Een beroep op kennis
Op weg naar de professionele praktijk van 2023
Een beroep op kennis
Op weg naar de professionele praktijk van 2023
Inhoudsopgave Voorwoord Michaël van Straalen
4
Experimenteren met oesters, op weg naar commerciële toepassing Interview met Nienke ten Brinke en Pieter Geijsen, Roem van Yerseke
6
Pionieren, professionaliseren, concurreren en samenwerken 12 Visie van Janneke Hadders, CEO van Dacom
Innovatie door samenwerking in onderwijs en onderzoek 18 Interview met Wim de Bruin en Maurice Klaassens, DAF Trucks, Bram Steennis, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en masterstudent Chris Huijboom
Een logische lijn in het onderwijs aan toekomstige zorgprofessionals 22 Interview met Sandra Beurskens, Zuyd Hogeschool, Eveline Wouters, Fontys Hogescholen en Madelon Pijls, Zorgverzekeraar ZC
Werken aan permanente vernieuwing van de professionele praktijk Visie van Harry van Vliet, lector Crossmedia
Makelen tussen wetenschap en creatieve industrie Interview met Geleyn Meijer, Hogeschool van Amsterdam
28
34
In een innovatieve omgeving maatschappelijke thema’s aanpakken 38 Interview met Immo Dijkma, Petra Cremers en Jan-jaap Aué, Hanzehogeschool Groningen
Anticiperen op de beroepstoekomst in zorg en welzijn 52 Interview met Marieke Schuurmans en Jean-Pierre Wilken, Hogeschool Utrecht
Het hbo en het opleiden van de professional van 2023 42 Visie van Huib de Jong, rector Hogeschool van Amsterdam en Johannes van der Vos, beleidsadviseur Vereniging Hogescholen
Aanzet discussie 56 Vragen en antwoorden om verder te discussiëren over de weg naar de professionele praktijk van 2023
Autonome ontwikkeling van student en organisatie Interview met Wim Boomkamp en Richard van Leeuwen, Saxion Hogescholen
Koester de wortels van het praktijkgerichte onderzoek 60 Ad de Graaf, directeur Stichting Innovatie Alliantie 48
Voorwoord In het denken over de toekomst is de huidige maatschappelijke en economische context bepalend. We leven in een turbulente tijd waarin oude zekerheden van burgers, ondernemers en instellingen plaats maken voor nieuwe uitdagingen. Grote veranderingen staan al in de steigers, maar de contouren van de nieuwe inrichting van onze maatschappij zijn nog niet scherp gedefinieerd. De nieuwe zekerheid is die van de continue verandering. Om in 2023 onze concurrentiepositie en de kwaliteit van de publieke dienstverlening te behouden en zelfs te versterken, zullen we nieuwe wegen moeten vinden. Ik ben optimistisch over ons vermogen om de nodige innovatiekracht te mobiliseren. Op dit moment zijn al duizenden innovatieve ondernemers en ondernemende professionals aan de slag om vernieuwing van de eigen praktijk te bewerkstelligen. In alle sectoren van de samenleving bundelen ondernemers, onderzoekers en professionals hun talenten om te werken aan de realisatie van hun ideeën. Ruimte voor de ambities van dit innovatietalent vormt de weg naar de toekomst. Die ruimte moet optimaal zijn, want innoveren betekent iedere keer opnieuw grenzen opzoeken en verleggen. Dat vergt oefening en daar is tijd voor nodig. Innoveren betekent bovendien samenwerken en rekening houden met de ander. Een stimulerende oefenomgeving is gewenst om deze vaardigheden op hoog niveau te ontwikkelen. Hogescholen zijn bij uitstek in staat de benodigde ruimte te creëren waarin ondernemers en professionals
4
hun vermogen tot vernieuwing kunnen versterken. Via RAAK hebben hogescholen een eigen identiteit voor het onderzoek gerealiseerd waarbij vraagsturing en netwerkvorming leidend zijn en waarbij altijd de verbinding met het onderwijs gezocht wordt. Inmiddels, na tien jaar RAAK, zit deze visie op onderzoek en de daarmee samenhangende manier van werken in de haarvaten van de hogescholen. In 2013 hebben hogescholen, bedrijven en instellingen volop ambities om als gelijkwaardige partners te blijven werken aan de concrete vernieuwing van de beroepspraktijk. Nu komt het aan op verbreding en verdieping. Het jaar 2013 markeert een belangrijk moment in de verdere ontwikkeling van hogescholen tot hoogwaardige kennisinstellingen. Vanaf 2014 zal het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA binnen NWO de RAAKregeling uitvoeren. De stimulering van het onderzoek van
hogescholen krijgt hiermee een structurele positie binnen het brede verband van NWO, de organisatie die als doel heeft de kwaliteit en relevantie van het onderzoek in Nederland te bevorderen. De sturing en stimulering van de hele kennisketen – van fundamenteel onderzoek naar toepassing van kennis in de praktijk – is dan bij één instantie belegd. Het kabinet onderstreept dit belang door vanaf 2014 additionele middelen beschikbaar te stellen voor RAAK. Deze publicatie is bedoeld als start van de dialoog over de verdere ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek in het licht van de vernieuwing van de beroepspraktijk. Dit is mede ingegeven door de vraag op welke punten verdere stimulering gewenst is. Als ijkpunt is gekozen voor de professionele praktijk in 2023. Vandaar ook de titel voor deze publicatie: ‘Een beroep op kennis. Op weg naar de professionele praktijk van 2023’. In drie essays zetten Janneke Hadders (CEO Dacom), Harry van Vliet (lector Hogeschool van Amsterdam), en Huib de Jong (rector Hogeschool van Amsterdam) samen met Johannes van der Vos (beleidsadviseur Vereniging Hogescholen) uiteen wat in hun visie ‘het beroep op kennis’ van 2023 is. Deze drie essays worden geflankeerd door interviews waarin professionals aan het woord komen. Allemaal voorbeelden van actuele activiteiten gericht op vernieuwing van de professionele praktijk van 2023.
Deze visies en interviews hebben mij geïnspireerd om in mijn rol als voorzitter van het Regieorgaan SIA de dialoog te starten over de koers in het komende decennium. Ik zie vier elementen in de visies en interviews die cruciaal zijn voor onze koers; ontwikkelingen die al in gang zijn gezet en nadere versterking kunnen gebruiken. Voor het gesprek hierover leg ik de volgende vragen aan u voor: • Welke mogelijkheden hebben ondernemers en instellingen om de verbindingen met het onderzoek van hogescholen te versterken? • Hoe kunnen we aankomende en huidige professionals stimuleren om zich te ontplooien tot innovatietalent? • Wat kunnen hogescholen doen om inspirerende ontmoetingsplaatsen te zijn voor onderzoekers, professionals, bedrijven en instellingen? • Hoe kunnen hogescholen, ondernemers en instellingen samenwerken aan een stevige internationale concurrentiepositie? Ik nodig iedereen uit om mee te denken en zijn of haar visie te geven op de ontwikkeling van een professionele praktijk die klaar is voor de uitdagingen van de 21e eeuw. Kritische reflectie is immers nodig bij de verdere versterking van het praktijkgericht onderzoek van hogescholen ten behoeve van de Nederlandse innovatiekracht. Michaël van Straalen Den Haag, oktober 2013
Voorwoord
5
Experimenteren met oesters, op weg naar commerciële toepassing Oplossingsgericht werken aan een concreet doel, dat vindt aquatechnoloog Nienke ten Brinke het mooiste wat er is. Samen aanpakken, verantwoordelijkheid nemen, en altijd blijven observeren en nadenken, ook als je voor de zoveelste keer een larventank staat schoon te schrobben. Voorlopig is zij nog niet uitgeleerd over schelpdiercultuur.
Yerseke
6
De kraamkamer van Roem van Yerseke is gevestigd in een apart gebouw met een eigen ingang. Dit is de thuisbasis van drie jonge medewerkers, niet toevallig allemaal afgestudeerden van de opleiding Aquatische ecotechniek van HZ University of Applied Sciences (HZ). Samen zijn zij verantwoordelijk voor het experimentele onderzoek naar de ‘broed’ van platte en Japanse oesters dat moet leiden tot commerciële toepassing. In de kraamkamer, ofwel hatchery, verleiden zij volwassen oesters om te paaien. Hier brengen zij de bevruchte eicellen in opeenvolgende stadia van larf tot broedjes groot, en hier produceren zij het voedsel voor de oesters: algen in verschillende varianten. Boven in de kantine laten ze de vuile vaat gerust op het aanrecht staan, maar hier maken zij voortdurend alles schoon, grondig en met oog voor detail. Want elke afwijking van het normale patroon kan een aanwijzing zijn dat er iets loos is.
Interview Oplossingsgericht Nienke ten Brinke (24) is een van de drie jonge medewerkers van de hatchery. Ze heeft niet alleen een hbo-diploma op zak, maar haalde bovendien een master aan Wageningen UR. Toch koos zij bewust voor dit werk, en niet alleen omdat haar hart al heel lang bij aquacultuur ligt. “In Wageningen word je opgeleid tot wetenschapper; op de hogeschool ben je oplossingsgericht bezig. Wij doen hier in de hatchery experimenten en bedenken nieuwe dingen, maar we werken tegelijk naar een duidelijk doel toe. Dat past beter bij mij.”
NIENKE ten Brinke is aquatechnoloog en werkzaam bij Roem van Yerseke. Ze studeerde Aquatische ecotechniek aan de HZ University of Applied Sciences in Zeeland, en behaalde een master aan Wageningen UR.
“Ik ben altijd op zoek naar nieuwe kennis. En we creëren ook zelf nieuwe kennis met onze experimenten.” Ten Brinke is erg te spreken over de vele praktijkgerichte en interessante opdrachten en projecten die ze gedurende haar hbo-studie heeft gedaan. Zo adviseerde ze Rijkswaterstaat over het herinrichten van uiterwaarden, en ontwierp ze voor ingenieursbureau Oranjewoud in samenwerking met Molencaten Vakantieparken een vakantiepark dat in zee drijft. Bovendien onderzocht ze voor het kennis-centrum Delta Academy of kokkels gekweekt kunnen worden op het afvalwater van een zagerkwekerij.
Experimenteren met oesters, op weg naar commerciële toepassing
7
Over de inrichting van de onderzoeksgroepen, in wisselende samenstelling en in verschillende rollen, is zij bijzonder tevreden. “Dat heeft me geleerd om samen te werken met veel verschillende mensen.”
“In Wageningen word je opgeleid tot wetenschapper; op de hogeschool ben je oplossingsgericht bezig.”
Samenwerking Die vaardigheden komen haar bij de hatchery goed van pas. In Nederland is Roem van Yerseke het enige bedrijf met een broedkamer voor oesters, maar Ten Brinke heeft contacten met Franse en Engelse kwekers en leert veel van hen. Ook HZ, onder andere met de zilte experimenteerruimte SEA lab, en onderzoeksinstituut Imares van Wageningen UR stimuleren onderlinge kennisuitwisseling. Niet alleen internationaal trouwens. Samen met andere Nederlandse bedrijven neemt Roem van Yerseke deel in het proefbedrijf Zeeuwse tong. Dit doet onderzoek naar de kringloopteelt van diverse organismen. “Tong en zagers worden gekweekt, hun afvalwater voedt algen, en vervolgens halen schelpdieren de algen weer uit het water. Dan is het gezuiverd en kan het weer terug naar de tong en de zagers.” Daarnaast draait de hatchery mee in verschillende projecten binnen het Europees gefinancierde OP-Zuid. “Veel is nog in een experimenteel
8
stadium en dan is het belangrijk om met diverse bedrijven samen te werken om je kennis te vergroten. Je moet niet allemaal het wiel willen uitvinden.” Toekomst Ten Brinke wist al vroeg dat ze de aquacultuur in wilde en heeft haar hele studieloopbaan daarop gericht. Ze verwacht echter niet dat ze ooit uitgeleerd is. “Ik ben altijd op zoek naar nieuwe kennis. Vorige week ben ik nog naar een conferentie geweest. En we creëren ook zelf nieuwe kennis met onze experimenten. Mensen vragen me wel eens, als ik vertel over mijn werk: ’Ken je dat kunstje nou nog niet?’ Nee dus, oesters blijven levende dieren; ze groeien soms hard, soms niet, worden bedreigd door virussen. Algen, hun voedsel, zijn op zich al een hele studie. We beginnen steeds meer te weten over de optimale omstandigheden voor algen, zoals temperatuur, zuurtegraad en lichthoeveelheid. Maar soms ontstaan er bijvoorbeeld nog klontjes en moeten we weer gaan experimenteren.” Ook als straks de broedkamer echt commercieel kan worden ingezet, blijft er nog voldoende te experimenteren en te ontdekken.
Interview Slimme handjes Leiding geven aan het team van de hatchery is slechts een van de vele taken van Pieter Geijsen, die de kantine binnenkomt met versgebakken kibbeling en een broodje krabsalade. “De mensen hier moeten zelfstandig kunnen werken. Ik zorg voor de kaders, maar zij hebben de vrijheid om te werken vanuit de theoretische achtergrond die ze meebrengen. Ik ben geen bioloog maar techneut, dus ik kan ze daarover niks vertellen. Daarom werken hier ook hbo’ers, slimme handjes. Ze moeten alles rondom de
hatchery zelf regelen en zelf ontwikkelen. Ze moeten aanpakken, maar als iets anders loopt dan gedacht, dan moeten ze weer nadenken. Pure kennis is van ondergeschikt belang, het gaat vooral om het denkvermogen, om de theorie op een goede manier in te kunnen zetten bij wat je in de praktijk tegenkomt.”
PIeter Geijsen
Experimenteren met oesters, op weg naar commerciële toepassing
9
Resultaten behalen in nauwe verbinding met de omgeving
Pionieren, professionaliseren, concurreren en samenwerken SIA vroeg mij als directeur van Dacom om mijn visie te geven op innovatie. Dat doe ik graag, want innovatie is het kloppend hart van dit familiebedrijf met ongeveer vijfentwintig, merendeels hoogopgeleide, werknemers.
Dacom is pionier en wereldmarktleider op het gebied van adviessystemen voor de optimalisatie van de groei van gewassen, gebaseerd op ict en sensortechnologie. Wat we precies doen, kan ik het beste uitleggen aan de hand van onze historie die begint bij mijn vader Jan Hadders, boer in Zuidbarge. Hij wilde in staat zijn om gedurende het groeiseizoen bij te sturen, zodat de groei optimaal zou zijn en hij meer rendement uit het veld zou kunnen halen. Maar hoe? Jaren worstelde hij met deze vraag. Vervolgens kwamen twee belangrijke ontwikkelingen samen: de computer deed zijn intrede, en mijn vader kreeg last van een hernia in zijn rug. Dat laatste was het zetje dat hij nodig had om fulltime uitvinder te worden. Pionieren en professionaliseren Mijn vader richtte zich eerst op de gevreesde aardappelziekte Phytophtora. Boeren spoten uit voorzorg in een vast wekelijks schema tegen deze schimmel, maar dat was tegelijk te vaak en soms te laat. Samen met een wetenschapper van Wageningen UR ontwikkelde hij een eigen model dat uitging van de biologie van de schimmel, waar voorheen alleen mathematische modellen voorhanden waren. Dat model berekende – op basis van onder
12
andere meteorologische data vanaf het veld – wanneer het risico op Phytophtora hoog was en de boer dus moest spuiten. Het essentiële verschil met concurrerende systemen was dat mijn vader die gegevens verzamelde in een centrale database. Hij begon direct in the cloud en was daarmee zijn tijd ver vooruit. Zijn visie op het optimaliseren van de plantgroei is voor ons bedrijf nog steeds leidend, net als de wijze waarop datastromen in een centrale database samenkomen. Dit verhaal over het begin van ons bedrijf illustreert mijn visie op innovatie. Innovatie begint altijd met het vermogen om de dingen die in de wereld om je heen gebeuren te combineren tot iets nieuws, op een moment dat dit nog niet vanzelfsprekend is. Het pionieren zit in de genen van ons bedrijf; de signalering van het risico op Phytophtora was slechts het begin. Inmiddels kunnen we heel gericht advies geven op een aantal essentiële punten. Hoeveel water moet je waar geven, hoeveel voedingsstoffen, is het nodig om een specifiek veld te bespuiten met bestrijdingsmiddel? We zijn heel goed in productontwikkeling, in exploratie. Maar wat we uitvinden, moet wel verkocht worden. Professionalisering van de exploitatie was dus nodig. Een aantal jaren geleden hebben we meer
Janneke Hadders is CEO van Dacom, wereldmarktleider op het gebied van innovatieve systemen en adviesdiensten voor duurzame precisielandbouw
dan een verdubbeling in omzet en medewerkers bereikt door een betere positionering en het opzetten van een professionele salesafdeling. Daarnaast hebben we de wereld duidelijker verteld wat we doen, en dit had inderdaad landelijke en internationale erkenning tot gevolg. We zijn heel trots op de prijzen die we gewonnen hebben. Bovendien zitten we inmiddels strategisch aan tafel met multinationals om te praten over duurzaamheid en technologie. Toch was dit nog niet voldoende. Vernieuwingsslag op verschillende fronten Sinds ik vorig jaar het stokje van mijn vader heb overgenomen, hebben we een volledige vernieuwingsslag gemaakt door in te zetten op een online infrastructuur met een geografische component. De teler heeft nu bijvoorbeeld via Google maps zijn boerderij in kaart. De basisinfrastructuur is online gratis beschikbaar en via een app op zijn mobiele telefoon kan de teler bijhouden wat hij zoal gedaan heeft op zijn akkers. Bovendien kan iedereen – van hobbyboer tot professionele teler – direct op zijn mobiel zien hoe hoog het risico op de schimmelziekte is voor zijn regio via simpele of uitgebreide betaalde adviesdiensten van Dacom. Daarnaast hebben we nadrukkelijk ingezet op schaalbaarheid van onze producten. Smart & simple is het devies voor ons product en de uitrol ervan: het systeem moet zo eenvoudig in het gebruik zijn dat niet alleen de top van de markt het wil gebruiken, maar ook de laag met volgers daaronder. Bovendien moeten boeren het systeem zelf kunnen installeren. Onze nieuwe business-strategie is naast internationale schaalvergroting bedoeld om een doorbraak te forceren op de Nederlandse markt. Op dit moment werken veel
Visie
boeren met een ander registratiesysteem. Met onze gratis app en online diensten wordt het voor hen aantrekkelijk om over te stappen. Een groot marktaandeel onder de betere boeren is belangrijk: Nederland is ons thuisland, hier kunnen we innovaties testen. Pas als iets nieuws in Nederland werkt, rollen we het wereldwijd uit. Met die internationale groei zijn we eveneens hard bezig. Op dit moment verkopen we onze producten en adviesdiensten direct aan landen, zoals Saoedi-Arabië, en aan multinationals zoals Pepsico en McCain, maar we zijn nog op zoek naar de echte sleutel tot de wereld. Grote ketenspelers zijn niet direct de oplossing – we zitten wel met hen om tafel, maar zij hebben geen verkoopbelang. Onze strategie is erop gericht om partners te vinden in de vorm van verkooporganisaties met een grote customer base die ons systeem meenemen omdat het voor hen een verrijking van hun aanbod betekent. Samenwerking met kennisinstellingen Door de exploitatie te professionaliseren en schaalvergroting te realiseren scheppen we meer ruimte voor exploratie. Toch blijft de spanning tussen exploratie en exploitatie in een bedrijf van onze omvang goed voelbaar. Onze productontwikkelaars vinden het fantastisch om bezig te zijn met onderzoek, met spannende en vernieuwende onderwerpen. Maar ík weet hoe lang de weg is van een uitvinding tot de markt. Contractonderzoek is voor ons daarom bedrijfsmatig niet haalbaar. Ik kan de kosten ervan niet toerekenen aan een concreet product. Voor een grotere onderneming ligt dit waarschijnlijk heel anders. Bij ons zie ik professionalisering van de exploratiefase vooral in het aanbrengen van meer focus.
Pionieren, professionaliseren, concurreren en samenwerken
13
Het liefst doen we overal een beetje aan, maar we zullen meer moeten kiezen. Natuurlijk werken we constant samen met kennisinstellingen. We participeren in samenwerkingsprojecten en starten zelf concrete onderzoeken. Ook hierin werken we anders dan een grote onderneming, want het onderzoek van onze mensen zetten wij niet op waarde in onze boeken. Alles wordt direct aan de reguliere bedrijfskosten toegerekend. Wageningen is nog steeds een vertrouwde partner, en we doen regelmatig een beroep op bijvoorbeeld Hanzehogeschool Groningen voor de ontwikkeling van businessmodellen of ICT-toepassingen. Bovendien leveren we input voor de leerstoel voor precisielandbouw aan de CAH Vilentum Dronten: we geven colleges en stellen software ter beschikking aan studenten. Die samenwerkingsverbanden zijn heel prettig. We zijn onderdeel van elkaars netwerk, inspireren elkaar, zijn lid van eenzelfde kennisgebied, spreken dezelfde taal. Voorwaarden voor creativiteit Dit netwerk maakt Dacom bovendien tot een aantrekkelijke werkgever en dat is van groot belang voor een innovatief bedrijf als het onze. Alleen met de beste mensen kunnen wij wereldmarktleider blijven. Onze medewerkers wonen tot op wel anderhalf uur reisafstand van ons pand in Emmen, maar hebben de reis er graag voor over. Dat is een vereiste, want in principe werkt iedereen op kantoor. Goede dingen verzinnen lukt namelijk niet in je eentje. Je komt samen tot de beste ideeën, profiteert van elkaars kennis en inspireert elkaar. In medewerkers zoek ik vooral het vermogen om buiten de kaders te denken, om flexibel om te gaan met onverwachte situaties.
14
Dat verwacht ik van productontwikkelaars, en van medewerkers met uitvoerende taken. Tijdens een sollicitatiegesprek kunnen we bijvoorbeeld vragen: ‘Stel, je bent ons systeem aan het installeren in de woestijn van Egypte en er ontbreekt een kabeltje. Wat doe je dan?’
“Innovatie begint altijd met het vermogen om de dingen die in de wereld om je heen gebeuren te combineren tot iets nieuws, op een moment dat dit nog niet vanzelfsprekend is.”
Die creativiteit kan ik nog niet verwachten van studenten en pas-afgestudeerden, maar het zou goed zijn als de onderwijsinstellingen hieraan in de masterfase structureel aandacht besteden. Hoe kom je van a+b tot c? Het moet meer dan toeval zijn. Ik ben ervan overtuigd dat mensen het kunnen leren, als ze een zekere mate van aanleg hebben. Werken aan een duurzame toekomst Ons systeem helpt boeren om minder water, minder chemicaliën en minder voedingsstoffen te gebruiken en is dus zowel een middel om de efficiency van de teelt te verhogen, als een middel om tot duurzame voedselproductie te komen. Ik hoop dat in 2023 duurzaamheid echt een issue zal zijn, dat bedrijven hun organisatie erop ingericht hebben en daar substantieel geld aan uitgeven. Het streven naar duurzaamheid is een niet meer te stoppen proces, maar in onze sector is het versnelmoment
Visie nog niet aangebroken en het is niet duidelijk wie het eerste gaat bewegen. Het scheelt dat op dit moment vanuit de hogescholen medewerkers de arbeidsmarkt op stromen die geleerd hebben om alles in duurzaam perspectief te zetten. Mijn droom is dat ons systeem over tien jaar significant effect heeft op het gebruik van water, voedingsstoffen en chemicaliën in de agrarische sector over de hele wereld, en dat we multinationals en ketenspelers helpen het hele systeem van voedselproductie duurzaam te maken.
Pionieren, professionaliseren, concurreren en samenwerken
15
Onderzoek met aandacht voor details
Innovatie door samenwerking in onderwijs en onderzoek Bedrijfsleven en hogescholen trekken steeds meer op als partners in de opleiding van de professional van de toekomst. Het bedrijfsleven biedt specifiek specialistische kennis en faciliteiten – de hogescholen een brede evenwichtige basis aan kennis en vaardigheden.
Helmond
Ze staan te glimmen in de ontvangsthal van DAF: twee gele Euro 5 trucks en een oranje Euro 6 truck. De ontwikkeling van deze laatste truck heeft zes jaar en een miljard euro gekost. DAF verzorgt tientallen uren gastcolleges voor hogeschoolstudenten over het productcreatieproces dat eraan ten grondslag lag. Bedrijfsleven en hogescholen trekken steeds vaker gezamenlijk op in onderwijs en onderzoek. Maurice Klaassens van DAF Trucks: “In dit voorbeeld geven wij het onderwijs, omdat we het belangrijk vinden studenten sneller met trucks in aanraking te laten komen, om te laten zien dat automotive meer is dan Formule-1.” Voor DAF is de toekomstige krapte op de arbeidsmarkt, veroorzaakt door vergrijzing en een beperkte instroom van techniekstudenten, een belangrijke reden om deel te nemen aan ACE. “We hebben niet alleen de intentie motortechnici op te leiden die direct bij DAF aan de slag kunnen, maar we willen ook eerder in beeld komen bij de potentials”, aldus Klaassens. Gezamenlijke ontwikkeling cursussen Waar ACE zich met name richt op de werknemer van de toekomst is Wim de Bruin als opleidingsadviseur
18
Interview binnen DAF actief om de werknemer van vandaag voor te bereiden op morgen. “Ik hou me bezig met ontwikkelvraagstukken. De oplossing hoeft niet altijd een volledige opleiding te zijn, maar als het gaat over techniek op hboniveau dan is de HAN al jarenlang een vanzelfsprekende leverancier van kennis.” Zo kunnen werknemers losse cursussen volgen uit de bachelor-opleiding van de HAN, die vooral inzet op hybride voertuigen en ontwikkelingen daarbinnen, zoals betere accu’s, lichtgewicht constructies, en elektronica. Daarnaast worden gezamenlijk cursussen ontwikkeld en gegeven. Bram Steennis geeft als voorbeeld een cursus voertuigbegeleiding waaraan momenteel samen met DAF wordt gewerkt: “We combineren daarbij specialistische kennis uit het bedrijf met basiskennis op hbo-niveau.” Innoveren betekent samenwerken Hogescholen kunnen onmogelijk zelf die specialistische kennis in huis hebben, daarover zijn de drie heren het eens. Klaassens: “Het zou vreemd zijn als er meer kennis over de techniek van DAF vrachtwagenmotoren bij de hogescholen zou zijn dan bij DAF zelf.” Steennis vult aan: “Hogescholen moeten negentig procent van de kennis bieden. De rest komt van de bedrijven zelf. We moeten als hogeschool ook generaliseren en een evenwichtig programma bieden.” De Bruin legt ook de nadruk op niet-technische competenties. “Wat nu modern is, is over een paar jaar of nog sneller achterhaald. Het gaat erom studenten zodanig voor te
Wim de Bruin is opleidingsadviseur voor de sectoren productontwikkeling en productie van DAF Trucks
Maurice Klaassens is manager employer branding, bij ACE betrokken vanuit DAF Trucks HR
Bram Steennis is directeur cursussen, post-hbo en maatwerkopleidingen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Innovatie door samenwerking in onderwijs en onderzoek
19
Automotive Center of Expertise (ACE) is een samenwerkingsverband tussen de Automotive instituten van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Fontys Hogescholen, Hogeschool Rotterdam en het bedrijfsleven. Deelnemende bedrijven en instellingen zijn onder andere DAF Trucks, TNO, TomTom en Bosch. Het voornaamste doel van ACE is het verhogen
bereiden dat ze daarmee om kunnen gaan. Naarmate de ontwikkelingen sneller gaan, wordt het belangrijker om over algemene vaardigheden te beschikken, zoals communiceren en samenwerken. Als je wilt innoveren moet je kunnen samenwerken.” Toegepast onderzoek Klaassens: “DAF ziet de noodzaak en urgentie om samen te werken met kennisinstellingen en om onderzoek uit te besteden. Daarbij ligt altijd de focus op toepasbaarheid. Het hoeft misschien niet morgen iets op te leveren, maar toch wel overmorgen. De focus ligt maximaal op de middellange termijn.” Een voorbeeld van dergelijk onderzoek is in opdracht van kogellagerfabriek SKF uitgevoerd, vertelt Steennis: “Het te meten gedrag van een voertuig begint bij de kogellagers. Komt er zijdruk op, of wordt het wiel te veel belast? Zet je daar sensoren in, dan kun je snel nuttige informatie terugkoppelen aan de bestuurder of een veiligheidssysteem in de auto, zoals ABS.
20
van het aantal automotive studenten als antwoord op de toenemende vraag van de sector. Bedrijven kunnen vraagstukken neerleggen bij ACE, bijvoorbeeld op het gebied van elektrisch rijden, waarmee studenten in samenwerking met deze bedrijven aan de slag gaan. ACE biedt topstudenten vanaf het tweede studiejaar een intensief onderwijsprogramma.
Uit onderzoek door een groep van onze studenten bleek dat sensoren op de kogellagers enorm veel sneller waren dan de conventionele systemen. SKF heeft het nieuwe systeem in ontwikkeling genomen.”
Interview Masters of Automotive Systems Masterstudenten maken de driehoek onderwijs-onderzoek-bedrijfsleven concreet. Hun afstudeeropdracht – die ze invullen bij hun bedrijf of binnen het lectoraat – is high tech en betreft vragen die in de toekomst spelen. Chris Huijboom (35) is verantwoordelijk voor de geautomatiseerde versnellingsbakken van DAF Trucks en volgt nu voor het derde jaar de masterstudie Automotive Systems aan de HAN. Deze opleiding past in zijn loopbaanplannen, maar belangrijker: hij doet het vanuit interesse in techniek en de toekomst. Inmiddels heeft hij zijn onderzoeksvoorstel bijna afgerond. Hij combineert in dit onderzoek motorvoertuigentechniek met de mogelijkheden van crowd sourced data gathering, waarbij gebruikersdata input zijn voor de verbetering van een systeem of product. “In de vrachtwagenindustrie is het brandstofverbruik heel belangrijk. Maar hoe zuinig de motor ook is, je kunt veel besparen als de
truck op de weg de zuinigste rijstrategie kiest. Neem bijvoorbeeld een helling in de route. Een truck verbruikt het minste brandstof als hij precies voldoende snelheid in de best passende versnelling heeft om de top te halen en vervolgens de zwaartekracht z’n werk kan laten doen. Maar wat is een optimale strategie voor deze specifieke helling? Waren de keuzes van truck A optimaal of deed truck B het beter? Als je de ervaringsgegevens van een hele vloot vrachtwagens verzamelt – dat zijn dus crowd sourced data –, kun je verbeteringen in het energiemanagement bereiken voor iedere individuele truck. Dit vooruitkijken en verschillende technieken met elkaar verknopen om toegevoegde waarde te creëren, vind ik enorm interessant.”
Chris Huijboom
Innovatie door samenwerking in onderwijs en onderzoek
21
Een logische lijn in het onderwijs aan toekomstige zorgprofessionals Interprofessioneel en cliëntgericht werken met een open oog voor nieuwe kennis en de kansen van technologie: ziehier de grondhouding van de toekomstige zorgprofessional volgens de lectoren van expertisecentrum EIZT in Limburg. De grote uitdaging voor het expertisecentrum is de implementatie in het bachelor- en masteronderwijs.
Heerlen 22
Het Centre of Expertise Innovatieve Zorg en Technologie (EIZT) is een initiatief van Zuyd Hogeschool en Fontys Hogescholen. In dit expertisecentrum werken deze hogescholen samen met diverse Limburgse mbo-instellingen en instellingen in en rondom de zorg, zoals verzorgingsen verpleeghuis Plantaan van Sevagram, locatie Vijverdal van Mondriaan en zorgverzekeraar CZ. Het gesprek met lectoren Sandra Beurskens (Zuyd) en Eveline Wouters (Fontys) vindt plaats in de gloednieuwe Zorgacademie Parkstad in Heerlen. “Nee, dit is niet de locatie van EIZT”, zegt Wouters desgevraagd. “Het idee is juist dat EIZT geen fysieke plek heeft. Hier in de Zorgacademie leggen we vooral de verbinding met mbo-opleidingen in de zorg, elders doen we dat met bijvoorbeeld ICT.” Beurskens is recent benoemd tot hoogleraar aan de Universiteit van Maastricht. Ze is blij met de promotiebevoegdheid die dit met zich meebrengt en met het feit dat deuren nu sneller opengaan, ook al doet ze inhoudelijk vrijwel hetzelfde. “De buitenwereld, zoals het bedrijfsleven en zorginstellingen, begrijpt de functie van hoogleraar beter dan die van de lector.”
Interview Wat kenmerkt het onderzoek binnen de hogeschool, vergeleken met dat binnen de universiteit? Beurskens: “Het onderzoek aan de hogeschool gebruikt dezelfde methodieken, want ook hier bepaalt de vraag de methode. Het verschil met wetenschappelijk onderzoek zit hem meer in de aard van de vraag, die moet praktisch relevant zijn. Voor promotieonderzoeken kan die vraag groot zijn, maar voor bachelorstudenten moet die klein en behapbaar zijn. Je moet bedenken dat wij zorgprofessionals opleiden, geen onderzoekers.” Wouters: “De meeste van onze onderzoeken staan heel dicht bij de praktijk. De vragen komen direct uit de praktijk en de resultaten zijn doorgaans snel bruikbaar in die praktijk. Zo is binnen de minor van het Fontys Expertisecentrum Gezondheidszorg en Technologie (EGT) voor reumapatiënten een uitdagend spel ontwikkeld op een touch table, dat een verbetering is van de saaie oefeningen die deze patiënten gewoonlijk moeten uitvoeren.”
Sandra Beurskens is lector Autonomie en Participatie van Chronisch Zieken bij Zuyd Hogeschool en hoogleraar ‘Doelgericht meten in de dagelijkse zorgpraktijk’ aan de Universiteit Maastricht.
Eveline Wouters is lector Health, Innovations & Technology bij Fontys Hogescholen.
Welke ambities heeft u voor de komende jaren? Wouters: “Onze ambitie is de zorgprofessional voor de toekomst op te leiden, in een duurzame driehoek met onderzoek, onderwijs en het werkveld. De technologie van vandaag is morgen al verouderd, dus daarmee kom je er niet. Het gaat om een hele andere grondhouding.” Beurskens: “We willen mensen opleiden tot kritische professionals, die nieuwsgierig zijn en zich steeds afvragen waarom ze iets doen. Wij moeten ze dus leren hoe ze aan nieuwe kennis kunnen komen, welke bronnen
Een logische lijn in het onderwijs aan toekomstige zorgprofessionals
23
De visie van een zorgverzekeraar “Wij willen graag bijdragen aan projecten waarin minimaal drie gecontracteerde zorginstellingen samenwerken. Projecten die aantoonbaar de kwaliteit, doelmatigheid, en/of toegankelijkheid van de zorg verbeteren”, vertelt Madelon Pijls programmamanager Zorginnovatie van zorgverzekeraar CZ, die even inbelt tijdens het gesprek om de relatie met het expertisecentrum toe te lichten. Het feit dat onderzoek aan het hbo altijd gericht is op de toepassing in de praktijk is zeker een pre, beaamt Pijls. “Wij zijn onder andere geïnteresseerd in de implementatie van
innovaties die al ontwikkeld zijn en waarvan de effectiviteit is vastgesteld. Ons doel is altijd de doelmatigheid te vergroten, bijvoorbeeld door processen te stroomlijnen of personeel anders in te zetten, met behoud van minimaal dezelfde kwaliteit van zorg. Daarbij is goede monitoring van groot belang, en lectoraten kunnen daarin zeker een aandeel hebben.”
Madelon Pijls ze moeten bijhouden. Alleen dan kunnen ze zichzelf blijven vernieuwen en werken op een manier die evidence based is.”
“Je kunt de mooiste innovaties verzinnen, maar het gaat fout als mensen niet hebben geleerd om elkaars taal te begrijpen.” Wouters: “Studenten moeten bovendien leren om met andere disciplines samen te werken. Voor zorgstuden-
24
ten betekent dit dat ze techniek en innovaties leren zien als een kans. In de multidisciplinaire minor van het expertisecentrum EGT van Fontys gebeurt dit al. Ook in de minor ZorgTechnologie van Zuyd werken gezondheidszorgstudenten samen met studenten techniek aan oplossingen voor echte zorgvragen.” Beurskens: “Interprofessioneel samenwerken binnen de zorg is ook heel belangrijk. Iedereen kijkt nog volgens de eigen paradigma’s. Je kunt de mooiste innovaties verzinnen, maar het gaat fout als mensen niet hebben geleerd om elkaars taal te begrijpen. Paramedici en verpleeg-
Interview kundigen werken bijvoorbeeld veel vanuit wat mensen kunnen (gedrag), terwijl de medische sector vooral naar ziekte kijkt. Dat scheelt enorm in de manier waarop je naar iemand kijkt: kan iemand na behandeling zijn of haar elleboog nog steeds slechts beperkt buigen, of kan deze weer zelf een trui aantrekken en aan het werk gaan? Het kan het verschil betekenen tussen wel of geen zorg aanbieden.” Hoe implementeert u dat in het onderwijs? Beurskens: “We zijn nu bezig het interprofessioneel onderwijs systematisch te verankeren in alle gezondheidszorgopleidingen van Zuyd Hogeschool: logopedie, ergotherapie, fysiotherapie, biometrie, creatieve therapie en verpleegkunde.
“De docenten zijn uiteindelijk degenen die het moeten doen.”
draagvlak, en alleen dan kun je veranderingen duurzaam implementeren.” Wouters: “De docenten zijn uiteindelijk degenen die het moeten doen. En die hebben vaak ook scholing nodig, bijvoorbeeld om te leren hoe ze studenten moeten begeleiden tot kritische zorgprofessionals die evidence based werken en interprofessioneel kunnen samenwerken. Sinds vorig jaar hebben we een klas speciaal voor docenten die onderzoek begeleiden.” Beurskens: “Bij Zuyd draagt alles wat wij doen in de lectoraten van Gezondheidszorg bij aan EIZT en we proberen de thema’s een-op-een te laten indalen in het bachelor- en masteronderwijs. Ook voor afstudeeropdrachten en multidisciplinaire minoren. Zo krijg je een logische lijn. Het hobbyisme binnen opleidingen is echt voorbij. Als je inhoudelijke veranderingen wilt bereiken, moet je die namelijk ook beleidsmatig en organisatorisch borgen. Alleen dan krijg je voldoende focus en massa.”
Op basis van expliciete uitgangspunten werken we aan borging in het curriculum, de competenties en de leerlijnen.We doen dit bovendien bottom-up, via werkgroepen waarin een vertegenwoordiger van iedere opleiding zit. Elke opleiding maakt zijn eigen plan op basis van die gemeenschappelijke uitgangspunten. We willen bereiken dat interprofessioneel onderwijs een rode lijn is in het hele curriculum, vanaf het eerste jaar tot aan de master. Het gaat niet altijd even snel, maar zo creëer je wel
Een logische lijn in het onderwijs aan toekomstige zorgprofessionals
25
Zoektocht naar vernieuwing over grenzen heen
Werken aan permanente vernieuwing van de professionele praktijk Het centrale thema van deze bundel is het beroep op kennis van 2023 en welke hbo-opgeleide professionals daarvoor nodig zijn. Mij is gevraagd hierover vanuit mijn praktijk als lector in de creatieve sector de uitdagingen te schetsen, en dat doe ik graag.
De meerwaarde van lectoraten Om meer te kunnen zeggen over de rol van lectoren de komende jaren is het van belang mijn visie op het lectoraat weer te geven. Wat mij betreft is de sleutelvariabele in het succes van lectoraten het realiseren van continue innovatie van het hbo-werkveld, publiek of privaat, waardoor het kan excelleren. Dit is de lakmoesproef van onderzoek door hogescholen, zowel nu als in 2023. Aan lectoren worden hoge eisen gesteld, zeker in de komende jaren. Het werkveld zal namelijk sneller dan ooit tevoren om vernieuwing vragen. Zo wordt de consument veeleisender en maatwerk de norm. De markt fragmenteert naar kleinere doelgroepen en niches, die steeds beter bediend moeten worden.1 Daarnaast vergen grote maatschappelijke uitdagingen op het gebied van energie, milieu, zorg, mobiliteit en veiligheid een innovatieve aanpak. Willen organisaties de (mondiale) concurrentie bijhouden, dan zullen ze hun hoogwaardige producten en diensten steeds sneller en effectiever moeten vernieuwen. Dat vraagt ook veel van de hbo-professionals: “De kern van het nieuwe professionalisme is de oriëntatie op permanente vernieuwing […]. Uitgangspunt voor een
28
dergelijke instelling is een nieuwsgierige, op het verwerven van nieuwe kennis gerichte attitude en een kritisch-reflectieve grondhouding ten aanzien van de eigen werkwijze.”2 Professionals moeten niet alleen permanente vernieuwing van hun kennis nastreven (Leven Lang Leren) maar daarnaast de vaardigheid bezitten om in een complexe (samen)werksituatie tot resultaat te komen. Leergierigheid, reflectievermogen en creativiteit zijn hierbij belangrijke eigenschappen. De troeven van de lector De voornaamste troef van de lector bij de constante vernieuwing van het werkveld is uiteraard kwalitatief hoogwaardig onderzoek. Onderzoek met een directe doorwerking in de beroepspraktijk, dat wordt aangejaagd door diezelfde beroepspraktijk maar boven de individuele interventie uitstijgt door generieke en robuuste kennis en toepassingen te realiseren. Een expliciete visie op innovatie vergroot de impact van dit onderzoek. In mijn visie kenmerkt innovatie zich door: 1. onvoorspelbaarheid
Harry van Vliet is lector Crossmedia aan de Hogeschool van Amsterdam bij het domein Media, Creatie en Informatie en wetenschappelijk directeur van het Centre of Expertise Creatieve Industrie in Utrecht
2. wisselwerking tussen exploratie en exploitatie 3. ‘wisselende contacten’ in netwerken. Deze drie kenmerken van innovatie en de verhouding van de professional tot deze kenmerken geven de lector de mogelijkheid een regierol te vervullen in het innovatieproces. 1. Onvoorspelbaarheid Sinds de jaren negentig groeit het besef dat innovaties ontstaan door een evolutionair proces met onvoorspelbaarheid als wezenlijk kenmerk. Nieuwe ideeën ontstaan zonder vooraf concrete opbrengsten te definiëren, gevolgd door een brede verspreiding van wat succesvol blijkt. De nadruk ligt op efficiënte selectie van ideeën en uitwerkingen. Mislukkingen zijn een geaccepteerd onderdeel van het proces.3 Dit is een visie op innovatie waarin ik zelf het meest geloof. De onzekerheid die inherent is aan dit evolutionaire perspectief op innovatie betekent zeker geen vrijbrief voor passiviteit en een laissez-faire houding van de professional. Want hoewel het innovatieproces berust op trial-and-error is het niet blind; ervaring kan diversiteit en selectie beïnvloeden. Daarom vraagt dit evolutionaire perspectief juist om een (pro)actieve houding van de professional waarin leren en exploreren centraal staan, waar ervaring en onbevangenheid samenkomen. In die zin kan een lectoraat, hoe paradoxaal ook, onvoorspelbaarheid sturen door de kans op mogelijke innovatieve ideeën te vergroten. Een simpel instrument is bijvoorbeeld het organiseren van LabTalks. Hierbij wordt een onderzoeker, ondernemer, kunstenaar of iemand
Visie
anders uit het netwerk uitgenodigd om in een kleine setting met de onderzoekers van het lectoraat in discussie te gaan over een onderwerp dat aan de rand ligt van de kennis van het lectoraat. Dit levert spannende en inspirerende bijeenkomsten op die een goede voedingsbodem vormen voor innovatieve ideeën. 2. Exploratie en exploitatie Innovatie kenmerkt zich ten tweede door de wisselwerking tussen exploratie en exploitatie. Exploratie richt zich op het ontwikkelen van nieuwe ideeën en het verkennen van nieuwe mogelijkheden; exploitatie betreft het toepassen van die ideeën en concepten, en het verbeteren van bestaande praktijken. Een voorbeeld van deze wisselwerking: in de allereerste MediaBattle die aan de Hogeschool Utrecht werd gehouden stond de inzet van multitouch tafels centraal. Voor Museon is toen zowel software ontwikkeld voor het interactief gebruik van de multitouch tafel (exploratie) als gekeken hoe zo’n tafel past in het educatieve programma en waar de tafel moest staan in het museum voor optimaal gebruik (exploitatie). De balans tussen exploratie en exploitatie is lastig te bereiken omdat beide verschillende eisen stellen aan mentaliteit en benadering. Vanuit de positie van de hogescholen is een accent op exploitatie een voor de hand liggende keuze. Het beroepsonderwijs is immers een belangrijke basis voor verspreiding van kennis gericht op toepassing. In mijn opvatting bestaat er echter geen interventie zonder inventie. Nieuwsgierigheid en creativiteit over wat betekenis zou kunnen krijgen voor het werkveld is dan ook een groot goed dat hogescholen
Werken aan permanente vernieuwing van de professionele praktijk
29
30
dienen te koesteren. Een lectoraat kan op de balans tussen exploratie en exploitatie sturen. Bijvoorbeeld door een onderzoeksagenda op te stellen met doorlopende programmalijnen, waaraan (kleinschalige) opdrachten en projecten bijdragen. Projecten boeken concrete resultaten voor deelnemende organisaties en vergroten tegelijk de kennis over de programmalijnen. Zo is het onderzoek van mijn lectoraat naar festivalbeleving begonnen vanuit een aantal losse opdrachten voor festivals. De opgedane ervaringen zijn vervolgens uitgewerkt in een generiek model van festivalbeleving en hebben geleid tot de ontwikkeling van tools die voor andere festivals eveneens bruikbaar zijn.4 Rond deze programmalijn is inmiddels nieuw (promotie)onderzoek gerealiseerd. Bovendien is een landelijk consortium van hogeschoolonderzoek naar events gevormd.
spanningsveld werk ik als lector met vier strategische criteria: versnellen, verdiepen, verbreden en verankeren.
3. Netwerken Samenwerken is van intrinsieke betekenis voor het innovatieproces door de integratie van gezamenlijk denken en doen. Innovatie vergt (nieuwe) kennis, ervaring en inspiratie die in de regel niet in één persoon of in één organisatie besloten liggen. Samenwerking in netwerken is daardoor een uitgangspunt, niet een bijkomstigheid. Dit vereist openheid naar andere partijen en andere markten, ook internationaal. Het is aan de lector om te signaleren wanneer mensen, ideeën, (half)producten en organisaties te combineren zijn, zodat nieuwe kennis en werkwijzen ontstaan die tot vernieuwing en verbetering leiden. Hier ligt een dilemma tussen maximale flexibiliteit (weak ties) en stabiliteit van relaties (strong ties). Om greep te houden op dit
e kunst is te bepalen op welk moment en in samenwerking D met wie aandacht te besteden aan deze aspecten. Dit is voor mij de lakmoesproef van mijn eigen rol als lector.
Als lector kan ik mijn eigen bijdrage en de bijdrage van samenwerkingspartners toetsen aan deze criteria: • het versnellen van de toepassing van kennis, methoden en tools in het werkveld en het (post-initieel) onderwijs; • het verdiepen van de kennis over een specifiek onderwerp en de impact die ik ermee kan bewerkstelligen; • het verbreden van de samenwerking met hogescholen onderling, universiteiten, onderzoeksinstituten, onderzoekers/professionals in organisaties en internationale samenwerkingspartners; • en het verankeren van activiteiten in regionale, landelijke en internationale agenda’s.
Omgeving voor vernieuwing De hiervoor besproken drie kenmerken van innovatie vergroten de kans op het verkrijgen (inventie), herkennen (selectie), aanwenden (interventie) en verspreiden (diffusie) van ideeën. Voor daadwerkelijke realisatie van innovatie is de optimale positionering van het lectoraat tussen onderzoek, onderwijs en werkveld een noodzakelijke randvoorwaarde. Zelf hanteer ik hiervoor het concept third spaces.5 De Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid heeft het concept third spaces geïntroduceerd6 als een
Visie omgeving waarin kennisinstellingen en het werkveld elkaar kunnen ontmoeten en kunnen werken aan ‘permanente vernieuwing’. De WRR plaatst een third space nadrukkelijk op de werkvloer van bedrijven en onderzoeksinstituten, gedragen door teams en mensen. De innovaties die op dit microniveau ontwikkeld worden moeten vervolgens tot doorbraken leiden op het niveau van organisaties (mesoniveau). Dit concept sluit nauw aan bij de onderzoeksfunctie van hogescholen en de opdracht voor lectoraten. Door samenwerking van docenten en studenten met (regionale) bedrijven, organisaties en kennisinstellingen in een third space, kunnen hogescholen bijdragen aan de in(ter)ventie van producten en diensten. Een third space kan een (virtueel) lab zijn waar studenten, docenten en ondernemers elkaar uitdagen in creatieve oplossingen. Door rolwisselingen leren zij belangen en eisen te zien vanuit elkaars perspectief. Door een sfeer te creëren van gelijkwaardigheid en openheid kunnen verrassende ideeën en oplossingen ontstaan. In mijn ervaring helpt het als een third space
Van Vliet, H. 2008. Idola van de Crossmedia. Utrecht: Hogeschool Utrecht. 2 Leijnse, F., Hulst, J. & Vroomans, L. 2007. Passie en precisie. Over de veranderende rol van de hogescholen. Utrecht: Hogeschool Utrecht, (p.8). 3 Zie bijvoorbeeld Bijker, W.E. 1995. Of Bicycles, Bakelites, and Bulbs. Towards a Theory of Sociotechnical Change. Cambridge: MIT Press. 4 Van Vliet (red.). 2012. Festivalbeleving. De waarde van publieksevenementen. Utrecht: Hogeschool Utrecht. 1
ook werkelijk een fysieke plek is. Zo kan de mijns inziens noodzakelijke integrale aanpak tussen onderwijs, onderzoek en praktijk worden bereikt. Besluit Innovatie is een ecosysteem van permanente vernieuwing, waarin exploratie van nieuwe mogelijkheden en exploitatie van uitgewerkte ideeën elkaar in een constante wisselwerking voortstuwen zonder een altijd voorspelbare uitkomst. Het concept third space biedt hiervoor een inspirerend organiserend kader. Het werk dat lectoraten en de nieuwe Centres of Expertise verrichten vormt een praktische invulling7, maar uiteindelijk is de professional de drager van die permanente vernieuwing. Om deze rol te kunnen vervullen moet de professional zelf constant ‘vernieuwen’ in een dynamische omgeving die niet alleen om nieuwe kennis en vaardigheden vraagt, maar ook om reflectie. Niet pas in 2023 maar nu meteen.
Van Vliet, H. 2009. Toegepast innoveren. Een ansichtkaart uit de Third Space. Presentatie op het congres Kenniscirculatie, 16 juni 2009, Den Haag. 6 Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid. 2008. Innovatie vernieuwd. Opening in viervoud. Amsterdam: Amsterdam University Press. 7 Waser, N., Van Vliet, H. & Mooij, E. 2013. Meerwaarde. Talentontwikkeling, innoveren en verbinden in de creatieve industrie. Businessplan Centre of Expertise Creatieve Industrie Utrecht. 5
Werken aan permanente vernieuwing van de professionele praktijk
31
Professionals met oriëntatie op permanente vernieuwing
Makelen tussen wetenschap en creatieve industrie Het gloednieuwe Amsterdam Creative Industries Centre of Expertise moet zich nog bewijzen, maar trekker Geleyn Meijer heeft er alle vertrouwen in. Direct vanaf de oprichting zijn bijna dertig projecten van start gegaan. Een gesprek over het stimuleren van crossovers en de broodnodige makelaarsrol tussen wetenschap en industrie.
Amsterdam
Wat is de motivatie voor de oprichting van dit Centre of Expertise? “De creatieve industrie is een groeisector in de metropoolregio Amsterdam met honderden merendeels kleinere bedrijven. Denk aan starters, aan de app- en de game-industrie. Ze zijn zelden in staat om zelfstandig onderzoek uit te voeren; daarvoor zijn ze gewoon te klein. Ook in de grotere bedrijven in deze sector, zoals uitgeverijen en mediabedrijven, is geen gewortelde cultuur van onderzoek en vernieuwing. Dat moet het expertisecentrum gaan bieden. In het centrum werkt de Hogeschool van Amsterdam samen met Hogeschool Inholland en de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Wij willen de afstand tussen de creatieve industrie en de wereld van onderzoek slechten.” Hoe gaat u dat aanpakken? “We zijn aan het pionieren in de vorm. In Amsterdam werken we bijvoorbeeld met embedded researchers, mensen met promotieambitie die een halfjaar in een bedrijf meelopen om te kijken wat hun promotieonderwerp
34
Interview zou kunnen inhouden. Dat heeft twee voordelen: het bedrijf went aan het concept van onderzoek, en de onderzoeker kan zinnige vragen bedenken. Verder zie je dat de creatieve industrie nog in de ontwikkelingsfase verkeert. Het kost tientallen jaren voordat dit een hecht systeem is. Voorlopig willen we daarom open blijven staan voor nieuwe vormen en structuren. Neem bijvoorbeeld het expertisecentrum voor de creatieve industrie van Hogeschool Utrecht.
“Juist in de creatieve industrie met haar honderden kleine bedrijven kan het Centre of Expertise een verbindende rol spelen.”
Geleyn Meijer is voorzitter van het domein Media, Creatie en Informatie (DMCI) van de Hogeschool van Amsterdam en trekker van het Amsterdam Creative Industries Centre of Expertise, dat is opgericht in aansluiting op het topsectorenbeleid van de overheid.
Uit onderzoek bleek dat de regio behoefte heeft aan twee centra. Toch kun je denken dat het wat veel is voor een kleine regio. We hebben daarom afgesproken om ieder ons eigen centrum goed op te zetten, individueel een portfolio op te bouwen, en te bewijzen dat de industrie onze meerwaarde ziet. In de loop van 2014 gaan we samen kijken naar het resultaat. Ofwel het is heel helder voor de sector waarvoor ze bij wie moeten zijn, ofwel we moeten één gezicht gaan vormen.” Met welke bedrijven werkt het Centre of Expertise samen? “Er zijn tientallen bedrijven betrokken bij het expertisecentrum, zoals Digifit, Motek en Lectra. Dit zijn niet
Makelen tussen wetenschap en creatieve industrie
35
allemaal landelijk bekende organisaties; dat is kenmerkend voor de creatieve industrie en de reden waarom wij zo’n verbindende rol kunnen spelen. Daarnaast zijn bedrijven programmatisch betrokken bij het bedenken van de projecten, bij de adviescommissies van de individuele hogescholen en bij de samenstelling van de kennisen innovatieagenda’s.” Bij de oprichting van het Centre of Expertise zijn vijf voorbeelden van projecten gegeven: het vergroten van de exportwaarde van de Nederlandse popmuziek, het vergroten van de veiligheid van vrouwen in de openbare ruimte, herbestemming van erfgoed, online uitgeven in de toekomst en de combinatie van film en games. Dat klinkt nogal breed. Wat is de inhoudelijke focus van het expertisecentrum? “Onze focus ligt op creatieve techniek en ICT, op de vraag hoe digitalisering verbeteringen teweeg kan brengen in de sectoren media, gaming, cultuur en de creatieve industrie die zich richt op de dienstensector. De metropoolregio Amsterdam is sterk in deze sectoren en hierop zetten we onze kaarten in. Die lijst van vijf projecten was trouwens een voorbeeld, inmiddels zijn er bijna dertig. Het is belangrijk om de energie daar neer te leggen waar het ook moet gebeuren: in concrete projecten.” Wat zijn de doelen van het Centre of Expertise? “Ons doel is ten eerste om crossovers te bereiken in de
36
vier sectoren die ik net noemde. Neem bijvoorbeeld film en games. Film betekent van oudsher karakterontwikkeling, maar in games zijn karakters leeg, want de speler is zelf het karakter. Dat is een schijnbare paradox die frictie oplevert. Juist daaruit kan vernieuwing ontstaan.
“Uit de frictie van een schijnbare paradox kan vernieuwing ontstaan.” Ten tweede wil het expertisecentrum uitgroeien tot valorisatiepartner voor academisch onderzoek. We hebben de ambitie om een makelaarsrol in de keten tussen universiteit en industrie te vervullen. Bij de Universiteit van Amsterdam vindt bijvoorbeeld onderzoek naar zoektechnologie plaats. Belangrijk onderzoek, omdat de wereld steeds meer overspoeld wordt met informatie, maar kennis te kort komt. Het destilleren van betekenisvolle kennis uit enorme gegevensstromen is niet alleen een economische kans, maar ook noodzakelijk voor het individu om te overleven in de maatschappij van vandaag en morgen. Het expertisecentrum wil wetenschappelijke inzichten vertalen in toepassingen die voor de industrie behapbaar zijn. In de derde plaats willen we inhoudelijk nieuw onderwijs ontwikkelen en ten vierde hebben we de bedoeling internationaal uit te dragen wat de creatieve industrie allemaal in haar mars heeft. Dat gebeurt nog veel te weinig.”
Interview Design Across Cultures MediaLAB Amsterdam en Cisco werken in het project Design Across Cultures aan het vraagstuk hoe interculturele designprocessen kunnen worden versterkt. In eigen land worden te weinig technici opgeleid, terwijl Nederland voor de vele technische hoogopgeleiden in India aantrekkelijk is vanwege zijn bloeiende creatieve industrie. Doel van het project is het stimuleren van uitwisseling, en kritische bewustwording van omgang met cultuurverschillen en variatie in aanpak. De eerste fase behelst een spiegelproject waarbij een
internationaal team in het MediaLAB van de Hogeschool van Amsterdam en een team in Bangalore in het onderzoekslab Fields of View zoeken naar oplossingen voor de verbetering van veiligheid van vrouwen in publieke ruimte. Dat doen ze elk voor hun eigen context maar binnen hetzelfde tijdsframe. Gedurende twintig weken geven ze elkaar wekelijks inzicht in hun proces, werkwijze en ideeën en stellen zich daarmee open voor kritiek en reflectie vanuit een andere culturele context.
Wat is het lonkend perspectief ? “Uiteindelijk willen we een compleet innovatiesysteem in deze sector bereiken. We willen het academisch onderzoek koppelen aan applied science, en dat toegepaste onderzoek weer koppelen aan applied technology. Die laatste stap, de toegepaste techniek, richt zich op het bouwen, opschalen en robuust maken van innovaties. We zien in andere sectoren die al wat langer bestaan, zoals de high tech en de chemie, dat deze verbindende en centrale positie voor expertisecentra effect heeft: het werkt.”
Makelen tussen wetenschap en creatieve industrie
37
In een innovatieve omgeving maatschappelijke thema’s aanpakken Als mensen vanuit verschillende achtergronden, disciplines en niveaus met elkaar samenwerken aan een onderwerp dat ze belangrijk vinden, dan ontstaan de mooiste resultaten. Bij de Hanzehogeschool Groningen doen ze dat in de honoursminor Da Vinci én in Entrance, het Centre of Expertise Energy.
Groningen
Studenten opleiden tot innovatieprofessionals: de honoursminor Da Vinci van de Hanzehogeschool Groningen is puur daarop gericht. Studenten met een ambitieuze en onderzoekende houding die hun creativiteit en ondernemend gedrag willen ontwikkelen komen in aanmerking voor een intensief halfjaar. In die tijd werken ze samen met studenten van verschillende hogescholen en opleidingen aan nieuwe producten en diensten. Immo Dijkma, coördinator van Da Vinci: “Wij gaan uit van actie in plaats van analyse. Met andere woorden: wat wil je, en wat zou je vandaag kunnen doen? Begin daarmee, dan kijken we morgen wel verder.” Onderwijskundig adviseur Petra Cremers: “En als ze dan inzicht hebben in wat ze willen bereiken en wat ze daarvoor moeten oplossen, dan is het tijd om het methodisch en projectmatig te gaan aanpakken.” Multidisciplinair samenwerken De studenten werken samen in multidisciplinaire teams. Dat heeft veel voordelen, weet Petra Cremers. “Studenten in een klas kunnen allemaal ongeveer hetzelfde. Daardoor
38
Interview
Immo Dijkma
weten ze vaak niet waar ze goed in zijn. Bij Da Vinci leren ze hun specifieke én hun persoonlijke vaardigheden goed kennen. Bijvoorbeeld dat ze in een conflict in staat zijn de sfeer goed te houden.” Studenten gaan begrijpen dat samenwerking een puzzel is, waarbinnen mensen elkaar aanvullen en verschillende rollen vervullen. Zo leren studenten de verschillen tussen mensen waarderen en gaan ze deze benutten. “Als zij dat zelf al doende ontdekken, is dat een belangrijke les voor de toekomst.”
“Entrance is naast een fysieke locatie ook de gedachte dat je elkaar nodig hebt om maatschappelijke problemen op te lossen: ‘Share your talent, move the world’.”
Leren jezelf te vernieuwen Zelfsturend leren is een belangrijk doel van Da Vinci, vertelt Dijkma: “Wij leiden studenten op voor banen die nu nog niet bestaan. Studenten mogen bij ons stoppen met een project, maar ze moeten wel uitzoeken waarom het niet werkt en via een blog beschrijven wat ze meemaken, zodat ze weten wat ze een volgende keer anders moeten doen.” Jan-jaap Aué, Dean van het Institute of Engineering, springt hierop in: “Dit is de essentie. Je moet studenten leren zichzelf te vernieuwen. De ontwikkelingen gaan zo snel; dat beent niemand bij.” Die aanpak levert bruikbare resultaten op. Aué moet denken aan de
is coördinator van minor Da Vinci en docent HRM en Entrepreneurship bij de Hanzehogeschool Groningen. In de minor Da Vinci werken creatieve en ondernemende studenten in multi-disciplinaire teams aan oplossingen voor economische en maatschappelijke vraagstukken.
Petra Cremers is onderwijskundig adviseur bij de Hanzehogeschool Groningen en PhDonderzoeker aan Wageningen UR. Samen met Dijkma geeft zij inhoud aan het principe van zelfsturend Leven Lang Leren dat studenten in de minor Da Vinci aanleren.
Jan-jaap Aué is Dean van het Institute of Engineering van de Hanzehogeschool Groningen en trekker van het Centre of Expertise Energy: Entrance. Energie is een van de negen topsectoren van de rijksoverheid.
In een innovatieve omgeving maatschappelijke thema’s aanpakken
39
Europese racewagencompetitie, een Groningse studentenactiviteit die door de hogeschool slechts incidenteel wordt gefaciliteerd. “De drive zit bij de studenten. Dat werkt in principe goed, maar het is wel lastig dat ze er geen studiepunten voor krijgen.
“Studenten gaan begrijpen dat samenwerking een puzzel is, waarbinnen mensen elkaar aanvullen en verschillende rollen vervullen.” Deze studenten hebben op eigen initiatief medestudenten van de opleiding technische bedrijfskunde als afstudeeropdracht een rapport laten schrijven over de vraag hoe de hogeschool kan omgaan met dit soort projecten. Zij zijn onder andere gaan kijken in Delft, in Twente en in Australië om te zien hoe ze het daar aanpakken. Dit rapport helpt mij om te bedenken hoe ik dit soort initiatieven kan stimuleren zonder dat het geld kost dat ik niet heb. De enig juiste oplossing heb ik overigens nog niet gevonden.” Snel schakelen met anderen Aué is eveneens verantwoordelijk voor Entrance, Centre of Expertise en hotspot voor open innovaties op energiegebied. Partners zijn BAM, de Gasunie, Gasterra en Imtech, naast de Hanzehogeschool. Ook de gemeente Groningen is actief betrokken. “Het is duidelijk dat
40
duurzame energie de toekomst heeft maar dat een transitie nodig is waarbij gebruik moet worden gemaakt van fossiele brandstoffen. Wij doen dat heel nadrukkelijk met gas, en die positionering maakt ons uniek. Entrance nodigt partijen uit om ons te komen versterken en financieren. We willen een innovatieve omgeving creëren waarin je snel kunt schakelen met anderen. Het begint een hechte groep te worden, met studenten, promovendi, onderzoekers en bedrijven. We bieden sinds afgelopen studiejaar als eerste hogeschool in Nederland een Master of Science aan, in samenwerking met buitenlandse instellingen. Er studeren zeven buitenlandse studenten.” “Entrance is naast een fysieke locatie ook een gedachte”, aldus Aué. “De gedachte dat je elkaar nodig hebt om maatschappelijke thema’s op te lossen: ‘Share your talent, move the world’.” Projectmatig werken en een gegarandeerd eindniveau De rol van het bestuur bij het onderhouden van netwerken met bedrijven en instellingen is cruciaal, aldus de gesprekspartners. Aué: “Als wij spreken met iemand van BAM corporate, moet je dat niveau matchen. Datzelfde geldt nu we in Brussel bezig zijn met een Europese lobby voor nog meer samenwerkingspartners. Dan moet je laten zien dat je serieus bent, en samen met een bestuurder komen, die besluiten kan nemen.
Interview Daarnaast: Entrance kost veel geld en we nemen ook risico’s.
“Wij leiden studenten op voor banen die nu nog niet bestaan.” Dat vraagt ondernemerschap van mij, daarbij heb ik de steun van het college nodig.” Cremers en Dijkma signaleren dat het bestuur eveneens nodig is bij de vernieuwing van het onderwijs. “Projectmatig werken, inspelen op vragen vanuit het bedrijfsleven is maatschappelijk gezien nodig, jaagt innovaties aan en geeft studenten een prima voorbereiding op de beroepspraktijk, maar levert wel een spanningsveld op waar het gaat om flexibiliteit van de onderwijsorganisatie en accreditatie.” Aué herkent dit: “De achterblijvende innovatie in Nederland zit voor een deel in dit soort processen.” Hij geeft een voorbeeld vanuit de sensoropleiding in Assen, die onder zijn Institute of Engineering valt. “In deze honoursopleiding werken studenten ieder jaar aan een andere vraag van een ander bedrijf. Dat beantwoordt natuurlijk nooit precies aan de leerdoelen voor dat jaar, en daarop moet je wel kunnen inspelen. Een gegarandeerd eindniveau is superbelangrijk, maar voor de weg naar dat eindniveau moet je samen speelruimte verzinnen en bewaken. Daarbij heb je de steun van het bestuur hard nodig.”
In een innovatieve omgeving maatschappelijke thema’s aanpakken
41
Het hbo en het opleiden van de professional van 2023 Hogescholen verzorgen hoger beroepsonderwijs en verrichten praktijkgericht onderzoek. Hbo-opleidingen leiden in beginsel op voor een beroep. Na het volgen van een bachelor-opleiding zijn de afgestudeerden in staat om als beginnende professionals de arbeidsmarkt te betreden. Hogescholen hebben ook een taak op het gebied van Leven Lang Leren. Voor reeds werkenden verzorgen hogescholen post initieel onderwijs, waaronder postinitiële masteropleidingen.
In deze bijdrage verkennen wij hoe hogescholen in aanloop naar 2023 aan hun opdracht kunnen blijven voldoen. In het bijzonder stellen we de vraag welke rol het onderzoek hierbij zal spelen en hoe hogescholen daarbij de brug naar de praktijk slaan. Een toekomst in beweging Toen Peter Drucker in 1959 het concept kennissamenleving op de kaart zette, kon hij nooit bevroeden hoe kennis tegenwoordig bepalend is voor de kansen in de samenleving.1 Maar ook recenter, tien jaar geleden, was nog ondenkbaar dat de tablet onze levenswijze zo vergaand zou bepalen. De informatiestromen van nu vormen de katalysator voor een grenzeloze wereld, waar kennis en opleiding de voorwaarden zijn voor productieve deelname aan de samenleving. Deze ontwikkelingen leiden tot een nieuwe economie met beroepen die continu om ontwikkeling van vakmanschap en toepassing van
42
nieuwe technologieën vragen, en waar ondernemerschap een sleutelpositie inneemt.2 De geschetste veranderingen hebben grote gevolgen voor de professionele praktijk en dus ook voor het hbo. In een recente bijdrage op Scienceguide betoogt lector Ruud Welten, in navolging van socioloog Zygmunt Bauman, dat traditionele banen en functies verdwijnen: “Grenzen tussen vakdisciplines, functies en kennisdomeinen zijn vloeibaar geworden en nemen al voortvloeiend, steeds nieuwe vormen aan.”3 Dit geldt vooral in complexe, globale productieketens.4 Bovendien zijn de taken en functies van vandaag niet per definitie ook die van morgen. Bedrijven, organisaties en instellingen moeten voortdurend hun positie in het netwerk herijken. Bovendien ontstaan innovaties met name op de raakvlakken van vakgebieden en organisaties: juist daar doen zich de frictie en de dynamiek voor die noodzakelijk
Huib de Jong is rector Hogeschool van Amsterdam Johannes van der Vos is beleidsadviseur Vereniging Hogescholen
zijn voor vernieuwingen. Hierdoor zal het werkveld van vele professionals in toenemende mate multidisciplinair van aard zijn. Dit alles vereist flexibiliteit. Voor anker in de stroom De professional van vandaag heeft allang niet meer het houvast van vroeger. Zo veroudert kennis in rap tempo, zijn er steeds minder vaste banen en veranderen bedrijven sneller. Kennis is tegenwoordig een publiek goed, vrij beschikbaar en veelal niet verder weg dan een zoekopdracht op internet, of redelijk eenvoudig binnen bereik van het eigen netwerk van vrienden, kennissen, collega’s en beroepsgenoten. Deze brede beschikbaarheid van kennis stelt andere en hogere eisen aan professionals. In een kennisintensieve samenleving dienen professionals zelf de regie te nemen over de grenzen van het eigen werkveld, hierbij inspelend op uiteenlopende en veeleisende wensen van klanten en de belangen van diverse partijen. Dit werkveld stelt nieuwe eisen aan het opleiden van professionals. Het onderwijs aan professionals moet daarop inspringen. Waar de institutionalisering van het beroepsonderwijs, en de daarmee samenhangende schaalvergroting en bureaucratisering, aanvankelijk een steeds grotere afstand tot de beroepspraktijk tot gevolg had, is de tendens inmiddels gekeerd. De praktijk is letterlijk de scholen binnengewandeld. Mensen uit het werkveld komen gastcolleges geven en via stages leggen hogescholen een zwaarder accent op praktijkleren. De aandacht voor de rijke leeromgeving en de invoering van de EVC-certificering (de erkenning van elders verworven competenties) moeten gezien worden in het licht van het
Visie
streven naar een optimale aansluiting van onderwijs en praktijk. De verrijking aan de kant van de praktijk had helaas ook een verarming van theoretische kennis tot gevolg. Hoe meer tijd door de student in de praktijk wordt doorgebracht, hoe meer druk er komt te staan op de ontwikkeling van theoretische kennis. Zo zien we het afgelopen decennium dat ook het hoger beroepsonderwijs een stevige kennisbasis nodig heeft en strengere inhoudelijke eisen moet stellen aan het niveau van de instroom. Hogescholen richting 2023 Hoe kunnen hogescholen de komende jaren inspelen op de huidige uitdagingen en succesvol doorgroeien tot de opleiders van de professional van 2023? Voor de ontwikkeling van theoretische kennis biedt het concept van de ‘reflective practitioner’ van Schön inspiratie.5 Schön richt zich op de spanning tussen concrete ervaring in de beroepspraktijk en het generieke theoretische inzicht waarover een individu beschikt. Volgens Schön berust het vermogen om creatief en ontwerpend bezig te zijn op de voortdurende wisselwerking tussen ervaringskennis en theoretisch inzicht. Theoretische inzichten zijn essentieel om doelgericht te kunnen experimenteren, om kansen te zien en te benutten, en problemen te ervaren en aan te pakken. Deze visie sluit aan bij de motivatie voor de introductie van onderzoek in het hbo. De inzichten van Schön helpen ons bovendien vooruit te kijken naar het toenemende belang van onderzoek voor het onderwijs aan hogescholen.
Het hbo en het opleiden van de professional van 2023
43
De afgelopen jaren hebben lectoren en de praktijk via RAAK-programma’s gewerkt aan het overbruggen van de afstand tussen onderwijs en praktijk met behulp van innovatief onderzoek. De innovatie van de praktijk is een duidelijk resultaat van het onderzoek aan hogescholen. Door deze wijze van onderzoek zijn hogescholen inmiddels tevens veel beter en sneller in staat het onderwijs te vernieuwen en te actualiseren. Deze dubbelslag zal richting 2023 centraal blijven staan. Door de samenwerking met het werkveld te intensiveren en samen te zoeken naar nieuwe vormen van opleiden en innoveren zal het hbo zijn opdracht kunnen blijven waarmaken in omstandigheden die sneller dan ooit veranderen. Zo ontwikkelen bedrijven zich meer en meer in een internationale context. Er komen meer internationale bedrijven naar Nederland en meer Nederlandse bedrijven hebben een groeiend aandeel buitenlandse werknemers. Dat betekent dat hogescholen zich vanuit hun regionale inbedding ook nationaal en internationaal moeten positioneren. Om hoogwaardig onderwijs en onderzoek aan te kunnen blijven bieden, zal ook steeds meer een beroep op buitenlands talent gedaan worden. Vanuit deze oriëntatie dienen hogescholen hun centrale rol in de Human Capital Agenda’s van de topsectoren verder vorm te geven. Deze agenda’s zijn een belangrijk middel om Nederland concurrerend te houden en van voldoende goed gekwalificeerd personeel te voorzien. De regionale oriëntatie van hogescholen, de inhoudelijke zwaartepuntvorming en de doorontwikkeling van Centres of Expertise op economische en maatschappelijke
44
topsectoren zullen de komende jaren de belangrijkste dragers van de ontwikkelingen binnen hogescholen zijn.6 De inzet is dat de centers zich ontwikkelen tot hotspots waar hogescholen en het werkveld samen innovatieve oplossingen zoeken voor kennisvragen vanuit de praktijk en waar zij samen actie ondernemen om, zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin, zorg te dragen voor de opleiding van up-to-date professionals. Terug naar de professional Maar nu terug naar de opleiding van de professional van de toekomst. Voor de hogescholen komt het erop aan om in de opleidingen drie spanningen op te lossen. Het betreft de spanning tussen: 1. Het opleiden voor een specifiek beroep of voor de vloeibare samenleving. 2. De handelende professional en de noodzaak tot evidence based practice.7 3. Meer algemene vorming en de specifieke vragen van de praktijk op dat moment. De hogescholen hanteren de professionele bachelorstandaard. Deze houdt in dat de studenten een gedegen theoretische basis meekrijgen, onderzoekend vermogen verwerven, over voldoende professioneel vakmanschap beschikken en dat ze de beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie verwerven die past bij een verantwoordelijke professional.8 De door ons geschetste ontwikkelingen maken het noodzakelijk dat aan die standaard door interactie met de praktijk telkens opnieuw invulling gegeven wordt. Alleen zo blijft de standaard up-to-date
Visie en kan de beginnende professional de gewenste vernieuwing van de beroepspraktijk bewerkstelligen. Voor de ontwikkeling van de professionele praktijk en het daarmee verweven carrièretraject van de hoger opgeleide professional is het nodig dat doorgroei na de bachelor beter mogelijk wordt. Nu professionals in steeds veranderende en complexe contexten vorm moeten geven aan hun handelen en leren, is het noodzakelijk dat professionele masteropleidingen en op termijn het Professional Doctorate reële opties worden. Het gaat de professional niet alleen om het toepassen van kennis, maar ook om het telkens verleggen van grenzen en stellen van nieuwe doelen. De bachelor is daarvoor de basis, maar (door)groei en verdieping moet mogelijk zijn voor velen ten behoeve van zowel de kenniseconomie als de professional zelf. De BV Nederland is erbij gebaat als het hbo onderzoek en onderwijs op alle niveaus met elkaar kan verbinden.
Landmarks of Tomorrow, Piscataway: Transaction Publishers, 1996 (1959). 2 Handmade in Holland, vakmanschap en ondernemerschap in de ambachtseconomie, Advies SER 2013/2, p. 9. 3 Ruud Welten, “Het HBO in een vloeibare samenleving” (Scienceguide, 7 februari 2013). 4 Weel, B. ter, H. van der Hort en G. Gelauff, The Netherlands of 2040. Samenvatting.(CPB 2011), blz. 2. Zie ook CPB nl2040. 5 Donald Schön. 1983. The refelective practitioner, Basic Books; Donald Schön, 1987. Educating the reflective practitioner, Jossey-Bass. 6 Zie AWT Kiezen voor kenniswerkers (2013), aanbeveling 3. De topsectoren zijn: tuinbouw, agrofood, water, life 1
Dit alles betekent dat het hbo de komende jaren op uiteenlopende manieren moet blijven werken aan het vormgeven van het samenspel tussen praktijk, onderzoek en onderwijs. Studenten, docenten, professionals uit de praktijk en onderzoekers werken daarbij samen in reële of virtuele communities of practice. Leren, onderzoeken en innoveren vinden plaats in wisselende contexten die gestuurd worden door en via netwerken. De hogeschool heeft daarbij een duidelijke rol als faciliteerder van dergelijke configuraties. De vorm en schaal waarin dat gebeurt, kan wisselen. Op korte termijn staan daarbij de doorontwikkeling van de Centres of Expertise en het vormgeven van de Human Capital Agenda’s voorop. Op iets langere termijn kunnen we ons een breder scala aan third spaces voorstellen waarbij de toekomstige professional zijn leven lang leert in wisselende contexten en vormen. Vloeibaar maar met substantie…
sciences & helath, chemie, high tech., energie, logistiek en creatieve industrie. Hieraan zijn door OCW twee maatschappelijke sectoren toegevoegd: zorg en onderwijs. 7 Wellicht is evidence informed een betere term. EBP is vaak een vrij strikte wijze van handelen die in specifieke contexten (zoals de medische wereld) opgang doet. 8 Het gaat dus, zoals Aristoteles al aangaf, om zowel techne (instrumentele kennis) als ook om phronesis (praktische wijsheid). Zie ook Bormans, R. en A. de Graaf, “Persoonlijkheidsvorming en ‘Bildung’ in het hoger beroepsonderwijs” (in Essays over vorming in het onderwijs Onderwijsraad 2011). De hbo standaard is o.a. te vinden in Kwaliteit als opdracht (HBO-raad 2009).
Het hbo en het opleiden van de professional van 2023
45
Vermenigvuldiging van kennis door samenwerking
Autonome ontwikkeling van student en organisatie Kiezen op inhoud en daar dan helemaal voor gaan. Zo doen ze het bij Saxion Hogescholen. Van de individuele docent die vanuit zijn enthousiasme studenten een onderzoekende en nieuwsgierige beroepshouding meegeeft tot de bestuurder die kiest voor living technology als sturend principe in de ontwikkeling van zijn hogeschool.
Enschede
48
“De ontwikkeling die studenten doormaken vind ik iedere keer verrassend”, vertelt Richard van Leeuwen, docent en onderzoeker/projectleider binnen het lectoraat Duurzame Energievoorziening. “In het eerste jaar zijn ze nog een beetje scholier, maar in het tweede jaar zie ik studenten enorm groeien, en als ze van hun stage terugkomen, zijn ze volwaardige medewerkers voor het lectoraat. Ze zijn dan serieus met onderzoek bezig, willen kwaliteit kunnen leveren en zijn nieuwsgierig naar de details achter een probleem. Het mooiste is als een student helemaal in een onderwerp geïnteresseerd raakt en daar veel tijd en energie in wil stoppen.” Basisvaardigheden als projectleider “Wat ik doe om studenten zo enthousiast, nieuwsgierig en onderzoekend te maken? Tja, moeilijke vraag. Ik werk bij een lectoraat en een opleiding waar ik precies op de plek zit die ik interessant vind. Als ik iets niet weet, dan ga ik het uitzoeken en een dag later heb ik het voor elkaar. Dat zien studenten natuurlijk ook. Die gaan daarin mee en de volgende keer gaan zij ook zo diep. Daarnaast neem
Interview ik mijn studenten op sleeptouw in mijn eigen netwerk.” Van Leeuwen zet studenten binnen het lectoraat in op zijn eigen promotieonderzoek, maar ook op onderzoeksvragen van bedrijven.
“Mijn studenten zijn serieus met onderzoek bezig, willen kwaliteit kunnen leveren en zijn nieuwsgierig naar de details achter een probleem.” “Bij ons draaien ze mee als werknemer: ze maken vergaderingen mee, leren de waarde van collegialiteit kennen, hoe het is om samen met anderen iets te realiseren. Daarnaast hebben studenten veel aan de projectleidersvaardigheden die ze hier leren. Als je dat in de vingers hebt kan een bedrijf jou een klus echt toevertrouwen, dan kun je een project zelfstandig organiseren. En als je dat niet kunt, dan blijf je iemand die aangestuurd moet worden in plaats van dat je anderen kunt aansturen. Die basisvorming als projectleider is heel belangrijk voor studenten.” Innovatie beroepspraktijk Hoe draagt dit onderzoek bij aan de innovatie van de beroepspraktijk? “Uiteindelijk sturen we op beroepsproducten, zoals een rapport, een 3D-model, een opstelling of een lab-on-a-chipdesign, afhankelijk van de afstudeerrichting”, vertelt Van Leeuwen. “We zoeken bovendien altijd naar mogelijkheden om de BV Nederland
Richard van Leeuwen is docent bij de minor duurzame energie van Saxion en onderzoeker/projectleider binnen het lectoraat Duurzame Energievoorziening, onderdeel van het kenniscentrum Leefomgeving. Van Leeuwen werkt sinds enige tijd aan zijn promotieonderzoek.
Wim Boomkamp is voorzitter van het college van bestuur van Saxion Hogescholen. In aansluiting op het topsectorenbeleid heeft Saxion de strategische keuze gemaakt voor High Tech Systemen en Materialen (HTSM), waarbij de focus ligt op living technology.
Autonome ontwikkeling van student en organisatie
49
te vertellen wat we ermee opgeschoten zijn.” Wim Boomkamp, voorzitter van het college van bestuur van Saxion Hogescholen, vult aan: ”Het is belangrijk dat de producten, processen of diensten die hier samen met het werkveld bedacht worden, ten dienste staan van de ontwikkeling van het beroep. Projecten moeten vernieuwend en ontwikkelend zijn in plaats van volgend en consoliderend.
“Techniek staat bij ons nooit op zichzelf: het gaat ons om maatschappelijke vraagstukken die je oplost met technologische innovaties.” De betekenis van de hogescholen voor het bedrijfsleven ligt in mijn visie in de spin-offs die hier ontstaan, in het ondernemerschap, in de beroepsproducten die we beschikbaar stellen. Het afgelopen jaar zijn in het Kennispark, waarin we samen met de Universiteit Twente (UT) participeren, vanuit het hbo 103 spin-offs ontstaan. Dat vind ik mooi om te zien.” Focus en massa Boomkamp is de motor achter de strategische keuze voor techniek van Saxion. “We hebben een klein aantal technische specialisaties gekozen om in te excelleren – en die zitten vooral bij nano, materialen en robotica. Belangrijk daarbij is dat we techniek breed toepassen. Techniek staat bij ons nooit op zichzelf: het gaat ons
50
om maatschappelijke vraagstukken die je oplost met technologische innovaties. Die kunnen in de hospitality zitten, de gezondheidszorg, veiligheid; eigenlijk in elk domein.” Vervolgens is het de taak van het bestuur, aldus Boomkamp, om alles te richten op het speerpunt, om zodoende focus en massa te creëren en daarmee de gewenste onderscheiding. Zo zijn alleen nog RAAKaanvragen toegestaan die een relatie hebben met techniek. Ook de promotiesystematiek is een instrument dat Saxion inzet: “Wij faciliteren promovendi op technische onderwerpen of onderwerpen die een duidelijke relatie hebben met living technology, zoals e-coaching bij Sociaal Pedagogische Hulpverlening.” Techniek brengt innovaties “De kwaliteit van alle opleidingen die we aanbieden is het allerbelangrijkste. Dat staat voorop. Opleidingen hoeven dus niet per se iets met techniek te doen.” Boomkamp probeert een voorbeeld te geven van een opleiding die best zonder techniek zou kunnen. Het lukt hem niet. En de enkele opleiding die technische innovaties links laat liggen moet sowieso op een nieuwe leest worden geschoeid. Maar meestal gaan opleidingen uit zichzelf brainstormen over hun relatie met techniek. “Er ontstaan van onderaf hele verrassende ontwikkelingen. Ik zie bijvoorbeeld relaties ontstaan tussen onze pabo, onze lectoren en docent/onderzoekers, de lerarenopleidingen en het voortgezet onderwijs om techniek veel meer onder de aandacht van kinderen te brengen.”
Interview Keuze creëert dynamiek Een krachtige bestuurlijke keuze voor een inhoudelijk profiel is noodzakelijk om de autonome ontwikkeling van de professionele organisatie te stimuleren, aldus Boomkamp. “Toen wij drie jaar geleden met nano begonnen, heb ik intern maar één ding hoeven doen. Ik heb gezegd: wij doen nanotechnologie. Vervolgens ben ik in gesprek gegaan met het bedrijfsleven en met Mesa+, het instituut voor nanotechnologie van de Universiteit Twente, om goede afspraken te maken over samenwerking. We hebben keuzes gemaakt die complementair zijn aan de UT, die passen bij het hbo en bij het regionale bedrijfsleven. Op die keuzes hebben we lectoren benoemd. Vervolgens is een dynamiek ontstaan van docenten die hier bijgeschoold zijn, van deels internationale studenten die kiezen voor de specialisatie nano, van medewerkers die aan de UT gestudeerd hebben of in het buitenland gepromoveerd zijn. Dat gaat fantastisch. We hebben onszelf ontwikkeld naar een kennisinstelling met een onderzoeksfunctie waar de uitdaging groter is, en waar de werkzaamheden aantrekkelijker zijn door de aanwezigheid van onderzoek, de hogere eisen aan studenten, en de relatie met het beroepenveld.”
Autonome ontwikkeling van student en organisatie
51
Anticiperen op de beroepstoekomst in zorg en welzijn Bestaat de verpleegkundige die continu werkzaam is in een ziekenhuis of verpleeginstelling voor ouderen nog wel in 2023? Hoe combineren buurtteams zorg en participatie, en wie zijn lid van die teams? De professional van de toekomst is een flexibele en autonome generalist die snel specialistische kennis kan verwerven en uitblinkt in multidisciplinaire samenwerking.
Utrecht
De sector zorg en welzijn bevindt zich in een ongekende periode van transitie. Zo zullen verpleegkundige en paramedische zorg steeds meer bij mensen thuis en steeds minder in instituties plaatsvinden, en vindt maatschappelijke ondersteuning van kwetsbare groepen in toenemende mate primair vanuit de eigen omgeving plaats. Marieke Schuurmans en Jean-Pierre Wilken, beiden lector aan de Hogeschool Utrecht, zijn ervan overtuigd dat het goed is voor mensen om maximaal zelfredzaam te zijn in de eigen omgeving. De ontwikkelingen hebben wel grote gevolgen voor de beroepspraktijk van professionals in zorg en welzijn. Zorg en participatie in buurtteams Een duidelijke trend is de multidisciplinaire aanpak, bijvoorbeeld in buurtteams waarin de verbinding met de eerstelijns zorg wordt gemaakt, vertelt Wilken. “Zorg en ondersteuning bij participatie gaan in elkaar overlopen. Dat betekent mede dat professionals met meer mensen te maken krijgen, en op andere manieren moeten samen-
52
Interview werken. Met professionals afkomstig uit heel andere disciplines, zoals de wijkagent, maar ook met bewoners, vrijwilligers en mantelzorgers.” Wat hem betreft zouden gemeenten trouwens vaker een beroep kunnen doen op aanwezige kennis bij hogescholen. Zo betreft een van de onderzoekslijnen van Wilken de nieuwe vormen van wijkgericht werken die de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) met zich meebrengt. “Wij volgen de varianten die nu ontstaan om te onderzoeken welk model in welke lokale situatie effectief is.” Verandering als constante Wilken legt vervolgens een link met de politieke druk om het zorgaanbod transparanter te maken en meer te sturen op toegevoegde waarde: “Gemeenten hebben nu soms met tachtig zorgaanbieders te maken. Het is logisch dat ze vragen of dat niet wat minder kan.
Marieke Schuurmans is lector Ouderenzorg binnen het lectoraat Chronisch zieken van de Hogeschool Utrecht en hoogleraar Verplegingswetenschap aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht.
Jean-Pierre Wilken is lector Participatie, Zorg en Ondersteuning aan de Hogeschool Utrecht.
“Wat is de zorgvraag in de toekomst, en leiden we dan nu wel de juiste mensen op?” Met name in de sociale hulpverlening zullen professionals moeten bewijzen waar hun toegevoegde waarde zit. Daarnaast gaan we toe naar een heel ander systeem van accountability. Daarop moeten studenten eveneens worden voorbereid.” Schuurmans: “Verandering is de enige constante, dat is het perspectief van waaruit professionals moeten worden opgeleid. Vroeger was kennis gebaseerd op wat je in een relatie van meester-gezel leerde.
Anticiperen op de beroepstoekomst in zorg en welzijn
53
Nu is dagelijks nieuwe wetenschappelijke kennis beschikbaar, waarbij ook de context voortdurend verandert door maatschappelijke ontwikkelingen, financiële prikkels, de veranderende rol van gemeenten. We bevinden ons midden in een transformatie die leidt tot een wezenlijke verschuiving in de manier waarop een professional zich verhoudt tot degene die zorg vraagt. Wie is in een team verantwoordelijk voor wat? Moet ik dit probleem aanpakken of overlaten aan een ander?” Generalisme in opleidingen In nieuwe teams, die op lokaal niveau een breed palet aan diensten verlenen, zijn meervoudige competenties belangrijk, omdat mensen in allerlei situaties flexibel moeten kunnen opereren. Dat betekent aanpassing van de opleidingen, aldus Wilken. “Onder Social Work vallen nu bijvoorbeeld nog vier verschillende opleidingen, maar zeker drie ervan worden samengevoegd tot een brede bachelor waarbinnen studenten zich vervolgens kunnen specialiseren.” Schuurmans vult aan: “In algemene zin zie ik een herwaardering van het generalisme. Weinig beroepsgroepen hebben zoveel stapelaars als de verpleegkunde, waardoor verpleegkundigen uiteindelijk in een niche belanden waarvandaan ze bijna niet meer kunnen bewegen. Als je naar de toekomst kijkt, dan kun je je afvragen of we al die specialisaties wel nodig hebben. Wat is de zorgvraag in de toekomst en leiden we dan nu wel de goede mensen op?” Tegelijk constateert Schuurmans dat mensen veel behoefte hebben aan geconcen-
54
treerde gespecialiseerde zorg. “Hier in Utrecht wordt bijvoorbeeld de komst van een kinderoncologisch centrum voorbereid. Ik ben ervan overtuigd dat we de komende twintig jaar veel meer op demografie en epidemiologie gebaseerde centra krijgen om kwalitatief goede zorg te realiseren en aan kennisontwikkeling te blijven werken.” Wat is er nodig? “Kernberoepen zullen nog wel een tijd blijven bestaan, mede vanwege de internationale context”, zegt Schuurmans, “maar het beroepsdomein moet opnieuw gedefinieerd worden. We hebben generalisten nodig die goed geleerd hebben hoe zij snel specialistische en state of the art kennis kunnen verwerken en verwerven; mensen die bovendien autonoom kunnen samenwerken in een multidisciplinair team.” Volgens Wilken is opleidingsinnovatie ook in de sector welzijn nodig: “We moeten toe naar aan ander opleidingssysteem, waarin je vanuit een brede basis je leven lang modulair je kennis uitbreidt en vernieuwt. Vanaf de werkvloer, geïntegreerd met de praktijk. Je moet jezelf steeds kunnen vernieuwen en dat vraagt flexibiliteit vanuit de opleidingen. De klassieke vorm van nascholing, waarbij mensen drie dagen op cursus gaan, is achterhaald.” Nieuwe vormen van flexibel, leven lang leren, bieden meer mogelijkheden. Rol lectoraten Het duurt echter lang voordat de kennis van lectoraten werkelijk landt in het onderwijs, vinden beide lectoren.
Interview Dit heeft deels te maken met de structuur van het onderwijs, zoals bestaande accreditatie-eisen en schotten tussen opleidingen waardoor multidisciplinair onderwijs in de bachelor vaak alleen mogelijk is in minoren. “Daarnaast willen wij verpleegkundigen graag voorbereiden op een beroepstoekomst buiten de instituties in de tweede lijn, maar mede door gebrek aan structurele financiering van eerstelijns verpleegkundige zorg zijn er te weinig stageplaatsen in de eerste lijn”, verzucht Schuurmans.
achtige constructie, samen met beroepsorganisaties, vaak patiëntenverenigingen, soms huisartsen en apothekers. Dergelijk multidisciplinair en innovatief onderwijs anticipeert goed op de beroepstoekomst.”
“We moeten toe naar een ander opleidingssysteem, waarin je vanuit een brede basis je leven lang modulair je kennis uitbreidt en vernieuwt.”
Toch is er sinds de instelling van de lectoraten veel gebeurd, vindt Wilken: “Lectoraten, verenigd in kenniscentra, leveren inmiddels een substantiële bijdrage aan beroepsontwikkeling en beroepsinnovatie. Dit wordt alom gewaardeerd door het veld.” Ook Schuurmans ziet vooruitgang. “Studenten dragen in deeltrajecten steeds een stukje bij aan mijn onderzoekslijnen – allemaal trajecten waarbij de praktijk de vragende partij is. Er is een echte context, tijdsdruk, een opleveringsverplichting. Daar leren studenten veel van. Ze gaan in een groepje met een onderzoeker aan de slag in een consortium-
Anticiperen op de beroepstoekomst in zorg en welzijn
55
Aanzet discussie Deze publicatie is bedoeld om de discussie te starten over de toekomst van praktijkgericht onderzoek en de manier waarop het de toekomstige professional voorbereidt op zijn of haar rol in de maatschappij van 2023. Hieronder wordt een aanzet tot die discussie gegeven aan de hand van de vragen die Michaël van Straalen in het voorwoord opwerpt
1
en antwoorden hierop uit de visies en interviews.
Welke mogelijkheden hebben ondernemers en instellingen om de verbindingen met het onderzoek van hogescholen te versterken? “In Amsterdam werken we met embedded researchers, mensen met promotieambitie die een halfjaar in een bedrijf meelopen om te kijken wat hun promotieonderwerp zou kunnen inhouden. Dat heeft twee voordelen: het bedrijf went aan het concept van onderzoek, en de onderzoeker kan zinnige vragen bedenken.” Geleyn Meijer, voorzitter domein Media, Creatie en Informatie, Hogeschool van Amsterdam
“We doen regelmatig een beroep op bijvoorbeeld de Hanzehogeschool voor de ontwikkeling van businessmodellen of ICT-toepassingen. Bovendien leveren we input voor de leerstoel voor precisielandbouw aan de
56
CAH Vilentum Dronten: we geven colleges en stellen software ter beschikking aan studenten. Die samenwerkingsverbanden zijn heel prettig. We zijn onderdeel van elkaars netwerk, inspireren elkaar, zijn lid van eenzelfde kennisgebied, spreken dezelfde taal.” Janneke Hadders, CEO van Dacom
“Wij zijn onder andere geïnteresseerd in de implementatie van innovaties die al ontwikkeld zijn, en waarvan de effectiviteit is vastgesteld. Ons doel is altijd de doelmatigheid te vergroten, bijvoorbeeld door processen te stroomlijnen of personeel anders in te zetten, met behoud van minimaal dezelfde kwaliteit van zorg. Daarbij is goede monitoring van groot belang, en lectoraten kunnen daarin zeker een aandeel hebben.” Madelon Pijls, programmamanager Zorginnovatie bij zorgverzekeraar CZ
2
Hoe kunnen we aankomende en huidige professionals verder stimuleren om zich te ontwikkelen tot innovatietalent? “De ontwikkeling die studenten doormaken vind ik iedere keer verrassend. In het eerste jaar zijn ze nog een beetje scholier, maar in het tweede jaar zie ik studenten enorm groeien, en als ze van hun stage terugkomen, zijn het bijna volwaardige medewerkers. Ze zijn dan serieus met onderzoek bezig, willen kwaliteit kunnen leveren en zijn nieuwsgierig naar de details achter een probleem.” Richard van Leeuwen, docent minor duurzame energie en onderzoeker, Saxion Hogescholen
“Er is een echte context, tijdsdruk, een opleveringsverplichting. Daar leren studenten veel van. Ze gaan in een groepje met een onderzoeker aan de slag in een consortiumachtige constructie, samen met beroepsorganisaties, vaak patiëntenverenigingen, soms huisartsen en apothekers. Dergelijk multidisciplinair en innovatief onderwijs anticipeert goed op de beroepstoekomst.”
“Wij leiden studenten op voor banen die nu nog niet bestaan. Studenten mogen bij ons stoppen met een project, maar ze moeten wel uitzoeken waarom het niet werkt en via een blog beschrijven wat ze meemaken, zodat ze weten wat ze een volgende keer anders moeten doen. Dit is de essentie. Je moet studenten leren zichzelf te vernieuwen. De ontwikkelingen gaan zo snel; dat beent niemand bij.” Immo Dijkma, coördinator minor Da Vinci en docent HRM en Entrepreneurship en Jan-jaap Aué, Dean Institute of Engineering, Hanzehogeschool Groningen
“Nu professionals in steeds veranderende en complexe contexten vorm moeten geven aan hun handelen en leren, is het noodzakelijk dat professionele masteropleidingen en op termijn het Professional Doctorate reële opties worden. Het gaat de professional niet alleen om het toepassen van kennis, maar ook om het telkens verleggen van grenzen en stellen van nieuwe doelen.” Huib de Jong, rector Hogeschool van Amsterdam en Johannes van der Vos, beleidsadviseur Vereniging Hogescholen
Marieke Schuurmans, lector Ouderenzorg Hogeschool Utrecht en hoogleraar Verplegingswetenschap Universitair Medisch Centrum Utrecht
Aanzet discussie
57
3
Wat kunnen hogescholen doen om zich te ontwikkelen tot inspirerende ontmoetings-
4
plaatsen, voor onderzoekers, professionals, bedrijven en instellingen?
“De betekenis van de hogescholen voor het bedrijfsleven ligt in mijn visie in de spin-offs die hier ontstaan, in het ondernemerschap, in de beroepsproducten die we beschikbaar stellen.” Wim Boomkamp, voorzitter college van bestuur, Saxion Hogescholen
“Door samenwerking van docenten en studenten met (regionale) bedrijven, organisaties en kennisinstellingen in een third space, kunnen hogescholen bijdragen aan de in(ter)ventie van producten en diensten.” Harry van Vliet, lector Crossmedia Hogeschool van Amsterdam en wetenschappelijk directeur van het Centre of Expertise Creatieve Industrie, Utrecht
Hoe kunnen hogescholen, ondernemers en instellingen samenwerken aan een stevige internationale concurrentiepositie? “We bieden sinds afgelopen studiejaar als eerste hogeschool in Nederland een Master of Science aan, in samenwerking met buitenlandse instellingen. Er studeren zeven buitenlandse studenten. Entrance is naast een fysieke locatie ook een gedachte, aldus Aué: de gedachte dat je elkaar nodig hebt om maatschappelijke thema’s op te lossen. Share your talent, move the world.” Jan-jaap Aué, Dean Institute of Engineering en trekker van het Centre of Expertise Energy: Entrance, Hanzehogeschool Groningen
“Alleen met de beste mensen kunnen wij wereldmarktleider blijven. Je komt samen tot de beste ideeën, profiteert van elkaars kennis en inspireert elkaar. In medewerkers zoek ik vooral het vermogen om buiten de kaders te denken, om flexibel om te gaan met onverwachte situaties.” Janneke Hadders, CEO van Dacom
58
Not it ies
Notities
59
Koester de wortels van het praktijkgerichte onderzoek Anno 2013 staat het ‘topsectorenbeleid’ centraal. Hierbij gaat het om betere samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen in combinatie met een concentratie op speerpunten. Het is een antwoord op het vraagstuk van de knowledge gap en het kan de wisselwerking tussen exploratie en exploitatie, zoals Harry van Vliet in zijn essay beschrijft, stimuleren. Toen aan het begin van deze eeuw de Stichting Innovatie Alliantie (SIA) werd opgericht ging het om hetzelfde vraagstuk. Hoe verkleinen we de afstand tussen kennisinstelling en bedrijf ? Hoe bevorderen we kenniscirculatie en breken we met een achterhaald lineair paradigma van onderzoek/ontwikkelen naar latere toepassing? En, hoe komen we tot een goede articulatie van de vraag, dragen we zorg voor een echte demand pull? Het begrip praktijkgericht onderzoek komt daar vandaan. De oriëntatie op de vraag staat centraal, het betreft onderzoek dat veelal gekarakteriseerd kan worden als piecemeal engineering. Dit is het gedachtegoed waar de organisaties die samen SIA vormen, zich goed in vinden. De relatie tussen de toenmalige HBO-raad, MKB-Nederland en VNO-NCW staat symbool voor één van de uitgangspunten van praktijkgericht onderzoek: het moet vraaggeoriënteerd zijn. De relatie symboliseert bovendien het idee dat kennis of kennisontwikkeling niet het monopolie van de kennisinstelling is. Juist in de wisselwerking tussen hogeschool en bedrijf of publieke instelling maak je gebruik van beider
60
kennis en kom je het best tot bruikbare onderzoeksresultaten (exploratie gericht op exploitatie). Begrippen als kenniscirculatie en warme contacten zijn niet langer de sleutelwoorden die ze in het begin van deze eeuw waren, maar nog steeds waardevol in hun betekenis van wisselwerking tussen verschillende typen kennis en expertise, en echte samenwerking van mensen die elkaar kennen. Op dit moment zijn begrippen als vraagarticulatie en kenniskloof niet meer zo modieus. Maar hoe kom je tot een goede articulatie van de vraag? En hoe bereik je daarbij bedrijven en instellingen die op dit moment nauwelijks relaties met een kennisinstelling hebben. Daarvoor is de inbreng van Syntens-adviseurs als makelaars en schakelaars van groot belang gebleken. Wanneer je daaraan dan nog toevoegt de expertise en ervaring van TNO en Novay, dan ontstaat een stevig bestuurlijk draagvlak met daaronder een netwerkorganisatie waarop we trots mogen zijn. Het praktijkgericht onderzoek heeft zich in de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. Hogescholen hebben gekozen voor zwaartepunten, veelal herkenbaar verbonden met de sociaaleconomische regio waarin zij zich bevinden. Mooie voorbeelden hiervan zijn Rotterdam en de grootstedelijke uitdagingen en Groningen met Energy Valley. Maar wat zijn nu de wortels van het praktijkgerichte onderzoek? Wat zijn kenmerkende elementen waardoor de hogescholen hun toegevoegde waarde aan het geheel van het Nederlandse onderzoeklandschap leveren?
Ik noem er vier. Het praktijkgericht onderzoek van hogescholen: 1. is gericht op de ontwikkeling van de beroepspraktijk en is dus vraaggeoriënteerd; 2. geschiedt in samenwerking, in netwerken; 3. is zich ervan bewust dat het geen monopolie op kennis heeft. De ervaringskennis vanuit de beroepspraktijk is anders maar net zo belangrijk als de kennis van de onderzoeker; 4. voldoet aan de criteria die aan verschillende typen van onderzoek worden gesteld. Het is goed om deze wortels te koesteren en te behouden in de volgende fase die aanbreekt en waarover ook Michaël van Straalen in zijn voorwoord schrijft. Die volgende fase heeft allereerst te maken met de verdere ontwikkeling en professionalisering van het onderzoek van hogescholen. De nieuwe ontwikkeling van Centres of Expertise verbindt het topsectorenbeleid met de nauwe samenwerking tussen hogescholen en werkveld. Bij de Centres draait het om publiek-private samenwerking, om netwerken, onderzoek en onderwijs met een stevige vraagoriëntatie. Het is een nieuwe en complexe ontwikkeling, zoals uit de eerste ervaringen blijkt. Op de tekentafel bedacht (exploratie) een simpel publiek-privaat construct; in de uitvoering (exploitatie) een complex geheel dat realistische ambities vereist. In de volgende fase zal SIA zich verder ontwikkelen als een volwaardige tweedegeldstroomvoorziening voor het praktijkgericht onder-
zoek van hogescholen. Een pareltje dat per 1 januari 2014 als Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA een zelfstandig onderdeel van NWO wordt. De erkenning en waardering van SIA blijkt uit het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om het budget van SIA geleidelijk te verruimen. Als scheidend directeur SIA wil ik iedereen bedanken voor de enorme inspanningen die zijn geleverd. Er was in het bestuur nooit verschil van mening over de koers, en dat met voorzitters van al die organisaties. En wat te denken van de leden van de beoordelingscommissie die tientallen, neen, honderden aanvragen hebben beoordeeld. De voorzitter van deze commissie, Joop Sistermans, was steeds koersvast, streng maar met oog voor de realiteit. Tenslotte veel woorden van dank voor al die mensen die er met elkaar voor hebben gezorgd dat SIA een echte netwerkorganisatie is geworden. SIA gaat in een andere omgeving verder. Dat is goed en daar wens ik alle betrokkenen heel veel succes bij. Ik eindig met de film “Being there” waarin de president aan Chance the Gardener vraagt: “Mr Gardiner, … do you think we can stimulate growth through temporary incentives?”, waarna Chance (Peter Sellers) antwoordt: “As long as the roots are not severed, all is well. And all will be well in the garden.” Ad de Graaf, directeur Stichting Innovatie Alliantie
Koester de wortels van het praktijkgerichte onderzoek
61
Nemen van verantwoordelijkheid in een complexe omgeving
Colofon ‘Een beroep op kennis, op weg naar de professionele praktijk van 2023’ is een uitgave van SIA. Overname van artikelen is toegestaan met bronvermelding. Bij overname interviews de naam van auteur Monic Lansu vermelden. Redactie Christien Dohmen Marianne Kroon Monic Lansu Richard Slotman Interviews Monic Lansu Fotografie sfeerbeelden & cover Henk de Graaf Fotografie Fotografie portretten Wilma Helder Erik Tobé Esther Valstar
www.innovatie-alliantie.nl De werkzaamheden van de Stichting Innovatie Alliantie worden per 1 januari 2014 overgenomen door het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA.
Ontwerp Akron Communicatie & Vormgeving, Leiden Druk Drukkerij Mart.Spruijt, Amsterdam ISBN 9789462283398
Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek
November 2013 © Stichting Innovatie Alliantie
Deze publicatie is bedoeld als start van de dialoog over de verdere ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek in het licht van de vernieuwing van de beroepspraktijk. Dit is mede ingegeven door de vraag op welke punten verdere stimulering gewenst is. Als ijkpunt is gekozen voor de professionele praktijk in 2023. In drie essays zetten Janneke Hadders (CEO Dacom), Harry van Vliet (lector Hogeschool van Amsterdam), en Huib de Jong (rector Hogeschool van Amsterdam) samen met Johannes van der Vos (beleidsadviseur Vereniging Hogescholen) uiteen wat in hun visie ‘het beroep op kennis’ van 2023 is. Deze drie essays worden geflankeerd door interviews waarin professionals aan het woord komen. De lezer wordt uitgenodigd de dialoog voort te zetten in de omgeving van de eigen hogeschool of werkomgeving.