ECLI:NL:RBNHO:2013:14050 Rechtbank Noord-Holland Datum uitspraak: 24-12-2013 Datum publicatie: 25-06-2014 Zaaknummer: 15/740698-13 Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig
Uitspraak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 december 2013 in de zaak tegen: [verdachte] [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. Visser en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N. van der Kruk, naar voren hebben gebracht.
1 Tenlastelegging Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat: Feit 1: zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 januari 2013 tot en met 26 februari 2013 te Opmeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], 1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (art 273F lid 1 sub 2), en/of 2) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] enige handeling heeft ondernomen, waarvan zij verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, welke handeling(en) hebben bestaan uit - het contact leggen (via e-mail) met die [slachtoffer 1] en/of het aanbieden van een werkplek aan die [slachtoffer 1], - het vervoeren van die [slachtoffer 1] van/naar het station en/of de werkplek (in Opmeer), - het maken van naaktfoto's van die [slachtoffer 1], althans foto's waarop die [slachtoffer 1] was gekleed in slechts (zeer) weinig of geen kleding, - het aanmaken, plaatsen en/of onderhouden (waaronder begrepen 'omhoog plaatsen') van één of meer profiel(en) en/of advertentie(s) op één of meer website(s) (te weten www.sexjobs.nl en/of www.kinky.nl), waarin die [slachtoffer 1] als prostituee werd aangeboden, - het (telefonisch) te woord staan van (potentiële) (prostitutie)klant(en) van die [slachtoffer 1] en/of het maken van afspraken met die (potentiële) (prostitutie)klanten ten aanzien van de locatie, de prijs, het soort (seksuele) diensten en/of de duur van de afspra(a)k(en),
- het ter beschikking stellen van één of meer (slaap)kamer(s) in één of meer caravan(s) aan die [slachtoffer 1] en de (prostitutie)klant(en) van die [slachtoffer 1], en/of - het ter beschikking stellen van condooms aan die [slachtoffer 1] en de (prostitutieklant(en) van die [slachtoffer 1] (art 273F lid 1 sub 5) en/of 3) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die [slachtoffer 1] met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, onder meer door die [slachtoffer 1] te bewegen, (een deel van) het door haar met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld af te staan aan haar, verdachte en/of haar mededader(s) (art 273F lid 1 sub 8); Feit 2 primair: zij in of omstreeks de periode van 24 juni 2013 tot en met 25 juni 2013 te Opmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 2], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, in elk geval in een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die [slachtoffer 2] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door: - die [slachtoffer 2] informatie te verschaffen over het maken van een seksadvertentie op de website www.seksjobs.nl, en/of - die [slachtoffer 2] te helpen met het maken en/of het plaatsen van een seksadvertentie op de website www.seksjobs.nl (waarin die [slachtoffer 2] als prostituee werd aangeboden), en/of - die [slachtoffer 2] een werkkamer (voor prostitutiewerk) aan te bieden, - die [slachtoffer 2] te laten overnachten bij haar, verdachte en/of haar mededader(s), terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was; subsidiair: zij in of omstreeks de periode van 24 juni 2013 tot en met 25 juni 2013 te Opmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer 2], uit winstbejag behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, in elk geval in een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die [slachtoffer 2] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, - die [slachtoffer 2] informatie heeft/hebben verschaft over het maken van een seksadvertentie op de website www.seksjobs.nl, en/of - die [slachtoffer 2] heeft/hebben geholpen met het maken en/of het plaatsen van een seksadvertentie op de website www.seksjobs.nl (waarin die [slachtoffer 2] als prostituee werd aangeboden), en/of - die [slachtoffer 2] een werkkamer (voor prostitutiewerk) aan heeft/hebben geboden, - die [slachtoffer 2] heeft/hebben laten overnachten bij haar, verdachte en/of haar mededader(s), terwijl verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2 Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3 Bewijs 3.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten. 3.2. ( Partiële) vrijspraak feit 1 Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen onder feit 1 sub 2 is tenlastegelegd deels niet bewezen, te weten het deel: ‘ ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling’ . Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Naar het oordeel van de rechtbank kan evenmin bewezen worden verklaard hetgeen verdachte onder feit 1 sub 3 ten laste is gelegd. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden bewezen dat verdachte en zijn medeverdachten ervoor hebben zorggedragen dat aangeefster de benodigde middelen kreeg (waaronder het gebruik van een slaapkamer) om prostitutiewerkzaamheden te verrichten. Tevens bestaan kan worden bewezen dat zij voor in ieder geval het gebruik van de slaapkamer geld zou hebben betaald aan verdachte en/of zijn medeverdachten. Echter, het betalen van bedragen - waarvan overigens niet exact is komen vast te staan wat de hoogte van die bedragen was - voor gebruik van een slaapkamer, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor het aannemen van het opzettelijk voordeel trekken uit de seksuele handelingen van aangeefster met of voor derden tegen betaling. feit 2 primair Voorts is de rechtbank met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat een enkele overnachting onvoldoende is om aan te merken als het gelegenheid of middelen bieden voor illegaal verblijf. Ook is naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier en verhandelde terechtzitting niet gebleken dat [slachtoffer 2] reeds prostitutiewerkzaamheden had verricht, zodat van een voltooid delict zoals is ten laste gelegd onder 2 primair, geen sprake is. 3.3. Bewijsmiddelen De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen. 3.4. Bewijsoverwegingen feit 1 De rechtbank overweegt het volgende. Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat medeverdachte [medeverdachte 1] in contact is gekomen met de minderjarige aangeefster doordat zij zichzelf als prostituee onder de naam “[werknaam]” had aangeboden op de website seksjobs.nl. Via deze website heeft medeverdachte [medeverdachte 1] op 15 januari 2013 aangeefster een e-mailbericht gestuurd, waarin hij haar heeft uitgenodigd haar prostitutiewerkzaamheden bij hem in zijn caravan te verrichten. Medeverdachte [medeverdachte 1] hoopte met het ter beschikking stellen van zijn caravan financieel ruimer te kunnen leven. In
de periode dat hij in Opmeer woonde, had medeverdachte [medeverdachte 1] immers geen vaste reguliere inkomsten. Vervolgens is er telefonisch contact geweest tussen aangeefster en medeverdachte [medeverdachte 1] en is aangeefster op het aanbod van medeverdachte [medeverdachte 1] ingegaan. Kort daarna is aangeefster op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] door medeverdachte [medeverdachte 2] van het station in Hoorn opgehaald en naar de stacaravan van medeverdachte [medeverdachte 1] gebracht. Medeverdachte [medeverdachte 1] huurde die stacaravan (met [nummer]) op een bungalowpark in Opmeer. Medeverdachte [medeverdachte 2] huurde op datzelfde bungalowpark een stacaravan met [nummer], welke stacaravan was gelegen naast die van medeverdachte [medeverdachte 1]. Verdachte heeft een relatie met medeverdachte [medeverdachte 2] en in de ten laste gelegde periode woonde verdachte bij [medeverdachte 2] in de door haar gehuurde stacaravan. Verdachte had naar eigen zeggen geen regulier inkomen gedurende de periode dat hij daar verbleef. Korte tijd later heeft medeverdachte [medeverdachte 2] op enig moment seksueel getinte foto’s van aangeefster gemaakt, die zij aan medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gegeven. Medeverdachte [medeverdachte 2] ging er daarbij van uit dat deze foto’s zouden worden gebruikt voor een advertentie van aangeefster op een website waarop personen als prostituee worden aangeboden. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft meerdere malen een profiel of advertentie van aangeefster op een dergelijke website ‘omhoog geplaatst’. Bezoekers van de websites waarop de advertentie van aangeefster geplaatst was, konden op afspraak en tegen betaling seksuele handelingen met haar verrichten. Dat gebeurde in eerste instantie in de caravan van medeverdachte [medeverdachte 1], maar volgens hem en getuigen [getuige 1] en [getuige 2], die eveneens aldaar prostitutiewerkzaamheden verrichtten, vonden die werkzaamheden ook plaats in de naastgelegen caravan van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2], hetgeen ook wordt verklaard door medeverdachte [medeverdachte 2]. Getuige [getuige 1] verklaart daarover dat aangeefster bij medeverdachte [medeverdachte 1] een andere advertentie had, dan bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. Medeverdachte [medeverdachte 1] beheerde volgens getuige [getuige 1] de advertentie op seksjobs.nl en medeverdachte [medeverdachte 2] de advertentie op kinky.nl. Getuige [getuige 2] verklaart verder nog dat prostitutieklanten die belden naar het nummer dat stond vermeld in de advertenties, veelal niet door de prostituee zelf te woord werden gestaan maar door medeverdachte [medeverdachte 2], omdat zij de (werk)telefoons bediende. Dat gold ook in het geval van aangeefster. Getuige [getuige 1] verklaart eveneens dat medeverdachte [medeverdachte 2] de telefoon opnam voor aangeefster als er gebeld werd door klanten. Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart zelf voorts nog dat zij geld kreeg van aangeefster voor het gebruik van haar caravan voor prostitutiewerkzaamheden en voor het vervoer van en naar de caravans. Daarbij komt dat verdachte volgens getuige [getuige 2] de baas was, hij maakte de accounts van de websites waarop de prostituees werden aangeboden en ontving het geld dat werd betaald door de prostitutieklanten. Voorts blijkt uit het dossier dat alle verdachten onderling contact met elkaar hebben gehad, met name via sms-berichten, over het verrichten van prostitutiewerkzaamheden door meerdere vrouwen, waaronder ook aangeefster. Naar het oordeel van de rechtbank komt uit het vorenstaande en de (overige) zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen genoegzaam naar voren dat tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] sprake is geweest van een samenwerkingsverband gericht op het doen verrichten van prostitutiewerkzaamheden door vrouwen waaronder aangeefster, die in de periode dat zij die werkzaamheden bij verdachten verrichtte, minderjarig was. Derhalve heeft verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan mensenhandel, door een minderjarige op de wijze zoals hierna zal worden bewezenverklaard, te werven om prostitutiewerkzaamheden te verrichten met het oogmerk van uitbuiting en door ten aanzien van die minderjarige handelingen te ondernemen zoals hierna zal worden bewezenverklaard en waarvan hij en zijn medeverdachten wisten dat aangeefster zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen.
Daarbij is nog van belang dat bij de vraag of er sprake is geweest van een uitbuitingssituatie als bedoeld in artikel 273f, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, volgens vaste jurisprudentie (vgl bijvoorbeeld Hoge Raad, 5 februari 2002, LJN: AL6528) en de memorie van toelichting op dat wetsartikel, geldt dat van een zodanige situatie sprake is indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Nu het brengen van een minderjarige in een situatie waarin aangeefster verkeerde in geen enkel geval gelijk te noemen is aan de omstandigheden waarin een mondige (en meerderjarige) prostituee in Nederland pleegt te verkeren, is naar het oordeel van de rechtbank reeds daarom al sprake van een uitbuitingssituatie. Daar komt dan nog bij dat aangeefster volgens de verklaringen van eerdergenoemde getuige [getuige 2], naïef en dom was en zich makkelijk dingen liet vertellen. Dat er sprake was van enig eigen initiatief aan de zijde van aangeefster dan wel dat zij eerder als prostituee werkzaam was geweest -wat daar verder ook van zij- doet aan het voorgaande oordeel niets af. Voorts wordt nog overwogen dat niet is vereist dat aangeefster daadwerkelijk is uitgebuit (vgl Hoge Raad 27 oktober 2009, LJN BI7099). Het oogmerk daartoe volstaat. Dit oogmerk kan naar het oordeel van de rechtbank worden gegrond op de verklaring van getuige [getuige 2] dat verdachte geld ontving van prostitutieklanten. Tevens neemt de rechtbank hierbij in aanmerking de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dat hij met het ter beschikking stellen van zijn caravan hoopte er financieel iets ruimer voor te komen staan en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], dat zij ook daadwerkelijk geld of boodschappen ontvingen van aangeefster. Uit de verklaringen van de genoemde getuigen dat zij een deel van hun verdiende geld aan verdachten moesten geven, blijkt ook het oogmerk van uitbuiting. Overigens valt niet in te zien om welke andere reden verdachte en medeverdachten hun caravans, waar zij ook woonden, ter beschikking zouden stellen aan een persoon die zij niet dan wel niet goed kenden voor prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank overweegt tenslotte dat voor zover de raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de bestanddelen die zien op de minderjarigheid van aangeefster, dat verweer eveneens wordt verworpen. Immers, de bepaling zoals neergelegd in artikel 273f, eerste lid, sub 2 en 5 van het Wetboek van Strafrecht ziet op bescherming van kinderen, ook tegen zichzelf. De minderjarigheid vormt een geobjectiveerd bestanddeel (zie bijv. Hof Arnhem 16 november 2009, LJN BK7664), zodat ten aanzien daarvan niet bewezen hoeft te worden dat er sprake was van opzet of schuld bij verdachte. Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte - kort gezegd - met anderen heeft deelgenomen aan mensenhandel van een minderjarige. 3.5. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat: feit 1: hij op tijdstippen in de periode van 15 januari 2013 tot en met 26 februari 2013 te Opmeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], 1) heeft geworven, vervoerd en overgebracht, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en 2) ten aanzien van die [slachtoffer 1] enige handeling heeft ondernomen, waarvan hij verdachte en zijn mededaders wisten dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, welke handelingen hebben bestaan uit - het vervoeren van die [slachtoffer 1] van/naar het station en/of de werkplek in Opmeer, - het maken van naaktfoto's van die [slachtoffer 1], althans foto's waarop die [slachtoffer 1] was gekleed in slechts (zeer) weinig of geen kleding,
- het onderhouden, waaronder begrepen 'omhoog plaatsen', van één profiel en/of advertentie op één website, te weten www.sexjobs.nl, waarin die [slachtoffer 1] als prostituee werd aangeboden, - het (telefonisch) te woord staan van (potentiële) prostitutieklanten van die [slachtoffer 1] en het maken van afspraken met die (potentiële) prostitutieklanten, - het ter beschikking stellen van één of meer slaapkamer(s) in één of meer caravan(s) aan die [slachtoffer 1] en de prostitutieklanten van die [slachtoffer 1]. feit 2 subsidiair: hij in of omstreeks de periode van 24 juni 2013 tot en met 25 juni 2013 te Opmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer 2], uit winstbejag behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, of die [slachtoffer 2] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, - die [slachtoffer 2] informatie hebben verschaft over het maken van een seksadvertentie op de website www.seksjobs.nl, en - die [slachtoffer 2] hebben geholpen met het maken en het plaatsen van een seksadvertentie op de website www.seksjobs.nl, waarin die [slachtoffer 2] als prostituee werd aangeboden, en - die [slachtoffer 2] een werkkamer voor prostitutiewerk aan hebben geboden, en - die [slachtoffer 2] hebben laten overnachten bij hem, verdachte, en zijn mededader, terwijl verdachte en zijn mededader ernstige redenen hadden te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4 Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1: sub 1) mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt; sub 2) mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt; Ten aanzien van feit 2 subsidiair: poging tot een ander uit winstbejag gelegenheid verschaffen tot het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5 Strafbaarheid van verdachte Voor zover de raadsman van verdachte met hetgeen hij heeft aangevoerd omtrent de leeftijd van het slachtoffer zich op het standpunt heeft willen stellen heeft dat verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald met betrekking tot de leeftijd van het slachtoffer en hij daarmee een beroep heeft gedaan op afwezigheid van alle schuld, overweegt de rechtbank het volgende. De raadsman heeft naar voren gebracht dat het slachtoffer heeft getracht te voorkomen dat verdachte en zijn medeverdachten haar werkelijke leeftijd te weten zouden komen. Zo heeft het slachtoffer een CJP-pas getoond met een onjuiste geboortedatum en heeft zij verdachte verteld dat zij een studie
Engelse literatuur volgde. Daarnaast stond in haar advertentie op sexjobs.nl vermeld dat zij negentien jaar oud zou zijn. De rechtbank stelt bij de beoordeling van dit verweer voorop dat de strekking van artikel 273f, eerste lid, onder 2 en onder 5, van het Wetboek van Strafrecht ziet op de bescherming van kinderen, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt. Op grond daarvan had verdachte de verplichting om gedegen onderzoek te doen naar de leeftijd van het slachtoffer. Een beroep op afwezigheid van alle schuld zal derhalve, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, niet makkelijk aanvaard kunnen worden. Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer een CJP-pas aan verdachte en zijn medeverdachten zou hebben getoond. Uit het dossier blijkt tevens dat het slachtoffer in het bezit was van een CJP-pas waarop een onjuiste geboortedatum stond vermeld. Nog daargelaten dat deze CJP-pas geen identificatiebewijs is, is deze pas zichtbaar onjuist, nu achter de naam van het slachtoffer stond weergegeven “(M)”, hetgeen erop duidt dat het om een mannelijke persoon zou gaan, terwijl dat niet het geval is. Voorts overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat zowel getuigen als de medeverdachten hebben getwijfeld of het slachtoffer meerderjarig was, niet alleen op grond van haar uiterlijke verschijning maar ook op grond van haar gedrag. Gelet hierop heeft verdachte niet op grond van de gegevens zoals zichtbaar op de CJP-pas en op grond van de mededeling van het slachtoffer dat zij een studie Engelse literatuur volgde, mogen concluderen dat het slachtoffer meerderjarig was en heeft hij onvoldoende onderzoek gedaan naar de leeftijd van het slachtoffer. Nu gesteld noch gebleken is dat de verdachte zich op enigerlei (andere) wijze heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van het slachtoffer, komt verdachte een beroep op afwezigheid van alle schuld dan ook niet toe. Het verweer wordt derhalve verworpen. Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6 Motivering van de sanctie 6.1. Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. 6.2. Oordeel van de rechtbank Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van een minderjarig slachtoffer. Kort op het eerst ontstane contact zijn er contacten gelegd dan wel afspraken gemaakt met prostitutieklanten en heeft het slachtoffer tegen betaling van een vergoeding gebruik gemaakt van een slaapkamer in de caravan van medeverdachte [medeverdachte 1] en later ook in de caravan van waarin hij woonde met zijn vriendin, voor het verrichten van seksuele handelingen met derden. Dit terwijl het slachtoffer zestien jaar oud en dus minderjarig was. Aldus heeft verdachte deelgenomen aan het misbruik maken van de kwetsbare en afhankelijke positie waarin het slachtoffer zich als minderjarige bevond. Verdachte heeft door haar handelen een grove inbreuk gemaakt op één van de voornaamste grondrechten van de mens, namelijk het recht op persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit; een in de nationale en in de internationale rechtsorde vastgelegd fundamenteel recht. Daarmee is de ernst van het door verdachte gepleegde misdrijf gegeven. Dat het slachtoffer minderjarig was weegt de rechtbank strafverzwarend mee, omdat minderjarigen dienen te worden beschermd tegen dergelijke inbreuken en tegen zichzelf.
Voorts heeft verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een strafbare poging tot hulp bij het illegaal verblijf van het slachtoffer [slachtoffer 2] door haar een slaapkamer ter beschikking te stellen ten behoeve van prostitutiewerkzaamheden. Verdachte heeft door zijn handelen bewust bijgedragen aan het in stand houden van illegaal verblijf van personen in Nederland, waarmee hij het overheidsbeleid inzake bestrijding daarvan heeft doorkruist. Gelet op de ernst van de feiten, en dan met name feit 1, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting heeft de rechtbank ten aanzien van de onder 1 bewezen verklaarde feiten, weinig inzicht gegeven in de onderlinge verhoudingen tussen verdachten, zodat de rechtbank bij de hoogte van de op te leggen straf geen aanleiding ziet om de rolverdeling tussen hen van invloed te laten zijn op de strafmaat. Daarentegen is wel duidelijk geworden dat de telefoon van het slachtoffer zeventien dagen in de buurt van de caravans van medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1] een zendmast heeft aangestraald, zodat de rechtbank aanneemt dat het slachtoffer in de tenlastegelegde periode minimaal 17 maal in Opmeer is geweest voor prostitutiewerkzaamheden. De rechtbank heeft dat meegewogen bij de op te leggen straf. De rechtbank heeft ten nadele van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7 Vordering benadeelde partij De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.400,ingediend tegen verdachte wegens materiële schade ten bedrage van € 1.400,- en immateriële schade ten bedrage van € 5.000,- die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, te vermeerderen met rente en kosten. Dit met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij ook op het moment van indienen van de vordering minderjarig was. Hoewel de vordering van de benadeelde partij is ingediend door een advocaat, is niet gesteld of gebleken dat de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij toestemming tot het indienen van de vordering heeft gegeven, zodat de benadeelde partij reeds daarom niet in de vordering zal kunnen worden ontvangen. Overigens is de rechtbank van oordeel dat de inhoudelijke behandeling van de vordering tevens een onevenredige belasting van het strafgeding zou vormen, zodat ook om die reden de benadeelde partij niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
8 Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: artikelen 45, 57, 197a en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 Beslissing De rechtbank: Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij. Bepaalt dat de onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN (9) MAANDEN . Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. van den Bos, voorzitter, mr. S.C.A. van Kuijeren en S. Ok, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.P. van Os, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 december 2013. Mr. S. Ok is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.