uitspraak RECHTBANK NOORD-NEDERLAND Zittingsplaats Groningen Bestuursrecht zaaknummer: LEE 14/3905 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2016 in de zaak tussen [...............], te [......], eisers, (gemachtigde: mr. J.A.J.M. van Houtum), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemsmond, verweerder (gemachtigden: H. Kussendrager en M. van Bolhuis). Procesverloop Bij besluit van 24 april 2013 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers van 21 december 2012 om handhavend op te treden tegen [..........] te [........] in verband met geluidsoverlast door bedrijfsactiviteiten, afgewezen. Bij besluit van 15 juli 2014 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 16 oktober 2014 heeft de rechtbank [.....] in de gelegenheid gesteld om als partij aan de beroepsprocedure deel te nemen. [.....] heeft geen gebruik gemaakt van die gelegenheid. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2015, onder leiding van mr. J.L. Boxum. Eiseres [.......] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden en F. Grond, K. Twuyver en W. van Oosten. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen zijn schriftelijke standpunt in te dienen over het akoestisch rapport van Geluidsadvies Nederland van 13 januari 2015. Bij brief van 13 februari 2015 heeft verweerder een schriftelijk standpunt ingediend. Bij brief van 16 maart 2015 hebben eisers een reactie ingediend. Bij brief van 7 april 2015 heeft de rechtbank de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: de StAB) benoemd tot deskundige en aan de StAB verzocht om een schriftelijk verslag uit te brengen.
zaaknummer: LEE 14/3905
blad 2
Op 9 juni 2015 heeft de StAB een schriftelijk verslag aan de rechtbank uitgebracht. Bij brief van 29 juni 2015 hebben eisers een reactie op dat schriftelijke verslag ingediend. Bij brief van 16 juli 2015 heeft verweerder een reactie op dat schriftelijke verslag ingediend. Op 5 november 2015 heeft de StAB een nader schriftelijk verslag aan de rechtbank uitgebracht. Bij brief van 21 december 2015 heeft verweerder een reactie op dat nadere schriftelijke verslag ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft opnieuw plaatsgevonden op 20 januari 2016. Eiseres [.........] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden en F. Grond. Overwegingen 1. Bij de beoordeling van het onderhavige beroep neemt de rechtbank de volgende feiten als vaststaand aan. Eisers zijn woonachtig op het perceel plaatselijk bekend [..........] te [.....]. Bij besluit van 18 april 2000 heeft verweerder aan [....] een revisievergunning (hierna: de revisievergunning) verleend voor een industrieel aardappelverwerkend bedrijf op het perceel [...........] te [....]. Aan die vergunning zijn geluidsvoorschriften verbonden. Het bedrijf is gelegen ten oosten van de woning van eisers. Bij brief van 21 december 2012 hebben eisers verweerder verzocht handhavend op te treden in verband met mogelijke overtreding van de in de revisievergunning opgenomen geluidsvoorschriften. Bij primair besluit van 24 april 2013 heeft verweerder dat handhavingsverzoek afgewezen. Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt. Bij brief van 18 juli 2013 heeft verweerder aan [....] een waarschuwing afgegeven in verband met overschrijding van de geluidsnormen in de nachtperiode. Op 2 oktober 2013 heeft [.....] verweerder ingelicht over een plan van aanpak tot reductie van de geluidsoverlast. In dat kader heeft [....] een akoestisch onderzoek van WNP raadgevend adviseurs (hierna: WNP) van 22 oktober 2013 ingediend. Dat WNP-rapport is later vervangen door een rapport van 8 april 2014. Bij advies van 3 maart 2014 heeft de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften verweerder geadviseerd het bezwaarschrift van eisers gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en een nieuw besluit op het handhavingsverzoek te nemen. 2. In het bestreden besluit heeft verweerder, in afwijking van het advies van 3 maart 2014, het bezwaarschrift van eisers ongegrond verklaard. Verweerder heeft - kort samengevat - overwogen dat op het moment van beslissen op het handhavingsverzoek, het doen van gedegen onderzoek naar de situatie ter plaatse en de mate van overtreding niet meer mogelijk was nu de beslistermijn reeds was verstreken en er een ingebrekestelling was ingediend. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat op dat moment niets anders mogelijk was dan het handhavingsverzoek af te wijzen.
zaaknummer: LEE 14/3905
blad 3
Voorts heeft verweerder overwogen dat hij parallel aan de afwijzing van het handhavingsverzoek, stappen jegens [.....] heeft genomen. [......] is vanaf I januari 2013 niet langer vergunningplichtig, maar valt onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit). De geluidsnormen van de revisievergunning waren nog steeds van toepassing, nu die normen door de werking van het overgangsrecht van rechtswege worden aangemerkt als maatwerkvoorschriften. Verweerder heeft overwogen dat uit het WNP-onderzoek van 22 oktober 2013 blijkt dat [....] niet kon voldoen aan de geldende geluidsnormen en dat om die reden sprake was van een overtreding; ook de mate van overtreding blijkt uit dat onderzoek. Dat onderzoek voorziet echter in een uitbreiding van de inrichting en geluidsreducerende voorzieningen waardoor wel aan de geluidsnormen kan worden voldaan, aldus verweerder. Verweerder heeft overwogen dat die maatregelen inmiddels zijn uitgevoerd en dat volgens het WNP onderzoek geen sprake meer zou zijn van een overschrijding van de geluidsnormen en om die reden geen sprake meer zou zijn van een overtreding. 3.1. Eisers menen dat verweerder ten onrechte niet handhavend heeft opgetreden. Eisers voeren - kort samengevat - aan dat zij al jarenlang geluidsoverlast ervaren van de bedrijfsactiviteiten van [....]. Uit het WNP-onderzoek blijkt dat door [....] niet werd voldaan aan de geluidsnormen. Eisers menen dat verweerder reeds om die reden handhavend had moeten optreden. Eisers achten de hele gang van zaken onbegrijpelijk en onaanvaardbaar; uit niets blijkt van enige representatieve geluidsmeting. De aard en omvang van het bedrijf zijn zodanig dat het maar de vraag is of de bedrijfsvoering volledig binnen de kaders van het Activiteitenbesluit valt en het bedrijf zonder vergunning in werking mag zijn, aldus eisers. 3.2. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij het bezwaarschrift van eisers terecht ongegrond heeft verklaard. Op basis van het WNP onderzoek en de door [......] uitgevoerde geluidsreducerende voorzieningen mocht hij er in beginsel van uit gaan dat er geen sprake meer was van een overtreding, aldus verweerder. 3 .3.1. Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder een akoestisch rapport van Geluidsadvies Nederland van 13 januari 2015 ingediend. Bij brief van 13 februari 2015 heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de geluidsmetingen en berekeningen van Geluidsadvies Nederland conform de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999' (hierna: de Handleiding) zijn uitgevoerd, dat ten tijde van de metingen sprake was van een representatieve bedrijfssituatie en dat uit de metingen is gebleken dat [....] de geluidsnormen in de revisievergunning niet (meer) overschrijdt. Er is geen sprake meer van een overtreding waardoor hij niet meer hoeft over te gaan tot het nemen van handhavingsmaatregelen, aldus verweerder. 3.3.2. Bij brief van 16 maart 2015 hebben eisers - samengevat - aangevoerd dat de metingen van Geluidsadvies Nederland geen bruikbare waarden hebben opgeleverd omdat sprake was van stevige westenwind en er geen sprake was van een representatieve bedrijfssituatie. 4. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het bestreden besluit in rechte stand kan houden. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende. 4.1. Vaststaat dat verweerder in het onderhavige geval eerst tijdens de beroepsprocedure ter plaatse akoestisch onderzoek heeft laten verrichten om na te gaan in
zaaknummer: LEE 14/3905
blad 4
hoeverre er sprake is van een overtreding. Met eisers is de rechtbank van oordeel dat het op verweerders weg lag om dit onderzoek, waaronder naar de akoestische gevolgen van de gesteld door [.....] aangebrachte geluidsreducerende voorzieningen, in ieder geval tijdens de bezwaarfase te verrichten. Verweerders aanname in het bestreden besluit dat met de geluidsreducerende voorzieningen en de onderbouwing in het WNP-onderzoek geen sprake meer zou zijn van een overschrijding van de geluidsnormen, is daarmee niet met deugdelijk onderzoek onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat aan het bestreden besluit in zoverre een gebrek kl.eeft nu dat besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet is voorzien van een deugdelijke motivering. Het beroep is reeds daarom gegrond. Het bestreden besluit is strijdig met de artikelen 3 :2 en 7: 12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en komt voor vernietiging in aanmerking. 4.2. Voorts ziet de rechtbank geen mogelijkheid om toepassing te gegeven aan de bevoegdheden genoemd in artikel 8:72, derde lid, van de Awb. 4.2.1. In het schriftelijke verslag van 9 juni 2015 heeft de StAB - samengevat overwogen dat begin 2014 diverse akoestische maatregelen door [....] zijn genomen, waarvan de belangrijkste op 6 mei 2014 zijn uitgevoerd, te weten het aanbrengen van kappen op drooguitlaten die de luchtstroom in noordelijke richting leiden. Overwogen is dat de uitgevoerde voorzieningen in grote lijnen overeenkomen met hetgeen door WNP is voorgesteld, zodat kan worden aangenomen dat na het treffen van de voorzieningen begin 2014 aan de geluidsgrenswaarden kan worden voldaan. Een en ander zal afhangen van de gebruikte materialen, de uitvoering en de nauwkeurigheid waarmee de voorzieningen zullen zijn uitgevoerd. Zo is in de rapporten aangegeven dat de kanaalwanden geluidsgeïsoleerd moeten worden uitgevoerd om een reductie van 8 dB in de richting van de woningen te realiseren. Isolatie die hier in verband met de afvoerlucht die stof bevat, technisch lastig kan zijn. Overwogen is dat of de aangebrachte voorzieningen overeenkomen met de voorgestelde voorzieningen in de WNP-rapporten, door een meting dient te worden vastgesteld, waarbij de gewenste geluidsreductie moet worden gemeten. Alleen dan is vast te stellen dat aan de geluidsgrenswaarden kan worden voldaan. Daarvoor kunnen zowel hernieuwde bronmetingen dienen, die dan in het akoestisch model worden verwerkt en doorgerekend, als een directe meting op afstand van het bedrijf zoals begin 2015 heeft plaatsgevonden. Met betrekking tot de door Geluidsadvies Nederland uitgevoerde meting is overwogen dat aan de uitkomsten van die meting geen (grote) waarde kan worden toegekend, omdat bij die meting niet aan de criteria uit de Handleiding is voldaan. Die meting voldeed niet aan de meteoraamcondities uit de Handleiding; zo was ten tijde van de meting sprake van een windrichting van het immissiepunt af, bedroeg de afstand van het meetpunt tot het brongebied meer dan de toegestane 50 meter en heeft de meting plaatsgevonden op een afstand tot de maatgevende geluidsbronnen die meer bedraagt dan de Handleiding toestaat. Geconcludeerd is dat het rapport van 13 januari 2015 om die reden niet aantoont dat de uitgevoerde maatregelen ertoe leiden dat voldaan wordt aan de gestelde geluidsgrenswaarden. In het nader schriftelijk verslag van 5 november 2015 heeft de StAB overwogen dat verweerders reactie van 16 juli 2015 geen aanleiding geeft om tot een andere conclusie te komen dan genoemd in het schriftelijke verslag. Overwogen is dat er tijdens de meting van Geluidsadvies Nederland heeft plaatsgevonden op een afstand tot de maatgevende geluidsbronnen die meer bedraagt dan de benodigde afstand van 201 meter; die afstand is
. zaaknummer: LEE 14/3905
blad 5
bepaald met inachtneming van hetgeen over de bronhoogte van de maatgevende geluidsbronnen is opgenomen in het WNP-rapport van 8 april 2014. 4.2.2. In het licht van hetgeen is opgenomen in de StAB-verslagen stelt de rechtbank vast dat het rapport van 13 januari 2015 niet is gestoeld op een deugdelijk en zorgvuldig akoestisch onderzoek. Met dat rapport is het gebrek in het bestreden besluit niet hersteld. Nu het rapport van 13 januari 2015 niet bruikbaar is, stelt de rechtbank vast dat verweerder ook in de beroepsprocedure niet middels een deugdelijk akoestisch onderzoek duidelijk heeft gemaakt in hoeverre er sprake is van een overtreding. Zo is onduidelijk gebleven in hoeverre met de aangebrachte geluidsreducerende voorzieningen aan de geluidsgrenswaarden uit de revisievergunning, dan wel de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit, wordt voldaan. 4.3. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verweerder opdragen opnieuw een besluit op het bezwaarschrift van eisers te nemen. Het ligt op verweerders weg om daarbij, met inachtneming van hetgeen is opgenomen in de StAB-verslagen, alsnog middels deugdelijk uitgevoerde geluidsmetingen te (laten) onderzoeken of de aangebrachte geluidsreducerende voorzieningen overeenkomen met de voorgestelde voorzieningen in de WNP-rapporten. Daarbij dient in ieder geval de gewenste geluidsreductie te worden gemeten. In het licht van verweerders mededelingen ter zitting van 20 januari 2016, ligt het tevens op verweerders weg om gelijktijdig te (laten) onderzoeken en te beslissen of er aanleiding bestaat aan [....] akoestische maatwerkvoorschriften op te leggen. Daarbij dient verweerder in ieder geval de (rustige) aard van de omgeving van de inrichting en de positionering van de inrichting ten opzichte van de woning van eisers te betrekken. Gelet op het feit dat deze handhavingskwestie reeds meer dan drie jaar voortduurt, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat verweerder het nieuwe besluit op bezwaar binnen twee maanden na de dag van verzending van deze uitspraak dient te hebben genomen en bekendgemaakt. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat 5. verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van€ 165,- vergoedt. 6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op€ 1.736,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van 16 januari 2015, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na het verslag van deskundigenonderzoek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van 20 januari 2016, met een waarde per punt van€ 496,- en een wegingsfactor 1).
zaaknummer: LEE 14/3905
blad 6
Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit van l5 juli 2014; draagt verweerder op binnen twee maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarichrift van eisers van 3l mei 2013, met inachtneming van hetgeen is deze uitspraak is overwogen; draagt verweerder op het betaalde griffrerecht van € 165,- aan eisers te vergoeden; veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € L736,_. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. visser, rechter, in aanwezigheid van mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier. De beslissing is i'het openbaar uitgesproken op 26 februari 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op typ: SCHA
26FËB
Rechtsmiddel
Tegen d worden beroep i
¡
zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep g bestuursrechtspraakvan de Raad lru-n Stut". Als ñoger
oorzieningent".Lt.. van de hogerberoepsrechter *orã"n
verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening