ECLI:NL:RBLIM:2014:3741 Rechtbank Limburg Datum uitspraak: 23-04-2014 Datum publicatie: 23-04-2014 Zaaknummer: 03/702669-12
Uitspraak Tegenspraak Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboortegegevens], wonende te [adres verdachte]. Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.
1 Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2014. De rechtbank heeft op 9 april 2014 gehoord: de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door haar raadsman. Tevens is gehoord de benadeelde partij [slachtoffer] bijgestaan door haar raadsman, mr. F.E.L. Teerling, advocaat te Heerlen.
2 De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: 1. zij in of omstreeks de periode van 24 november 2011 tot en met 6 december 2011 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt; en/of [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]) ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft/hebben ondernomen, waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl zij (slachtoffer [slachtoffer]) de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt; en/of opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) - aan die [slachtoffer] voorgesteld om te gaan werken als prostituee en/of - die [slachtoffer] als prostituee laten werken en/of - een (erotische) foto van die [slachtoffer] gemaakt en/of vervolgens voor die [slachtoffer] een advertentie op een (erotische) site (onder de naam [S.]) geplaatst en/of
- voor die [slachtoffer] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen waar zij zich kon prostitueren en/of - de contacten onderhouden met één of meerdere man(nen)/klant(en) voor die [slachtoffer] voor het verrichten van seksuele handelingen en/of - die [slachtoffer] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of die [slachtoffer] gebracht en/of vervoerd naar één of meer man(nen)/klant(en) voor het verrichten van seksuele handelingen (tegen betaling) en/of - die [slachtoffer] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van haar) verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader(s) af te staan en/of af te dragen en/of - die [slachtoffer] voorzien of laten voorzien van een of meer soorten (hard)drugs en/of - die [slachtoffer] in een door de verdachte en/of haar mededader(s) gecontroleerde situatie en/of in een afgesloten woning heeft/hebben gehouden; 2. zij op of omstreeks 14 februari 2012 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 91,58 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 52 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 150 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of ongeveer 3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of GHB en/of heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3 De voorvragen Bij het onderzoek ter terechtzitting: is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is; is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen; zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen; zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie Op de in het schriftelijk requisitoir genoemde gronden acht de officier van justitie beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 heeft zij betoogd dat kan worden bewezen dat verdachte en haar mededader het slachtoffer [slachtoffer] hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer]. Ook acht zij bewezen dat verdachte en haar mededader het slachtoffer [slachtoffer] ertoe hebben gebracht zich te prostitueren en dat verdachte en zijn mededader opzettelijk voordeel hebben getrokken uit de prostitutieverdiensten van [slachtoffer], nu zij beiden een gezamenlijke huishouding voerden. Deze handelingen hebben plaats gehad terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en zij onder invloed van harddrugs was.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie verwezen naar het aantreffen van de drugs in de woning van verdachte en haar mededader, het onderzoek door het NFI ter vaststelling van de soort drugs en de bekennende verklaring van verdachte dienaangaande. 4.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 geconcludeerd tot vrijspraak wegens gebrek aan bewijs. Hij heeft betoogd dat verdachte enkel de intentie had om [slachtoffer] te helpen door haar onderdak te bieden. Nooit heeft zij hiermee het oogmerk gehad van seksuele uitbuiting van [slachtoffer]. Ook heeft verdachte stellig ontkend iets te maken te hebben met de advertenties op sekssites en de seksafspraak die uiteindelijk met een klant is gemaakt. Verdachte heeft [slachtoffer] inderdaad naar haar seksafspraak in Kerkrade gebracht, maar dit was op uitdrukkelijk verzoek van [slachtoffer]. Het geld heeft ze in ontvangst genomen, omdat [slachtoffer] zelf geen tas bij zich had. Verdachte wist niet dat [slachtoffer] minderjarig was en heeft zich niet gerealiseerd dat zij was weggelopen uit een gesloten instelling voor personen onder de 18 jaren. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat [slachtoffer] vrije toegang tot het huis had doordat ze de beschikking had over een huissleutel. Ook kon zij vrijelijk gebruik maken van de computer in de woning. Mogelijkerwijs was het emailaccount van verdachte toegankelijk voor [slachtoffer], hetgeen de emailcorrespondentie met potentiële klanten verklaart. De omstandigheid dat verdachte er op het gebied van seksualiteit een bepaalde levensstijl op na houdt met haar partner en het feit dat zij zelf werkzaam is geweest in de escortbranche, kan volgens de raadsman niet bijdragen aan het bewijs. Alles overwegende is er geen wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel in de vorm van seksuele uitbuiting, aldus de verdediging. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 4.3 Het oordeel van de rechtbank 1 Feit 1 Inleiding Op 6 december 2011 werd een politiepatrouille verzocht om te gaan naar de [adres verdachte]. Aldaar zou zich een meisje bevinden genaamd [slachtoffer] [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] te Heerlen. [slachtoffer] was op 24 november 2011 weggelopen uit de gesloten inrichting voor jeugdigen “Icarus” in Cadier en Keer. Zij stond gesignaleerd ter opsporing, aanhouding en terugbrenging. [slachtoffer] werd op 6 december 2011 inderdaad teruggevonden op het adres [adres verdachte]. [slachtoffer] werd aldaar aangetroffen in een kledingkast, terwijl de bewoonster, zijnde verdachte, in eerste instantie tegen de verbalisanten verklaarde dat er geen [slachtoffer] in de woning aanwezig was. 2 Verklaringen [slachtoffer] Op 14 december 2011 wordt er een zogenaamd intakegesprek mensenhandel met [slachtoffer] gevoerd. In dit gesprek vertelt zij over de periode waarin zij was weggelopen van Icarus, namelijk van 24 november 2011 tot en met 6 december 2011. [slachtoffer] vertelt dat zij, alvorens te zijn weggelopen tijdens een onbegeleid verlof, meermalen telefonisch contact heeft gehad met ene [AJ]. Tijdens deze gesprekken had [AJ] tegen [slachtoffer] gezegd dat zij moest weglopen en dat hij dan alles voor haar zou regelen. Nadat [slachtoffer] op 24 november 2011 daadwerkelijk de benen had genomen, heeft zij telefonisch contact gezocht met [AJ]. Het kwam tot een ontmoeting, maar zij kon die nacht niet bij [AJ] verblijven. In plaats daarvan werd zij naar een vriend van [AJ] gestuurd. In de nacht daaropvolgend had [slachtoffer] op straat [AJ] ontmoet. Hij nodigde haar uit om mee te gaan
naar zijn huis aan de [adres verdachte]. Daar ontmoette zij ook verdachte, zijnde de partner van [medeverdachte]. Die nacht sliep [slachtoffer] nog met [AJ] bij diens vriend. Vanaf de derde dag dat zij was weggelopen verbleef [slachtoffer] bij [medeverdachte] en verdachte. Gedurende dat verblijf gebruikte [slachtoffer] dagelijks met verdachte en [medeverdachte], speed, cocaïne en ook vaker GHB. [medeverdachte] haalde altijd bier voor haar. [slachtoffer] wilde geld verdienen en vernam op enig moment van verdachte dat zij als escort werkte en wat de tarieven waren voor verschillende seksuele diensten. Dit vond [slachtoffer] naar eigen zeggen lekker verdienen. Daarop is zij ook als escort aan het werk gegaan. [medeverdachte] plaatste daartoe een contactadvertentie onder de naam [S.] op de internetsite [een website]. [slachtoffer] vertelde dat zij maar één klant had gehad, namelijk een man uit Kerkrade. Dit was op zondag 4 december 2011. Zij geeft in het gesprek een omschrijving van de binnen- en buitenzijde van de woning van deze klant en een signalement van de klant zelf. De afspraak met deze klant was gemaakt door verdachte en [medeverdachte]. Verdachte had [slachtoffer] met de auto naar deze klant gebracht en was mee naar binnen gegaan om af te rekenen. Verdachte had het geld van de klant aangenomen en had het bedrag meegenomen toen zij de woning verliet. Dit betrof een bedrag van € 125,00 voor de door [slachtoffer] te verrichten dienst genaamd ‘standaard neuken’. Gevraagd naar hoeveel geld zij van dit bedrag had gekregen, verklaarde [slachtoffer]: “twee pakjes shag, een pakje sigaretten en dus nog die € 35,- en het rijden van [C.] kost natuurlijk ook geld”. Zij had uit een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte] begrepen dat dit bedrag bij haar identiteitskaart zou liggen. Dit geld was echter in de woning van verdachte en [medeverdachte] achtergebleven toen de politie haar aanhield. [slachtoffer] had tegen de klant verteld dat zij achttien jaar oud was, omdat verdachte en [medeverdachte] haar zo geïnstrueerd hadden. Nadat [slachtoffer] door verdachte bij de klant opgehaald was, zijn ze naar een volgend adres gegaan in Kerkrade. [slachtoffer] zou daar voor drie uur € 375,00 krijgen. [medeverdachte] had ook deze afspraak via internet voor [slachtoffer] gemaakt. Op het adres aangekomen bleek het om een nepadres te gaan. 3 Op 14 november 2013 heeft [slachtoffer] bij de rechter-commissaris verklaard dat zij op de eerste avond waarop zij bij verdachte en medeverdachte [verdachte] verbleef, al heeft verteld dat ze zeventien jaar oud was, dat ze was weggelopen van Icarus en dat ze daar tot haar achttiende jaar moest blijven. Op de derde dag nadat ze was weggelopen, hebben verdachte en medeverdachte [verdachte] verteld over hun seksleven en dat zij aan ‘swingen’ deden. Onder invloed van drugs heeft [slachtoffer] ingestemd om seks met hen en anderen te hebben. Ongeveer op de helft van haar verblijf bij de verdachten, zijn zij gaan praten over seks tegen betaling. Verdachte is daar als eerste over begonnen. Verdachte en haar mededader zeiden dat het eten en slapen niet allemaal gratis kon. Verdachte heeft zelf verteld over haar bijverdiensten als escort. 4 In de navolgende bewijsmiddelen vindt de rechtbank steun voor de verklaring van [slachtoffer]. Getuigenverklaringen Allereerst zijn twee medewerkers van de stichting Jeugdzorg Sint Jozef in Cadier en Keer gehoord. Zij verklaren over de toestand waarin [slachtoffer] verkeerde bij haar terugkomst bij Icarus. Mevrouw [getuige 1], trajectbegeleider, verklaart dat [slachtoffer] bij terugkomst zelf had aangegeven dat zij drugs had gebruikt. Een direct uitgevoerde urinetest had een positief resultaat op ‘amfetamine H’ met een hoeveelheid groter dan 1000. [slachtoffer] had een lijstje gemaakt van de drugs die ze had gebruikt. Op grond van de fysieke toestand van [slachtoffer] bestond het vermoeden dat ze veel drugs had gebruikt. Twee dagen na terugkomst bij Icarus lag ze nog steeds uitgeput in bed en was moeilijk aanspreekbaar. 5 Op het briefje van [slachtoffer] met de gebruikte drugs stonden: ghb, speed, xtc, coke, special K. 6 De heer [getuige 2], forensisch pedagogisch medewerker bij voornoemde stichting, verklaart dat [slachtoffer] na haar terugkeer bij Icarus emotioneel gezien een wrak was. Hij omschrijft
[slachtoffer] als een kind van de rekening. Zij is getraumatiseerd door alles wat zij heeft meegemaakt. [slachtoffer] verblijft op dat moment in een gesloten meidengroep bij Icarus. Deze groep bestond uit meisjes met een gemiddeld laag IQ, met gedragsproblemen en met loverboy problematiek. 7 Voorts is [getuige 3] gehoord, de zoon van verdachte. [getuige 3] verklaart dat hij een meisje van 17 jaar oud heeft leren kennen bij zijn moeder (verdachte) en [medeverdachte] thuis. [medeverdachte] was die dag uit de nachtdienst thuis gekomen en had dat meisje bij zich. Dit was in de nacht, rond 3:00 uur. De dag erna is hij wederom bij zijn moeder langs gegaan en heeft hij met dat meisje gesproken. Haar naam was [slachtoffer] [slachtoffer]. [slachtoffer] had [getuige 3] verteld over haar verleden en dat ze was weggelopen uit een internaat. [slachtoffer] is twee dagen bij [getuige 3] geweest en heeft bijna een week in de woning van de moeder van de getuige [getuige 3] en [medeverdachte] verbleven. [getuige 3] verklaart dat hij de politie heeft gebeld met de mededeling dat [slachtoffer] vermist was. Op 6 december 2011 is hij door zijn moeder gebeld met de mededeling dat de politie [slachtoffer] was komen ophalen. De klant van [slachtoffer] in Kerkrade is getraceerd aan de hand van de door [slachtoffer] verstrekte gegevens en het aanwijzen door [slachtoffer] van de betreffende woning. 8 [getuige 4] heeft verklaard dat hij eind vorig jaar (eind 2011 gelet op de datum van het verhoor) contact heeft gehad met een jonger meisje. Ze adverteerde dat ze een ‘lolita-type’ was. Hij meent dat ze blond haar had en ongeveer 1.60 meter groot was. Dit meisje werd begeleid door een mevrouw [verdachte]. Het meisje vertelde dat mevrouw [verdachte] alles regelde met betrekking tot het zakelijke gedeelte. [verdachte] beantwoordde de mails en regelde het vervoer. Op de emails die [getuige 4] ontving voorafgaand aan de seksafspraak stond de naam [verdachte]. [getuige 4] begreep hieruit dat mevrouw [verdachte] eigenlijk een soort pooier was van die meid. Mevrouw [verdachte] was ook in de woning van [getuige 4] geweest en had zich ervan overtuigd dat alles wel netjes was, want anders ging de afspraak niet door. [getuige 4] verklaart dat hij beschermde seks met haar had. Op voorhand was [getuige 4] verteld dat het meisje 18 jaar was. Hij heeft dit nog gevraagd aan het meisje en zij antwoordde toen dat ze pas 18 was. Hij heeft het afgesproken bedrag van € 125,00, aan mevrouw [verdachte] betaald. Het meisje stond op de site [een website] bij de amateurhoeren. [getuige 4] heeft op de advertentie gereageerd en kreeg toen een email van een [verdachte]. Vervolgens werd er zakelijk contact gevoerd. Hij dacht eerst dat hij contact had met het meisje. Later begreep hij van het meisje dat de hele correspondentie door die [verdachte] was gevoerd. 9 Mevrouw [verdachte] heeft het geld geïnd en is vervolgens direct weer vertrokken. Zij was een blanke vrouw met een normaal postuur. Ze sprak Nederlands met een Limburgse tongval. 10 Onderzoek aan de computers uit de woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] Bij onderzoek aan de onder de verdachte en [medeverdachte] in beslaggenomen computers werden delen van e-mails aangetroffen, verstuurd van en naar het emailadres van medeverdachte [medeverdachte]: [emailadres]. In deze e-mails wordt steeds het nummer [gsmnummer] genoemd. Deze e-mails hebben betrekking op een advertentie op de internetsite [een website], waarin de seksuele diensten van een vrouw, genaamd [S.], van achttien jaar oud, worden aangeboden. 11 Ciot-bevraging Uit de zogenaamde ciot-bevraging is gebleken dat het nummer [gsmnummer] op naam van medeverdachte [medeverdachte] staat. 12 Verklaringen verdachten Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] korte tijd onderdak heeft gekregen bij haar partner, medeverdachte [medeverdachte]. Hij had het meisje na een nachtdienst opgepikt op straat.
Op 6 december 2011 is [slachtoffer] opgehaald door de politie. Verdachte wist naar eigen zeggen dat [slachtoffer] niet kon blijven, omdat ze uit een inrichting in Cadier en Keer was weggelopen. 13 Verdachte verklaart in een verhoor dat [slachtoffer] in het begin, toen er speed op tafel lag, vroeg of zij ook wat mocht hebben. Verdachte heeft toen gezegd: “ja, pak maar”. [slachtoffer] was geïnteresseerd in de wereld van de betaalde seks en wist dat verdachte in het verleden een escortbureau had gehad. Verdachte heeft verklaard dat zij [slachtoffer] naar een klant in Kerkrade heeft gereden. Verdachte geeft daarbij aan dat dit haar enige betrokkenheid is geweest bij de werkzaamheden van [slachtoffer] als escort. Die klant woonde op de [adres klant] te Kerkrade. Verdachte heeft [slachtoffer] na afloop ook weer opgehaald. Zij had afgesproken met [slachtoffer] dat zij de brandstofkosten van de auto vergoed zou krijgen en het gebruik van de telefoon. Dit betrof de telefoon met het nummer [gsmnummer]. Verdachte verklaart voorts dat [slachtoffer] zeventien jaar oud was toen de advertentie op [een website] gemaakt werd. Verdachte kwam er toen achter dat [slachtoffer] nog 18 jaar moest worden, omdat [slachtoffer] haar identiteitskaart bij verdachte in bewaring had gegeven. [medeverdachte] reageerde ook wel eens op e-mails van de klanten, omdat hij daar lol aan had. Die mails kwamen binnen via [een website]. Verdachte en haar partner [medeverdachte] hadden er zelf ook een advertentie op gezet voor hun tweeën. Verdachte verklaart dat zij de klant uit Kerkrade telefonisch heeft gesproken over diens adres. Ook heeft zij de betaling voor [slachtoffer] door die klant afgehandeld. Verdachte verklaart van dit geld sigaretten, shag en een opwaardeerkaart voor de gsm te hebben gekocht voor [slachtoffer]. Ook heeft ze € 25,00 brandstofkosten ingehouden. Verdachte heeft [slachtoffer] vervoerd naar de klant in Kerkrade met de auto van [medeverdachte]. 14 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij bij de politie naar waarheid heeft verklaard. Aangezien haar verklaringen bij de politie kort na de tenlastegelegde feiten zijn afgelegd, zal de rechtbank deze verklaringen voor het bewijs bezigen. Verdachte [medeverdachte] heeft bij de politie ter zake enkel verklaard dat hij [slachtoffer] heeft meegenomen naar huis. Op weg naar huis na zijn nachtdienst zag hij haar alleen lopen op straat en heeft hij gevraagd of hij haar kon helpen. Hij heeft haar laten bellen en toen zij geen contact kreeg, heeft hij haar mee naar huis genomen. Hij heeft aangeboden dat ze een paar dagen kon blijven. In die tijd nam hij wel eens bier voor haar mee en sigaretten. 15 Tussenconclusies Uit de vorenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, trekt de rechtbank een aantal tussenconclusies met betrekking tot de tenlastegelegde feitelijke handelingen. Op grond van de hiervoor weergegeven verklaringen van [slachtoffer] acht de rechtbank bewezen dat verdachte en haar partner aan [slachtoffer] hebben voorgesteld om te gaan werken als prostituee. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze verklaringen te twijfelen. Daarbij overweegt de rechtbank in het bijzonder dat verdachte heeft toegegeven met [slachtoffer] over betaalde seks te hebben gesproken, dat verdachte zelf een escortbureau heeft gehad en dat verdachte en haar medeverdachte zelf actief waren op de internetsite [een website]. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte en haar partner, [slachtoffer] daadwerkelijk als prostituee hebben laten werken. Dit volgt uit de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van de getuige [getuige 4]. Deze laatste getuige heeft verklaard alle contacten met een mevrouw [verdachte] te hebben gevoerd, zijnde verdachte. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] wel eens de e-mails beantwoordde waarin werd gereageerd op de seksadvertentie betreffende [slachtoffer]. Niet bewezen acht de rechtbank dat verdachte of haar partner een erotische foto van [slachtoffer] hebben gemaakt. Hiervan blijkt namelijk niets uit het dossier. Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachtes partner een advertentie op een erotische site onder de naam [S.] heeft geplaatst. Dit blijkt uit de verklaring van [slachtoffer]. Uit het onderzoek aan de computers van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is gebleken dat
alle e-mailcorrespondentie met betrekking tot die seksadvertentie is gevoerd met gebruikmaking van het emailadres van [medeverdachte]. Ook het telefoonnummer van [medeverdachte] wordt in deze correspondentie veelvuldig genoemd. De rechtbank acht niet aannemelijk dat [slachtoffer] zelf bedoelde privégegevens van verdachtes partner heeft weten te achterhalen via internet en geheel buiten verdachte en medeverdachte om heeft gebruikt, dit mede gelet op de verklaring van verdachte dat de computer was beveiligd met een wachtwoord. Niet bewezen acht de rechtbank dat verdachte of medeverdachte [medeverdachte] voor [slachtoffer] een locatie hebben geregeld alwaar zij zich kon prostitueren, omdat hiervan niet blijkt uit het dossier. Op basis van de verklaringen van [slachtoffer] respectievelijk de getuige [getuige 4] en het resultaat van het onderzoek van de computers aangetroffen in de woning van verdachte en de medeverdachte acht de rechtbank bewezen dat verdachte en haar partner, medeverdachte [medeverdachte], voor [slachtoffer] de contacten hebben onderhouden met (potentiële) klanten voor het verrichten van seksuele handelingen. [slachtoffer] verklaart niet alleen over de afspraak met [getuige 4], maar ook dat zij na de afspraak met [getuige 4] nog naar een ander adres is gebracht, hetgeen een nepadres bleek te zijn. [getuige 4] verklaart het contact voorafgaand aan de afspraak te hebben gevoerd met een mevrouw [verdachte]. Uit het onderzoek aan de computers is gebleken dat de correspondentie naar aanleiding van een advertentie op [een website] waarin een 18-jarige [S.] haar diensten aanbiedt, is gevoerd met gebruikmaking van het emailadres en het telefoonnummer van verdachtes mededader. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij telefonisch contact had met [getuige 4] en dat haar partner, de medeverdachte Smeets, het leuk vond om te reageren op e-mails naar aanleiding van de advertentie van [S.]. Verdachte heeft aangegeven dat zij [slachtoffer] naar haar seksafspraak met een klant in Kerkrade heeft gebracht en ook weer heeft opgehaald. Dit volgt eveneens uit de verklaring van [slachtoffer]. Het brengen en vervoeren van [slachtoffer] voor het verrichten van seksuele handelingen acht de rechtbank derhalve ook bewezen. De rechtbank acht eveneens voldoende bewijs aanwezig dat [slachtoffer] is bewogen om haar verdiensten uit de prostitutie af te staan aan verdachte en haar partner, medeverdachte [medeverdachte]. [slachtoffer] verklaart dat zij nooit het geld heeft ontvangen dat zij verdiende met het verrichten van seksuele handelingen met [getuige 4]. [getuige 4] verklaart het geld te hebben afgegeven aan verdachte en ook verdachte verklaart dit. Verdachte heeft aangegeven dat zij van het door [slachtoffer] verdiende geld brandstof heeft betaald voor het gebruik van de auto van medeverdachte [medeverdachte], met wie zij een gezamenlijke huishouding voerde. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte en haar partner, [slachtoffer] hebben voorzien van meerdere soorten harddrugs. [slachtoffer] verklaart hier zelf over bij de politie. Twee medewerkers van Icarus hebben bevestigd dat [slachtoffer] sterk onder invloed was toen zij terugkeerde bij de gesloten instelling. De urinetest was positief op drugs. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte en de medeverdachte zijn de door [slachtoffer] aangegeven harddrugs aangetroffen. Niet aannemelijk acht de rechtbank dat [slachtoffer] zelf deze harddrugs heeft aangeschaft, immers zij was weggelopen uit een gesloten jeugdinstelling en had geen geld om deze drugs te bekostigen. De rechtbank acht niet bewezen dat [slachtoffer] door de verdachte en zijn mededader in een gecontroleerde situatie is gehouden of dat zij haar in een afgesloten woning hebben gehouden. Hiervoor ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de bewezen verklaarde feitelijke handelingen van verdachte en de medeverdachte zijn begaan met het oog op seksuele uitbuiting en of deze feitelijke handelingen zich laten kwalificeren als mensenhandel in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Het werven, vervoeren, overbrengen en huisvesten met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer] De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte en de medeverdachte aan [slachtoffer] onderdak hebben geboden met het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer]. Hiervoor acht de rechtbank geen bewijs aanwezig in het dossier. De rechtbank acht aannemelijk dat medeverdachte [medeverdachte] in eerste instantie [slachtoffer] heeft willen helpen door haar midden in de nacht van straat te halen en onderdak aan te bieden. In dit verband hecht de rechtbank waarde aan de verklaring van [slachtoffer] zelf. Ook zij verklaart dat verdachte haar zijn hulp aanbood toen zij in de nacht alleen over straat liep en dat pas na een aantal dagen het werk als escort ter sprake is gebracht. Het ertoe brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling Hiervoor is reeds aangegeven dat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte en haar mededader van meet af aan het oogmerk van seksuele uitbuiting van [slachtoffer] hebben gehad. Wel bewezen acht de rechtbank dat verdachte en haar mededader [slachtoffer] ertoe hebben bewogen om zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling. Uit het dossier kan worden afgeleid dat tijdens het verblijf van [slachtoffer] in de woning van verdachte en haar medeverdachte, na enige tijd het plan ontstond om [slachtoffer] als escort te laten werken. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat zij het beeld dat door verdachte van het werk als escort werd geschetst, wel aanlokkelijk vond. De tarieven van de seksuele diensten spraken haar kennelijk aan. Verdachte en haar mededader hebben de daadwerkelijke instap van [slachtoffer] in de prostitutiebranche vergemakkelijkt, door te benadrukken dat haar verblijf niet gratis was, door haar drugs en alcohol te laten gebruiken en de instap van [slachtoffer] in de prostitutiebranche volledig te faciliteren. Dit deden zij door een advertentie voor [slachtoffer] te plaatsen op een site waar zij zelf reeds adverteerden, de contacten met potentiële klanten te onderhouden en door [slachtoffer] naar en van klanten te vervoeren. De drempel werd hierdoor wel erg laag voor [slachtoffer], nu zij voor het overige geen inkomsten genoot. In dat verband weegt voor de rechtbank mee dat [slachtoffer] op dat moment onttrokken was aan het wettelijk gezag en nergens anders terecht kon. Voorts betrof het een zeer kwetsbaar en beïnvloedbaar meisje, hetgeen voor verdachte en haar medeverdachte duidelijk moet zijn geweest. Zij wisten immers dat [slachtoffer] weggelopen was uit een gesloten jeugdinstelling en ook waren zij op de hoogte van het feit dat [slachtoffer] problemen had met de jongen die voor haar onderdak zou zorgen. Treffend acht de rechtbank in dit opzicht de verklaring van [slachtoffer] dat zij verdachte als een vriendin zag en verdachtes partner als een vaderfiguur. De rechtbank is van oordeel dat verdachte misbruik heeft gemaakt van deze omstandigheden. Het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen door [slachtoffer] met een derde tegen betaling De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte en haar partner opzettelijk voordeel hebben genoten uit de seksuele handelingen van [slachtoffer] met een derde. Immers volgt uit de verklaringen van [slachtoffer], [getuige 4] en bovendien van verdachte zelf dat zij het geld van [getuige 4] heeft aangenomen. Verdachte verklaart dat zij hier sigaretten, brandstof en een opwaardeerkaart van heeft gekocht. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat zij inderdaad sigaretten en tabak heeft ontvangen, maar dat zij voor het overige nooit iets heeft ontvangen van het door [getuige 4] betaalde bedrag. Minderjarigheid Ten tijde van het verblijf van [slachtoffer] bij verdachte en haar medeverdachte was [slachtoffer] nog geen 18 jaren oud. Zij was gedwongen geplaatst in de jeugdinstelling Icarus te Cadier en
Keer, op basis van een ondertoezichtstelling met machtiging gesloten jeugdzorg. Derhalve bestaat voldoende bewijs dat de handelingen van verdachte en haar medeverdachte hebben plaatsgevonden ten aanzien van een minderjarige. Verdachte verklaart overigens bij de politie dat ze, op het moment dat de advertentie op de sekssite werd geplaatst, op de hoogte was van het feit dat [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt. Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat verdachte en haar partner niet op de hoogte waren van het feit dat [slachtoffer] minderjarig was, verwerpt de rechtbank dit verweer. Vorenstaande overwegingen leiden de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van mensenhandel, namelijk de seksuele uitbuiting van de minderjarige [slachtoffer], door haar te bewegen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling en door hieruit opzettelijk voordeel te trekken. Verdachte heeft samen met de medeverdachte het werk van [slachtoffer] in de escortprostitutie gefaciliteerd en zij hebben er beiden ook voordeel van getrokken. Feit 2 Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank het tenlastegelegde onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op: - de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting op 9 april 2014 16 ; - het proces-verbaal van doorzoeking woning [adres verdachte] 17 ; - de kennisgevingen van inbeslagneming d.d. 14 februari 2012 18 ; - de rapporten van het NFI ter identificatie van drugs en precursoren 19 . 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. in de periode van 24 november 2011 tot en met 6 december 2011 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer]) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen, waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl zij (slachtoffer [slachtoffer]) de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt; en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen Van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt; immers hebben verdachte en haar mededader - aan die [slachtoffer] voorgesteld om te gaan werken als prostituee en - die [slachtoffer] als prostituee laten werken en - voor die [slachtoffer] een advertentie op een erotische site onder de naam [S.] geplaatst en - de contacten onderhouden met (potentiële) klanten voor die [slachtoffer] voor het verrichten van seksuele handelingen en - die [slachtoffer] gebracht en vervoerd naar klanten voor het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling en - die [slachtoffer] bewogen om haar verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en haar mededader af te staan en - die [slachtoffer] voorzien of laten voorzien van een of meer soorten (hard)drugs. 2. op 14 februari 2012 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 91,58 gram van een materiaal bevattende amfetamine en
ongeveer 52 pillen van een materiaal bevattende MDMA en ongeveer 150 milliliter van een materiaal bevattende GHB en ongeveer 3 gram van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 3 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde amfetamine en MDMA en GHB en heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I . De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie 5.1 De strafbaarheid Het bewezenverklaarde is strafbaar. 5.2 De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven: T.a.v. feit 1 : Mensenhandel in vereniging T.a.v. feit 2 : Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
6 De strafbaarheid van verdachte Door de GZ-psycholoog drs. B.Y. van den Toorn is getracht omtrent de geestvermogens van verdachte een rapportage uit te brengen. Verdachte heeft echter geen medewerking verleend aan het opmaken van een pro-Justitia rapportage. Aldus zijn er geen omstandigheden aannemelijk geworden die mogelijk van invloed zijn op verdachtes strafbaarheid. De rechtbank oordeelt dan ook dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde.
7 De oplegging van straf 7.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3,5 jaren. Ter onderbouwing van haar eis heeft de officier van justitie onder andere verwezen naar de uitgangspunten van het openbaar ministerie voor strafvordering ten aanzien van mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting en naar een arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 21 februari 2014, parketnummer 20-001905-13. 7.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft betoogd dat het door de officier van justitie aangehaalde arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak, aangezien de feitelijke handelingen aanzienlijk verschillen. De raadsman heeft ervoor gepleit bij het bepalen van de strafmaat gewicht toe te kennen aan de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft hij gewezen op het tijdsverloop sinds het plegen van de feiten, hetgeen verdisconteerd dient te worden in de strafmaat. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal volgens de raadsman ernstige consequenties hebben voor het gezin van verdachte. De raadsman pleit daarom voor een forse voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf. 7.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Verdachte en haar partner hebben onderdak geboden aan een minderjarig meisje, dat was weggelopen uit een gesloten jeugdinstelling. Dit meisje, [slachtoffer], verbleef op basis van een ondertoezichtstelling met machtiging tot gesloten jeugdzorg in een gesloten leefgroep van Icarus. Deze leefgroep bestond uit meisjes met een gemiddeld laag IQ, met gedragsproblemen en met loverboy problematiek. Nadat [slachtoffer] was weggelopen en bij verdachte en zijn partner verbleef, kon zij niet gemakkelijk ergens anders terecht. Verdachte heeft misbruik gemaakt van deze situatie. Verdachte en haar partner hebben onvoldoende oog gehad voor de positie waarin [slachtoffer] verkeerde. Zij was minderjarig en kwetsbaar. Verdachte en haar partner hebben hun eigen financiële gewin voor ogen gehad toen zij [slachtoffer] bewogen als escort te gaan werken. [slachtoffer] werd door verdachte en haar mededader in staat gesteld harddrugs te gebruiken en alcohol te nuttigen. Verdachte en haar mededader hebben de praktische gang van zaken van [slachtoffer] naar de escortprostitutie geregeld. Uit de twee gemaakte afspraken op 5 december 2011 en uit de intensieve correspondentie met potentiële klanten zoals aangetroffen op de computers van verdachte en de mededader, blijkt van het voornemen tot intensieve exploitatie van [slachtoffer]. Enkel doordat de politie op 6 december 2011 [slachtoffer] in de woning van verdachte en haar mededader heeft aangetroffen, is het bij één klant is gebleven. [slachtoffer] vertrouwde verdachte en haar partner. Verdachte heeft dit vertrouwen beschaamd. [slachtoffer] besefte later pas dat verdachte en de mededader gaandeweg haar verblijf in het gezin hadden besloten haar seksueel te exploiteren. Prostitutie op minderjarige leeftijd vormt een aanslag op de lichamelijke en geestelijke integriteit. Verdachte heeft tijdens het onderzoek geen blijk ervan gegeven de onjuistheid van haar handelen in te zien. Voorts is ten laste van verdachte bewezenverklaard dat zij, in vereniging met haar partner, relatief grote hoeveelheden harddrugs in huis had. Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming. De rechtbank is het eens met de officier van justitie dat het handelen van de verdachte in meerdere opzichten verwerpelijk is. Desondanks zal de rechtbank de officier van justitie, voor zover het de hoogte van de straf betreft, toch niet volgen in haar eis. Dit heeft enerzijds te maken met het feit dat de rechtbank minder onderdelen bewezen acht dan waarvan de officier van justitie in haar eis vanuit gaat. Anderzijds heeft de rechtbank gekeken naar de strafmaat in vergelijkbare strafzaken, waarin sprake was van seksuele uitbuiting van minderjarigen. De onderhavige zaak is naar het oordeel van de rechtbank niet vergelijkbaar met de omstandigheden in het door de officier van justitie aangehaalde arrest. Qua periode en feitelijke uitbuitingshandelingen is sprake van grote verschillen. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte eerder is veroordeeld voor ontucht met een minderjarige. De rechtbank laat het tijdsverloop sinds verdachte in april 2012 is aangehouden voor de tenlastegelegde feiten ook meetellen. Alles overwegende acht de rechtbank voor de beide bewezenverklaarde feiten oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
8 De benadeelde partij 8.1 De vordering van de benadeelde partij De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.500,00 ter zake van feit 1. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade. Daarnaast vordert [slachtoffer] de wettelijke rente
vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. 8.2 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2011 tot aan de dag van volledige voldoening. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om ter hoogte van het toegewezen bedrag de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. 8.3 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering moet worden verklaard, nu hij heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 8.4 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank overweegt dat de Nederlandse wet een restrictief stelsel kent ten aanzien van het toekennen van een schadevergoeding. Artikel 6:106 BW geeft daartoe een limitatieve opsomming. Het recht op vergoeding van immateriële schade bestaat slechts voor zover de wet hierop een aanspraak geeft. Uit het eerste lid onder b van voornoemd artikel volgt dat voor nadeel, dat niet in vermogensschade bestaat, de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien de benadeelde in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat [slachtoffer] in haar persoon is aangetast, doordat zij door de verdachte en haar mededader is bewogen om haar lichaam te verkopen ter financieel gewin van verdachte en zijn mededader. Aldus staat genoegzaam vast dat aan de benadeelde partij door het hiervoor onder feit 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht. De verdachte zal voorts ter zake van (onder andere) dit feit een straf worden opgelegd. Nu de raadsman de hoogte van de gevorderde schadevergoeding niet inhoudelijk heeft betwist, zal de rechtbank de vordering toewijzen. Tevens zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf 6 december 2011 tot aan de dag van volledige voldoening. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna in het dictum te noemen wijze.
9 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 47 en 273f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing De rechtbank: Bewezenverklaring verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven; spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven; verklaart verdachte strafbaar;
Straf - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 jaar ; - bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf; Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.500,00 , vermeerderd met de wettelijke rente van 6 december 2011 tot aan de dag van volledige voldoening; bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [slachtoffer] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] € 1.500,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 december 2011; bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer] vervalt en omgekeerd; bepaalt dat voor zover dit bedrag door de medeverdachte is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. A.M. Schutte, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.E.J. Maas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 april 2014 . Buiten staat : Mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. RECHTBANK LIMBURG Zittingsplaats Maastricht Strafrecht Parketnummer: 03/702669-12 Proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 23 april 2014 in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboortegegevens], wonende te [adres verdachte]. Tegenwoordig: mr. , rechter, mr. , officier van justitie, dhr./mevr. , griffier. De rechter doet de zaak uitroepen. De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig. De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen. Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier. Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht. 1 De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd 1 tot en met 680 d.d. 21 juni 2012 en de als bijlagen
daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering. 2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2011, pagina 48. 3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 december 2011, pagina 62 tot en met 67. 4 Proces-verbaal van het getuigenverhoor van [slachtoffer] bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken d.d. 14 november 2013, rc-nummer 12/165. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van de doornummering. 5 Proces-verbaal van het verhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 17 januari 2012, pagina 37 tot en met 40. 6 Het schriftelijk bescheid in de zin van artikel 344 lid 1 sub 5 Wetboek van Strafvordering, pagina 77. 7 Proces-verbaal van het verhoor van de getuige [getuige 2] d.d. 26 januari 2012, pagina 41 tot en met 47. 8 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2012, pagina 80 en 81 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2012, pagina 85. 9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 4] d.d. 31 januari 2012, pagina 513 tot en met 519. 10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 4] d.d. 31 januari 2012, pagina 520 tot en met 521. 11 Proces-verbaal van het Bureau Digitale Expertise, Regio Politie Limburg-Zuid te Heerlen d.d. 13 juni 2012, pagina 318 tot en met 345; Proces-verbaal van het Bureau Digitale Expertise, Regio Politie Limburg-Zuid te Heerlen d.d. 13 juni 2012, pagina 348 tot en met 371. 12 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 mei 2012, pagina 526. 13 Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] d.d. 24 april 2012, pagina 444 tot en met 453. 14 Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] d.d. 25 april 2012, pagina 454 tot en met 464. 15 Proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte] d.d. 24 april 2012, pagina 222 tot en met 226 16 De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 april 2014. 17 Proces-verbaal van doorzoeking woning [adres verdachte] d.d. 14 februari 2012, pagina 273 en 274. 18 Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 14 februari 2012, pagina 178 tot en met 188. 19 Rapporten van het NFI ter identificatie van drugs en precursoren d.d. 5 maart 2012, pagina 294 resp. d.d. 6 maart 2012, pagina 297 resp. d.d. 15 maart 2012, pagina 299.