drs. Gideon Benavraham hoogleraar-emeritus Systematische Hermeneutiek Kloosterlaan 247 - 4811 EE Breda 076-5219491 –
[email protected]
Christendom, een compositie van Babylonische, Perzische en Joods-Hellenistische mysteriereligies Gedachten over de oorsprong en voortschrijdende – onderhuidse - invloed van de mysteriereligies in het christendom als kerk en cultuur: een oriënterende analyse.
Schokkende beelden Net als we tijdens een journaaluitzending de opmerking horen: “de volgende reportage bevat schokkende beelden” waarschuw ik u op voorhand voor hetgeen ik hier onder uw aandacht breng. Mocht u christen zijn en u geschokt afvragen: Wat nu? Dan is dat uw vraag, die alleen u kunt beantwoorden. Ik neem de verantwoordelijkheid voor hetgeen ik mogelijk bij u oproep. Mijn emailadres staat voor u open. Ik wil u wel een fundamentele suggestie doen: “Wend u tot Adonai, de G’d van Israël, én zijn Tora en vind op deze Weg geborgenheid in G’ds gastvrije en eeuwige Horebverbond.”
1. Geen kwetsende woorden, maar interpretatie van feiten Uit het opschrift van dit artikel mag het voor een ieder duidelijk zijn dat de analytische zaken die volgen, niet zijn bedoeld om te kwetsen, of hooghartig ons als Joden te verheffen boven wie of wat dan ook. Onze geschiedenis is immers een geschiedenis van verkiezing tot dienst, waarin trouwe dienst zich afwisselen door diep falen en feilen. Als ik zoek naar de wortels van de cultuur die zich aan het begin van de gewone jaartelling is gaan vormen uit bestaande culturen en overleveringen, dan is dat bedoeld om feiten en feitelijkheden voor het voetlicht te brengen en kennis te vermeerderen. Het doel van het OJOS is onderzoek en studie op een wetenschappelijke en kritische basis, onder het gezag van Tora en de Joodse halacha, uitgelegd naar deze dynamische tijd. Dat betekent dus ook soms heel kritisch onderzoek naar onszelf als Jodendom. Een forse kritische houding naar ons zelf en een falsificeerbare wetenschappelijke arbeid geeft ons daarom de vrijheid heel kritisch te kijken naar de “christelijke cultuur van het Avondland” die in start en ontwikkeling zoveel goeds, maar ook voor ons als Joden zoveel leed heeft gebracht en niet alleen aan ons, maar aan allerlei minderheden en uitgestotenen, zoals we vandaag in ons land met de moslims kunnen zien. Ik beperk me echter tot onze Joodse positie in deze kerkelijk geautoriseerde, (post)christelijke cultuur, die haar christelijke karakter heeft verloren aan het “gekerstende heidendom” dat zich opnieuw presenteert en nieuw leven is ingeblazen.
Er is geen gewelddadiger cultuur geweest voor de Joden dan de christelijke cultuur. Eén simpel blik in een geschiedenisboek overtuigt de lezer van deze waarheid. Ik wil niet met de wapenen van kleinering en beschuldiging strijden, maar begripsvol de grond voor het ontstaan van deze tijden onderzoeken; de grond voor de volstrekt nieuwe godsdienstige cultuur die “kerkelijk christendom” heet én die zich – uiteraard naar onze Joodse visie - onterecht koppelt aan ons Jodendom om op hun instigatie samen te smelten tot een Joods-christelijke traditie. Dat koppeltekentje bleek in het politieke klimaat rond het kosjere slachten opeens een internationale bottleneck, die duidelijk maakte hoe ver Joden en niet-Joden van elkaar verwijderd zijn. (Ik ga hierop uitgebreid in binnen de leergang “Mitswot in de actualiteit”.) Het moet anders! * Bouwen van een nieuwe huis begint bij de voorbereiding van de grond waarop het fundament moet worden gelegd. De kwaliteit van de grond bepaalt de procedure die men voor de fundering volgt. Zware klei vraag een andere behandeling dan zandgrond. Ik leg in eerste instantie niet het fundament van het christelijk geloof open, want dat is in de dogmatiek en de christelijke geloofsleer voldoende gedaan. Ik wil met u kijken naar de grond waarop deze fundering en het latere gebouw zijn geplaatst. Het onderzoek naar deze grond brengt ons naar een verre oudheid. Daar is het begonnen en heeft een geleidelijke ontwikkeling doorgemaakt tot enkele eeuwen voor de gewone jaartelling (g.j.). Dat leidde voor mijzelf als Jood al tot een forse confrontatie, die voor een christen nog harder moet aankomen. Maar die ga confrontaties niet uit de weg zolang zij verdedigbaar zijn. Ik schuw de polemiek met niemand, maar ik zie weinig in een onwetenschappelijke niets-welles-polarisatie. Transparantie schept echter helderheid. De transparantie van het Jodendom (vanaf de oudheid) wijst naar de openheid van het Horebverbond voor alle volken om toe te treden tot het verbond van G’d met Abraham, principieel open voor alle volken. Dat Abrahamitische verbond heeft vorm gekregen op Horeb en daarvan is het Joodse leven de blijvende manifestatie. De profeten hebben de deur open zien gaan. Velen uit de volken zullen komen en de slip van de Judeese man (zijn tallit en tzitzit als beelden van Tora) vastgrijpen, omdat zij hebben gezien dat G’d met ons is. Dat is precies het omgekeerde van wat christenen elkaar en ons als Joden proberen te vertellen: wij zullen als Joden ons bekeren tot het christelijk geloof als Jezus terugkeert (evangelische theologieën in menigte). Nee, beste mensen: de goede toekomst is en blijft uit en door de Joden. Uw Paulus heeft immers niet anders kunnen zeggen dat het heil voor de volken (christenen incluis) uit de Joden is. Maar waarom is het zo anders gelopen? Waarom is er een kerk gekomen, terwijl de Eeuwige bij Abraham reeds de deur wagenwijd open zette voor alle mensen? * Wij hebben als Joden soms op grote schaal de verbondsplank misgeslagen en zijn daar ernstig voor gestraft, echter door een vergevend en genadig G’d, die ons trouw is tot op vandaag, zelfs doorheen de Sjoa. Wij zijn Zijn oogappel en blijven dat. Voor Hij ons koos tot zijn ambassadeur wist Hij al wat een hardnekkig volk wij zijn. Dat heeft hem er echter niet van weerhouden. Ik heb over onze fouten, onze zonden als volk, onze ballingschappen en ons volksbestaan een gefundeerde mening. Maar die houd ik hier voor me. Dat zou teveel afleiden en te diep graven betekenen. Daarvoor is hier geen ruimte. Hand in eigen Joodse boezem Wel wil ik er met nadruk op wijzen dat in de profetie van Ezechiël reeds wordt gesproken over treurende vrouwen die wenen over de dood van de god Tamuz, terwijl zij in de Tempel van de Eeuwige zit. Dan volgen 25 mannen die met hun rug naar het Heiligdom staan richting het oosten (maancultus) en de zon aanbidden (Ez. 8, 13-16). Tamuz was de Babylonische maancultusvariant van de Perzische Mythras, die met de zonaanbidding was verbonden. Hier ligt mogelijk de basis voor de Joodse invloed die via het Joods-Hellenisme in Antiochië, mede
tot het messiaanse christendom heeft geleid (zie. Ez. 8). Wat ik hier dus schrijf, schrijf ik als Jood met de hand in eigen boezem. Tot zover mijn inleidende, misschien een beetje verontschuldigende woorden.
2. Het wervelt in het oosten van het Middellandse Zee-bekken Wanneer we de lijnen trekken tussen Osiris-Dionysus - de personificatie van de gangbare mysteriegodsdiensten van het Middellandse Zee-bekken rondom onze jaartelling - en de christelijke Jezus enerzijds, en de Joodse (historische) Yahshua ben Yoseef ve Miriam (echte zoon van Jozef en Maria), zo genoemd in het Brit ha-Chadasha (NT) anderzijds, dan zetten ontdekkingen ons soms onthutst stil. We treffen een aantal christelijke kernelementen, die tot grote vragen leiden, voor allen die zich door de christelijke historische Jezus laten inspireren, tegenover hen die slechts hun inspiratie opdoen uit het Toraonderricht van de Joodse Yahshua, de man van Nazareth. De Joodse man leefde zonder (zelfverklaarde) titulatuur, behoudens zijn aanspreektitel “rabbi” als een anachronisme voor de latere rabbijnen, de theologen van het Judaïsme. Zijn Toraonderricht richtte zich op de kernwaarden van Tora en het Jodendom: liefde, berouw en teshuva, gericht op de terugkeer bij de Eeuwige en zijn Bron. Alles wat de schrijvers hem laten zeggen – vele decennia na zijn sterven – vraagt om kritische beoordeling. Ik deel de Joodse stelling: “Alles wat goed is in het NT is niet nieuw en alles wat nieuw is, is niet goed. Voor alle duidelijkheid: ik bedoel met ‘nieuw’ alles wat niet in Tanach te vinden is. We mogen immers niets af of toe doen aan de Heilige Schrift (Tanach), zegt Paulus in zijn 2e brief aan Timotheüs, in navolging van hetgeen Tanach ons als Joden voor houdt. Het zijn “deze Schriften die een mens wijs kunnen maken tot zaligheid”. Zijn uitspraak kan alleen maar slaan op Tanach, want de christelijke bijbel zou nog eeuwen op zich laten wachten (Concilie van Hippo-Rego en Carthago eind 4e eeuw waarop ik terug zal komen). Een oorzaak voor de afwijzing van Jezus door het Jodendom is niet gelegen in de verkondiging van Yahshua van Nazareth, maar in het feit dat latere samenstellers van de christelijke geschriften niet zijn verkondiging en zijn Tora-interpretatie centraal stelden, maar zijn persoon tot inzet maakte van een theologie die aan het Jodendom vreemd is gebleven tot op vandaag, ook al leenden hellenistische Joden zich in de ontstaanstijd enige tijd voor deze ontwikkelingen. De Messianisten onder de Joden spreken wèl van rabbi Jeshua, maar hebben zich godsdienstig geconformeerd aan een christelijk-messiaanse theologie. Verschil Jodendom-Christendom (1) Zonder uitgebreid te willen zijn op deze plaats vat ik de fundamentele verschillen samen aan de hand van een uitspraak van prof. dr. Susan Handelman: “Voor Joden is het centrale religieuze gebeuren niet incarnatie maar interpretatie. Joodse spiritualiteit begint en eindigt met de woorden van de Schrift”.1 De Grieks-hellenistische en Parsistische (Mithras) wijze van denken, die door de christelijke theologen is overgenomen en uitgewerkt, gaat om naar de aardse werkelijkheid brengen van het volmaakte Woord, de Logos. Het Zuivere Woord incarneert, neemt gestalte aan, binnen onze werkelijkheid. Dat betrof ook de hellenistisch-Perzische godmens, die in diverse gedaanten en onder diverse namen eeuwenlang bekend was in het Middellandse Zee-bekken. Het waren steeds dezelfde mythen, verhalen aangepast aan de lokale of regionale omstandigheden. Vanuit het hellenistische streven naar universele waarden en betekenissen laat het zich raden dat de christelijke Logos, in de persoon van Jezus van Nazaret, de universele incarnatie van de mythische godheid moest worden. Dat verklaart voor een belangrijk deel de term “Jezus, het Vleesgeworden Woord”, waardoor in navolging van de bekende mythologieën, zijn persoon verering als de mythische godheid ontvangt.
1
Handelman, Susan A. The Slayers of Mozes: The Emergence of Rabbinic Tradition in Modern Literary Theory, Albany, State of
Oudste christenen waren gnostici De godsdienstgeschiedenis wijst uit dat de eerste christenen gnostici waren. Zij zagen in de persoon van Jezus en de verhalen geen geschiedenis, maar sloten zich naadloos aan bij de mythologische overtuigingen, zoals deze leefden in de oudheid. Valentinus (± 100 – 160 g.j.), volgens Tertullianus een kandidaat bisschop, had in Rome zijn eigen school en scheidde zich af van de kerkelijke ontwikkelingen. De Nag Hammadi bibliotheek, gevonden in 1945, legt voldoende verklaring af van de eerste ontwikkelingen en de inhoud van de oudste christenen rondom Alexandrië. Door de ‘vervangingstheologie’ – de theologie dat de kerk het nieuwe Israël was – weken de wegen tussen kerk en gnostiek en werd de historiciteit van Jezus en alle mythologische verhalen die zo bekend waren, opgewaardeerd tot historische gebeurtenissen, die naar de mening van de christelijke schrijvers van de eerste eeuw onder aanvoering van Paulus, vervullingen waren van de profetische voorzeggingen over de messias. Helaas zijn in de Romeinse geschiedenis geen rechtstreekse bevestigingen voor de historiciteit van hetgeen de christelijke schrijvers beweren, terug gevonden. Voor het geloof vonden de gnostieke christenen dat van geen belang, voor de pauselijke en keizerlijke kerkontwikkeling was het cruciaal, tot op vandaag. Een beroep op Flavius Josephus, de enige die in zijn geschrift de naam van Jezus noemt, wordt door Joodse historici afgewezen, vanwege twijfels over de authenticiteit van de tekst. Hij zou door christenen later zijn aangepast. De Joodse zondeleer, waarin ‘het kwaad als een belager op de loer ligt als je niet goed handelt’ (Gen. 4,7 – de eerste keer dat het woord zonde in de Hebreeuwse Bijbel wordt genoemd) werd vervangen door de erfzonde, met Adam als de vader van de mensheid, in wie allen in zonde ontvangen en geboren worden en daarom per definitie onder de toorn van G’d vallen en verlost moeten worden (Augustinus). Dat betekende dat alleen een ‘bovennatuurlijke Verlosser deze bovenmenselijke zondemacht zou kunnen verbreken en de mensheid uit de toorn van G’d zou kunnen verlossen. Deze Perzische leer van de strijd tussen licht en donker, god en duivel, goed en kwaad werd in een Joods-hellenistisch jasje gestoken, maar bleef, ondanks alle pogingen van een systematische theologie, geheel in de lijn van de bekende mythologische verhalen, die dus door de kerkelijke theologie als ketters werd afgedaan en duivelse spiegelbeelden van de echte historische Jezus, de godmens, door de oude kerkvaders werden genoemd. De gnostische geschriften werden vernietigd en de gnostische christenen, die de oudste rechten hadden, als ketters vervolgd en uitgebannen. Het werk van de Utrechtse hoogleraar Quispel bevat voldoende materiaal als bevestiging van de historische juistheid van mijn beweringen. Systematisch theologisch dient het oude proefschrift van dr. Herman Wiersinga als bewijsvoering van de onhoudbaarheid van de orthodoxe christelijke zondeleer. Ik ben geen historicus, noch systematisch theoloog, zelfs geen christen, maar Jood. Dat maakt me verdacht in de ogen van de christenen en dat begrijp ik helemaal. Als filosoof bezit ik voldoende ruimte en expertise om te staan voor wat ik u hier heb voorgelegd en daarvoor de verantwoordelijkheid te nemen. In gesprekken met christenen die overwegen tot het Joodse volk toe te treden merk ik de geringe kennis van deze historische en systematisch theologische geschiedenis van het Avondland. Daarin heb ik een reden gevonden om deze hoofdlijnen aan iedere belangstellende aan te bieden.
* De christelijke theologie heeft de – zelfverklaarde - uniekheid van Jezus, met een geannexeerde en vervormde Joodse messias titel, omhangen door een theologie die zich, na vijf eeuwen gesteggel over dogmatische waarheden, tot een nieuwe godsdienst omvormde met een eigen God (Triniteit) en eigen boek, de christelijke bijbel, pas als canon vastgesteld in 394-397 g.j. in Hippo-Rego en Carthago. Niet meer de interpretatie van Tora stond centraal, maar de interpretatie van de mythische godmens Jezus, een creatie van Joods-hellenistische en Perzische komaf, blijkens alle rituelen die naadloos aansluiten bij o.a. de Perzische Mythrasriten. Maar is die incarnatie van het Woord, de Logos, wel zo uniek als men de eeuwen door heeft doen geloven en met geweld heeft afgedwongen (inquisitie etc.)? De gangbare mythologie heeft geen andere inhoud dan de incarnatie van de Logos, als lagere godheid, die natuurlijk bij het Jodendom onbekend was. Daarom werd ‘onze’ Joodse messias gesynchroniseerd met de geïncarneerde Logos uit de oude bestaande mythen in Griekenland en Egypte (Alexandrië). De verwerping door de orthodoxe Joden van de christelijke messias is gerechtvaardigd vanwege de zojuist geschetste synchronisatie met de mythologische verhalen.
Mithras en de Griekse getalswaarde In het oude Griekse alfabet wordt – zoals we beneden verder uitwerken - iedere letter aangeduid als een getal. Dus had ieder woord een numerieke waarde en kon worden gebruikt om wiskundige informatie over te dragen, vergelijkbaar met de Kabbala en het Hebreeuwse alfabet. De griekse namen van goden waren meer dan woorden, de numerieke waarden ervan waren even belangrijk. De getalswaarde van de heidense godmens Mithras is in de meest voorkomende Griekse spelling is 360 en dat werd in sommige streken het aantal dagen in een zonnejaar. Veel oude schrijvers, zij die meer accuraat rekenden met het zonnejaar, voegden doelbewust een extra letter toe om de numerieke waarde van de naam in 365 te veranderen. Dus, zegt Hieronymus (347-420 g.j.) is Mithras numeriek geopenbaard als een zonnegod. Kritische christelijke theologen van onze tijd roepen eerlijk: “Het kan niet waar zijn! Maar wat dan wel?” Vragen die een groep theologen stelden aan een rabbijn na een lezing over de onmogelijkheid van de verzoening door Jezus, die aansloot bij hun twijfels. “Morgen is het Pasen, wat moet ik dan preken?” Crisis alom. *
3. Drie christelijke fundamenten De zojuist genoemde twijfels bij de predikanten wil ik hier onderbouwen door met u te kijken naar een aantal christelijke grondwaarheden en de vraag stellen waaraan deze christelijke waarheden, die fundamenteel zijn voor het christelijk geloof, als voortzetting van het “oude bondsvolk”, om maar een orthodox protestantse uitdrukking te gebruiken, in de Joodse Tanach en tradities hun bestaansgrond ontlenen, zoals wordt gesuggereerd. De christelijke kerk is immers het nieuwe volk van G’d dat in Tanach reeds is voorzegd, aldus paus Benedictus in zijn eerste Jezus-boek. Ik noem hier de drie grondbegrippen die ik heb onderzocht op hun spiegelingen in Tanach, of voor de christelijke lezers het Oude Testament, dat op dit punt niet inhoudelijk verschilt van Tanach. Zijn de drie christelijke grondbegrippen in Tenach te vinden? Godmens, als de geïncarneerde Zoon van God Wedergeboorte Opstanding uit de doden. Woordonderzoek vereist ook gelijkheid van taal. Zoals ik reeds eerder opmerkte hadden de christelijke schrijvers het Koinè-Grieks als handels- en schrijftaal. Aramees en Hebreeuws waren niet langer aan de orde onder het gewone volk. Het Grieks was voertaal, waaruit het verlangen ontstond naar een Griekse bijbel. Het werd de Septuaginta (LXX), de vertaling van de 70 joods-hellenistische rabbijnen, die aan de Tanach een groot aantal zogenaamde apocalyptische geschriften toevoegden; geschriften die suggereerden door gezaghebbende mensen uit de Joodse geschiedenis te zijn geschreven, maar die qua taal en inhoud sterk verschilden van de geschriften die nu de Tanach weer uitmaken. Dat maakte de LXX voor de schriftgetrouwe rabbijnen (Farizeeën) verdacht. De Griekse taal van deze geschriften, mede bepaald door de late ontstaanstijd van deze geschriften (na Ezra ± 250 – 100 jaar v.d.g.j.). Ik heb dus de aangegeven in het Grieks geschreven grondbegrippen daarom vanuit de Griekse Bijbel (LXX) onderzocht. De Griekse vertaling (LXX) laat ons weten dat de genoemde fundamentele christelijke grondbegrippen volledig onbekend zijn in de in het Grieks vertaalde Hebreeuwse bijbel. Hier volgt de bewijsvoering. We schrijven nu de drie grondbegrippen in het Grieks. Het worden er vier omdat wedergeboorte een dubbele betekenis heeft in de Griekse tekst van de christelijke schrijvers. Het is niet nodig om tekstverwijzing te geven, omdat de begrippen algemeen bekend worden verondersteld.
We vertalen: Zoon van God - huios tou theou Opstanding uit de dood – anasthasia Wedergeboorte van de individuele mens – anagennaoo Wedergeboorte van de wereld – palingenesia. Deze termen zijn in het Hebreeuws onbekend en hebben zelfs geen Hebreeuws equivalent, waaruit hun inhoudelijke betekenis zou kunnen worden afgeleid. Het zijn nieuwe, christelijk-theologische termen die voor een Jood rechtstreeks uit de Grieksmythologische overleveringen stammen en door de vroege kerk in een voor hen passende context geplaatst en van een nieuwe betekenis voorzien. Natuurlijk zijn wij als Joden bekend met de vragen over opstanding, d.i. “leven na dit leven” en de tikoen olam, de nieuwe wereldsamenleving van messiaanse gerechtigheid, verbonden met de komende messias. Maar dat is van een geheel andere orde dan de mythen ons leren, dat de volgelingen van de godheid door hem worden opgenomen en de eeuwige zaligheid genieten in een hemel en de andere mensen worden verbannen tot de hel, waar de worm niet sterft en de vlam niet uitdooft. Deze mythologische voorstelling is volstrekt vreemd aan het Jodendom van alle tijden. Een profetisch beroep van christenen op het boek Daniël wordt door het Jodendom verworpen, doordat Daniël voor ons niet tot de profeten, maar tot de wijsheidsliteratuur behoort. De aanvullende, apocriefe delen van Daniël komen überhaupt niet im Frage. Van belang is dat de betekenis van de messias binnen het Jodendom zelfs niet eenduidig is. Een ding is zeker: hij komt niet uit de hemel bij de goden vandaan om zijn mensen mee te nemen, zoals in de christelijk Darbistische leer wordt gesuggereerd: de wedergeboren christenen worden achter het stuur van hun auto weggehaald (opgenomen) en de auto rijdt stuurloos verder, zoals een goedgelovig evangelicaal christen mij vol overtuiging wist te vertellen. In de Verenigde Staten is in Dallas zelfs een universiteit die deze leer tot wetenschappelijk verantwoord verklaart. * Conclusie Als vertaling bij afwezigheid van gelijkluidende begrippen niet mogelijk is, dan is maar één conclusie denkbaar: er is iets nieuws ontstaan, dat met Tenach, waarop Yahshua van Nazareth zijn onderwijs volgens de christelijke schrijvers heeft gebaseerd en die heeft vervuld, waarop men zich – met goddelijk gezag omhuld – beroept, niets van doen heeft. Waarvan komt dan het nieuwe dat zo vreemd is aan Tenach? De apostel Paulus, voorheen Saulus van Tarsus, de handlanger van de met de Romeinen collaborerende Hogepriester, voor wiens dochter hij meer dan gewone belangstelling scheen te hebben, melden onderzoekers, die toch van zichzelf zegt dat hij van geboorte een Farizeeër is. In het onderstaande laat ik een voor mij betrouwbare onderzoeker even aan het woord, in de hoop dat u het aanbevolen onderzoek zelf wilt bestuderen. *
4. Oorsprong van het nieuwe Voor een belangrijk deel is de taal van de christelijke schrijvers, de taal van de mythen, onder aanvoering van de zelfverklaarde 13e apostel Paulus van Tarsus, die de grondlegger van het Christendom is en beslist niet Yahshua van Nazaret, zoals men denkt. De ontstaansplaats van het christendom moeten we dan ook niet zoeken in Jeruzalem, maar in de Joods-hellenistische gemeenschap van Alexandrië in het noorden van Egypte: broedplaats van de veel aangehaalde mythen. Pythagoras was geen onbekende en nam veel uit de Egyptische mythen mee naar Griekenland. De neo-Pythagoreërs speelden echter een vitale rol in het ontstaan van de nieuwe, aanvankelijk christelijk-esoterische godsdienst (Zie de Nag Hammadi Bibliotheek gevonden in 1945 in Noord-Egypte, waaruit blijkt dat Saulus van Tarsus van oorsprong een gnosticus was, die later door het kerkelijke christendom, tijdens de uitbanning van de gnostici en de verbranding van de gnostische geschriften, als deskundige van het eerste uur de kerkelijke theologie werd binnengehaald.).
Zoals hierboven al is gezegd: de gangbare wijdverbreide mythen namen de verhalen en inzichten van elkaar over en gaven er een voor hen bruikbare en toepasselijke nieuwe wendingen en betekenissen aan. Ook in de christelijke geschriften zelf treffen we duidelijke overnames uit deze heidense mythes. De onderlinge afhankelijkheid van de christelijke schrijvers is aanwijsbaar, maar over hun afhankelijkheid van de heidense mythes en de omvorming tot een nieuwe christelijke visie zwijgt men liever. Ik zal u confronteren met een passage die te lezen is bij Johannes. Als iemand zijn of haar christelijke bijbel goed meent te kennen, dan hebt u in het volgende een goede test.
* 5. Twee voorbeelden van heidense afhankelijkheid Twee interessante voorbeelden van afhankelijkheid van de Griekse filosofen voor het vermeende unieke dat de christelijke schrijvers ons willen laten geloven, leiden tot een testvraag. Testvraag De herleefde Jezus geeft aan de oever van het meer zijn discipelen een hint om meer vis te kunnen vangen. Het wonder geschiedt: ze vangen 153 vissen (Joh. 21,11). Waarom nu toch dat wonder van 153 vissen? Hebt u zich dat wel eens afgevraagd? vroeg ik menig christen? En … hebt u een antwoord gevonden? Terugkoppelen naar het Hebreeuws of de Joods Kabbala leek de enige oplossing. De Griekse context werd echter vergeten en het getal 153 werd geïsoleerd en vervolgens uitgelegd vanuit het Jodendom. Wat bewerkt de isolering van het getal 153? Dat het accent niet ligt op het aantal, maar op de objecten van het getal: de vissen. Dat de vis voor de christenen tot op vandaag een verwijzende betekenis heeft, rechtvaardigt mijn afwijzing van de isolering van het getal 153.* * Het is mij bekend dat christen theologen in de uitleg van 153 teruggaan naar het Hebreeuws vanwege de door hen aanvaarde eenheid van de christelijke bijbel (OT+NT). Het zal u niet verbazen dat ik mij daar als Jood tegen verzet, los van de context waarin het getal functioneert. Het getal 153 is in het NT geen ‘structurerend getal’, maar een hapax, een woord of getal dat eenmalig voorkomt. Het getal 153 is in Tanach wel een “structurerend getal”, maar komt nooit voor in verbinding met “vissen”, zoals hier.
Op naar het Grieks dus We vinden een antwoord over de “153 vissen” bij Pythagoras en Archimedes. Vergeet u niet dat deze woorden voorbij de eerste eeuwwisseling zijn geschreven. Plato en Pythagoras en hun wereld- en mensbeeld waren in de christelijke ontwikkelingen vertrouwde en veelvuldig geciteerde en geïnterpreteerde gasten in de christelijke geschriften, die zich op authenticiteit beriepen. Philo, de Judese geleerde uit Alexandrië, is een van de hoofdverantwoordelijken voor de invloed van Plato voor de nieuwe christelijke leer. Helaas is geen enkel origineel document bewaard gebleven. Wel andere documenten die de waarheid van mijn beweringen onderschrijven. Daarom neem ik u met een gerust hart mee naar de Pythagorese 153 vissen in het geschrift van Johannes.
* 6. Pythagorese vissen in het Evangelie van Johannes Pythagoras (569 – ca 507 v.d.g.j.) was een filosoof en wonderdoener. Voorbeelden: ook hij stilde, net als Jezus in de christelijke verhalen de golven en gebood de wind te gaan liggen, waardoor hij zijn leerlingen een veilige overtocht in hun scheepje bezorgde. Water in wijn veranderen was ook geen onbekend verschijnsel binnen deze beweging. Ook bij hem treffen we het “vissenwonder”: 153 vissen. Maar waarom exact 153? Voor de leerlingen van Pythagoras was 153 een heilig getal vanwege het drievoudige karakter van het getal. Het was verbonden met het Archimedische vesica pistis (vert. wiskundige afmeting van een vis).
Dus, net als de leerlingen van Pythagoras staan de leerlingen van Jezus voor de verklaring van de 153 vissen, met 153 als de wiskundige proporties van de vis. Zouden de vissers, de leerlingen van Jezus, op de eerste plaats de menigte vissen hebben geteld? Zouden zij zo onderlegd zijn geweest in de wiskunde dat zij de kracht van het ‘heilige’ getal wisten te plaatsen? Zij spraken Aramees en wat hier gebeurt is een duidelijke Griekse aangelegenheid. Archimedes? Wie van de Galileeërs zou hem en zijn wetten hebben gekend? Laten we kijken naar de schematische voorstelling van hetgeen Archimedes de “verhouding van de vis” noemde. [Het is een moeilijk stukje. Het gaat erom dat u ziet hoe beelden tot stand komen en een eigen leven gaan leiden. Het christelijke vis-teken is dus helemaal niet christelijk, zoals we hier kunnen zien aan de kruising van de beide cirkels. De rode lijnen spreken voor zich en de verhoudingsgetallen leg ik eronder uit.]
Archimedes’ proporties van de vis gebruikt door Pythagorese mystici
Verklaring Horizontale lijn A : verticale lijn B = 265 : 153 = 1,7320 = √3 = 1,7320 is belangrijk voor een gelijkzijdige driehoek. (We weten hoe belangrijk de gelijkzijdige driehoek voor Pythagoras is geweest met zijn beroemde stelling.)
De proporties van de vis - vesica piscis - ontwikkeld door Archimedes (287-212 v.d.g.j.) is van groot belang voor de mystiek van Pythagoras. In deze mystiek staan de beide cirkels die elkaar raken als symbolen voor materie en geest. Waar de omtrekken van materie en geest elkaar in het hart raken, ontstaat de vesica pistis, het oorsponkelijke symbool voor de inwijding in de heidense mysteries, de vis. De vis was dus het inwijdingsteken in de mysteriegodsdiensten die een relatie hadden met deze Pythagorese mystiek. Het Griekse woord vis is ichthus. Hiervan heeft men het acroniem: Iesous Christos Theos Huios Soter, Jezus Christus, Zoon van God, Redder gemaakt en zo de heidense herkomst van het vissymbool overgeschilderd en van een nieuwe betekenis voorzien.
De conclusie is duidelijk: vorm en inhoud van de vis vormen geen christelijk teken, maar zijn een rechtstreekse ontlening aan het heidendom die is opgenomen als centraal punt in de christelijke boodschap (herkenningsteken van het EO-lidmaatschap). Op zich is daar niets mis mee. De ene heidense godsdienst leende de beelden van de ander en vertaalden deze naar eigen inzichten en toepassingen. Maar met Yahshua van Nazaret en zijn Tora-uitleg, noch met Tenach en het Jodendom heeft het iets te maken. Het zet alleen maar een onontwijkbaar gedachtestreepje bij de heidens-mythologische grond waarop de fundamenten van het christelijk gebouw zijn geplaatst. Gezaghebbende onderzoekers uit vooraanstaande universiteiten hebben veel overeenkomsten tussen de christelijke wonderverhalen en de heidense varianten aangetoond. Water in wijn veranderen op een bruiloft, lopen over het water, een maagdelijke geboorte etc.2 De aangeboden onsterfelijkheid na herhaaldelijk eten van gewijd vlees en drinken van het bloed van de godheid (stierenbloed in o.a. de Mythras) spant wel de kroon en zal uitmonden in de transsubstantiatie, waarin de hostie verandert in het lichaam van Christus (1211, 4e Lateraans Concilie). Dat begon al rondom de eerste eeuwwisseling van onze jaartelling toen Antiochië omgeven was door de mysteriegodsdiensten. De bisschop van Antiochie, Ignatius, schreef in zijn brieven: ook wij hebben in het lichaam en bloed van Christus hetzelfde pharmakon athanasias, het geneesmiddel tegen de sterfelijkheid, waarmee hij zich aansluit bij Paulus, die een dergelijke – voor de Joodse rabbi Yahshua onverteerbare – uitspraak de wereld in heeft geholpen, die tot op vandaag de dogmatiek van de christelijke geloofsleer bepaalt: “Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt!” Zelfs als metafoor zal een Jood zo’n uitspraak niet doen, zo’n afschuw heeft Tora, dus hij/zij, van het drinken van bloed. Natuurlijk, al deze symbolen zijn gekerstend en van een nieuwe inhoud voorzien. Dat mag allemaal voor hen die tot de goyim behoren, zoals de christenen, behalve voor een Jood. Dat verbiedt onze grondwet: Tora! Zou de Joodse Yahshua zich dan daaraan niet hebben gestoord? Nee, we moeten dat zoeken in de invloed van Paulus op de andere christelijke schrijvers, zoals kritisch Joods onderzoek uitwijst. Hierdoor is en blijft in het optiek van Tora het christendom een voluit heidense godsdienst. Iedere poging tot bekering van een Joods mens tot het christendom, staat dan ook gelijk aan het wegtrekken van een mens bij de Levende G’d, met wie hij vanaf Horeb een open relatie heeft, zelfs als hij valt onder de door christenen gebezigde term ‘niet-gelovige’ Jood. Hij hoort tot het Eeuwigdurende Verbond van Horeb zijns ondanks, met alle verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt. De ontwikkeling van het christendom heeft dus een fundamentele relatie met o.a. de Mythras, die de zon als kernpunt heeft. *
2 Ik heb voorbeelden aangehaald uit de studie van Freke and Gandy “De Mysterieuze Jezus”, Synthese Den Haag, 2001 – www.synthese.ws . Het is een verslag van een uitgebreid Engels universitair onderzoek (Oxford) , waarvan ik de feiten op hoofdlijnen heb nagetrokken en de geciteerde geleerden op het terrein van de mysteriegodsdiensten op groot gezag kunnen bogen. Hoewel ik de inhoud van hun denken niet volg en zeker hun conclusies in de richting van de gnostiek niet deel, heb ik toch dankbaar van deze studie gebruik gemaakt vanwege het feitenmateriaal. Hun visie op het Jodendom vond ik benedenmaats, maar het zij hen vergeven. Er zijn, om u een voorbeeld te geven, het boek bevat meer dan 100 pagina’s voetnoten. Een rijke bron voor feiten en visies dus.
7. Van Yahshua van Nazaret naar Jezus van Nazaret We hebben nog een ander probleem aan de orde, een nieuw gespreksonderwerp, dat wel wat stof kan doen oplaaien onder de christelijke lezers op ons OJOS-Platform. Maar van een open discussie wordt niemand slechter, hebben we afgesproken. Vraagstelling Is de naamsverandering van Yahshua in Jezus slechts een vertaalkwestie van het Hebreeuws of Aramees naar het Grieks? Met de deur in huis: Het lijkt erop dat er meer aan de hand is. Het lijkt een constructie met een vooropgezet resultaat. Opnieuw kijken we naar de Pythagoreërs. Zij leefden in de buurt van Alexandrië en hebben waarschijnlijk heel grote invloed uitgeoefend op de christelijke ontwikkelingen. De neo-Pythagorese groepen (Therapeuten) die in deze buurten leefden waren vol mystieke vereringen en vierden jaarlijks de hemelvaart van hun verrezen godheid en de verwachting van zijn wederkomst om bij zijn komst zijn volgelingen te halen voor opname in de hemelse zaligheid. Deze groepen en hun overtuigingen zullen zeker hun invloed hebben gehad op de ontwikkeling van de christelijke theologie. Wellicht zijn zij de ontwerpers van de naam Jezus, vanuit hun voorliefde voor de Pythagorese numerologie hiertoe gekomen. De getalswaarde van de Griekse letters in de naam Jesous J = 10; E = 8; S = 200; O = 70; U = 400; S = 200. De som is 888. De som van de 24 letters van het Griekse alfabet = 888. De heidense mystici beschouwden het getal 888 als een heilig en magisch getal. Is het niet opmerkelijk dat de christelijke theoloog uit de begintijd Origines (185-257 g.j.) zei: “De naam van Jezus heeft meer kracht dan de andere heidense godheden”? Muziektheorie Een derde voorbeeld van Pythagorese invloed houdt verband met Pythagoras als muziektheoreticus. Hij is een van de ontwerpers van de harmonieleer, die voor de volgelingen van Pythagoras een heilige wetenschap was. In zijn harmonieleer is 666 de tooninterval van de reine kwint en 888 de tooninterval van de hele octaaf. *
8. Het veelbesproken en omstreden getal 666 In de christelijke geschriften – de Apocalyps van Johannes - komen we ook het Griekse getal 666 tegen. Maar wanneer we letten op de apocalyptische inhoud van dat geschrift, staat de inhoud samen met de geschriften Matheüs en Jacobus dichter bij de Hebreeuwse denkwijze (gelet op de toevoegingen in de LXX), dan bij het Grieks van Pythagoras. Daarom benaderend we het geschrift vanuit de Joods apocalyptische geschriften die gangbaar waren. De gematria – de getallenleer van het Jodendom – heeft natuurlijk ook voor deze 666-combinatie een betekenis in de aanbieding. We kijken naar de Hebreeuwse letters die het getal 666 vormen, het getal dat in de Apocalyps van Johannes het getal van het beest = het getal van de mens, wordt genoemd. De opdracht is gesteld aan ieder christen: negeer dit getal niet, maar bereken het. Berekenen is vaak gelezen als benoemen en een antwoord geven op de vraag wie is het beest? Natuurlijk is het beest de grootste vijand: Nero, Paus, Hitler. Wij laten ons daarmee niet in, maar willen graag zien wat er uit onze Hebreeuwse berekening komt. Nogmaals, ik doe dit vanwege het Joodse karakter van het boek, zonder de eerder geuite bezwaren over het getal 153 in een Griekse context teniet te doen. Na de berekening zullen we de uitkomst plaatsen in de cultuur van de tijd waarin het is geschreven en zo een verklaring geven, zonder christenuitleggers het recht te ontzeggen hun eigen uitleg te geven.
Werkwijze We verdelen 666 over de volgende Hebreeuwse getallen, die altijd een samenstelling zijn van afzonderlijke getallen. Dat is in het Hebreeuws niet anders mogelijk, omdat er geen sprake is van een decimaal stelsel. Het Hebreeuws kent geen 0, maar ook geen klinkers, met uitzondering van enkele medeklinkers (moederletters, matrix lectiones). Zo is de W een moederletter die staat voor de klinker O. We analyseren nu de getalscompositie 666. 666 is opgebouwd uit 400+200+60+6. Getallen wijzen naar vaste letters. Keren we van de getallen terug naar de letters dan zien we het volgende: T = 400 + R = 200 + S = 60 + W (hier de W als klinker voor de O) = 6. Door ontbreken van de klinkers plaatsen we een verbindingsstreepje waardoor de Hebreeuwse combinatie T-R-S-O ontstaat. Zoals gezegd plaatsen we de uitkomst van de berekening in de culturele context van het geschrift bij het ontstaan, voorbij het einde van de eerste eeuw van de gewone jaartelling. Het behoeft weinig fantasie om in deze combinatie TaRSO te lezen en de geboorteplaats van Saulus van Tarso (Aramees voor Tarsus) te herkennen. Paulus was de zelfverklaarde 13e apostel en is onbetwistbaar de stichter van het christendom in plaats van Jezus van Nazaret. Het zou niet juist zijn om de conclusie “het beest” uit de tekst aan Saulus als persoon te binnen, zodat 666 op hem zou slaan. Hoewel zijn afkomst uit Tarsus echter van grote invloed op hem moet zijn geweest, blijkens de Joods-kritische onderzoeken, zullen we TaRSO op de eerste plaats blijven zien als de hoofdstad van de Perzische Mithras/Attis mysteriereligie in Klein-Azië. Saulus afkomst uit deze attische cultuur heeft zijn christelijke leer duidelijk bepaald, zoals nauwkeurig en kritisch tekstonderzoek uitwijst. De rites rondom het christelijke avondmaal, zoals deze door de latere christelijke schrijvers zijn beschreven, stammen uit de bekendheid met de geschriften van Paulus en zijn van Perzische, uit Tarso, afkomstige mythische invloeden doortrokken.
9. Paulus, basis voor christelijke schrijvers en bisschoppen Paulus’ geschriften zijn ouder dan de evangelieberichten, waarmee blijkens de citaten de schrijvers zeker bekend zijn geweest. Wat Yahshua in de mond is gelegd rondom zijn laatste maaltijd is een rechtstreekse toepassing van de paulinische geschriften (1Cor. 15). Ik herhaal: dat een Joodse rabbi, zelfs als een metafoor, eten van mensenvlees en drinken van mensenbloed zou gebruiken, is te dwaas voor Joodse woorden, maar heel aanvaardbaar binnen de mysteriereligies, die daarin het eeuwige leven zagen schitteren. De inhoud van eucharistie en avondmaal leggen tot op vandaag getuigenis af van deze gekerstende hellenistisch-Perzische invloeden. Neem de moeite en bestudeer de inwijdingsrituelen tussen de mythras en de christelijke doop in de paasnacht en u zult versteld staan van de overeenkomsten. Ik bemoei me natuurlijk niet met de conclusies die u eruit trekt. Daar gaat een studie als deze dit niet over. Zoals ik al eerder vermeldde schrijft de bisschop van Antiochië, Ignatius – omgeven door de Mythras - in een van zijn brieven aan het einde van de eerste eeuw een vergelijking tussen het christelijke avondmaal en de mysteriemaaltijden. Hij zegt: “Ook onze heilige maaltijd is een pharmacon athanasias, een geneesmiddel tegen de sterfelijkheid. Dan is er ook de maagdelijke geboorte als een bekend mythologisch verschijndel. Wie naar de afbeelding van Isis en Horus kijkt, ziet de oude voorloper van Maria en het kind. Ach, het is teveel om in zo’n kort bestek te noemen. Er zijn geleerden die dat veel beter hebben gedaan en beter kunnen dan ik. Ik ga niet verder dan oriëntatie op de grondslagen.
10. Antisemitisme en het beest Voor ons als Joden is het beest ‘de bron van het antisemitisme’ en in veel mindere mate de vervolger van de christenen. Wat hebben de christenen eigenlijk te lijden gehad in de geschiedenis, anders dan door doodslag en verbranding in eigen huis? De begintijd van de kerk? Misschien is nieuw historisch onderzoek op zijn plaats, want er kan stevig worden getwijfeld aan de omvang van de christenvervolging. Zij zijn immers van meet aan vriendelijk geweest voor de Romeinen? Beriep Paulus zich niet op de keizer? Iets dat een Jood nooit zou doen. De paulinische geschriften zijn rijk voorzien van antisemitische aanzetten, ook al trachten christentheologen deze harde feiten weg te theologiseren, door zijn Romeins legalistische visie op de Tora verschillende betekenissen te geven. Zij verzachten zijn harde uitspraken over “de Joodse honden die zich maar moeten laten snijden”; Joden die dragers zijn van het enige verbondsteken dat G’d ons vanaf Avraham heeft gegeven, en dat door Yahshua van Nazaret volledig is gerespecteerd. Over boord te zetten van dat door de G’d van Israël ingestelde verbondsteken is opnieuw een signaal van de mythologische basis onder het christendom van Constantijn de Grote, de sluwe politicus die Mythras en Christenen samenbracht (zondag als de dies dominica met de Heer Mithras en de Heer Jezus als verbonden elementen en dat alles vanwege de Pax Romana). * 11. Doop van Jezus (Grieks adoptianistisch) De doop als initiatieritueel is opnieuw een Grieks gebruik. Men leze te ruime literatuur over de geschiedenis van de christelijke dogma’s. De doop van Jezus is van Griekse oorsprong en vorm: de zogenaamde huiothèsia, de zoonstelling, zoals die in Athene werd gebezigd. De vader verklaarde tegenover het stadsbestuur inzake zijn volwassen geworden zoon: dit is nu mijn zoon, mijn geliefde. De Griekse schrijver Lucas zal zeker uit zijn afkomst hebben geput en deze gekoppeld aan een tekst uit Jesaja. * * Voor de erkenning van het adoptianistische karakter van deze doop verwijs ik voor de belangstellenden naar het Christelijk Geloof van Prof. Dr. H. Berkhof en naast hem naar veel anderen.
*
12. Joodse Pauluskritiek Paulus zou het allemaal anders en goed bedoeld hebben, zeggen orthodoxe theologen en gelovigen. Wij trekken dat in twijfel en zien in zijn geschriften wel degelijk de basis voor het antisemitisme binnen de christelijke en kerkelijke cultuur. Joods-kritisch onderzoek rekent af met het gezag van “die moeilijke Paulus”, zoals Petrus hem noemt. Ik rond dit af met een korte samenvatting van het onderzoek naar persoon en leer van Saulus van Tarso door de Joodse Hyam Maccoby, een geleerde die zichzelf rekent tot de kring van de Ebionieten, de eerste en Joods gebleven volgelingen van Yahshua van Nazaret. Dat maakt zijn kritisch onderzoek van grote waarde. Korte verwijzing en hoofdlijn Paulus-onderzoek door Hyam Maccoby Paulus was iemand die Yahshua van Nazaret nooit heeft ontmoet en die met argusogen is gadegeslagen door de eerste Joodse gemeenschappen, die de oudste volgelingen van
Yahshua waren en volledig Jood zijn gebleven: de Ebionieten. Paulus theologie is waard om zeer kritisch te worden benaderd. Ik kan hierop niet ingaan, maar zal dat op andere plaatsen te gelegener tijd met literatuurverwijzing graag doen. Hebreeuwse geleerden die en open theologie naar Yahshua van Nazaret hebben, wijzen ons graag de weg naar onjuiste informatie. Ik wijs hier naar het boek “The Mythmaker, Paul and the Invention of Christianity” door Hyam Maccoby, een Joodse geleerde, die een volgeling van Yahshua van Nazareth genoemd kan worden. Op goede gronden wordt duidelijk gemaakt en bewezen dat Saulus geen Farizeeër kan zijn geweest en in persoonlijke relatie tot de aristocratische hogepriester stond. Voorbeeld: er is geen farizeeër geweest die de Griekse vertaling van Tenach zou gebruiken in citaten. De geschriften van Paulus bevatten ongeveer 150 citaten uit de Hebreeuwse bijbel, echter allemaal uit de Septuaginta, iets dat door een farizeeër nooit is gedaan. We houden na gedegen onderzoek van de paulinische geschriften niets anders over dan de zelfverklaring van Saulus van Tarsus dat hij een geboren Jood was en een Farizeeër, doorkneed in de Joodse leer. Maccoby geeft in een ruim notenapparaat goede onderbouwing van zijn beweringen. Christentheologen die twijfelen aan de houdbaarheid van deze geschriften vinden in deze literatuur een aanrader. *
13. Een vertaalfout met grote gevolgen voor antisemitische ontwikkelingen De christelijke geschriften staan bol van de “zij (de Joden) en wij (christenen)- verhoudingen”. Diepgaande beschuldigingen en verdachtmakingen die zowel inhoudelijk als op grond van grondig historisch onderzoek onhoudbaar zijn, hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het antisemitisme dat zich door de eeuwen van de gewone jaartelling onafgebroken heeft gemanifesteerd. Soms zit het beruchte ongeluk in een klein hoekje. Hier zitten grote gevolgen in een verkeerde vertaling van een onbeduidend Grieks woordje, een vertaalfout die “de Berg Horeb” diskwalificeert ten gunste van “de berg van Jezus’ Bergrede” aldus o.a. de lezing van het eerste boek over Jezus van Paus Benedictus. Ratzingers visie is helder: de Bergrede is de nieuwe Tora en vervangt de oude Bergrede van Mozes op Horeb, de achterhaalde Tora. Hij schermt in zijn boek met zijn contact met rabbijn Jacob Neussner, die hij nadrukkelijk typeert als “de gelovige Jood Neussner”. Ik heb destijds na uitkomen van het boek een begin gemaakt met de bespreking ervan, maar ik ben ermee gestopt door dit soort arrogantie en uitleggingen rondom onze Tora. Hoe kan het toch gebeuren dat zulke geleerde mensen, met zo’n grote verantwoordelijkheid, zulke uitspraken voor hun rekening nemen, het gelijk en de waarheid van hun inzichten claimen. Het is waarlijk niet alleen kortzichtigheid. Zij steunen op oude tradities en uitleggingen van de geschriften, die door henzelf van goddelijke gezag zijn voorzien. Maar hij kan dat doen als paus, als “plaatsvervanger van Christus op aarde” en het “traditiegezag van zijn kerk”. Hij is een in de rij van pausen die verantwoordelijk zijn voor een nieuwe godsdienst rondom “de man van Nazaret”, de, door de zeven oecumenische concilies in de geschiedenis verklaarde godmens. Ik concludeer uit de geschiedenis van Keizer en Paus: Jezus, is de protagonist van Nicea, de start van een cultureel-godsdienstig drama. De Reformatie heeft zich hiertegen niet gekeerd en maakt derhalve deel uit van hetzelfde drama. Maar omdat uiteindelijk de G’d van Israël de Eeuwige is van ruimte en tijd, is het een drama dat op een zeker moment goed afloopt. De befaamde kromme stok, waarmee de Eeuwige een rechte slag kan maken. Maar vraag niet ten koste van wie en wat allemaal. Terug naar de Bergrede en de fatale vertaalfout die bij mijn weten nog nooit is herroepen. Ik ben dankbaar dat ik het kleine boekje over de Bergrede van Pichas Lapide jaren geleden kocht. Lapide heeft na grondige herlezing er bij mij voorgoed de ogen voor geopend.3 Hier komt het dan.
3
Lapide, Pinchas, De Bergreden utopie of program?, Ten Have, Baarn 1984, pag.43 e.v.
Maar ik zeg u We hebben te maken met een klein woordje dat veel pijn heeft veroorzaakt in de opstelling naar ons als Joden, die immers door de Eeuwige als volk verstoten zouden zijn? Luister naar de Bergrede en je treft het. Ik citeer het contrast in Mattheüs 5, 31 en 32: tot de ouden is gezegd ….., maar ik zeg u …..! Ik geef u een klein stukje tekst van Lapide om de sfeer van zijn boekje en de open omgang ermee te proeven. Lapide gaat uit van de algemene erkenning in de theologie van de 20e eeuw dat Jezus vanuit zijn Jood-zijn moet worden verstaan. Zelfs Paulus erkende dat Jezus onder de Tora geboren is (Gal.4, 5) en zijn leven lang een dienaar van de besnijdenis is geweest (Rom 15, 8) – hetgeen in het Hebreeuws alleen maar de nadruk legt op zijn onvoorwaardelijke trouw aan de Tora. Dit feit is ook erkend door de Franse bisschoppenconferentie (16 april 1973) … “Wij mogen niet vergeten dat Jezus, als Jood geboren … door zijn gehoorzaamheid aan de Tora en door zijn gebed zijn taak heeft vervuld binnen het kader van het verbondsvolk. Om te bewijzen dat deze uitspraken niet klopten, klampten tegenstanders zich vast aan vier Griekse woorden die vijf keer in de Bergrede terugkomen: ‘Maar ik zeg u’ (in het Grieks: égoo dè légoo húmin).4 Volgens de tegenstanders – die de meerderheid vertegenwoordigen - heeft Jezus met deze woorden de basis onder het Joodse geloof weggeslagen. Dat verzet vormt, aldus Lapide, “de aanzet tot de bevrijdende boodschap van het Nieuwe Testament, die niets meer gemeen heeft met de angsten en dwangmatigheden van een legalistische en formalistische religie. Dat stond onlangs in de uitnodiging voor een conferentie over de Bergrede die een katholieke academie zo vriendelijk was mij toe te sturen”, einde citaat.5 Van protestantse zijde beaamt men hetzelfde. Karl Barth ziet in deze vier woordjes “een unieke aanspraak op gezag”, naast vele anderen die er een eigen weg mee gingen. De conclusie van Lapide over deze uitspraken is vernietigend. “In het gunstigste geval getuigen al deze dingen van een gebrekkige kennis van Jezus’ moedertaal (Aramees) en de maatschappelijke context waarin hij leefde”.6 Terug naar het Grieks van Matt. 5, 32 "... ego de ego humin", "maar ik zeg u". Lapide negeert het Grieks en keert zich naar de moedertaal, het Hebreeuws/Aramees: Wa ani omèr lachèm? Wat een tekstgetrouwe vertaling krijgt in “En ik zeg u”. Nu zijn we waar we zijn moeten. “Maar” is de boosdoener, het woord dat is ingevoerd onder de haatverhoudingen die in de eerste eeuw duidelijk onder de nieuwe godsdienstigen, de christenen, was gegroeid ten opzichte van de Joden. Aangezien vertalen altijd verraden van de oorsprong is en vertalen, betalen met verlies aan begrip en kennis, is het duidelijk dat de haat tegenover de godsmoordenaars de vertaalkeuzes hebben beheerst. Zo ook hier. Het onbeduidende Griekse woordje dè wordt hier voorzien van een betekenis die het nooit heeft namelijk een tegenstelling, zoals ‘maar’ . Het is een woordje dat koppelt en samenvoegt. Daarom past het zo goed bij het wa uit de Hebreeuwse tekst die Lapide ernaast plaatste. Wa is immers het voegwoord ‘en’. De letterlijke vertaling van de vier woordjes is dan ook niet “maar ik zeg u”, maar “en ik zeg u”. Er is dus geen sprake van een tegenstelling tussen wat eens gezegd was tot de Ouden en wat Jezus gezegd zou hebben. We komen tot een afronding. Nu we de tegenstelling “maar” als onjuiste vertaling hebben verworpen, wordt de bedoeling helder en volledig in overeenstemming met de rabbijnse redeneerwijzen. De voorgaande visie wordt niet nietig verklaard, maar aangevuld, vollediger gemaakt door nieuwe inzichten.
4
idem, pag.45 idem, pag.45 6 idem, pag.45 5
Ik kies nu voor de vertaling: “ … tot de Ouden is gezegd …. en daarbij zeg ik jullie ook nog ….!” De traditie wordt niet opgeheven, maar op een vernieuwende wijze aangevuld. Maar was het wel zo vernieuwend? Lapide: “Noch in zijn strijdbare dialogen, noch in de Bergrede heeft Jezus ooit het grondgebied van zijn pluralistische Jodendom verlaten. … Jezus heeft dus geen antithesen gemaakt, maar een aantal superthesen overgeleverd, die Tora verdiepte en de mensen activeerden.”7 Conclusie Het zou de christelijke theologen sieren op deze verscheurende vertaalfout terug te komen en de Joodse gemeenschap daarvoor verontschuldigingen aan te bieden.
14. Epiloog In dit oriënterend artikel heb ik laten zien hoe groot het aantal afleidingen uit het heidendom en dientengevolge de Jodenhaat bepalend zijn geweest voor de ontwikkeling van het christendom, dat de basis heeft gevormd voor de cultuur waarin wij leven en waaraan we als Joden samen met onze medemensen willen werken om een betere wereld te bereiken. Het meest kernachtige verschil tussen Joden en Christenen Ik beperk me tot een tweetal opmerkingen, die voor u voldoende zijn voor verdere studie. Het Jodendom is een - vanuit de oude Israëlische afkomst en geschiedenis – een volk, een natiestaat met wisselende staatkundige structuur met echter een geschreven en mondeling overgeleverde wetgeving die in de tijd van Ezra de redactionele afronding krijgt. De Wet van Mozes is een resultaat van de opdracht van de Perzische koning die nationale wetgeving voor zijn deelstaten wilde. Idealiter is de staatkundige structuur van het Joodse volk (Israel en diaspora) een ‘theonome democratie’, d.w.z. een democratie onder we Wet van G’d (theonoom). Ondanks alle stromingen van ultraorthodox tot niet-religieus blijven Joden toch Joden en blijft het Volk van G’d ongebroken. Daarom is het Jodendom geen godsdienst in de traditionele zin, maar een “religie als relatie met de Eeuwige”, een volk dat met de Eeuwige voor eeuwig is verbonden. Als in 1054 het Grote Schisma plaats heeft binnen de christelijke kerk, dan wordt duidelijk dat een godsdienst wel degelijk splitsbaar is en zelfstandig verder gaat, los van elkaar, met elk aanspraak op de waarheid. De splijtende ruzie over het “filoque” de kwestie of de Heilige Geest van de Vader of/en van de Zoon is uitgegaan, kan voorwerp zijn van verkettering en verbranding. Het “nieuwe volk van G’d” zoals Ratzinger de kerk noemt (natuurlijk binnen zijn gezagsstructuur) blijkt geen volk te zijn, maar een samenstel van individuele gelovigen die zich op grond van gedeelde overtuigingen samenvoegen als ‘Joodse kerk’ en weer uiteengaan, met alle narigheid van dien. De aandacht van de innerlijke verscheurdheid werd niet zelden afgeleid door de Joden voor de bühne te halen als de oorzaak als Godsmoordenaars etc. Conclusie Onze volk zal nooit scheuren als volk van G’d. De Eeuwige houdt ons in zijn liefde en trouw aan het Verbond in stand als zijn volk, ook al is er nog maar een “arm en gering volkje over maar die schuilen bij de naam van de Eeuwige”, zoals de profeet zegt. Hiermee is het essentiële verschil tussen “volk met haar religie als verbondsrelatie verankerd (re-ligare)” en een “godsdienst op basis van een eigen ontwikkeld godsbeeld en theologie” (religio) aangegeven. Omdat de Eeuwige trouw is aan zijn volk en ik lid ben van dat Volk, is Hij ook trouw aan mij en deel ik genealogisch in de geschiedenis vanaf Abraham. Zonder het Verbond van Horeb 7
idem, pag.46.47
heb ik individueel geen bijzondere aanspraken. Dat zou het Joodse volk tot een samenstel van gelovige en niet-gelovige individuen maken, zoals de Paus steeds maar benadrukt in zijn eerste Jezus-boek. In de godsdiensten gaat het om de individuele aanvaarding van de geloofsleer en de toepassingen daarvan in het dagelijkse leven. Aangezien de Noachidische wereldsamenleving op basis van de wetten voor maatschappijvorming door G’d gegeven na de Vloed, die de ruimte schept voor de godsdiensten en vereringen van andere goden, die zelfs met de naam Elohiem worden aangeduid, is het noodzakelijk ieder op zijn plaats te erkennen en niet te verguizen, echter zonder de essentiële verschillen in roeping en taken weg te poetsen in de modernistische idee van de ene God die voor alle mensen gelijk is. De G’d van Israël is JHWH die eer geeft Hij aan geen ander, zegt hij, dus ook niet aan de goyim die zich christenen noemen en pretenderen dat de G’d van Israël zich een nieuw volk heeft verkozen aan het begin van de gewone jaartelling. Gelukkig zijn veel kritische theologen tot deze inzichten gekomen, maar zijn er grote groepen evangelische christenen met hun liefde voor ons Volk, die ons doodknuffelen om ons straks bij de tweede komst van de messias Jezus, tot het christendom te bekeren. Tot zover het essentiële verschil tussen volk en kerk. Ben ik een Nederlandse Jood, of ben ik een Joodse Nederlander? Deze vraag is actueel sinds 1815 als Koning Willem 1 de gelijke burgerrechten afkondigt en ons daarmee onze Joodse halachische democratie ontneemt. Zie de politiek dwaasheden rondom de kosjere slacht van de laatste tijd en de voorbereiding van het verbod op brit mila, de besnijdenis. De vraag “Ben ik een Nederlandse christen?” is gemakkelijk te beantwoorden en leidt niet tot identiteitscrisis. *
15. Voortgaande conclusies De maagdelijke geboorte, het veranderen van water in wijn, lopen over het water, stillen van de storm, vangen van 153 vissen, wonderbaarlijke genezingen, enz. alle wonderen en tekenen die exclusief aan Jezus van Nazaret zijn toebedacht, blijken helemaal niet exclusief te zijn, maar goed te passen in het mythologische klimaat aan de oostkant van de Middellandse Zee, Perzië en Egypte, met de dag van de Zon als cumulatiepunt tussen de beide godsdiensten: christendom en Mythras in de politiek van Constantijn 1. Het is bijna lachwekkend als we de oude kerkvaders als Hippolytus horen zeggen dat alle overeenkomsten uit de mysteriegodsdiensten door de duivel zijn voorbewerkt, om een schifting aan te brengen tussen de mensen die Jezus echt geloofden en wie zich lieten misleiden door de ouderdom van alle mythologische verhalen en ervaringen. Dat kan een mens toch niet serieus nemen. Vergelijk het met de Zeeuwse boer die de miljoenen jaren oude fossielen aan G’d toe schreef om ons op de proef te stellen op ons geloof in een 6000 jaar oude aarde. Jaarlijks kwamen de mythische volgelingen van de lagere godheden Osiris-Dionysus en hun naamgenoten op tal van plaatsen bijeen om de verrijzenis van hun godheid te vieren en de wederkomst van hun Heer af te wachten en te bezingen. De herhaling van het ritueel was een plicht om zeker te zijn dat je bij de wederkomst hoorde bij de kring van volgelingen die worden uitgekozen om opgenomen te worden in de hemel. Ik zal hierop niet verder ingaan. Reformatorische en evangelische christenen herkennen de boodschap. Katholiek-eucharistische vieringen hebben de noodzakelijke herhaling van het sacrament: de gewijde rituelen die de mysteriereligies hebben aangeleverd en die kerkelijk en theologisch zijn gesanctioneerd tot kerkleer, wat meer is: tot waarheid. Zonder dat geloof is het niet best gesteld met je leven. Ook hierin ontmoeten Hellenisten, Perzen, Romeinen en Christenen elkaar. De hemel en de hel, de strijd tussen licht en duisternis, tussen God en de duivel zijn de schrikbeelden voor menig mens, onder het gezag van de instituten die dit hebben uitgebaat, die hebben bijgedragen tot een grootscheepse secularisatie en leegloop van de kerken die hun tijd wellicht hebben gehad.
Moderne mensen, zoekend naar nieuwe vormen van spiritualiteit, zonder dat kan een mens immers niet, zijn overgebleven. Een blik in de kerkgeschiedenis laat zien dat de geweldig snelle uitbreiding van de Islam in Noord-Afrika, eens een bakermat van de christelijke theologie en levend christendom, heeft kunnen plaats hebben, omdat het christendom was verdord en verzwakt qua invloedssfeer (Nestorius). Zou er een verband zijn tussen de herleving bij de Reformatie en het stoppen van de opmars van de Turken die voor Wenen stonden? Zou de massale invloed van de Islam in de oude wereld, het gekerstende Romeinse rijk, iets te maken hebben met de verdorring en verzwakking van het christendom, en krijgt de christelijke cultuur de rekening gepresenteerd voor eigen prestaties? Het zijn zomaar wat vragen die ik graag open houd. Ik denk er al een tijdje over na. Is voor ons als Joden niet de tijd aangebroken ons te bezinnen op de taken die we voor de samenleving hebben en de troost die wij aan de zoekende en gebroken mensen kunnen bieden? * Tot slot Zoals u merkt heb ik in dit oriënterend artikel slechte aandacht geschonken aan de systematiek in de volgorde. Het ging slechts om aandragen van punten ter overweging. Laat ik opnieuw de wens uit spreken dat mijn artikel louter informatief van opzet was en is gebleven, zonder mijn christenmedemens te kwetsen, in de hoop op een open mind en bereid tot kritische zelfreflectie, waaraan het zo dikwijls ontbreekt. Het is tevens de bedoeling – omdat we samen leven in een dynamische en veranderende cultuur – binnen ons Open Joods Onderzoeks- en Studieplatform een discussie op gang te brengen en de inzichten te verdiepen als een aanzet tot verdere studie van de Joods-menselijke cultuuropdracht om te helpen een betere wereld te maken (tikkoen olam). Het belangrijkste slot stamt uit mijn persoonlijke overtuiging dat in de geschiedenis van G’ds schepping en wereld van de mensen er niets buiten Hem gebeurt, zelf niet kán gebeuren. Dat betekent dat ook de ontwikkeling van het christendom, hoeveel vragen over het ontstaan er ook zijn, niet buiten de macht van de G’d van Israël valt, hoe krachtig – vanuit mijn Joodse visie – het christelijk-heidense godsbeeld van Nicea in 325 g.j. die van de Joodse man van Nazaret de Protagonist van Nicea maakte in het culturele, menselijke drama, tot ontheiliging van de G’d van het Horebverbond, met Israël als zijn volk. Er is voor iedereen een weg naar de Eeuwige en zijn Horeb Verbond, ook voor christenen, als men bereid is de zelfverklaarde “status aparte” tussen Joden en heidenen op te geven. Meer dan vragen oproepen en gesprekken ontwikkelen is niet mijn bedoeling. Ik aanvaard volledig iemands persoonlijke keuzes en visies, maar wordt mij naar mijn visie gevraagd dan zal ik die geven. ofschoon ik ervan overtuigd ben, dan u meer hebt aan de opgeroepen vragen, dan de door mij voorgestelde antwoorden. shalom ou-v’racha Gideon