Handleiding voor stage en afstuderen Dit document is opgesteld als leidraad voor studenten die de Master-fase binnen TFE uitvoeren. Meer informatie over de inhoud van de Master-track TFE is te vinden in de brochure van TFE die ook te down-loaden is via www.tfe.wtb.tue.nl. Deze handleiding is bedoeld voor studenten die een externe stage doen of afstuderen in TFE.Voor vragen en/of opmerkingen over het document kan contact opgenomen worden met Martin Remie, tel. 5689,
[email protected]. Informatieverstrekking algemeen • • •
Stage- en afstudeeronderwerpen zijn te vinden op de website van de desbetreffende sectie en de informatieborden. Op de website’s zijn ook stage- en afstudeerverslagen te vinden van studenten die hun (afstudeer-)stage reeds hebben afgerond. Deze verslagen kunnen als informatie dienen over het onderzoek dat uitgevoerd wordt in de sectie. Geïnteresseerde studenten kunnen informatie omtrent opdrachten inwinnen bij promovendi, u(h)d’s en hoogleraar.
Informatieverstrekking stage • • •
Studenten mogen hun externe stage zelf regelen of mogen informatie inwinnen bij groepsleden, maar de uiteindelijke stageplaats en opdracht wordt altijd eerst goedgekeurd door de afstudeerhoogleraar. Studenten kiezen bij voorkeur een bedrijf of instituut waar al mee samengewerkt wordt of wil worden. Een lijst met mogelijke bedrijven, instituten en universiteiten (in binnen- en buitenland) is te vinden op de website www.combustion.tue.nl
Informatieverstrekking afstuderen • • •
Extern afstuderen (in een bedrijf of op een universiteit) is alleen mogelijk als de groep al samenwerkt met dat instituut of als de groep wenst een samenwerking aan te gaan. Maximaal 50% van de tijd kan worden doorgebracht bij dat instituut. Een lijst met mogelijke bedrijven, instituten en universiteiten (in binnen- en buitenland) is te vinden op de website www.combustion.tue.nl Afstudeeropdrachten worden altijd in overleg tussen student, begeleider en hoogleraar vastgelegd.
1
Vaststelling opdracht en tijdsplanning •
Stage • • • •
•
De student dient 1 week voor aanvang van de stage een aanmeldingsformulier, te verkrijgen bij het onderwijsbureau, in te leveren bij het onderwijsbureau, zie de appendix. Tevens levert de student een CV in bij het secretariaat van de desbetreffende sectie. Na overleg met de promovendus, u(h)d en/of hoogleraar, stelt de student de omschrijving van zijn stageopdracht op (maximaal 1 A4). Zodra de omschrijving van de stageopdracht gereed is, wordt deze besproken tijdens een bijeenkomst met de promovendus, u(h)d en/of hoogleraar. De planning van het project wordt door de begeleider(s) verzorgd. Tevens vindt er wekelijks overleg plaats tussen stagiair en begeleider(s).
Afstuderen •
• •
•
De student dient 1 week voor aanvang van de afstudeerstage een aanmeldingsformulier voor het afstudeerproject, te verkrijgen bij het onderwijsbureau, in te leveren bij het onderwijsbureau, zie de appendix. Bij het onderwijsbureau kan de student het boekje ‘Procedure met betrekking tot de Ingenieursfase’ ophalen. Tevens levert de student een CV in bij het secretariaat van de desbetreffende sectie. Na overleg met de promovendus, u(h)d en hoogleraar, stelt de student de omschrijving van zijn afstudeeropdracht op (maximaal 1 A4). Tevens maakt de student een tijdsplanning van het afstudeerproject waarbij alle nog uit te voeren activiteiten naast het afstuderen zijn opgenomen zoals tentamens, college’s, vakantie, etcetera. De planning gaat uit van de reguliere netto afstudeertijd, te weten één collegejaar (42 studiepunten). De planning bevat tevens de data van de eerste twee peilmomenten, het tussencolloquium en het afstudeercolloquium. Zodra de omschrijving van de stageopdracht en de tijdsplanning gereed zijn, wordt deze besproken en definitief vastgesteld tijdens een bijeenkomst met de promovendus, u(h)d en hoogleraar. Deze bijeenkomst zal één maand na de start van de afstudeerstage plaatsvinden.
2
Procedure tijdens de (afstudeer-)stage •
Stage •
•
De stagiair heeft wekelijks een bespreking met zijn begeleider(s). Tijdens de besprekingen worden de voortgang van de werkzaamheden, moeilijkheden en resultaten besproken.
Afstuderen • • •
•
• •
De afstudeerder heeft wekelijks een bespreking met zijn begeleider(s) en maandelijks een bespreking met zijn begeleider(s) en afstudeerhoogleraar. Tijdens de besprekingen worden de voortgang van de werkzaamheden, moeilijkheden en resultaten besproken. Het eerste peilmoment is na éénderde van de netto afstudeertijd. De voortgang van het afstuderen vanaf de start wordt besproken; tevens worden de inhoud en de planning van de werkzaamheden tot het tweede peilmoment vastgesteld. Uiterlijk 2 dagen voor de bijeenkomst van het eerste peilmoment dient de afstudeerder een schriftelijke rapportage van maximaal 3 A4’s ingeleverd te hebben bij begeleider(s) en hoogleraar. De schriftelijke rapportage omvat een korte omschrijving van de doelstelling, een kort overzicht van de uitgangspunten bij de uitvoering van de opdracht, een overzicht van de voortgang en belangrijkste resultaten, een inventarisatie van mogelijke knelpunten en een planning van de werkzaamheden tot het tweede peilmoment. Op de helft van de netto afstudeertijd dient de student een tussencolloquium te geven voor medestudenten, sectieleden, begeleider(s) en afstudeerhoogleraar. Doel is dat de student een presentatie geeft van maximaal 25 minuten, waarin op een overzichtelijke manier de achtergronden, doelstelling, werkwijze, resultaten, conclusie en verdere planning van het project worden gepresenteerd. Het niveau van de presentatie moet zodanig zijn dat collegastudenten het goed moeten kunnen volgen. Voor het afspreken van de datum de plaats van het colloquium dient de begeleider contact op te nemen met Rob Bastiaans (
[email protected]). Het tweede peilmoment is na tweederde van de netto afstudeertijd. De voortgang van het afstuderen sedert het eerste peilmoment wordt besproken; tevens worden de inhoud en de planning van de verdere werkzaamheden vastgesteld. Uiterlijk 2 dagen voor de bijeenkomst van het tweede peilmoment dient de afstudeerder een schriftelijke rapportage van maximaal 3 A4’s ingeleverd te hebben bij begeleider(s) en hoogleraar. De schriftelijke rapportage omvat een korte omschrijving van de doelstelling, een kort overzicht van de uitgangspunten bij de uitvoering van de opdracht, een overzicht van de voortgang en belangrijkste resultaten, een inventarisatie van mogelijke knelpunten en een planning van de verdere werkzaamheden.
3
Afronding •
Stage •
•
De student dient zijn stageperiode af te sluiten met een presentatie voor medestudenten, sectieleden, beleider(s) en hoogleraar. De presentatie bestaat uit een mondelinge voordracht van maximaal 25 minuten, waarin op een overzichtelijke manier de achtergronden, doelstelling, werkwijze, resultaten en conclusie van het project worden gepresenteerd. De presentatie wordt georganiseerd in overleg met Rob Bastiaans (
[email protected]). De student en begeleider dienen te zorgen dat een mail uitgaat waarin de uitnodiging staat voor de presentatie.
Afstuderen • • •
•
• • • •
•
In overleg met de afstudeerhoogleraar wordt de afstudeerdatum definitief vastgesteld. De student dient zelf een zorgvuldige planning te maken en zich aan te melden bij het Onderwijsbureau voor het afsluitend examen (zie appendix). Voor het verslag dient de student er bij zijn planning rekening mee te houden, dat tenminste één besprekings- en correctieronde noodzakelijk zal zijn. Na goedkeuring van het conceptverslag regelt de student in overleg met zijn begeleider het tijdstip en de plaats van het afstudeercolloquium. Het colloquium bestaat uit een mondelinge voordracht van 25 minuten en een discussie. De totale tijdsduur bedraagt maximaal 35 minuten. De student zorgt zelf dat een mail met de uitnodiging uitgaat naar de sectieleden, medestudenten en afstudeercommissie. Tenminste twee weken voor de afstudeerzitting dient de student een exemplaar van het verslag aan de leden van de afstudeercommissie aangeboden te hebben. De student dient zelf de verslagen in te binden. Kaften en ringbanden zijn verkrijgbaar bij het secretariaat van de sectie. Tevens moet de student een rapportnummer aanvragen bij het secretariaat van de sectie. Na de presentatie en de discussie volgt een verdediging waarbij alleen de afstudeerder en de afstudeercommissie aanwezig zijn. Tijdens de verdediging moet de afstudeerder inhoudelijke vragen over z’n werk beantwoorden. De afstudeercommissie beoordeelt de afstudeerder aan de hand van de volgende criteria: verslag, presentatie, verdediging, zelfstandigheid, analyserend vermogen en inventief vermogen. Het eindcijfer is niet per se een gewogen gemiddelde van de criteria. De student dient een Engelse en Nederlandse samenvatting en een poster van het afstudeerproject in te leveren, zie de appendix. Na de afstudeerzitting kan de student een reprobon ophalen bij het secretariaat van de sectie. Het definitieve verslag kan naar de Universiteitsdrukkerij gebracht worden, vergezeld van de reprobon en het juiste aantal TU/e-kaften, welke ook verkrijgbaar zijn bij het secretariaat. Bij het secretariaat van de sectie dient een origineel, losbladig, verslag ingeleverd te worden.
4
Appendix
Actiepuntenlijst
12 ACTIEPUNTEN
Actiepuntenlijst MASTERFASE DOOR MIDDEL VAN (formulieren verkrijgbaar bij Onderwijsbureau, tenzij anders vermeld) •
Inschrijven voor masteropleiding
• •
Formulier Hoofdinschrijving Master (bacheloropleiding voltooid) Formulier Neveninschrijving Master (bacheloropleiding bijna voltooid: maximaal 20 ects deficiënties in het 2de en 3de studiejaar) Formulier Aanmelding DIVISIE (master track)
TERMIJN
1 maand voor start masterfase
Stage
Formulier Aanmelding stage
1 week voor aanvang stage
Afstudeerprogramma
Formulier Afstudeerprogramma (ook indien de vakken nog niet behaald zijn)
3 maanden voor aanvang afstudeerproject
Afstudeerproject
Formulier Aanmelding afstudeerproject
1 week voor aanvang afstudeerproject
Formulier Aanmelding afsluitend examen
4 weken voor datum van afstudeervoordracht
Aanmelding bij STU via internet (http://owinfo.tue.nl)
4 weken voor de examenvergadering
Inleveren bij de beoordelingscommissie
3 weken voor afstudeervoordracht
Afsluit end exame n
Afstudeervoordracht (datum ligt uiterlijk 1 week voor de examenvergadering Examenvergadering Diploma-uitreiking Examenvergadering
Verslag
5
Bij een vertrouwelijk verslag: een exemplaar bij decaan en commissie en kopie voorblad bij onderwijsbureau inleveren Poster afstudeerproject op A4-formaat, tevens via e-mail [
[email protected]] en A1-formaat.
Uitschrijven TU/e
Inleveren bij de decaan
1 week voor examenvergadering
Inleveren bij het Onderwijsbureau
1 week voor examenvergadering
Inleveren bij het Onderwijsbureau
1 week voor examenvergadering
STU (hal van het Hoofdgebouw)
na examenvergadering (doch uiterlijk voor de eerste van de maand)
6
Standaardopzet verslagen Algemeen • • • •
•
Vat aan begin het hoofdstuk samen, neem de lezer mee wat in welk gedeelte van het hoofdstuk staat. Eventueel vat je aan het eind het hoofdstuk de structuur samen. Zorg voor vloeiende overgangen. Voorbeeldindeling: overzicht, doel, werking (model), experimenten, resultaten; Zorg er in ieder geval voor dat de probleemstelling, onderzoekaanpak, conclusies, aanbevelingen en andere relevante delen gemakkelijk zijn terug te vinden (bijvoorbeeld door deze begrippen in de (paragraaf-) titels op te nemen). Beschrijf onder formules de symbolen en laat ze terug komen in de symbolenlijst (nomenclature).
Voorbeeldindeling •
Omslag • • •
•
Titel (ondertitel). Naam auteur. Verslagnummer van de vakgroep; aanvragen bij secretariaat.
Samenvatting • Summary (Engels). • Samenvatting (Nederlands). Zorg voor een beknopte samenvatting van de aanleiding tot het onderzoek, de vraagstelling, de gehanteerde methoden en technieken, de uitkomsten, conclusies en aanbevelingen met specifieke aandacht voor ontwerp- en beleidsimplicaties. Geef duidelijk vraagstelling en het bereikte resultaat aan.
•
Inhoudsopgave •
Maak onderscheid tussen hoofdverslag en appendices.
7
•
Inleiding • • • • •
•
Methoden •
•
•
Experimentele set-up of simulatiemethoden. Leg uit wat je opstelling is, hoe deze werkt, welke resultaten je mag verwachten (dus hoe een meting er uitziet). Voor simulatie’s: welke programmatuur, welke randvoorwaarden en welke uitkomsten je gaat gebruiken. Presenteer GEEN absolute resultaten, leg slechts uit hoe je het doet.
Resultaten • •
•
Leg hier de ‘simplificatie’ uit. Veelal begin je met behoudsvergelijkingen, vervolgens benaderingen en aannamen, vervolgens bouw je langzaam naar theorie of model toe dat je gebruikt. Vergeet ook niet gevoeligheid van theorie of model aan te geven. Wat kun je bijvoorbeeld meedelen: (a) informatie om je onderzoek te staven, (b) info om je onderzoek/experiment na te doen, (c) berekeningen, procedures, (d) limieten, aannamen, waar geldt dit.
Set-up/simulatie’s •
•
Introductie; probleemschets en achtergrond informatie, beschrijf eerder werk. Motivatie; waarom dit onderzoek, wat ga je ermee doen. Objectief; wat ga je exact doen, wat zijn je concrete doelen, geef een scope; wat ga ik wel doen, wat ga ik niet doen. Mini guide; handleiding voor verslag, beschrijving wat waar in het verslag staat. Schrijven van introductie/inleiding bij voorkeur NA de rest van het rapport, pas dan heb je overzicht.
Geef je resultaten overzichtelijk en duidelijk weer. Stel in de inleiding van dit hoofdstuk de factoren vast die je meeneemt in je waarnemingen. Geef aan het einde van iedere paragraaf (deel)conclusie’s. Zowel positieve als negatieve observatie’s.
Discussie • •
Scheid je observeringen van je interpretatie’s. In deze sectie kan gerefereerd worden naar vergelijkbaar onderzoek en achtergrond die nodig zijn om de resultaten te interpreteren.
8
•
Conclusie • •
•
Aanbevelingen • • •
•
Structureer de aanbevelingen. Eventueel aanbevelingen voor verder onderzoek om het begrip te vergroten. Geef richting voor toekomstig onderzoek voor het huidige of gerelateerd onderzoek.
Acknowledgement, dankwoord •
•
Vat conclusie’s samen. Eventueel onderverdelen in een deel voor methoden en een deel voor set-up/simulatie’s. Herhaal niet woord voor woord de samenvatting, introductie of discussie.
Begeleiders en iedereen die geholpen heeft op één van de volgende manieren: (a) technisch (ook materiaal, voorraad), (b) intellectueel (assistentie, advies), (c) financieel.
Bibliography, referentie’s Hier worden de werkelijk, substantieel geraadpleegde werken aangegeven (beter: Geraadpleegde literatuur). Voor allerlei achtergrondinformatie zou een (aparte) bibliografische literatuuropgave (Bibliografie) moeten worden samengesteld. Voor de schrijfwijze bestaan vele, soms tegenstrijdige regels. In het volgende voorbeeld zijn de meest voorkomende situaties gegeven, met de officiele Nederlandse schrijfwijze, zoals die in boeken wordt gehanteerd. De Gids 1972. jrg.135, nr.3 (het spellingnummer). Renkema, J. en D. van Dam 1987 (of z.j.)(2e druk). Tekst en uitleg, een Inleiding in de Tekstwetenschap [Originele titel bij vertalingen]. SDU Uitgeverij, 's-gravenhage. Run, H. van 1976a. "Wie dit Leest Is Gek; Wartaal en Wantaal in Nota's en Rapporten". In Jeugd en Samenleving, jrg.61, nr.2, p.18-23. Run, H. van 1967b (ongepubliceerd). Rapporteren. Taalkundig Instituut Utrecht (in eigen beheer). Schrijfwijze van namen (ANP-uitgave), 1987. Thieme, Zutphen (of z.pl.). Aula 403. In plaats van de cursivering van titels mag onderstreept worden. Ook alleen de eerste letter van de ondertitel met een hoofdletter is toegestaan. In de tekst wordt naar literatuur verwezen via een vermelding tussen haken. Aanbevolen wordt alleen naam, jaar en zonodig een bladzijde-aanduiding te vermelden. Bijvoorbeeld
9
(Renkema 1992: 78-83). In de tekst verwerkt, geeft Renkema (1992) deze mogelijkheid. In technische teksten worden gewoonlijk teksthaken [Renkema, 1992] gebruikt. Alleen bij een groot aantal geraadpleegde werken van een auteur is het passend naar de volledige literatuuropgave te verwijzen via nummering [4]. Zorg in ieder geval voor een goed overzicht van de geraadpleegde literatuur, op alfabetische volgorde van auteursnamen. •
Nomenclature, symbolenlijst •
•
Eventueel kun je onderverdelen in romeinse letters, symbolen, griekse letters, subscripts en superscripts.
Appendix • • • • • •
Neem al je data op in de appendix. Maak een referentie voor data/materialen die niet eenvoudig verkrijgbaar zijn. Tabellen (meer dan 1-2 pagina’s). Berekeningen (meer dan 1-2 pagina’s). Je kunt een toonaangevend artikel bijvoegen als appendix. Lijst van benodigdheden voor een experiment of details van gecompliceerde procedure’s.
10