand. Mag in Nederland niet) ? Zand & Grind op- en overslag.
Graniet Import
Natte klei
Wassen en breken van graniet
BP
Oliedampen?
Opslag van olie & benzine
Voorbij Beton
?
Productie betonnen palen
Granuband
Rubber, Textiel, Staal
Verwerken autobanden
Hitachi
?
Nichia
?
AEB
Bodem-as, Schroot, Ketel-as, Productie van Electriciteit Vlieg-as, Filterkoek ? Rioolwater zuivering
RWZI
Globale inventarisatie van reststromen en processen in de haven van Amsterdam
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
1
22
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
23
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
24
Colofon Rapportage opgesteld door Projectteam Regiodialoog: Dr Bram Breure, UvA Prof. Dr John Grin, UvA Dr Marleen van de Kerkhof, VU/IVM Dr Enza Lissandrello, UvA Ir Tjeerd Stam, VU/IVM Erwin van Woudenberg, UU
Rapport Regiodialoog nr. 3 Publicatie in het kader van het Programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling van de provincie Noord-Holland. Juni 2007
Aanzet toekomstbeelden Regiodialoog
25