uitspraak RECHTBANK DEN HAAG Bestuursrecht zaaknummer: SGR 14/3690 uitspraak van de meervoudige kamer van 18 februari 2016 in de zaak tussen [..........], te Oegstgeest, eiseres (gemachtigde: mr. M.R. Plug), en het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest, verweerder (gemachtigden: mr. C.H. Narde en mr. K.V.L. Troost). Procesverloop Bij besluit van17 juli 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek van eiseres om een tegemoetkoming in planschade afgewezen. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Eiseres heeft tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar beroep ingesteld. Bij besluit van 21 mei 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder, in afwijking van het advies van de Vaste Commissie van advies voor de bezwaarschriften (de commissie), het bezwaar ongegrond verklaard en daarbij vastgesteld dat een dwangsom jegens eiseres is verschuldigd van€ 740,-. De rechtbank heeft het beroep van eiseres geacht mede te zijn gericht tegen het bestreden besluit. De gronden van het beroep zijn bij brief van 30 juni 2014 nader aangevuld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2014. Namens eiseres is [.............] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en mr. A.F.J. Verweel, adviseur bij de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door K.V.L. Troost en mr. T.A.P. Langhout, werkzaam bij Langhout en Wiarda Juristen en Rentmeesters (Langhout). De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat de Stichting Advisering Béstuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) als deskundige zal worden benoemd. De StAB heeft op 10 april 2015 een deskundigenbericht uitgebracht. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om commentaar op het rapport van de StAB te geven. Eiseres heeft bij brief van 11 mei 2015 van de haar geboden gelegenheid gebruik gemaakt. Verweerder heeft bij brief van 6 juli 2015 gereageerd.
zaaknummer: 14/3690
2
Bij brief van 6 november 2015 heeft de StAB een reactie ingezonden . De behandeling van het beroep ter zitting is voortgezet op 3 december 2015. Namens eiseres is [...............] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde en A.F.J. Verweel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Ovenvegingen 1.1 Eiseres is eigenaar van een bedrijventerrein met daarop bedrijfsbebouwing met kantoren, opslag- en magazijnruimte aan de [...............] te Oegstgeest (het bedrijventerrein). Op 24 april 2012 heeft zij verweerder verzocht om vergoeding van schade als gevolg van het bestemmingsplan 'Bedrijvengebied MEOB' (het nieuwe bestemmingsplan), omdat dit ertoe heeft geleid dat 34 bedrijfswoningen niet meer konden worden gerealiseerd. 1.2 Verweerder heeft Langhout gevraagd omtrent deze aanvraag te adviseren. In het advies van juni 2013 heeft Langhout de planologische mogelijkheden van het nieuwe bestemmingsplan vergeleken met die van het voordien geldende bestemmingsplan "De Morsebel" (het oude bestemmingsplan). Langhout heeft in zijn advies geconcludeerd dat het vervallen van de mogelijkheid om twee woningen per bedrijf te realiseren heeft geleid tot nadeel, maar dat ook planologische voordelen zijn ontstaan. De planologische verslechtering heeft, aldus Langhout, per saldo niet tot schade geleid. Zo dit al het geval zou zijn geweest, is Langhout van mening dat deze schade niet voor vergoeding in aanmerking komt omdat sprake is van passieve risicoaanvaarding, dan wel dat deze schade tot het normaal maatschappelijk risico moet worden gerekend. 1.3 Verweerder heeft het advies van Langhout aan het primaire besluit ten grondslag gelegd. 1.4 Eiseres heeft in bezwaar een second opinion van de SAOZ van september 2013 overgelegd. De SAOZ komt tot de conclusie dat verweerder het primaire besluit niet op het advies van Langhout had mogen baseren. Op 2 januari 2014 heeft de commissie overwogen dat het voor haar onmogelijk is 1.5 een oordeel te geven over de juistheid van het bestreden besluit omdat noch het advies van Langhout, noch de aanvraag een cijfermatige onderbouwing bevat. De commissie heeft geadviseerd de bezwaren tegen het primaire besluit gegrond te verklaren, het besluit te herroepen en eiseres in de gelegenheid te stellen de aanvraag aan te vullen met een nadere motivering en onderbouwing van de hoogte van de gevraagde tegemoetkoming. 1.6 Op 12 februari 2014 heeft eiseres in aanvulling op de second opinion een taxatierapport van de SAOZ overgelegd. Hierin heeft de SAOZ de waarde van de gronden getaxeerd op€ 525.000,-. In een nader advies van 17 februari 2014 is Langhout primair van mening dat 1.7 zonder begroting voldoende inzichtelijk is gemaakt dat de planologische voordelen de nadelen overtreffen. Vervolgens heeft Langhout een berekening gemaakt. 1.8 Bij rapport van 14 maart 2014 heeft de SAOZ gereageerd op het nadere advies van Langhout en de door Langhout gemaakte berekening bestreden.
zaaknummeri 1413690 J
2.
In het bestreden besluit heeft venveerder zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag van eiseres voldoende duidelijk is.om deze te kunnen beoordelen. Ten aanzien van de inhoud heeft venveerder gesteld dat de SAOZ de planologische voordelen, zoals de toegenomen bouwhoogte en het wegbestemmen van de bedrijfslvoningen op het naburige perceel, niet nader heeft berekend. Voorts is venveerder van mening dat in het rapport van Langhout, aangevuld met het nadere advies, voldoende inzichtelijk is gemaakt dat de verbeteringen opwegen tegen de beperkingen die het nieuwe bestemmingsplan heeft opgelegd, op grond waarvan een begroting niet noodzakelijk is. Volgens verweerder heeft de SAOZ slechts het door haar betoogde nadeel berekend, tenvijl Langhout alle planologische na- en voordelen heeft meegenomen.
3.
Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd met de zorgvuldigheid is genomen, nu de commissie de bezwaren niet inhoudelijk heeft behandeld. Voorts acht eiseres het beginsel van hoor en wederhoor geschonden,nuzlj geen gelegenheid heeft gehad om op het advies van Langhout van juni 2073 te reageren. Hierbij heeft zij betrokken dat Langhout het in dit advies ovef een geheel andere boeg heeft gegooid dan het in januari 20i3 opgestelde advies, zodat dit aangemerkt had moeten worden als een nieuw conceptadvies. Voorts gaat verweerder, aldus eiseres, er ten onrechte aan voorbij dat het boulven van twee bedrijfslvoningen per bedrijf bij recht was toegestaan,lvaarbij zij ook wijst op overweging 2.7 .I van de uitspraak van de Afdeling besÍtursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juli 2009,ECLI:NL:RVS:2009:BJ1859, in de bestemmingplanprocedure. De SAOZ heeft voorts bij haar taxatie geen rekening gehouden met planologische voordelen omdat deze, naar haar mening, niet zijn ontstaan. Volgens eiseres is geen sprake van een normaal maatschappelijk risico, nu het verdlvijnen van de mogelijkheid om per bedrijf twee bedrijfswoningen te bouwen niet in de lijn der verwachting lag. Het rapport van de SAOZ is, in tegenstelling tot het rapport van Langhout, zorgvuldig tot stand gekomen.
4.1
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en aanleiding gezien de StAB tot deskundige te benoemen voor het instellen van een onderzoek. Bij brief van 13 januari 2015 heeft de rechtbank de StAB verzocht te adviseren omtrent de vraag of planologische mutaties die besloten liggen in het bestemmingsplan "Bedrijvengebied MEOB" voor eiseres tot schade hebben geleid.
4.2
aprll2}l5
vastgesteld dat partijen in httn planvergelijking en de daarop gebaseerde taxaties/begrotiirgen geen rekening hebben gehouden met het feit dat aan alle gronden in het plangebied de bestemming "Archeologisch waardevol gebied" is toegekend. Op grond hiervan is het niet meer toegestaan om op de gronden þebouwen te realiseren, afgezien van ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen. Gelet op het toepasselijk recht ten tijde van de aanvlaagom een tegemoetkoming en de ter zake doende jurisprudentie dient ervan te worden uitgegaan dat vrijstellingsbepalingen niet worden meegenomen in de aan orde zijnde planvergelijking. De StAB heeft als planologische nadelen benoemd de opname van een beschermingsregime ten behoeve van archeologische waarden, het grotendeels vervallen van de mogelijkheid om bij recht de oppervlakte aan gebouwen uit te breiden, de beperking tot bedrijfsactiviteiten behorende tot de milieucategorie 2 in de strook grond met de bestemming "Leidingen", de beperkingen ten aanzienvan de kantoorruimte en het vervallen van de mogelijkheid om op het perceel van eiseres bedrijfswoningen te realiseren. Als planologische voordelen heeft de StAB benoemd het feit dat de bedrijfsbestemming is uitgebreid wat betreft de functie sport- en
De StAB heeft in het rapport van 10
zaaknummer: 1413690 4
gezondheidscentrum en het feit dat de maximale bouwhoogte van bouwwerken met drie meter is toegenomen. Het feit dat op de gronden ten zuiden van het perceel van eiseres geen bedrijfswoningen mogen worden gerealiseerd is, gelet op het feit dat aan bedrijfswoningen op een bedrijventerrein minder bescherming toekomt, als een beperkt planologisch voordeel te beschouwen. De StAB concludeert dan ook dat sprake is van een fois planoìogisch nadeel.
5.
De rechtbank overweegt als volgt.
5'l In artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Ar.vb) is bepaald dat indien de beslissing op het bezwaar afi.vijkt van het advies van de commissie, in de beslissing de reden voor die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden. Venveerder heeft in het besluit op bezwaar uiteengezet waarom hìt bezwaar van eiseres ongegrond is verklaard. Verweerder heeft daarbij de redenen gegeven lvaarom het advies van de commissie niet is gevolgd. Derhalve bestaat geen grondlõor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:13, zevende lid, van ¿ã Awb is genomen.
5.2 De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat het primaire besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen wegens schending van het beginsel van hoor en wederhoor in het kader van de advisering door Langhout. Eiseres heeft gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om schriftelijk te reageren op het conceptadvi.i uun Langhout. In het advies van juni 2013 heeft Langhout op de brief van eiseres gèreageerd. Niet vãlt daarom in te zien dat in het kader van de advisering door Langhout het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. Voorts heeft eiseres van de gelegenheid gebruik gemaakt om tijdens de bezr'vaarprocedure te reageren op de adviezen van Langhout. Eisères is door dË procedurele gang van zaken dan ook niet in haar belangen is geschaad.
5.3
Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kennen burgemeester en wethouders degenen die in de vorm van een inkomstendðrving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijdenãls gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkenvijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Ingevolge artikel 6.2, eerste lid, van de Wro blijft binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade voor rekening van de aanvrager.
5.4 Voor de beoordeling van een aanvraagom tegemoetkoming in planschade, als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro, dient te worden onderzocht of de ãanvìagèr als gevolg van de desbetreffende wijziging van het planologische regime in een nadeliger poriti. i. komen te verkeren en ten gevolge daarvan schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient de desbetreffende wijziging te worden vergeleken met het oude planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, maar hetgeen maximaal op grond van ñet oude planologische regime kon worden gerealiseerd, ongeacht of verwãzinlijking heeft plaatsgevonden. Slechts ingeval realisering van de maximale mogelijkhedeñ met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten, kan aanleiding bestaan om van dit uitgangspunt af te wijken.
zaaknummer: 1413690 5
5.5
Onder het oude bestemmingsplan rustte op het terrein de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden'. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften lvaren deze gronden uitsluitend bestemd voor bedrijven voor zover deze bedrijven behoorden tot de categorieen 1,2 of 3 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van inrichtingen die vallen onder het Besluit categorie A-inrichtingen Wet geluidhinder, alsmede groenstroken, waterlopen en wegen. In het nieuwe bestemmingsplan rust op het terrein de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden (B)'. Op grond van artikel 5 van de voorschriften, voor zover hier van belang, zijn deze gronden ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B(2) bestemd voor bedrijven uit ten hoogste de categorie 2 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B(3.1) en B(3.2) zijn de gronden bestemd voor bedrijven uitten hoogste categorie 3.1 respectievelijk categorie3.2 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse van de subbestemming B(3.2)sg zijn de gronden mede bestemd voor een sport- en gezondheidscentrum met een bedrijfsvloeroppervlak van en hoogste 2.500m3 waarbij horeca tot ten hoogste categorie 1 van de bij deze voorschriften behorende Staat van Horeca-activiteiten als normaal ondergeschikt onderdeel bij de voorziening is toegestaan.
5.6 Gelet op de geschilpunten, zoals die naar voren krvamen uit de door eiseres overgelegde rapporten van de SAOZ en die hiervoor zijn lveergegeven, is bij de rechtbank twijfel ontstaan over de juistheid en volledigheid van het advies van Langhout dat verweerder aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank heeft, gelet op die twijfel en ter beantwoording van de vraag of verweerder zich wel op dat advies heeft mogen baseren, de StAB om advies gevraagd. Gelet op vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van2Sjuni 1999, ECLI:RVS:1999:443619) mag de bestuursrechter in beginsel afgaan op het oordeel van een onafhankelijke door hem ingeschakelde deskundige. Dat is slechts anders indien het advies onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen ofanderszins zodanige gebreken bevat, dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd. Voorts volgf uit vaste jurisprudentie van de Afdeling dat de StAB is te beschouwen als een deskundige op het gebied van planschade en dat de rechtbank dan ook in beginsel op het uitgebrachte advies magafgaan. Dat is slechts anders indien het advies onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat, dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de deugdelijkheid van het deskundigenbericht van de StAB en neemt daarbij het volgende in aanmerking. 6.
De StAB heeft vastgesteld dat de schade die eiseres heeft geleden als gevolg van het lvijzigen van de bedrijfsbestemming van een strook grond tot groenbestemming anderszins verzekerd is, nu eiseres hiervoor door venveerder is gecompenseerd middels een vergoeding. Onweersproken staat vast dat eiseres deze vergoeding heeft ontvangen. De SAOZ heeft deze strook grond dan ook ten onrechte in haar taxatie meegenomen.
Met betrekking tot de mogelijkheden voor bedrijfswoningen heeft verweerder zich 7. in zijn reactie op het StAB rapport op het standpunt gesteld dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dat op de gronden van het oude bestemmingsplan twee bedrijfswoningen per bedrijf zouden kunnen worden gebouwd. De StAB heeft in haar rapport en nadere reactie gesteld dat onder het oude plan de mogelijkheid bestond om bij recht per bedrijf twee woningen te realiseren. Dat geen hogere geluidgrenswaarden zouden kunnen worden vastgesteld voor het realiseren van een bedrijfswoning, zoals verweerder heeft aangevoerd, acht de StAB niet aannemelijk. Zij verwijst hierbij naar een verleende
zaaknumme
r:
1413690 6
bouwvergunning, waarvoor deze hogere grenswaarden waren vastgesteld. Ook ziet de StAB niet in dat op voorhand moet worden uitgesloten dat de bouw van een bedrijfswoning noodzakelijk was gelet op de aard van de bedrijven. Voorts maakt, aldus de StAB, eðn gesteld tekort aan parkeerplaatsen niet dat de woningen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet gerealiseeld zouden kunnen worden. Naar het oordeil van de rechtbank heeft de StAB terecht geconcludeerd dat het vervallen van de mogelijkheid om twee woningen per bedrijf te realiseren een planologisch nadeel voor eiseres heeft opgeleverd.
8.1 De StAB heeft voorts in haar advies gesteld dat in het nieuwe bestemmingsplan in tegenstelling tot het oude bestemmingsplan aan de gronden de dubbelbestemming "Archeologisch r,vaardevol gebied" is toegekend. Voorts geldt voor een strook grond de dubbelbestemming "Leidingen". Naar de mening van verweerder heeft de stAÈ ten onrechte artikel 6.1, zesde lid, van de Vy'ro niet bij het advies betrokken ten aanzienvan deze dubbelbestemmingen, nu hiervan vrijstelling kan worden verleend. 8.2
Ingevolge het op 28 maart2Ol3 inwerking getreden zesde lid van artikel 6.1 van de Wro lvordt schade als gevolg van een bepaling, als bedoeld in artikel3.3 of artikel3.6, eerste lid, onder c, ofaftikel 3.38, derde ofvierde lid, eerst vastgesteld op grond van een krachtens die bepalingen genomen besluit. Ingevolge artikel 16, derde lià, van de bestemmingsplanvoorschriften kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het verbod om op de gronden met de dubbelbestemming "Agrarisch waardivol gebied,, te boulven. Volgens verweerder kan pas bij het besluit op een concrete aanvraagom een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw worden beoordeeld ofìl dan niet sprake is van planschade.
8.3 De rechtbank stelt vast dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6.1, zesde lid, van de Wro (KamerstLrkken II, 20ll-2012,33 l35,nr.3,blz.13-14 en 44-45) valt af te leiden dat de wetgever met die bepaling heeft beoogd te regelen dat schade pas voor vergoeding in aanmerking komt, als op basis van een besluit, zoals een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan, de omvang van de schade vastgesteld kan r,vorden. Echter in navolging van rechtspraak van de Afdeling (zie de uitspraken van 4 december 2013, ECLI:NL:RV3:2013:2232, en24 september 2014, ECLI:NL:RV3:2014:3485) wordt overwogen dat de rechtszekerheid zich verzettegen het oordeel dat pas het verlenen van een omgevingsvergunning om af-te wijken van heì bestemmingsplan tot een tegemoetkoming in planschade kan leiden, aangezien het zesde lid van artikel 6.1 van de Wro ten tijde van de aanvraagom een tegemoetkoming in planschade nog niet van toepassing was. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat volgãns vaste rechtspraak van de Afdeling bij de planvergelijking een in een bestemmingsplan opgenomen ontheffingsmogelijkheid bij de maximale invulling van dat bestemmingsplan buiten beschouwing wordt gelaten (zie onder meer uitspraak van S jtni2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2082). De rechtbank volgt dan ook het standpunt van de StAB dar aftikel 6.1, zesde lid, van de Wro niet van toepassing is in dit geval. 9. De rechtbank volgt vervolgens de conclusie van de StAB dat fors planologisch nadeel is ontstaan door het toekennen van de dubbelbestemming "Archeologisch wãardevol gebied" aan de gronden van eiseres. Noch verweerder noch eiseres is hierop in de rapporten ingegaan. Ook de planologische nadelen die zijn ontstaan door het toekennèn van de dubbelbestemming "Leidingen" aan een strook grond zijn niet getaxeerd, waarbij van belang is dat hier slechts bedrijven kunnen worden toegelaten met een lagere
zaaknummer: 1413690 7
milieucategorie dan onder het oude plan was toegestaan. Bovendien kunnen nu geen zelfstandige bouwwerken meer lvorden opgericht maar moet het gaan om de bouw van een bijgebouw dan wel de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet gesteld worden dat de planologische voordelen van het nieuwe bestemmingsplan oplvegen tegen de gestelde planologische nadelen.
10.
Wat betreft venveerders betoog dat, voor zover er sprake is van planologisch nadeel, de gestelde schade binnen het normaal maatschappelijke risico blijft en voor rekening van eiseres dient te blijven, wordt over\¡/ogen dat uit het rapport van de StAB bliikt dat sprake is van fors planologisch nadeel. Nu dit nadeel verder niet is getaxeerd, heeft venveerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de schade valt onder het normaal maatschappelijk risico. Hierbij merkt de rechtbank op dat het planologisch nadeel niet slechts ziet op het vervallen van de mogelijkheden van het bouwen van een tweede bedrijfswoning, zoals door verweerder is gesteld. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het advies van Langhout niet aan de I l. besluitvorming ten grondslag mogen leggen. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 3:2 in samenhang gelezen met artikel7l.12 van de Alvb en kan geen stand houden.
12. Ter ziltingheeft venveerder toegelicht dat een nieurv bestemmingsplan voor het bedrijventerrein in voorbereiding is. Hierover zijn partijen in overleg. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om zelfin de zaakte voorzien noch toepassing te geven aan artikel 8:51a en volgende van de Awb, omdat in het voorgaande ligt besloten dat verlveerder, als hij de planschade in natura zou lvillen vergoeden, een besluit van wezenlijk andere aard zou moeten nemen. Daarbij komt dat partijen in onderling overleg kttnnen bepalen lvelke schade getaxeerd moet lvorden, lvaarbij het rapport van de StAB als uitgangspunt kan lvorden genomen. Verlveerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. 13. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van de kosten van de deskundige. De kosten van een deskundige komen op de voet van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb voor vergoeding in aanmerking als het inroepen van die deskundige redelijk rvas en de deskundigenkosten redelijk zijn. Nu eiseres echter de kosten van de SAOZ niet nader heeft gespecificeerd, kan niet worden vastgesteld welke kosten door de SAOZ zijn gemaakt en kan geen vergoeding worden toegekend. 14. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de reôhtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt 15.
Verlveerder wordt in de door eiseres gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gelvicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand 3 punten worden toegekend (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitiing,0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een deskundigenbericht) met een waarde per punt van €.496,-.
zaaknummer: 1413690
I Beslissing De rechtbank - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak;
- draagl verweerder op het betaalde griffierecht van€328,- aan eiseres te vergoeden; - veroordeelt venveerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.488,- te bãtalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. A.L. Frenkel en mr. Arichi, leden, in aanwezigheid van mr. A.w.w. Koppe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari2016. F.
grifher
Afschrift verzonden aan partijen
op:
I
g FEB 2016
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes lveken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als ñoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter *orã"n verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.