UITSPRAAK 1 VAN 2015 VAN HET TUCHTCOLLEGE VOOR DE SCHEEPVAART IN DE ZAAK NR. 2015.V3-LEAH Op het verzoek van: verzoeker de Minister van Infrastructuur en Milieu, te s’Gravenhage, gemachtigde: ing. M. Schipper, senior inspecteur ILT/Scheepvaart te Rotterdam, tegen betrokkene Kapitein V. F., niet verschenen.
1.
Het verloop van de procedure
Op 20 februari 2015 heeft het Tuchtcollege een verzoek tot tuchtrechtelijke behandeling ontvangen van ing. M. Schipper, senior inspecteur ILT/Scheepvaart te Rotterdam, gericht tegen betrokkene als kapitein van het Nederlandse zeeschip Leah. Bij het verzoek waren zes bijlagen gevoegd. Hierop heeft het Tuchtcollege bij brief (aangetekend en per gewone post) in de Engelse taal aan betrokkene kennis gegeven van het verzoekschrift met bijgevoegd een vertaling van het verzoekschrift met bijlagen in de Engelse taal en met de mededeling aan betrokkene dat deze de mogelijkheid had een verweerschrift in te dienen. Van betrokkene is geen verweerschrift ontvangen, noch enige andere reactie.
1
De voorzitter heeft bepaald dat de mondelinge behandeling van de zaak zou plaatsvinden op 19 juni 2015 om 10.30 uur in de lokalen van het Tuchtcollege te Amsterdam. De ILT en betrokkene - in de Engelse taal, zowel bij aangetekende brief als per gewone post - zijn opgeroepen om dan op de zitting van het Tuchtcollege te verschijnen. De zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2015. Voor verzoeker is ter zitting verschenen ing. M. Schipper, senior inspecteur ILT/Scheepvaart. Betrokkene is niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend.
2.
Het verzoek
Aan het verzoek is het navolgende ten grondslag gelegd. In de nacht van zondag 3 augustus op maandag 4 augustus [2014] arriveerde het onder Nederlandse vlag varende zeeschip Leah, onderweg van IJsland naar Rotterdam, zuid van de Maas Center Boei en nam daar voor het laatste deel van de reis de loods aan boord. De wachtsman op de brug bleek de eerste stuurman te zijn en deze wilde bij aankomst twee sleepboten. Dit was niet conform hetgeen de loods hem wilde adviseren. Vervolgens vertelde hij dat de kapitein dronken was. Na enige tijd kwam de kapitein in kennelijke staat van dronkenschap op de brug en begon zich met het varen van het schip te bemoeien. Hierbij werden zijn handelingen door de loods als in strijd met goed zeemanschap ingeschat. Meerdere malen is de kapitein door de loods en door de stuurman medegedeeld dat het op deze wijze niet veilig genoeg was om verder te varen. Aangezien zijn gedrag hierop niet veranderde, is het schip omgekeerd, is de loods van boord gegaan en heeft het schip een ankerplaats opgezocht. In het verloop van de nacht is door de reder een andere kapitein aan boord gezet, die het schip vervolgens naar binnen heeft gevaren. Na afmeren is door de Zeehavenpolitie te Rotterdam een onderzoek ingesteld.
2
Betrokkene was tijdens de gebeurtenissen kapitein op de Leah. Hem wordt verweten dat hij tijdens de reis zich in kennelijke staat van dronkenschap heeft begeven en daardoor niet in staat is geweest om het gezag te voeren en de bijbehorende verantwoordelijkheid te dragen. Dat dit gebeurde op het moment dat zijn aanwezigheid en gezag op de brug zeker verwacht mochten worden, maakt het verwijt alleen nog maar zwaarder.
3.
Het standpunt van betrokkene
Van betrokkene is geen reactie op het verzoek en het aan hem gerichte verwijt ontvangen.
4.
De beoordeling van het verzoek
A. Uit de bij het verzoek gevoegde scheepsgegevens blijkt het volgende. Het ms. Leah heeft een brutotonnage van 4015 ton, een lengte van 99,90 m en een breedte van 17 m. Het is eigendom van Beheersmaatschappij ms Frisian Sovereign B.V. en heeft Sneek als thuishaven. B. In de bij het verzoek gevoegde bemanningslijst d.d. 4 augustus 2014 staat dat het Nederlandse ms. Leah was vertrokken uit Straumsvik, IJsland en op 4 augustus 2014 aankwam in Rotterdam. Als kapitein is vermeld V. F., als eerste stuurman O. L. en als tweede stuurman A. S.. C. Een proces-verbaal van de Zeehavenpolitie te Rotterdam op 13 augustus 2014 opgemaakt door H.J. Visser en M. van Dinter, beiden hoofdagent van politie, met bijlagen, houdt samengevat en zakelijk weergegeven onder meer het volgende in. (1) Als verklaring van de eerste stuurman: Op 30 juli 2014 zijn we vanuit IJsland richting Rotterdam gevaren. Op 1 augustus 2014 werd ik door de tweede stuurman erop gewezen dat de
3
gezagvoerder minder in staat was zijn werk te doen omdat hij alcohol gedronken had. Vanaf die tijd is de gezagvoerder constant zwaar onder invloed geweest en hebben de tweede stuurman en ik het schip richting Rotterdam gevaren. Heel af en toe kwam de gezagvoerder op de brug, liep een rondje en zei verder niets. Hierbij rook hij sterk naar het gebruik van alcohol. Op 3 augustus 2014 kwam bij Maas Center een loods aan boord om samen met ons het schip de haven van Rotterdam binnen te brengen. Toen de loods aanstalten maakte om de reis aan te vangen, kwam de gezagvoerder op de brug en gaf te kennen dat hij het gezag over het schip had en dat de loods zich nergens mee moest bemoeien. Hij begon zelf de voortstuwingsinstallatie te bedienen. Hierop stelde de loods de gezagvoerder voor de keus dat deze naar zijn hut zou gaan en dat het schip zonder hem naar binnen zou worden gebracht of dat het schip zou omdraaien en naar een ankerplaats zou varen. Daar de gezagvoerder geen duidelijk antwoord gaf, besloot de loods rond te gaan en naar een ankerplaats te varen. Nadat de loods van boord gegaan was, hebben de tweede stuurman en ik het schip naar een ankerplaats gevaren en zijn daar voor anker gegaan. Vervolgens hebben wij het agentschap en de autoriteiten ingelicht. Met een aan boord gekomen nieuwe gezagvoerder en een andere loods zijn we de haven van Rotterdam binnengelopen. (2) Als verklaring van de tweede stuurman: In de nacht van 1 op 2 augustus 2014 moest ik de wacht overnemen van de gezagvoerder. Toen ik op de brug kwam, zag ik dat hij alleen op de brug was. Ik rook dat de gezagvoerder rook naar alcohol. Na mijn wacht werd ik afgelost door de eerste stuurman en ik vertelde hem dat de gezagvoerder dronken was. Gedurende de verdere reis richting Rotterdam is de gezagvoerder nauwelijks nuchter op de brug geweest en hebben de eerste stuurman en ik het schip verder gevaren. Voor de kust van Rotterdam kwam een loods aan boord. Plotseling kwam de gezagvoerder op de brug, totaal dronken en begon tegen de loods te schreeuwen dat hij het gezag over het schip had. Vervolgens begon hij de
4
voortstuwingsinstallatie te bedienen, doch hij was niet in staat iets zinnigs te doen. De loods gaf aan dat hij het schip alleen naar binnen bracht als de gezagvoerder naar zijn hut ging. De gezagvoerder bleef op de brug en toen besloot de loods het schip terug te varen naar een ankerplaats. De eerste stuurman en ik hebben het schip op een ankerplaats ten anker laten gaan. In de nacht van 3 op 4 augustus 2014 is er een nieuwe gezagvoerder aan boord gekomen die het schip de haven van Rotterdam heeft binnengeloosd. (3) Als bevindingen van de verbalisanten: Op 4 augustus 2014 gingen wij omstreeks 9:45 uur aan boord van het onder Nederlandse vlag varende zeeschip Leah, gemeerd liggende in de Waalhaven te Rotterdam. Aan boord spraken wij een man die ons aangaf de gezagvoerder te zijn van het zeeschip Leah. Hij weigerde medewerking te verlenen aan het afnemen van een ademanalyse. Het bleek ons dat hij niet in staat was enig zinnig gesprek te voeren omdat hij in kennelijke staat van dronkenschap verkeerde. Wij roken dat de adem van de man riekte naar inwendig gebruik van alcoholhoudende drank en zagen dat hij bloeddoorlopen ogen had. D. Een bij het proces-verbaal van de Zeehavenpolitie gevoegde verklaring van registerloods F. O. en een bij het verzoekschrift gevoegde IAD Loodsverklaring houden, samen bezien en zakelijk samengevat, het navolgende in. De loods kwam op 3 augustus 2014 om 23:10 uur zuid van de Maas Center Boei aan boord van de Leah. Op de brug vertelde de eerste stuurman dat de kapitein dronken in zijn hut zat. Nadat we enkele minuten hadden gevaren kwam de kapitein flink beschonken op de brug. Na enige tijd begon de kapitein zich met de reis te bemoeien en ging hij opeens zonder enige reden aan de telegraaf trekken. Door de loods werden diens handelingen als in strijd met goed zeemanschap ingeschat. De loods heeft de kapitein twee keer aangesproken dat het op deze manier niet veilig was om verder te varen en dat als hij niet naar zijn hut ging ze zouden uitdraaien en de loods van boord
5
zou gaan. De loods kreeg hierop geen duidelijk positief antwoord en het gedrag van de kapitein veranderde niet. Daarna heeft de loods besloten vanwege veiligheidsreden niet verder te varen en uit te draaien, terug naar de loodsboot. De loods heeft via de telefoon de eigenaar of agent van het schip gesproken en hem de situatie uitgelegd. Op 4 augustus 2014 om 00:25 uur is de loods van boord gegaan.
5. Het oordeel van het Tuchtcollege Op grond van de hiervoor weergegeven stukken en verklaringen is het volgende aannemelijk geworden. Het Nederlandse zeeschip Leah kwam in de nacht van 3 op 4 augustus 2014 aan op de rede van Rotterdam. Betrokkene was kapitein op de Leah. Zuid van de Maas Center Boei kwam de loods aan boord om met het schip de haven van Rotterdam binnen te varen. Op de brug trof hij de eerste stuurman en de tweede stuurman aan. De eerste stuurman vertelde de loods dat de kapitein dronken was. Nadat was begonnen naar de haven te varen, kwam betrokkene op de brug. Hij was dronken. Hij zei dat hij het gezag had en dat de loods zich niet met het varen mocht bemoeien. Hij ging zonder reden de voortstuwing van het schip bedienen en was niet in staat iets zinnigs te doen. De loods achtte de handelingen van betrokkene in strijd met goed zeemanschap. De loods heeft betrokkene er meermalen op aangesproken dat het niet veilig was zo verder te varen en dat betrokkene naar zijn hut moest. Toen dat geen resultaat had en het gedrag van betrokkene niet veranderde, besloot de loods met het schip om te keren omdat het in deze situatie niet veilig was verder te varen. De loods is daarna van boord gegaan en het schip is door de stuurlieden ten anker gelegd. Door tussenkomst van de rederij(agent) is een andere gezagvoerder aan boord gekomen, waarna het schip de haven van Rotterdam is binnengelopen. Toen de politie daar aan boord kwam, was betrokkene sterk onder invloed van alcohol.
6
Hieruit blijkt dat betrokkene in de nacht van 3 op 4 augustus 2014 zwaar onder invloed verkeerde van alcohol en daardoor niet in staat was zijn taken en verantwoordelijkheden als gezagvoerder van het schip uit te oefenen. Door de toestand waarin betrokkene verkeerde en het feit dat hij zich met de navigatie wilde bemoeien en probeerde te verhinderen dat de loods zijn werk deed ontstond een onveilige situatie voor het schip, zijn opvarenden en het verdere scheepvaartverkeer. Omdat betrokkene niet voor rede vatbaar was, heeft de loods het verstandige besluit genomen om te keren en naar een ankergebied te gaan. Uit de verklaringen van de eerste en de tweede stuurman blijkt dat betrokkene ook al in de paar dagen tevoren - in feite gedurende het grootste deel van de reis vanaf IJsland - zwaar onder invloed was en niet in staat om zijn taken als gezagvoerder te vervullen. Aangenomen kan worden dat betrokkene zich zelf in deze beschonken staat heeft gebracht en gehouden. De gedragingen van betrokkene leveren overtreding op van het voorschrift van artikel 4 lid 4 van de Wet zeevarenden in verbinding met artikel 55a van die wet: het als kapitein handelen of nalaten aan boord in strijd met de zorg die door een goed zeeman in acht behoort te worden genomen ten opzichte van de opvarenden, het schip en het scheepvaartverkeer. Het tuchtcollege betrekt - naast het voorgaande - bij zijn oordeel de omstandigheid dat het incident met de loods zich afspeelde in de nacht en bij de aanloop naar de haven van Rotterdam, een gebied met drukke scheepvaart. Van betrokkene mocht uit hoofde van zijn functie worden verwacht dat hij bij het aanlopen en binnenvaren van deze haven op de brug aanwezig was en daar het gezag voerde.
7
6.
De Tuchtm aatregel
Het Tuchtcollege is van oordeel dat betrokkene hoogst ernstig is tekortgeschoten in zijn functie van kapitein en zijn verantwoordelijkheden totaal heeft veronachtzaamd. Gezien de buitengewone ernst van de gebleken gedragingen is een schorsing van de vaarbevoegdheid van na te noemen, maximale duur op zijn plaats.
7.
De beslissing
Het Tuchtcollege: •
verklaart de tegen betrokkene aangevoerde bezwaren gegrond zoals hiervoor aangegeven onder 5;
•
legt betrokkene een schorsing van de vaarbevoegdheid op voor een periode van twee jaar.
Aldus gewezen door mr. A.N. van Zelm van Eldik, plv. voorzitter, E.R. Ballieux en drs. ing. S.M. den Heijer, leden, in aanwezigheid van mr. E.H.G. Kleingeld als secretaris en uitgesproken door mr. A.N. van Zelm van Eldik ter openbare zitting van 1 juli 2015.
E.G.H. Kleingeld
A.N. van Zelm van Eldik
secretaris
plv. voorzitter
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij het College van beroep voor het bedrijfsleven, Prins Clauslaan 60, 2595 AJ 's-Gravenhage (Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage), Nederland.
8