RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Strafrecht Zittingslocatie Utrecht Parketnummer: 16/800203-12 (P) vonnis van de meervoudige strafkamer van 13 februari 2013 in de strafzaak tegen [verdachte], geboren op [1960] te [geboorteplaats], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats]. 1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2013, 16 januari 2013, 22 januari 2013 en 23 januari 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. W. Hendrickx, naar voren hebben gebracht. De volgende zaken zijn op de terechtzitting gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld: [medeverdachte 1] (16/804804-11), [medeverdachte 2] (16/804807-11), [medeverdachte 3] (16/800207-12), [medeverdachte 4] (16/800206-12), [medeverdachte 5] (16/800204-12), [medeverdachte 6] (16/800205-12), [medeverdachte 7] (16/800201-12).
2. Tenlastelegging De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: Feit 1: op 30 januari 2012 samen met een ander of anderen meerdere vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad; Feit 2: op 30 januari 2012 17 gram amfetamine voorhanden heeft gehad.
3. Voorvragen De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4.
Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie De officier van justitie heeft gevorderd dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen wordt. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 2, omdat er naar zijn mening geen sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van beide feiten. De verweren die de raadsman heeft aangevoerd zullen worden besproken bij de bewijsoverwegingen. 4.3 Het oordeel van de rechtbank 4.3.1 Het bewijs De vindplaatsvermeldingen die in de navolgende bewijsoverwegingen voorkomen, verwijzen - voor zover niet anders vermeld - naar de schriftelijke stukken die zijn opgenomen in het proces-verbaal van Politie Regio Utrecht, Onderzoek 094Vogel en het proces-verbaal van de Nationale Recherche, Onderzoek Vitruvius/Mona Lisa. Feit 1 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op grond van navolgende bewijsmiddelen. Op 30 januari 2012 wordt de garagebox aan de [adres] te [woonplaats] (Amersfoort) doorzocht. Aangetroffen wordt onder meer: - revolver, merk Toschi Casteli, categorie III van de Wet Wapens en Munitie; - gaspistool, merk perfecta, categorie III van de Wet Wapens en Munitie; - twee pistolen, merk Walther P38, categorie III van de Wet Wapens en Munitie; - pistool, merk Mauser, categorie III van de Wet Wapens en Munitie; - pistool, merk BBM, categorie III van de Wet Wapens en Munitie; - twee grendelgeweren, kaliber 7.62, categorie III van de Wet Wapens en Munitie; - twaalf patroonmagazijnen; - munitie: 5 gaspatronen en meer dan 40 kilo diverse kalibers, categorie III van de Wet Wapens en Munitie. Op 30 januari 2012 is de woning aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. Aangetroffen wordt onder meer: - een pistool, merk Unique, kaliber 7.65, categorie III van de Wet Wapens en Munitie; - een boksbeugel, categorie I van de Wet Wapens en Munitie; - een gasdrukpistool, merk Colt, categorie IV van de Wet Wapens en Munitie; - 40 scherpe patronen, categorie III van de Wet Wapens en Munitie. Op 14 juli 2011 omstreeks 17.52 uur wordt er door het observatieteam van de politie waargenomen dat [medeverdachte 1] een man ophaalt en dat zij rijden naar de garagebox aan de [adres] te [woonplaats]. Daar ontmoeten zij een derde man. Deze derde man komt aanlopen uit de richting van een auto, een Ford Fiesta met kenteken [kenteken]. Deze derde man rijdt later ook weg met deze auto. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem op 14 juli 2011 heeft opgehaald en dat hij samen met [medeverdachte 1] naar een garage is gegaan. [medeverdachte 4] heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 1] hem vertelde dat hij in de garage van alles had liggen, dat hij de garage voor de club beheerde en dat [medeverdachte 1] een sleutel had van de garagebox. De Ford Fiesta met kenteken [kenteken] staat op naam van [verdachte].
[verdachte] heeft verklaard dat hij de huurder is van de woning aan de [adres] te [woonplaats] en voorts dat hij de huurder is van de garagebox aan de [adres] te [woonplaats]. [verdachte] heeft voorts verklaard dat hij een sleutel heeft van de box en dat daar spullen van hem liggen. [verdachte] staat sinds 14 februari 1997 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats] en heeft dit zelfde adres op 2 februari 2012 als woonadres opgegeven. Feit 2 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op grond van navolgende bewijsmiddelen. Op 30 januari 2012 is de woning van verdachte aan de [adres] te [woonplaats] doorzocht. In de woning worden vier wikkels met poeder en poeder uit een geldkistje aangetroffen. Uit onderzoek door het NFI blijkt dat het poeder 17,1 gram van een materiaal bevattende amfetamine betreft. [verdachte] heeft verklaard dat hij de huurder is van de woning aan de [adres] te [woonplaats]. [verdachte] staat sinds 14 februari 1997 ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats] en heeft dit zelfde adres op 2 februari 2012 als woonadres opgegeven. 4.3.2 De bewijsoverwegingen Wetenschap aanwezigheid wapens De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte niet wist dat er wapens aanwezig waren in zijn garagebox en dat hij daarom dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat verdachte heeft verklaard dat hij de huurder is van de garagebox en dat hij een sleutel van de garagebox bezit. De rechtbank weegt voor haar overtuiging mee dat de auto van verdachte - een Ford Fiesta met kenteken [kenteken] – op 14 juli 2011 geparkeerd stond in de directe omgeving van de garagebox op het moment dat [medeverdachte 1] daar wapens ophaalde. Hiervoor heeft [verdachte] geen verklaring gegeven. Aangenomen wordt dan ook dat [verdachte] op 14 juli 2011 ook aanwezig was, zodat hij op de hoogte moet zijn geweest van de aanwezigheid van wapens in de door hem gehuurde garagebox. Voorts heeft verdachte evenmin een plausibele verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de aangetroffen wapens in zijn garagebox. Nu vast staat dat [verdachte] op 30 januari 2012 nog immer de huurder en de sleutelhouder van de garagebox was , gaat de rechtbank ervan uit dat [verdachte] op 30 januari 2012 ook de beschikkingsmacht had over hetgeen zich in die garagebox bevond . Medeplegen De raadsman heeft subsidiair betoogd dat er onvoldoende bewijs in het dossier zit voor medeplegen. Dit verweer wordt verworpen. De rechtbank overweegt dat uit de observatie van 14 juli 2011 in combinatie met de verklaring van [medeverdachte 4] blijkt dat [medeverdachte 1] een sleutel heeft van de garagebox. Ook blijkt uit het dossier dat [medeverdachte 1] wapens uit de garage haalt en ze meeneemt. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] de wapens in de garagebox voorhanden heeft gehad. Wat
betreft de in zijn woning aangetroffen wapens en munitie blijkt uit het dossier niet van medeplegen van het voorhanden hebben van die wapens. Categorieën van de Wet Wapens en Munitie De raadsman heeft aangevoerd dat de twaalf patroonmagazijnen niet vallen onder vuurwapens van categorie III en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat artikel 3 van de Wet Wapens en Munitie bepaalt dat de bepalingen betreffende wapens mede van toepassing zijn op onderdelen en hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens en van wezenlijke aard zijn. De rechtbank overweegt voorts dat de Circulaire wapens en munitie 1997 onder meer aangeeft dat in ieder geval worden aangemerkt als onderdelen die onontbeerlijk zijn voor het functioneren van het wapen de loop, het patroonmagazijn, de patroonhouder en de onderdelen die bestemd zijn om een vuurwapen te laten schieten. De rechtbank is daarom van oordeel dat ook de twaalf patroonmagazijnen vallen onder een vuurwapen van categorie III en acht ook dat gedachtestreepje wettig en overtuigend bewezen. De raadsman heeft tevens aangevoerd dat de munitie die is ten laste gelegd niet valt onder categorie III, maar onder categorie II. De rechtbank overweegt dat uit het forensisch onderzoek naar de munitie blijkt dat de munitie valt onder categorie III. De rechtbank ziet geen reden hiervan af te wijken en acht ook het voorhanden hebben van de munitie van categorie III wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank merkt daarbij op dat munitie van categorie II sub 4 niet ziet op alle munitie voor pistolen en geweren, zoals de raadsman heeft betoogd, maar dat daar als voorwaarde bij is opgenomen dat die munitie voorzien moet zijn van expanderende projectielen om onder categorie II sub 4 te vallen.
5. Bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte 1. op 30 januari 2012, te Hoogland en Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, vuurwapens van categorie III , te weten: -een revolver, merk Toschi Casteli, kaliber 10.5mm, en -een gaspistool, merk Perfecta, kaliber 8mm, en -twee pistolen, merk Walther P38, kaliber 9mm, en -een pistool, merk Mauser, kaliber 9mm, en -een pistool, merk BBM, kaliber 6.35, en -twee grendelgeweren, kaliber 7.62x51mm, en -een pistool, merk Unique, kaliber 7.65, en -twaalf patroonmagazijnen, en een wapen van categorie I, te weten een boksbeugel, en een wapen van categorie IV, te weten een gasdrukwapen, merk Colt, en munitie van categorie III, te weten: -vijf scherpe patronen, te weten CS gaspatronen kaliber 8mm, en -een grote hoeveelheid (meer dan 40 kilo) scherpe patronen van diverse kalibers, en -veertig scherpe patronen, kaliber 7.65 voorhanden heeft gehad.
2. op 30 januari 2012 in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 17 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als Feit 1: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie en handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie; Feit 2: Handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8.
Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest. 8.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken. Subsidiair heeft de verdediging verzocht een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, met daarnaast eventueel een voorwaardelijke straf of een werkstraf. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat voor de strafmaat verschil moet maken dat verdachte slechts de huurder is van de garagebox en niet de eigenaar van de wapens. Verdachte wil graag de mantelzorg voor zijn moeder vervolgen en het contact met [medeverdachte 1] is er niet meer. Ten slotte heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte een tweede kans wil, ook gelet op het feit dat hij geen strafblad heeft. 8.3. Het oordeel van de rechtbank De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (medeplegen van) het voorhanden hebben van een zeer grote hoeveelheid wapens en munitie. De rechtbank tilt hier erg zwaar aan. Het
voorhanden hebben van vuurwapens levert gevaar op voor de maatschappij. De kans is aanwezig dat van deze wapens op gevaarzettende wijze gebruik kan worden gemaakt. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het gevaar van het ongecontroleerde bezit van wapens voor onze samenleving. Voorts heeft verdachte geen blijk gegeven van enig inzicht in de ernst van deze feiten en heeft hij geen verantwoordelijkheid willen nemen voor de mogelijke gevolgen. De rechtbank wil er met nadruk op wijzen dat een dergelijke grote hoeveelheid wapens erop duidt dat de garagebox van verdachte diende als opslagplaats waar wapens verborgen werden en van waaruit de wapens werden verhandeld of op een andere manier werden doorgegeven aan anderen. De rechtbank weegt mee dat de garagebox zich midden in een woonwijk bevindt. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Daarnaast heeft verdachte 17,1 gram amfetamine aanwezig gehad. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 december 2012. De rechtbank is van oordeel dat op de bewezen verklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om hier van af te wijken. De rechtbank weegt daarbij mee dat verdachte geen inzicht heeft getoond in de laakbaarheid van de bewezen verklaarde feiten. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal daarom conform de eis aan verdachte 24 maanden gevangenisstraf met aftrek van de duur van het voorarrest opleggen. 9. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie en artikel 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
10. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezen verklaarde levert op: Feit 1: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie en handelen in strijd met artikel 26, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie; Feit 2: Handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod. Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis. Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. J. Ebbens en mr. I.M. Vanwersch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 februari 2013. Mr. Vanwersch is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen BIJLAGE: De tenlastelegging Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 30 januari 2012, te Hoogland en/of Amersfoort, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een of meer vuurwapen(s) van categorie III , te weten: -een revolver, merk Toschi Casteli, kaliber 10.5mm, en/of -een gaspistool, merk Perfecta, kaliber 8mm, en/of -twee pistolen, merk Walther P38, kaliber 9mm, en/of -een pistool, merk Mauser, kaliber 9mm, en/of -een pistool, merk BBM, kaliber 6.35, en/of -twee grendelgeweren, kaliber 7.62x51mm, en/of -een pistool, merk Unique, kaliber 7.65, en/of -twaalf patroonmagazijnen, en/of een wapen van categorie I, te weten een boksbeugel, en/of een wapen van categorie IV, te weten een gasdrukwapen, merk Colt, en/of munitie van categorie III, te weten: -vijf, althans een of meer, scherpe patronen, te weten CS gaspatronen kaliber 8mm, en/of -een grote hoeveelheid (meer dan 40 kilo) scherpe patronen van diverse kalibers, en/of; -veertig, althans een of meer, scherpe patronen, kaliber 7.65 voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet Wapens en Munitie betekenis is gegeven; artikel 26 lid 1 jo 55 WWM art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2. hij op of omstreeks 30 januari 2012 te Hoogland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 17 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 2 ahf/ond C Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 10 lid 3 Opiumwet