LJN: BN2703, Rechtbank Utrecht , 16-711769-09 [P] Print uitspraak
Datum uitspraak: 02-07-2010 Datum publicatie: 28-07-2010 Rechtsgebied: Straf Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie: Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich heeft bezig gehouden met het oplichten van banken en hypotheekverstrekkers.
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT Sector strafrecht parketnummer: 16-711769-09 [P] vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 juli 2010 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren op [1980] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres]. Raadsman: mr. T.J. Roest Crollius, advocaat te Woerden. 1 Onderzoek van de zaak De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 9 juni 2010, 15 juni 2010 en 18 juni 2010, waarbij de officier van justitie, mr. A.S. Bijleveld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. 2 De tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Feit 1: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met het oogmerk van oplichting van banken en/of hypotheekverstrekkers en/of personen; Feit 2: in vereniging diverse banken en/of hypotheekverstrekkers heeft opgelicht; Feit 3: in vereniging diverse malen valsheid in geschrift heeft gepleegd; Feit 4: medeplegen van witwassen van een totaalbedrag van € 122.630,74. 3 De voorvragen De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs 4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie gesteld dat in oktober 2007 het bedrijf [bedrijf 1] van [medeverdachte 1] op naam van verdachte heeft gestaan zodat [medeverdachte 1] een hypothecaire geldlening zou kunnen verkrijgen. Daarnaast is verdachte bij diverse besprekingen met betrekking tot de panden aan de [adres] te [plaats] en de [adres] te [plaats] aanwezig geweest. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gesteld dat de enkele klusjes die verdachte ten behoeve van [bedrijf 2] (hierna te noemen: [bedrijf 2]) heeft verricht in geen verhouding staan tot een bruto jaarsalaris van € 71.280,- zoals staat vermeld in de werkgeversverklaring. Volgens de officier van justitie is daarom ongeloofwaardig dat verdachte voor dit salaris voor [bedrijf 2] heeft gewerkt. Op grond van de stortingen over en weer van fictieve salarissen en de wisselende verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd, kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte hypotheekverstrekkers heeft opgelicht bij de aankoop van het pand aan de [adres] te [plaats] en de [adres] te [plaats], aldus de officier van justitie. 4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat verdachte van de feiten 1 tot en met 4 dient te worden vrijgesproken. Volgens de raadsman dient verdachte van feit 1 te worden vrijgesproken omdat geen sprake is van een organisatie. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad om aan de vermeende organisatie deel te nemen. [medeverdachte 2] heeft telkens op oneigenlijke wijze hypothecaire leningen geregeld en heeft hiertoe steeds afzonderlijk contact opgenomen met de personen die betrokken waren bij de diverse panden ten aanzien waarvan hypotheken werden verkregen. Verdachte heeft geen oneigenlijk gewin gehaald uit zijn eigen panden. Met betrekking tot de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman betoogd dat verdachte geen van de in de tenlastelegging genoemde valse documenten heeft opgemaakt. [medeverdachte 2] liet [medeverdachte 3] werkgeversverklaringen en loonstroken maken teneinde hypotheken met bouwdepots te verkrijgen. [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] maakte de bouwfacturen op teneinde geldbedragen uit de bouwdepots te verkrijgen. Verdachte was hier niet bij betrokken, aldus de verdediging. Hij heeft deze stukken ook niet voorhanden gehad aangezien [medeverdachte 2] telkens voor de financiële administratie heeft gezorgd. Verdachte heeft de stukken die [medeverdachte 2] hem heeft voorgehouden klakkeloos ondertekend. Verdachte kan aldus niet als dader worden aangemerkt. Hij kan ook niet als mededader worden gezien aangezien geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet wist en ook niet redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de geldbedragen zoals in de tenlastelegging genoemd van misdrijf afkomstig waren. 4.3 Het oordeel van de rechtbank Feit 3: valsheid in geschrift In het dossier bevinden zich de volgende documenten:
- een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 3] en [verdachte] ; - een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [verdachte] ; - vier salarisspecificaties van [bedrijf 1] uit de maanden juli 2007, augustus 2007, september 2007 en oktober 2007 betreffende het salaris van [verdachte] ; - een declaratieformulier bouwdepotbetaling betreffende het pand [adres] te [plaats] van 16 januari 2007 . [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nimmer werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 1]. Feit 1: criminele organisatie Feit 2: oplichting Aanvullend ten aanzien van feit 3: valsheid in geschrift Zaaksdossier 8 ([adres]-[adres] te [plaats]) In het dossier bevinden zich de volgende documenten: - een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] met een dienstverband als interim manager sinds 1 juli 2007 bij [bedrijf 2] (hierna te noemen: [bedrijf 2]) met een bruto jaarsalaris van € 71.280,inclusief vakantiegeld ; - een salarisspecificatie van [bedrijf 2] van oktober 2007 betreffende [verdachte] ; - drie facturen van [bedrijf 1] betreffende bouwwerkzaamheden aan het pand [adres] te [plaats], met daarop vermeld de factuurdata 29 januari 2008, 3 januari 2008 en 21 januari 2008, en de factuurbedragen € 22.312,50, € 25.198,25 en € 38.675,Op 18 januari 2008 is de hypotheek van de [adres] te [plaats] bij notaris mr. T.J. van der Veer gepasseerd . De geldlening bij de ABN-Amro bank bedraagt € 370.000,- inclusief bouwdepot van € 85.000,- . [medeverdachte 2] heeft als getuige ter terechtzitting van 15 juni 2010 verklaard dat [verdachte] het pand aan de [adres] te [plaats] heeft gekocht. Bij de hypotheek voor deze woning zat een bouwdepot om de woning te verbouwen tot appartementen. Volgens [medeverdachte 2] is de boel geflest. De werkgeversverklaring en salarisspecificatie waren fictief, aldus [medeverdachte 2]. [medeverdachte 3] heeft tegenover de politie verklaard dat hij een salarisspecificatie van [bedrijf 2] van oktober 2007 betreffende [verdachte] en een werkgeversverklaring heeft opgemaakt. [medeverdachte 2] heeft hem hiertoe de gegevens geleverd . [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard hij nimmer werkzaamheden heeft verricht in het pand aan de [adres] te [plaats] . Ook [verdachte] heeft ter terechtzitting van 9 juni 2010 verklaard dat [bedrijf 1] geen verbouwingswerkzaamheden heeft verricht in het pand aan de [adres] te [plaats]. Bewijsoverweging [verdachte] heeft ter zitting van 9 juni 2010 verklaard dat wel eens een klusje deed voor [bedrijf 2]. Hij deed administratieve werkzaamheden zoals brieven wegbrengen en daarnaast werk als klusjesman. Hij heeft een vlonder onder een jacuzzi gemaakt, gras gemaaid en bomen gesnoeid. Hij weet niet meer hoeveel uur hij voor [bedrijf 2] heeft gewerkt. Gelet op het bruto jaarsalaris van € 71.280,- dat [verdachte] volgens de werkgeversverklaring bij [bedrijf 2] zou hebben verdiend, acht de rechtbank deze verklaring van [verdachte] volstrekt ongeloofwaardig. Bovendien wordt de verklaring van [verdachte] weersproken door de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
Zaaksdossier 10 ([adres] te [plaats]) In het dossier bevinden zich de volgende documenten: - een werkgeversverklaring van [bedrijf 3] ten aanzien van [verdachte] ; - een salarisspecificatie van [bedrijf 3] betreffende [verdachte] ; - een factuur van aannemingsbedrijf [bedrijf 4] betreffende bouwwerkzaamheden aan het pand [adres] te [plaats] ; - een declaratieformulier bouwdepot waarin is verwezen naar bovenvermelde factuur . Op 21 december 2006 heeft Fortis een hypotheek verstrekt voor het pand aan de [adres] te [plaats] voor een bedrag van € 486.000,- waarin een bouwdepot was opgenomen van € 42.000,- . [medeverdachte 2] heeft ter terechtzitting van 15 juni 2010 als getuige verklaard dat hij als aankoopmakelaar voor [verdachte] betrokken is geweest bij het pand aan de [adres] te [plaats]. [medeverdachte 2] zei tegen [verdachte] dat hij wel eens kon informeren bij [medeverdachte 3] voor het opmaken van een werkgeversverklaring. [medeverdachte 3] vond het goed om een fictieve werkgeversverklaring namens [bedrijf 3] voor [verdachte] op te maken zonder dat [verdachte] bij [bedrijf 3] had gewerkt of loon van dit bedrijf had ontvangen. [medeverdachte 3] heeft deze fictieve werkgeversverklaring opgemaakt. De verbouwingswerkzaamheden zijn niet door Aannemingsbedrijf [bedrijf 4] verricht maar door iemand anders. Die opdracht is aan een aannemer gegeven die contant werd betaald en dus goedkoper was, aldus [medeverdachte 2] ter terechtzitting. [medeverdachte 4] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 2] hem circa zes keer heeft benaderd om valse facturen op te maken uit hoofde van het aannemersbedrijf [bedrijf 4]. Dit betrof telkens facturen voor verbouwingen met een kostenpost tussen de € 40.000,- en € 200.000,-. [medeverdachte 4] stuurde de door hem vals opgemaakte facturen naar [medeverdachte 2]. [medeverdachte 4] vervaardigde de facturen op de computer in zijn bedrijf te [bedrijf 4] . Voorts heeft [medeverdachte 4] verklaard dat hij in opdracht van [medeverdachte 2] een bouwnota heeft opgemaakt met betrekking tot het pand aan de [adres] . [verdachte] heeft ter terechtzitting van 9 juni 2010 verklaard dat hij nooit voor [bedrijf 3] heeft gewerkt. [verdachte] heeft [medeverdachte 2] gevraagd of hij een hypotheek met een bouwdepot voor het pand aan de [adres] te [plaats] voor hem wilde regelen. [verdachte] zou zelf de verbouwingswerkzaamheden doen. [medeverdachte 4] heeft nooit een klus in voornoemd pand verricht. Het geld van bouwdepot ten bedrage van € 42.000,- is gebruikt voor de verbouwing en om zakelijk krediet en een lening bij zijn ouders af te betalen, aldus [verdachte]. [verdachte] heeft erkend dat een bijschrijving van € 4.021,43 op zijn bankrekening afkomstig was van [bedrijf 3] . [verdachte] moest dit bedrag direct aan [medeverdachte 2] terugstorten. Aanvullend ten aanzien van feit 4: witwassen [medeverdachte 5] heeft ten aanzien van de uitkering uit het bouwdepot voor de [adres] te [plaats] bij de politie verklaard hij in opdracht van [verdachte] een betaling ten behoeve van [verdachte] heeft gedaan en het resterende bedrag aan [verdachte] heeft overgemaakt . [medeverdachte 5] heeft aan [verdachte] een bedrag van € 44.500,- overgemaakt en ten behoeve van [verdachte] een bedrag van € 7.000,- aan [A] . Uit het bouwdepot voor de [adres] te [plaats] is via [bedrijf 1] in totaal een bedrag van € 85.279,65 overgemaakt naar [medeverdachte 2] . Van dit bedrag heeft [medeverdachte 2] een bedrag van in totaal € 19.904,- ten behoeve van [verdachte] betaald aan [B]. En een bedrag van € 10.703,- aan [verdachte]. Hieruit vloeit voort dat verdachte ten minste de in de tenlastelegging genoemde € 29.130,74 voor handen heeft gehad terwijl hij wist dat dit bedrag was verkregen door de oplichting met betrekking tot het pand [adres] te [plaats].
Op 22 januari 2007 is op de bankrekening van [verdachte] een bedrag van € 42.000,- gestort uit het bouwdepot voor het pand [adres] te [plaats] . De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat enkele betalingen ten behoeve van verdachte zijn gedaan met behulp van bankrekeningen van anderen, te weten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2], niet wegneemt dat verdachte geldbedragen heeft overgedragen terwijl hij wist dat dit geld door misdrijf was verkregen. Aanvullend ten aanzien van feit 1: criminele organistatie [verdachte] zou samen met [medeverdachte 2][bedrijf 5] oprichten, aldus [verdachte] ter zitting van 9 juni 2010. Met deze onderneming wilden ze woningen tot appartementen verbouwen en deze verhuren. Tevens heeft [verdachte] ter zitting verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en zijn broer naar de Kamer van Koophandel is geweest teneinde [bedrijf 1], het bedrijf van [medeverdachte 1], op naam van de broer van [verdachte] te zetten. Met betrekking tot de panden aan de [adres] te [plaats] en de [adres] te [plaats] heeft [medeverdachte 5] een bedrag van € 44.500,- overgemaakt op de rekening van [verdachte] . [verdachte] heeft ter terechtzitting van 9 juni 2010 erkend dat hij aanwezig is geweest bij een bespreking met [medeverdachte 2], [medeverdachte 6] en [tante van verdachte] met betrekking tot een uitkering uit het bouwdepot voor het pand aan de [adres] te [plaats] ten behoeve van [medeverdachte 6] en [tante van verdachte]. [tante van verdachte], de tante van [verdachte], heeft bij de politie verklaard dat [verdachte] met [medeverdachte 2] meegaat om de stoere man te spelen bij [medeverdachte 2] . [tante van verdachte] heeft een harde schijf aan de politie overgelegd waarop vier opgenomen gesprekken staan vastgelegd. Deze vier gesprekken heeft de politie uitgewerkt . In één van de gesprekken zegt [verdachte] dat hij alles samen met [medeverdachte 2] doet en dat hij in de computer van [medeverdachte 2] kan . Bewijsoverweging De rechtbank acht op grond van de hierboven ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 4 genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met het op structurele basis verkrijgen van hypothecaire geldleningen op grond van niet bestaande dienstverbanden en met het onttrekken van geldbedragen uit bouwdepots op grond van valse bouwnota’s. Blijkens voormelde bewijsmiddelen is verdachte samen met [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] betrokken geweest bij hypotheekfraude met betrekking tot vijf panden, te weten de panden aan de [adres] te [plaats], de [adres] te [plaats], de [adres] te [plaats], de [adres] te [plaats] en de [adres] te [plaats]. De panden aan de [adres] te [plaats] en de [adres] te [plaats] betroffen panden van [verdachte]. In verband met de percelen [adres] te [plaats] en [adres] te [plaats] heeft [verdachte] een geldbedrag van € 44.500,op zijn bankrekening van [medeverdachte 5] ontvangen. Met betrekking tot de hypotheek voor het pand aan de [adres] te [plaats] van zijn tante [tante van verdachte] is [verdachte] aanwezig geweest bij de bespreking hierover tussen hem, [medeverdachte 2], [tante van verdachte] en [medeverdachte 6]. 4.3.1 Partiële vrijspraak Feit 1: criminele organisatie
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de criminele organisatie waaraan verdachte heeft deelgenomen het oogmerk had om naast banken en/of hypotheekverstrekkers eveneens personen op te lichten, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. 4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. op tijdstippen in de periode van 1 november 2006 tot en met 29 september 2009 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk oplichting van banken en/of hypotheekverstrekkers;
2. op tijdstippen in de periode van 1 november 2006 tot en met 2 juni 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en / of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en / of door listige kunstgrepen en / of door een samenweefsel van verdichtsels, (zaak 8) in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 januari 2008 ABN-Amro heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten een hypotheekleningsovereenkomst inclusief bouwdepot met [verdachte] betreffende het pand aan de [adres] te [plaats] en het afgeven van een goed, te weten het betalen van geldbedragen uit het bouwdepot, door middel van de oplichtingsmiddelen A, B en C als hieronder nader omschreven (zaak 10) in de periode van 20 november 2006 tot en met 7 augustus 2008 Fortis heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten een hypotheekleningsovereenkomst inclusief bouwdepot met [verdachte] betreffende het pand aan de [adres] te [plaats] en het afgeven van een goed, te weten het betalen van geldbedragen uit het bouwdepot, door middel van de oplichtingsmiddelen D, E en F als hieronder nader omschreven, hebbende verdachte en / of zijn mededader(s) toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of in strijd met de waarheid aan ABNAmro en Fortis valse documenten overlegd, te weten; A) een werkgeversverklaring van [bedrijf 2] ten aanzien van [verdachte]; B) een salarisspecificatie van [bedrijf 2] uit 2007 betreffende [verdachte]; C) drie facturen van [bedrijf 1] betreffende bouwwerkzaamheden aan het pand [adres] te [plaats]; D) een werkgeversverklaring van [bedrijf 3] ten aanzien van [verdachte]; E) een salarisspecificatie van [bedrijf 3] betreffende [verdachte]; F) een factuur van aannemingsbedrijf [bedrijf 4] betreffende bouwwerkzaamheden aan het pand [adres] te [plaats]; waardoor de ABN0-Amro en Fortis werden bewogen tot het aangaan van bovenomschreven hypotheekleningsovereenkomsten en het afgeven van een of meer geldbedragen;
3. op tijdstippen in de periode van 1 november 2006 tot en met 2 juni 2009 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen telkens hierna genoemde geschriften, elk zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders telkens valselijk opgemaakt en/of voor akkoord ondertekend, - een factuur van [bedrijf 1] voor een bedrag van € 25.198,25 betreffende het pand [adres]-[adres] te [plaats], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de factuur niet waren verricht - een factuur van [bedrijf 1] voor een bedrag van € 38.675,- betreffende het pand [adres]-[adres] te [plaats] terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de factuur niet waren verricht - een factuur van [bedrijf 1] voor een bedrag van € 22.312,50 betreffende het pand [adres]-[adres] te [plaats], terwijl de werkzaamheden verbandhoudende met de factuur niet waren verricht - een werkgeversverklaring ten aanzien van [verdachte] met een dienstverband als interim manager sinds 1 juli 2007 bij [bedrijf 2] met een bruto jaarsalaris van 71.280,00 euro inclusief vakantiegeld, terwijl geen sprake was van een dergelijk dienstverband - een salarisspecificaties van [bedrijf 2] uit 2007 betreffende het salaris van [verdachte], terwijl geen werkzaamheden waren verricht en geen sprake was van een dergelijk salaris - een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 3] en [verdachte] terwijl geen arbeid conform die overeenkomst werd verricht - een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en [verdachte] terwijl geen arbeid conform die overeenkomst werd verricht - vier salarisspecificaties van [bedrijf 1] uit maanden in 2007 betreffende het salaris van [verdachte], terwijl geen werkzaamheden waren verricht en geen sprake was van een dergelijk salaris - een declaratieformulier bouwdepotbetaling betreffende pand [adres] te [plaats] van 16 januari 2007, terwijl geen bouwwerkzaamheden waren verricht - een factuur van aannemingsbedrijf [bedrijf 4] betreffende pand [adres] te [plaats], terwijl de vermelde bouwwerkzaamheden niet waren verricht zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4. in de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 maart 2008, te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen voorwerpen, te weten navolgende geldbedragen: - Euro 44.500,- Euro 7.000,- Euro 29.130,- Euro 42.000,-
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid 5.1 De strafbaarheid van de feiten Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Feit 1: Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven; Feit 2: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd; Feit 3: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd; Feit 4: Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd. 5.2 De strafbaarheid van verdachte Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6 De strafoplegging 6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van € 230.000,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. 6.2 Het oordeel van de rechtbank Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich heeft bezig gehouden met het oplichten van banken en hypotheekverstrekkers. Deelnemers aan deze criminele organisatie hebben valse salarisspecificaties, werkgeversverklaringen en bouwnota’s bij deze instellingen ingediend teneinde hypothecaire leningen en bouwdepots te verkrijgen. Met betrekking tot de rol van verdachte binnen deze organisatie heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte heeft gezegd dat hij alles samen met [medeverdachte 2] deed en dat hij in de computer van [medeverdachte 2] kon. [medeverdachte 2] was de centrale persoon binnen de criminele organisatie die telkens contacten onderhield met andere deelnemers van de organisatie om stukken aan te leveren ter verkrijging van hypothecaire leningen en gelden uit bouwdepots. Met zijn handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hypotheekverstrekkers in dergelijke stukken mogen stellen en deze instellingen telkens voor grote bedragen benadeeld. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 februari 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Alles afwegende is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren alsmede een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis kan worden volstaan. 7 De benadeelde partij Aegon Levensverzekering N.V. Beweerdelijk namens de benadeelde partij heeft [C], werkzaam als fraudecoördinator bij Aegon Levensverzekering N.V., overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat [C], voornoemd, bijzonder gevolmachtigd is om voormelde vordering in te dienen, zodat de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren met bepaling dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. 8 De wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 140, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 9 De beslissing De rechtbank: Vrijspraak - spreekt verdachte vrij van: - het onder 1 ten laste gelegde oogmerk van de criminele organisatie tot oplichting van personen; Bewezenverklaring - verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven; - spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd; Strafbaarheid - verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: Feit 1: Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven; Feit 2: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd; Feit 3: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd; Feit 4: Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd. - verklaart verdachte strafbaar; Strafoplegging - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren; - bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; - veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 200 uren; - beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen; Benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij Aegon Levensverzekering N.V. niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; - verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. R.P. den Otter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juli 2010.