Op zoek naar het beest (deel 4)
Crocodile Dundee achterna
De op drie na heldhafstigste aller Ché-reporters is een maand na zijn vermissing in de outback dan toch opgedoken in Noord-Australië. Hij gaat op zoek naar de gepantserde monsters die daar al 200 miljoen jaar de zoute wateren onveilig maken. Algauw blijken de geflipte inwoners van The Northern Territory een al even opmerkelijke diersoort. Tekst: Jeroen Denaeghel Foto’s: Celine Van Cauwenberghe
76 C H É M A A R T 2 0 1 0
C H É M A A R T 2 0 1 0
77
t
“Hier ziet u Sweetheart.” De gids van het Royal Museum in Darwin, een stad in het noorden van Australië, zegt het alsof we in Brussel voor Manneken Pis staan. We staren met open mond naar een zes meter lange opgezette zoutwaterkrokodil. “Kan je geloven dat hij hier gewoon in de haven rondzwom?” vraagt Celine met grote ogen. Sweetheart was een fenomeen. Het beest dankt zijn status van bekendste croc van Australië aan zijn obsessie voor visserssloepen, die hij in de jaren ’70 met de regelmaat van de klok botvierde. De opvarenden liet hij gerust – vandaar zijn koosnaampje – maar van de boten bleef geen spaander heel. Nadat Sweetheart in 1979 een paar tanden was verloren aan een buitenmotor, begon men echter voor zijn gezondheid te vrezen. De autoriteiten besloten het dier naar een reservaat over te brengen. Toen liep het mis. De kabel die Sweetheart uit het water moest tillen, brak en de verdoofde krokodil verdronk. We staan het beest van alle kanten te bewonderen als er plots iemand op onze rug tikt. John, de eigenaar van een crocodile farm, stopt ons een folder toe met een foto van een afgrijselijk monster. Maniac is volgens de bijbehorende tekst ‘de lelijkste krokodil ter wereld’. “Zo ziet een croc eruit als hij tegen een bootmotor is geknald,” zegt hij stoer. Het lijkt alsof de kop van Maniac onder een trein heeft gelegen. Het beest mist een oog en heeft nog maar vijf tanden. “Hij is ook een poot en een stuk van zijn staart kwijt”, snoeft John. “Maar geen nood, crocs kunnen tegen een stootje. Als ze gewond zijn, laten ze hun hartslag naar drie slagen per minuut zakken en recupereren ze op de rivierbodem. Na een tijdje komen ze er meestal bovenop. De resistentie van een croc is ongezien, hij heeft 200 miljoen jaar aan zijn immuunsysteem kunnen werken. Geloof me, het zijn onvernietigbare monsters.” Johns woorden maken indruk en ik kijk even achter me of Sweetheart toevallig niet wakker is geworden. “Waar kan ik krokodillen in het wild spotten?” vraag ik met een klein stemmetje. “O, dat is niet zo moeilijk. Vorige week liep er nog eentje rond in het centrum van Darwin. In het regenseizoen stroomt hier alles onder. Ooit kroop er zelfs een zeeslang vanonder mijn motorkap.” Celine, die met open mond naar de man stond te luisteren, schiet plots wakker. “Mijnheer John, we slapen wel in een tent hè!” “Wel, dat zou ik dan ten stelligste afraden, zeker met de cyclonen in aantocht. Ga hiernaast maar eens kijken, dan zie je wat die kunnen aanrichten.” In de belendende ruimte van het museum hangen enkele vergeelde kleurenfoto’s van wat op het eerste gezicht een Wereldoorlog II-
bombardement lijkt. Maar de ramp is van recentere datum. Op kerstavond 1974 kreeg Darwin het bezoek van een hitsige dame. Ze heette Tracy en raasde met ongeveer 240 kilometer per uur door de straten. De stad werd volledig van de kaart geveegd en zestig inwoners zouden nooit meer kalkoen eten. “Ik was toen vijf,” zegt John, “mijn kerstcadeaus moest ik vier kilometer verderop gaan zoeken. Al bij al was het best cool, ik hoop het ooit nog eens te mogen meemaken.” Iets zegt me dat John een paar keer te veel met zijn kop in een krokodillenmuil heeft gezeten en we besluiten de man te ontvluchten.
Verboden te roken binnen de 2 kilometer Celine is ziek. Ze heeft een oorontsteking en de pijn is niet te harden. Ik rij plankgas naar de spoedafdeling van The Royal Darwin Hospital, waar we een volgnummertje moeten trekken, alsof we net een beenhouwerij zijn binnengestapt. In de wachtzaal zit een twintigtal mensen wanhopig op een behandeling te wachten. Er wordt gehuild, in zakjes gekotst en luid om moeders geroepen. “Je zal hier maar met een slagaderbreuk of een gescheurde lever binnenstappen”, zeg ik, terwijl ik rondkijk of er intussen nog niemand het loodje heeft gelegd. The Royal Darwin blijkt een hospitaal from hell. Als je een sigaret wil roken, mag dat pas op 2 kilometer – twee kílometer – van de ingang. Op de parking én in de aanpalende straten heerst een totaal rookverbod. “Ze zijn hier zo gek als gesneden slangen”, zegt een toerist die net als ik een halfuur gestapt heeft om er eentje te kunnen opsteken. “Ze zijn alleen geïnteresseerd in krokodillen en bier.” Hij zegt het op fluistertoon. Ze zullen het hier in Darwin niet graag horen, maar de rest van Australië beschouwt The Northern Territory als een grensgebied van de beschaving. En dat hebben ze hier ook wel een beetje zelf gezocht. Nog niet zo lang geleden, eind 1998, vroeg men de inwoners van The Northern Territory in een referendum om de zevende staat van Australië te worden. Wellicht waren de noordelijken die dag collectief dronken, want ze stemden het voorstel overtuigend weg. Het gevolg is dat een vijfde van het land, een gebied veertig keer groter dan België, wel geografisch in Australië ligt, maar niet echt tot Australië behoort. Dat veroorzaakt een paar vreemde situaties. Zo zijn de inwoners van The Northern Territory verplicht te stemmen, maar krijgen ze geen zetels in het parlement. Ze mogen enkel een paar vertegenwoordigers kiezen die in de hoofdstad Canberra (onthoud die naam voor de volgende quiz!) de zittingen van het parlement bijwonen. Zij hebben echter geen stemrecht en mogen niet deelnemen aan de debatten. Kortom, ze zitten er voor spek en bonen bij. Maar dat zal ze in Darwin worst wezen. Zolang ze hun happy hour niet hoeven te missen en er elke dag een verse barramundi-vis in de pan ligt, mogen ze in Canberra doen wat ze willen. Terug in de wachtzaal, neem ik snel de Northern Territory News – hun enige krant – door. ‘Koe uit zee gered’, ‘Dronken meisje danst op krokodillenval’ en ‘Stop met in het openbaar te neuken!’ zijn de koppen van het voorbije weekend. “Gekker dan gesneden slangen”, mompel ik. Celine krijgt haar medicijnen en we vertrekken spoorslags naar Kakadu National Park, éen van de mooiste natuurparken van de streek.
Picknick op de oever Na twee uren rijden bereiken we de East Alligator River. Een naam die ongetwijfeld tijdens een happy hour is bedacht, want alligators komen enkel in Amerika voor. Maar onlangs kwam de rivier wel nog in het nieuws dankzij hun broertjes. Een dame uit New South Wales had namelijk de aanlegsteiger voor een brug aanzien en was met haar 4x4 het water ingedoken. Het duurde niet lang voor ze een croc aan haar bumper zag opduiken. Nadat de doodsbange vrouw een ganse nacht op
78 C H É M A A R T 2 0 1 0
Ik kijk recht in de groene pupillen van een gepantserd beest. Je ziet hem zo denken: ‘Dag lieve mensen, ik lijk een brave jongen, maar als één van jullie zijn pootje uitsteekt, staat hij morgen in de krant.’
Big Danny kon wel een Fisherman’s Friend gebruiken.
het dak van haar auto had doorgebracht, werd ze door enkele rangers uit haar benarde situatie verlost. We zitten op de oever te picknicken en zien enkele Aboriginalkinderen vissen op een dam. Ik huiver. Een paar jaar geleden stond op dezelfde plaats een visser zijn barramundi te fileren, toen plots het water openspleet en er zestig tanden verschenen die de man voor eeuwig de diepte insleurden. Geen geluid, geen gil was hem ontsnapt. Zijn vriend, die in de wagen enkele blikjes bier zocht, had het niet eens gemerkt. Toen hij met twee pilsjes kwam aanlopen, zag hij enkel nog een aardappelmesje drijven. Voor zoutwaterkrokodillen ben je nergens veilig. In 2004 werd in Queensland een man in zijn tent aangevallen. De Brit werkte in een uraniummijn en wou in zijn vrije weekend van een heldere sterrenhemel genieten. Toen hij zijn tentje op het strand van Cape Melville opzette, wist hij niet dat hij die avond de laatste keer de Grote Beer zou zien. ’s Anderendaags vond men in zijn tent enkel nog zijn hoofd terug. Na het verhaal van die Brit kijkt Celine me met grote ogen aan. “Zouden we die boottocht wel doen?” vraagt ze. “Het is een georganiseerde safari, die mannen zullen wel weten waar ze mee bezig zijn, zeker?” Ik klink niet echt overtuigend en dat heeft zijn redenen. In 2002 kreeg Glenn Robless, een gids in Kakadu National Park, drie jaar voorwaardelijk omdat hij ’s nachts een groep toeristen in een van de plaatselijke kreken had laten zwemmen. Dat liep nogal fout af. Terwijl R.E.M’s Nightswimming door de autoboxen schalde, peuzelde een vier meter lange krokodil de Duitse studente Isabel von Jordan op. De zes andere toeristen die met Isabel in het water zaten, hadden niks gemerkt. Pas toen bij de barbecue een bord leeg bleef, sloegen ze alarm. Voor de rechtbank zei Glenn Robless dat hij
Een gezellige cruise op de East Alligator River met de halve Aboriginal Raymond als gids (zie inzet).
Terwijl R.E.M’s Nightswimming door de autoboxen schalde, peuzelde een vier meter lange krokodil de Duitse studente Isabel von Jordan op. De zes andere toeristen in het water hadden niks gemerkt. Pas toen bij de barbecue een bord leeg bleef, sloegen ze alarm.
Big Danny heeft honger We varen in een kleine metalen sloep de rivier af en de eerste minuten is er geen beweging te bespeuren. Toch weet Raymond er de spanning in te houden. “Ik raad jullie aan alle ledematen aan boort te houden. Vorig jaar werd hier nog een visser uit zijn kano gesleurd door Big Danny, de chef van de rivier. Danny is een zes meter lang, dominant mannetje dat hier een beetje verderop graag op een zandbank ligt te zonnen. Laten we eens kijken of hij thuis is.” Raymond stuurt zijn blikken doos naar een eiland en ik word een beetje zenuwachtig. “Zouden we dat wel doen, Raymond? Misschien heeft Danny wel opnieuw zin in een kano.” De man kijkt me aan alsof ik de grootste debiel van het westelijk halfrond ben. “Rond de middag houden krokodillen hun siësta, het is veel te warm om te jagen. Ze zijn vooral ’s nachts actief. Crocs hebben weinig eten nodig en sparen hun voedsel op. Als ze een mens doden, vind je
meestal ergens wel een been of een stuk hoofd terug.” Wat een geruststelling. We zijn intussen aan de overkant van de rivier en van Big Danny is geen spoor. Net als Raymond zijn kar wil keren, gilt Celine mijn trommelvliezen aan diggelen. “Dáár! Een krokodil!” We hadden hem niet eens opgemerkt, maar Big Danny ligt een beetje verderop langs de oever te luieren. Raymond stuurt het bootje meter voor meter naar de zandbank en ik voel het haar op mijn armen rechtkomen. Voor me ligt een beest dat uit het tijdperk van de dinosauriërs stamt, een monster dat geprogrammeerd is om te doden en al 200 miljoen jaar alles op zijn pad verslindt. Op vier meter van de krokodil legt Raymond de motor stil. Ik kijk recht in de groene pupillen van een gepantserd beest. Zijn tanden zijn in een afgrijselijke grijns gegoten. Je ziet het hem zo denken: ‘Dag lieve mensen, ik lijk een brave jongen, maar als één van jullie zijn pootje uitsteekt, staat hij morgen in de krant.’ Een zucht van opluchting giert door mijn lijf als Raymond na enkele seconden het bootje achteruit stuurt. Als ik nog één keer achterom kijk, doet Danny iets vreemds. Hij opent zijn kaken en staart ons secondenlang met opengesperde muil aan. “Raymond, ik vrees dat Danny zijn mond niet meer toe krijgt”, roep ik. De gids schrikt. “Oei, hij heeft honger. Nog een geluk dat we al een eindje van hem verwijderd zijn.”
Hoofd als halsketting Raymond vaart met ons Arnhemland in, een gebied dat aan de Aboriginals werd teruggegeven en waar ze niet echt gesteld zijn op blanke inmenging. “Dit is al vijftigduizend jaar ons land, met onze regels. Het is niet omdat de Britten hier 200 jaar geleden per toeval
C H É M A A R T 2 0 1 0
79
t
zich van plaats had vergist. Onze gids is al niet veel beter. Raymond is een halfbloed Aboriginal die er een duivels genoegen in schept om zijn klanten de daver op het lijf te jagen. “Ik zag jullie daarnet picknicken op de oever”, grijnst hij. “Dat was dus niet zo’n goed idee. Krokodillen zijn acht keer sneller dan een mens; je maakt maar een kans als je minstens vijf meter van de kant wegblijft.” Mijn broodje kip verteert plots iets moeilijker en het wordt er niet beter op als we in de boot stappen. “Mochten we zinken, dan raad ik jullie ten stelligste af de rode reddingsboei te gebruiken”, zegt Raymond. “Rood is de lievelingskleur van de salties, met zo’n boei rond je middel zit je onmiddellijk in de muil van onze vrienden. Daarom hebben we gele reddingsvesten, die vallen iets minder op.”
bijschrift
Ansell sprong op de wegblokkade, schoot één agent door het hoofd en werd zelf dodelijk getroffen door diens collega. De man die model had gestaan voor Crocodile Dundee, stierf de dood van een ordinaire crimineel. “In Arnhemland telt de Australische wet niet. Als een man een vrouw misbruikt, krijgt hij een speer door zijn enkel; zo mankt hij zijn hele leven en weet iedereen wat hij mispeuterd heeft.” langskwamen dat we hier alles gaan veranderen”, zegt Raymond. “De Australische wet telt hier niet, we beslissen zelf wat er met een crimineel gebeurt. Bij ons loopt een verkrachter niet na vijf jaar vrij rond. Als een man een vrouw misbruikt, krijgt hij een speer door zijn enkel: zo mankt hij zijn hele leven en weet iedereen wat hij mispeuterd heeft.” Hoe de Aboriginals in Australië geraakt zijn, is een mysterie. Te voet zijn ze niet gekomen, want zolang de mens bestaat, was Australië een eiland. Ze kunnen ook niet onafhankelijk geëvolueerd zijn, want Australië heeft nooit mensaapachtigen gehad. De enige mogelijkheid is dus dat ze via de zee kwamen, vermoedelijk van een van de eilanden uit de Indonesische archipel. Alleen lijken Aboriginals niet op Aziaten en zouden ze in dat geval veertigduizend jaar vóór alle andere mensenrassen de scheepvaart uitgevonden hebben. Dat is alsof Ambiorix zich in een F16 verplaatste. Bovendien is het nogal vreemd dat mensen zomaar de zee zouden willen oversteken naar een land waarvan ze het bestaan niet kennen. De favoriete hypothese van wetenschappers is dat een vlot met een visser in een zeestorm belandde en per toeval tegen het Australische continent aanknalde. Dan rest de vraag hoe die man zich op het continent heeft kunnen voortplanten. Of er moet een hele vloot door een storm zijn weggeblazen, of de schipper is op zijn stappen teruggekeerd om de rest van het dorp te gaan halen – wat dan weer stuurmansvaardigheden vereist die we niet meteen aan een holbewoner zouden toedichten. Hoe, dat zal nog wel even een raadsel blijven, maar de Aboriginals kwamen hier dus vijftigduizend jaar geleden, en het liep prima tot de Britten op het einde van de 18de eeuw het land koloniseerden. “De blanke man heeft ons volk om zeep geholpen”, zegt Raymond. “Hij nam ons land af, gaf ons zijn ziektes en moordde ons uit.” De gids heeft gelijk. Na honderd jaar kolonisatie bleven er van de één miljoen
80 C H É M A A R T 2 0 1 0
Aboriginals nog maar zestigduizend over. De kolonisten beschouwden hen niet als mensen, maar als een bende apen. In 1805 verklaarde de opperste rechtbank van New South Wales dat Aboriginals niet genoeg verstand hadden om voor een rechtbank te verschijnen. Om het juridische apparaat van het land niet onnodig te belasten, vroeg men aan de kolonisten om hun problemen met de inheemse wilden zelf op te lossen. Met deze openlijke vrijbrief voor een genocide op zak, trokken de kolonisten alle registers open. ’s Zondags jaagden ze niet meer op kangoeroes, maar waren de Aboriginals opgejaagd wild. Nadat ze de autochtonen hadden afgeschoten, voederden ze sommigen aan de honden. Ze verplichtten ook de vrouwen om met het hoofd van hun vermoorde man rond hun nek lopen. Dat ging zo decennia door, tot in 1838 het tij begon te keren. In de grote steden werden de mensen iets verfijnder en sommigen begonnen zich af te vragen of die slachtingen van onschuldige inboorlingen wel nodig waren. De moordpartijen bleven echter doorgaan, tot journalist Edward Hall over de slachting bij Myall Creek berichtte. Een groep blanken was daar in een zoektocht naar gestolen vee op een stam Aboriginals gestoten. Ze hadden niks met de diefstal te maken, maar toch besloten de blanken om 28 Aboriginals, waaronder vrouwen en kinderen, samen tot één grote bal te binden en ze met hun paarden een paar kilometer door de woestijn te slepen. De sukkelaars die daarna nog leefden, werden meedogenloos afgemaakt. De moordpartij van Myall Creek veroorzaakte grote beroering in Sydney en het kwam tot een proces. Daar zeiden de beschuldigden niet te weten dat het doden van Aboriginals verboden was. De jury sprak hen eerst vrij, maar toen onder druk van de publieke opinie een tweede proces volgde, kregen zeven mannen de doodstraf. Het was de eerste keer dat een blanke terechtgesteld werd voor de moord op
50 jaar geleden waren ze nog zo goed als vogelvrij.
eens proberen?” vraagt Celine. Ze kruipt onder de auto en na dertig seconden zakt het wiel vrolijk naar beneden. De ellende moet echter nog beginnen. Onze garagedealer in Darwin is zo vriendelijk geweest om de krik uit onze auto te halen. We kunnen de band onmogelijk vervangen. - “Hoeveel liter water hebben we nog?” “Eentje”, zegt Celine. - “Daar komen we geen twee uur mee toe.” “Er komt wel een tegenligger langs.” -“Heb je er al één gezien vandaag?” “Nee.” Ik begin er rekening mee te houden dat de eerste dag van het nieuwe jaar wel eens mijn laatste op deze planeet kan zijn, als ik in de verte plots een truck zie verschijnen. “Is mijn decolleté diep genoeg?” vraagt Celine terwijl ze zich naar het midden van de weg haast. De tactiek werkt, een stoere trucker stapt met grote passen op onze auto toe, al slinkt zijn enthousiasme als hij mij ziet verschijnen. Na vijf minuten is onze auto opnieuw rijklaar. “Jullie hebben geluk”, zegt hij. “Als ze je moeten komen depanneren, vragen ze 2 dollar per kilometer. De dichtste garage ligt hier ongeveer 800 kilometer vandaan. Reken maar eens uit, heen en terug.” Na een beetje hersenwerk, begint het me te dagen: we hebben net 3.200 dollar (ongeveer 2.060 euro) uitgespaard.
“De dichtste garage? O, dat is maar een kleine 800 kilometer van hier.”
een Aboriginal. Toch duurde het nog een hele tijd voor de Australiërs de Aboriginals als evenwaardige burgers beschouwden. Pas in 1961 kregen de oorspronkelijke bewoners van het continent het Australisch staatsburgerschap.
Klapband in de outback We nemen afscheid van Raymond en die geeft ons nog een tip mee. “Ga naar The Kimberley, daar zijn ze zot van krokodillen.” Ik denk eerst dat Raymond het over een dorpje om de hoek heeft, maar The Kimberley is een streek in het uiterste westen van Noord-Australië. En dus vieren we de jaarwisseling tijdens een dagenlange tocht door de Tanami woestijn, met als enige decor rood zand en dode kangoeroes. Op nieuwjaarsdag, exact halfweg het traject, slaat het noodlot toe. We hebben een klapband. Normaal blijft een mens daar behoorlijk kalm onder, maar als je twee linkerhanden hebt en bij 50 graden in de outback staat te koken, dwalen je gedachten snel af naar de befaamde Burke & Willis-expeditie. Robert O’Hara Burke en William John Willis wilden in 1860-’61 het Australische continent van zuid naar noord doorkruisen, dwars door de outback, toen nog één grote zwarte vlek voor de blanke kolonisators. Dat lukte allemaal nog behoorlijk, maar op de terugweg legden zowel Burke, Willis als nog vijf expeditieleden het loodje onder de loden zon. Slecht één man, John King, maakte de hele expeditie rond en bereikte levend vertrekplaats Melbourne. Waar hij nooit helemaal herstelde van de slopende reis; King werd niet ouder dan 33. Tegen beter weten in kruip ik over het gloeiende zand onder mijn Toyota en merk dat de Japanners het reservewiel met een magische toverformule verzegeld hebben. Na een halfuur peuteren met een staaf in een onzichtbare opening, zit het ding nog steeds muurvast. “Mag ik
Wanneer ik na vier dagen woestijn Wyndham binnenrijd, voelt het alsof we er een expeditie naar Mars op hebben zitten. Het dorp telt amper honderd inwoners, maar naar Noord-Australische normen is het een wereldstad. Wyndham heeft een pompstation, een pub, een restaurant én een hotel – weliswaar allemaal in hetzelfde gebouw – en in de enige straat valt er zelfs een monument te bewonderen! Het is een reuzenkrokodil in aluminium. “CURRENT CYCLONE STATUS: ALL CLEAR”, staat ernaast op een bord te lezen. Wat dit met de krokodil te maken heeft, is me een raadsel. “Hou je vast, volgens mij gaan we hier wat meemaken”, zeg ik tegen Celine. We stappen de pub binnen en een vrouw met een snor begroet ons. “Niet op die kruk gaan zitten! Die is van Les”, snauwt ze me toe. Ik deins een paar meter achteruit. “Sorry, ik wist niet dat iedereen hier zijn privéstek had.” De barvrouw kijkt me ernstig aan. “Niet iedereen, alleen Les. Momenteel sta je op zijn graf.” ‘Les Anderson, °5 May 1931 - † 9 June 2000’, lees ik op de tegel onder me. “Hij zat hier zo graag. Het was zijn wens om onder zijn barkruk begraven te worden”, zegt de snor met tranen in de ogen. Ik kijk rond en zie aan de muur een vergeelde poster hangen van een man die een krokodil voedert. De foto is gesigneerd: ‘Rodney Ansell’. Ansell stond model voor de mythische Crocodile Dundee. In 1977 was de man in The Kimberley vertrokken voor een vistochtje op zee. Aan de monding van de Victorian River viel een zoutwaterkrokodil zijn boot aan. Ze herleidde de schuit tot schroot, maar Ansell kon samen met zijn hond levend het strand bereiken. Hij was duizend kilometer van de bewoonde wereld verwijderd, moest een temperatuur van 50 graden trotseren en had voedsel noch water bij zich. Maar Ansell was een vechter: hij bouwde een vlot en bereikte na 72 uur halfdood de Fitzmaurice River. Daar had hij opnieuw drinkbaar water en versterkte hij de innerlijke mens met sprinkhanen en slakken. Ansell zwierf vervolgens twee maanden door de bush, tot hij door een paar veeboeren gevonden werd. “Het viel best mee,” zei hij aan een journaliste, “het enige wat ik miste, was a good fuck.” Een paar jaar later werd Ansells onwaarschijnlijke survival in een boek gegoten en moest hij plots op literaire tournee. Zijn uitgever had voor hem een vijfsterrenhotel in Sydney geboekt, maar Ansell – die nooit een stad van dichtbij had gezien – sliep er op de grond en gebruikte de
C H É M A A R T 2 0 1 0
81
t
Crocodile Dundee in het echt
Rodney Ansell, alias de échte Crocodile Dundee.
“Kennen jullie Ginger Faye Meadows? Ze is het beroemdste slachtoffer dat een krokodil ooit maakte!” De vrouw buigt zich samenzweerderig naar me toe: “We zijn best fier dat het in The Kimberley gebeurde...”
toiletpot om zijn blikjes bier te koelen. De vreemde man uit de outback ging al snel over de tongen en acteur-schrijver Paul Hogan kreeg het idee om Ansells leven verfilmen in Crocodile Dundee. De film was een kaskraker in 1986, maar de echte Crocodile Dundee kreeg er geen dollarcent van te zien. Terwijl Hogan en co de miljoenen incasseerden, ruimde hij koeienvlaaien op. Een verbitterde Ansell ging aan de zuip, raakte zijn ranch kwijt en begon uiteindelijk vee te stelen. De financiële en gerechtelijke problemen stapelden zich op, waarop zijn vrouw hem verliet en Ansell zich terugtrok in de bush. Daar bekeerde hij zich tot het satanisme, kweekte zijn eigen wiet en begon na een tijdje ook speed te gebruiken. Op 4 augustus 1999 draaide Ansell compleet door. Zonder aanwijsbare reden trok hij met twee geladen revolvers naar een naburige ranch en opende er het vuur. Eén man raakte gewond, en Ansell vluchtte het woud in. Twee politieagenten wierpen een wegbarricade op en konden hun ogen niet geloven toen ze na een paar uur Ansell blootsvoets uit het bos zagen verschijnen. Hij ging op de blokkade staan, schoot één agent door het hoofd en werd zelf dodelijk getroffen door diens collega. De man die in 1988 tot Territorian of the Year was verkozen, stierf de dood van een ordinaire crimineel.
Lekker fotomodel Met een Victorian Bitter in de hand overpeins ik het tragische lot van de man op de poster, als de barvrouw me een folder toestopt. “Zin om lid te worden van The Kimberley Toadbusters? Het lidmaatschap
82 C H É M A A R T 2 0 1 0
is gratis, je moet alleen beloven dat je elke cane toad die je ontmoet, de kop inslaat.” Deze tien centimeter lange pad is de schrik van alle krokodillen, legt de snor uit. Enkele biologen in Queensland, de staat ten oosten van The Northern Territory, besloten in 1935 de exotische cane toad (agapad) te importeren om de schadelijke suikerrietkever te bestrijden. Ze verscheepten 102 agapadden van Hawaï naar Queensland en dropten ze in de suikerrietplantages. De beesten kweekten prima en aten zowat alles: motten, hagedissen, planten, visjes, kikkers, muizen, mieren... Alles behalve suikerrietkevers. De geleerden hadden hun huiswerk blijkbaar niet erg grondig gemaakt, want suikerrietkevers zitten hoog op de stengels en zijn dus ongrijpbaar voor de op de grond levende agapad. Tot overmaat van ramp ontdekte men dat het beest klieren had die bufotoxine bevatten, een gif dat zowat elk dier – ook de zoutwaterkrokodil – in een mum van tijd om het hoekje helpt. Voor ze het in Queensland goed en wel beseften, hadden de padden zich het Australisch staatsburgerschap aangemeten en waren ze in spoedtempo aan een veroveringstocht van het vasteland begonnen. Momenteel springen er in Oost-Australië zo’n 200 miljoen cane toads rond en ze rukken driftig op naar het westen. Ik geef de folder terug aan de barvrouw. “Je mag op me rekenen. Als ik er een tegenkom, gaat hij eraan”, zeg ik beslist. “Wat komen jullie hier eigenlijk doen?” vraagt de snor. “We zijn op zoek naar leuke verhalen over krokodillen”, zeg ik, want de zin om nog eens zo’n beest te ontmoeten, is ons een beetje vergaan. “Kennen jullie Ginger Faye Meadows?” vraagt ze met toegeknepen oogjes. “Is dat niet een Amerikaans topmodel dat door een krokodil werd opgegeten?” vraag ik. Ze knikt heftig. “Het beroemdste slachtoffer dat een krokodil ooit maakte”, fluistert ze. Er valt even een stilte en de vrouw buigt zich samenzweerderig naar me toe: “We zijn best fier dat het in The Kimberley gebeurde...” Het verhaal is bloedstollend. Op 29 maart 1987 vertrok de bloedmooie Ginger Faye Meadows met enkele vrienden voor een tochtje op de Prince Regent River. Toen hun jacht aanmeerde bij de Kings Cascade, een prachtige waterval, splitste de groep. Ginger Meadows ging met Jane Burchet zwemmen en de mannen besloten de klif boven de waterval te beklimmen. Op de top zagen de heren tot hun ontsteltenis een vier meter lange zoutwaterkrokodil op de nietsvermoedende vriendinnen toe zwemmen. Ze schreeuwden hun kelen schor, maar het vallende water overstemde hun geroep. Toen de dames de half ondergedoken snuit van de croc op hen zagen afkomen, bevonden ze zich op een richel onder de klif. Ze konden geen kant uit; achter hen een glibberige rotswand en voor hen een plas water met een krokodil erin. Burchet gooide een plastic schoen op de kop van de krokodil, waarop het beest enkele seconden aarzelde. Hét moment voor Meadows om alles of niets te spelen; in een poging om de oever te bereiken, dook ze het water in. Maar al na enkele meters kreeg het beest haar te pakken. De anderen waren intussen de klif afgedaald, maar Meadows was spoorloos. De kapitein, Patrick Fitzgerald, zette koers naar de richel om de hysterische Jane Burchet te redden, toen hij Meadows plots rechtop uit het water zag verschijnen. De krokodil had haar bij de lenden en duwde haar als een trofee naar boven. “Ze had een verbaasde blik in haar ogen,” zei Fitzgerald, “ze keek me recht aan, maar zei geen woord.” Daarna verdween Meadows voorgoed onder water. Een dag later vonden ze het onfortuinlijke model terug op de plaats van het ongeval. Haar lichaam had geen armen meer en dreef op haar buik in het water. Ginger Faye Meadows zou die dag 24 geworden zijn. Stel je voor dat één van mijn geliefde Ché-babes zo aan haar einde komt. Of ikzelf. Snel weg hier!