ECHTE DOKTERS MOORDEN NIET
SUZANNE MEYER
ECHTE DOKTERS MOORDEN NIET
WITSAND UITGEVERS
Een boek van Witsand Uitgevers www.witsand-uitgevers.com © Witsand Uitgevers, 2013 D/2013/12.051/6 - NUR 330 - ISBN 978 94 9038 281 0 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij op papier, in fotokopie, mechanisch, elektronisch, digitaal, als luisterbestand, als e-book, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Proloog
Na zo veel jaren in het vak was Daniël niet meer zo snel van zijn stuk te brengen, maar dit lichaam hoorde zonder twijfel thuis op het lijstje van de bijzondere gevallen, dat zag hij meteen. Hij was bijna tien minuten bezig geweest om de lijkzak heel voorzichtig van het lichaam weg te halen. Daarna verwijderde hij, nog voorzichtiger, alle zwachtels en windels. Hij hoopte zo een beetje zicht te krijgen op de situatie. Toen stond hij secondelang verbaasd te kijken. Hij moest zelfs een stoel bijtrekken om, helemaal tegen zijn gewoonte in, te gaan zitten naast het lichaam dat op de koele tafel lag. Hij voelde geen afschuw voor wat hij zag. De verhakkelde lichamen van verkeersongevallen die ze hem zo vaak hadden bezorgd, met als onmogelijke opdracht ze zo veel mogelijk in herkenbare toestand te herstellen, waren vele malen erger geweest. Daniël hield trouwens wel van een uitdaging. De laatste overblijfselen van een mens verdienden geen afschuw, maar liefdevolle aandacht, vond hij. Dat was ook een van de redenen waarom hij voor dit beroep had gekozen. Levend of dood, ieder menselijk lichaam verdiende respect. Maar precies dat was wat hem nu naar een stoel had doen grijpen. Het lichaam dat op zijn tafel lag uitgestrekt zou helemaal niet de grootste professionele uitdaging van zijn carrière worden, dat had hij in een oogwenk gezien. Het was het gebrek aan respect dat hem naar adem deed snakken. Dit lichaam was met een achteloosheid behandeld die hij nooit eerder had gezien. Hij ergerde zich wel vaker aan het soms wat slordige naaiwerk van sommige chirurgen als hun patiënt tijdens een operatie overleed en ‘het er toch niet meer toe deed’. Het kwam nog wel eens voor dat hij zich opwond over de manier waarop de lege lichamen van orgaandonoren hem werden bezorgd, al moest hij toegeven dat het eerder uitzonderlijk was. Dat ze hem de stoffelijke resten van treinongelukken en zelfmoorden niet in één stuk konden aanleveren, dat kon hij goed begrijpen, maar alles wat van onder de 5
handen van professionals vandaan kwam moest er toch een beetje toonbaar kunnen uitzien? Hij zat een tijdlang mismoedig hoofdschuddend op zijn stoel. Deze vrouw had volgens de informatie die hij had gekregen esthetische ingrepen ondergaan. Hij concentreerde zich op de gelijkenissen met de foto die hij van haar bedroefde echtgenoot had gekregen. De afbeelding moest hem helpen om ongedaan te maken wat ‘die prutsers’ hadden aangericht, om het met de woorden van diezelfde echtgenoot uit te drukken. Het was een mooie, recente foto, gemaakt op haar veertigste verjaardag. Als hij het glanzende portret zo bekeek, kon hij zich met de beste wil van de wereld niet voorstellen waarom deze vrouw zo had laten sleutelen aan haar lichaam. En nu hij haar daar zo op zijn tafel zag liggen, begreep hij er nog veel minder van. Haar lange, blonde haren hingen in slordige, vuile slierten naast de tafel en plakten hier en daar, van het opgedroogde bloed en het vuil. Bij haar haargrens en achter haar oren zaten sneetjes, die duidelijk bezig waren geweest te genezen op het moment dat de dood tussenbeide kwam. Haar ogen waren gesloten, maar het was duidelijk dat haar oogkassen nog gezwollen, bont en blauw waren. Zoiets was niet ongewoon na een facelift, wist Daniël. Er zou in elk geval flink wat make-up aan te pas moeten komen. Haar neus en mond waren godzijdank ongehavend, op wat scheurtjes in haar lippen wegens vochtgebrek na, maar dat viel gemakkelijk te herstellen. Als hij haar haren waste en föhnde, zou het allemaal nog wel meevallen. Wat hem het meest stoorde, was de toestand waarin de rest van haar lichaam verkeerde. Straks zou hij haar gelukkig de mooie jurk kunnen aantrekken die haar echtgenoot had uitgekozen en die tot hoog in de hals sloot met een rij sierlijke knoopjes. Het onderste gedeelte van haar lichaam zou onzichtbaar blijven voor de nabestaanden, dankzij het mooie, geborduurde laken dat wel vaker als noodoplossing voor dergelijke situaties dienstdeed. Nog nooit had iemand het tijdens een laatste groet in zijn hoofd gehaald om te controleren wat er al dan niet onder het laken zat. Hij boog voorover en keek opnieuw naar de buikwand van de vrouw. Weer zag hij, naast de diepe littekens en iets wat op snijwonden leek, ook het slordige gat, wellicht van een drain of iets 6
dergelijks, die duidelijk met grote haast weer was verwijderd. Haar buikwand en borstkas waren open geweest en weer slordig gesloten. Haar benen waren vreselijk gezwollen en blauwig. Maar het allerergst waren toch haar borsten. Borsten maakten een vrouw tot vrouw, vond Daniël. Op dat punt bracht hij juist een groot ontzag op voor chirurgen die borstcorrecties deden bij bijvoorbeeld kankerpatiënten, of gewoon bij die talloze vrouwen die ergens tijdens hun leven hadden gekozen voor een borstvergroting of -verkleining. Ook al waren de vrouwen die bij hem op tafel lagen altijd dood, toch had Daniël al vaak gezien dat veel chirurgen prachtig werk leverden. Precies daarom maakte wat hij nu zag hem zo overstuur. ‘Kindje toch,’ zuchtte Daniël, terwijl hij naar de lege flapjes huid keek die slordig waren vastgenaaid aan haar borstkas en waaraan nog iets zat wat hij herkende als donkerbruine tepels. Geen wonder dat ze zo kort na de ingreep zelfmoord had gepleegd. Een gedachte die hij meteen weer verdrong. Eerlijk gezegd had hij, terwijl hij naar het lichaam keek, het gevoel dat er iets niet helemaal klopte. Maar ook die gedachte verdrong hij. Doodsoorzaken en -omstandigheden behoorden niet tot zijn vakgebied. Hij greep naar zijn mobieltje en belde zijn vrouw. ‘Die nagellak hoef je niet meer te brengen, schat. Haar echtgenoot brengt straks haar eigen lievelingsnagellak nog.’ Daniël loog. De waarheid was dat hij zijn vrouw deze aanblik wilde besparen, hoewel ze inmiddels net zo veel gewend was als hij. ‘Te laat, ik ben er al!’ lachte ze door de telefoon. Hij hoorde de sleutel in het slot draaien. Even later stond zijn vrouw met een nieuwe nagelvijl en een flesje vuurrode nagellak naast hem bij de tafel. Ze keek verbaasd van haar man, die nog steeds verslagen naast het verminkte vrouwenlichaam zat, naar de vrouw. ‘Sorry…’ mompelde Daniël, ‘ik had je dit willen besparen…’ ‘Dit kan toch echt niet…’ stamelde zijn vrouw verontwaardigd, terwijl ze vol afschuw naar de borsten keek, of wat daarvan overbleef. ‘Ze heeft dan ook zelfmoord gepleegd,’ antwoordde Daniël cynisch. ‘En toch klopt er iets niet,’ zei hij na een tijdje. ‘Ik heb genoeg gezien om zeker te weten dat dit gewoon niet klopt.’ 7
Zijn vrouw keek hem even aan. Toen nam ze een stoel en kwam naast hem zitten. ‘Wat nu?’ vroeg ze na een tijdje. Daniël dacht na. ‘Wat nu? Goede vraag. Helemaal niets, denk ik. Ik ga aan de slag, morgen komen haar familie en haar vrienden haar een laatste groet brengen.’ Hij stond op om zijn spullen klaar te leggen. Hij zag hoe zijn vrouw hem vragend aankeek. ‘Horen, zien en zwijgen, schat,’ zei hij toen. ‘Horen, zien en zwijgen.’
8