Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland Van elkaar leren en gezamenlijk doen
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland Van elkaar leren en gezamenlijk doen
Inhoud 1 Programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling 1.1 Opgave 1.2 Terugblik: Leren voor Duurzame Ontwikkeling 2004-2007 1.3 Vervolg: Leren voor Duurzame Ontwikkeling 2008-2011
2 De vier sporen
4 4 6 7
2.1 Jongerenparticipatie en klimaat 2.2 Duurzame Ontwikkeling en maatschappelijke participatie 2.3 Duurzame aanpak van ruimtelijke ordening 2.4 Kennisnetwerk Duurzame Ontwikkeling
9 9 14 20 26
3 Algemene informatie en adressen
28
1 Programma Leren voor
1 Uit:’ Van agenderen naar doen’, landelijk uitvoeringsprogramma LvDO 2008-2011
Duurzame Ontwikkeling
1.1
Opgave
“Duurzame Ontwikkeling is de afgelopen jaren in rap tempo gestegen op de maatschappelijke en politieke agenda. Het discours komt nu in een nieuwe fase. Na een periode van ‘laat 1000 bloemen bloeien’ is het noodzakelijk dat er echte keuzes gemaakt worden. Keuzes die eerder en dieper ingrijpen dan tot nu toe het geval was. Daarnaast is kritische massa nodig: steeds meer mensen moeten duurzame ontwikkeling praktisch vormgeven.1” In het daarmee samenhangende veranderingsproces speelt leren van elkaar een belangrijke rol. Het programma ‘Leren voor Duurzame Ontwikkeling (LvDO)’ gaat over dat leren. Dus over kennismanagement en over het op gang brengen van leren en doen, bij organisaties maar ook bij burgers in een wijk bijvoorbeeld. Dat geeft organisaties die als ‘voorloper’ bestempeld kunnen worden een extra stimulans anderen uit te dagen hiervan te leren en vooral: deze kennis in het werk in te zetten.
Duurzame ontwikkeling Nu er maatschappelijke en bestuurlijke aandacht is voor duurzame ontwikkeling, is het tijd om hier concreter vorm aan te geven. Duurzame ontwikkeling richt zich vooral op een brede integrale afweging, met oog voor de toekomst. Hierbij is de definitie van de commissie Brundtland nog steeds een goed uitgangspunt: ‘Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarmee voor de volgende generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om in hun behoeften te voorzien.’
Hoewel de term aan populariteit wint, blijft ‘duurzame ontwikkeling’ voor sommigen een lastig begrip. Daarom kunnen we beter speken van een duurzame aanpak. Deze wordt gekenmerkt door: toekomstgericht, integraal en interactief/participatief werken.
Programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling
4
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland
In het recent populair geworden gedachtegoed van ‘Cradle to Cradle’ staat met name de kringloopgedachte centraal. Wat betreft de bedenkers ervan moeten we naar een maatschappij waarin het niet gaat om reductie van mens- of milieu belastende stoffen maar juist naar een situatie waarin je iets kunt toevoegen aan de kwaliteit van de omgeving. In die zin een ultieme vorm van het voorkomen van afwenteling.
PPP-tool (People, Planet, Profit) voor duurzame afwegingen
Willen we over vier jaar een (nog) duurzamere samenleving, dan kan dat door in te zetten op kennisdelen en op doen! Er is daadkracht nodig: bij jongeren, bij over heden, bij maatschappelijke organisaties... waardoor jongeren mee kunnen denken over oplossingen voor klimaatproblemen, biodiversiteit of energiebesparing, waardoor welzijnsorganisaties hun werk in de wijk kunnen plaatsen in het kader van duurzaamheid, waardoor beleidsmakers kiezen voor een duurzame aanpak van ruimtelijke ordeningsvraagstukken. Duurzame ontwikkeling is geen luxe, maar een gezamenlijke verantwoordelijkheid en een onderdeel van regulier werk.
Het programma ‘Leren voor Duurzame Ontwikkeling’ De afgelopen jaren is er landelijk en ook in de provincie Zuid-Holland hard gewerkt aan het stimuleren van leerprocessen en het delen van kennis voor de inrichting van een duurzame samenleving. Dat heeft in Zuid-Holland tot duidelijke resultaten geleid. Ook in de komende jaren (2008 – 2011) zet de provincie door. Via grote programma’s rond Klimaat en Duurzame Innovatie. En vanuit het programma ‘Leren voor Duurzame Ontwikkeling’ (LvDO), waar kennismanagement en maatschappelijke participatie een centrale plaats hebben. Het in gang zetten van duurzame ontwikkeling, of het nu gaat over inbedding in het onderwijs of processen in de ruimtelijke ordening, vraagt een forse investering en het duurt even voordat je successen kunt oogsten. Voorlopers moeten de kans krijgen om ervaringen op te doen en nieuwe activiteiten een plek te geven in het reguliere werk. Er zijn successen geboekt en de beweging richting duurzame ontwikkeling is in gang gezet. Deze brochure geeft daarvan voorbeelden. Het volgende programma 2008-2011 wil deze beweging versterken en verder verankeren.
Programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling
5
1.2 Terugblik: Leren voor Duurzame Ontwikkeling 2004 - 2007 Het afgelopen programma LvDO zette vooral in op het onder de aandacht brengen van het thema duurzame ontwikkeling bij partijen en netwerken. Soms was dit een eerste kennismaking met het thema, zoals bij welzijns organisaties. In andere gevallen waren ze er al volop mee bezig, maar kon met wat extra ondersteuning een verdiepingsslag gemaakt worden, zoals bij milieudiensten en het onderwijs. Het programma ging de discussie aan over duurzaamheid en het ontwikkelen en toepassen van bruikbare tools. Steeds aansluitend op reguliere activiteiten van de partijen.
Partijen in beweging In essentie ging en gaat het programma LvDO over het in gang zetten van een beweging richting duurzame ontwikkeling. Beweging bij de provincie zelf, maar ook beweging bij andere partijen. Hierbij zijn twee vragen essentieel: hoe creëer je beweging en hoe zorg je dat je deze beweging vasthoudt? Een belangrijke leerervaring is dat je bij alle initiatieven direct moet nadenken over continuïteit en over de partijen die daar voor kunnen zorgen, zodat je die er vanaf het begin bij betrekt. De beweging naar duurzame ontwikkeling kan worden aangeduid als een gewenste transitie en wordt schematisch aangegeven in de volgende figuur.
Transitie naar duurzame samenleving Stabilisatie
Duurzame samenleving
Huidige situatie
Voorontwikkeling
Tijd
Halverwege het programma is door NovioConsult een analyse uitgevoerd om te zien hoe via een verbredingspoor er meer profijt gehaald kan worden uit de inspanningen in het programma. Hierbij wordt gemikt op asynchroon leren: de leerervaringen die worden opgedaan door de direct betrokkenen in de pilots, moeten beschikbaar komen en ‘mee geleerd’ worden door anderen, die nog niet in vergelijkbare projecten participeren. Het activeren van een beweging van niet pilot-deelnemers vraagt echter meer dan de klassieke communicatiemiddelen. Het vraagt om het stimuleren van netwerken waarin de doelgroepen participeren.
Programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling
6
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland
Voor de verbreding worden in de analyse de volgende werkwijzen genoemd: n
Olievlekwerking: de ervaringen van participanten in een pilot vastleggen en verspreiden.
n
Verbinding: LvDO sluit aan bij andere provinciale en landelijke programma’s.
n
Netwerken: de betrokkenen bij pilots maken deel uit van eigen netwerken die hun eigen communicatiemomenten en media hebben.
n
Leerkringen: LvDO kan zelf stimuleren dat partijen van elkaars ervaringen leren door bijvoorbeeld uitwisseling tot stand te brengen.
Mede op basis van de analyse hebben in de afgelopen periode niet zozeer thema’s maar vooral netwerken binnen Zuid-Holland centraal gestaan. Het gaat om drie netwerken rond: 1 Jongerenparticipatie en duurzame ontwikkeling in en buiten het onderwijs. 2 Duurzame ontwikkeling en maatschappelijke participatie in buurten en wijken. 3 Duurzame ontwikkeling in regionale en lokale ruimtelijke ordening. Recentelijk is ook een vierde spoor aan het programma toegevoegd: 4 Kennisnetwerk van universiteiten, hogescholen, overheden en maatschappelijke organisaties op terrein van duurzame ontwikkeling in Zuid-Holland. Deze speerpunten geven focus en vertegenwoordigen een substantieel deel van de belangrijke partijen in Zuid-Holland. De focus is nodig omdat het LvDO budget relatief beperkt is. In de drie netwerken heeft het programma LvDO eenzelfde werkwijze toegepast: Er is zoveel mogelijk aangesloten op lopende activiteiten en lopende overlegstructuren en netwerken, er zijn – bij voorkeur regionale - pilots uitgevoerd en binnen elk spoor is een afsluitende conferentie georganiseerd. Op de conferenties werden ervaringen uitgewisseld en nieuwe partijen aangespoord om duurzame ontwikkeling als uitdaging op te pakken. Van elkaar leren en gezamenlijk doen dus!
1.3 Vervolg: Leren voor Duurzame Ontwikkeling 2008 - 2011 Er is inmiddels veel kennis opgedaan en er zijn succesvolle aanpakken ontwikkeld. Echter de uitwisseling, verspreiding en feitelijke toepassing van deze kennis laat nog te wensen over. In de komende periode van het programma LvDO zal de provincie Zuid-Holland daarom het accent leggen op kennisuitwisseling en versterking van netwerken. In samenspraak met verschillende partijen wordt dit de komende tijd verder uitgewerkt. Deze rol past goed bij de ‘Provincie Nieuwe Stijl’. Dit houdt in dat de provincie zich wat betreft uitvoering richt op de bovenregionale taken en dat lokale activiteiten ook door lokale partijen (zoals gemeenten) opgepakt en uitgevoerd worden. Bij de lokale en regionale activiteiten heeft de provincie een ondersteunende rol in het kennisdelen en het bijdragen aan de ondersteuningsstructuur.
Programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling
7
Accent op kennisuitwisseling en netwerken De opgebouwde netwerken zijn enthousiast over de resultaten, maar geven aan dat voor continuïteit en een werkelijk structurele invulling en verankering van duurzame ontwikkeling op provinciaal niveau nog veel zaken nodig zijn. Daarnaast missen in de huidige netwerken een aantal relevante partijen. Partijen zoals gemeenten, sociale organisaties, onderwijs, milieudiensten, natuur- en milieu (educatieve) organisaties en Centra voor Ontwikkelings samenwerking (COSsen) waren al betrokken bij het programma. Waterschappen en woningcorporaties speelden tot nu toe een relatief bescheiden rol. Zij zijn echter belangrijke spelers in het vormgeven van een duurzame leefomgeving. Zo is de wens om de waterschappen in het traject naar jongeren sterker te betrekken. Binnen het programma is het bedrijfsleven niet specifiek als doelgroep aangesproken, omdat voor deze groep op provinciaal en landelijk niveau al diverse andere programma’s lopen rond Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Wel zijn bedrijven bij een aantal onderwijsprojecten, bij projecten van het ruimtelijke ordeningsspoor en het provinciale kennisnetwerk betrokken. Wiebe Brandsma (hoofd afdeling Milieu van de provincie Zuid-Holland): "We mogen constateren dat het programma LvDO een bijdrage heeft geleverd om duurzame ontwikkeling meer op de kaart te zetten in Zuid-Holland. Provinciale ambities, bijvoorbeeld op terrein van CO2 reductie, worden verbonden aan de doelen en ambities van diverse overheden, NGO’s en andere organisaties in de provincie." Hij schetst desgevraagd het beeld van een magneet die kleine deeltjes in de gehele provincie meer dezelfde kant op heeft weten te richten. Om partners te betrekken bij het realiseren van provinciale ambities is dus aantrekkingskracht en richting nodig, zoals een magneet doet. Brandsma hoopt deze beweging in het komende programma voort te zetten. Dat hoeft niet alleen op terrein van milieu, want naast een duurzaamheidsagenda, heeft de provincie ook een sociale agenda, zoals wordt vormgegeven in de regionale agenda’s samenleving. Daarnaast is de ruimtelijke inrichting voor de provincie van centraal belang. Wiebe Brandsma:”Als het aan het einde van het nieuwe programma heel natuurlijk is om duurzame ontwikkeling mee te nemen in ruimtelijke ordeningsprocessen, dan ben ik zeer tevreden.”
In deze brochure staan resultaten van de afgelopen jaren LvDO Zuid-Holland en worden de lijnen voor het nieuwe programma geschetst. De provincie benadert een aantal partijen actief om mee te denken over manieren om kennis over het werken aan duurzame ontwikkeling verder te verspreiden en de genoemde netwerken te versterken.
Programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling
8
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland
2 De vier sporen van
het programma
2.1
Jongerenparticipatie en klimaat (in en buiten het onderwijs)
Algemeen ‘jongerenparticipatie’ Om de ondersteuningsstructuur voor het werken aan duurzaamheid in en buiten het onderwijs te versterken, is er de afgelopen periode geïnvesteerd in een breed programma. Dit kreeg vorm in de campagne ‘Raad voor het Klimaat’ waar een groot aantal partijen aan deelnam. Al doende in concrete projecten is aan een structurele versterking van duurzaamheidseducatie gewerkt. Dat bleek behoorlijk complex, maar mede op basis van de gezamenlijke campagne is een meer structurele samenwerking van de centrale partijen op gang gekomen.
Ali B en Miss Nederland op bezoek in Schiedam op de Warme truiendag
De vier sporen van het programma
9
Voorbeelden van activiteiten Campagne ‘Raad voor het klimaat’ In 2006 en 2007 is met de campagne ‘Raad voor het Klimaat’ een stimulans gegeven aan jongerenparticipatie rond het klimaat vraagstuk. Kern van de campagne was om discussie rond duurzaamheidsvraagstukken tussen jongeren en lokale politici te bevorderen. Onder deze paraplu werkten de lokale natuur- en milieueducatieve (NME) diensten in Zuid-Holland, het Klimaatverbond, CodenameFuture, de COSsen, het IVN Consulentschap Zuid-Holland en de Milieu federatie gezamenlijk aan diverse deel projecten. Naast het bereiken van jongeren, was ook het stimuleren van de samen werking op het terrein van duurzaamheidseducatie een doel. Hiermee gaf de provincie steun aan de bestaande ondersteunings structuur voor het onderwijs en kregen eerder ontwikkelde onderwijsprojecten ruimte voor bredere toepassing. Bij de campagne waren ruim 30 gemeenten en 7.500 leerlingen betrokken. Daarbij zijn onder andere de volgende deelprojecten uitgevoerd: ■ Scholen
voor Duurzaamheid
‘Scholen voor Duurzaamheid’ is een project voor het voortgezet onderwijs waar in 2007 en 2008 in Zuid-Holland 43 klassen aan mee hebben gedaan. Er werden verschillende modules aangeboden, zoals: duurzame haven, stad van de toekomst en klimaat & energie. Kenmerkend aan het project is het verbinden van vragen uit het bedrijfsleven en overheid (zoals het havenbedrijf Rotterdam of een gemeente) aan het onderwijs om zo jongerenparticipatie tot stand te brengen. Dit leverde zinvolle en soms verrassende oplossingen voor de opdrachtgever op! Deze basismodules werden lokaal ingevuld. Zo zijn leerlingen uit 4 VWO in Gouda in
opdracht van de gemeente en grAp (Gouds architectuurcentrum) aan de slag gegaan met de duurzame inrichting van een wijk. In Delft heeft de wethouder leerlingen advies gevraagd over de toekomst van natuur- en recreatiegebied de Delftse Hout. In afsluitende lokale en provinciale manifestaties presenteerden jongeren ideeën en aanbevelingen op het gebied van duurzaamheid aan elkaar en aan provinciale en lokale experts. ■ Sarah’s
wereld
In het kader van ‘Raad voor het Klimaat’ is het deelproject ‘Sarah en de gemeente’ verder ontwikkeld. Leerlingen van basisscholen onderzoeken hierin hoe duurzaam hun eigen gemeente zich eigenlijk gedraagt en geven adviezen. Sarah en de gemeente werd op 15 plekken aangeboden en er hebben scholen uit 11 gemeenten aan meegedaan. ■ Kies
de toekomst
Met dit project hebben drie COSsen, Code nameFuture en lokale NME-diensten aandacht gevraagd voor het probleem van klimaatverandering. Leerlingen van het voortgezet onderwijs kunnen met ‘Kies de toekomst’ leren wat klimaatverandering is, hoe de gemeente werkt en wat de gemeente kan doen aan klimaatverandering en wat zij er zelf aan kunnen doen (thuis en op school). Naast presentaties op school, gingen leer lingen in debat met lokale politici, zoals in Dordrecht. ■ Warme
truiendag
Provinciaal vonden nog een aantal aan vullende activiteiten voor het onderwijs plaats. Erg succesvol was de Warme truiendag voor de basisscholen in 2007. Ook de provincie zelf en een aantal gemeenten deden hieraan mee en zette de verwarming wat lager. Deze activiteit is een jaar later door het Klimaatverbond landelijk opgepakt.
De vier sporen van het programma
10
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland
Gedeputeerde Erik van Heijningen ontvangt de aanbevelingen van de jongeren
“Een relatief eenvoudige activiteit, met een
■ Jongeren
hoog bereik en veel impact”, zo beschrijft Olle
In november 2006 hebben 24 Zuid-Hollandse jongeren op initiatief van de Nationale Jeugdraad, een groot aantal provinciale ambtenaren en bestuurders over duurzaamheid geïnterviewd. Deze actie ‘Simple Questions, Sustainable Solutions’ leidde tot een groot aantal aanbevelingen van de jongeren aan gedeputeerde Erik van Heijningen.
Mennema (Milieucommunicatie, gemeente Den Haag, voormalig voorzitter van het Zuid-Hollands overleg van natuur en milieueducatieve diensten) het succes van de Warme truiendag. Wat betreft de gehele campagne Raad voor het Klimaat merkt Olle Mennema op dat er
bestormen het provinciehuis
veel tijd is gaan zitten in de samenwerking, maar dat er ook veel bijgeleerd is over hoe scholen voor voortgezet onderwijs bereikt kunnen worden. “Een ontwikkeling die we in de toekomst verder vorm moeten geven, eventueel met behulp van een kwaliteits meter voor duurzaamheidsprojecten, maar ook door verdere bestuurlijke verankering”, aldus Mennema. “We hebben kleine maar goede stappen gezet in het verstevigen van duurzaamheidseducatie in het onderwijs. Deze kwaliteit moeten we verder uitbouwen.”
■ Provinciale
slotmanifestatie
Zoals alle drie de sporen, is ook dit spoor afgesloten met een manifestatie. Deze vond op vrijdag 15 juni 2007 plaats in het provinciehuis van Zuid-Holland. Op die dag gingen jongeren in debat met bestuurders en konden professionals ervaringen uit de deelprojecten uitwisselen. Doel van deze uitwisseling was het verhogen van kwaliteit van bestaande projecten. De slotmanifestatie ‘Raad voor het Klimaat’ bracht veel partijen bij elkaar zoals: schoolbestuurders, jongeren, gemeentelijke NME-diensten, maatschappelijke organisaties, politiek en ambtenaren (ruim 120 deelnemers) en zorgde voor een zinvolle discussie over de kansen en knelpunten in duurzaamheidseducatie.
De vier sporen van het programma
11
Vervolg in 2008 - 2011 van het spoor ‘jongerenparticipatie’ In 2007 is vanuit bestuurders van drie gemeenten in Zuid-Holland een landelijke vereniging gestart om de lokale en regionale NME-diensten verder te professionaliseren. Deze Vereniging van Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (GDO) wil ook inzetten op jongerenparticipatie. Het doel van deze bestuurlijke vereniging sluit aan bij de provinciale wens om de structuur van NME-organisaties te versterken, dekkend te maken voor Zuid-Holland en breder in te zetten voor maatschappelijke participatie. Henk Klein (directeur van het Weizigt NMC in Dordrecht en directeur van de Vereniging GDO): “Lokale centra voor NME/C hebben een ideale positie, dicht bij de burgers en kunnen dus een belangrijke rol te spelen in het lokale duurzaamheidsnetwerk. De uitdaging ligt in het inzetten van deze positie.” Van ‘knuffeljuf tot partner in milieubeleid’, zo kenschetst Klein de gewenste ontwikkeling. “Voor de lokale centra NME/C een interessante opgave. Zij kunnen er mede voor zorgen dat duurzaamheid in het collegeprogramma wordt opgenomen en kunnen op thema’s (energie en klimaat, water, natuur in de stad, afval) samenwerking zoeken met andere partijen.”
In het programma ‘Raad voor het Klimaat’ hadden NME organisaties een belangrijke rol en deze bijdrage van de NME sector aan ‘Leren voor Duurzame Ontwikkeling’ is in de loop van het programma verder ontwikkeld. Een vervolg op het programma ‘Raad voor het Klimaat’ is al in voorbereiding. Dit gebeurt in overleg met het opgebouwde netwerk en wordt aangestuurd door de gezamenlijke NME-centra in Zuid-Holland. Lokale en regionale NME-centra worden aangemoedigd om rond het thema ‘klimaat’ samen werking met andere partijen te zoeken bij het aanbieden van concrete activiteiten voor het onderwijs (zowel primair- als voortgezet onderwijs) en buitenschoolse activiteiten. Hier kunnen bijvoorbeeld ook het Netwerk Sociale Initiatieven (NSI), de Centra voor Ontwikkelingssamenwerking en andere aanbieders aan bijdragen. Interessant is om binnen gemeenten een koppeling te zoeken met het bestuursakkoord Klimaat, waarin maatschappelijke participatie expliciet is opgenomen.
Versterking van duurzame ontwikkeling in het onderwijs Verankering van de inhoud en principes van duurzame ontwikkeling in het onderwijs was tot nu toe vooral een speerpunt van het landelijke LvDO programma. In de komende periode (2008-2011) zal de provincie bijdragen aan de verdere implementatie via de ondersteuningsstructuur binnen Zuid-Holland. Met name het betrekken van de ‘vragende’ partij, zoals de scholen, is een speerpunt. Op basis van resultaten van landelijke onderwijsorganisaties als CITO (Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling) en SLO (Stichting Leerplan ontwikkeling) wordt onderzocht hoe de implementatie van duurzaamheids educatie structureel versterkt kan worden in het onderwijs. Voor de provincie zal het accent liggen op het faciliteren van kennismanagement en de provinciale ondersteuningsstructuur. De vier sporen van het programma
12
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland
Indicatie van activiteiten, uit meerjarenplan LvDO 2008-2011:
n
Ondersteuning van bestuurlijke activiteiten van de Vereniging van Gemeenten voor Duurzame
n
Opzet van een versterkt kennismanagement voor ondersteuning van gemeenten en scholen.
Ontwikkeling (GDO) om de structuur in Zuid-Holland te versterken. Opgezet vanuit de vraag vanuit gemeenten en het onderwijs. Hierbij zal de uitvoering onder andere via het Zuid-Hollands overleg natuur- en milieueducatieve diensten (ZON) en het IVN gaan, waarbij ook zal worden bezien in hoeverre het NSI en de COSsen een rol kunnen spelen. n
Ondersteuning van een beperkt aantal activiteiten als vervolg op Raad voor het Klimaat, waarbij de vraag vanuit de Vereniging GDO en het ZON bepalend zal zijn. Hierbij zal geen uitvoering van lokale pilots worden gefinancierd, maar bijvoorbeeld ondersteuning vanuit een provinciaal punt van de Warme truiendag op scholen of halve-finales in het kader van Energy Survival van het Klimaatverbond. Inhoudelijk zal samen met de gemeenten ook een koppeling worden gezocht met het bestuursakkoord Klimaat en BANS2.
Informatie Contactpersonen n
Campagne ‘Raad voor het Klimaat’
Gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer, afdeling Milieucommunicatie, Olle Mennema, 070 353 66 31,
[email protected] n ‘Scholen voor Duurzaamheid’ IVN consulentschap Zuid-Holland, Daphne Teeling, 010 477 96 69,
[email protected] n Zuid-Hollands overleg van natuur- en milieueducatieve diensten (ZON): secretariaat: Arnoud Schouten (IVN Z-H), 010 477 96 69,
[email protected] n Vereniging van Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (GDO) Directeur: Henk Klein, 078 631 57 28,
[email protected]
Sites n
www.lokale-nmc.nl (site van GDO)
n
www.scholenvoorduurzaamheid.nl
n
www.digitalehangplek.nl/raadvoorhet
klimaat n www.warmetruiendag.nl n www.kiesdetoekomst.nl n www.sarahswereld.nl
n
www.klimaatverbond.nl
n
www.codenamefuture.nl
n
www.duurzaamheid.kennisnet.nl,
site voor docenten en leerlingen in basisen voortgezet onderwijs n www.onderwijsduurzaam.nl, site met onderwijsprojecten gerelateerd aan het landelijke LvDO programma n www.hetgroeneland.nl, site met tips, info en werkstukhulp over duurzame ontwikkeling, voor leerlingen in het voortgezet onderwijs n www.dho.nl, site van het netwerk duurzaam hoger onderwijs n www.duurzaammbo.nl, site van het netwerk duurzaam MBO
Publicaties (landelijk) n
Kernleerplan SLO voor onderwijs aan
n
Duurzame ontwikkeling voor de
4-16 jarigen, SLO, 2007 basisschool, Domeinbeschrijving en voorbeeldlessen, CITO, 2007 n Hoe een gewone school kan veranderen, SLO, 2005 n Basisboek duurzame ontwikkeling, Niko Roorda, uitgave van DHO, 2005 n Jongeren bestormen het provinciehuis Zuid-Holland, Nationale Jeugdraad, 2007
De vier sporen van het programma
13
2.2
Duurzame ontwikkeling en maatschappelijke participatie
Algemeen ‘maatschappelijke participatie’ In de wijken van steden in Zuid-Holland zijn vele organisaties werkzaam. Sommigen hebben hun focus op sociale aspecten van de wijk, anderen op de fysieke omgeving. Bij het werken aan duurzame ontwikkeling komen deze organisaties elkaar tegen. In de praktijk blijkt echter dat ze nog maar beperkt samenwerken. Zij kunnen samen een stevig netwerk vormen om wijkbewoners te stimuleren bij te dragen aan een duurzame, leefbare en prettige woon omgeving. Nu wordt ‘duurzaamheid’ vaak nog teveel als een verantwoordelijkheid van alleen de milieusector gezien.
Welzijnsorganisaties pakken hun rol Bij de start van het programma zijn twee inventarisaties uitgevoerd om te zien waar raakvlakken zijn tussen de sociale sector en de natuur- en milieusector en waar samenwerking meerwaarde kan opleveren voor een duurzame ontwikkeling. Welzijnsorganisaties zien hun rol vooral in het werken aan leefbaarheid en het stimuleren van maatschappelijke participatie. Ze stimuleren burgers tot maatschappelijke deelname en zetten daarbij in op het ontwikkelen van sociale competenties. De inhoudelijke focus van natuur- en milieuorganisaties blijkt daar een goede aanvulling op te zijn. In het afgelopen programma LvDO hebben Zuid-Hollandse welzijnsorganisaties zich in een aantal concrete pilots en via een provinciale stuurgroep georiënteerd op hun mogelijke bijdrage aan duurzame ontwikkeling op wijkniveau.
Excursie ‘Stilte naast de stad’
De vier sporen van het programma
14
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland
Voorbeelden van activiteiten Programma ‘Welzijn versterkt Duurzaamheid’
■ ‘Green
teams’ Gouda
Om de leefbaarheid van Gouda Noord te verhogen, zijn in Gouda ‘green teams’ in de wijk aan de slag gegaan. Kinderen van de bovenbouw basisschool hielpen ouderen bij het onderhoud van tuintjes, opfleuren van balkons en onderhoud van openbaar groen. Factor-G begeleidde de kinderen en de lokale NME-instelling gaf ze wat achtergronden mee zodat ze ‘deskundig’ aan de slag konden. Ook hier was het intergenera tionele karakter een bijzonder aspect van het project.
Dick de Wit overhandigt de brochure ‘Welzijn
■ Milieustraat
versterkt Duurzaamheid’ aan minister Ella Vogelaar
In een herstructureringswijk wordt veel verhuisd, soms naar tijdelijke woningen. Hierdoor komt veel rommel op straat te staan. Daar kun je best wat mee, zo was de gedachte van het Bureau Welzijn en woningcorporatie Waterweg Wonen. In het project ‘Milieustraat’ maakten kinderen via het thema ‘afval’ kennis met het begrip duurzaamheid in de wijk. Bureau Welzijn wist volwassenen en kinderen te enthousiasmeren en koppelde organisaties aan elkaar. Zo kreeg herstructurering een bijzondere en verbindende plek.
“Actief burgerschap zou weer moeten kunnen gedijen in buurten en wijken.” Deze uitspraak werd gedaan op de afsluitende conferentie ‘Welzijn versterkt Duurzaamheid’ die op 17 januari 2008 plaatsvond. Dick de Wit, directeur-bestuurder van de Goudse Welzijnsorganisatie Factor-G, is het daar roerend mee eens. Samen met een aantal andere welzijnsdirecteuren zette hij pilots op in verschillende gemeenten om na te gaan welke bijdrage de welzijnssector kan leveren aan duurzaamheid. Uit de o pgedane ervaringen bleek dat lokale wijkaanpak, herstructurering, sociale integratie en andere sociale thema’s goed te koppelen zijn aan duurzaamheid. Er zijn vijf pilots uitgevoerd, hierbij een korte beschrijving: ■ Kindertuinteam
Vlaardingen
in Leiden
In Leiden ging een groep kinderen aan de slag in de tuin van zorgcentrum Rijn en Vliet. De Leidse welzijnsorganisatie had het NME-centrum betrokken voor inhoudelijke ondersteuning en het bijbrengen van de basisvaardigheden bij kinderen. De tuin bleek een uitstekend middel om de verschillende generaties met elkaar te verbinden.
Affiche project Milieustraat Vlaardingen
De vier sporen van het programma
15
■ Fijnstof
aan de kaak in Dordrecht
De Dordtse Wielwijk ondervindt veel last van de A16. Basisscholen mogen er door fijnstof problemen hun nieuwbouwplannen niet uitvoeren. Bovenbouwgroepen van deze scholen deden mee aan een door Woonactief en NMC-centrum Weizigt ontwikkeld lesprogramma. Ook werd een groen- en milieudag georganiseerd voor leerlingen, leerkrachten en wijkbewoners. Een mooi voorbeeld van het vormgeven van participatie bij gemeentelijk beleid.
Inhoudelijk was dat natuurlijk wel even zoeken maar al gauw werd duidelijk dat duurzaamheid meer is dan milieu en dat de maatschappelijke component (de ‘people’ kant van de triple P) het beste door welzijnsorganisaties opgepakt kan worden.” In de brochure ‘ Welzijn versterkt Duurzaamheid in buurten en wijken’ staan veel tips en ideeën over de mogelijke bijdrage van de sociale sector. Door ‘Welzijn versterkt Duurzaamheid’ hebben welzijnsorganisaties en NME-organisaties elkaar meer gevonden en is duurzame ontwikkeling op de kaart gezet bij welzijns organisaties. Dick de Wit: “Duurzaamheid is geen applaus machine… er moet overtuigingskracht aan te pas komen. Maar met vijf eenvoudige projecten hebben we vanuit de welzijnssector forse aandacht voor duurzame ontwikkeling op wijkniveau kunnen c reëren en daar ben ik trots op. Nu moet de golf gaan doorrollen.”
Jongeren in Dordrecht in actie ■ Van
overlast naar participatie in idderkerk R
Het ontstaan van het project ‘Jong & Oud’ in Ridderkerk had te maken met overlast van jongeren in de buurt van een zorgcentrum. De sociale sector trok het zich aan en bracht de groepen samen voor een sjoelwedstrijd. Toen eenmaal het ijs was gebroken, was er ruimte voor meer. In Ridderkerk worden rond dit thema nu ook diverse natuur- en milieuactiviteiten georganiseerd. Dick de Wit (directeur-bestuurder Factor-G): ”De pilots hebben laten zien dat het werken aan duurzaamheid op wijkniveau vooral een
Programma ‘KleurenKapitaal’ Een ander groot programma dat in de afgelopen periode plaats vond is ‘Kleuren Kapitaal’. Dit programma is een initiatief van het IVN en een gezamenlijke aanpak van 17 maatschappelijke organisaties op lokaal, provinciaal en landelijk niveau. Gericht op het stimuleren en inspireren van allochtonen en autochtonen om samen te werken in projecten op gebied van natuur, milieu en duurzaamheid. In 2008 is op basis van ervaringen van diverse lokale natuur- en milieuprojecten met allochtonen een handboek opgesteld over werkvormen en methodieken. Eén van de succesvolle projecten is ‘MilieuDivers’ van het Rotterdams Milieucentrum.
kwestie is van mensen en organisaties bij elkaar brengen en partijen bewust te maken
■ MilieuDivers
van ieders rol. Het vormen van krachtige
Hierin zijn op een laagdrempelige en zeer eigentijdse manier allochtone en autochtone jongeren bereikt en konden deze zelf een in-
coalities in de wijk is een basis voor een duurzame aanpak van wijkproblemen.
De vier sporen van het programma
16
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland
vulling geven aan hun betrokkenheid bij de buurt. Via MilieuDivers werd met bewoners van verschillende etnische achtergronden in wijkbijeenkomsten, excursies en workshops over natuur- en milieuonderwerpen gesproken. Jongeren werden bereikt via een rap en videoclip en de op jongeren gerichte uitzendingen van FLEX M op ETV. Een aantal jongeren (zo’n 50) werd opgeleid tot ‘Rotterdams Milieuvoorlichter’ en gaf voorlichting over luchtkwaliteit en klimaat op scholen, in jongerencentra en buurthuizen. Inmiddels wordt dit project ook opgepakt door het Haags Milieucentrum en geeft het ministerie van VROM ondersteuning om de ervaringen breder te verspreiden.
Bijeenkomst van MilieuDivers op NME-centrum
Overige wijkprojecten In de gemeenten Rotterdam en Den Haag heeft de laatste jaren een aantal projecten plaatsgevonden die gericht waren op bewonersparticipatie rond duurzame ontwikkeling. In Rotterdam was de DCMR Milieudienst Rijnmond de trekker van het project ‘Duurzaam Samenwerken in Noord’. In Den Haag was de gemeente (Milieu communicatie) projectleider van een duurzaamheidproject in Ypenburg. In het kader van ‘Duurzaam samenwerken in Noord’ werd in opdracht van de DCMR ook een inventarisatie uitgevoerd van participatieprojecten over afval, duurzaam wonen, groen en luchtkwaliteit.
■ Ruimte
Maken
Eén van de activiteiten in Ypenburg was het deelproject ‘Ruimte Maken’, verzorgd door Stichting Wensenwerk. Doel was te achterhalen wat volgens wijkbewoners belangrijke thema’s zijn op het gebied van duurzaamheid. Twee teams zijn aan de slag gegaan. Een volwassenenteam heeft haar ideeën op papier gezet en tijdens het wijkfeest gepresenteerd aan de overige wijkbewoners. Een jongerenteam heeft een rap gemaakt van haar ideeën. ■ Van
Noord naar Nador
COS Rijnmond & Midden-Holland ontwikkelde in het kader van ‘Duurzaam Samenwerken in Noord’ - samen met het Rotterdams Milieucentrum, het jongerencentrum en ROC Zadkine - het deelproject ‘Jongeren tussen Noord & Nador’. Door middel van een stage en kennisuitwisseling met leeftijdsgenoten in Marokko, rond het thema ‘afval’, werden allochtone jongeren van 16 tot 20 jaar betrokken bij duurzaamheid in de wijk. Met veel publiciteit werden de jongeren gevolgd en bij terugkeer vertelden zij wijkbewoners over hun ervaringen. Bijzonder aspect van het project was de combinatie van lokale en mondiale aandacht voor afval. ■ Leve
Leven!
Bureau Aarde-Werk ontwikkelde in het project ‘Leve Leven!’ een nieuwe methodiek om bewoners van multiculturele wijken met elkaar in gesprek te brengen over thema’s als: afval, binnenklimaat, energie- en waterbesparing. Eigen voorlichters worden opgeleid. Zij geven cursussen aan buurt bewoners rond deze thema’s in onder andere Den Haag, Dordrecht en Leiden. Er wordt via de kanalen van allochtonen organisaties geworven en het bereik is groot en daarmee succesvol.
De vier sporen van het programma
17
Vervolg in 2008 - 2011 van het spoor ‘maatschappelijke participatie’ In de afgelopen periode hebben de wijkgerichte participatietrajecten (Welzijn versterkt Duurzaamheid, Duurzame wijk en KleurenKapitaal) betrekkelijk los van elkaar gefunctioneerd. In de trajecten zijn pilots uitgevoerd om op lokaal niveau netwerken aan elkaar te verbinden en er is op provinciaal niveau kennis uitgewisseld. In de komende periode zullen de trajecten aan elkaar worden verbonden en wordt het accent gelegd op verdergaand gezamenlijk kennis management via de bestaande ondersteuningsstructuur. De Vereniging van Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling kan een centrale rol spelen om de link naar het spoor van (jongeren)participatie vanuit de natuur- en milieu educatieve centra te versterken. Voor de toekomst lijkt het kansrijk om inhoudelijk aansluiting te zoeken bij diverse netwerken zoals het kennisnetwerk ‘Groen in de Stad’ van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ook zal een koppeling met de duurzaamheidsagenda ‘Urgenda’ worden bezien. Een vraaggerichte benadering zal centraal staan. Voor burgerinitiatieven op terrein van natuur, milieu en duurzame ontwikkeling zal onder andere steun worden gegeven aan een regionale invulling van Duurzame Dinsdag.
Indicatie van activiteiten, uit meerjarenplan LvDO 2008-2011:
n
In samenwerking met onder andere de Centra voor Maatschappelijke O ntwikkeling, de NME-centra, Greenwish, Milieufederatie en IVN de ondersteuningstructuur van burgerinitiatieven op terrein van natuur, milieu, millenniumdoelstellingen en duurzame ontwikkeling binnen Zuid-Holland v ersterken.
n
Actief kennismanagement van duurzaamheidsactiviteiten vanuit de sociale sector via het Netwerk Sociale Initiatieven Zuid-Holland (NSI) en Tympaan in samenwerking met het IVN en de Milieufederatie.
n
Verdere implementatie vanuit voorlopende gemeenten en welzijnskoepels in regionaal verband op te pakken. Hierbij voor financiering een relatie te leggen met de regionale agenda’s samenleving. Kansrijk lijkt om inhoudelijk aansluiting te zoeken bij het kennisnetwerk Groen in de Stad van het ministerie van LNV. Rond dit thema kan de relatie tussen jeugdbeleid (onder andere gekoppeld aan Communities that Care), de gezondheidssector en natuur- en milieu binnen Zuid-Holland verder worden opgepakt.
n
Activiteiten op bovengenoemd terrein komende jaren longitudinaal te monitoren via IVN en/of Tympaan.
De vier sporen van het programma
18
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland
Informatie Contactpersonen ‘Welzijn versterkt Duurzaamheid’ Factor-G, Organisatie voor Maatschappelijke Ondersteuning, Don van Lin, 0182 52 88 88,
[email protected] ■ Verdiwel Dick de Wit,
[email protected] Kees Neefjes, Verdiwel 030 280 21 40,
[email protected] ■ KleurenKapitaal, IVN Zuid-Holland, Marjon Vlug, 010 477 96 69,
[email protected] ■ MiliueuDivers Rotterdams Milieucentrum, Mohamed Hacene, 010 465 64 96,
[email protected] ■ Leve Leven! Bureau Aarde-Werk, Gea Boessenkool, 070 356 03 29,
[email protected] ■
Publicaties n
Verkenning verbinding Duurzame
n
Ondernemen in de wijk, Cailin Partners,
n
Inventarisatie wijkprojecten, Cailin
n
Ruimte maken, Stichting Wensenwerk en
n
De Kleur van Duurzaamheid, Handboek
Ontwikkeling en CtC, Seinpost, 2005 2006 Partners, 2007 Gemeente Den Haag, 2007 voor multiculturele projecten, IVN en SME Advies, 2008 n Welzijn versterkt Duurzaamheid, brochure, Factor-G/Verdiwel, 2008
Sites n
www.kleurenkapitaal.nl
n
www.verdiwel.nl, vereniging van
irecteuren van lokale welzijns d organisaties n www.sociaalleren.nl, site opgezet tijdens een expertmeeting sociaal leren n www.groenendestad.nl n www.ecokids.nl, site van ondersteuningsorganisatie SEN voor het opzetten van lokale kindermilieugroepen n www.nsi-zh.nl, Netwerk Sociale Initiatieven Zuid-Holland n www.urgenda.nl, agenda voor een duurzaam Nederland
De vier sporen van het programma
19
2.3
Duurzame aanpak van ruimtelijke ordening
Algemeen ‘DO en ruimtelijke ordening’ In een sterk verstedelijkte provincie als Zuid-Holland is de druk van het ruimtelijk gebruik groot. Er zijn veel wensen die vervuld moeten worden en de vraag is hoe we deze vraagstukken rond ruimtegebruik duurzaam kunnen oplossen. Het is merkbaar dat daarbij duurzame ontwikkeling steeds meer ingebed wordt in het werk van de regionale milieudiensten en gemeenten. Dit heeft een breed palet van methoden opgeleverd. De provincie ondersteunt deze ontwikkeling en heeft in het afgelopen programma een aantal initiatieven gefaciliteerd rond het duurzaam omgaan met de ruimtelijke ordening. Gebiedstypen voor duurzaamheidsambities bij ontwikkeling en inrichting van gebieden
De vier sporen van het programma
20
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland
Voorbeelden van activiteiten Duurzame gebiedsontwikkeling ■ Pernis,
een duurzaam dorp aan de rivier
Bewonersparticipatie in Pernis
Het vroegtijdig inbrengen van omgevingskwaliteit in het bestemmingsplan was het doel van de pilot in Pernis (Rotterdam). De DCMR Milieudienst Rijnmond en de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting van Rotterdam gaven dit vorm met behulp van de LOGO methodiek (LOGO= Lokale omgevingsen gebiedsonderzoek). LOGO brengt op een systematische wijze omgevingsaspecten in beeld en is een interactief proces tussen bewoners en p rofessionals waarbij informatie uit de ene groep werd ingebracht in de andere groep. In diverse duurzaamheidsateliers werd gewerkt aan een lijst van wensen. De wensen worden meegenomen bij de invulling van het bestemmingsplan. ■ Cursussen
kennis die een ROM adviseur moet hebben: er werden cursussen en masterclasses RO & Milieu ontworpen en gegeven voor milieuambtenaren en RO-medewerkers. De werk wijze van de Milieudienst Midden-Holland heeft al navolging bij andere milieudiensten. Ook zijn twee kenniskringen opgezet. In de regionale kenniskring ligt het accent op kennisuitwisseling tussen de milieudiensten in Zuid-Holland. Sinds 2007 wordt deze elke twee maanden georganiseerd. De lokale kenniskring is bedoeld voor gemeenten die onder de Milieudienst Midden-Holland vallen. Deze kenniskring is nog niet zo lang geleden opgestart en steeds meer ambtenaren uit verschillende beleidsvelden sluiten zich aan. Dit brengt professionals uit de RO wereld en uit milieudisciplines bij elkaar, iets dat in praktijk niet zo vanzelfsprekend gebeurt. Laurent de Jong (voormalig hoofd afdeling ROM, Milieudienst Midden-Holland): “Deze activiteiten hebben vanuit Leren voor Duurzame Ontwikkeling een extra impuls gekregen en inmiddels heeft de milieudienst zich ontwikkeld tot een betrouwbare partner op terrein van ruimtelijke ordening en
en leerkringen ROM
De Milieudienst Midden-Holland is een voorloper als het gaat om aandacht voor milieu in ruimtelijke ordeningsprocessen. Sinds 2004 zijn er speciale ROM (ruimtelijke ordening en milieu) adviseurs in de dienst samengebracht op een ROM-afdeling. Vorig jaar heeft de milieudienst veel energie gestoken in het overdragen van de specifieke
De vier sporen van het programma
21
milieu.” In het afgelopen programma is sterk ingezet op delen van kennis. De uitdaging voor de toekomst is om deze kennis ook toe te passen. Hiervoor is onder andere de medewerking van projectontwikkelaars nodig. “Naast het uitwisselen van ervaringen, moet er ook een goede discussie komen over milieukwaliteit in de ruimtelijke ordening. Daarvoor is borging van kennis over milieu en duurzaamheid bij overheden noodzakelijk.” ■ Participatie
biodiversiteit
Op basis van ervaringen met eerdere bio diversiteitsprogramma’s, zoals ‘Biodiversiteit voor en door burgers’ van VROM en Provincie Zuid-Holland en het project ‘Functionele Agro Biodiversiteit’ concludeerde het Hoekschewaards Landschap dat er zeer weinig draagvlak was voor biodiversiteit, vooral bestuurlijk. Vanuit deze gedachte is in 2005 in de Hoekschewaard het programma ‘Participatie biodiversiteit’ gestart. Er hebben sinds de start een reeks activiteiten plaatsgevonden, zoals een minisymposium over dijken, diverse discussie-avonden met bestuurders en het project ‘bloeiende kernen’.
gemeenten. Dat heeft zeker bijgedragen aan draagvlakvergroting. Al deze activiteiten hebben het toch wat abstracte beleidsthema biodiversiteit concreet weten te maken. De diversiteit in betrokken organisaties en het brede diverse pallet van activiteiten lijkt de basis voor deze succesvolle aanpak. Zo heeft de gemeente Binnenmaas als gevolg van het programma ‘participatie bio diversiteit’ het project ‘de wijk van mijn leven’ opgezet. In een nieuwe wijk wordt biodiversiteit structureel meegenomen in de inrichting en beheer van de wijk, zowel in de openbare ruimte als architectuur. Ook burgers worden gestimuleerd te participeren. Wat betreft Joost Kievit van Hoekschewaards Landschap zijn de belangrijkste leerervaringen uit het programma: “ga gewoon aan de slag (kleine initiatieven zijn prima), geef veel aandacht aan communicatie (persaandacht, ook over kleine zaken), bouw voort (zwaan kleef aan) en investeer in persoonlijke contacten (weet mensen en organisaties te verbinden).” Door het programma ‘Participatie biodiversiteit’ is de kennis van en waardering voor biodiversiteit toegenomen.
Er was een hele reeks verschillende organisaties betrokken, zoals natuur- en milieu organisaties, landbouworganisatie, waterschap, onderwijs, bestuurders en
Biodiversiteit is in de structuurvisie van de Hoekschewaard opgenomen. Het aanvankelijk abstracte begrip leeft. Overheden en maatschappelijke organisaties uit de Hoeksche Waard zijn er mee aan de slag. Joost Kievit: “Communicatie over concrete activiteiten en resultaten is van belang. Hierbij heeft de flexibele opzet van het project geholpen. Er kon direct worden ingespeeld op de actualiteit, zoals de bouw van een nieuwe wijk in Puttershoek. Ook de relatie met de projecten Functionele Agro Biodiversersiteit en Biodiversiteit voor en door burgers was belangrijk. Deze projecten leverden een reeks van activiteiten en resultaten op die het
Landschap in de Hoeksche Waard
participatietraject versterkten.”
De vier sporen van het programma
22
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland
Informatiemarkt op de werkconferentie
Naast deze voorbeelden zijn vanuit LvDO onder andere ook ruimtelijke duurzaamheidstrajecten ondersteund van Stichting Reinwater (Doe mee met de KRW!), Milieu federatie Zuid-Holland (Interactieve plan vorming), het GIDO, Milieudienst WestHolland, regio Haaglanden en gemeente Krimpen a/d IJssel (Masterplan Stormeiland). ■ Werkconferentie
ruimtelijke ordening en duurzame ontwikkeling
is groot en met het veranderen van het klimaat worden we voor nieuwe uitdagingen gesteld. Dat kan eigenlijk alleen maar vraaggericht, zo werd in de drukbezochte werkconferentie beaamd. Duurzame ontwikkeling is een zaak voor iedereen was de toon op de conferentie. Daarom ook moet er geen aparte portefeuille voor bestuurders voor gemaakt worden, het gaat immers om integratie van disciplines.
Bovenstaande voorbeelden en een groot aantal andere methoden en pilots zijn besproken op een werkconferentie. Deze vond plaats op 11 juni 2008 in het provinciehuis en is met de gezamenlijke milieudiensten georganiseerd. Doel was ervaringen uit te wisselen en in gesprek te gaan over de kansen voor duurzame ontwikkeling in ruimtelijke planprocessen. Wat zijn de mogelijkheden van duurzame gebieds ontwikkeling en de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening (Wro)? De druk op ruimte
De vier sporen van het programma
23
Vervolg in 2008 - 2011 van het spoor ‘duurzame ontwikkeling in ruimtelijke ordening’ Er zijn in de afgelopen periode door gemeenten, milieudiensten en provincie bruikbare instrumenten ontwikkeld en uitgeprobeerd, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaam ruimtegebruik, bouwen en mobiliteit. De provincie wil ook in het komende programma het netwerk van milieudiensten en andere regionale samenwerkingsverbanden in Zuid-Holland ondersteunen om deze methoden verder te ontwikkelen en vooral toe te passen. In de komende jaren zal de provincie daarbij inzetten op kennismanagement en netwerkversterking, ook ten behoeve van het ruimtelijke ordeningspoor. Hier ligt een belangrijke rol bij kennisinstellingen in de ruimtelijke ordening (zoals Nicis), die hiervoor worden benaderd.
Indicatieve activiteiten, uit meerjarenplan LvDO 2008-2011:
n
Verdere opbouw expertise en kennismanagement op regionaal niveau door
n
Ondersteuning en facilitering via regionale samenwerkingsverbanden bij
de regionale milieudiensten in Zuid-Holland. verbreding van huidige start-ups bij lokale en regionale ruimtelijke ordeningprocessen via bijvoorbeeld duurzaamheidsateliers. n
Bijdrage aan innovatieve duurzaamheidsaspecten binnen Zuidplaspolder
n
Toepassing van beginsel Cradle to Cradle bij aanpak herstructurering bedrijven-
(Greenport) vanuit de milieudiensten en maatschappelijke organisaties. terreinen. n
Traject om gebiedsgericht burgerparticipatie te bevorderen bij de biodiversiteits activiteitenplannen, bijvoorbeeld rond Leiden (vanuit milieudienst West-Holland).
De vier sporen van het programma
24
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland
Informatie Contactpersonen Cursussen en leerkringen in MiddenHolland: Milieudienst Midden-Holland, hoofd specialismen, Bas Meijs, 0182 54 57 00,
[email protected] ■ Provincie Zuid-Holland, contactpersoon ruimtelijke ordening en milieu: Werncke Husslage, 070 441 78 44,
[email protected] ■ LOGO-systemathiek: Milieudienst Rijnmond DCMR, Jan Ensing, 010 246 81 91,
[email protected] ■ Project Participatie biodiversiteit: Het Hoekschewaards Landschap, Joost Kievit, 0186 62 18 88,
[email protected] ■ Provincie Zuid-Holland, contactpersoon biodiversiteit: Menko Wiersema, 070 441 72 92,
[email protected] ■
Sites www.hwl.nl, site Hoekschewaards Landschap ■ www.Milieudienstmiddenholland.nl (zie ROM & MILO) ■ www.infomil.nl (zie leefomgeving, ruimtelijke ordening) ■ www.gebiedsontwikkeling.nu, informatieportal gebiedontwikkeling ■ www.ruimtexmilieu.nl, handreiking voor duurzame gebiedsontwikkeling ■
Publicaties Pernis een duurzaam dorp aan de rivier, Wijkraad voor Pernis/LOGO, 2007 ■ Handreiking Milieu en Ruimtelijke Ordening, IPO/VNG, 2008 ■
De vier sporen van het programma
25
2.4
Kennisnetwerk Duurzame Ontwikkeling
De provincie Zuid-Holland ligt in een kwetsbare delta met een hoge bevolkingsdichtheid en een hoge concentratie van commerciële en industriële activiteiten. Duurzaamheidvraagstukken op het gebied van energie, klimaatadaptatie, watermanagement, mobiliteit en transport zijn in Zuid-Holland bijzonder actueel. Bij de aanpak van deze vraagstukken wordt ook steeds duidelijker dat samenwerking een vereiste is. Overheden, bedrijven, kennis instellingen en burgers hebben elkaar nodig om Zuid-Holland op diverse fronten duurzamer te maken.
KISSZ In Zuid-Holland is een relatief nieuw kennis netwerk waarin kennisinstellingen zoals de TU Delft, de Erasmus Universiteit Rotterdam, diverse hogescholen, overheden (gemeenten, provincie), maatschappelijke organisaties (zoals de Milieufederatie Zuid-Holland) elkaar ontmoeten. Zij vormen KISSZ ofwel: Kennis In Synergie voor een Sustainable Zuid-Holland. KISSZ richt zich op uitwisseling van kennis, het zoeken naar samenhang in verschillende initiatieven en projecten en op het signaleren van zogenoemde ‘witte vlekken’ (thema’s, ook voor beleid en onderzoek). Samen met bedrijven en maatschappelijke organisaties zal KISSZ in de komende jaren aandacht besteden aan: klimaatverandering en ruimte, energie en mobiliteit, grootstedelijke ontwikkeling en andere onderwerpen. Het is een open netwerk, dat desgevraagd meepraat over ontwikkelingen in Zuid-Holland.
Startoverleg van het netwerk KISSZ
De vier sporen van het programma
26
Duurzame ontwikkeling structureel op de kaart in Zuid-Holland
De provincie zelf Ook overheden kunnen (en moeten) bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Daar heeft de provincie in het afgelopen programma fors op ingezet. Er is een aantal duurzaamheidsverkenningen en interne coachingstrajecten in gang gezet om een duurzame werkwijze vorm te geven. Ook is de provincie (in 2005) doorgelicht op de mate waarin ze duurzaam werkt. Hiervoor werd de P4-scan gebruikt, speciaal voor de provincies ontwikkeld. De provincie Zuid-Holland had een score van 6,7 op een schaal van 10. Een voldoende dus, maar er kon meer! Zo zijn op basis van de scan voor projecten een aantal ontwerpprincipes voor duurzame ontwikkeling geformuleerd. Inmiddels zijn we een aantal jaren verder. Het besef dat duurzame ontwikkeling ‘gewoon’ bij het werk hoort is ook binnen de provincie gegroeid. Sectoren zullen (meer) gaan samenwerken in het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken. Daartoe wordt een Kader Afweging Duurzame Ontwikkeling (KADO) ontwikkeld. Dit bevat onder andere een duurzaamheidstoets voor belangrijke projecten. Via het programma Duurzame Innovatie zal veel aandacht aan implementatie en systeeminnovaties worden gegeven. Om een betrouwbare gesprekspartner te zijn, moet je als provincie het goede voorbeeld geven als het gaat om duurzaamheid, door duurzaam in te kopen en aan te besteden bijvoorbeeld. Dat wordt in de toekomst stevig uitgebouwd.
Informatie Contactpersonen Provincie Zuid-Holland/ KISSZ José Lemmen, 070 4416916,
[email protected]
■
Publicaties Ontwikkelen voor de toekomst, Op weg naar een duurzame provincie (krant), provincie Zuid-Holland, 2006 ■ Brochure KISSZ, Duurzaam doe je niet alleen, 2008 ■
De vier sporen van het programma
27
3 Algemene info en adressen Er is veel geleerd in de afgelopen periode van het programma ‘Leren voor Duurzame Ontwikkeling’. Veel daarvan is ook voor anderen toegankelijk. Bij elke speerpunt van het programma is aangegeven waar meer informatie te vinden is. Voor algemene zaken rond duurzame ontwikkeling:
Informatie Contactpersonen Provincie Zuid-Holland, Programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling Peter de Roode, 070 441 76 30,
[email protected] ■ Landelijk programmabureau LvDO Machtelijn Brummel, 030 214 78 98,
[email protected] ■
Sites www.senternovem.nl/lvdo, site van het landelijke programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling ■ www.duurzaamnieuws.nl, iNSnet, netwerk voor duurzame ontwikkeling ■ www.drift.eur.nl, Kenniscentrum voor duurzame systeeminnovaties en transities ■ www.duurzaamheidscan.nl, de duurzaamheidscan gaat systematisch in op alle facetten van duurzaam ondernemerschap ■ www.allesduurzaam.nl, site met informatie over een duurzame lifestyle (onder andere adressen) voor bewuste consumenten en duurzame bedrijven ■
www.duurzaamheidsmeter.nl, de lokale duurzame ontwikkeling in beeld ■ www.voetenbank.nl, informatie en tips over de Mondiale Voetafdruk ■
Publicaties/ instrumenten Programma LvDO Zuid-Holland 2008-2011, mei 2008 ■ Een hefboom tussen pilot en brede toepassing (in Zuid-Holland), rapport NovioConsult Van Spaendonck, 2006 ■ Landelijk uitvoeringsplan LvDO 2008-2011 ‘Van agenderen naar doen!’, 2008 ■ Nederland en een duurzame wereld, Tweede Duurzaamheidsverkenning, Milieu- en Natuurplanbureau, 2007 ■ PPP-tool van VROM als hulpmiddel om duurzame afwegingen te maken, informatie bij Cailin Partners,
[email protected] ■ Duurzaamheidsladder van de ArgumentenFabriek, op te vragen bij SenterNovem,
[email protected] o.v.v. ‘DO-ladder’. ■
Algemene info en adressen
28
Colofon Dit is een uitgave van de provincie Zuid-Holland. September 2008. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Peter de Roode Provincie Zuid-Holland Postbus 90602 2509 LP Den Haag www.zuid-holland.nl Tekst en interviews Cailin Partners Eindredactie provincie Zuid-Holland Fotografie provincie Zuid-Holland, Rotterdams Milieucentrum, Hoekschewaards Landschap, Koch Stripstudio, gemeenten Rotterdam, Vlaardingen en Dordrecht Karin Oppelland (pag. 14) Productbegeleiding bureau Vormgeving en Interactieve Media, provincie Zuid-Holland. Ontwerp Haagsblauw, Den Haag Papier Go Silk (fsce) Druk Ando, Den Haag 082135