uitspraak GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE Sector belasting nummer BK-04/02515
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer van 3 februari 2012 (hiema: belanghebbende) tegen de uitspra^ ^ ^ ^ B (hiema: de Inspecteur) betreffen-
Navorderingsaansiageii, bescbikkingen en bezwaar 1.1. Aan belanghebbende zijn op basis van het saldo op 31 januari 1994 van rekeningnummer ten name van aangehouden bij de Kredietbank S.A. Luxembourgeoise te Luxemburg (hiema: KBL) de volgende aanslagen en beschikkingen opgelegd: - een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1990 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan 50 percent kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente; - een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de pjremie volksverzekeringen voor het jaar 1991 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan 50 percent kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente; - een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1992 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan 50 percent kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente; - een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1993 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan 50 percent kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente; - een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1994 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan 50 percent kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente; - een navorderingsaanslag ln de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1995 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan 50 percent kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente; - een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1996 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100 percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan 50 percent kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente; - een navordëringsaanslag"iifai1ïïlcöiTistw en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1997 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting, aan verhoging van 100
nummer BK-04/02515
2
percent (aangeduid als boete), ter zake waarvan SO percent kwijtschelding is verleend, en aan bij beschikking in rekening gebrachte hefïingsrente; - een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1998 bestaande uit bedragen aan belasting, aan bij beschikking opgelegde boete van SO percent en aan bij beschikking in rekening gebrachte hefïlngsrente; - een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1999 bestaande uit bedragen aan belasting, aan bij beschikking opgelegde boete van SO percent en aan bij beschikking in rekening pbrachte heffingsrente; - een navorderingsaanslag in cfe vèrmogensbelasting voor het jaar 1993 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting en aan bij beschikking Iii'rekening gebrachte hefïlngsrente; - een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1994 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting en aan bij beschikking in rekening gebrachte hefïingsrente; - een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1995 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente; - een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1996 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting en aan bij beschikking in rekening gebrachte hefïingsrente; - eeif navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1997 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting en aan bij beschikking in rekening gebrachte heiïïngsrente; - een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1998 bestaande uit bedragen aan enkelvoudige belasting en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente; - een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 1999 bestaande uit bedragen aan belasting en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente; en - een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting voor het jaar 2000 bestaande uit bedragen aan belasting en aan bij beschikking in rekening gebrachte heffingsrente. 1.2. De tegen de navorderingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen inzake de heffingsrente gerichte bezwaren zijn bij de bestreden uitspraken afgewezen.
Loop van het geding 2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraken in beroep gekomen bij het Hof ln verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 37. 2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. 2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 maart 2011, gehouden te 's-Gravenhage. Daar zijn partijen verschenen. 2.4. De brief van 5 januari 2012 van belanghebbende rekent het Hof niet tot de gedingstukken. De briefis na sluiting van het onderzoek ter zitting ingekomen. Voorts ziet het Hof, nu met de brief niets is aangevoerd wat niet eerder had kunnen worden aangevoerd en overigens niet is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, geen reden het onderzoek te heropenen.
nummer BK-04/02515
Vaststaande feiten Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan: 3.1. Belanghebbende heeft voor de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen en voor de vermogensbelasting aangiften gedaan waarin geen melding is gemaakt van inkomsten of vermogen met betrekking tot een rekening bij KBL. 3.2. ln 1994 hebben medewerkers van KBL-microfiches en documenten met informatie over rekeninghouders bij K B L ontvreemd. Deze gegevensdragers zijn in handen gekomen van de Belgische justitiële autoriteit. Op welke wijze dit is geschied, is niet geheel duidelijk. 3.3. De Belgische justitiële autoriteit heeft de gegevens verstrekt aan de Belgische belastingdienst ten behoeve van de belastingheffing in België. In antwoord op een verzoek van de Belgische belastingdienst heeft de Belgische justitiële autoriteit te kennen gegeven het niet opportuun te achten de inlichtingen door te geven aan buitenlandse belastingadministraties, met de aantekening dat het aan de Belgische belastingdienst zelf is te beslissen ofhet passend is de inlichtingen aan buitenlandse diensten te verstrekken. 3.4. Bij brief van 27 oktober 2000 heeft de Belgische Bijzondere belastinginspectie (hiema: BBI) op basis van Richtlijn 77/799/EEG spontaan inlichtingen verstrekt aan de Nederlandse Belastingdienst/FIOD, bestaande uit fotokopieën van microfiches met gegevens over rekeningen bij K B L op naam van inwoners van Nederland. De microHches bevatten gegevens van bij KBL aangehouden rekeningen door in Nederland wonende personen. Van de rekeningen zijn 6.171 op naam. In 3.952 gevallen hebben de FIOD en de Belastingdienst een behandeltraject ingezet Onderdeel van het behandeltraject is het vaststellen van de identiteit van de rekeninghouder. In 38 gevallen is de rekeninghouder niet gei'dentiflceerd. ln 3.464 van de 3.952 gevallen is door degene aan wie een aanslag is opgelegd, erkend dat hij of zij houder is of is geweest van een rekening bij KBL. 3.5. Het onderzoek door de FIOD en de Inspecteur heeft het vermoeden opgeleverd dat belanghebbende houder is of is geweest van een rekening bij KBL. Op 9 januari 2002 is bij belanghebbende een boekenonderzoek aangekondigd. Het boekenonderzoek is aangevangen op 25 januari 2002. Voor de inkomstenbelastingen de premie volksverzekeringen heeft het boekenonderzoek zich beperkt tot inkomsten uit buitenlandse bankrekeningen. 3.6. Op 25 januari 2002 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen belanghebbende en de Inspecteur. Volgens het mede door belanghebbende ondertekende gespreksverslag is belanghebbénde tijdens dat gesprek medegedeeld: "De Belastingdienst is een onderzoek gestart naar Nederlandse ingezetenen die in het buitenland één of meerdere bankrekening(en) aanhouden, dan wel aan hebben gehouden. Het vermoeden bestaat dat in de aangiften inkomstenbelasting en/of vemiogensbelasting geen opgaaf is gedaan van saldi en opbrengsten daarvan. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat belanghebbende houder is (geweest) van in het buitenland aangehouden bankrekeningen. De-gegev.ens-v.an-deze-bankrekening(en)-kunnen van belang zijn voor de belastingheffing ten name van belanghebbende. (...)
nummer BK-04/02515
Wij ambtenaren hebben belanghebbende gewezen op art 47 AWR. Oe van belang zijnde artikelen van de AWR hebben wij op schrift uitgereikt aan belanghebbende. Hiema wordt aan belanghebbende de volgende mededeling gedaan. Wij, ambtenaren, vertellen belanghebbende dat de ons ter beschikking staande gegevens van buitenlandse bankrekeningen zijn vergeleken met computerbestanden van de Belastingdienst De combinatie van voorletters, eerste achtemaam en tweede achtemaam heeft geleid tot een unieke identificatie. Dit is reden om aan te nemen dat belanghebbende gerechtigd is (geweest) tot één of meerdere banlcrekeningen in het buitenland. Wij, ambtenaren, vragen belanghebbende nogmaals hoeveel bankrekeningen belanghebbende de afgelopen 12 jaar heeft (gehad) in het buitenland. Belanghebbende heeft een rekening gehad in België. Deze rekening is opgeheven. Het bedrag van deze rekening is volgens belanghebbende overgebracht naar een bank die bij de Belastingdienst bekend is." Gevraagd naar de hoeveelheid bankrekeningen (ongeacht aard, sparen, beleggen, etc.) belanghebbende al dan niet tezamen met zijn partner de afgelopen twaalfjaar hebben aangehouden in het buitenland, wat voor welke soorten rekeningen dan waren en welke valuta daarbij betrokken waren, heeft belanghebbende geantwoord: "1 in België gehad en 1 in Luxemburg. (...) België: kasbon. Luxemburg: Nederlands geld, spaarrekening. Later omgezet in beleggingen in de valuta van het betreffende land van de beleggingen." Op de vraag van de Inspecteur wanneer deze rekeningen gedpend zijn, heeft belanghebbende geantwoord: "België: ongeveer 1984. Opgeheven: ongeveer 10 jaar geleden. Luxemburg: ongeveer 1989/1990. Niet opgeheven." Voorts heeft belanghebbende met betrekking de vraag wie de Luxembiirgse rekening heeft geopend en op welke wijze deze rekening is geopend verklaard: "Door belan^ebbende, waarschijnlijk met een paspoort. Oe andere gerechtigde was hierbij niet aanwezig." Voorts vermeldt het gespreksverslag: "» Wie zijn of waren tekeningsbevoegd voor de bankrekening(en)? Belanghebbende en zijn echtgenote. • Kregen u en/of uw partner de rekeningafschriften naar het woonadres in Nederland toegestuurd of kon op een andere wijze over de rekeningafschriften worden beschikt? Nee. • Kunt u ons de rekeningafschriften verstrekken vanaf de datum van opening van de rekening(en) tot heden? (indien niet op korte termijn, wanneer dan wel?) Nee, de afschriften moeten opgevraagd worden. ' Op welke wijze hebben u en/of uw partner bedragen gestort of laten storten, dan wel overgemaakt of laten overmaken op deze bankrekenrng(en) (in de ruimste zin van het woord)? • Contant afgedragen bij de bank. • Wat is de herkomst van de gestorte en/of overgemaakte bedragen? Uit eigen privé gelden. • Op welke wijze hebben u en/of uw partner bedragen opgenomen of laten opnemen, dan wel overgeboekt of laten overboeken van deze bankrekening(en) (In de ruimste zin van het woord)? Er zijn geen bedragen opgenomen of overgeboekt. .
^
.
^
• Hebben u en/of uw partner het saldo en/of de opbrengsten van deze banktegoeden vermeld op de aangiften inkomstenbelasting en/of vermogensbelasting?
nummer BK-04/02515
Neen" Ten slotte vemieldt het gespreksverslag de navolgende afspraak: "Afspraken Met belanghebbende zijn de volgende afspraken gemaakt: Belanghebbende vraagt binnen twee weken de gegevens op bij de bank in Luxemburg, vanaf opening van de rekening tot heden. Belanghebbende zal voor 15 februari 2002 de gegevens ter beschikking te stellen." 3.7. Vervolgens heeft de Inspecteur belanghebbende bij vragenbrief van februari 2002 om nadere informatie verzocht: "(...) Om de juiste hoogte van het vermogen vast te stellen over de verschillende jaren heb ik nog een aantal vragen. Ondememingspand ^ B H ^ ^ ^ W ^ ^ ^ Om de juiste waarde te kunnen bepalen van de overwaarde in het pand verzoek ik u een kopie van een aanslag onroerende zaak belasting op te sturen over het jaar 1999 of 2000. bi ons systeem staat bij u namelijk een waarde van ƒ 560.000. Deze waarde staat ook bij de andere eigenaren. In eerste instantie ga ik er vanuit dat uw deel die waarde heeft. Echter om zekerheid te hebben wat de waarde van uw 1/3° deel is doe ik dit verzoek aan u. Jaarstukken 1997 Kunt u een kopie van de jaarstukken 1997 aan mij opsturen. De aangiften 1997 en 1998 liggen in het archief. Het gaat sneller als u een kopie opstuurt, dan dat ik iemand het laat opzoeken. ' Binnenlandse eftecten üi al de aangiften 1997 t/m 1999 hebt u de waarde vermeld \van ƒ 277.437 aan binnenlandse effecten. Kunt u mij de overzichten met de waarden sturen yan de effecten per 31 december van al deze jaren. In 1996 geeft u geen waarde aan. Kunt u mij opheldering hierover geven. Indien u in dat jaar of eerder ook al effecten in uw bezit had kunt u dan vanaf aankoop van die effecten de overzichten met waarden toesturen. Overzichten KBLux Ik heb 2 soorten overzichten aangetroffen. Namelijk: - Statement of assets van 31-12-1996 t/m 30-12-1999. - Releve des mouvements comptables du 01-01-1992 au 31-12-2001. Kunt u opheldering geven over de status van deze verschillende overzichten en waarom van de eerste overzichten pas vanaf 1996 afschriften aanwezig zijn. Uw antwoord zou ik gaarne voor 9 maart 2002 van u willen ontvangen. (...)" 3.8. Het rapport van het boekenonderzoek van 21 mei 2002 bevat de navolgende verklaring van belanghebbende: " ^ • ^ ^ ^ ^ 9 heeft verklaard dat hij vanaf 1990 een bankrekening heeft aangehouden bij een bank ln Luxemburg (Kblux). Hij verklaarde tevens dat hij de via deze bankrekening ontvangen rente- en dividendinkomsteh niet heeft aangegeven in de aangiften inkomstenbelasting en de bezittingen niet aangegeven öp de aangiften vermogensbelasting. Deze verklaringen zijn vastgelegd in een gespreksverslag dat is ondertekend door belastingplichtige." 3.9. De FIOD heeft getracht te achterhalen wie de houder van KBL-rekening fllB is. Met betrekking tot die identificatie vermeldt het door i ambtenaar van de Belastingdienst,-W-eEkzaam-bij-de-EK3JXop.ambtseed.opgemaakLpr.oceSiVerbaal^^^ 2005: "Belastingdienst
nummer BfC-04/02515
FIOD-ECD/kantoor 1 Proces-verbaal van ambtshandeling Rekeninaenproject Betreft: Onderzoek naar de identiteit van de rekeninghouder van de rekening bij de Kredietbank Luxemburg t.n.v. Rekeningnummer I Ik. a
ambtenaar van de Belastingdienst, werkzaam bij de FlOD-ECD/kantoor < B W i en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, aktenummer ^ g p — Ü . verklaar het volgende. Er is door de FIOD-ECD een onderzoek ingesteld naar de identiteit van Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank Luxembourg (hiema KB Lux). Op verzoek van de FIOD Opsporingsinformatie SHPzijn door B/KlR (Belastingdienst, Kenniscentmm Identificatie Renseigneringsstromen) de gegevens van Nederlandse rekeninghouders op de afdrukken van de microfiches van de iCB Lux verwerkt in een bestand (hiema genoemd: cliëntenbestand KB Lux). De rekeninghouders staan hierop verschillende manieren vermeld. a) Voornaam (doop c.q. geboortenaam) met achtemaam b) Voomamen (doop c.q. geboortenamen) met achtemaam c) Voorletter met achtemaam Elk van deze mogelijkheden kan gevolgd worden door 1) Een liggend streepje en een tweede achtemaam ' 2) Het Franse woord "ou" (of) gevolgd door voomaam (doop c.q. geboortenaam) met achtemaam \ 3) Het Franse woord "ou" (of) gevolgd door voorletter met achtemaam Elk van deze mogelijkheden kan weer gevolgd worden door 1. Het Franse woord "ou" (of) gevolgd door voomaam (doop c.q. geboortenaam) met achtemaam U. Het Franse woord "ou" (of) gevolgd door voorletter met achtemaam ln geval van mogelijkheid 2 of 3 worden de rekeninghouders veelal aangeduid met hun aanspreektitel M (= Monsieur) Mme (= Madamme) Melle (= Mademoiselle) Het cliëntenbestand KB Lux is door B/KIR gematcht met het BVR-bestand (Beheer van Relaties), een bestand van de Belastingdienst, waarin alle natuurlijke- en rechtspersonen zijn opgenomen die ïn Nederland wonen of zijn gevestigd. Tevens zijn in het BVR-bestand oph genomen alle natuurlijke- en rechtspersonen die in het buitenland wonen of zijn gevestigd éMn NederlariÖ belastingplichtig zijn. Het BVR-bestand wordt voor wat betreft de natuurlijke personen gevoed met gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie. In het BVRbestand blijven historische gegevens bewaard. Opgemerkt wordt dat in het BVR-bestand de natuurlijke personen zijn opgenomen met voorletters en niet met voomamen. Indien een rekening meer dan één rekeninghouder heeft, is er uit het BVR-bestand door B/KIR de volgende selectie gemaakt waarbij de voorwaarde is gesteld dat de (eerste) voorletter zoals die in het BVR-bestand staat vermeld bij ten minste één van de achtemalnen overeenkomt met de eerste letter van de voor c.q. tloopnaam (letter) zoals die op de microfi-ehes-staat-vermeld; • • a) alle combinaties van beide achtemamen waarbij in BVR de relatie gehuwd (met) staat vermeld.
nummer BK-04/02515
b) alle combinaties van.beide achtemamen die in BVR op hetzelfde adres wonen (hebben gewoond) c) alle combinaties van beide achtemamen die in BVR onder hetzelfde dossiemunimer staan (stonden) vermeld. Tot slot zijn de gevonden sofinummers gekoppeld öan het Sestand van het Cenbrale rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister (CRB), in welfcbest^d de sofinummers, de voomaam en de geslachtsnaam van alle natuurlijke personen met een rijbewijs of een bromfietscertificaat zijn opgenomen eitf welk bestand is aangekocht van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hiema genoemd: RDW-bestand). 1 Door de FlOD-ECD/kantoor fQÉBB/afdeling Dig^'taal Ondersteuningsteam is uit het door B/KIR gemaakte bestand een nadere selectie gemaakt. Alleen die combinaties van namen zijn in de selectie ter nadere identificatie opgenomen waarbij er of geen voomaam na matching met het RDW-bestand bekend was, dan wèl na msftching de voornaam uit het RDWbestand gelijk was aan de voomaam van het cliSntenbestand KB Lux. Ter illustratie van de gemaakte selecties is het volgende fictieve voorbeeld opgenomen. Op de microfiches staat als rekeninghouder "Jan Jansen-Pietersen". Uit het BVR-bestand heeft B/KIR de hierboven genoemde combinaties van de achtemamen geselecteerd met als eerete letter "J": b.v. "J.*. Jansen met •. Pietersen" en "*. Jansen met J.*. Pietersen". Uit het RDW-bestand zijn de voomamen (indien bekend) erbij gezocht: b.v. Johan Jansen met Aaltje Pietersen of (indien onbekend) J Jansen met Tim Pietersen Het digitaal ondersteuningsteam heeft uit deze selectie de "niet gezochte" voomamen verwijderd, b.v Johan Jansen met Aaltje Pietersen verwijderd, maar J. Jansen met Tim Pietersen laten staan. > Op basis van het voorgaande verklaar ik, verbalisant, het volgende: 1. Op de afdmk van de microfiche van de KB Lux komt onder meer vöor de naam:
0013
X
^-y OOI
n
2. Uit eerder onderzoek naar rekeninghouders van de KB Lux is komen vast te staan dat Indien deze notatiewijze wordt gehanteerd er volgens de systematiek van de KB Lux sprake is van gehuwden, in casu: ^waaMi^ft, gehuwd m e t ^ ^ ^ S l 3. Uit de match van het cliëntenbestand KB Lux met het BVR-bestand komt één hit voor, waarbij ^ ^ ^ d e partner is van W^____ Dit is ^ f e i ^ P * geboren iPfi|^P-1939 met sofinummer l ^ p ^ ^ M . gehuwd met • H i géboren ^ ^ • 1 - 1 9 4 5 met sofinummer ^ m ^ b J . 4. Uit de match van het BVR-bestand met het RDW-bestand zie ik dat de eerste voomaam van f H ^ ^ ^ i s : 5. Verder zie ik in het BVR-bestand dat de huwelijkse staat is ingegaan per 18-05-1972. Conclusie: Uit de match van de rekeninghouder(s), zoals vermeld op de microfiches van de KB Lux met de Belastingdienst ten dienste staande landelijke bestanden, komt slechts de combinatie \ gehuwd met fHPBft» als enige rekeninghouder(s) van de KB Lux rekening lin aanmerking. Opgemaakt op ambtsbelofte, gesloten en getekend t e ^ f l B o p 26 september 2005.
nummer BK-04/02515
8
Omschrijving geschil en standpunten van partijen 4.1. Ter zitting is komen vast te staan dat de in de aanslagen begrepen belasting terecht is nagevorderd en dat uitsluitend de verhogingen en boeten in geschil zijn. 4.2. Oe Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat de omstandigheden van dit geval een vermindering van de verhogingen en boeten rechtvaardigen tot op 40 percent, behoudens de gevolgen wegens overschrijding van de redelijke termijn. 4.3. Voor de standpunten van partijeril en de gronden waarop zij de standpunten doen steunen, verwijst het Hof verder naar de gedingstukken.
Beoordeling vanfaetberoep Verhogingen en boeten 5.1.1. Het Hof zal zich richten op de vraag of de Inspecteur voor elk van de in geding zijnde jaren is geslaagd in het van hem te verlangen bewijs dat belanghebbende het feit ter zake waarvan de verhoging of de boete is opgelegd, heeft begaan. Meer specifiek, nu de Inspecteur belanghebbende voor elk van de in geding zijnde jaren heeft beboet omdat het aan diens opzet is te wijten dat te weinig belasting is geheven, rust op de Inspecteur de last te bewijzen dat belanghebbende in elk van de in geschil zijnde jaren voor de belastingheffing relevante rentebaten opzettelijk niet heeft verantwoord. '\ S. 1.2. Met betrekking tot de stelling van belanghebbende dat de Inspecteur hem niet heeft o gewi^en op diens zwijgrecht, wat daarvan overigens ook zij, is van belang dat de bekendheid met het bestaan van KBL-rekening flHB niet - direct noch indirect - is gebaseerd op een verklaring van belanghebbende of op informatie die haar bestaan dankt aan de wil van belanghebbende. # -•• ^.r 5.1.3. Hétgadt in deze zaak niet ort^het vergaren van gegevens ten behoeve van strafvervolging ofhet opleggen van veijhogin^n of boeten, maar om het verkrijgen van bestaande bankgegevens ten.behoef'e van een juiste belastingheffing, t&t het verschaffen van welke gegevens belanghebbende op basis van artikel 47 AWR verplicht is. Van deze verplichting was belai^ebbendè niel ontstegen, wanneer die gegevens aanleiding zouden kunnen zijn strafvervolging tegen hem te beginnen of zouden kunnen worden gebruikt bij een reeds begonnen criminal charge in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hiema: EVRM). De omstandigheid dat belanghebbende zich mogelijk reeds als verdachte beschouwde van het doen van een onjuiste aangiftefen dat hij mógeJijk vérwachtte dat hem een verhoging of boete zou worden opgelegd, brengt niet mee dat hij gerechtigd was niet te voldoen aan het verzoek van de Inspecteur de gegevens te verstrekken. ^ 5.1.4. De vraag of, en zo ja in hoeverre, van de gegevens gebruik kan worden gemaakt bij het opleggen van een verhoging of boete, komt eerst aan de orde bij de "determination of a cciminal-charge^L.in-de.zin_vanLactikelAEVRM.
nummer BK-04/02515
5.1.5. Belanghebbende behoeft niet te bewijzen dat hij niet een beboetbaar feit heeft begaan. Hij is ook niet in de positie gebracht te bewijzen dat hij niet een beboetbaar feit heeft begaan. 5.1.6. Het Hof merkt als vaststaand aan dat de Inspecteur voor het opleggen van de verhogingen en boeten is geslaagd in het bewijs dat belanghebbende in de onderwerpelijke jaren houder van KBL-rekening ^^lÉ is geweest. Met inachtneming van de hiervoor weergegeven criteria stelt het Hof verder vast, gelet op de voorhanden zijnde gegevens, dat belanghebbende bij K B L - een bank met een bankgeheim - een bankrekening heeft geopend en heeft aangehouden en dat hij de tegoeden en de daarmee behaalde voordelen buiten het zicht van de fiscus heeft gehouden. Aan die vaststelling, in samenhang met het gegeven dat belanghebbende voor elk van de in geding zijnde jaren te weinig belasting heeft betaald, ontleent het Hof het vermoeden dat het voor elk van die jaren aan opzet van belanghebbende is te wijten dat hij tot het uiteindelijke beloop van de navorderingsaanslagen, te weinig belasting heeft betaald. Belanghebbende heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd dan wel, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, aannemelijk gemaakt waaruit een argument is te destilleren dat vermoeden ontzenuwd te achten. 5.1.7. Het Hof is dan ook van oordeel dat belanghebbende met betrekking tot elk van de in geding zijnde jaren het beboetbare feit heeft begaan door bedragen aan inkomsten niet in diens aangiften te verantwoorden, en dat het niet anders kan dan dat het aan opzet van belanghebbende is te wijten dat van hem te weinig belasting is'geheven. 5.1.8. Voor de hoogte van de uiteindelijk voor elk van de bétrokken jaren gepleegd beboetbaar feit opgelegde verhoging en boete en ter beantwoording van de vraag of deze verhoging of boete telkens passend en geboden is, neemt het Hof als uitgangspunt dat, naar de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt, belanghebbende gedurende een reeks van jaren tegoeden op een bankrekening heeft aangehouden itveen l^d met een bankgeheim, met de bedoeling de daaruit genoten voordelen buiten het zicht van de Nederlandse fiscus te houden, en dat bij de beboeting de omvang van de verzwegen belasting dient te worden bepaald aan de hand van de bedragen die voor de heffing zijn vastgesteld. Uit hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd en overigens uit de gedingstukken naar voren komt, is overigens geen concrete aanwijzing te putten dat de navorderingsaanslagen te hoog zijn vastgesteld. 5.1.9. Het Hof acht de Inspecteur geslaagd voor elk van de in geding zijnde jaren aannemelijk te maken dat belanghebbende uitgaande van de hem toegedichte rentebaten de fiscale faciliteiten volledig heeft benut en dat belanghebbende aldus opzettelijk voor de belastingheffing in aanmerking komende rentebaten buiten het zicht van de fiscus heeft gehouden en acht, mede met inachtneming van hét proportionaliteitsbeginsel, voor elk betrokken jaar een verhoging dan wel boete van 50 percent op zichzelfjuist. De Inspecteur heeft derhalve terecht de verhogingen en boeten toegepast, nu sprake is van een ernstig vergrijp. 5.1.10. Belanghebbende heeft naar aanleiding van vragen van de Inspecteur verklaard houder te zijn van KBL-rekening ÊÊÊÊÊÊÊ en heeft direct opening van zaken gegeven, in verband waarmee de Inspecteur verhogingen en boeten heeft opgelegd van 50 percent. Naar het oordeel van het Hof is de attitude van een belastingplichtige die de Inspecteur niets verklaart ieitelijk,een.andere-danLdie_van,een_belastingplichtigé die de Inspecteur onverwijld openheid van zaken biedt, zoals belanghebbende. Belanghebbende heeft hiermee uiting gegeven aan het besef dat aan de inlichtingenplicht behoort te worden voldaan. Daannee is naar het oor-
numinerBK.-04/025I5
10
deel van het Hof sprake van een voldoende objectieve en redelijke rechtvaardiging de verhogingen en boeten tot 30 percent te beperken. Verhogingen en boeten van 30 percent acht het Hof in dit geval passend, gelet op de aard van het vergrijp, en geboden, uit een oogpunt van normhandhaving, behoudens de gevolgen wegens overschrijding van de redelijke termijn. 5.1.11. Nu sprake is van eea.ovelfSchrijdmg van de redelijke termijn van meer dan twee jaar, worden, met inachtneming van een vermindering van 20 percent, de verhogingen en boeten vastgesteld op 24 percent. In zoverre slaagt het beroep. Slot 5.2. Met hetgeen belanghebbende heeft gesteld en aan stukken heeft ingebracht heeft hij naar 's Hofs oordeel, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, ook overigens onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaaict op grond waarvan anders, formeel of inhoudelijk, over het beroep moet worden geoordeeld.
Proceskosten en griffierecht Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten ais bedoeld in artikel 8:7S van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt de kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlagei^ vast op € 1.932 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep (2 punten è 6*322 x 2 (gewicht van de zaak) en in bezwaar (2 punten è € 161 x 2 (gewicht van de zaak)). Voör een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig. Voorts dient het griffierecht aan belanghebbende te worden vergoed.
Beslissing Het Gerechtshof: - vernietigt de uitspraken op bezwaar die zien op een verhoging of een boete; - vernietigt de kwijtscheldingsbesluiten; - vermindert de navorderingsaanslagen waarin een verhoging is begrepen aldus, dat telkens de verhoging - na kwijtschelding - wordt vastgesteld op 24 percent van de belasting; - wijzigt de boetebeschikkingen aldus, dat telkens de boete wordt vastgesteld op 24 percent van de belasting; - verklaart het beroep voor het overige ongegrond; - veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op e 1.932; en - gelast de inspecteur het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 37 aan belanghebbende te vergoeden. ^'. *
nummer BK-04/02515
II
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L . van den Bogerd. De beslissing is op 3 februari 2012 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan partij'en verzonden:
Zowel de belanghebbende als hel daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht warden genomen: 1. B(/ het beraepschriji wordt een kopie van deze uitspraak ge^/oegd 2. Het beraepschriji wordt ondertekend en bevat ten minste: - de naam en het adres van de indiener; - de dagtekening; • de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie Is gericht; - de gronden van het beroep in cassatie. Het beroepschrijl moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlandenflielastingkamer).Postbus 20.303, 2500 EH Den Haag. De partij die beroep in cassatie Instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad In het cassatieberoepschriji kan worden verzocht de wederpartij le veroordelen in de proceskosten.