dude dutch designers magazine
juli 2014
HEY DUDE TEKST FREEK KROESBERGEN
Harald heeft een punt. Groei is een vreemde maatstaf. Natuurlijk, een gezond bedrijf vergt een gezonde inkomstenstroom. Daar moet je naartoe groeien. Volwassen worden. Maar dan? Blijft groei het doel? En wat als je te snel groeit? Wat doet dat met de ziel van je bureau? Wat doet dat met jou? Een ding is zeker: of je nu groot bent of niet, een ouwe rot of fruitig, een eenling of design duo met je hartsvriendin, een radertje in een bureau van vijftig man of de eindbaas van datzelfde bureau, we zijn allemaal Dutch designers. Die hebben te maken met Dutch clients, Dutch law en Dutch kwesties. Dan is het goed om te kunnen aankloppen bij een club van en voor, jawel, ontwerpers. Die in elke fase van je loopbaan of bedrijf met je kan meedenken en je kan adviseren bij alle issues die spelen in je vak. De BNO is die club. En dit is ons magazine. Voor alle designers van Nederland. bno.nl/dude
dude
harald dunnink
HARALD DUNNINK Zijn betrokkenheid bij De Correspondent gaat verder dan die van een ontwerper als regulier opdrachtnemer. Enthousiast geraakt door het concept besloot Harald Dunnink, oprichter en creatief directeur van Momkai, als mede-ondernemer in het online nieuwsplatform De Correspondent te stappen. En dit is niet de enige keer dat Dunnink dat deed. Zijn digitaal ontwerpbureau kenmerkt zich door een mix van creatieve dwarsheid en zakelijkheid. Dunnink lijkt daarmee de eigenschappen en vaardigheden in zich te verenigen die tegenwoordig van een creatief ondernemer worden verlangd. TEKST FLOOR VAN ESSEN × PORTRET ROBIN DE PUY
20
21
harald dunnink
BIG BRANDS Juist de grote merken waar Momkai direct voor werkt aan mondiale projecten, zoals Red Bull in Oostenrijk, Bugaboo in Nederland of Zegna in Milaan, gunnen het bureau vaak het meeste vertrouwen in het design. Dat werkt bevrijdend voor een ontwerper als Harald Dunnink die daarmee een duidelijk mandaat krijgt. Bijvoorbeeld bij Red Bull Studios om rigoureus te breken met rommelige uitingen en een strakke ‘magazine look’
HARALD DUNNINK
neer te zetten.
— SINDS 1981 — Oprichter en creatief directeur van Momkai. Met aansprekende namen als Nike, Red Bull, Bugaboo, G-Star en De Correspondent in de portefeuille en een hele trits prijzen op zak kan het bureau met recht succesvol worden genoemd.
‘ je bent je eigen investeerder, maar op een gegeven moment heb je wel genoeg leergeld betaald ’ Het succes dat Harald Dunnink momenteel heeft met Momkai komt hem ogenschijnlijk aanwaaien. Maar een gesprek met hem leert dat schijn bedriegt. Dunnink legt de kwaliteitslat voor zijn werk hoog en vraagt daarmee van zichzelf en van zijn mede werkers het nodige. Daarbij is hij doelgericht, maakt hij heel bewust keuzes, durft hij te investeren én is hij niet bang geweest leergeld te betalen. Zijn duurste les? Daar kan hij op aanraden van zijn advocaat op dit moment helaas niet over uitweiden. Dunnink: ‘Ik heb veel geleerd in die zin dat je dingen zakelijk harder moet aanpakken en vooraf op papier moet zetten.’ Hij vindt het dan ook jammer dat hij nu niet kan delen wat hem met een eerder ontwerp en een door Momkai ontwikkeld verdienmodel overkwam. Vooral omdat Dunnink andere ontwerpers zou willen waarschuwen dat hen dit ook kan overkomen. Aan de andere kant is hij blij
22
dat hij samen met zijn compagnon Sebastian Kersten nu de weg naar de advocaat wel weet te vinden. Tegenwoordig pakken ze plagiaat direct aan, ook als statement namens alle Nederlandse ontwerpers. In Dunninks ogen is er een grens bereikt: creatieve kwaliteit verdient bescherming. Vooral in de beginjaren van Momkai kon Harald Dunnink het zich permitteren om leergeld te betalen. Hij was nog jong, niet gewend geld te verdienen en zijn vrienden zaten in precies dezelfde positie. Wel is hij vanaf het eerste moment van zijn carrière heel doelgericht geweest. Bewust koos hij ervoor om ook commerciële klanten in de portefeuille van Momkai op te nemen waar hij met evenveel liefde en aandacht voor werkte. ‘Op die manier hadden we de ruimte om voor andersoortige opdracht gevers of in zelfgeïnitieerde projecten dingen te proberen. Het een is de voorfinanciering van het ander. Mensen weten vaak niet wat je kunt maken dus je moet iets vinden waarin je dat kunt tonen.’ Ook is Dunnink er van meet af aan op gericht geweest voor bepaalde A-merken te werken, bij voorkeur niet als onderaannemer. Het feit dat zij iedereen konden kiezen maar juist met Momkai in zee gingen gaf hem zelfvertrouwen.
‘Als je voor grotere (inter)nationale klanten werkt, krijg je bovendien de ruimte en het budget om te maken wat je echt wil. Ik ben er altijd van uitgegaan dat het succes van dat werk weer zou afstralen op het volgende.’
‘ groei is een vreemde maatstaf ’ Juist dat is ook de reden dat Harald Dunnink in het verleden vaak bereid is geweest veel meer uren in een ontwerp te steken dan hij kon declareren. ‘Door lang te “overreachen” hebben we misschien deels onnodig veel weggegeven, maar daar ga ik me niet voor excuseren. Op die manier hebben we ook alle stappen gemaakt om dát werk te tonen waar mensen nu op afkomen. Je bent je eigen investeerder. Maar op een gegeven moment heb je wel genoeg leergeld betaald; tegenwoordig zijn we scherper op ons projectmanagement. We hebben daar een keer een analyse op losgelaten, eigen urenregistratiesoftware ontworpen en ontwikkeld, plus we hebben een goede senior projectmanager aangenomen. Dat strakker managen op uren werkt goed, vooral bij commerciële opdrachtgevers.’
MR. TEAMBUILDING Op de vraag welke vaardigheden ontwerpers tegenwoordig nodig hebben om succesvol te kunnen ondernemen wijst Dunnink onmiddellijk op het belang van ‘teamwork’. Zeker in het digitale veld is het onmogelijk solitair te werken; als ontwerper kun je een visie of vorm neerzetten maar een developer blaast het feitelijke leven in je ontwerp, dat is een gezamenlijk proces. Los daarvan gelooft Harald Dunnink heilig in de toegevoegde waarde van het werken in teams. ‘Een samenwerkingsverband hoeft niet grootschalig te zijn. Maar het werkt niet als je alles in je eentje wil doen. Je moet weten waar je goed in bent en mensen aantrekken die jouw minder sterke kanten aanvullen. Al in het begin heb ik mijn compagnon Sebastian Kersten erbij gevraagd. We zitten “fiftyfifty” in Momkai, hij is technisch eindverantwoordelijk. Ook ontwerp ik nu negen jaar samen met Martijn van Dam; wat een talent, ik kan veel meer doordat ik met hem werk in plaats van alleen.’ Het werken in teamverband – het bureau telt nu tweeëntwintig vaste medewerkers – is voor Harald Dunnink bovendien nodig om díe kwaliteit te leveren die hij beoogt. ‘Ik heb altijd ingezet op een vast team en nooit echt met freelancers gewerkt. Voor het soort werk
23
dat wij doen zijn niet per se veel ontwerpers nodig maar wel veel gedreven developers; zonder hen bestaat ons werk niet. Met een goede groep mensen kom je tot je beste werk. Bovendien ben je dan in staat om direct voor opdrachtgevers te werken en kun je samenwerkingsverbanden met andere bureaus voorkomen. Er zijn goede uitzonderingen, maar ik heb in het verleden ervaren dat het binnen dat soort constructies vaak diffuus wordt waar dingen vandaan komen. Ook heb ik gemerkt dat mensen dingen vaak net te vroeg goed vinden, dat ze niet genoeg van zichzelf eisen en niet ver genoeg gaan. Als je een vast team opbouwt, dan kan je dat ook veel meer uitdragen. Het werk hoeft er bovendien niet vervelend van te worden, je hóeft niet als een Steve Jobs iedereen uit te schelden.’ Harald Dunnink kiest ervoor zijn bureau niet té groot te laten worden. Liever wil hij selectief kunnen zijn en nee kunnen zeggen dan dat hij voor alles en iedereen werkt en vaak opdrachten wel aan móet nemen om de lonen van zijn personeel te kunnen uitbetalen. ‘Groei is een vreemde maatstaf. Zo dubieus als het is dat we als maatschappij de groei van het bruto binnenlands product als eenheid hanteren om te vertellen hoe
‘ het grootste streven in al mijn werk is het creëren van rust ’
het met ons gaat, zo vreemd is het dat veel ondernemers de omvang van hun bedrijf als de maatgeving voor zakelijk succes zien. De som is eerder: dat wat je bijdraagt aan het bestaan van anderen plus of je er zelf gelukkig van wordt gedeeld door of je er van kan leven. Dat is wat telt. De complexiteit van mijn vakgebied gecombineerd met de beperkte omvang van ons bureau vereist wel dat we steeds bewustere keuzes maken. Zo kan ik op dit moment niet een “dedicated” iOS development-tak draaiend houden. We zetten in op een ontwerpaanpak voor het web die op alle schermen goed werkt, het zogeheten “responsive design”, omdat we gebruikers universele toegang willen bieden.’ MR. DIGITAL De keuze voor digitaal ontwerp die Harald Dunnink al tijdens zijn opleiding maakte is een gelukkige geweest. Het is de enige ontwerpdiscipline die de klappen van de crisis niet voelt. Dunnink is wel verbaasd dat zijn vakgebied binnen het ontwerpvak nog altijd niet breed is opgepakt en niet goed wordt begrepen of gewaardeerd. Om voor buitenstaanders meer te laten leven wat hij doet maar ook omdat het voor hemzelf inspirerend werkt, vergelijkt hij zichzelf vaak met een architect. ‘Digitaal heeft één
dude
harald dunnink
ONDERNEMERSCHAP
MOTTO’S
Bij projecten als De Correspon
1 ‘Je kan nooit te veel vragen
dent en electronicamerk Lowdi
stellen. Voed je verwondering.’
neemt Momkai ook deel in de
onderneming. Zo is Momkai als
2 ‘Als je hebt gekozen om aan
mede-oprichter vanaf het begin
iets te werken, werk dan altijd
betrokken bij het creëren van
met volledige focus en overgave.
deze merken: van de naamgeving,
Anders doe je het half. Had je net
huisstijl, campagnes, verpak
zo goed niet kunnen beginnen.’
kingen, interfaces tot en met de technische realisatie. Zo houdt
3 ‘Goed ontwerp bestaat bij
Momkai grip op zowel de gehele
de gratie van taal. Alleen door
gebruikerservaring als de
een goed verhaal kan je mensen
zakelijke voortgang.
meenemen naar het onbekende en werkelijk vernieuwend werk maken.’
4 ‘Digitaal ontwerp kan alleen bestaan als developers het leven erin blazen. Ze verdienen het om net als in de Formule 1 constructeurstitels te winnen.’
aspect dat jammer is en dat is dat het zo ongrijpbaar is. Je zet je computer uit en het is weg. Het gelaagde en de complexiteit van digitaal ontwerp maken dat het intellectueel uitdagender is dan grafisch ontwerp. Je wil dat gebruikers niet door hebben voor welk scherm iets is ontworpen, voor welke browser, welke taal, met welke download snelheid of het geluid aan of uit staat. Dat zijn onderdelen van de gelaagdheid. Het zit hem bijvoorbeeld ook sterk in de transformatie die je ontwerp ondergaat door de interactie met de gebruiker. Digitaal ontwerp is daarin heel dienstbaar en ik vind het zelf het mooist als het een bepaald nut dient. Het is ons nog nooit gelukt om voor digitaal ontwerp subsidie aan te vragen. Digitaal werd altijd beschouwd als een flyer online, wat ik diep beledigend vind. Ik vind het ook spijtig dat in een project als DutchDFA amper aandacht wordt besteed aan digitaal ontwerp en áls het wordt gedaan dat het dan heel artistiek verantwoord digitaal ontwerp is zoals van Lust, wiens intrigerende concepten ik overigens een warm hart toedraag.’ Als beginneling had Harald Dunnink de naïeve gedachte dat je prijzen verdiende en je daarvoor werd geselecteerd vanwege de kwaliteit van je werk. Het inzicht dat dit
‘ ik mis vaak de schoonheid van de lange adem ’ alles behalve waar is geeft Dunnink geen prettig gevoel en heeft hem doen besluiten hier heel rationeel mee om te gaan. ‘Je wordt niet geselecteerd voor prijzen, je moet ervoor inzenden en voor het inzenden moet je betalen. Het zijn gewoon bedrijven die er baat bij hebben zoveel mogelijk categorieën te verzinnen. Helemaal onprettig is het als een jurylid suggereert dat je iets moet inzenden omdat hij in de jury zit. Toen ik dat een keer meemaakte, dacht ik: Hè, zegt hij dat nou echt?’ Ondanks zijn weerzin ten aanzien van prijzen heeft Harald Dunnink besloten te proberen alles in elk geval één keer te winnen. ‘Vakprijzen horen er nu eenmaal bij.’ Als hij alles twee keer of meer heeft gewonnen kan de ‘checkbox’ op ‘multiple’. Daarna zendt hij alleen nog maar in voor prijzen die hij echt wil winnen. Dat zullen voornamelijk internationale prijzen zijn omdat hij daarbij in elk geval de illusie kan hebben dat hij die echt verdient. ‘Internationaal is het zeg maar zo groot dat ik de juryleden niet meer ken.’
26
MR. PERFECT Zo strategisch als Harald Dunnink omgaat met het inzenden voor prijzen, zo doordacht presenteert hij ook zijn portfolio. Op de site van Momkai is een zeer beperkte selectie van alle projecten te zien die het ontwerpbureau sinds de oprichting de afgelopen twaalf jaar heeft gemaakt. Harald Dunnink wil alleen werk laten zien dat naar zijn idee gelukt is, waarin het idee of de visie van Momkai nog herkenbaar is of wat hij esthetisch nog goed vindt. Het is tekenend voor de drang naar perfectie die Dunnink tentoonspreidt en geeft tegelijkertijd inhoud aan zijn adagium dat goed werk werk genereert. Doordat hij zijn eigen ontwerpbureau heeft is Harald Dunnink in staat de regie over wat hij maakt helemaal naar Momkai toe te trekken. ‘Een holistische aanpak en het creëren van een totaalmerk vind ik eigenlijk het mooist. Ik benader de ontwerpen die we maken dan ook het liefst als totaalontwerp waarbij er een duidelijke toets door alles zit, met veel oog voor detail. Het grootste streven in al mijn werk is het creëren van rust. De ruimte voor een boodschap om werkelijk binnen te komen.’
Harald Dunnink lijkt niet alleen het werk voor zijn opdrachtgevers als totaalontwerp te benaderen maar trekt deze lijn door naar
zijn eigen studio. Hij benadrukt het belang dat hij hecht aan de manier waarop dingen worden gemanaged en de cultuur die je creëert binnen een team en ook Dunninks oog voor detail vindt zijn weerklank in zijn eigen bedrijfsvoering. Zo zijn de mails die hij stuurt opgemaakt als een prachtig blokje tekst, geschreven in begrijpelijke taal en correct qua spelling, iets dat niet altijd het geval is in de ontwerpwereld. ‘In tegenstelling tot veel andere bureaus of bijvoorbeeld de reclamewereld verheerlijk ik het manage mentaspect niet. Ik wil zelf graag met mijn voeten in de klei blijven staan en bij de concept- en ontwerpfase betrokken blijven. Ook heb ik als werkgever altijd marktconform willen zitten en geef ik mijn medewerkers het vertrouwen dat ze binnen de stijl van Momkai hún werk kunnen maken en hun eigen grenzen verleggen. Je moet goede mensen goed gereedschap geven en een goede beloning. Ik vind het belangrijk dat mijn team het werken bij Momkai als prettig ervaart en er binnen het team een goede sfeer van gedrevenheid heerst.’
Mensen vragen hem weleens of hij na zoveel jaar Momkai niet eens iets anders wil. Hoewel hij het zich weleens afvraagt, zoals recentelijk nog toen hij zoveel tijd stak in De Correspondent dat hij twee fulltimebanen leek te hebben, waardeert Harald Dunnink de studio en zijn samenwerking met Sebastian Kersten heel erg. ‘Onze studio is de tekentafel, geen doel op zich; het is een omgeving die ik kan blijven bijschaven. Ik wil dat de ontwerpen die we maken voor onze opdrachtgevers geen eendagsvliegen zijn, net zo min wil ik dat onze studio dat is. Ik mis vaak de schoonheid van de lange adem. Een sporter als Xavi die continu een heel hoog niveau raakt, vind ik heel inspirerend. Ik zoek de verandering daarom meer in bepaalde projecten, bijvoorbeeld van een grotere schaal, met meer impact of meer vrijheid. Behalve dat halen van een hoog niveau vind ik het belangrijk dat we ervan kunnen leven. Maar ik wil niet dat alles uitgekristalliseerd is en er bijvoorbeeld een financieel “mastermind” aan het hoofd staat, daar zit namelijk ook de kracht in.’
27
Over de stelling dat Harald Dunnink getalenteerder is dan andere ontwerpers, vindt hij dat anderen mogen oordelen. Zelf gaat hij ervan uit dat zijn succes te danken is aan het feit dat hij creatief gefocust is en investeert in goed werk, goed werk voor zijn opdrachtgevers maar ook qua eigen bedrijfsvoering. En waar de factor geluk soms aan de orde is, speelt vooral ook goede timing en het herkennen van kansen. Dunnink: ‘Een voetballer zei ooit: Het trucje dat ik doe, kan jij ook. Maar dat ik bij een topclub speel, en jij niet, komt doordat ik het trucje precies op het juiste moment kan.’ WWW.MOMKAI.COM
harald dunnink
‘ wij maken ons eigen nieuws: van nieuws naar nieuw ’
— CASE — DE CORRESPONDENT
‘ het gaat juist om de verteller, dat is degene die het verhaal tot leven brengt ’
Harald Dunninks beste ‘trucje op het juiste moment’ is zonder twijfel De Correspondent: ‘Op dit moment ons mooiste project. Het beste werk dat we maken, is als we een podium maken voor de verhalen van anderen. En boven alles verdienen deze verhalen het om gelezen te worden.’
en zaligheid in te springen. Je moet op een gegeven moment zien wie die potentie heeft. Daartegenover staan dingen die niet lukten, waar je op je bek ging, plus de driehonderd projecten die je ernaast moet doen om zo’n periode te overleven.’
volgen en actief met ze interacteren. Ze betalen daarvoor zestig euro per jaar. Wijnberg – die met Dunnink op het podium van de sociale designconferentie What Design Can Do het project uit de doeken deed – weet waarom: ‘Het nieuws gaat altijd over uitzonderingen. Wij schrijven juist over de regels, over de systemen die de wereld beheersen. Waar de rest de nieuwsagenda volgt – het nieuws is dat wat er in het nieuws is – maken wij ons eigen nieuws. Van nieuws naar nieuw.’
Nu, nog geen jaar later, heeft het platform meer dan dertigduizend leden: betrokken lezers die hun favoriete correspondenten
De unieke visie wordt gesterkt door het design. Dunnink: ‘Het was belangrijk dat het online platform op elk soort apparaat
TEKST FREEK KROESBERGEN
Het verhaal begint bij journalist, filosoof en publicist Rob Wijnberg (1982). Na een bliksemcarrière in de journalistiek, die eindigt met zijn ontslag als hoofdredacteur van NRC Next, zoekt hij een manier om een vernieuwend online journalistiek platform te realiseren. Een gesprek met Dunnink geeft na twintig minuten uitsluitsel. De heren blijken in hun filosofie over journalistiek en design de perfecte match.
DURF En daar is dan de durf van Dunnink om een kans te zien, en te grijpen: ‘Het was vooraf helemaal niet duidelijk voor Sebastian en mij hoe dit zou uitpakken. Er was geen geld. Er was nog nooit een succesvol journalistiek crowdfunding-project geweest in Nederland. Er was geen enkele logica dat dit zou gaan lukken. Voor veel mensen zou dit aanleiding zijn geweest om er niet met ziel
28
zou werken en tegelijkertijd overal de optimale rust uitstraalt die uitnodigt tot lezen. We hebben De Correspondent daarnaast een ambachtelijk gevoel geven om daarmee het persoonlijke auteurschap van de correspondenten uit te stralen. De eigen signatuur. Het logo is dan ook gebaseerd op mijn handschrift. Ik mis dat ambachtelijke werk vaak in ander digitaal ontwerp. De Correspondent heeft een eigen karakter, alsof het er altijd al was.’ Wijnberg vult aan: ‘We geloven niet in objectieve journalistiek. Het is onmogelijk, en als men anders beweert is dat misleidend. Met het design maken we duidelijk dat het een persoon is die met je praat, en niet het platform. Daarmee wijken we af van de andere media. Daar staan de verhalen centraal, en is de schrijver niet van belang. Degene die het verhaal vertelt moet dat verhaal niet in de weg zitten, is de gedachte. Maar het gaat juist om de verteller. Dat is degene die het verhaal tot leven brengt.’
29
DETAILS Het design moet ervoor zorgen dat de lezer niet wordt afgeleid van het verhaal. De site heeft geen advertenties, een uitzondering in uitgeversland. En de artikelen hebben geen links in de tekst die je verleiden de pagina te verlaten. Dunnink: ‘Ik geloof er heilig in dat mensen meer context willen, de wereld om hen heen willen begrijpen en juist wel langere verhalen kunnen lezen op internet. Toon ze dan ook niet de hele tijd de uitgang. Daarom hebben we de “sidenote” ontworpen, zodat je in de kantlijn verwijzingen met duiding kan plaatsen. In de lopende tekst hebben we de “infocards” gecreëerd, een ontwerp van Kersten. Deze werken als een soort context-buttons, om het verschil in kennis tussen lezers te overbruggen. Bepaalde termen in een stuk hebben dit knopje. Ken je de term nog niet dan geeft de “infocard” je de mogelijkheid om een toelichting te lezen, in tekst die tussen het verhaal wordt ingevoegd.’
dude
Het zijn naast het eigen, heldere handschrift voorbeelden waar design het concept staalt. Het ontwerp stoort de leeservaring niet en beïnvloedt zelfs de manier van schrijven. ‘Het geeft zo veel rust. De extra tekst zit gewoon in je leesrichting en is “custom” geschreven voor het verhaal. Ik denk dat dit van die kleine details zijn die heel belangrijk zijn in het succes. Misschien wordt het niet eens opgemerkt. Het is vooral leuk als andere ontwerpers en developers het zien.’
Concurrenten zien het in elk geval. Het succes. Dat het kan, vernieuwing in de online journalistiek. Er komen initiatieven bij: Myjour, eLinea of Blendle, de online kiosk van Marten Blankensteijn en Alexander Klöpping, bij de lancering goed voor een golf van mediaaandacht. Tegelijk zit het eigen model verdere
groei misschien wat in de weg: leden mogen artikelen met hun vrienden in het sociale verkeer delen. Het geeft het bereik een enorme stimulans. Maar sociale netwerken zijn zo verreikend dat veel mensen inmiddels veel content gratis kunnen lezen. Dunnink vindt het zijne van groei, maar weet ook dat het soms nodig is: ‘Je wilt eigenlijk groter, meer leden, internationaal opschalen, investeerders. Hoe meer geld, hoe meer developmenttijd en des te beter je het kunt maken. Die gedachte leeft bij De Correspondent. In het begin was het supertof hoeveel crowdfunders erop afkwamen. Maar je kunt niet alleen maar leven van leden. Je hebt geen advertenties. Daar sta ik helemaal achter, maar zakelijk gezien denk je toch: Oeh… Er moeten andere verdienmodellen bijkomen willen we dit levensvatbaar en weerbaar voor de toekomst maken.’ Als een van de opties voor verdienmodellen komt Respondens op de proppen. Bij het ontwikkelen van De Correspondent werd aan de achterkant een ‘dedicated’ content management systeem gebouwd voor de correspondenten. Het is een commercieel systeem waar ook andere ‘voorkanten’ aan kunnen hangen en waarmee het dus ook aan derden kan worden verkocht. De daadwerkelijke stap is nog niet gemaakt, wel lopen er momenteel verregaande verkenningen.
30
‘De balans tussen deze onderneming en Momkai als studio is een grote uitdaging. Bij Momkai werken we aan projecten die zich goed laten inplannen, maar de wetten van De Correspondent zijn anders. Elke dag worden er nieuwe verhalen gepubliceerd.
dudelicious
‘ misschien wordt het niet eens opgemerkt ’ Plots heb je te maken met de vrolijke hectiek van het journalistenbestaan. Wat belangrijk is dat we in het begin als studio er echt voor zijn gegaan om alles mogelijk te maken dit succesvol te lanceren. Petje af naar ons developmentteam dat een tijd lang niet wist hoe je het woord buitenlucht spelde. Toen het eenmaal stond hebben we de aanpak precies omgedraaid. Nu managen we het echt als project waar uren voor staan en waar stappen worden ingepland. Daarmee is het dragelijk. Daarnaast zitten Rob, Sebastian, uitgever Ernst-Jan Pfauth en ik als de vier aandeelhouders elke week bij elkaar. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk dat ritme is. Het enige waar je met journalisten voor moet oppassen is dat je niet per ongeluk hun nicotineverslaving overneemt.’ WWW.DECORRESPONDENT.NL
De illustratie heeft een speciale plek in het designhart van Harald Dunnink. Als het aan hem lag zouden illustratoren vaker en breder worden ingezet dan voor het leveren van beeld voor een editorial. Daarom wil hij je graag voorstellen aan zes talenten die de grens tussen illustreren en ontwerpen doen vervagen.
dude
dudelicious
STEFAN GLERUM
RAYMOND LEMSTRA
WWW.STEFANGLERUM.COM
WWW.RAYMONDLEMSTRA.NL
‘De rooddoordrenkte composities
‘Raymond is een beetje raar.
van Stefan zijn een intrigerende
Z’n werk legt de nadruk op wat
mix van invloeden uit de vroege
hij belangrijk vindt, zoals hoofden,
twintigste eeuw, jaren tachtig scifi
waardoor die vaak zo groot als
en hedendaagse onderwerpen.
meloenen zijn. Maar zo verfijnd
Zelden met zoveel plezier naar
getekend dat je de arcering
een illustrator gekeken. Neem
tegen je huid kan voelen schuren.
zijn ontwerpen voor het festival
Wegkijken lijkt haast onmogelijk.’
Lentekabinet. Elke letter is een feest an sich.’
‘Pearl’, 2013
‘ elke letter is een feest an sich ’
32
33
dude
dudelicious
DOEKE VAN NUIL
ESTHER AARTS
WWW.DOEKEVANNUIL.COM
WWW.ESTHERAARTS.NL
‘De strips en composities van
‘Bij Esther zijn de figuren altijd
Doeke zijn bijzonder grafisch
midden in een actie, wat er vaak
en lijken in een bad van jaren
in resulteert dat één van de
negentigkleuren te zijn gevallen.
ledematen in een prachtige, net
Alsof alle karakters ook niet
wat onhandige curve is geraakt.
zo goed begrijpen waarom die
Deze dynamiek gaat uitstekend
vreemde patronen en die ogen
samen met wat onscherpe
schijnlijk vieze kleuren zo goed
kleuren of juist helder zwart-wit,
om hen heen passen.’
met “good old” Gentlefish als
Eigen project, gepubliceerd op Hard//Hoofd
m’n favoriet.’
34
‘ de good old Gentlefish is m’n favoriet ’ 35
dude
CLÉA DIEUDONNÉ
TIM ENTHOVEN
WWW.CLEAPLATRE.TUMBLR.COM
WWW.TIMENTHOVEN.NL
‘Deze Française kwam bij Momkai
‘Tim studeerde een paar jaar
binnen vanuit Louis Vuitton in
geleden op jaloersmakende wijze
Parijs en wist mij te verbazen
af. Zijn fascinerende beeldroman
met een wonderlijk divers stijlen
“Binnenskamers” is zo verrassend
palet. Ik kon haar uitdagen tot
qua perspectief en perfectie
het maken van inktportretten
dat het menig ander debutant
bij De Correspondent tot aan
zou verstikken om daarop volgend
prachtige vector-GIF-animaties.
nog iets zinnigs te maken. Nu is
Ze gaat nu voor zichzelf aan
Tim buitencategorie en ademt hij
de slag. We blijven zeker samen
rustig door terwijl ze van “The New
werken, maar ik mis het nu al
York Times” tot “Die Zeit” aan hem
dat ik haar wonderlijke, vrolijke
trekken. Wat hem dan weer inspi
creativiteit niet meer elke dag
reert tot meer composities waar
mag meemaken!’
kluwen figuren aan elkaar lopen
Design Director: Gail Bichler
‘Ich Gehöre Dir Nicht’
te trekken. Gelukkig maar.’
36
37
dude
continued
‘Iemand die uit is op financieel succes, zal niet snel besluiten om ontwerper te worden’, stelde de Amerikaanse grafisch ontwerper Michael Bierut, partner van Pentagram, in een breakout van de BNO tijdens What Design Can Do. Onderwerp van gesprek was ‘The battle of the souls’, de eeuwige tweestrijd van de creatieve ondernemer tussen interessant werk maken en geld verdienen. Of om met Goethe’s Faust te spreken: ‘Zwei Seelen wohnen, ach! in meiner Brust’. De klassieke ontwikkeling van de creatieve ondernemer is die waarbij zijn eigen succes hem uiteindelijk in de weg gaat zitten. Vers van de academie begint een ontwerper vol van energie en dadendrang voor zichzelf. Hij pakt aan wat er op zijn weg komt, weet zich met onderscheidend werk te profileren, krijgt meer werk en moet mensen aannemen om aan de verwachtingen te kunnen voldoen. De oprichter is gaandeweg meer tijd kwijt aan het managen van de studio, dan aan zijn eigenlijke vak. Een tweede valkuil opent zich zodra de opdrachtenstroom wat inzakt, waardoor de studio in een hongerig monster verandert dat voortdurend moet worden gevoed. En dan begint de slang in zijn eigen staart te bijten, want door alles wat langskomt aan te nemen, is er vaak minder creatieve uitdaging, waardoor de reputatie van de studio wegzakt en het interessante werk nog verder op afstand komt. TEKST BAS VAN LIER
Waar Harald Dunnink geen grote problemen onder vindt bij het verenigen van creativiteit en zakelijkheid in zijn ontwerppraktijk, is dit voor veel andere ontwerpers toch een stuk lastiger. Ontwerper zijn betekent niet alleen creatief zijn maar vergt ook het nodige van je ondernemersvaardigheden. 38
VIERJARIG ONDERZOEK Toch zijn er genoeg creatieve ondernemers die die twee zielen in hun borst zeer goed weten te verenigen. Zij weten creatieve reputatie heel goed te koppelen aan economisch succes. Vorig jaar nam de BNO mede het initiatief voor een vierjarig wetenschappelijk onderzoek waarin deze thematiek wordt uitgediept. Het onderzoek onder de titel ‘The battle of the souls: cultural and business orientations of creative firms and their effects on business models, growth and internationalisation’ moet uitwijzen hoe het dilemma van de creatieve ondernemer
de creatieve, zakelijke en internationale prestaties van creatieve bedrijven beïnvloedt. De bedoeling is dat de uitkomsten designers zullen helpen bij hun bedrijfs voering. ‘We hopen dat we daarmee onze ontwerpbureaus succesvoller kunnen maken en dat we door dit onderzoek meer inzicht zullen krijgen in welke factoren de kansen op succes verhogen en de kansen op mislukking verkleinen’, zegt een van de onderzoekers, professor Dany Jacobs, hoogleraar Economie en Business aan de Universiteit van Amsterdam. Michael Bierut zei onder de indruk te zijn van dit project. ‘Er zijn de laatste jaren veel initiatieven om managers in te voeren in de wereld van de creativiteit, maar dit is voor het eerst dat ik van het omgekeerde hoor.’ Een van de belangrijkste factoren voor succes is volgens Bierut ‘intentie’. Vooraf bedenken wat je gaat doen, is het halve werk, bedoelde hij. De vijf oprichters van Pentagram namen destijds ruim de tijd om de structuur van hun bedrijf te bedenken. Die structuur van gelijkwaardige partners die elk een eigen team aansturen, werkt veertig jaar later nog steeds. De vijf oprichters zijn uit het bedrijf, dat nu negentien partners telt verdeeld over vijf studio’s verspreid over de wereld. Alle partners zijn ontwerpers
39
en het bureau, dat toch niet voor de kleinste klanten in de wereld werkt, heeft geen accountmanagers of andere zakelijke mensen in dienst. ‘Dit model werkt voor ons’, zei Bierut, ‘maar er zijn talloze andere modellen mogelijk. Waar het om gaat is dat je een bewuste keuze maakt voor het een of het andere.’ FLEXIBEL KOERSEN Intentie is inderdaad een heel belangrijk punt, beaamt Ries Meertens, die jarenlang aan het roer stond van industrieel ontwerpbureau MMID in Delft en het Duitse Essen en die nu optreedt als ‘business coach’ voor creatieve ondernemers. ‘Het is heel belangrijk dat je voor jezelf de richting bepaalt die je op wilt gaan’, zegt hij, ‘al teken ik er meteen bij aan dat je als ondernemer in de creatieve sector ook in zekere mate een adaptieve instelling moet hebben. Ik noem het wel “flexibel koersen”. Creatieven moeten kunnen laveren.’ Maar het is goed om uitgangspunten te formuleren, waaraan je regelmatig kunt toetsen waar je mee bezig bent, zegt Meertens. ‘‘Je moet een scherp verhaal hebben om jezelf te sturen én om de buitenwereld duidelijk te maken wat ze van je kunnen verwachten. Want dat is wat je succesvol maakt. De succesvolle creatieven hebben altijd een helder verhaal.’
dude
continued partners een eigen bureau te beginnen vanuit de overtuiging dat het ook anders kon. ‘Resoluut is voortgekomen uit een droom en een ergernis’, vertelt hij. ‘De droom was dat interfaceontwerp een volwaardig onderdeel zou moeten zijn van het succes van het product of de dienst van de klant. Vijf jaar geleden, toen we begonnen, was de techniek nog steeds leidend bij de ontwikkeling van digitale producten en diensten. Ontwerpers konden het uiteindelijk nog een beetje oppoetsen. Terwijl ik geloof dat je bij de gebruiker moet beginnen en het ontwerp voorop moet zetten. Ontwerpen is concreet maken, testen en weer verbeteren.’
Aan Henry Kissinger wordt de uitspraak toegeschreven: ‘If you don’t know where you are going, every road will get you nowhere.’ ‘En zo is het’, stelt Meertens. ‘Je kunt beter een verkeerde richting op gaan, dan geen richting. Een verkeerde richting leert je dingen die je helpen om je koers bij te stellen en uiteindelijk de optimale richting te vinden. Alles aanpakken wat je maar voor de voeten komt is voor de korte termijn een manier om te overleven, maar niet om verder te komen.’ ZOEKEN NAAR DE BALANS Met zoveel woorden zei de Britse ‘selfmade’ modeontwerper Sir Paul Smith tijdens What Design Can Do hetzelfde. Hij hield zijn gehoor een aantal lessen voor zakelijk en creatief succes voor aan de hand van zijn eigen levensverhaal. Toen het toeval hem als jonge schoolverlater op het spoor van de modewereld zette, deed hij alles om een eerste eigen winkeltje te kunnen openen. Beginnende ontwerpers hield hij bij What Design Can Do voor om vier dagen in de week elk beschikbaar baantje te accepteren ‘om de rekeningen te kunnen betalen’, zodat ze twee dagen kunnen besteden aan wat hen echt drijft. In feite deed hij het zelf nog steeds zo, vertelde hij. De ‘mainstream’ collectie Paul Smith Jeans verschaft hem
de mogelijkheid ook een couturecollectie te voeren. ‘It’s all about balance’, aldus de laconieke mode-icoon. Los van de inkomsten, kan het ook heel nuttig zijn om een tijdje in een heel andere branche te werken, weet Ries Meertens. ‘Het kan je heel erg helpen om werkervaring op te doen in de horeca of een winkel’, stelt hij. ‘Dat soort ervaringen helpt je om mensen beter te begrijpen en om een betere ondernemer te zijn. Wat creatieven veel te weinig doen is leren van mensen die op een slimme manier hun geld verdienen. Al is het maar van een frietboer. Kijk bijvoorbeeld hoe het Vlaams Friethuis zijn succes heeft gemaakt. Het gaat om heel simpele dingen als verkopen, marge maken, een duidelijk product hebben, goede communicatie. Dat zijn allemaal dingen die je als ondernemer moet weten en die je als creatief vergeet omdat je creatief wil zijn.’ DROOM EN ERGERNIS Andersom kan men in de traditionele bureauwereld soms juist het creatieve uit het oog verliezen, ervoer Micha Commeren, oprichter van het bureau voor interactiedesign Resoluut en partner van het bureaunetwerk Makerstreet. Na tien jaar bij full-service bureaus als LBI en Satama besloot hij met
40
‘De ergernis was dat je bij een groot bureau feitelijk voor je accountmanager werkt en niet voor de klant. Dat is fundamenteel verkeerd, daar wordt het product niet beter van. Ik wilde een bureau dat juist het creatieve werk viert, zonder accountmanagers maar met gelijk gestemde creatieve zielen. Vanuit de overtuiging dat mensen klant zijn van mensen, niet van bureaus. In mijn ogen is een topontwerper misschien wel de beste accountmanager. Bovendien ben ik ervan overtuigd dat je, wanneer je het goed doet, vanzelf genoeg werk krijgt.’ Dat laatste lijkt een ‘understatement’. Er waren weliswaar ook dalen in de ontwikkeling van het bureau, maar Resoluut heeft nu zestien ontwerpers in dienst en werkt voor grote opdrachtgevers als Achmea en Zilveren Kruis, TomTom, AutoTrader, Simyo, Malmberg en Nu.nl. Als voorbeeld voor Commerens droom kan de nieuwe app van Simyo dienen. Commeren: ‘Die app hebben we niet voor, maar met Simyo én haar klanten bedacht, ontworpen en gemaakt. Stap voor stap getest en verbeterd en nu misschien wel de beste “mijn”-app in de Nederlandse telecomwereld, als je de feedback en ratings bekijkt.’ Rondom Resoluut is onder de vlag van Makerstreet bovendien een netwerk van gespecialiseerde bureaus gegroeid, waaronder Soda studio (interaction), Techtribe (web development), Touchtribe (touch development), Mister Koreander (copy, content en storytelling) en Curiousity (strategie en geïntegreerde communicatie). Bij elkaar werken daar zo’n zeventig mensen.
Accountmanagers en puur commerciële medewerkers zitten daar praktisch niet bij. ‘Wij hebben alleen maar makers in dienst’, zegt Commeren. ‘We zorgen dat de mensen die hier werken zich bewust zijn voor wie ze aan het werk zijn en zich bezighouden met de ‘core business’ van de klant. En als je goed werk maakt, dan komen klanten bij je terug. De tegenstelling tussen creativiteit en commercieel succes herken ik dan ook niet. Klanten zijn juist op zoek naar oorspronkelijkheid en een bureau dat na drie weken durft in te zien dat het toch helemaal anders moet. Dat kan alleen als je heel nauw samenwerkt met de klant en je processen slim vormgeeft. Daar geloof ik heel erg in, want opdracht gevers weten doorgaans heel goed waar de pijn zit en wat ze nodig hebben. In zo’n samenwerking kunnen oorspronkelijke creatieven echt een meerwaarde leveren.’ CREATIVITEIT IS DE DRIJFVEER Bij bureaus die creativiteit hoog in het vaandel hebben speelt nog iets anders, vertelt Tom Dorresteijn van Studio Dumbar. ‘Behalve dat het zaak is voldoende werk binnen te halen om de studio draaiende te houden, wil je ook dat het werk dat de studio verlaat creatief voldoende hoog niveau heeft’, zegt hij. ‘Bijzonder werk maken is de drijfveer die we hier met zijn allen delen en hoe hoger je creatieve niveau, hoe hoger het niveau van de ontwerpers die bij je willen werken. De balans tussen economie en kwaliteit behouden, dat is natuurlijk de kern van het spelletje, elke dag. Je bent tenslotte geen autonoom kunstenaar. Maar voorop staat dat je de creatieve ziel van je bureau niet mag verloochenen.’ Dat spelletje wordt bij industrieelontwerpbureau Spark design & innovation net zo goed gespeeld. Het Rotterdamse bureau heeft een dertigtal mensen in dienst en onderscheidt zich met de integrale ontwikkeling van innovatieve producten in marktsegmenten als veiligheid, zorg, sport en mobiliteit. Het bureau baarde enige tijd geleden opzien met de presentatie van een ‘vliegende auto’ die binnenkort in productie zal worden genomen. Een kantelbaar reddingsvlot om drenkelingen gemakkelijker uit het water te halen is een ander verrassend ontwerp.
ZINVOLLE PRODUCTEN ‘We zoeken bij voorkeur projecten die ons de kans geven echt zinvolle producten te maken, die een werkelijke toegevoegde waarde leveren aan de gebruikers’, zegt Robert Barnhoorn, die samen met Maarten Wilming de directie van Spark vormt. Spark is mede-initiatiefnemer van het Battle of the souls-onderzoek ‘omdat het voor de hele industrie relevant is dat er interdisciplinair naar de business-kant wordt gekeken’, stelt Barnhoorn. Bij productontwikkeling is op veel niveaus tegelijk veel creativiteit nodig om tot succesvolle en commercieel haalbare producten te komen, vertelt Barnhoorn. ‘De projecten die wij uitvoeren zijn vaak heel complex.
Een product moet niet alleen technisch en ergonomisch goed zijn, het moet gecertificeerd kunnen worden en ook economisch en logistiek haalbaar zijn. Doorgaans zijn het heel kostbare trajecten met veel stakeholders die we allemaal op een lijn moeten krijgen. Voor onszelf komt daar nog het wow-effect bij. Wij streven er steeds naar om producten zo vorm te geven dat ze in aanmerking komen voor designprijzen. Al die facetten samenbrengen in een integraal traject is precies de kunst waarmee je onderscheidende producten kunt maken. Daarvoor hebben we productstrategen, conceptontwerpers, stylisten, constructeurs en modelbouwers in dienst en de uitdaging is om met al die verschillende “zielen” iets onderscheidends te creëren. De mate waarin dat lukt bepaalt de designcultuur en daarmee het commerciële succes van je bureau.’ Voor het NWO-onderzoek The battle of the souls onder leiding van hoogleraar Jan van den Ende van de Erasmus Universiteit
41
(Rotterdam School of Management) hopen de onderzoekers de komende jaren zoveel mogelijk van dit soort praktijkverhalen te verzamelen. ‘Wij hopen op die manier betere grip te krijgen op de typische ontwikkelings patronen van ontwerpbureaus’, vertelt Dany Jacobs van de Universiteit van Amsterdam. ‘Bij het MKB zie je in het algemeen dat bedrijven bij dertig tot vijftig werknemers in een doorgroeicrisis terechtkomen. Het zou goed kunnen zijn dat dat bij creatieve bureaus al wat eerder is. Dat willen we aan de hand van cases proberen vast te stellen. Daarnaast zullen we ook gesprekken hebben met mensen die al langer in het vak zitten en bij meer bedrijven hebben gewerkt. Juist in de ontwerpwereld zie je veel “reflexive practioners”, mensen die in staat zijn vanuit een breder perspectief te reflecteren op het vak.’ Iedereen die zijn ervaringen wil delen is van harte uitgenodigd om via de BNO [contactpersoon: Kitty de Jong, red.] contact op te nemen met de onderzoekers. Het onderzoek loopt tot 2017 en moet leiden tot meer theoretische onderbouwing voor de zakelijke ontwikkeling van ontwerpbureaus. Jacobs: ‘Het kan goed zijn dat we niet één model, maar misschien wel twee of drie varianten vinden. Waar het om gaat is dat we beter begrijpen hoe creatieve bureaus zich ontwikkelen, zodat die gegevens kunnen worden gebruikt in het onderwijs en platforms als de BNO Academie. Wat me blij verraste is dat er tijdens What Design Can Do zoveel mensen op de BNO-breakout afkwamen. Het onderwerp heeft duidelijk belangstelling in het vak.’ WWW.BNO.NL/DUDE
dude
column
prachtige gruwelijkheden
‘ dit project doet wat journalistiek niet durft te doen ’
STERRE SPRENGERS Als we aan de oorlog in Congo denken,
door camouflagemateriaal. Hierdoor worden
denken we aan woeste rebellen met grote
planten fel magenta van kleur, en de rest
kapmensen in de jungle, aan vluchtende
dof rood. Zijn foto’s zijn esthetisch en
vrouwen en kinderen, aan overvolle kampen
gruwelijk tegelijk. Of beter: prachtig en
en te weinig drinkwater.
psychedelisch. Mosse confronteert ons niet met de oorlog zelf, maar met wat oorlog
Maar is dat oorlog?
doet, zowel met de bevolking als met onze westerse blik erop.
Wat toon je van een oorlog als we het begin al zijn vergeten en een oplossing niet in
Zijn doel was niet journalistiek, hij wilde zich
zicht is? Als het niet zo simpel is als een
op een meer vrije manier, als kunstenaar,
verhaal over goed en kwaad? Als er niet één,
tot het onderwerp verhouden. Het gaat niet
maar wel tweeëntwintig rebellengroepen
om de feiten van de oorlog, om wie goed
zijn? Als het al dertig jaar duurt en er al
of slecht is of hoe het kan worden beëindigd.
zeker 5,4 miljoen slachtoffers zijn gevallen?
De kunstenaar probeert het onzichtbare
Een dilemma waar ik als beeldredacteur
zichtbaar te maken. Precies wat de infra-
steeds weer mee wordt geconfronteerd.
roodfilm ook doet.
Want wat écht een oorlog is, laat zich onmogelijk in beeld brengen.
De rebellen accepteren de camera. Het levert indrukwekkende portretten op.
Juist daarom reisde de Ierse fotograaf
Ruige mannen en vrouwen in de jungle met
Richard Mosse naar Congo, in een poging
grote geweren. Ze kijken uitdagend, recht
een ander soort beeldtaal voor oorlogs
in de lens, alsof ze zich niet willen verstoppen
fotografie te vinden. En juist daarom vind ik
voor hun daden. De directe manier van
zijn project ‘Infra’ (en ook het vervolgproject
fotograferen maakt je als kijker medeplichtig.
‘The Enclave’) misschien wel het beste
Het doel is niet een hapklaar verhaal te
fotoproject van de afgelopen jaren.
vertellen. Deze oorlog (net als elke andere oorlog) is niet in te delen in oorzaak en
Geweld staat niet centraal in zijn foto’s,
gevolg. Mosse vangt dit in confronterende
het is slechts een uitgangspunt. Ook richtte
en verwarrende beeldtaal.
hij zich niet alleen op de slachtoffers van de oorlog, maar trok evengoed veel op met
Dit project doet wat journalistiek (vaak)
verschillende rebellengroepen. Een land
niet durft te doen: verwarring scheppen
verscheurd door een conflict dat zo lang
in plaats van een eenduidig en coherent
duurt, veroorzaakt geestelijke verminking
verhaal creëren. Terwijl, en dat bewijst dit
bij hele generaties en maakt van een
project, juist die verwarring voor inzicht
prachtig landschap een schuldig landschap.
zorgt. Niet waar de oorlog óver gaat, maar over wat er in een oorlog ómgaat.
foto: Richard Mosse
Mosse koos ervoor alles op Aerochrome
44
Infrared-film te fotograferen. Deze film, ontwikkeld door Kodak in samenwerking met
Sterre Sprengers is beeldredacteur voor
het Amerikaanse leger, maakt het spectrum
De Correspondent en werkte voorheen
van infrarood licht zichtbaar, dat alleen
bij NRC Next.
door planten wordt gereflecteerd en niet
45