EEN CURSUS COMPOSITIE ‘DE GULDEN SNEDE’
Samengesteld door: Ton Schalkwijk
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
PAG.
1
INLEIDING
3
DE ZILVEREN SNEDE
5
DEEL 1
HET MAGISCHE KADER
7
DEEL 2
WETMATIGHEDEN RITME EN STRUCTUUR
9
DEEL 3
BEELDANALYSE 13
DEEL 4
HET VERANDERENDE DAGLICHT 15
DEEL 5
FOTOGRAFEREN TIJDENS DE VACANTE 18
DEEL 6
HET LANDSCHAP 20
DEEL 7
DE STRAAT OP 24
DEEL 8
HET PORTRET 27
EXTRA
BIJLAGEN 30
COMPOSITIES SAMENGEVAT
DTP - Wim de Louwere
35
-1-
Landauer 92
Bewegingscomposities
N
iet alleen diagonale beeldassen wekken de illusie van beweging of dynamiek. Ook gekromde vloeiende lijnen door het beeld kunnen bewegingsillusie oproepen. Zo’n illusie laat zich niet zo gemakkelijk beschrijven of verklaren. Dit soort beelden zijn veelal complex van compositiestructuur. De vloeiende lijn behoeft niet feitelijk zichtbaar in het beeld aanwezig te zijn maar kan ontstaan door een combinatie van vormen. licht en bijvoorbeeld blikrichtingen van afgebeelde personen. Over-all composities
D
eze term is uit de naoorlogse Amerikaanse kunst 1950 ). De kunstenaar ziet af van enige ordening. Er is geen voorkeur van positie of aandachtsvelden. De elementen vertonen een grote gelijkenis of zijn willekeurig en vaag. Er is binnen het beeld geen gradatie in belangrijkheid. De beelden doen vaak picturaal aan zelfs als er scherpe lijnen worden toegepast. Warhol: de onverschilligheid van de slagorde Er ontstaat een patroonachtig beeld. Fernhout: de gelijkwaardigheid van de beeldelementen
COMPOSITIES SAMENGEVAT Symmetrische compositie heeft een formeel karakter, straalt waardigheid uit, komt statig en monumentaal over, houdt ook vaak symboliek in. Centraal symmetrische compositie de beeldinhoud wordt meestal bepaald door de elementen in het centrum. Asymmetrische compositie Als ordeningsschema wordt de Gulden Snede of een modulair systeem gebruikt. Diagonale compositie afhankelijk van de diagonaalrichting een indruk van ‘groei’ of ‘daling’ Pirarmidale compositie stabiel. symmetrisch en dynamisch. Bewegingscompositie aftastend over het beeld, elementen hebben een sterke inhoudelijke binding met elkaar, complex van aard. Over-all compositie geen gradatie in belangrijkheid, veel (of juist niet) overeenkomsten in de beeldelementen. weinig of geen inhoudelijke binding tussen de elementen. DTP - Wim de Louwere
-2-
Landauer 92
DTP - Wim de Louwere
Bijlage - 35 -
Landauer 92
als uitgangspunt voor de verhoudingen binnen het totale beeld worden gebruikt. Je kunt zeggen dat alle ‘markante’ elementen zich op plaatsen bevinden die alle een afgeleide verhouding hebben tot de grondverhouding. Deze grondverhouding is, in tegenstelling tot de Gulden Snede, dus geheel vrij. Een kunstenaar als Mondriaan werkte modulair. Diagonale compositie
D
ominant in deze compositie is de loopt heeft voor ons westerlingen iets diagonale beeldas die als aandachtscentrum geldt. De beelden waarbij de diagonaal van linksonder naar rechtsboven van opwaartse beweging en drukt vaak groei of kracht uit.
INLEIDING
A
l ruim 150 jaar proberen wij fotografen de ons omringende werkelijkheid in een plat vlak te dwingen. We staan hierin niet alleen, want grafici, tekenaars en kunstschilders hebben deze drang met ons gemeen. De fotocamera bestond nog niet, maar de drang was dezelfde. Die eeuwenlange worsteling met de werkelijkheid heeft een aantal zekerheden, wetmatigheden opgeleverd, die deels van nature opgevolgd worden, maar die ook kunnen worden aangeleerd. Over hoe de werkelijkheid vast te leggen, handelt deze cursus.
Een stuk praktische kennis over compositie in de fotografie
D Piramidale compositie
W
anneer twee schuine lijnen (beeldassen) samen met een derde beeldas een driehoek vormen spreken we van een piramidale of driehoekscompositie. Tekent de driehoek zich af binnen het kader en volgt de basis van de driehoek de horizontale lijn dan vertoont de compositie een zekere stabiliteit en symmetrie. Wanneer de driehoek buiten het kader loopt en de basis enigszins schuin. dan spreekt er meestal een sterke dynamiek uit het werk.
e kernvraag luidt: Hoe breng je een thema optimaal in beeld? Sommigen slagen daar van nature in, anderen mislukken daarin keer op keer. Voor een deel is er zoiets als een gevoelig oog; een gave om een fotografische schets razendsnel en trefzeker neer te zetten. Voor een ander deel is er een “Vooraf Weten” Vooral van alles wat afvalt; wat vermeden moet worden omdat dat tot mislukken leidt. De ervaring speelt hierin een grote rol. Visie en een kunstzinnig gevoel tillen het beeld boven de geregistreerde werkelijkheid uit. Niet iedereen is helaas zo begaafd, maar veel kan aangeleerd worden. We beginnen met analyses van sprekende, geslaagde opnames. We benoemen wat we zien en stellen dan de zekere factoren, de wetmatigheden, vast. Vervolgens gaan we terug naar af. We leren opnieuw kijken, met de verwondering van een kind. We leren in de driedimensionale wereld een vlak zoekbeeld te zien, met een geoefend oog en een gevuld hoofd. Ondergetekende heeft ook niet alles van zichzelf, maar is door studie en lezen en kijken in boeken een heel stuk in deze materie gevorderd. Wetmatigheden met betrekking tot kleurengebruik, contrastwerking, lijnvoering, formaat, dieptewerking, enzovoorts zijn voor beide disciplines gelijk. De bronnen e kennis in deze dank ik aan mijn toegewijde docenten van toen en de auteurs van de vele boeken. Om deze cursus te kunnen vullen en ordenen putte ik naast eigen ervaring uit: Oriëntatie, een reader Beeldende Vorming, door F. de Dreu en Y Quint. Vorm en kleur in de fotografie, door Harald Mante. Hardop Kijken, door Ad Visser. Compositie in kleurenfotografie, door Wim Noordhoek.
D
De diagonaal van links onder naar rechts boven geeft de jongen op het winkelwagentje iets fiers en tegelijkertijd krijgt het meisje iets meer van kwetsbaarheid, temeer door haar gezichtsuitdrukking.
Ook hielpen enkele hoofdstukken uit diverse didactische kunstboeken een en ander compleet te maken. DTP - Wim de Louwere
Bijlage - 34 -
Landauer 92
DTP - Wim de Louwere
-3-
Landauer 92
moeten maken er nogal wat wiskundige wetmatigheden toegepast worden. Geef je een groep mensen bijvoorbeeld de opdracht vijf lijnen binnen n kader te plaatsen zal er toch sprake zijn van een ordening die herleidbaar is naar die wiskundige wetmatigheden. Ook al zijn de proefpersonen er van overtuigd dat zij hun gevoel ‘de loop’ hebben gelaten. Verhoudingen, vormen e.d. zijn gecultiveerd of staan wellicht onder invloed van universele natuurwetten. In de asymmetrische of willekeurige compositie is het de kunst om de ongelijke elementen te hanteren in zinvolle verhouding tot elkaar zodat het beeld als een geheel ervaren wordt. Verhoudingsschema’s
H
et bekendste verhoudingschema is dat van de ‘gulden snede’ (in het Latijn: Proportio Divina hetgeen letterlijk betekent Goddelijke verhouding). De wiskundige Euclides (300 voor Chr.) heeft constructies en formules opgesteld om composities te ontwerpen. Wetmatigheden die voor tal van objecten (ook in de natuur) geldig zijn. In de praktijk gebruikt men sterk vereenvoudigde regels die afgeleid zijn van de wetten van Euclides. Zo blijken de verhoudingen 5:8 en 8:13 vaak in beelden gebruikt te worden. Deze verhoudingen kunnen gezien worden als ‘universele wiskundige verhoudingen’ met een esthetische waarde. In de natuur treffen we deze verhoudingen o.a. aan bij kristalvorming van ijs. bij groei van planten en delen van het menselijk lichaam. Harmonie, balans of evenwicht in een beeld ontstaat door goed gekozen verhoudingen van lijnen, vlakken en contrasten. Mondriaan, één van de belangrijkste schilders van de geometrische abstractie
Geometrische compositie
V
an een geometrische compositie spreken we als het beeld een overwegend meetkundig karakter vertoont. De lijnen en vlakken vormen samen een in het oog springend systeem van ‘wiskundige’ ordening. Naast de Gulden Snede bestaat er binnen de beeldende kunst nog een ander ordenings- of verhoudingsschema namelijk het modulair systeem. Een moduul of een modulair element is een bepaalde basiseenheid die eenmaal gekozen DTP - Wim de Louwere
-4-
Landauer 92
DTP - Wim de Louwere
Bijlage - 33 -
Landauer 92
Bij de foto van het grafmonument hiernaast, wordt de statigheid enigszins teniet gedaan door de grilligheid van de bomen en het feit dat de verticale lijn niet ‘doorloopt’.
DE ZILVEREN SNEDE
I
n de beeldende kunst gebruikte men in de Renaissance de zogenaamde Gulden Snede als ideale kaderverhouding . De Goddelijke Proportie werd deze wiskundige wetmatigheid genoemd. De Griekse wiskundige Euclides berekende al enkele eeuwen voor Christus een constructie, waarin de verhouding van de korte tot de lange beeldzijde uitgedrukt werd. De Gulden Snede wordt nog steeds als een beeldverhouding met een hoge esthetische waarde gezien. In de praktijk komt deze verhouding neer op 5:8 of als 13:18. Omdat in de fotografie de film met haar zilverkorrels het beeldend medium is waarop we een compositie bepalen is, met een kleine woordspeling, deze cursus: De zilveren snede genoemd. Inhoud enslotte nog iets over de inhoud van deze cursus. Het doel is te inventariseren welke factoren de compositie beïnvloeden en hoe ze bewust te gebruiken of te vermijden. We zijn niet streng in de leer, wetend, dat spontane uitingen nieuwe wegen in de kunst openen. De creativiteit moet echter ondersteund worden door een basisweten. De aspirantpianist die de twaalf halve en hele noten en hun duur kent, is daarmee nog geen begenadigd componist! De fotograaf moet de grammatica van de fotografie leren om een fotokunstwerk te kunnen maken. Veel aandacht besteden we aan beeldanalyses van bestaande opnames, met de bedoeling de bepalende factoren te leren kennen.
T
De twee mannen in het Bretonse café vormen links en rechts een even belangrijk element. De fles die als ‘samenbinder’ een inhoudelijke betekenis heeft. vormt in dit beeld eveneens de verticale ‘symmetrische’ beeldas. Die beeldas wordt versterkt door de verticale hoeklijn van de muur. De symmetrie wordt extra benadrukt door de twee stoelen op de voorgrond.
Bevat een beeld zowel een verticale als horizontale symmetrieas dan spreken we van een centrale symmetrie. Het centrum is de belangrijkste plaats in het beeld. het wordt als het ware een ‘verdubbeld’ aandachtscentrum. De ordening is vanuit het midden uitwaaierend ‘ naar buiten toe (of omgekeerd). Het beeldelement in het centrum bepaalt doorgaans de inhoud van de foto.
Enkele grepen uit de inhoud: Centrale plaatsing, doorbroken symmetrie, het veranderend daglicht, staand of liggend, deel of geheel, spiegeling en weerspiegeling, de functie van de kaderlijn en de werking van het kader, de grafische weergave, en nog veel meer. Ik wil deze inleiding afsluiten met een titel uit de reeks die alvast tot nadenken kan stemmen: Eenvoud is je ware
Niet symmetrisch
D
e composities die niet tot de symmetrische of centraal symmetrische behoren zijn willekeurig of asymmetrisch. Deze asymmetrische compositie vertoont een verdeling in vlakken. massa en lijnen die als betrekkelijk willekeurig overkomt. De fotograaf of kunstenaar kan het beeld gevoelsmatig gecomponeerd hebben of het beeld kan steunen op wiskundige principes. Uit proefnemingen blijkt dat als mensen een willekeurig beeld DTP - Wim de Louwere
Bijlage - 32 -
Landauer 92
DTP - Wim de Louwere
-5-
Landauer 92
DEEL 1
HET MAGISCHE KADER
F
otograferen is een aaneenschakeling van keuzes maken en beslissingen nemen. Dit heeft de fotograaf gemeen met de tekenaar of kunstschilder. Maar deze geestverwant begint uit het niets, ergens op het midden van het witte vel zijn beeld op te bouwen. De fotograaf zit opgescheept met een overweldigende hoeveelheid tastbare, ruimtelijke dingen. Wat zal hij kiezen en wat niet? Het kader vormt de grenslijn van zijn speelveld.
(licht-)situatie of gebeurtenis. Met het oog voor detail, met een verfijnd kleurgevoel, met een betrokkenheid bij dat onderwerp. Vol aandacht en fantasie en met de kennis om het voorziene beeld ook daadwerkelijk zo te maken als hij wil. De keuzes, die vooraf gemaakt zijn , bepalen zich ondermeer tot de film: Zwart-wit, kleurnegatief of diapositief het filmformaat, de objectieven, het moment van de dag , het standpunt, de bedoeling van de opname (opdracht of vrijwerk) enzovoorts. De compositie bevat uiteindelijk alle factoren die het beeld gemaakt hebben tot wat het is, waarbij naast bovengenoemde factoren ook technische ingrepen, het afbeeldingformaat, de presentatie en de ruimte waar het gepresenteerd wordt een rol spelen. Vaak zal het gehele negatief afgedrukt zijn. De fotograaf heeft vooraf de keuze bepaald, wat wel en wat niet in beeld mocht komen. Toch kan het voorkomen, dat naderhand een klein deel moet afvallen omwille van een meer gesloten compositie , omdat men niet dichterbij kon komen , of geen langer brandpunt of zoomlens had. Elke bewuste keuze is orde in de `chaos’ aanbrengen en als zodanig te respecteren. Het afbeelden van het kader heeft iets afsluitends, maar ook iets dwingends en dogmatisch: Sommige puristen hebben zich `het hele beeld’ dwingend opgelegd. Soms is het weglaten van het kader ruimtescheppend, maar ook een toegevoegde (later inbelicht of getekend) kader kan een fraaie afsluiting betekenen.
Weglaten, in plaats van verzamelen dus. Tegelijkertijd is een kijk en denkproces op gang gekomen. De fotograaf is om een bepaalde reden aangezet tot fotografen: Schoonheid, een zekere kleurwerking, een speels contrast, een situatie... Terwijl de fotograaf door de zoeker waarneemt gaan er allerlei beslissende gedachten in hem om: Hoger of lager ? Een korter brandpunt ? Wachten op de bewolking ? Een ander standpunt innemen ? Een filter toepassen ?Met al deze gedachtespinsels is de maker doende een eigen visie te geven op wat hij waarneemt te geven. De fotografie is subjectief als er bewuste keuzes worden gemaakt en objectief als er sprake is van ondoordacht richten en schieten. Bij de objectieve fotografie wordt alleen geregistreerd wat door de lens op de film komt; gedachten- en fantasieloos: De bus uit foto van de haven en het terrasje op! Bij de subjectieve fotografie is de maker geconcentreerd bezig te kaderen: Beeldelementen bewust weg te laten of erin te betrekken, wachtend op een optimale DTP - Wim de Louwere
-6-
Landauer 92
schema lineair - picturaal Lineair
Picturaal
lijnen helder en scherp
contouren omfloerst
eenduidig
vage wollige overgangen in grijstonen of kleuren
elementen hebben solistische betekenis
betekenis wordt ontleend aan de totaliteit
interactie van beeldelementen
losse’ elementen hebben geringe betekenis
indruk: veelheid
indruk: eenheid
beeldassen in schema Diagonaal
Dynamisch, beweging, onrust
Horizontaal
rust. stabiliteit
Verticaal
rust, stabiliteit, statigheid en monumentaal
diagonale en verticale beeldassen
Symmetrie in het beeld
B
eeldassen verdelen het totale vlak in delen. Niet alleen de stand maar ook de plaats in het beeld is van belang. Deelt één as het vlak in twee ‘gelijke’ delen qua vorm en massa (zwarting) dan spreken we van een symmetrische compositie. Vaak wordt hiervoor een verticale of staande beeldas genomen. Bij landschapsfotografie zou de horizon de horizontale beeldas genoemd kunnen worden. Echter de horizon leggen we meestal niet op de ‘helft’ van het beeld. bovendien is er geen symmetrische’ indruk door de verschillende zwaarte (massa) van het onderste- en het bovenste deel. Verder ervaren we symmetrie als links en rechts ‘gelijk’. We ‘kijken’ als het ware verticaal. Het begrip gelijke delen moeten we niet al te letterlijk nemen. Zo wordt een boom symmetrisch genoemd al weten we dat dit zeker niet geldt in wiskundig opzicht. Een symmetrisch beeld heeft altijd een wat formeel karakter of toont een bepaalde waardigheid. Bovendien heeft zo’n beeld vaak een bepaalde symboliek. Het aandachtselement (het ‘hoofdmotief’) bevindt zich op de verticale middenas of. als er sprake is van meerdere aandachtselementen. op twee gelijke centra zowel links als rechts van de as. DTP - Wim de Louwere
Bijlage - 31 -
Landauer 92
Lineair - picturaal
V
ormen kunnen scherp begrensd zijn door lijnen (omtreklijnen) of vaag. door min of meer omfloerste contouren. Bij scherp begrensde lijnen spreken we van een lineaire opzet en bij vage contouren van een picturale opzet. Bij het picturale zijn er vage wollige overgangen in de grijstonen of kleuren. Het maakt een zachte. romantische of dromerige indruk terwijl het lineair opgebouwde beeld meer zakelijk overkomt. Bij de lineaire compositie hebben de afzonderlijke beeldelementen een solistische betekenis en speelt de interactie tussen die beeldelementen een belangrijke rol terwijl in het picturale de beeldbetekenis meer ontleend wordt aan de totaliteit en hebben de ‘losse’ elementen geringe betekenis. Een picturaal beeld geeft de indruk van eenheid terwijl het lineaire beeld een indruk van veelheid geeft
Beeldassen
I
n de compositie spelen de beeldassen een belangrijke rol. De beeldassen zijn zichtbaar als lijnen. Dat kunnen werkelijke lijnen van de elementen zijn maar ook meer denkbeeldige lijnen (bijvoorbeeld de lijnwerking’ van het licht in de foto). Met de beeldassen wordt een zekere organisatie binnen de kaders aangebracht en ze vormen de basis of grondindruk van het beeld. Zo zal een diagonale beeldas lof meerdere) als dynamisch. bewegingsvol of eventueel onrustig overkomen. Verticale beeldassen doen in het algemeen statisch. statig of monumentaal aan. Dit wordt nog versterkt als de foto’s een staand formaat hebben. Horizontale én verticale beeldassen geven doorgaans een indruk van rust en stabiliteit.
geeen scherpe begrenzing, maar wel gelijkmatige grijzen
DTP - Wim de Louwere
Bijlage - 30 -
Landauer 92
DTP - Wim de Louwere
-7-
Landauer 92
De plaats van de Horizon
De compositie
L
lijkens de opvallende portretfoto’s van bekende portretfotografen is veel mogelijk. Het gezicht kan van opzij, frontaal of daartussen afgebeeld worden. Belangrijk is het vooral te letten op de hoogte. Een model met een breed gelaat kan het best iets afgewend en enigszins van bovenaf in beeld worden gebracht. Ook mensen met kleine ogen krijgen vanuit die positie een sprekender blik. Brildragers worden natuurlijk zonder reflecties afgebeeld. Wanneer een laag standpunt wordt ingenomen voor een bepaald effect, moet er op gelet worden, dat de neusgaten niet opvallend in beeld komen. Dat is weinig flatteus en word je niet in dank afgenomen. Handen zijn groot en aandacht trekkend in een portret. Toch spreken handen een eigen taal (landarbeider of notaris...) en kunnen daardoor een bijdrage leveren. Veel hangt hier af van de plaatsing in beeld, de omgeving en het formaat. Portretten maken moet je leren; vooral van je fouten ! Reden, waarom je niet te zuinig met filmmateriaal moet zijn, temeer ook omdat dat ene goede moment er zoveel toe doet. De geschiedenis van de fotografie heeft heel wat goede portretfotografen opgeleverd: Richard Avedon,
ijnen verdelen het beeldveld in vlakken en oefenen daardoor een dwingende werking uit. De horizon is de bekendste lijn in het beeld en werkt zeer bepalend. Ligt de horizon hoog in beeld, dan wordt de invloed van de voorgrond groter. Een lage horizon geeft ruimte, verte of leegte beter weer. Het kan ook bewust worden gekozen om een interessante wolkenpartij op te nemen. Bij landschapsfotografie is na kaderkeuze het opnamestandpunt (met plaats van de horizon ) de tweede, bepalende keuze.
Rechthoekig of vierkant ?
K
unstenaars als Ger van Elk en Jan Dibbets laten zien dat het gepresenteerde beeld niet altijd rechthoekig of vierkant moet zijn om een sterke werking te hebben. Rond, driehoekig of achthoekig is ook mogelijk binnen een bepaalde compositie. Aan het eind van de twintigste eeuw waren de ronde afdrukken van Kodak camera’s gemeengoed. Maar ook al fotograferen we niet meer met een “Brownie”; een rond of ovaalbeeld kan vooral bij een compositie met gesloten vormen goed passen.
B
Cecil Beaton, Brassaï, Cartier-Bresson, Bruce Davidson, Annie Leibovitz, Bertien van Manen... en dan zijn we pas bij de besten van een willekeurig aantal beroemdheden. Vaak zijn het modefotografen, die de techniek al ver voorbij zijn en zich een beeld scheppen; een en al oog hebben voor hun onderwerp en ‘voorzien’ hoe dat het beste tot zijn recht komt. Ook een fotograaf als Helmut Newton is een geweldige portretkunstenaar. Toch geven diens foto’s niets weer van ‘de ziel’ van de geportretteerde: Deze wordt gedegradeerd tot tijdsbeeld en zodoende tijdlozer. Hoe leer je portretten te maken? Door eraan te beginnen. Er veel tijd, energie en geld in te steken. Bekijk fotoboeken met fraaie portretten en probeer te achterhalen, waarom die zo bijzonder zijn. Workshop Portret in samenwerking met de bekende portretfotograaf Rens Plaschek, ook een idee, als je een vakman aan het werk wilt zien. De tekenaar/schilder heeft het voordeel, dat zijn model een tijd stil zit en daarbij gemoedstoestanden vrijgeeft. De fotograaf moet dat ene, optimale moment zien te onderscheiden en in een fotografisch portret zien uit te beelden: Een kunst op zich zal ik maar stellen !!!
Samenvattend
H
et is van groot belang dat de fotograaf zich realiseert, dat allerlei factoren een effect sorteren in zijn beeld. Er is een denk- en kijkfase voor de opname, waarin de belangrijkste beslissingen worden genomen. In de doka of bij de presentatie (Passe-partout en lijst) kan daar nog invloed op uitgeoefend worden. Het rechthoekig of vierkant formaat stelt dwingende eisen aan de compositie, waarbij we ervan uitgaan, dat liefst het gehele negatief wordt geprint. De volgende aflevering gaat over een aantal wetmatigheden en effecten daarvan. DTP - Wim de Louwere
-8-
Landauer 92
DTP - Wim de Louwere
- 29 -
Landauer 92
De locatie
H
et maken van een portret van één persoon hoeft zich overigens niet te beperken tot het fotograferen van het gezicht. Ook een busteportret, - een opname van hoofd tot en met borst -een halftotaal of zelfs totaalopname kan aanspraak maken op die titel. Wat dit betreft zijn fotoboeken van portretfoto’s heel verhelderend. Soms wordt de omgeving: het huis, de werkplek of een uitgaanscentrum als locatie gekozen om daardoor iets meer over de geportretteerde te vertellen. Een bijkomend voordeel daarvan is, dat de geportretteerde zich in die omgeving meer op zijn/haar gemak voelt dan in de onbekende studio van de fotograaf. Een nadeel is dat je als fotograaf er meer tijd en geld (vervoer) in moet steken en dat je veel mee moet slepen. Zeker als er met een studioflitsinstallatie gewerkt wordt, kost dit
veel tijd en is assistentie geboden. Wil je met props en dergelijke iedereen tot zijn recht laten komen, dan mag je als fotograaf wel over een rekwisietenhal beschikken. Vaak worden mensen in de studio afgebeeld met attributen die `het goed doen’, zoals een stuk fraai gedrapeerde stof, of een zuiltje; je plaatst ze op een lederen bank, bij een raam met lamellen. Als fotograaf krijg je zelf al snel het gevoel dat `steeds weer dat zuiltje’ niet meer kan. Zeker als je een etalage hebt, moet je een grote variëteit kunnen toen. Achtergrondrollen - of gespoten verlopende achtergronden - in verschillende tonen en kleuren geven al wat meer mogelijkheden. Wit als achtergrond geeft een ruimtelijk effect, maar kan afleidend werken. Zwart concentreert het blikveld sterk op het portret, maar heeft geen diepte en sluit in. Een verloop of grijstoon werkt neutraal.
DEEL 2
WETMATIGHEDEN RITME EN STRUCTUUR
S
inds de 13e eeuw heeft de gulden snede, toen al een klassieke wetmatigheid, veel invloed gehad op de ontwikkelingen in de kunst. Zelfs nu nog is, getuige een uitspraak van architect Le Corbusier, de grondgedachte hierachter van groot belang: Wat we over het algemeen mooi en prettig vinden zijn die dingen, waarin we een verhouding ontdekken die deel uitmaken van onze fysische existentie, De Gulden Snede is ontleend aan groeiwijzen in de natuur. Het gaat om een ideale verhouding die in de zichtbare verschijning van de dingen ligt. De Italiaan Fibonacci onderzocht in de twaalfde eeuw stelselmatig de vormen in de levende natuur. Zo ontdekte hij wetmatigheden in groeipatronen. In een meetkundige reeks drukte hij de groeiverhoudingen bij de mens, plant en dier uit. De jaarlijks gemeten groei van veel planten en bomen, maar ook van bijvoorbeeld de segmenten in een slakkenhuis, verloopt volgens een bepaalde regelmaat. De reeks is : 0: 1: 2: 3: 5: 8: 13 : 21: en verder. Vaak is er in de eerste jaren een explosieve groei, maar naarmate de reeks vordert, worden de verhoudingen harmonischer. Wat hebben we als fotograaf aan dit alles? e wetenschap, dat we binnen deze verhoudingen denkend en plaatsend, een beroep doen op het esthetisch gevoel dat we met velen gemeen hebben. Het kleinbeeldformaat met zijn 2:3 beeldverhouding, komt als vorm al harmonisch over; het past in de Fibonacci-reeks.
D
DTP - Wim de Louwere
- 28 -
Landauer 92
DTP - Wim de Louwere
-9-
Landauer 92
In een vierkant opnameformaat liggen de belangrijke plaatsen voor de hoofdmomenten op de diagonalen als volgt: (zie tekening) lijnstuk a:b=b:(a+b). In getallen bijvoorbeeld: 5:8=8:( 5+8) In H ontmoet een vierkant van 5x5 een vierkant van 8x8. Het veld rond H is een spanningsveld in het vierkant waarop een hoofdmoment uit de compositie sterk overkomt. Natuurlijk kan dit ook op H2 liggen, op H3 of H4; linksboven en rechtsonder in het vierkant. Als op een vierkant opnameformaat gefotografeerd wordt, komt een onderwerp dus sterk over, wanneer het op de hierboven beschreven plaats op diagonaal voorkomt. Voor twee hoofdmomenten, of twee onderwerpen die een beeldrelatie onderhouden ligt dit anders. Om de eigenheid tot zijn recht te laten komen, moeten beide onderwerpen meer onderlinge ruimte krijgen. Volgens de compositieregels (zie tekening 2 ) liggen sterke punten op/rond Hl en H2, een punt, nog niet halverwege hoek en centrum. Het wordt vastgesteld volgens de verhoudingen, zoals die bij het bijschrift bij tekening 2 staat. Ook voor rechthoekige opnameformaten, zoals het kleinbeeldformaat, zijn de sterke punten vast te stellen. Zie hiervoor tekening 3. De onderbroken lijnen kruisen de diagonalen op vier sterke punten. Ook deze punten liggen nog niet halverwege hoek en centrum (C). Nu moeten we hierin niet al te puriteins worden. Een onderwerp heeft een eigen vorm en een zekere grootte, die vooral spreekt. Moeten we hem in een opnameveld plaatsen, dan zal een plaatsing volgens de verhoudingen van de Fibonacci-reeks tot een harmonieus geheel kunnen leiden. Tekening 1: De ideale plaats in een vierkante compositie voor één hoofdmoment concentreert zich rond Hl of H2 of rond H3 of H4 respectievelijk linksboven en rechtsonder plaats is door de Gulden Snede bepaald, omdat alle verhoudingen harmonisch zijn; a:b=b;ab, d:e=e:de: Het kleinste vierkant verhoudt zich tot het grotere als het grotere tot het grootste. Tekening 2: Wanneer er sprake is van een hoofdonderwerp en een tweede belangrijk thema (punt en contrapunt) zijn de gebieden rond H 1 en H 2 de meest harmonische. De plaatsen zijn bepaald door: a:b = b : (a+b). C is het centrum van de diagonalen, het draaipunt van het beeld. De afstand c tot h 1 of h2 is iets korter dan h 1 of h2 tot de uiterste hoek. Ook in de diagonaal is weer een verhouding uit de Fibonacci-reeks te zien. Tekening 3: De belangrijkste plaatsen in het kleinbeeldkader, bepaald volgens de regels van de Gulden Snede. Punt en contrapunt liggen harmonisch in 1 of 2 of in 3 en 4 . H De gestippelde lijnen zijn harmonische horizonlijnen. Ook hier kunnen weer dezelfde verhoudingen met de lijnstukken worden gemaakt , zoals in tekening 1 en 2 .
DTP - Wim de Louwere
- 10 -
Landauer 92
DEEL 8
HET PORTRET
I
n het fotograferen van het landschap en het portret ligt veel gemeenschappelijks. Voor beide geldt het belang van een interessant contrast, het hanteren, van de juiste kleuren, oog hebben voor de lichtval en het toelaten of vermijden van achtergronddetails. Een groot punt van verschil is wel: Met het landschap heb je geen wederzijds contact, voor een goede portretfoto is het contact- al duurt dat maar 1/125 seconde- van wezenlijk belang. Een portret
E
en portret is een foto van een persoon, vastgelegd in een onderdeel van een seconde. Hierin onderscheidt de fotografie zich van de schilderkunst: De emotie van dat korte moment is bij de foto definitief en ook volledig. Stemmingen en gezichtsuitdrukkingen kunnen snel wisselen en de foto daarvan heeft een definitief karakter: Zo is hij of zij, concludeert de beschouwer genadeloos. Bij de geportretteerde ligt deze reactie uiteraard gevoelig en dan de hoopvolle verwachting: `Er wordt een mooie foto van me gemaakt’ omgezet worden in; ik sta niet (nooit) goed op de foto...’. Een teleurstellende ervaring, waar de fotograaf verantwoordelijk voor is en zelfs geld voor ontvangt...
aangenaam verrast. De geportretteerde kan zich begluurd of als object bekeken voelen en daartegen bezwaar maken. Het heimelijk portretten schieten kan bijzonder mooie, charmante of ontroerende opnames opleveren. Denk bijvoorbeeld aan mensen die plezier hebben bij een voorstelling, aan het verkrampte gezicht om dat gemiste doelpunt. De goede smaak en het fatsoen van de fotograaf komen hier sterk naar voren.
Een portret maken
P
ortretten worden op afspraak of onverwacht gemaakt. In het eerste geval is er een periode, waarin de geportretteerde zich daarop kan instellen en voorbereiden. Men gaat naar de fotograaf en wordt daar allen - of gezinsleden en dergelijke - geportretteerd. Het spontane, onverwachte portret is een onvoorbereid raakvlak tussen persoon en fotograaf . Mensen die sterk op hun privacy zijn gesteld, voelen zich daardoor soms betrapt, genomen. Soms is men ook DTP - Wim de Louwere
- 27 -
Landauer 92
Een compositie maak je zelf !!!
A
an het eind van deze cursus kun je concluderen, dat door de eeuwen heen kunstenaars gepoogd hebben de zich aan hen voorgedane situaties te verbeelden. De manier waarop ze dit in een plat vlak weergaven, wekte zowel weerzin als enthousiasme op. Reden waarom sommigen zich sterk gingen verdiepen in de vormgeving. Er zijn perioden geweest, waarin de vormgeving doel in plaats van middel werd en die tijdfasen komen vrij bloedeloos over. Ook in de fotografie bepaalt de compositie voor een deel de reactie van de kijker. Men kan een onderwerp op zich mooi vinden, maar de uitwerking daarvan de plaatsing
DTP - Wim de Louwere
in het beeldvlak, enzovoorts kan aan het slagen bijdragen of afbreuk doen. Al kijkend naar voor het eigen gevoel plezierige fotocomposities, assimileert het vormgevoel zich daarmee. Je neemt het over, kopieert het in je eigen werk, maar brengt daar eigen nuances in aan. Op die wijze ontwikkel je een sterk persoonlijk gevoel voor compositie die gebaseerd is op een meer algemene beleving en dat daardoor ook anderen zal aanspreken.
- 26 -
Tekening 4 . 5 en 6: Schematische voorstellingen van excentrische plaatsing op de middenassen (boven), het stabiele karakter van de driehoekscompositie (midden) en de slingerende lijn in het beeldveld (onder) .
Vlakvulling Een fysiologisch gegeven is, dat de ogen lijnen aftasten en op kruisingen daarvan rusten Een goed idee dus, om daar de “blikvanger” te plaatsen, die het oog iets langer vasthoudt. Qua toon vorm of kleur steekt een blikvanger af bij de rest van de afbeelding. Er zijn meer plaatsen om hoofd- en bijmotief (of: stoffage) weer te geven. 1) De leeskring voor de Westerse waarneming loopt van linksboven naar rechtsonder; beschrijft dus een boog in
Landauer 92
DTP - Wim de Louwere
plaats van een diagonaal. Een thema in deze vorm , of een reeks onderwerpen op deze lijn, `leest’ gemakkelijk ; doet plezierig en ongecompliceerd aan. 2) Ook plaatsing op of in een cirkel of ellips leest gemakkelijk. De afbeelding komt als een afgesloten geheel of een eenheid over.
- 11 -
Landauer 92
Structuur en Textuur
W
e laten de plaatsing even los en kijken meer inhoudelijk. Je kunt soms concluderen, dat er omtrent de stofuitdrukking van het onderwerp weinig bekend is. Denk bijvoorbeeld aan een tegenlichtopname, waar we een persoon als een zwart silhouet zien. Veel informatie krijgen we over dezelfde persoon als we hem in strijklicht bekijken. Huid, haar, kleding en dergelijke tonen veel meer van hun aard. Er ontstaat een zekere vormvolheid: diepte. De structuur komt met name in aanstrijkend licht goed tot zijn recht. Denk bijvoorbeeld aan laag zonlicht over een zandvlakte, zoals we dat treffend weergegeven zien in het boek De Sahara van Frans Lemmens. Een ander begrip dat in dit verband wel eens genoemd wordt is textuur. Dit is echter meer bedoeld voor driedimensionale waarneming, zoals het voelen van een oppervlak: Deze steen is
ruw. Fotograferen we graniet, dan zien we de structuur van het materiaal. Met structuur werd ook nog de lijn- en vlakwerking in een opname bedoeld. Het waarnemen van structuur gaat dus gepaard met voelen en geeft informaties als koud, zacht, glooiend, enzovoorts.
Ritme
Wat en waar
W
anneer (bijna) dezelfde beeldelementen in een zekere herhaling voorkomen, spreken we van een ritme in de opname. Zijn de beeldelementen lang en evenwijdig, zoals bomen (verticaal) of gelaagdheden in het landschap (horizontaal) dan spreken we van parallellisme. Sommige mensen maken het verzamelen van opnames met een ritmische herhaling tot doel op zich. Niets op tegen natuurlijk. Een verzameling opnames van alleen ritmes heeft wel iets. Komen uitsluitend ritmische herhaling voor in de opname, dan kan dat gauw saai worden. Ergens een subtiele tegenhanger, in de vorm van een ‘dwarsligger’ versterkt het ritmische herhalingseffect bovendien.
DTP - Wim de Louwere
- 12 -
De begaafde fotograaf zoals Marc Riboud. Daniël Koning en nog een aantal anderen, houden daarbij het totaalveld in het oog. Vullen het beeld op een bijzondere manier, zonder theoretische compositieregels. Dit is een complete benadering die je met veel gevoel voor beeld en al doende moet leren. Een eerste stap is te leren het beeld, het kader, te zien als één geheel, als een vlak, dat een totaliteit is en dat op een evenwichtige manier moet worden gevuld. De fotograaf die alleen maar fotografeert omdat hij/ zij belust is op de zich voordoende actie, onderscheidt zich onmiddellijk door verwaarlozing van de rest van het beeld. Wanneer dit beeld perfect sluit in de juiste verhoudingen wordt de reportage kunst. Een treffend voorbeeld hiervan zie je in de foto’s van Carl de Keyzer in zijn boek Ruslandboek. Op deze wijze heb je toch, zonder mensen te regisseren, de compositie in de hand.
M
et name fotoamateurs komen soms op een `dood punt’. De interesse voor een bepaald thema daalt, de lust neemt af, de camera wordt thuisgelaten. Nieuwe impulsen zijn nodig om de belangstelling weer te wekken en de energie te voeden. De weekendkranten vormen daarvoor een dankbaar uitgangspunt; in het weekend is er meer tijd en vinden er allerlei evenementen plaats: de sporten, straatevenementen, markten, festivals... Vaak moet men er wel een reisje voor ondernemen, maar eenmaal op de plek zal het hart van de fotograaf sneller gaan kloppen. Wie veel oefent, ontwikkelt een eigen benaderingswijze. Tezamen met een consequent volgehouden technische weergave en vormgeving ga je langzamerhand een eigen stijl ontwikkelen, die door anderen beslist herkend wordt. Veel doen absolute een noodzaak: Wie de twaalf halve toonafstanden kan vinden, is nog geen bekwaam pianist! Landauer 92
DTP - Wim de Louwere
- 25 -
Landauer 92
DEEL 7
DE STRAAT OP, HET THEATER’ IN
W
ie gedreven is door fotografie, heeft meestal een camera bij zich. Op het werk, op straat, in openbare gelegenheden, overal doen zich fotogenieke situaties voor, die dan onmiddellijk kunnen worden vastgelegd. De technische voorwaarden zijn een (spiegelreflex) camera met verwisselbaar objectief Voor reportageomstandigheden is een brandpunt van 35mm geschikt. Een lichtsterkte van f2 of liever nog f,4 maakt, dat ook gebeurtenissen bij minder (gunstig) licht nog uit de hand vastgelegd kunnen worden. De film heeft een gevoeligheid van iso 400 en er wordt liever niet geflitst om de aangetroffen sfeer tot zijn recht te laten komen.
De benadering
A
ls we het leven willen weergeven, zijn we daar meestal sterk bij betrokken; Blij of bedroef om een gebeurtenis. Wie alleen maar waarneemt, registreert, zonder iets te voelen, is op zijn minst gevoelsarm. De reportagefotograaf is vaak bij emotionele gebeurtenissen aanwezig: Politieke DTP - Wim de Louwere
DEEL 3
BEELDANALYSE
M
et name in zwartwitfotografie zijn lijnen en vlakken heel bepalend. Lichte gedeelten trekken onmiddellijk de aandacht. Vaak moeten we als het ware opnieuw leren waarnemen, gericht op contrast, vorm, toon of kleur. Niet primair inhoudelijk dus. In deze aflevering richten we ons op de rol van de visuele ordening en de noodzaak van een zelf uit te voeren beeldanalyse. Fotograferen is waarnemen, denken en dan pas een opname maken. De fotograaf brengt, net als elke andere kunstenaar, orde aan in een chaos. Hij richt zich op beelddetails, vormen, lijnen en selecteert. Een deeltje van de werkelijkheid kiest hij op een zeker moment van een bepaalde dag, bij een bepaald licht. Een weloverwogen keuze is gemaakt op een goed moment. In de compositie is gekozen voor een zekere ordening vooral is bekend hoe sterk de werking is. Hoe zal de foto worden?
spannende momenten, ongelukken, een staking, een demonstratie, enzovoorts. Tijdens het beleven van die momenten schakelen ze iets in zichzelf om dat verhindert, dat ze eveneens een spandoek aan lopen dragen. Ze nemen intens waar gaan en leggen momenten vast, waarop zich iets samenbalt
- 24 -
Landauer 92
DTP - Wim de Louwere
- 13 -
Landauer 92
Visuele ordening
B
ij een bepaald onderwerp is een compositievorm de beste. Is dit een centrale compositie, een symmetrische of a-symmetrische, is een driehoeksopbouw mogelijk of werkt het onderwerp sterk wanneer het volledig op een diagonaal wordt geplaatst? Allemaal overwegingen die voor de opname spelen. In welk proportie wordt het onderwerp afgebeeld? Hoe werken de hoogte, breedte en diepte wanneer we met een tele-objectief op grotere afstand opnemen? Of zitten we liever het onderwerp op de huid met een supergroothoekobjectief? Wat gebeurt er met de omgeving? Is die belangrijk genoeg om in de compositie te betrekken...? Met al deze onuitgesproken vragen is de fotograaf, vaak alleen gevoelsmatig, doende een visuele ordening aan te brengen, gevoed door een beeld dat hem/haar voor ogen staat bij dit specifieke onderwerp. In die zin kun je gerust concluderen, dat ook de fotograaf de dingen naar zijn hand zet. Ook mag je concluderen, dat fotograferen vaak een verregaande vorm van abstraheren is: Weglaten, vervreemden; een concreet, alledaags herkenbaar beeld terugbrengen tot de essentie. In die zin staat de reportagefotografie waar het meer om het inhoudelijke aspect gaat, loodrecht op de boven omschreven vorm. De figuratieve fotografie tegenover de abstracte of meer impressionistische. Er zijn inmiddels al heel wat bespiegelingen als hierboven geschreven. In deze cursus gaan ze bovendien vergezeld van mijn foto’s. DTP - Wim de Louwere
Daarmee wil ik me bewust open stellen. Welk proces heb ik doorgemaakt om tot deze bepaalde zienswijze te komen? Wat ging er aan vooraf en wat kwam erna? Welke beelden verwierp ik en waarom? Ook ik fotografeer vaak het eerste beeld als spontane reactie op het waargenomene, maar onmiddellijk, eigenlijk gelijktijdig, begin ik bewust elementen weg te laten of erin te betrekken; bekijk ik de situatie meer als plat beeld. Ook bekijk ik achteraf kritisch wat er voor me ligt. Van eigen fouten en missers kun je een hoop leren, zeker als daar een weten voor in de plaats komt, hoe het wel had gemoeten, of hoe het beter kon worden weergegeven. Daarbij hanteer ik geen regels en meetlatten, maar puur gevoel. Door de jarenlang met beeld bezig te zijn en veel werk van anderen aan de eigen esthetische gevoelens te toetsen, ontstaat er een `persoonlijk beeldprogramma’ in die ongrijpbare computer van het menselijk brein. Zo ontwikkel je gaandeweg via voorkeuren en missers een eigen stijl, die veel van jezelf weerspiegelt.
- 14 -
Landauer 92
Oog hebben voor... Inspiratie (de vraag waarom) heeft in deze een langere adem dan kennis (de vraag hoe). Ze kunnen ook niet zonder elkaar, anders zijn we volledig aan toevalligheden overgeleverd. Ruimte -illusie- het gevoel van diepte wordt opgewekt bij fotograferen met overlapping en aansnijding. Ook is de richting van het licht (tegenlicht en strijklicht) van wezenlijk belang. Zware licht- donkercontrasten leveren vaak `dramatische’, expressieve foto’s op. Een coulissewerking rangschikt de voorwerpen (bij voorbeeld bomen in een rij) gradueel. Naast elkaar gelegen in het platte vlak van een foto, maar gescheiden door een grote afstand, ontstaat ook dieptewerking: Denk bijvoorbeeld aan een opname van een schaap in een verder leeg weiland met in de verte, in de blauwe lucht, één witte volk. De fotograaf heeft oog voor vorm, kleur, licht, lijnen, details, het goede moment, een goede plaatsing van de beeldelementen, verhoudingen, spiegelingen, ritme, herhaling, enzovoorts. Het bekijken van veel landschapsschilderijen en foto’s is
DTP - Wim de Louwere
een goede leerschool, ook voor een aantal technische zaken. Het vaak in de natuur vertoeven schept voorwaarden op het artistieke vlak. De kunst van landschapsfotografie is vooral, het gewone spectaculair uit te beelden.
- 23 -
Landauer 92
DEEL 4
HET VERANDERENDE DAGLICHT
DETAIL EN ABSTRACTIE
H
et daglicht doet zich op allerlei wijze aan ons voor. Sterk gericht zonlicht midden op een hete zomerdag, waarin de wereld wit lijkt. Een diffuus zonnetje op een vroege herfstochtend ziet er goud uit. De oranje stralen van het lage licht bij zonsondergang met de koelblauwe schaduwen van de schemering…
E
et landschap is het werkgebied van amateur en beroepsfotograaf. Beiden willen op eigen wijze het onderwerp in beeld brengen, waarbij de beroeps wellicht in het voordeel is door meer fotografische ervaring. De zienswijze is echter in de mens gelegen. Wie geen subtiliteit bezit zal met lege ogen voor het landschap staan en alleen maar kunnen registeren, in plaats van uitbeelden.
en beetje fotograaf heeft oog voor de verschijningsvormen van het daglicht. Het licht van een diffuus wolkendek is schaduwarm en zacht. Kleuren zijn ingehouden. Het zonlicht op een landschap na een regenbui doet kleuren sterk verzadigd voorkomen. Het plekje op de aardkorst speelt ook een grote rol, evenals de hoogte: Onder invloed van een hoger gehalte aan UV-stralen krijgen in het hooggebergte blauwere opnames dan in het dal. De reflectie van de omgeving speelt ook een rol, portretten in een bosrijke entourage tonen niet zelden groenig. Allemaal factoren om rekening mee te houden, om bewust te gebruiken of te vermijden. Veel fotografen trekken erop uit als het licht gunstig is, dat wil zeggen tussen zonsopkomst en een
DTP - Wim de Louwere
DTP - Wim de Louwere
4) Contrast in plaatsing in het beeldveld
H
ier komen we op de harmonische verhoudingen. Een plaatsing linksonder wordt in evenwicht gebracht door een `springend punt’ rechtsboven.
5) Contrast in kleur
H
ierover is de vorige afleveringen al een en ander geschreven. Denk aan het koud-warm contrast, het simultaancontrast en de invloed van enkele hoofdkleuren tussen pasteltinten. 6) Visie
H
- 22 -
Landauer 92
uur of tien `s ochtends en tussen of vier `s middags tot en met de avondschemering `blauwe uur’ . Zonder licht geen waarneming, en dus ook geen’ foto’s of dia’s. Het licht bevat `alle kleuren van de regenboog` en wat het onderwerp daarvan reflecteert zien we. Dat dit een reëel gegeven is, zie je goed bij opnames in een late avondzon: Alles lijkt oranje te zijn geworden. De `eigen’ kleur wordt overspoeld. De grote bekoring van kleuropnames bij daglicht is gelegen in de kwaliteit van het licht: De kleur en de vormwerking. De kwantiteit (lichthoeveelheid) heeft consequenties voor de filmgevoeligheid, de noodzaak van een statief en het diafragma. Licht (in)werking schept ruimtelijkheid: Een schaduwverloop maakt van een witte cirkel een bol. - 15 -
Landauer 92
Inhoudelijk zijn het vooral de contrasten waardoor een opname spreekt: 1) Contrast in afmetingen
D
e immense afmetingen van een berg spreken alleen maar dankzij de aanwezigheid van een dal met dorpen e.d. Schijnbaar onbelangrijke zaken in het landschap zoals een bewegwijzering, schuur, enzovoorts kunnen door opvallende plaatsing en afmetingen een bijzonder karakter krijgen. Een groothoekobjectief is voor deze vorm van fotografie heel nuttig.
Kleuren
I
n de loop van de eeuwen zijn verschillende kleurtheorieën in zwang geweest. Kleuren verschijnen zuiver of gemengd. In de schilderkunst zijn de hoofdkleuren: rood, geel en blauw. De primaire kleuren in de fotografie zijn: rood, groen en blauw. De schilder mengt met materie, de fotograaf met licht. Drie spots met rood, groen en een blauwfilter ervoor leveren overlappend de kleur wit op. In de menggebieden onderscheiden we: cyaan (blauwgroen) tussen blauw en groen, magenta (purper) tussen rood en blauw, en geel tussen rood en groen licht. Van kleuren zijn een aantal psychische werkingen bekend; we ervaren er iets bij als we kleuren in een bepaalde context waarnemen. Rood als kleur in het verkeer duidt op stoppen, gevaar; en zo zijn er meer voorbeelden in de compositie. Er zijn zogenaamde warme en koude kleuDTP - Wim de Louwere
ren. De warme zijn rood, oranje en geel en deze dringen als het ware naar voren. De kleuren violet, blauw en groen zijn koel en deze wijken terug. Zien we een opname van een klaprozenveld met daarachter een blauwig gebergte, dan uit deze werking zich sterk. De kleuren liggen als volgt tegenover elkaar: rood-groen, oranje-blauw en geel-violet. Gemengd leveren ze grijs op. Voegen we zwart toe aan rode verf, dan ontstaat een schaduwkleur rood. Voegen we wit toe, dan ontstaat er een pasteltint: rose. In de fotografie is dit te benaderen door onderbelichting enerzijds. Werken we met uitsluitend kleuren van één soort, dus alleen met tinten groen in een opname, dan is er sprake van monochromie; een zwartwitbeeld in één kleurstelling, als het ware, waarvan de densiteit kan verschillen. Een monochroom beeld versterkt de samenhang in de foto. In de volgende aflevering gaan we dieper op de kleurentheorie in.
- 16 -
Landauer 92
2) Contrast in helderheid
D
e polen wit en zwart zijn de uitersten in de fotografie. Daartussen bestaan duizenden kleurschakeringen die in helderheid overeenkomen én verschillen. Door gebruik te maken van de verschillen kan het bepalende onderwerp sterker werken: Een witgekalkt huisje werkt sterker in een overwegend donkerbruin berglandschap dan een bruin huisje. 3) Contrast in vorm
H
ierbij denken we aan afwisseling in structuur en textuur. Graniet toont nog glooiender, wanneer het grenst aan het donkere en hoekige basalt. Ook bedoelen we hier inhoudelijke verschillen mee tussen cultuur en natuur. De ingrepen van de mens kunnen fotografisch heel boeiend werken. Denk aan de lijnwerking in de stammen van cultuurbossen.
DTP - Wim de Louwere
- 21 -
Landauer 92
DEEL 6
M
HET LANDSCHAP isschien is het landschap wel het meest gefotografeerde onderwerp na de mens. Boeiend door zijn contrasten, weidsheid, het exotische, of de natuurlijke grootsheid.
W
e nemen het landschap waar als een breed wijds fenomeen. Om die reden is liggend formaat passend. Het formaat wordt bij hoge zaken als bomen, bergwanden en watervallen gekanteld. Het vierkante formaat doet vaak statisch aan en dat past wel bij de sfeer van het landschap. Bovendien is dit formaat ruimteverlenend, omdat het meer lucht en voorgrond opneemt. Ook kan de breedte versterkt worden door de panoramische opname.
Contrasten en onrechte wordt wel eens gedacht, dat landschapsopnamen geslaagd zijn door de onderwerpkeuze. Een `spectaculaire opname’ (letterlijk: het bekijken waard) echter wordt niet alleen in de Himalaya of de Andes gemaakt! Ook het vlakke, Nederlandse polderland leent
T
DTP - Wim de Louwere
zich -- getuige de succesvolle kalenders van Martin Kers voor opnamen die het bekijken waard zijn. Wat is dan een goede landschapsfoto? Bij een analyse van puur inhoudelijke zaken kom je al aardig in de richting, maar er is ook een `oog van de meester’ ; de persoonlijke visie, die telkens weer verrassend is, en niet te imiteren.
- 20 -
Landauer 92
Abstractie
C
ompositie is de grammatica van de beeldtaal. Die beelden hoeven niet per se herkenbaar te zijn. Ook in de schilderkunst wordt gewerkt met kleurstellingen of zwart/witcontrasten zonder inhoudelijkheid, maar puur om het plezier van de compositie. Zo’n abstract beeld betekent oorspronkelijk, dat er steeds meer (realistische) elementen uit weggelaten zijn. In de schilderijen van beroemde schilders als Piet Mondriaan is het ontwikkelingsproces van realistisch naar abstract goed te herkennen. Wel is het zo bij abstracte (foto-)kunst, dat maker en kijker dezelfde taal moeten spreken, wil men elkaar verstaan. In de fotografie kunnen we bijvoorbeeld spelen met de toonschaal. Bekende voorbeelden hiervan zijn de highkey en lowkey foto’s, beelden met een zeer lichte en zeer donkere beeldindruk. Er wordt veel weggelaten in zo’n (zwart/wit)beeld en dus is er sprake van abstractie. Meestal wordt met abstractie een mate van onherkenbaar-
heid bedoeld. Hierbij gaat het enkel om het werken met verdeling, lijn, vorm en structuur, licht en kleur. Architectuurfotografie biedt een goede instap in de meer abstracte weergave: architectuur en fotografie hebben bovengenoemde beeldcriteria met elkaar gemeen.
Toch blijft de taal van de abstracte fotografie moeilijk te verstaan door het ontbreken van emotionele inhouden die we bij foto’s nou eenmaal gewend zijn. Een voorwerp of bekend detail (een huis, een oog) ontbreekt ten enenmale. Daarnaast is de beeldopbouw sterk cultuur- en persoonsgebonden. DTP - Wim de Louwere
- 17 -
Landauer 92
DEEL 5
FOTOGRAFEN TIJDENS DE VAKANTIE
Kleurgebruik
G
aandeweg komen we in deze cursus meer aan de thema’s toe. Daarin wordt bewust, maar ook soms puur op gevoel., gebruik gemaakt van allerlei aspecten die al in het voorgaande aan bod kwamen... In de vakantieperiodes wordt veel gefotografeerd. Meestal legt men waar men was en met wie, om thuis aan de achterblijvers te laten zien en om later zelf nog eens van na te genieten. In die herinnering spelen allerlei zaken een rol die bepalend waren, maar niet op de foto voorkomen: de bosgeur, het ruisen van de zee, de stemmen van mensen op terrasjes. Deze sfeer moet dus alleen in beeld samengebald worden, zodat dit voor anderen gaat leven. Fotografie is immers communicatie. Keuze Bepalen
W
e kijken de hele dag naar alles wat zich voordoet en selecteren daar dingen uit die het geheugen opslaat. Meestal zijn dit emotionele zaken: een onroerende gebeurtenis, een verbijsterende schoonheidservaring, een lelijke tegenvaller... Vaak willen we de plezierige ervaring vasthouden en daarvan maken we een foto bijvoorbeeld. Het `hoe daarvan is niet belangrijk. Je kunt op verschillende manieren tegen een onderwerp aankijken. Neem nou allen al het verschil tussen een staand of liggend beeld. Dan zijn er allerlei omringende zaken die het onderwerp van keuze beïnvloeden: gunstig of ongunstig. Deze kunnen dus bewust in het beeld meegenomen worden of juist vermeden worden. Kleuren zijn hierin heel bepalend. Een onderwerp met uitsluitend zachte pasteltinten legt het af tegen felle, dominante kleuren. Die verstoren dan de eenheid. Wél kunnen kleine, felle kleuraccentjes de `pastelsfeer’ verhogen. Een opname wordt levendig als er een zekere diepte in uitkomt. Bij kleuropnamen zijn rode tinten naar voren dringend en
DTP - Wim de Louwere
koel/blauwe kleuren daarentegen wijkend. In de bekende `kalenderfoto’s wordt daar bewust gebruikt van gemaakt. Ruimte en diepte wordt uiteraard ook gesuggereerd door het bewust gebruik van scherpte en onscherpte in de opname. Met (matig) teleobjectieven kunnen hier bijzondere sprekende effecten worden bereikt. In het landschap komen lijnen voor: We zien ze in wegen, spoorlijnen, hagen, maar ook in groeperingen van huizen. Door een (super) groothoekobjectief te gebruiken, wordt hier een grote dieptewerking opgeroepen. Dan is er nog het zogenaamde ‘luchtperspectief’. We weten allemaal, dat verten vaak nevelig en blauw overkomen. Door deze partijen in de foto te betrekken wordt verte en diepte opgeroepen. Ook tegenlicht roept diepte op: achter het beschenen onderwerp ligt nog iets, redeneert het gevoel. Tenslotte geeft elke vorm van plastische verlichting (strijklicht) vorm en diepte aan een onderwerp mee. Vergeet niet dat de grootsheid van bijvoorbeeld een bergketen of een gebouw pas echt gaat spreken als er ergens de mens in voorkomt. Die zien we als maatstaf van alle verhoudingen.
- 18 -
Landauer 92
Filteringen
B
ewust ingrijpen voor creatieve doeleinden mag natuurlijk. Dit kan gebeuren door bewuste onscherpte, bewegingsen zoomeffecten, waardoor snelheidsbeleving maar ook sfeergevoelens benadrukt kunnen worden. Het gebruik van filters is een tweede middel. Het polarisatiefilter verzadigt kleuren. Een blauwe lucht wordt zwartblauw als inkt, waartegen wolken dramatisch afsteken. Het neemt glans weg, waardoor de kleur meer naar voren komt. Zo’n filter is draaibaar en variabel te gebruiken. Kleurfilters bij kleurenfilm verschijnen zoals we ze zien, met name bij dia’s. Bij kleurnegatieven wordt soms in de printers automatisch (een deel van) de filterwerking verminderd, omdat deze als dominant zweem wordt gelezen. Het additieve systeem werd al zo’n 140 jaar geleden door James Maxwell in theorie uitgewerkt. De drie hoofdkleuren daarvan zijn rood, groen en blauw, die in gezamenlijke projectie wit opleveren. Om deze kleuren grijs te krijgente neutraliseren- pas je respectievelijk cyaan-, purper- en geelfilters toe. Hieruit volgt dus, dat filters de eigen kleur DTP - Wim de Louwere
doorlaten en tegenoverliggende - complementaire - kleuren verdonkeren. Ook in zwartwitfotografie is dit’ goed zichtbaar. Een fraai landschapsfilter is daarin een geelgroenfilter. Het gele deel donkert de blauwe lucht enigszins, terwijl het groene deel het bladgroen, dat vaak te donker overkomt, lichter en genuanceerder weergeeft. Verloopfilters zijn ideaal om langgerekte en te heldere delen mee te verdonkeren, of van een kleur te voorzien.
- 19 -
Landauer 92