RECHTBANK AMSTERDAM Sector Bestuursrecht zaaknummer: AMS 09/1832 uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, gemachtigde: mr. M.R. Meulenberg-ten Hoor, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder, gemachtigde [naam 1]. Procesverloop Bij besluit van 7 oktober 2008 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij per 7 november 2008 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid is. Bij besluit van 25 maart 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard (het bestreden besluit). Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 mei 2011. Eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde [naam 2]. Ter zitting is het onderzoek gesloten. Vervolgens heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek heropend en bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat om een deskundige te benoemen. De rechtbank heeft daarop deskundige dhr. G.H.F. van der Leeuw (hierna: van der Leeuw), revalidatiearts, benoemd voor het instellen van een onderzoek. De deskundige heeft eiseres onderzocht en schriftelijk verslag van het onderzoek uitgebracht. Het onderzoek van de door de rechtbank benoemde deskundige T.I. Oei, (hierna: Oei), psychiater, is beëindigd zonder rapportage. De rechtbank heeft de zaak ter zitting van 3 juli 2013 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Overwegingen 1. De rechtbank neemt de volgende feiten en omstandigheden als uitgangspunt. 1.1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als operator/machinebediende voor 38,93 uur per week en is op 10 november 2006 uitgevallen wegens een bedrijfsongeval. 1.2. Aan het bestreden besluit ligt de rapportage van bezwaarverzekeringsarts A. Deitz (hierna: Deitz) van 9 maart 2009 en van bezwaararbeidsdeskundige W.A.M.H. Heijmans (hierna: Heijmans) van 24 maart 2009 ten grondslag. De bezwaarverzekeringsarts heeft de functionele mogelijkheden lijst (FML) aangepast door tevens op medisch vlak beperkingen op te nemen voor kortcyclisch buigen, torderen, koude en warme blootstelling en dragen van standaard hoge werkschoenen en op psychisch vlak beperkingen op relevante psychisch belastende factoren op te nemen. De bezwaararbeidsdeskundige heeft naar aanleiding van deze wijzigingen in de FML drie van de vijf geduide
functies niet langer passend geacht en heeft één andere functie bij geduid. De vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is ongewijzigd minder dan 35% gebleven. 1.3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij zich niet kan verenigen met de aangepaste FML, omdat te weinig rekening is gehouden met haar lichamelijke en psychische beperkingen. Zij is niet in staat om fulltime te werken. De geduide functies zijn ongeschikt voor haar, omdat deze functies haar belastbaarheid overschrijden op enkele punten. 2. De rechtbank gaat uit van de volgende relevante regelgeving. 2.1. Op deze zaak is, gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zoals deze wet luidde tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór 1 januari 2013. 2.2. Op grond van artikel 5, van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. 3. De rechtbank overweegt ten aanzien van de medische grondslag van het bestreden besluit als volgt. Fysieke beperkingen 3.1 Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) dient de rechtbank het oordeel van een onafhankelijke door haar ingeschakelde deskundige te volgen, mits de deskundige zijn bevindingen en conclusies op inzichtelijke wijze en naar behoren heeft gemotiveerd (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 24 juni 2009, LJN: BI9799 en 18 juli 2012, LJN: BX2196). 3.2. De rechtbank heeft revalidatiearts van der Leeuw als medische deskundige benoemd. Van der Leeuw heeft in zijn rapportage van 18 augustus 2011 geoordeeld dat eiseres een ernstig, lichamelijk en psycho-emotioneel trauma heeft opgelopen, waarvan zij somatisch redelijk tot goed is hersteld. Er is nog steeds sprake van zeer uitgebreide weke delen deformiteiten, beperkte enkelmobiliteit en functionele instabiliteit van de knie. Hij is van oordeel dat voldoende waarde is toegekend aan de beperkingen van eiseres zoals beschreven in de FML van verweerder van 9 maart 2009. Ten aanzien van de beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren kan hij geen uitspraken doen en raadt hij een psychische expertise aan. 3.3. De rechtbank is van oordeel dat deskundige van der Leeuw naar behoren heeft gemotiveerd hoe hij tot zijn bevindingen en conclusies is gekomen. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan het uitgangspunt dat de rechtbank het oordeel van de onafhankelijke door haar ingeschakelde deskundige dient te volgen, afwijking zou behoeven. Ten aanzien van de fysieke beperkingen van eiseres volgt de rechtbank dan ook de bevindingen van deskundige van der Leeuw. Psychische beperkingen 3.4. De rechtbank zal niet meer overgaan tot het benoemen van een (andere) psychische deskundige, nu eiseres desgevraagd uitdrukkelijk heeft aangegeven dat een nader onderzoek op dit moment te belastend is voor haar. Het contact tussen eiseres en deskundige Oei verliep moeizaam en Oei
heeft de opdracht teruggegeven aan de rechtbank. Ter zitting heeft eiseres aangegeven dat ze een uitspraak wil op basis van de stukken in het dossier. De rechtbank zal zich dan ook voor de beantwoording van de vraag of de psychische beperkingen van eiseres op de datum in geding, te weten 7 november 2008, door verweerder voldoende zijn vastgesteld, baseren op de stukken die door verweerder en eiseres zijn ingebracht in deze procedure. 3.5. Ter onderbouwing van haar psychische beperkingen heeft eiseres rapportages overgelegd van psychiaters J. Geutjens (hierna: Geutjens) en R.A. Achilles (hierna: Achilles). Uit de rapportages van Geutjens van 16 februari 2009 en 5 september 2009 blijkt volgens eiseres dat zij elementen van een posttraumatisch stressstoornis (PTSS) met een depressieve stemming ondervindt. Achilles heeft in zijn rapportages van 29 november 2010 en 1 juli 2012 overwogen dat eiseres PTSS heeft met wellicht een depressieve stoornis, eenmalige episode in volledige remissie. In zijn rapportage van 1 juli 2012 vermeldt hij dat hij in de rapportage van de verzekeringsarts van 9 september 2008 niets terug kan vinden over klachten en problemen die het gevolg zijn van een PTSS en dat verweerder in de FML van 8 september 2008 daarom onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische belastbaarheid van eiseres. 3.6. Bezwaarverzekeringsarts A. Deitz (hierna Deitz) heeft in zijn rapportage van 9 maart 2009 aangegeven dat hij de FML aanpast door op psychisch vlak beperkingen op te nemen voor relevante psychisch belastende factoren. Inmiddels is volgens Deitz namelijk bekend geworden dat eiseres leidt aan PTSS met depressieve stemming. De situatie is niet dusdanig slecht dat eiseres niet meer zelfredzaam is, waardoor geen sprake is van een volledige arbeidsongeschiktheid op psychische gronden. 3.7. Voor zover eiseres het niet eens is met de stelling van verweerder dat sprake is van elementen van PTSS (posttraumatische stresstoornis) en de diagnose PTSS niet door verweerder wordt aangenomen, overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad gaat het bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid niet om de (precieze) diagnose, maar om de medisch objectiveerbare beperkingen voor het verrichten van arbeid (zie de uitspraak van de Raad van 8 december 2010, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BO7222). Tussen partijen is niet in geschil dat bij eiseres sprake is van psychische beperkingen. Daarbij is niet in geschil dat de psychische klachten van eiseres voortkomen uit een PTSS met depressieve stemming, zoals zowel door de behandelaars van eiseres als de bezwaarverzekeringsarts is aangenomen. De rechtbank merkt overigens nog op dat ook Deitz op pagina 5 van zijn rapportage van 9 maart 2009 aangeeft dat eiseres lijdt aan een PTSS, niet aan elementen van een PTSS. 3.8. Hoewel eiseres ter zitting heeft gesteld dat Achilles bij zijn onderzoek alle beschikbare informatie heeft meegenomen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de rapportage van Achilles van 1 juli 2012 afdoende dat Achilles slechts is uitgegaan van de rapportage van de verzekeringsarts van 9 september 2008 en de daarbij behorende FML. Hij stelt immers dat verweerder in het geheel geen psychische beperkingen heeft opgenomen. Dit was het geval bij de primaire beoordeling. In geding is echter het bestreden besluit waaraan de rapportage van Deitz van 9 maart 2009 ten grondslag ligt. Zoals hiervoor is weergegeven, is Deitz in zijn beoordeling wel uitgegaan van PTSS met depressieve stemming en heeft in dat verband ook nadere beperkingen op sociaal en persoonlijk functioneren in de FML opgenomen. Voorts is niet gebleken dat Achilles bij zijn onderzoek is uitgegaan van de datum in geding van 7 november 2008. In zijn rapportage uit 2010 focust hij op de op dat moment resterende psychische beperkingen van eiseres in het kader van een lopende letselschadeprocedure. Ook de beantwoording van de vragen in 2012 sluit niet kenbaar aan bij de psychische gesteldheid van eiseres op 7 november 2008. Dit maakt dat aan de informatie van Achilles niet die waarde kan worden gehecht die eiseres daaraan wenst te hechten. Immers, de rechtbank dient in deze zaak
enkel te oordelen over de beperkingen van eiseres op 7 november 2008. De bezwaarverzekeringsarts is wel expliciet ingegaan de toestand van eiseres op de datum in geding en heeft daarbij de informatie van Geutjens en Achilles meegewogen. De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende informatie heeft overgelegd om te twijfelen aan dat oordeel van de bezwaarverzekeringsarts. Hoewel het begrijpelijk en invoelbaar is dat eiseres geen nader psychiatrisch onderzoek door een door de rechtbank te benoemen psychiater wil ondergaan, heeft de rechtbank hierdoor geen andere medische informatie ter beschikking dan hetgeen hiervoor is aangehaald. De rechtbank heeft dan ook onvoldoende grond om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van verweerder. Urenbeperking 3.9. Eiseres meent op basis van de rapportages van Achilles dat een urenbeperking op haar van toepassing zou moeten zijn. 3.10. Bezwaarverzekeringsarts Deitz heeft in zijn rapportage van 2 juli 2009 aangegeven dat een urenbeperking niet van toepassing is in dit geval, omdat geen sprake is van ernstige energetische klachten of verminderde beschikbaarheid en voorts dat ook niet vanwege preventieve redenen een urenbeperking noodzakelijk is. De FML dient zodanig ingevuld te worden dat hele dagen werken mogelijk is. 3.11. De rechtbank overweegt dat Achilles in zijn rapportage van 1 juli 2012 zelf aangegeven heeft dat het aanduiden van urenbeperkingen altijd een hachelijke zaak is voor een psychiater. Op grond van de informatie schat hij dat eiseres niet in staat is geweest om 40 uur per week te werken, de helft lijkt hem een meer redelijke schatting. Deze stelling is door Achilles niet nader onderbouwd. Niet is gebleken dat Achilles één van de in het beleid van verweerder (zoals hierboven correct weergegeven door Deitz) opgenomen redenen voor het aannemen van een urenbeperking van toepassing acht op eiseres. De bezwaarverzekeringsarts heeft daarentegen wel voldoende onderbouwd waarom geen urenbeperking van toepassing is. Volgens jurisprudentie van de Raad is voor het aannemen van een urenbeperking pas aanleiding als met het vaststellen van beperkingen niet voldoende aan de voor betrokkene geldende mogelijkheden tegemoet kan worden gekomen, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 22 juni 2007, LJN BA9 (http://pi.ro.minjus/ljn.asp?ljn=BA9147)147. Niet is gebleken dat onvoldoende aan de voor eiseres geldende mogelijkheden tegemoet kan worden gekomen. De rechtbank is dan ook met verweerder van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor het aannemen van een urenbeperking. 3.12. Gelet op het voorgaande berust het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag. 4.1. Ten aanzien van de arbeidskundige gronden van eiseres tegen het bestreden besluit overweegt de rechtbank als volgt. 4.2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat ten aanzien van functie 111180 (productie mede-werker) een niet acceptabele overschrijding plaatsvindt op punt 4.22 en zij meer beperkt is ten aanzien van punt 5.7.0. Ten aanzien van de functie 315090 (medewerker mutatieverwerking) heeft zij aangevoerd dat de punten 1.9.7, 1.9.8. en 5.7.0. overschreden worden. De functie 267040 (elektronica monteur) kent vele overschrijdingen, vooral op punt 3.5. en 4.20 en het is de vraag of zij de veiligheidsschoenen kan dragen gezien haar brace. 4.3. De rechtbank overweegt dat eiseres, met hetgeen zij heeft aangevoerd ten aanzien van de punten 1.9.7, 1.9.8 en 5.7.0., in feite stelt dat zij meer beperkingen heeft dan verweerder heeft aangenomen. Op punt 1.9.8. en 5.7.0. heeft de bezwaarverzekeringsarts eiseres immers niet beperkt geacht en bij de functie medewerker mutatieverwerking is geen overschrijding op punt
1.9.7. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad dient de bestuursrechter in gevallen waarin niet met de medische grondslag verweven arbeidskundige gronden worden aangevoerd, zijn arbeidskundige beoordeling tot die gronden te beperken (bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 17 april 2007, LJN: BA2955). De rechtbank verwijst voor deze beroepsgronden van eiseres dan ook naar het bovenstaande, waaruit volgt dat het besluit op een deugdelijke medische grondslag berust. 4.4. Bezwaararbeidsdeskundige Heijmans heeft in zijn rapportage van 24 maart 2009 ten aanzien van punt 4.22.1 van de functie productie medewerker aangegeven dat incidenteel iets van de vloer opgepakt moet worden. Overwogen is dat 1x per dag incidenteel is en een incidentele belasting ook bij de gegeven belastbaarheid mag worden gevraagd van eiseres. Eiseres is daarbij niet beperkt voor buigen en kan daarom door 90 graden buigen iets van de vloer oprapen. In deze zelfde rapportage en de aanvullende rapportage van 3 juli 2009 heeft hij daarbij overwogen dat de veiligheidsschoenen (punt 3.5) bij de functie elektronica monteur ook in een laag model verkrijgbaar zijn, waardoor de aangegeven belastbaarheid niet wordt overschreden. Het trappen lopen (punt 4.20) bij deze functie is door de bezwaarverzekeringsarts in de rapportage van 2 juli 2009 mogelijk geacht voor eiseres, omdat het gaat om twee keer per dag op en af de trap lopen (13 treden) naar de kantine. Verder komt trappen lopen niet voor. Daarmee wordt ruim binnen de belastbaarheid van eiseres gebleven, volgens de bezwaararbeidsdeskundige. 4.5. De rechtbank overweegt dat de bezwaarverzekeringsarts in de FML onder punt 4.10 heeft opgenomen dat eiseres 90 graden kan buigen en een papiertje van de grond kan oprapen. Nu de overschrijding van 4.22 in de functie productie medewerker ziet op het incidenteel iets van de vloer oprapen, heeft de bezwaararbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd dat deze functie – ondanks de overschrijding op punt 4.22.1. – geschikt is voor eiseres. Ook ten aanzien van de functie elektronica monteur heeft de bezwaararbeidsdeskundige naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom de geduide functie, uitgaande van de medische beperkingen, passend is. Dit betekent dat eiseres in staat moet worden geacht de door verweerder geduide functies uit te oefenen. 4.6. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het bestreden besluit ook op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust. 4.7. Nu de beroepsgronden van eiseres niet kunnen slagen, zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling of voor vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Wiersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2013. de griffier de rechter Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Afschrift verzonden op: D: C SB