TU/E
afstuderen Stappenplan voor studenten en docenten
Bouwkunde Unit AUDE Juni 2014 Dit stappenplan voor het afstuderen bevat een beschrijving van het gehele afstudeerproces (van het kiezen van een afstudeeratelier tot en met de diploma-uitreiking) de regels die daarbij gelden en adviezen die daarbij kunnen helpen.
Mochten er na het lezen van dit stappenplan vragen zijn dan kunt u contact opnemen met het secretariaat Unit AUDE Vertigo 7 (040 247 4031) dr. J. Voorthuis
Inhoud Het afstuderen .............................................................................................................................................. 3 Onderwijsdoelen ........................................................................................................................................... 3 Leerdoelen .................................................................................................................................................... 3 Duur afstudeerperiode ................................................................................................................................. 4 Het afstudeeratelier ...................................................................................................................................... 4 De keuze voor het afstudeeratelier .............................................................................................................. 4 Inschrijving op een atelier: De Afstudeercarrousel ...................................................................................... 5 Het afstudeertraject ...................................................................................................................................... 5 Globale planning ........................................................................................................................................... 6 De berg van Westra: ..................................................................................................................................... 7 Begeleidingscommissie ................................................................................................................................. 7 Begincolloquium ........................................................................................................................................... 7 Onderzoeksvraag .......................................................................................................................................... 8 Tussenevaluatie of tussencolloquium........................................................................................................... 8 Groenlicht: go/no go ..................................................................................................................................... 9 Eindcolloquium ........................................................................................................................................... 10 Afronding: Het Beoordelingsgesprek .......................................................................................................... 10 Uitreiking diploma. ...................................................................................................................................... 11 Bijlage 1: Eisen ten aanzien van het afstudeerverslag ................................................................................ 11 Bijlage 2: Onderzoek en Het houden van het Begincolloquium. ................................................................ 13 De uitwerking van een onderzoeksopzet. .................................................................................................. 14 Bijlage 3: Nederlandse vertaling van de Dublin‐descriptoren .................................................................... 17
2
Het afstuderen Het afstuderen is de culminatie van de studiefase en eindigt in een Universitair Meesterschap (oftewel de Master titel) Belangrijke verworvenheden van het universitair meesterschap zijn geestelijke zelfstandigheid, technische en ambachtelijke vakbekwaamheid, professionalisme, ethische, esthetische en wetenschappelijke bekwaamheid en een sterk exploratief vermogen.
Onderwijsdoelen Het doel van het afstuderen is
Het vergaren en verkennen van ambachtelijke én wetenschappelijke bekwaamheid. Het vervaardigen van onderzoek en het vervaardigen van een ontwerp. Deze twee aspecten van het afstuderen worden tijdens de afstudeerfase als evenredig beschouwd. Het universitaire afstudeertraject is derhalve een oefening in ontwerpend onderzoek. De student te laten bewijzen dat hij ontwerpend onderzoeken kan maar vooral ook laten zien dat hij weet wat hij ontworpen/onderzocht heeft door zijn (ontwerp)beslissingen en het uiteindelijke product te toetsen aan de technische en sociaal‐fysieke ervaring, de overkoepelende beoordelingscriteria van het afstudeeratelier, de Dublin Descriptoren en de door de student zelf geformuleerde onderzoeksvraag. Dat wil zeggen dat de student middelen bewust weet in te zetten en weet af te stemmen op expliciet gemaakte doelen ten bate van de situatie waar het ontwerp voor bestemd is of het onderzoek over gaat.
Leerdoelen Aan het eind van het afstudeertraject is de student in staat:
middelen (het architectonisch en wetenschappelijk instrumentarium) en doelen (de te behalen prestaties en kwaliteiten van de ontworpen omgeving of het onderzoek) op elkaar af te stemmen. een wetenschappelijke onderzoeksvraag te formuleren waarbij de sociaalfysieke ruimte, de techniek van het maken en/of de problematiek van het gebruik en de beleving ter discussie worden gesteld aan de hand van een voorstel dat de kritiek van de bouwervaring en de wetenschap kan doorstaan. onderzoek te doen volgens de maatstaven en gangbare methoden van de sociale, technische of historisch‐theoretische wetenschap en de resultaten van dit onderzoek te doen gelden in verslag en ontwerp. de sociaalfysieke ruimte in de vorm van een complex gebouw, stedelijk ensemble of vergelijkbaar thema vaardig te ontwerpen waarbij een door de student bepaalde positie ingenomen wordt ten aanzien van bruikbaarheid, constructie en (milieumaatschappelijke) wenselijkheid. het ontwerp uitvoerbaar te maken waarbij de kwalitatieve intenties voor zover mogelijk ook aantoonbaar worden waargemaakt middels gangbare tekeningen, modellen op verschillende schaalniveaus, van stedelijke situatie tot detail. een kwalitatief hoogwaardig ontwerp of onderzoek professioneel te presenteren middels een doordachte presentatiestrategie, waarin het adequaat toepassen en communiceren van kennis, vaardigheid en een kritische houding in een professionele situatie de leidraad vormt. zelfstandig te werken aan een opgave zichzelf open te stellen voor kritiek en daar adequaat en gepast mee om te gaan
3
De leerdoelen zijn getoetst aan de relevante Dublin Descriptoren (zie bijlage 3) en vervolgens vertaald naar de specifieke ambities van de unit.
Duur afstudeerperiode Alle studenten worden geacht om binnen één collegejaar af te studeren (zie ook het onderdeel over het begincolloquium). Studenten die bij herkansing het begincolloquium of het groen licht niet halen moeten uitwijken naar een volgend afstudeeratelier waarbij weer een tijdslimiet van een collegejaar wordt opgelegd.
Het afstudeeratelier Het afstuderen is georganiseerd in de vorm van afstudeerateliers, een vorm van groepsgewijs afstuderen waarin studenten zelfstandig in teamverband werken aan een door het afstudeeratelier geformuleerde opgave. Individueel afstuderen wordt niet toegestaan. De ateliers laten meer dan genoeg ruimte voor de individuele ontwikkeling van de student en diens verlangen zelfstandig eigen competenties en fascinaties te ontwikkelen en uit te diepen. Deeltijd studenten kunnen in samenspraak met de voorzitter van hun atelier tot concrete afspraken komen over het verloop van hun afstudeertraject.
De keuze voor het afstudeeratelier De keuze voor een afstudeeratelier is een belangrijk moment voor de student, hij moet derhalve goed beslagen ten ijs komen. Daarom zijn er een aantal eisen ten aanzien van de keuze voor een afstudeeratelier, te weten:
De student maakt een website met als titel: final studio project en subtitel de naam en initialen van de student + ID. De final studio project website wordt als sollicitatie instrument gebruikt bij het afstudeeratelier en kan tijdens het afstudeertraject als presentatiemedium gebruikt worden bij BC, TC en EC. De final studio project website mag gemaakt worden met een webdesign programma naar keuze, of onderdeel zijn van een reeds bestaande website. omdat bepaalde vakken uitdrukkelijk een voorbereiding vormen op het afstuderen wordt er geëist dat de student o in het bezit is van een Bachelor diploma Bouwkunde of het schakelprogramma met goed gevolg heeft afgerond o de Masterprojecten 1 en 2 met goed gevolg heeft afgerond en wordt er dringend geadviseerd om alle vakken af te ronden vóór het begin van het afstudeeratelier, met uitzondering van het 2e jaar Mastervak Onderzoeksmethodologie (7x811) en nog vier openstaande studiepunten van een willekeurig ander 1e jaar Mastervak. In andere woorden: studenten die meer dan 60 ECTS open hebben staan wordt dringend geadviseerd nog niet met het afstuderen te beginnen. Voor alle studenten geldt dat inhoudelijke oriëntatie op het afstuderen wordt aanbevolen door het bijwonen van colloquia van andere studenten en lopende afstudeerateliers.
4
Inschrijving op een atelier: De Afstudeercarrousel In september en in februari wordt er een tweedaags Afstudeercarrousel gehouden met de bedoeling alle studenten een eerlijke kans te geven op de juiste plek terecht te komen. 1. Studenten tekenen zich in als ze in aanmerking willen komen voor een plek in een afstudeeratelier. Dit betreft een voorintekening op OASE. 2. Het aanbod aan afstudeerateliers zal na de voorintekening worden gepubliceerd op OASE. 3. Tijdens de carrousel worden de ateliers gepresenteerd door de voorzitters van de betreffende ateliers. 4. De student motiveert schriftelijk zijn of haar eerste en tweede keuze van ateliers en levert deze uiterlijk de dinsdag na de presentatie van de ateliers in bij het secretariaat AUDE (VRT 7.07 of
[email protected]). 5. De donderdag daarop worden de studenten uitgenodigd om bij het afstudeeratelier van hun eerste of (bij een te hoge inschrijving op dat atelier) tweede keuze op bezoek te komen en hun presentatie te houden aan de hand van hun website. 6. De student dient bij zijn presentatie tijdens de carrousel voor het afstudeeratelier een actuele cijferlijst in te leveren. Deze cijferlijst kan worden opgehaald bij het Opleidingsinstituut, wanneer de student hier bericht over heeft ontvangen (kort voordat de carrousel plaatsvindt).
Het afstudeertraject Het atelier begint met een aanloopproject dat wordt afgerond met een presentatie en beoordeeld met een cijfer dat door de begeleidende docent wordt uitgeschreven.(7X545, 7T545 of 7W) Tegelijkertijd wordt portfolio 4 (afstudeerplan) afgerond middels een presentatie oftewel het begincolloquium of (BC). Het afstudeertraject in zijn geheel bestaat uit: 7(.)545
Aanloopproject
7(..)41
Portfolio 4 (Afstudeerplan)
(bij afronding 7(.)545 en 7(..)41 is volledige commissie bekend)
7(..)37
Afstudeerproject
9 ECTS
(BC)
4 ECTS
Halverwege het afstudeerproject is er een Tussencolloquium
(EC)
37 ECTS
(TC)
(Code voor architectuur is X, de code voor Stedebouw W, code voor Bouwtechniek is T)
5
Globale planning Data voor
Data voor
september start
februari start
voor januari zomervakantie
Programma
Relevant voor:
Voorintekening op OASE
Bureau Onderwijs & Studenten
Voorstellen Ateliers gepubliceerd op OASE.
september
februari
Afstudeercarrousel
eind september
eind februari
Begin aanloopproject (voortraject van Afstudeerateliers afstudeeratelier)
Begin december
begin mei
Begincolloquium (BC)
2 weken daarna
2 weken daarna Herkansing Begincolloquium (BC)
Afstudeerateliers
halverwege kwartaal 3
halverwege kwartaal 1
Afstudeerateliers
begin juli
begin december Groen Licht (GL)
Afstudeerateliers
half juli
half december
Herkansing Groen Licht (GL)
Begeleiders & Studenten
Eind augustus
half februari
Eindcolloquiumronde (EC)
Afstudeerateliers en AUDE
Tussenevaluatie (TC)
6
Begeleiders & Studenten
Afstudeerateliers
De berg van Westra: Deze planning moet je als volgt interpreteren. Op het begincolloquium, heb je een duidelijk uitzicht op de te nemen uitdaging. Je weet ongeveer waar je naar toe wilt. Op het tussencolloquium ben je op het topje van de berg aangekomen. Meestal betekent dat dat je je schetsontwerp en/of onderzoeksvoorstel geheel klaar hebt. Op dat moment heb je een duidelijk overzicht van het pad naar de eindstreep en weet je wat je nog te doen staat in de uitwerking van je ontwerp of onderzoek.
Tekening door Eefje Hendrix
Begeleidingscommissie Voor begeleiding en beoordeling van het afstudeerproject wordt per atelier een begeleidingscommissie ingesteld die bestaat uit minimaal twee examenbevoegde leden van het wetenschappelijk personeel van de eigen capaciteitsgroep en een examenbevoegd extern lid. De voorzitter van de begeleidingscommissie oftewel atelierhouder is hoogleraar of universitair hoofddocent en bezetter van een voor dat afstudeeratelier competente leerstoel/ UHD‐plaats. Elk lid van de begeleidingscommissie heeft eenzelfde gewicht in de beoordeling. De begeleidingscommissie dient tenminste drie keer tijdens het afstudeerproject bij elkaar te komen om te oordelen over het werk van de student. Bij het eindcolloquium dient de commissie voltallig te zijn.
Begincolloquium (Architectuur en Stedebouw: 20 minuten + 10 minuten overleg) Het begincolloquium wordt georganiseerd om de voltallige begeleidingscommissie te informeren over aanleiding, opzet en voortgang, en om hen te confronteren met een gereed afstudeerplan in de vorm van een bondige presentatie. Formeel wordt het aanloopproject afgerond met het uitschrijven van formulier Portfolio 4 (7(..)41, voldoende) en uitslagbon Aanloopproject (7(.)545, afgerond met een cijfer).
7
De Unit plant colloquiazittingen waarop wordt ingetekend. Alle afspraken hierover lopen via het secretariaat op vloer 7. Het secretariaat moet tijdig (in ieder geval vóór het TC) op de hoogte zijn van de samenstelling van de afstudeerbegeleidingscommissie en het onderwerp. Gedurende het aanloopproject doet de student gericht onderzoek naar de intellectuele en historische context van zijn gekozen afstudeeronderwerp, binnen het atelier. Precedenten en thema’s door middel van excursies en literatuuronderzoek worden verkennend onderzocht. Dit leidt vervolgens tot een paper waarin het onderzoek vorm krijgt en aanleiding kan geven tot het formuleren van een adequate onderzoeksvraag, en een specificering van de ontwerpopgave. De paper kan vervolgens een wezenlijk onderdeel vormen van het uiteindelijke afstudeerverslag. (Zie Bijlage 1) Het begincolloquium is een formeel moment in het afstudeertraject waar studiepunten voor gegeven worden. Hier krijgt de student de kans zijn onderzoeksvraag, de specificatie van zijn ontwerpopgave of onderzoeksproject secuur te formuleren en zorgvuldig te presenteren. Het begincolloquium is een moment waarop formeel goedkeuring wordt verleend om de studie in dat afstudeeratelier voort te zetten. Wanneer het Begincolloquium bij herkansing met een onvoldoende wordt afgerond, start de student het eerstvolgend semester met een nieuw Aanloopproject in een ander Afstudeeratelier.
Onderzoeksvraag De generische afstudeercriteria waar ontwerpen, tekeningen en modellen binnen een atelier aan moeten voldoen worden door de verschillende leerstoelgroepen aan de hand van de eisen van de geboden ateliers opgesteld. Bovendien zal de student door middel van zijn onderzoeksvraag ook verdere criteria bieden op basis waarvan zijn afstudeerproject zal worden beoordeeld. Het is aan te raden de studenten van ieder afstudeeratelier onder begeleiding van een methodologisch bekwaam docent te laten werken aan een scherp geformuleerde onderzoeksvraag aan het begin van het traject. Het is belangrijk de onderzoeksvraag na een voorlopige formulering open te laten voor verbetering zodat onvermijdelijke verschuivingen in aanpak en het voortschrijdend inzicht verwerkt kunnen worden in het uiteindelijke verslag. Voor advies betreffende het opzetten van een onderzoek en het houden van een Begincolloquium zie bijlage 2.
Tussenevaluatie of tussencolloquium (Architectuur en Stedebouw 20 minuten presentatie + 10 minuten overleg) Vóór het TC kunnen de commissieleden de student kenbaar maken hoe zij op basis van het afstudeerplan en de vorderingen het resultaat inschatten en wat hun verwachtingen ten aanzien van het TC zijn. Op het TC dient de student het resultaat van het moment te koppelen aan de verwachting die het volgende traject oproept. Met andere woorden: de weg naar het eindresultaat kan worden aangegeven en geduid, voor de één in concrete termen van uitwerking en waarmaken, voor een ander in termen van durchführung en verrijken, maar altijd op basis van een voorstel dat bespreekbaar en verifieerbaar is.
8
Het secretariaat zorgt voor invulling en ondertekening door de voorzitter van de begeleidingscommissie van het TC-formulier. Het TC levert geen studiepunten op.
Groenlicht: go/no go (30 minuten: poster presentatie en vragen) De groen licht bijeenkomst heeft tot doel inzage te krijgen in de productie van de afstudeerder. De bijeenkomst heeft een zakelijk karakter om vast te stellen dat de beoogde einddatum voor de presentatie van het afstudeerwerk kan worden gehaald. Daartoe dient het afstudeerwerk nagenoeg gereed te zijn en getoond te worden. In het gesprek kunnen de laatste werkzaamheden gerelateerd aan het verwachte eindresultaat worden besproken. De student consulteert de leden van de commissie of het project rijp is voor een GL bespreking. Nadat is vastgesteld wat de commissie eist ten aanzien van de eindpresentatie (inclusief maquette, 3D presentatie, details, ontwikkeling en verslag) wordt bezien of een en ander binnen maximaal 5 weken kan worden gehaald. Indien het oordeel positief luidt dan staat het licht op groen, wat wil zeggen dat indien de student aan het gestelde voldoet en in de lijn der verwachting het project voltooid, hij kan rekenen op een positieve eindbeoordeling. In meer concrete termen, en afhankelijk van de opzet en doelstellingen van het atelier betekent groen licht dat: 1. Het ontwerp/onderzoek geheel af is, er geen ontwerpbeslissingen meer genomen behoeven te worden, kleine aanpassingen daargelaten. 2. De uitvoering (de vervaardiging van tekeningen, modellen, verslag, details) voor meer dan 80% klaar is. 3. De posters die getoond worden op het GL ook een uitspraak doen over de grafische vormgeving van de presentatie die de student voor ogen heeft op het eindcolloquium zodat deze aan de begeleidingscommissie kan worden voorgelegd ter kritiek. 4. Het verslag voor minstens 80% klaar is. Dat wil zeggen: a. De onderzoeksvraag is nu volledig geformuleerd en scherp verwoord. b. Het raamwerk van het verslag, in de vorm van een overtuigende opbouw is klaar. c. Het vooronderzoek met uitzondering van enige aanpassingen is klaar. 5. De student een duidelijk antwoord heeft op de vraag wat hij denkt nog te moeten doen en dat het aannemelijk gemaakt kan worden dat dit binnen de afgesproken tijd ook zal lukken. 6. De student een bewuste strategie voor ogen heeft ten aanzien van de presentatie. Dat hij weet waarom hij bijvoorbeeld én een maquette, én renders wil maken en voor ogen heeft welke beelden en perspectieven hij wil laten zien; hoe hij zijn concept op een effectieve en eenduidige manier aan het publiek over wil brengen. Wanneer het nodige vertrouwen niet kan worden uitgesproken op grond van het getoonde materiaal en/of de geformuleerde eisen dan dient na verloop van tijd een nieuwe groen licht afspraak gemaakt te worden. De groenlicht gesprekken worden gepland bij het secretariaat vloer 7.
9
Actie hiervoor ligt bij de student. Hij/zij moet zich nu ook opgeven voor het examen. Opgeven voor dit examen dient uiterlijk 4 weken voor de examenvergadering te geschieden via OASE.
Eindcolloquium (Architectuur en Stedebouw 40 minuten presentatie, 15 minuten discussie 35 minuten overleg) De unit‐brede afstudeerplanning mondt uit in een gezamenlijke eindcolloquium‐week van de afstudeerateliers. De afstudeercommissie dient het afstudeerverslag uiterlijk 1 week voor het EC in haar bezit te hebben. Het eindcolloquium is een examen. Er moet op een hoog niveau over het gepresenteerde ontwerp kunnen worden gesproken. De student dient derhalve zijn presentatie te richten op de begeleidingscommissie. Dit sluit echter geenszins uit dat de essentie van het project niet ook toegankelijk kan zijn voor andere genodigden. Het eindcolloquium toont:
de aanleiding de opgave (de onderzoeksvraag) het onderzoek en de beschouwing daarop het antwoord of de reactie: het concept, idee, verhaal het plan, presentatie en beschouwing aspect, doorsnedes, plattegronden, perspectieven, details nabeschouwing en conclusie
Afronding: Het Beoordelingsgesprek Na de presentatie en vragenronde trekt de commissie zich terug voor overleg. Hier wordt het eindcijfer als resultaat van deelcijfers per onderdeel (product, proces, presentatie) bepaald. De drie P’s worden gebruikt als overkoepelende beoordelingscriteria en worden getoetst aan de Dublin descriptoren, de doelstellingen van het Atelier en de projectspecifieke ambities van de student. Nadat de begeleidingscommissie tot een oordeel is gekomen en deze op elkaar heeft weten af te stemmen wordt de student uitgenodigd bij het gesprek aan te schuiven en wordt deze op de hoogte gesteld van de uitkomst en de discussie. Vervolgens: 1. Vult de voorzitter het beoordelingsformulier 7(..)37 in. 2. Tekent de voorzitter een exemplaar van het afstudeerverslag voor akkoord voor de examencommissie. 3. Verzorgt de student een apart te verstrekken artikel conform de richtlijnen van de examencommissie. 4. Levert elke student 2 weken voor de diploma‐uitreiking een afbeelding in (digitaal). Deze afbeelding zal tijdens de diploma‐uitreiking getoond worden en is bedoeld om het publiek in de zaal deelgenoot te maken van het afstudeeronderwerp. 1. en 2. worden ingeleverd via het secretariaat van de unit bij de administratie van Bureau Onderwijs minstens 2 weken voor de eerstkomende zitting van de Examencommissie, zodat het resultaat met de andere studieresultaten kan worden gewogen.
10
Het voor akkoord getekende afstudeerverslag en het artikel moeten bij Bureau Onderwijs uiterlijk 2 weken voor de examenvergadering ingeleverd zijn. Zie voor verdere details de opleidingsgids. Bij aanmelding bij de Examencommissie ontvangt de student een afstudeerenvelop, waarin uitleg te vinden is omtrent de te volgen procedure.
Alle TC’s en EC’s worden aangekondigd op de site van de Unit AUDE (www.tue.nl/aude) en in de digitale nieuwsbrief Bouwwerk. Let wel: de afstudeerbegeleidingscommissie spreekt uiteindelijk haar oordeel uit over het eindresultaat door middel van een formulier aan bureau onderwijs, maar zij fungeert niet als examencommissie. De examencommissie is een ‘formele’ commissie die eenmaal per maand (voor exacte data zie jaaragenda) de studieresultaten van de afstudeerders inwacht en controleert op resultaten en volledigheid.
Uitreiking diploma. In een ceremoniële bijeenkomst wordt het diploma uitgereikt aan de student. Hier hoort een korte toespraak bij van de atelierhouder. Tijdens de uitreiking wordt de bewerkte afbeelding van het afstudeerproject getoond. Op grond van de gemiddelde resultaten behaald tijdens de laatste jaren van de studie en het cijfer toegekend aan het afstudeerproject kan de student met lof (cum laude) afstuderen. Tijdens de zitting wordt dit bekend gemaakt.
Bijlage 1: Eisen ten aanzien van het afstudeerverslag Elk lid van de afstudeercommissie krijgt een exemplaar van het afstudeerverslag uiterlijk 1 week voor datum afstudeercolloquium. Daarnaast dient een extra exemplaar ingeleverd te worden bij het secretariaat ADE, voorzien van een handtekening van de voorzitter voor akkoord. Dit extra exemplaar ligt ter inzage voor de examencommissie tijdens de examenvergadering en gaat hierna naar de bibliotheek. In tegenstelling tot gemakzuchtige mythes over de ontwerppraktijk, spreekt een ontwerp nooit en nimmer voor zichzelf; een ontwerp spreekt hoogstens over het vermogen van de toeschouwer het te lezen. In het afstudeerverslag, voor zover het afstudeerproject een ontwerp betreft, laat de student zien hoe hij tot zijn ontwerp is gekomen, hoe zijn ontwerpbeslissingen heeft weten te toetsen aan zijn onderzoeksvraag en waarin de student aannemelijk maakt dat het gebouw of ensemble dat hij ontworpen heeft de gewenste prestaties en kwaliteiten zal leveren ten aanzien van het gebruik en de omgeving. Bij het afstudeerverslag speelt het vooronderzoek uiteraard een belangrijke rol. Het afstudeerverslag dient voorzien te zijn van: 1. Een titel (en ondertitel). De (onder)titel moet aangeven waarover het verslag gaat. Via de trefwoorden die aan de titel ontleend worden, wordt het verslag toegankelijk voor andere geïnteresseerden. 2. Naam en voorletters van de student en collegekaartnummer.
11
3. Datum van afstuderen. 4. Namen van de leden van de afstudeerbegeleidingscommissie. 5. Artikel. Het artikel moet de hoofdzaken uit het verslag in het kort weergeven. Het artikel dient onafhankelijk van het rapport gelezen te kunnen worden. (Dus separaat inleveren.) 6. Inhoudsopgave. De inhoudsopgave geeft de structuur van het verslag weer, ingedeeld naar hoofdstukken en paragrafen. Ook bijlagen, tekeningen, etc. dienen in de inhoudsopgave vermeld te worden. 7. Inleiding In de inleiding wordt weergegeven: a. Wat het thema is van het afstudeeratelier en wat haar doelstellingen zijn. b. Wat de probleem‐/doelstelling van het afstudeerproject is, wat is jouw onderzoeksvraag? c. Wat het praktisch/maatschappelijk en/of theoretisch/wetenschappelijk belang van het afstudeerproject is. d. Een toelichting op de opbouw van het afstudeerverslag. 8. Theoretische positie (het essay/paper) a. Onderzoeksthema: wat is het thema dat je hebt onderzocht, hoe verhoudt zich dit tot het afstudeeratelier? Weidt uit over je onderzoeksvraag, hoe be je er toe gekomen en waarom is hij op deze manier gespecificeerd? b. Methode: In het afstudeerverslag wordt een beschrijving gegeven van de gehanteerde werkwijze. Welke methode(n) zijn gebruikt om het doel van het onderzoek en/ of ontwerp te bereiken? Hoe heb je onderzoek gedaan: literatuuronderzoek, empirisch onderzoek, casuïstiek onderzoek… c. State of the Art: Welke literatuur en referentie projecten zijn er die vergelijkbare thema’s aansnijden ten aanzien van het thema van je onderzoek, maar ook ten aanzien van je locatie, programma en gebouwtype. d. Begrippenkader: welke begrippen staan centraal in jouw onderzoek? Heb je die begrippen uitgelegd en gecontextualiseerd? e. Positie: Hoe verhouden de onderzochte literatuur en referentie‐projecten zich tot jouw opgave? Kan je hun positie of hun ontwerp of begrippenkader nuanceren om tot een eigen positie te komen? 9. Resultaten, Het ontwerp uitgelegd: De behaalde resultaten worden ordelijk in het afstudeerverslag weergegeven en beredeneerd. a. Locatiekeuze en analyse (Als je locatiekeuze geen onderdeel uit maakt van je onderzoeksthema zul je hiervoor secundair onderzoek moeten doen om de State of the Art ten aanzien van de gekozen locatie in de vingers te krijgen)
12
b. Programmakeuze en analyse (Als je programmakeuze geen onderdeel uit maakt van je onderzoeksthema zul je hiervoor secundair onderzoek moeten doen om de State of the Art ten aanzien van het gekozen bouwtype in de vingers te krijgen) c. Situatie, Grens tussen openbaar en privé, toegang, plaatsing en de organisatie van activiteiten, oriëntatie, routing, ruimtelijke sequentie, volume en massa, materialisatie en detail, visuele structuur en constructie, klimaat en comfort, licht en donker, gevels, aanzichten, doorsnedes, plattegronden, details, perspectieven, maquette, etc. 10. Discussie en Conclusies. Een reflectie op het ontwerp proces in relatie tot je theoretische positie. Hoe verhouden de twee zich tot elkaar. Wat zijn de belangrijkste conclusies n.a.v. het project? Welke aanbevelingen kunnen worden gedaan. Hoe levert jouw ervaring, jouw ontwerp, jouw onderzoek generaliseerbare kennis op? Zijn er aanbevelingen te doen voor mogelijke vervolgonderzoek. Is de doelstelling gehaald, wat had beter gekund?. 11. Literatuur en documentatie. Het verslag bevat een overzicht van de gebruikte literatuur en referenties. Boeken, websites en artikelen dienen te worden weergegeven volgens internationaal erkende bibliografische normen. Bijvoorbeeld het APA Format for Citations. 12. Engelse Samenvatting op los a4tje Dit onderdeel is verplicht volgens het examenreglement (bijlage 3 bij artikel 4.4 van het examenreglement) en het ontbreken ervan kan er toe leiden dat het afstuderen stevige vertraging oploopt. Het afstudeerverslag dient voorzien van een handtekening van de afstudeerdocent en met een Engelstalige samenvatting bij het opleidingsinstituut (VRT 2.12) ingeleverd te worden, in hardcopy en digitaal in PDF (op CD of DVD). Het verslag ligt tijdens de examenvergadering ter inzage voor de examencommissie.
Bijlage 2: Onderzoek en Het houden van het Begincolloquium. Het is niet de bedoeling dat je tijdens het Begin Colloquium het afstudeerplan voorleest. Maak de toehoorders duidelijk waar je je mee bezig gaat houden door antwoorden te geven op het hoe, wat en waarom van je opgave. Wees bondig want je hebt niet veel tijd. Concentreer je op hetgeen belangrijk en relevant is voor je project. De presentatie is specifiek om je onderwerp te plaatsen, te verkopen, reacties uit te lokken en er je voordeel mee te doen om het onderwerp op een juiste manier in te bedden. Je bepaalt zelf hoe je een en ander inricht en naar voren brengt.
Wat aan de orde dient te komen is het hoe, wat en waarom:
Het kader of probleemveld: wat is het probleem/onderzoeksvraag?
Wat is de aanleiding, waar liep je tegen aan, wat wil je per se niet en wat wel, wat is de state of the art: voorbeelden, referenties en precedenten, relevante literatuur?
Het onderwerp of thema: wat wil je gaan doen?
Maatschappelijke of wetenschappelijke relevantie: waarom ga je dat doen?
Plan van aanpak en planning: hoe ga je het doen?
13
Bespreek specifieke aandachtspunten en randvoorwaarden
Het uitvoeren van onderzoek is essentieel; ook voor degenen die enkel ontwerpend bezig zouden willen zijn. Daarmee onderscheidt een universitaire opleiding zich van andere meer vakgerichte opleidingen. Een ontwerp wordt getoetst aan vooraf bepaalde randvoorwaarden en beoordelingscriteria en wordt uitgediept binnen een bepaalde context of thematiek. Ontwerpbeslissingen moeten beredeneerd worden tegen het licht van de gegevens en conclusies uit het vooronderzoek. Dat betekent dat iedere afstudeerder (de typische onderzoeker, de ontwikkelaar en de ontwerper) te maken krijgt met het opzetten van een onderzoek. Voor het opzetten van een (afstudeer)onderzoek is een duidelijke structuur noodzakelijk. Hoewel deze structuur afhankelijk is van het soort onderzoek, is deze over het algemeen gelijksoortig. Hieronder vindt je een opzet hoe dit aan te pakken. Door middel van een aantal vragen word je gedwongen goed na te denken over wat je wilt in je afstudeerfase. De ervaring leert dat het voor sommige een moeizaam proces is om te komen tot een werkplan waarin aanleidingen, motivatie, fascinatie leiden naar een omschrijving van een concreet eindresultaat dat ook getoetst kan worden. Met het onderzoek schep je een context en een referentiekader waarin je je onderwerp kan inbedden. Probeer datgene wat je leest/bestudeert/behandelt te voorzien van commentaren zodat je positie duidelijk wordt ten aanzien van een aantal zaken. Zeker bij de aanvang zal het nog niet mogelijk zijn om alle hieronder genoemde onderdelen in detail in te vullen. Daarom is het belangrijk dat je aan het eind van je afstudeerfase, net voor het groenlicht terugkomt op je onderzoeksvraag en deze zo specifiek en concreet mogelijk verwoord. Pas dan weet je wat je daadwerkelijk onderzocht hebt en kun je dit meten aan je oorspronkelijke intenties.
De uitwerking van een onderzoeksopzet. Kader of probleemveld. Maak een omschrijving van het probleemveld. Dat moet vallen binnen de competenties van de capaciteitsgroep. Wie heeft er eerder onderzoek naar gedaan? Wat ga je doen: 1. Iets onderzoeken? 2. Iets ontwikkelen? 3. Iets ontwerpen? Aanleiding. Waarom kies je voor dit onderwerp, motivatie? Wat is het Maatschappelijk en wetenschappelijk belang? Onderwerp of thema. Dit kan in het licht van een terugblik op reeds afgeronde projecten onderbouwd worden. Locatie. Waar wordt dit onderzoek verricht, op de TU/e, bij een bedrijf of buitenland? Afhankelijk van het onderwerp zijn er mogelijkheden om af te studeren bij een bedrijf. (Vooraf moeten daar duidelijke afspraken over gemaakt worden.)
14
Beoogde resultaten. Welk eindproduct ga je maken? Rapporten, tekeningen, maquettes, proefstukken. Het vervaardigen van een tijdschriftartikel. Beoordeling. Hoe moet het resultaat worden gelezen en beoordeeld, met welke criteria? Hier speelt wederom een goede formulering van de onderzoeksvraag een belangrijke rol. Tijdstraject: Geef een planning van je afstudeerperiode in relatie tot het onderzoek traject en de te produceren eindproducten. Beroepspraktijk. Waarin wil je later werkzaam zijn en waarom: (architecten bureau, adviesbureau, toeleverende industrie, overheid, onderzoeksinstelling) Doelstelling en onderzoeksvraag. Het doel van het onderzoek = Doelstelling. Waaraan ga je een bijdrage leveren? Formuleren van de probleemstelling of de onderzoeksvraag: Wat is het probleem dat je wil je onderzoeken en oplossen? “ Een probleemstelling is een volzin met een vraagteken er achter.” Een onderzoeksvraag is een vraag die je stelt aan het onderwerp. Een onderzoeksvraag kent twee niveaus een algemeen niveau en een specifiek niveau. Een voorbeeld: Dit project onderzoekt de vraag of architectuur kan bijdragen aan de verbetering van het onderwijs. Dat is uiteraard zeer algemeen. Om deze algemene vraag specifiek te maken kun je de operatieve onderdelen van deze vraag verder invullen. Dit project vormt een ontwerpend onderzoek naar de vraag hoe architectonische instrumenten zoals het Loosiaanse raumplan en de lichttheorieën van Colquhoun & Smith kunnen worden ingezet voor het ontwerp van een Brede school zoals beschreven door Jan Nauleer. Deze formulering is weer zeer specifiek, maar wel duidelijk. Bovendien geef hij goed aan wat men zoal kan verwachten in het verslag. Het doel in het onderzoek (=kennisdoel) is het zoeken naar een antwoord op de probleemstelling. Soms zijn er meer probleemstellingen of onderzoeksvragen. Hieruit kun je weer deelvragen formuleren, om de onderzoeksvra(a)g(en) te beantwoorden. Het kan nodig zijn om hiervoor een theoretisch model te ontwikkelen, dat de samenhang aangeeft. Operationalisering van de deelvragen: Probeer de deelvragen zodanig te detailleren en te formuleren dat je ze kunt onderzoeken en beantwoorden. Elke deelvraag kan een apart deelonderzoek betekenen. Welke thema’s komen aan de orde en welke eventuele aanpalende disciplines komen er aan te pas? Maak een lijst van definities van gebruikte termen. Uitwerking / aanpak van het onderzoek: Op welke wijze ga je de geoperationaliseerde deelvragen beantwoorden, en waarom op deze en niet op een andere wijze? Welke activiteiten ga je ondernemen? Zoals literatuur onderzoek (NB: hou de literatuur verwijzingen nauwkeurig bij!!), interviews, tellingen, metingen, laboratoriumwerk, tekeningen, ontwerpen, modellen, maquettes, casestudies, experimenten, toepassen van theorieën enz.
15
En op een later tijdstip: Analyse en discussie van de resultaten. Conclusies en aanbevelingen voor verder onderzoek, ontwikkeling en /of ontwerp Discussie van de aanpak van je onderzoek, ontwikkeling en /of ontwerp: wat ging goed, wat ging minder goed? Waarom wel / niet ? Hoe is dat te verbeteren in de toekomst? Het bovenstaande kun je lezen als een beknopte richtlijn voor het opstellen van je werkplan, echter de ervaring leert dat werkplannen persoonlijke elementen en ingrediënten bevatten die de receptuur kunnen beïnvloeden. Overleg met docenten vooral ook tijdens het maken van het werkplan als je twijfels hebt over afwijkingen die je wilt doorvoeren. Probeer de omvang van het werkplan te beperken tot 10 bladzijden. Tips. Sluit je op in de bibliotheek, stort je op boeken tijdschriften en andere relevante bronnen zoals het internet. Maak een overzicht van de relevante literatuur en maak een keuze hieruit voor verder studie. Probeer niet alles te lezen. Als je er niet uit komt vraag advies van je begeleiders. Zorg dat je meteen je bronnen goed documenteert. Bekijk de afstudeerverslagen om een beeld te krijgen van de mogelijkheden en wat er verlangd wordt. Bezoek de Eindcolloquia om een beeld te krijgen waar andere afstudeerders mee bezig zijn.
16
Bijlage 3: Nederlandse vertaling van de Dublin‐descriptoren voor het eindniveau van de eerste en tweede cyclus, in Nederland aangeduid met de kwalificaties: Bachelor en Master Kwalificaties Bachelor
Kwalificaties Master
Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.
Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.
Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet‐specialisten.
Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet‐
17
specialisten. Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat een vervolgstudie die een hoog niveau van stellen een vervolgstudie aan te gaan met een autonomie veronderstelt aan te gaan. grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. Bron: Nederlands Kwalificatieraamwerk Hoger Onderwijs compatibel met het overkoepelende Europese Kwalificatieraamwerk voor de Europese Hogeronderwijsruimte Zelfcertificeringsdocument Definitieve versie 15 december 2008 Zie ook: www.nvao.net of via www.bologna2009benelux.org onder Documents on the qualification framework for the EHEA
18