Dyslexiebeleid Schoonhovens College
De begeleiding van leerlingen met dyslexie op het Schoonhovens College
0
Inleiding Wat is dyslexie? Hoe kun je leerlingen met dyslexie herkennen? Welke gevolgen heeft dyslexie voor leerlingen in het voortgezet onderwijs? Hoe kunnen we deze leerlingen begeleiden zodat hun ‘handicap’ geen belemmering vormt voor een schoolloopbaan (en vervolgstudie) op een niveau dat past bij hun intellectuele capaciteiten? Een definitie van dyslexie, zoals deze gehanteerd wordt door de Stichting Dyslexie Nederland:
‘Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau.’ Als een leerling dyslectisch is, wordt doorgaans de diagnose dyslexie al in het primair onderwijs gesteld. Toch komt het voor dat leerlingen pas in het voortgezet onderwijs, als ze veel talen en teksten moeten verwerken, symptomen van dyslexie vertonen. Deze leerlingen bereiken dan de grenzen van hun compensatiemogelijkheden. In de literatuur varieert het percentage dyslectische leerlingen tussen de drie en vijf procent. In de media worden vaak hogere percentages genoemd, maar deze komen niet overeen met de gegevens uit onderzoek.
Dyslectische leerlingen hebben problemen met: Lezen en/of spellen op woordniveau in het Nederlands en in de moderne vreemde talen (nieuwe klank-tekenkoppelingen, ingewikkelde spellingafspraken); Het snel en accuraat lezen van teksten bij alle vakken; Het snel en accuraat spellen bij functioneel schrijven bij alle vakken Dyslexie geeft niet alleen problemen bij de talen, maar bij alle vakken die een beroep doen op functioneel lezen en schrijven. Als een leerling problemen heeft met technisch lezen zal hij meer moeite hebben om een tekst te begrijpen. Het schrijven van een tekst wordt bemoeilijkt door spellingproblemen, waardoor de inhoud minder goed overkomt. De dyslectische leerling loopt het risico dat zijn intellectuele capaciteiten en talenten niet goed naar voren komen en hij of zij de school verlaat met een diploma van een lager niveau of een met cijferlijst die geen recht doet aan zijn werkelijke capaciteiten. En, niet geheel onbegrijpelijk, ook kan dyslexie gevolgen hebben voor het sociaal-emotioneel functioneren en de taak-/werkhouding van de leerling.
Doelstelling In de onderwijsvisie van het Schoonhovens College is opgenomen: We zorgen er met elkaar voor dat de leerling het best passende diploma behaalt. We willen talent laten ontwikkelen en de leerlingen een veilige en inspirerende omgeving bieden. Vanuit deze missie stelt de school zich ten aanzien van dyslexie de volgende doelen:
Dyslectische leerlingen - kunnen het niveau van onderwijs volgen dat aansluit bij hun cognitieve capaciteiten - worden in staat gesteld om een diploma passend bij hun cognitieve capaciteiten te behalen
1
Beleid Het schoolbeleid ten aanzien van dyslexie omvat - een visie op dyslexie en de begeleiding van dyslectische leerlingen - leerlijnen en curriculum, waaronder methoden en extra voorzieningen - professionalisering van het docententeam - inbedding van dyslexie in de zorgstructuur
Visie: De dyslectische leerlingen moeten niet belemmerd worden in het volgen van de opleiding waartoe ze op basis van hun cognitieve capaciteiten in staat zijn. Er wordt naar de individuele leerling gekeken: wat heeft deze leerling nodig? Je hebt niet te maken met ‘een dyslectische leerling’ maar met Max die dyslexie heeft. Een succesvolle begeleiding gaat uit van de behoeften van de leerling. Leerlijnen en curriculum: Begeleiding wordt zoveel mogelijk binnen de klassikale lessen gegeven want de kwaliteit van het onderwijs en van de docent zijn de belangrijkste voorspellers voor leersucces. Bij de aanschaf van methoden houden de vaksecties waar mogelijk rekening met de problemen van dyslectische leerlingen. Bij aanvullend materiaal wordt rekening gehouden met de leesbaarheid: indeling, lettertype en – grootte. Curriculum: in de onderbouw wordt waar mogelijk geprobeerd door middel van steunlessen en RT de lees- en schrijfvaardigheid te vergroten. Daarnaast worden compenserende faciliteiten ingezet. In de bovenbouw worden alleen compenserende faciliteiten ingezet. Professionalisering van docenten: Is gericht op - vergroten van kennis m.b.t. dyslexie en de daaruit voortvloeiende belemmeringen - signalering (van mogelijke dyslexie) - analyse van schoolboeken, materialen - kennis van de plaats van dyslexie in de zorgstructuur Vorm: studiemiddag, literatuur en vraagbaak (E. Westendorp, S. Postma) Inbedding in de zorgstructuur: Dyslexie is opgenomen in de zorgstructuur. Er is een dyslexiecoach die de leerlingen begeleidt (zie werkzaamheden dyslexiecoach). Bij signalering wordt de leerling ingebracht in het zorgteam en wordt er als daar aanleiding toe is, nader onderzoek gedaan. Leerlingen kunnen getest worden op dyslexie door een extern bureau. Aan dit onderzoek zijn kosten verbonden. Als uit dit onderzoek blijkt dat de leerling dyslectisch is, komt hij/zij in aanmerking voor compenserende faciliteiten voor dyslectische leerlingen.
Begeleiding Welke leerlingen komen in aanmerking voor dyslexie-begeleiding en compenserende faciliteiten? - Leerlingen die bij aanmelding in het bezit zijn van een dyslexieverklaring. - Leerlingen die tijdens hun schoolloopbaan een dyslexieverklaring krijgen. Dyslectische leerlingen worden vanaf binnenkomst op school of zodra dyslexie wordt vastgesteld, begeleid door de dyslexiecoach (Emmeke Westendorp). De dyslexiecoach is gedurende de hele schoolloopbaan de belangenbehartiger van de dyslectische leerling en leert hem zijn problemen zoveel mogelijk zelf op te lossen. Zij bespreekt met de leerlingen wat er moet gebeuren en ziet erop
2
toe dat de afspraken worden nagekomen. De ernst van de problematiek bepaalt de frequentie van het contact. Taakomschrijving: leest de dyslexieverklaringen van nieuwe leerlingen met dyslexie. spreekt iedere dyslectische leerling en bepaalt, op grond van de dyslexieverklaring en van de toelichting van de leerling, welke begeleiding ingezet moet worden. maakt de dyslexiepas aan. informeert de docenten van de leerling en bespreekt de begeleidingsbehoefte met hen. is aanspreekpunt voor de dyslectische leerling (bijvoorbeeld als begeleidingsafspraken niet goed nagekomen worden of als zich nieuwe problemen voortvloeiend uit dyslexie, voordoen). Organiseert (samen met de afdelingsleider) de afname van de signaleringstoetsen (september leerjaar 1) Waar is de dyslectische leerling bij gebaat?
Dyslectische leerlingen zijn in de eerste plaats gebaat bij de erkenning van dyslexie als specifieke leerstoornis. Een positieve houding waarbij de leerling centraal staat is voorwaarde voor een succesvolle begeleiding. Vervolgens is het van belang dat er op een reële manier rekening wordt gehouden met de gevolgen die dyslexie heeft op de taaltaken en algemene leertaken. In de onderbouw wordt de nadruk gelegd op de individuele begeleiding binnen en buiten de klas. In onder- en bovenbouw worden compenserende faciliteiten ingezet. Afhankelijk van de aard en intensiteit van de handicap kunnen dat zijn: (een aantal) schriftelijke toetsen vervangen door mondelinge toetsen extra tijd voor toetsen en examens vergrote opgaven aparte beoordeling spelfouten (eenduidige beoordeling, zie bijlage 3), ook bij (onderdelen van) schoolexamens in uitzonderlijke gevallen en (bij wetgeving) alleen binnen het vmbo: dispensatie voor Frans of Duits apparatuur: o gebruik van eigen laptop met spellingcontrole. o spraakprogramma’s als Daisy en Kurzweil (tekst-naar-spraaksoftware) kunnen thuis gebruikt worden. Door de ouders zelf aan te schaffen. De school overweegt een netwerkversie aan te schaffen. De leerling ontvangt een dyslexie-pas waarop een korte omschrijving waar de leerling bij gebaat is of op welke facilitering de leerling recht heeft. Deze dyslexiepas dient als geheugensteuntje voor de docent en voorkomt dat de leerling regelmatig moet aangeven dat hij dyslectisch is. Bij toetsen ligt de kaart op tafel, ook zet de leerlingen een D boven de toets, zodat de docent bij het nakijken direct weet dat hij te maken heeft met een dyslectische leerling en hij waar nodig de beoordeling aanpast.
Bijlagen: 1. Signalering en onderzoek in de praktijk 2. Wat vraagt de begeleiding in de klas van de docenten 3. Eenduidige beoordeling
3
Bijlage 1
Signalering en onderzoek in de praktijk. 1. leerlingen met een dyslexieverklaring Leerlingen die bij binnenkomst op school een dyslexieverklaring hebben, worden door de dyslexiecoach uitgenodigd voor een intakegesprek. In dit gesprek worden de ervaringen van de leerling besproken. Bij welke onderdelen (lezen, schrijven, spellen) heeft de leerlingen de meeste problemen? Hoe gaat de leerling om met zijn dyslexie, welke strategieën heeft hij zich al eigen gemaakt, welke compenserende faciliteiten zijn voor hem noodzakelijk? De dyslexiecoach maakt op grond van de uitkomsten van dit gesprek de dyslexiepas aan. De docenten worden geïnformeerd zodat zij op de hoogte zijn van het feit dat deze leerling dyslectisch is en weten op welke manier hier mee omgegaan moet worden. De dylexiecoach gaat regelmatig na met de leerling of de afspraken m.b.t. compenserende faciliteiten worden nagekomen.
2. Signalering tijdens de schoolloopbaan. -
Leerjaar 1: Bij alle leerlingen wordt in het begin van het eerste leerjaar een signaleringstoets afgenomen. Op grond van de resultaten kan een kind in aanmerking komen voor steunles spelling. Ook kan het resultaat aanleiding geven tot nader onderzoek. De dyslexiecoach neemt dan nog een aantal signaleringstoetsen af. Als de uitslag is dat de leerling mogelijk dyslectisch is, zal de ouders geadviseerd worden om de leerling te laten onderzoeken op dyslexie door een psycholoog of orthopedagoog.
-
Signalen voor dyslexie in hogere leerjaren Het komt voor dat bij leerlingen pas in hogere leerjaren dyslexie wordt vermoed. Vaak gaat het hierbij om leerlingen die hun zwakke technische lees- en spellingsvaardigheid hebben kunnen compenseren met goede verbale vaardigheden en een goede algemene kennis. Ze zijn goed in begrijpend lezen en luisteren en kunnen op basis van hun kennis hun leesfouten compenseren. Hun cijfers voor de talen zijn over het algemeen lager dan die voor de zaakvakken. Bij het signaleringsonderzoek in de brugklas zijn zij soms net buiten de criteria gevallen die voor verder onderzoek worden gehanteerd. Signalen: de leerling kan het werktempo van de klas niet bijhouden, heeft het werk niet af of te laat ingeleverd en heeft minder zorg voor het werk. De cijfers voor de talen en/of de zaakvakken dalen. Soms gaat dit gepaard met een verminderde of juist extra inzet van de leerling. De leerling moet onevenredig veel tijd aan huiswerk besteden. De leerling vertoont teruggetrokken of juist opvallend storend gedrag in de klas. De leerling is angstig over zijn studieresultaten, vertoont vermijdingsgedrag en is vaker dan normaal afwezig bij proefwerken en overhoringen In de praktijk komt het regelmatig voor dat docenten, met name talendocenten, opvallende fouten in de spelling, problemen met technisch lezen, opmerkelijke traagheid in het werken e.d. signaleren. In bovenstaande gevallen kan de leerling via de afdelingsleider aangemeld worden bij de dyslexiecoach. Zij zal nader onderzoek doen. Als de uitslag is dat de leerling mogelijk dyslectisch is, zal de ouders geadviseerd worden om de leerling te laten onderzoeken op dyslexie door een psycholoog of orthopedagoog.
4
Bijlage 2
Wat vraagt de begeleiding in de klas van de docenten? Al eerder is gesteld dat erkenning van dyslexie als specifieke leerstoornis voorwaarde is voor een succesvolle begeleiding van de dyslectische leerling. Als een leerling keer op keer duidelijk moet maken dat hij iets minder goed of minder snel kan vanwege dyslexie, is dat zeer frustrerend en ontmoedigend. In de meeste gevallen ervaart de leerling de dyslexie als een handicap waar hij zo goed mogelijk mee om moet (leren) gaan. Het kan niet zo zijn (en in de praktijk is dat ook zelden het geval) dat een leerling zijn dyslexie gebruikt als een excuus om iets niet of minder goed te doen. Wat wordt er van de docenten gevraagd? In de eerste plaats dus erkenning van en begrip voor de problemen van de dyslectische leerling. Verder: Docenten weten en zijn zich er van bewust welke leerlingen dyslectisch zijn. Docenten zijn in staat in te schatten welke problemen dyslectische leerlingen kunnen tegenkomen bij het volgen en bestuderen van de leerstof. Docenten realiseren daadwerkelijk de benodigde faciliteiten voor de dyslectische leerling (zoals vermeld op de dyslexiepas en meegedeeld bij de informatie over de leerling). Docenten kunnen de leerlingen tips en methoden aanreiken om de leerstof beter te verwerken (hoe kun je het beste woordjes leren, tips voor de klank-tekenkoppeling, hoe maak je aantekeningen, hoe kun je een tekst samenvatten etc.) Docenten houden zich in alle leerjaren (ook bij de schoolexamens) aan de aparte beoordeling van de spelfouten. (zie hiervoor bijlage 3)
Tips
Wijs leerlingen erop dat spelling en schriftelijk taalgebruik slechts onderdelen zijn van algemene taalvaardigheid. Het mag geen blokkade zijn om goed te presteren. Probeer de andere communicatie-aspecten te stimuleren, zoals spreekvaardigheid, woordenschat. Beeldmateriaal werkt goed. Aantekeningen overnemen van het bord en tegelijkertijd luisteren is voor een dyslectische leerling een lastige combinatie. Laat hem aantekeningen overnemen van een (precies werkende) leerling of geef zelf de aantekeningen op papier. Hardop voorlezen van langere teksten is voor de dyslectische leerling vervelend. Vermijd dat waar mogelijk. Laat de dyslectische leerling kortere teksten, dunnere boeken of een kleiner aantal boeken lezen. Maak er geen probleem van als leerlingen teksten of delen daarvan onderstrepen of highlighten. Geef toestemming om gebruik te maken van geluidsbronnen als daisy-speler, spellingpen.
5
Bijlage 3
Eenduidige beoordeling Toetsen en beoordelen Het is voor leerlingen met dyslexie belangrijk dat het rustig is tijdens het maken van een toets, omdat het lezen veel vraagt van de aandachtscapaciteit. Leerlingen met dyslexie moeten ook de mogelijkheid krijgen langer door te werken, omdat ze gemiddeld 20% meer tijd nodig hebben dan andere leerlingen. Spelling en zwakke formuleringen mogen op geen enkele wijze de beoordeling beïnvloeden als ze géén onderdeel van de toets zijn. Als spelling en/of formulering wél onderdeel van de leerstof is, moet de beoordeling of becijfering van spelfouten worden aangepast door bijvoorbeeld:
spelfouten minder zwaar mee te laten tellen
een maximale puntenaftrek te hanteren voor spelling
een bepaalde spelfout maar één keer te rekenen
fonetische spelling goed te rekenen
alleen specifieke fouten mee te rekenen
alleen in bepaalde onderdelen spelling mee te rekenen
Voor toepassing van bovenstaande is het nodig dat secties een eenduidig oordeel hebben over wat spelfouten zijn en wat grammaticale fouten zijn. In de praktijk blijkt dat lang niet altijd het geval en soms is een beslissing ook moeilijk en afhankelijk van wat wordt getoetst. Vanuit een puur linguïstisch standpunt is het onderscheid ook niet altijd te maken. Veel spellingregels zijn immers afhankelijk van grammaticale regels. In het kader wordt met Nederlandse voorbeelden het onderscheid tussen spelfout en grammaticale fout duidelijk gemaakt.
Spelfout of grammaticale fout? Voorbeelden NederlandsDe fouten in de onderstreepte woorden zullen in het Nederlands door docenten als spelfouten worden gezien: Vandaag is het heerluk weer Hij heeft een cafia gekocht Uitijndelijk kwamen we toch nog op tijd Hij komt liever ’s midags Er was maar weinig plubiek Hij word morgen om 10 uur opgehaald Het heeft gisteren urenlang geregent. Bij de laatste twee voorbeelden zal twijfel rijzen. Voor de spelling van deze woorden is immers een grammaticale beslissing nodig.
6
De volgend onderstreepte woorden zullen door docenten als grammaticale fouten worden gezien. De woorden zijn correct geschreven maar passen niet in de zinsconstructie. Hij worden morgen om 10 uur opgehaald Het heeft gisteren urenlang regenen Vandaag is het heerlijke weer Uiteinde kwamen we toch nog op tijd
Afhankelijk van wat er getoetst wordt, is het dus noodzakelijk dat docenten naast afspraken over de beoordeling en normering van de toets in het algemeen, specifieke afspraken maken over de beoordeling van het werk van dyslectische leerlingen. Docenten moeten zich er bij een aangepaste beoordeling van bewust zijn dat zij vaak moeite hebben om fouten in leerstof die als grammatica is behandeld, te rekenen als spelfout. Veel voorkomende voorbeelden hiervan zijn de vervoegingen van werkwoorden en de vorming van meervouden. De argumentatie om fouten hierin niet als spelfout te rekenen is dan vaak: ‘ze hebben er een regel voor gekregen en die kunnen ze toch leren’. Dit is echter een schijnargument. Correct spellen is niet (alleen) het toepassen van regels, maar het geautomatiseerd correct schrijven van woorden. Om dat te leren zijn er enerzijds regels en anderzijds inprentingtechnieken. Het gebruik ervan moet leiden tot automatisering. Dat lukt dyslectici niet of nauwelijks, ongeacht of er wel of geen regels in het spel zijn.
7