Op zoek naar het beest
Vogelen in frodo Zijn vrouwelijke reisgezel wilde liever naar de ‘spermawalvissen’ gaan kijken, maar onze op drie na heldhaftigste medewerker hield het been stijf. Hij sleurde de arme Celine door de meest onherbergzame streken van het Nieuw-Zeelandse Zuidereiland om er zich over te geven aan de edelste aller hobby’s: het vogelen. Tekst: Jeroen Denaeghel Foto’s: Celine Van Cauwenberghe
‘Welkom op de mooiste wandeltocht in Nieuw-Zeeland’, lees ik op een bord aan de busparking. We staan aan het startpunt van de Tongariro Alpine Crossing, een tocht door het vulkanisch plateau van het NieuwZeelandse Noordereiland. Ik zie de besneeuwde top van Mount Ngauruhoe en het haar op mijn armen komt recht. Hier heb ik jaren op gewacht. Vandaag ga ik Frodo en Sméagol achterna. Deze vulkaan is immers de Doemberg uit Peter Jacksons verfilming van In de Ban van de Ring en is voor de fans van Tolkien wat Scherpenheuvel is voor de fans van Ons-Lieve-Vrouwke. Alleen is de helling een stuk steiler en de ondergrond behoorlijk onstabiel. Mijn schoenen zakken keer op keer in het diepe lavazand. De klim heeft alles van een hatelijke sneeuwwandeling. “Watch out!” hoor ik boven me. Een steen zo groot als een voetbal is losgekomen en dondert naar beneden. Hij pingpongt tussen de rotsen en mist op een haar na mijn kale knikker. Celine is er danig van geschrokken. “Zouden we niet terugkeren?” vraagt ze angstig. “Niks van,” zeg ik, “je moet er iets voor over hebben. Voor Frodo was het ook
64 C H É J U N I 2 0 1 0
niet bepaald een wandelingetje op de Kalmthoutse heide.” Pas na twee uur klauteren ligt de krater van de vulkaan voor mijn voeten. Het uitzicht op de top is adembenemend, al verpest de gruwelijke zwavelstank de sfeer wel een beetje. Voor wie het aroma niet kent: een aangebrande scheet komt het best in de buurt. Ik krijg het warm aan mijn kont van de rookpluimen die uit de rotsen opstijgen. “Die vulkaan gaat hier toch niet uitbarsten, hè?” vraagt Celine. Zo onnozel is haar vraag niet. In 2007 nog schrok een klimmer zich een hoedje toen Mount Ruapehu, de buur van Ngauruhoe, boven zijn hoofd uitbarstte.
land 15.540 vierkante kilometer – de grootte van Vlaanderen – onder as, lava en modder. Er vielen 160 doden.
3.000 liter sperma Terwijl we afdalen uit Celine haar twijfels over het beest dat ik in Nieuw-Zeeland wil vinden. De kakapo is een zeldzame papegaai die niet kan vliegen. “Interessant, zijn hier ook vissen die niet kunnen zwemmen?” vraagt ze cynisch. Ik probeer mijn gevederde vriend wat beter te verkopen: “De kakapo weegt 4 kilogram en is daarmee de zwaarste papegaai ter wereld. Hij kan zichzelf tot een ballon opblazen en huilen als een wolf. Hij leeft ’s nachts en kan 100 jaar oud worden.” Celine blijft echter dwars liggen: “Goed zo, dan kan je weer als een autist godganse dagen door je stomme verrekijker staren.” Ze heeft gelijk. Ornithologie is een behoorlijk asociale hobby. Mensen die urenlang naar takken kijken, hebben meestal weinig vrienden. “Waarom zoek je vogels als je hier ook walvissen kan zien?” vraagt Celine.
Ché’s eigenste Sméagol op Mount Doom.
Celine ligt dwars: “Ga je weer als een autist godganse dagen door je stomme verrekijker staren?” Ze heeft gelijk. Ornithologie is een behoorlijk asociale hobby. Mensen die urenlang naar takken kijken, hebben weinig vrienden.
C H É J U N I 2 0 1 0
65
t
Hij kreeg een paar lavablokken tegen zijn kop en werd zwaargewond afgevoerd. De voorbije 100 jaar is de Ruapehu al zes keer uitgebarsten. Op kerstdag 1953 spoelde een lavastroom de treinbrug van Tangiwai weg. Een machinist donderde met zijn 152 passagiers het ravijn in. Maar de ergste natuurramp in de Nieuw-Zeelandse geschiedenis gebeurde bijna 80 jaar eerder. Op 31 mei 1886 hadden twee groepen Engelse toeristen, onafhankelijk van elkaar, op Lake Tarawera een kano met rouwende Maori’s gezien. Ze droegen maskers en waren gekleed in traditionele vlasgewaden. Bij hun terugkomst in het dorpje Te Wairoa veroorzaakte de waarneming van de toeristen grote paniek bij de Maori’s. De ceremoniële kano die ze gezien hadden bestond al 50 jaar niet meer. De priester Tuhuto zag in de spookachtige verschijning een voorteken van rampspoed. Elf dagen later bedolf Mount Tarawera een gebied van
Op zoek naar het beest
Een 20 meter lange grijze gedaante die wat roerloos in het water ligt? Da’s dan 300 dollar!
Elk zijn goesting. Geen drie dagen later staan we op het Zuidereiland voor het gebouw van Whale Watching Kaikoura. Het dorpje Kaikoura is één van de beste plaatsen ter wereld om walvissen te zien. Dat heeft te maken met de diepe zeetroggen voor de kust. In het gebouw schuiven honderden toeristen aan vijf incheckbalies aan voor een boottochtje. De tickets kosten 150 Nieuw-Zeelandse dollar (iets minder dan 80 euro; red.) en in de rijen heerst een irritant straks-gaan-we-naar-de-kermissfeertje. Wanneer ik twee Japanners de walvissen op de postkaarten zie fotograferen, borrelt het zuur op in mijn maag. En dan moet de cinema nog beginnen. De veiligheidsbriefing duurt langer dan een Atlantische overtocht met een roeiboot, maar uiteindelijk schepen we toch met een honderdtal anderen in op een reusachtige catamaran. Het schip heeft een prachtig bovendek, maar daar mogen we niet op. “Als we een walvis zien, sturen we jullie wel naar buiten”, zegt de kapitein. We gaan dan maar zitten in de lederen fauteuils en krijgen een kop koffie. Op een klein podium zit Michael, een gids die op Don Johnson lijkt, dia’s te becommentariëren. “Ooit was Kaikoura het epicentrum van de walvissenjacht, nu verdienen we geld met ernaar te kijken. Is dit niet prachtig, beste mensen?” De sfeer is die van een bejaardentochtje met een Flandriaboot. Michael vertelt dat we vandaag op zoek gaan naar de potvis. Op de dia’s zien we dat het beest een vierkant hoofd heeft en op een onderzeeër lijkt. In het Engels heet de potvis sperm whale. De eerste onderzoekers ontdekten in zijn reusachtig hoofd namelijk een vloeistofreservoir van 3.000 liter. De verlichte geesten dachten dat het sperma was... tot ze bij een wijfje dezelfde wasachtige substantie vonden. Uiteindelijk bleek het olie te zijn die het stijgen en duiken van de potvis reguleert. Als hij diep wil zwemmen, laat de potvis de olie afkoelen: de substantie wordt zwaarder dan water en het logge dier kan zonder inspanning duiken. Bij het opstijgen warmt hij via zijn interne bloedcirculatie de olie weer op.
Heizeldrama in Kaikoura
Onze Heldhaftige staat wat wankel na twee ongevraagde loopings en een kurkentrekker.
66 C H É J U N I 2 0 1 0
“Wisten jullie dat de potvis van een wolfachtige afstamt?” vraagt Michael. “50 miljoen jaar geleden leefde de indohyus in het hedendaagse Kashmir in India. Om zich tegen aanvallen van roofvogels te beschermen, dook het beest regelmatig het water in. Hij slaagde erin om telkens langer onder te blijven en evolueerde uiteindelijk tot een waterdier.” Maar kapitein George onderbreekt Michaels biologieles. Hij heeft geluiden opgevangen op zijn sonartoestel. “Potvis op elf uur! Het bovendek is open”, roept hij door de luidsprekers. Zijn dienstmededeling mist zijn effect niet. Iedereen stormt tegelijk naar de enige buitendeur. Ik zie net hoe een Duitser een schriele Japanner bij zijn kraag grijpt en wegduwt, als Celine op het gangpad naar me komt toe gekropen. “Een agressieve trut heeft mijn zonnebril gebroken”, hijgt ze buiten adem. Een nieuw Heizeldrama lijkt in de maak, tot de kapitein de gemoederen bedaart: “Rustig maar! De potvis is nog aan het opstijgen. Hij zal pas over een kwartier boven komen.” Michael vertelt dat de potvissen drie kwartier tot anderhalf uur hun adem kunnen inhouden. We staan allemaal ingespannen naar de zee te turen, maar Moby Dick laat zich voorlopig niet zien. “Opgepast,” roept Michael iets later door de luidsprekers, “de klikgeluiden zijn opgehouden. Dat wil zeggen dat de potvis in aantocht is.” 40 seconden is het muisstil, tot een Amerikaans nijlpaard het dek bijeen brult. “Dáár is het fonteintje”, roept Michael. En in een mum van tijd lijkt het alsof de Derde Wereldoorlog is losgebroken. Vanuit het niets cirkelen drie helikopters boven ons hoofd en drie andere catamarans komen nu ook aangevaren. Veel meer dan een 20 meter lange grijze gedaante die roerloos in het water ligt, is er nochtans niet te zien. We staan onnozel te gapen tot Michael na vijf minuten opnieuw het woord neemt: “Houd jullie fototoestel klaar, de jongen gaat zo
Albatros aan het spit We rijden zuidwaarts naar de stad Dunedin. Daar ligt Taiaroa Head, de enige plaats ter wereld waar koningalbatrossen broeden op het vasteland. Maar de albatrossen zitten in quarantaine achter prikkeldraad. “Klimmen we erover?” vraagt Celine. “Zou ik niet doen”, waarschuw ik gezagsgetrouw. “Nieuw-Zeelanders zijn nogal van het correcte type. Misschien liggen er landmijnen.” We stappen een klein kantoortje binnen en ontdekken dat ook de albatrossen geld in het laatje moeten brengen. Er zijn drie tarieven: 30, 60 en 100 dollar. “Voor 30 dollar krijg je de vogels tien minuten te zien”, zegt de vrouw achter de balie. “En als je 60 dollar betaalt, krijg je een rondleiding en mag je de beesten ook voederen.” Wat het vip-pakket inhoudt, wil ze niet vertellen. “Dat is een verrassing”, zegt ze met een vette knipoog. Wellicht krijg je dan een albatros mee naar huis, om te roosteren aan het spit. “En, gaan we naar binnen?” vraag ik dan maar. Celine kijkt me streng aan. “Je mag kiezen: naar een stomme vogel koekeloeren of vanavond een lekkere steak archiduc op je bord.” Mijn liefde voor vliegende cloaca’s kent grenzen, dus bedank ik voor de albatros. Gelukkig vind je langs de oostkust van het Zuidereiland nog wildlife waar je níét voor moet betalen. Nog geen 10 minuten later loop ik op het strand bijna tegen een zeeleeuw aan. “Je mag nooit tussen hem en de zee gaan staan”, doceert Celine ernstig. “Dan voelen ze zich ingesloten en vallen ze aan.” Inderdaad, het beest kijkt amper naar ons op, maar wordt een stuk levendiger als twee Hollanders dichterbij komen. Ze
”Ga nooit tussen de zee en een zeeleeuw staan” doceert Celine. “Dan valt hij aan.” Inderdaad, het beest kijkt amper naar ons op, maar wordt een stuk levendiger als twee Hollanders foto’s willen maken vanuit de branding. “Sjongejonge Piet, wat is me dat een leuk beest...”
willen foto’s nemen van in de branding. “Sjongejonge Piet, wat is me dat een leuk beest, zeg”, zegt mevrouw kaaskop tegen manlief. Een seconde later veert de zeeleeuw recht en stormt als Marc Overmars in zijn beste dagen op de oranjeboys af. De twee roepen om hun moeder en kunnen nog net de aanval ontwijken. Wat een geluk dat Abel Tasman een lafaard was, of het liep hier vol van die Hollandse zotten. De Nederlandse ontdekkingsreiziger was de eerste Europeaan in Nieuw-Zeeland. Op 13 december 1642 legde Tasman met twee schepen aan voor de kust van Golden Bay. Nadat hij een sloep met zes matrozen op verkenningstocht had gestuurd, zag hij in de verte een kano met 14 inboorlingen verschijnen. Tasman, in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, besloot hen met een trompetdeuntje te verwelkomen. Helaas interpreteerden de Maori’s, want dat waren ze, het getrompetter als een oorlogsverklaring. Ze ramden de Hollandse sloep en knuppelden vier matrozen dood. Twee lijken hesen ze in de kano en namen ze mee naar het vasteland. Niemand weet wat met de matrozen gebeurde, maar naar alle waarschijnlijkheid zijn ze in een broodje kroket gedraaid. Tasman had het meteen gehad met de Maori’s en durfde geen voet meer aan land te zetten.
Een wip als een godsgeschenk Rond de Maori’s hangen een paar mysteries. Antropologen tasten bijvoorbeeld volledig in het duister over hun afkomst. Volgens de mondelinge overlevering ontdekte ene Kupe het land in het jaar 800. Deze krijger was op de vlucht voor een stamhoofd wiens vrouw hij had ingepikt. Kupe nam haar mee in zijn kano maar crashte in volle zee tegen een reuzenoctopus. De half vernielde boot dreef af naar een land dat hij Aotearoa noemde, ‘het land van de lange witte wolk’. Daar repareerde hij zijn kano en keerde naar zijn vaderland Hawaiki terug. Interessant, alleen weet geen enkele Maori waar Hawaiki juist ligt. Er zijn nogal wat opties: Machu Pichu in Peru, de Paaseilanden, Hawaï, zelfs het beloofde land in de Sinaïwoestijn. Maori’s hebben wel meer mythes die bij de haren zijn getrokken, maar toch nemen wetenschappers het verhaal van Kupe ernstig. Koolstofdateringen uit archeologische opgravingen bewezen dat de eerste mensen inderdaad rond 800 na Christus – bij ons heerste toen Karel De Grote – in Nieuw-Zeeland aankwamen. Omdat ze Oost-Polynesische kunstwerken vonden, vermoedden de archeologen dat Hawaiki wel eens het idyllische Tahiti zou kunnen zijn. Nadat Kupe zijn stamgenoten over zijn ontdekking had verteld, vertrokken twaalf grote kano’s met krijgers naar Aotearoa. Bij hun aankomst vielen hen twee zaken op: er waren geen vierpotige landdieren en de meeste vogels konden niet vliegen. Het ontbreken van zoogdieren heeft te maken met de recente ontstaansgeschiedenis
C H É J U N I 2 0 1 0
67
t
meteen duiken.” Een reusachtige staart verschijnt heel eventjes boven het zeeoppervlak en verdwijnt dan met het beest de diepte in. “Hebben we hiervoor 300 dollar betaald?” vraagt Celine, ontgoocheld tot in het diepst van haar potvislievende hart. Ik doe er nog een schepje bovenop: “Vogels spotten is gratis.”
Op zoek naar het beest We rijden voor de kopgroep in de Ronde van Nieuw-Zeeland uit. Die bestaat uit zes man, maar wordt bijna gehalveerd wanneer Celine plots een vogel ziet. “Daar! Een papegaai!” Ze gooit het stuur om en torpedeert op een haar na drie Cancellara’s het ravijn in. van Nieuw-Zeeland. Het werd pas 2 miljoen jaar geleden vanuit de zee omhooggestuwd. Landdieren hebben zich er nooit kunnen ontwikkelen, enkel vogels konden de oversteek maken. En omdat ze geen natuurlijke vijanden hadden, verloren sommige vogels – zoals de kakapo, de moa en de kiwi – eerst de nood en daarna het vermogen om te vliegen. Ze evolueerden tot loopvogels. Dat liep lekker, tot de Maori’s aan land kwamen. Omdat de varkens die ze hadden meegebracht niet overleefden in het koude klimaat, waren vogels hun enige dierlijke voedselbron. Vooral de kakapo was een makkelijk slachtoffer. Het volstond om aan een struik te schudden en ze vielen er als appels uit. Maar pas toen de Britse kolonisten hun hermelijnen en katten introduceerden, was het hek helemaal van de dam. De beestjes merkten dat het lekkers niet hoog in de bomen zweefde, maar weerloos voor hun voeten liep. Ze richtten een bloedbad aan en in 1950 dacht iedereen dat de kakapo was uitgestorven. Maar nee hoor, in 1977 vonden ze nog twee kleine populaties. 18 mannetjes uit Fjordland moesten samen met 32 mannetjes en 3 (!) wijfjes uit Stewart Island de soort redden. De reddingsoperatie was indrukwekkend. Wetenschappers brachten de vogels naar een eiland dat volledig van roofdieren was gezuiverd. Codfish Island, dat net voor de kust van Stewart Island ligt, telt intussen 91 kakapo’s. Tien
68 C H É J U N I 2 0 1 0
wetenschappers zijn fulltime met de papegaaien bezig. De kakapo’s hebben allemaal een naam. Richard Henry is de bekendste. Hij is 70 jaar en de laatste overlevende van de Fjordlandpopulatie. In 1998 zette Richard Henry het eiland op zijn kop. Op zijn oude dag was Richard Henry nog eens uit de broek gegaan en had Flossie bezwangerd. Het was de eerste keer dat een mannetje uit Fjordland een wijfje van Stewart Island had bevrucht. Zijn wip was een godsgeschenk voor de zwaar onder inteelt gebukte populatie. Het kuiken Sinbad werd als een prins onthaald en de klok rond nauwlettend in de gaten gehouden. Toch liep het bijna fout. Een paar maanden na zijn geboorte moest Sinbad voor onderzoek met het vliegtuig naar Christchurch, de grootste stad op het Zuidereiland. Terwijl de kakapo in business class van zijn pindanootjes genoot, kreeg hij plots ademhalingsproblemen. Een attente stewardess zette hem een zuurstofmasker op en redde zo het dier – en wellicht de totale soort – van de dood. “O, wat een mooi verhaal”, krijst Celine. “Ik wil Sinbad zien!” Haha, als je iets wil van een vrouw, moet je haar moederhart raken. Twee dagen later stappen we met mijn vogelgids en verrekijker op de ferry naar Stewart Island.
Engelsen zijn lekker De Engelse kapitein James Cook was, bijna 130 jaar na Abel Tasman, de eerste Europeaan om in 1770 helemaal rond het land te varen en de kustlijn in kaart te brengen. Hij liet zich in tegenstelling tot zijn Hollandse voorganger niet afschrikken door de Maori’s en legde de basis voor de Britse kolonisatie. Aanvankelijk was de relatie tussen de eerste Engelsen en de Maori’s opperbest. In ruil voor hun landeigendommen leverden de Britten de Maori’s wapens. Maar op een dag leidde één van die handeltjes tot een nationaal drama. In 1839 verkocht John Blenkinsop een kanon aan Maori-opperhoofd Te Rauparaha. Die dacht dat hij een cadeautje kreeg omdat Blenkinsop op zijn eigendom hout had mogen hakken. Te Rauparaha tekende een papiertje voor ontvangst, maar wist niet dat hij zonet de ganse Wairau-vallei, in het noorden van het Zuidereiland,
Tussen de dode grienden We varen met de ferry de Foveaux Straat over. De zee-engte tussen het Zuidereiland en Stewart Island is bekend om zijn ruwe wateren en het duurt niet lang voor Celine en ik boven het kotszakje hangen. Pas wanneer we de rustige haven van Oban binnenvaren is mijn maag leeg. Het enige dorp van Stewart Island telt een twintigtal huizen en één café dat ook dienstdoet als hotel en restaurant. In dat Seaside Hotel lijkt het alsof de tijd twee eeuwen heeft stilgestaan. Drie zeebonken die op 19de-eeuwse walvisjagers lijken, bekijken ons van kop tot teen. “Wat komen jullie hier zoeken?” vraagt een man met rubberen laarzen. “De kakapo”, zeg ik ernstig. Het hele café schiet in de lach. “Niemand mag Codfish Island op”, zegt een kerel die Steve heet. “Je kan je opgeven als vrijwilliger om eieren te rapen. Maar er is een wachtlijst tot 2013.” De ontgoocheling staat op mijn gezicht te lezen. Maar Steve weet raad: “Nu je hier toch bent, waarom ga je geen kiwi’s zoeken? De meeste kans om ze te zien heb je aan de andere kant van het eiland. Als je wil drop ik jullie daar.” Een uur later kijk ik met de billen dichtgeknepen door het raampje van een sportvliegtuig. Steve is een stuntpiloot in zijn vrije tijd. Na twee loopings en een kurkentrekker lijkt mijn gezicht op dat van The Joker uit The Dark Knight. De seconden lijken uren, tot Steve het vliegtuig neerzet op het uitgestrekte strand van Mason Bay. Bij het uitstappen schrik ik me kapot: voor ons liggen een twintigtal dode walvissen. “Het zijn grienden, een soort dolfijnen die op walvissen gelijken”,
De tactiek van de briljante eenogige chief Titokowaru was zo snel mogelijk schrik aanjagen. De eerste blanke die ze in een veldslag te pakken kregen, rukten ze het hart uit. Dat aten ze op voor de ogen van de vijand. zegt Steve. “Ze zijn gisteren aangespoeld. Waarschijnlijk is een jong de weg verloren en zijn de anderen hem gevolgd. In 2003 hebben we nog honderden grienden gered door vanuit een vliegtuig een dominant mannetje neer te knallen. De grienden volgden hem blindelings naar het strand. Ze zouden een zekere dood gestorven zijn.” Dichterbij merk ik dat de zwarte beesten met een mes zijn opengesneden. “Als we dat niet doen, ontploffen ze. Ze stapelen methaan op,” zegt Steve. Hij neemt afscheid en laat ons op het strand achter. “Het is 51 kilometer stappen tot in Oban, veel succes met jullie kiwispeurtocht.”
Kiwi’s, kea’s en coureurs Al snel begin ik me deze trip te beklagen. Steve had verteld dat het pad er vochtig bij lag. Dan verwacht je hier en daar een plasje, toch geen modderbad tot aan je navel. Na drie uur wandelen horen we geritsel. We zien een kiwi het pad oplopen. “Hij loopt naar ons!” panikeert Celine. Sterker, de vogel wandelt doodleuk tussen mijn benen door. Kiwi’s zijn stekeblind en vertrouwen op hun sterk ontwikkeld reukvermogen. Ze hebben twee neusgaten die duidelijk zichtbaar zijn aan hun snavel. De vogels hebben zich volledig aangepast aan het landleven. Hun beenderen zitten net als bij zoogdieren vol merg, terwijl gewone vogels holle botten hebben. De kiwi is trouwens de naaste verwante van de legendarische moa, de grootste vogel die ooit in Nieuw-Zeeland leefde. Het beest kon 3 meter hoog worden en woog 250 kilogram. Jammer genoeg was hij het favoriete hapje van de Maori’s. Na zeven eeuwen jagen was de vogel volledig uitgeroeid. Wetenschappers denken dat het kannibalisme van de Maori’s verband houdt met het verdwijnen van de moa. Om hun tekort aan dierlijke eiwitten te compenseren, waren ze wel verplicht om mensenvlees te eten. Na drie dagen zwoegen, komen we uitgeput terug in Oban aan. Uitgehongerd stormen we de pub binnen voor een dubbele portie fish and chips. Hier heb ik terug gsm-bereik. Er zit een verlossend berichtje in mijn mailbox. Ik ben welkom bij Paddy Freaney, de man die in 1993 een moa fotografeerde. Paddy was paracommando in het Britse leger en daarna een succesvol alpinist. In 1976 beklom hij als eerste in één zomer de 33 hoogste bergen (allen hoger dan 3.000m) van Nieuw-Zeeland. Die prestatie maakte hem wereldberoemd in het klimmersmilieu. Hij woont op het Zuidereiland in Arthur’s Pass, het hoogste dorp van Nieuw-Zeeland. Terwijl we sputterend de haarspeldbochten nemen, valt het me op dat er nogal veel fietsers onderweg zijn. Pas wanneer er zestig
C H É J U N I 2 0 1 0
69
t
had verkocht. Een paar jaar later verkocht Blenkinsop de gronden door aan kolonel Arthur Wakefield. Die trok met enkele soldaten naar Te Rauparaha en vroeg hem en zijn stam de vallei te verlaten. Te Rauparaha weigerde en de discussie liep uit de hand. Eén van Wakefields soldaten loste een schot dat Te Rauparaha’s vrouw doodde. Het opperhoofd was niet van het vergevingsgezinde type. Hij en zijn mannen slachtten de 22 blanke soldaten, inclusief Wakefield, tot de laatste man af. De massamoord van Wairau was de aanleiding voor de Nieuw-Zeelandse oorlogen. De Maori’s beseften dat ze hun gronden voor een appel en een ei hadden verkocht en voelden zich bedrogen. 30 jaar duurde het voor de Britten de Maori’s onder de knoet kregen. In 1868 was de briljante eenogige chief Titokowaru zelfs dicht bij de overwinning. Zijn tactiek was de vijand zo snel mogelijk schrik aan te jagen. De eerste blanke die ze tijdens een veldslag te pakken kregen, rukten ze het hart uit. Dat aten ze op voor de ogen van de vijand. Titokowaru beweerde dat hij een profeet was die van God het kannibalisme moest promoten. Terwijl hij op het slagveld gebeden tot de hemel schreeuwde, dwong hij zijn manschappen om mensenvlees te eten. Na een paar smadelijke nederlagen van de Britten, stonden ze op het punt de handdoek in de ring te gooien. Maar net op dat moment maakte Titokowaru een blunder: hij dook met de vrouw van een onderofficier in bed en verloor het respect van zijn krijgers. Zijn leger werd ontbonden en de Britten kregen de overwinning cadeau.
De moa werd opgegeten door de Maori. Maar is hij wel écht uitgestorven?
man aan onze bumper hangt, besef ik dat we in het midden van een wielerwedstrijd zitten. Het is de Ronde van Nieuw-Zeeland, een koers die op de Ronde van Burkina Faso lijkt. Alleen zitten de apen niet op het dak van de bezemwagen, maar in de wagen van de koersdirectie. Bij een T-splitsing zijn ze vergeten wegwijzers te zetten, waardoor het peloton de weg niet meer weet. De chaos is compleet, sommigen rijden op goed geluk verder, anderen duiken het café in. “Mooi,” zeg ik tegen Celine, “dat deden ze in de tijd van de Flandriens ook.” Hoe het gegaan is, weet ik niet, maar een halfuur later rijden we plots voor de kopgroep uit. Die bestaat uit zes man, maar wordt bijna gehalveerd wanneer Celine plots een vogel ziet. “Daar! Een papegaai!” roept ze. Ze gooit het stuur om en torpedeert op een haar na de drie Cancellara’s die in ons wiel kleven het ravijn in. De vogel is een kea, de enige papegaai die boven de boomgrens leeft. Het zou de slimste vogel ter wereld zijn. Hij heeft het IQ van een zesjarig kind, kan logische puzzels oplossen en peutert zonder probleem de rits van een rugzak open. De kea zet ook graag zijn snavel in de nek van een schaap, want hij is verzot op schapenbloed. De plaatselijke boeren vonden dat niet zo prettig. Ze wilden de ‘vampier van de bergen’ uit de weg ruimen, zeker nadat het gerucht verspreid werd dat de kea het ook op de aorta’s van baby’s had gemunt. In geen tijd bleven nog maar 5.000 van de 3 miljoen kea’s over. Momenteel vind je ze vooral aan skistations en picknickplaatsen, omdat ze weten dat daar veel toeristen komen. Ze laten er zich gewillig voederen. De vogels verliezen zo echter het instinct om zelf naar voedsel te zoeken. Zodra de toeristen wegblijven, breekt hen dat zuur op: de laatste jaren sterven meer en meer kea’s de hongerdood.
“Ik ben de toeristen moe. Op een dag stonden zestig Japanners in camouflagekledij met paintballgeweren voor mijn deur. Een reisbureau in Tokyo had hen een weekje moa jagen verkocht.”
70 C H É J U N I 2 0 1 0
De kea heeft het IQ van een 6-jarig kind. Geruchten gaan dat hij Ikea-kasten in elkaar kan zetten.
De moa van Paddy Freany Wanneer we Arthur’s Pass binnenrijden, duikt een reusachtige moa voor ons op. Het beest is geen 3 maar 6 meter lang en staart ons aan vanop een rots. Paddy Freaney pootte het standbeeld neer op de parking van zijn hotel. Velen vermoeden dat hij het verhaal van de foto ensceneerde om toeristen te lokken. “Paddy is een fantast”, zegt de nieuwe eigenaar van het Bealey Hotel. “Hij heeft gewoon een ontsnapte struisvogel gezien.” Bij Paddy zelf is de sfeer allerminst hartelijk. “Schoenen uit en maak het kort.” Hij is de soap rond zijn persoon moe. “Ik wou dat ik die moa nooit had gezien”, zegt hij. “Sinds die dag ken ik geen rust meer. Honderden journalisten en cameraploegen zijn langsgekomen. De meesten zaten me gewoon uit te lachen. Maar ik kan alleen vertellen wat ik gezien heb. Rochelle Rafferty, Sam Waby en ik waren aan het jagen in Craigieburn Plains. Sam stopte om te drinken aan een kreek, toen er ineens een reusachtige vogel verscheen. Hij had een lange nek en stak anderhalve meter boven het struikgewas uit. ‘Shit,’ dacht ik, ‘dat is een moa.’ Sam zag het beest ook. Zijn ogen rolden uit zijn kassen. Het beest schrok en zette het op een lopen. Ik kroop vliegensvlug over enkele rotsen en kon nog net een foto nemen. Nooit hebben we aan elkaar gevraagd wat we juist gezien hadden. We wisten dat het een moa was.” Aanvankelijk besliste het trio niets te zeggen. “Ze zouden ons gek verklaard hebben”, zegt Paddy. “Als er niks op het filmrolletje had gestaan, was ik er ook nooit mee naar buiten gekomen. Maar toen ik de foto’s zag, zag ik duidelijk een vreemd dier. Een bevriend journalist smeekte me om ze te mogen publiceren.” Het nieuws sloeg in als een bom en enkele zoölogen namen de waarneming ernstig. Vooral toen twee Duitse wandelaars verklaarden dat ze een maand eerder, in dezelfde streek, ook een grote, vreemde vogel hadden gezien. Volgens de bevoegde overheidsdienst was Paddy een ontsnapte struisvogel tegen het lijf gelopen. Ze weigerden de waarneming te onderzoeken en lieten zo volgens Paddy de ontdekking van de eeuw liggen. “Ze zijn zelfs niet naar de voetafdrukken komen kijken!” raast hij. “Ze hadden schrik voor de centen. Bij het ontdekken van een nieuwe diersoort, moet de overheid een managementplan uitwerken om het beest te beschermen. Alleen al een afrastering rond het park kost miljoenen.” Sommigen beschuldigden hem van een commerciële stunt. “Ach man, we hadden geen extra klanten nodig”, zegt Paddy geïrriteerd. “Ik heb het hotel verkocht omdat ik de toeristen moe was. Op een dag stonden zestig Japanners voor mijn deur. Ze droegen camouflagekledij en hadden paintballgeweren bij. ‘Waar zit dat beest?’ vroegen ze. Een reisbureau in Tokyo had hen een weekje moa jagen verkocht.” Paddy is overtuigd dat er nog steeds moa’s in Nieuw-Zeeland rondlopen. “De Maori’s kunnen ze nooit allemáál uitgeroeid hebben. 80 procent van Fjordland is nog nooit door een mens betreden. Wie zegt dat ze daar niet op hun gemak voortleven? De kakapo hebben ze toch ook herontdekt? Trouwens, weet je wat Fjordlanders onder elkaar over de moa vertellen?” Paddy buigt zich samenzweerderig voorover. “Natuurlijk bestaat hij, alleen hoeft niemand dat te weten.”