De Editorial Photographers uit San Francisco hebben onder hun leden een onderzoek gedaan naar prijzen en vergoedingen hieronder ziet u het vertaalde en schokkende resultaat aangepast naar euro’s en zonodig naar onze maatstaven aangepast. Oordeel zelf en geef het uw opdrachtgever onder de aandacht.
Een digitaal manifest 17 maart, 2004 Inleiding We zijn bij een grote scheidslijn aangekomen, een splitsing in de rivier. We staan voor een beslissing, die zowel de toekomst van onze individuele loopbanen als fotograaf zal beïnvloeden, als de vitaliteit van de hele bedrijfstak. We moeten niet alleen kiezen welke koers we moeten varen, maar ook wiens hand de helmstok vasthoudt om ons bootje op koers te houden. En we moeten ons voorbereiden op de reis die voor ons ligt. De scheidslijn is digitaal en we koersen er met groeiende aantallen en met toenemende snelheid op af. De toekomst van de journalistieke fotografie lijkt deze koers te volgen. Daarom verwerven de meeste van ons de vaardigheden en de uitrusting om succes te hebben in dit zich ontwikkelende medium. Maar wie zal ons bootje over deze rivier leiden? Hoewel we de kapiteins zijn van onze eigen bootjes, moeten we toegeven dat we bij het uitstippelen van onze zakelijke koers veel te veel controle hebben gegeven aan onze klanten. Hoeveel kunnen we berekenen voor een dag werk, hoeveel voor het gebruik van onze auto, hoeveel voor een dag reizen en voor de maaltijden onderweg? Onze klanten hebben grotendeels deze uitgaven gedicteerd en we hebben dat goed gevonden. Zo ging dat tientallen jaren lang. En tientallen jaren zijn onze vergoedingen amper veranderd. In 1984 had een fotojournalist een fatsoenlijke opbrengst als het dagtarief fl. 620,- was en al zijn Nikons en Leicas fl. 12.500,- kostten. De kwestie hoe en door wie het honorarium werd bepaald was niet zo dringend. Maar nu is het dat wel. In twintig jaar is het honorarium voor creativiteit bij de meeste magazines ongeveer met 14% gestegen. Bedenk echter twee belangrijke zaken: gedurende dezelfde periode beliep de totale inflatie 80%. En ook gedurende diezelfde tijd zijn de gemiddelde overheadkosten voor onze uitrusting met 1000% gestegen. Duizend procent! Als we ons honorarium van fl. 620,- in 1984 zouden corrigeren volgens de inflatie zouden we nu zo’n € 500,- moeten krijgen om quitte te spelen. In plaats daarvan ontvangen we een krappe € 320,- van de meeste kranten of magazines. Een netto-verlies van € 180,- per dag aan inkomen. Deze daling wordt nog verergerd door de tienvoudige toename van de kosten van onze uitrusting. We kunnen niet langer toestaan dat onze klanten onze koers bepalen. Bij het nu in kaart brengen van de wateren van de digitale fotografie, proberen veel van onze klanten het bedrag te bepalen dat we rekenen voor digitale diensten. Sommige kranten of magazines claimen een grens van € 120,- voor digitale service. Sommigen voeren aan dat ze niks willen betalen. Feit is echter dat niet onze klanten onze prijs bepalen. Het is onze eigen verantwoordelijkheid om een prijsstructuur vast te stellen, die ons in staat stelt zelf voor onze uitrusting en training te zorgen, te compenseren voor het extra werk en ervoor te zorgen dat we een gezonde winst maken voor de groei van onze zaak.
Als we de enorme investeringen van de digitale overstap onder ogen zien -kosten waarmee we niet één keer zullen worden geconfronteerd maar elke drie jaar om bij te blijven- moeten we genoeg berekenen om deze hoge kosten te dekken. We moeten voldoende in rekening brengen om nu en in de toekomst winstgevend te zijn. Onze relatie met onze klanten is er een van symbiose. We hebben elkaar nodig. Dit moeten we in overweging nemen bij het bepalen van onze prijsstructuur en een wederzijds acceptabel bedrag zien te vinden. Ondanks de duidelijke onverschilligheid van sommige klanten voor de kosten van ons vak, zijn we beter gediend met het vormen van een meewerkende relatie dan met een vijandige. De individuele redacteuren met wie we vaak werken zitten in de niet benijdenswaardige positie, dat ze het beleid moeten uitvoeren van anderen, die ver bij het redactionele proces. vandaan zitten. We moeten elke inspanning leveren om deze collega’s op te voeden en te infomeren, terwijl we standvastig moeten blijven voor onze eis extra vergoeding te krijgen voor de dure digitale diensten. Hoe meer we ons als fotografen verenigen in deze kwestie, vooral in het zich uitbreidende territorium van digitale kosten, des te redelijker de vergoeding zal zijn. Hoewel we misschien niet in staat zullen zijn gezamenlijk prijzen vast te stellen, kunnen we wel onze individuele prijsstrategie met elkaar delen en een methode toepassen die ons gezamenlijk doel om winstgevender te worden bevordert. En zo onafhankelijker en beter te kunnen voldoen aan onze creatieve aspiraties. Strategieën Terwijl we ons beduidende kosten op de hals halen om digitaal te kunnen werken en bezig zijn de technische kennis te vergaren om onze beelden te verbeteren en af te werken, en ook nog de extra tijdsinspanning leveren voor digitale nabewerking, vinden veel redactionele klanten dat onze rekeningen lager zouden moeten zijn. Want er is tenslotte geen film en geen ontwikkelen en afdrukken meer. Sommige klanten redeneren verder dat ze niet voor speciale kosten voor digitale fotografie en afwerking betalen, omdat ze ook niet voor de foto-uitrusting betalen. Hoewel die veronderstelling op zichzelf verdacht is, is dat niet het probleem van kosten voor digitaal werken, het gaat grotendeels om gemiddelde productiekosten. Kosten voor digitaal werken, evenals kilometers of kosten voor films en afwerken, geven de productiekosten weer. Klanten betalen niet voor onze auto’s, maar voor de kosten om ze voor hen te gebruiken. Net zoals wanneer klanten een rekening krijgen voor films en afwerken, ze voor de kosten van dit specifieke werk betalen. Het is niet alleen redelijk, het is financieel noodzakelijk dat klanten betalen voor specifieke productiekosten die bij onze foto-opdracht horen. We moeten ons goed realiseren dat onze digitale uitrusting duur is en een korte courante en concurrerende levensduur heeft. Een digitale basisset van twee digitale spiegelreflexen, verscheidene lenzen, een laptop, een kaartlezer, geheugenkaarten, een desktop computer, software, een monitor, een printer, een cd/dvdbrander, zal ongeveer € 16.000,- tot € 48.000,- kosten. Die uitrusting moet elke 3-5 jaar vervangen worden om technisch bij de tijd en concurrerend te blijven. Sommige zaken moeten zelfs eerder worden vervangen. Een basissysteem met film zou in vergelijking minder dan € 16.000,- kosten en zou zo’n 10 jaar of langer mee gaan. Hier is de vergelijking: € 16.000,-/10 jaar = € 1.600,- per jaar gemiddeld als je met film fotografeert. € 32.000,-/ 5 jaar = € 6.400,- per jaar gemiddeld voor digitale fotografie.
Terwijl we € 16.000,- tot € 48.000,- investeren, worden we ook nog geconfronteerd met het mogelijke verlies aan de belangrijke stroom inkomsten die we ontvingen van de prijsverhoging van onze afdrukken. Dit was vooral belangrijk, omdat onze creatieve honoraria meer dan twee decennia onveranderd zijn gebleven . Zelfs bij geringe prijsverhogingen bedroeg het een gemiddelde van € 4.000,- per jaar aan nettowinst + afschrijvingen, wat hielp ter compensatie van de snel stijgende overheadkosten. Geconfronteerd met grotere uitgaven en dalende inkomsten moeten we de balans weer in evenwicht brengen als we willen overleven. Vaak bepaalt de manier waarop we een productievergoeding beschrijven of de betaler de rekening wel of niet voldoet. Bijvoorbeeld alleen het gebruik van de term digitale productiekosten en dit onderbrengen bij onkosten kan meer succes hebben dan hetzelfde bedrag apart aanmerken als digitale productievergoeding. Sommige klanten willen niet buigen voor kosten voor digitaal werk. Maar we kunnen in zulke gevallen altijd een rekening voor uitrusting factureren als productiekosten. Dit is lange tijd de methode van rekeningen geweest door film en video freelancers. Het is een model dat we moeten overwegen. We hebben twee basisstrategieën, die kunnen worden gecombineerd of veranderd om te voldoen aan onze voorkeuren.. De fixed-prize benadering. Hierbij stopt de fotograaf alle extra rekeningen voor digitaal werk in één item, vaak Digitale productiekosten genoemd. Dit mag naar de discretie van de fotograaf en toestemming van de klant uitrustingskosten, digitale opnamekosten en zelfs cd’s, dvd’s of FTP-uploading bevatten. Met zo’n brede benadering zou men een hogere digitale productierekening verwachten dan één van een fotograaf die de aparte kosten specificeert (bijvoorbeeld, huur uitrusting, een bedrag per digitale opname, inbranden op cd of dvd, etc.) Hou echter in de gaten dat uitvoerige naproductie intensief en tijdrovend is. Overweeg daarom zorgvuldig of zulke service ook past in dat ene item op je rekening. Let erop dat laboratoria en andere fotojournalisten vaak € 80,- tot € 160,-. per uur berekenen voor zulke diensten.
De à la carte benadering. Sommige fotografen en klanten geven de voorkeur aan een duidelijk gespecificeerde nota. Dit kan de meest zuinige klant met de eenvoudigste behoefte het gevoel geven alleen te krijgen waar ze voor betalen, terwijl het de fotograaf een redelijke vergoeding biedt. Men kan bijvoorbeeld geen algemene productie rekenen, maar wel de kosten vermelden als vakspecifieke kosten, zoals digitale opname, uitrustingskosten en kosten voor media en productietijd. Als zo’n strategie wordt gevolgd mag de rekening (maar niet ongelimiteerd) een combinatie vormen van de volgende zaken: �Je gebruikelijke creatieve honorarium. �Een algemene digitale productieberekening. �De kosten per digitale opname. �Huur van de uitrusting (camera, computer, kaartlezer, etc). �Kosten voor beeldomzetting. �Retouche (photoshop). �Bedrag voor cd/dvd/ftp productie. �Contactafdrukken (inkjetsheets). �Afdrukken voor eigen documentatie of voorbeeld.
Onderzoekresultaten Hier volgen enkele van de voornoemde categorieën en een reeks kostenberekeningen, gevolgd door de gemiddelden van een onderzoek onder fotografen in 2004. Zoals eerder gemeld heeft niet elke fotograaf alle categorieën in rekening gebracht. Het doel is echter hetzelfde: redelijke vergoeding voor extra service en uitrusting die we nodig hebben als we digitaal fotograferen. Het is goed om op te merken dat deze extra service de kosten, die onze klanten maken voor naproductie, verminderen. Ze hebben geen technici nodig voor scannen en lab. Verder is er een groeiend aantal digitale assistenten, die tussen de € 260,- en € 320,- rekenen om fotografen te helpen bij het overseinen, onderschriften maken, beeldomzetting en archivering. Van ons mag niet worden verwacht dat we dezelfde service verlenen tegen lagere prijzen, alleen omdat het onze eigen fotografie is. Onderzoek onder een groot aantal fotografen heeft een verscheidenheid aan methoden en categorieën voor digitale service naar boven gebracht. Hier is een lijst met algemene kosten en diensten waarvoor we een vergoeding zouden moeten krijgen: �Productie-uitrusting (camera, belichting). �Uitrusting voor naproductie (computers, printers, kaartlezer, scanner, monitoren, inbrandmogelijkheid). �Opnieuw bruikbare media (geheugenkaarten, die te zijner tijd wel moeten worden vervangen) �Media die we verbruiken (cd’s, dvd’s, afdrukken, digitale polaroid inkten) �RAW-omzetting, digitaal downloaden en voorbereiding basisdocumenten. �Verfijning en vergrotingen (Photoshop) tijdens naproductie. �Contactvellen en web-galleries. �Cd, dvd en ftp-levering. �Archivering. Denk eraan dat het volgende onderzoeksoverzicht voor fotojournalistiek werk is in 2004. Commerciële, bedrijfs- en reclamekostenberekeningen zijn gewoonlijk aanzienlijk hoger. Digitale productie berekening Een basisbedrag dat de extra kosten van uitrusting en kaarten helpt dekken. Deze eenvoudige berekening komt gewoonlijk in de plaats van de berekening per aparte digitale opname. Fotografen aan het einde van het digitale productieproces berekenen soms apart uitrustingskosten, kosten voor cd-branden, etc. Digitale opname Dit is een berekening voor elke digitaal gemaakte foto. Deze is gelijk aan de kosten van film en afwerken. Een productieberekening die veel redactionele klanten begrijpen en waar ze zich in kunnen vinden. Zoals gezegd gebruiken sommige fotografen uit ons onderzoek deze term in plaats van de voormalige digitale productie kosten, die tussen de € 160,- en € 400,- belopen voor de eerste 50 opnamen en lager worden naarmate het aantal opnamen toeneemt. Sommige fotografen gebruiken de volgende omschrijving als ze deze kosten specificeren: Minder dan 50 opnamen (basis minimum) € 200,Tot 100 opnamen € 240,Tot 200 opnamen € 320,Tot 400 opnamen € 600,Tot 500 opnamen (basis minimum per dag) € 680,Beeldvoorbereiding Downloaden en omzetten van de geheugenkaart van de camera tot een leesbaar formaat, zoals TIFF of JPEG. Dit moet niet worden verward met meer gedetailleerde vergrotingen tijdens de naproductie. De respondenten van ons onderzoek die deze categorie vaak gebruikten deden dit in plaats van een vergoeding voor digitale service of een berekening voor een digitale opname.
€ 8,- tot € 60,- per opname. Conclusie Het is duidelijk dat we onder druk staan van klanten die ons dwingen digitaal werk te leveren, terwijl ze weigeren te betalen voor extra werk en investeringen. Het is ook duidelijk, dat als we willen overleven, we erop moeten staan en erop aandringen dat we extra vergoedingen krijgen voor onze extra service en uitgaven. Onze prijssuggestie die nu volgt is in euro’s. Deze bedragen moeten op termijn worden verhoogd om tegemoet te komen aan de inflatie en stijgende productie- en uitrustingskosten. Nogmaals, denk eraan dat deze voor redactionele projecten gelden. �Digitale productie vergoeding € 240,- tot € 800,- per dag �Cd-branden € 10,- tot € 30,- per disc �Dvd-branden € 20,- tot € 40,- per disc �FTP-uploading € 25,�Digitale (inkjet) contactvellen € 15,- tot € 30,- per vel �Inkjet voorbeeld of documentatieprint € 15,- tot € 35,- per print �Digitale naproductie € 80,- tot € 160,- per uur. Hou zelf in de gaten, en laten we onze klanten eraan blijven herinneren, dat al deze extra service voor hun eigen gemak is en dat gemak een prijs heeft. Dat we nu onze klanten gewoon de hogere productiekosten voor digitaal werk in rekening brengen, maakt de rekening niet minder waard. En verder verlagen onze inspanningen en investeringen in digitale technologie de productiekosten van onze klanten. We moeten nu in actie komen, nu het beleid nog in ontwikkeling is. Als we er niet in slagen een redelijke vergoedingenstructuur vast te stellen, kunnen we ons straks niet meer veroorloven ons vak uit te oefenen. Dat is niet goed voor onszelf noch voor onze klanten.