Abex news Cover 206 NL:Cover
13/05/13
13:47
Page 1
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 1
Driemaandelijks - april 2013 80ste jaargang - Nr 206 Associatie van Belgische Experten Koninklijke Maatschappij Erkende beroepsvereniging ABEX Beheerraad Voorzitter : James HUGHES Voorwoord
Ondervoorzitter : Michel DE KEYSER Elisabeth BERGER Verslaggever : Alain COPPE Secretaris Generaal : Fabien de GERADON Schatbewaarder : Martine PIRET Secretaris : Frédéric HEYNEMAN
Leden Albert COLLET Michel COPPENS Bernard de RUBINAT Claude LAHMANN Michel VASSILIADES Redactie comite Elisabeth BERGER Fabien de GERADON James HUGHES
Geachte Confraters, In 1794 verjaagt Napoleon, na afloop van een bijzonder zware militaire campagne, de Oostenrijkers definitief en lijft hij ons territorium in bij het Franse rijk. Hij installeert er bij die gelegenheid een nieuw juridisch kader, de "Code Napoleon". In de versie die in 1804 wordt ingevoerd omvat deze code 36 wetten en 2 281 artikelen, ingedeeld in 3 delen die gewijd zijn personen, goederen en eigendom, die in een duidelijke en beknopte stijl opgesteld zijn om elke dubbelzinnigheid te vermijden: de Code civil is een "een corpus van wetten die bestemd zijn om de relaties van sociabiliteit, familie en belangen die bestaan tussen mensen uit dezelfde staat te sturen en vast te leggen". De Code civil wordt aangevuld door de invoering van een wetboek van burgerlijke rechtspleging (code procédure civile) in 1806, een wetboek van koophandel (code de commerce) in 1807, een wetboek van strafvordering (code d'instruction criminelle) in 1808 en een strafwetboek (code pénal) in 1810. En in 1807 krijgt de Code civil de naam Code Napoléon. De vergelijke studie van de Belgische en Franse wetten op het vlak van mede-eigendom waarmee dit tijdschrift begint, toont ons de grote verschillen die vandaag bestaan en die de vrucht zijn van de evolutie van de mentaliteiten, de zeden en gewoonten. Bij het ontstaan van België in 1830 werd het civiele leven van de burgers aan beide zijden van de grens nochtans door hetzelfde wetboek geregeld.
Verantwoordelijke uitgever James Hughes Fabien de GERADON Voorzitter Frans Van Kalkenlaan 1/104 B-1070 - Brussel - België Tel : +32 (0)2 523 73 33 Fax : +32 (0)2 527 36 35 www.abex.be e-mail:
[email protected]
1
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
M ICHEL VASSILIADES D.E.S. de Droit Public D.E.S. de Science Politique I.H.E.I. Deskundige bij het Hof van Beroep van Parijs
e wereld van de mede-eigendom omvat in België ongeveer 1.200.000 hoofdkavels, zijnde een derde van de Belgische bevolking, en in Frankrijk 8.000.000 hoofdkavels, wat ook één derde van de Franse bevolking is.
D
Zonder terug te gaan tot de napoleontische Code van 1804, zouden we kunnen denken dat de Franse wet van 10 juli 1965, en zelfs die van 1938, ouder was dan de Belgische wet van 30 juni 1994. We moeten echter de chronologie herzien en vaststellen dat de Belgische wet van 8 juli 19241 voorafging aan de Franse wet van 28 juni 1938. De Franse wet van 10 juli 1965, aangevuld door het Decreet van 17 maart 1967, heeft inderdaad het nieuwe tijdperk van de mede-eigendom ingeluid, gevolgd door de Belgische wet van 30 juni 1994, die zelf herzien werd door de wet van 2 juni 2010. Maar de Franse wet werd vanaf 1965 tot op heden “aangevuld” met artikelen die in wetten werden opgenomen, en die dikwijls bredere onderwerpen betreffen en door verschillende Ministeries werden voorgesteld. Zo werden er in Frankrijk met 28 wetten2 en 17 decreten één of meer artikelen toegevoegd aan de basisteksten van 1965 en 1967. De nieuwe Belgische wet van 2 juni 2010 werd al aangevuld door de wet van 13 augustus 20113, door de wet van 15 mei 20124 en door een koninklijk besluit van 12 juli 20125 “tot vasts1. « Les associations partielles » van Michel Plessers in « la copropriété par appartements : la réforme d 2010 », Uitgaven Die Keure ( ?) 2010 2. « L’adaptation du règlement de copropriété » door Jean-Marc Roux, p.32 « Informations rapides de la copropriété », oktober 2011 nr. 572 3. Verschenen in het Belgisch Staatsblad van 29 augustus 2011 4. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 8 juni 2012 5. Gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 3 augustus 2012
2
13:22
Page 2
VERGELIJKENDE ANALYSE VAN DE BELG TUSSEN MEDE-EIGENAARSSYNDICAAT/ telling van een minimum genormaliseerd rekeningenstelsel voor verenigingen van mede-eigenaars”. Met deze vergelijkende analyse van de Belgische en Franse wetgevingen, proberen wij aan te tonen dat beide wetgevers de lessen zouden moeten onthouden die professionals in het beheren van vastgoedeenheden van uiteenlopende grootte trekken uit de dagelijkse praktijk van de mede-eigendom. Mede-eigendom begint met twee in een gebouw en kan gaan tot een verbluffend aantal van verscheidene duizenden kavels. In onze praktijkervaring van een veertigtal jaren was de kleinste mede-eigendom die beheerd werd er één van 3 mede-eigenaars die elkaar hartgrondig verafschuwden, in die mate dat ze voor de hoofdsyndicus een beroep deden op een professioneel syndicus met een mede-eigendom van 1.250 hoofdkavels. Laten wij, om van start te gaan met deze studie, eerst en vooral wijzen op de verschillende situaties van vastgoedgehelen die fysiek mogelijk zijn. Wij behandelen enkel bebouwde eigendommen omdat de Belgische wet6 enkel van toepassing is op dit type vastgoedeenheden. Een mede-eigendom die uit één enkel gebouw bestaat, kan slechts één trappenhuis hebben, één lift, één verwarmingskelder, één conciërgewoning enz., maar kan evengoed verschillende trappenhuizen en verschillende liften, maar nog steeds één enkele verwarmingskelder en conciërgewoning hebben. Een mede-eigendom met verschillende gebouwen7 in een park kan samengesteld zijn uit gebouwen met één of meer trappenhuizen, één of meer liften, of
6. Art. 577-3 van de wet van 2 juni 2010 Art.1 van de wet van 10 juli 1965 7. De mede-eigendom van 1.250 loten waarnaar wij verwijzen, werd gebouwd in een park van 7ha en werd door ongeveer 3.500 personen bewoond. Zij is samengesteld uit een hoofdsyndicaat van mede-eigenaars en vijftien secundaire syndicaten
geen enkele, maar slechts bediend worden door één centrale verwarmingskelder en één enkele conciërgewoning voor al deze gebouwen, die zich in één van de gebouwen bevinden. Wij merken dan ook de moeilijkheden op die zich kunnen voordoen bij het beheer van mede-eigendommen door syndici. De doelstelling van de wetgevers was om het beheer door professionals te organiseren, te structureren en te rationaliseren. Maar in de loop der tijd zijn de doelstellingen van de wetgevers geëvolueerd ten gevolge van psychologische factoren. Merkwaardig genoeg werden beide wetgevers beïnvloed door drukkingsgroepen die hen meesleurden in demagogische en zelfs populistische gedachten. De Belgische wet van 2 juni 2010 telt op dit moment slechts 19 artikelen, terwijl de Franse wet van 1965 er 85 telt, en het decreet van 1967 een honderdtal. Een wetsontwerp dat afkomstig was van de Belgische Senaat, kreeg als titel “Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde de werking van de mede-eigendom te moderniseren en het beheer ervan transparanter te maken” 8. Met andere woorden: vandaag, en sinds enkele jaren, stellen de Franse en de Belgische wetgevers teksten voor betreffende mede-eigendom die dikwijls gebaseerd zijn op hun bewuste of onbewuste argwaan ten aanzien van de syndicus van mede-eigendom. Het belangrijkste gevolg voor de Franse wetgever over de mede-eigendom is dat hij heeft gezorgd voor het ontstaan van een gelaagd Medeeigendomsrecht (Code de la Copropriété), waarbij nieuwe artikelen aan de oude artikelen worden toege8. Parl. Doc. Sen. Gew. Zitting 2009-2010 nr. 1409/9 p.1 tot 8, Mevrouw Pascale Lecocq in haar artikel « Une réforme pour un meilleur fonctionnement et une plus grande transparence » p.1 in « La copropriété par appartements : la réforme de 2010 » - Uitg. Die Keure 2010
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 3
april 2013 - Nr 206
E BELGISCHE EN FRANSE WETTEN INZAKE DE RELATIE CAAT/ VERENIGING VAN MEDE-EIGENAARS EN SYNDICUS voegd, dikwijls zonder overeenstemming noch samenhang van het geheel. Nadat wij de belangrijkste gelijkenissen en verschillen hebben geanalyseerd tussen de Belgische en Franse wetteksten betreffende de relaties tussen het mede-eigenaarssyndicaat of de vereniging van mede-eigenaars en de syndicus, zullen wij dan ook constructieve voorstellen uitwerken in de geest van de Franse wetgever, die een “vereenvoudiging van de wetten” beogen, en vooral de dagdagelijkse toepassing van deze wetten door de actoren op het terrein. De geest die ten grondslag ligt aan het leven in mede-eigendom is die van een leven in een kleine burgergemeenschap die functioneert volgens het principe van een directe democratie en op basis van teksten die eigen zijn aan elk van deze burgergemeenschappen en die deze collectieve leefwijze organiseren. Eerst zullen wij de rol van elke speler in deze micro-burgergemeenschap analyseren. En in een tweede deel zullen wij proberen om een kritische analyse te maken van de teksten, gevolgd door constructieve pragmatische voorstellen. Eerste deel - Werking van de Vereniging van Mede-eigenaars (Belgische wet) en van het Medeeigenaarssyndicaat (Franse Wet): DE ACTOREN Afzonderlijk kunnen mede-eigenaars niets beginnen op het vlak van het beheer van de mede-eigendom. Zij drukken zich echter, zoals in elke democratie, uit door middel van stembrieven die worden gebruikt tijdens de algemene vergaderingen, waarbij zij hun vertegenwoordigers, de syndicus en de Raad van mede-eigendom (Belgische Wet) of de Conseil Syndical (syndicale raad) (Franse wet) en de Commissaris van de rekeningen kiezen. Deze laatsten zullen
elk in hun vakgebied de opdracht hebben om de belangen van het Medeeigenaarsyndicaat of van de Vereniging van Mede-eigenaars veilig te stellen.
I. De soevereine macht: de Algemene Vergaderingen: werking en vormvoorschriften die moeten worden nageleefd A) – Oproepingen voor de Algemene Vergaderingen 1/ Initiatief van de oproepingen Zowel de Belgische als de Franse wetgeving bepalen dat er jaarlijks een algemene vergadering wordt gehouden 9, of vaker indien noodzakelijk, met name in geval van hoogdringendheid 10. Het zijn de syndici die het initiatief voor de oproeping nemen (art. 7 van het decreet van 17 maart 1967; art. 577-6 alinea 2). Beide wetgevingen voorzien bijzondere gevallen, en dan vooral het geval waarin de oproeping voor een algemene vergadering door één of meer mede-eigenaars wordt gevraagd, die minstens één vijfde van de tantièmes van de mede-eigendom vertegenwoordigen voor de Belgische wet 11 of door mede-eigenaars die één vierde van de tantièmes van de mede-eigendom vertegenwoordigen voor de Franse wet, die ook een aanvraag voorziet die afkomstig is van de Syndicale Raad 12. In het geval van weigering of onvermogen van de syndicus, indien de syndicus geen actie onderneemt binnen de 30 dagen na ontvangst van het verzoek, laat de Belgische wet toe dat één van de medeeigenaars die “vragende partij” is, zelf de algemene vergadering bijeenroept 13 . De 9. Art. 577-6 alinea 2 (Belgische wet) Art. 7 van het decreet van 17 maart 1967 10. Art. 9 van het decreet van 17 maart 1967 11. Art. 577-6 alinea 2 (Belgische wet) 12. Art. 8 van het decreet van 17 maart 1967 (Franse wet) 13. Art. 577-6 alinea 2 (Belgische wet)
Franse wet wijkt af op dit punt. Enkel de Voorzitter van de Syndicale Raad mag een algemene vergadering bijeenroepen na een ingebrekestelling aan de syndicus die gedurende meer dan acht dagen zonder gevolg bleef. Eén van de “vragende” mede-eigenaars mag echter niet uit eigen beweging de algemene vergadering bijeenroepen zonder voorafgaande toestemming van de Voorzitter van het “Tribunal de Grande Instance” dat terzake een uitspraak doet inzake kortgeding 14. De Belgische wet voorziet ook een andere mogelijkheid: de mogelijkheid dat één mede-eigenaar aan de rechter vraagt om de syndicus “te gelasten om een algemene vergadering bijeen te roepen” wanneer deze laatste in gebreke blijft, op welke wijze ook 15. 2/ Formaliteiten die verplicht moeten worden nageleefd inzake de oproepingen voor de algemene vergaderingen a) – Deelnemers: alle mede-eigenaars moeten worden opgeroepen 16; diegene die in onverdeeldheid zijn, moeten aan de syndicus hun gemachtigde kenbaar maken 17. b) – Oproepingsmodaliteiten voor de algemene vergaderingen: Op de oproeping zijn plaats, datum en uur van de vergadering vermeld, alsook de agenda 18. De agenda wordt samengesteld uit kwesties die ter stemming zullen worden voorgelegd tijdens de algemene vergadering. De syndicus is verplicht om deze agenda 14. Art. 50 van het decreet van 17 maart 1967 (Franse wet) 15. Art. 577-9 alinea 3 (Belgische wet) 16. 165. Art. 577-6 alinea 1 17. Art. 577-6 alinea 1 Art.23 wet van 10 juli 1965 Art. 6 van het decreet van 17 maart 1967 18. Art. 9 van het decreet van 17 maart 1967 Art. 10 van het decreet van 17 maart 1967 Art.577-6 alinea 3 Art. 577-6 alinea 4
>>>
3
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
zorgvuldig op te maken. Enkel de kwesties die erop vermeld staan, zullen ter discussie en ter stemming worden voorgelegd. Maar hij moet ook de vragen van de mede-eigenaars of van de Raad van Mede-eigendom of van de Syndicale Raad opnemen. Volgens de Belgische wet moet hij dit doen voor de te stemmen kwesties (voorstellen) die afkomstig zijn van deelverenigingen zonder rechtspersoonlijkheid 19. In de Franse teksten ten slotte, heeft de wetgever, sinds het decreet van 20 april 2010, bepaald dat de agenda moet worden opgesteld “in samenspraak” met de Syndicale Raad 20, behalve in geval van hoogdringendheid. Er werd geen enkele sanctie voorzien in geval van niet-naleving van deze verplichting. Bijgevoegde documenten: in het Franse systeem moeten de documenten bij de oproeping worden gevoegd zodat de mede-eigenaars, die zo perfect op de hoogte zijn, geldig zouden kunnen stemmen 21. Hetzelfde geldt voor boekhoudkundige documenten 22, kostenramingen, contracten, afgesproken projecten en standpunten van de Syndicale Raad wanneer deze verplicht moet worden geraadpleegd. De Belgische tekst 23 verduidelijkt dat de oproeping de “raadplegingsmodaliteiten” moet aangeven van de documenten die betrekking hebben op de agendapunten. Deze raadpleging kan met andere woorden gedaan worden via internet. Gezien de syndicus echter de verplichting heeft om “meerdere kostenramingen over te leggen, op basis van een vooraf opgemaakt bestek” 24, lijken deze kostenramingen bij de oproeping gevoegd te moeten worden. Zeker is dat de boekhoudkundige documenten, en in het bijzonder de voorlopige budgetten, bij de oproeping gevoegd moeten worden 25. 19. De deelverenigingen met rechtspersoonlijkheid komen in de Franse teksten overeen met de secundaire syndicaten. In deze teksten bestaat er echter geen equivalent voor de deelverenigingen zonder rechtspersoonlijkheid. 20. Art. 26 van het decreet van 17 maart 1967 21. Art. 11 decreet 17 maart 1967 22. Frans boekhoudplan voor de mede-eigendommen: D.2005.240 van 14 maart 2005 dat enkel de mede-eigendommen betreft met meer dan 10 hoofdkavels met een minimumbudget van 15.000€ - Art. 14-3 L. 10/07/1965 23. Art. 577-8 §4 11° - Art. 577-6 §3 24. Art. 577.8 § 4 13° 25. Art. 577-8 § 4, 17°, 18°
4
13:22
Page 4
B) – Verzending van de oproepingen
Aftekening van de aanwezigheidslijst
⇨ De oproepingen moeten per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging worden verstuurd. De Belgische en de Franse wet voorzien echter verschillende mogelijkheden, namelijk:
Bij het begin van elke algemene vergadering, moeten alle deelnemers, dit wil zeggen de aanwezige of vertegenwoordigde mede-eigenaars, de aanwezigheidslijst aftekenen33 die in elektronische vorm mag worden bijgehouden. De medeeigenaars die niet aan de algemene vergadering kunnen deelnemen, geven meestal een volmacht of machtiging aan de Voorzitter van de Syndicale Raad of de Raad van Mede-eigendom, of aan de syndicus. De twee wetgevingen laten mandatarissen toe die al dan niet medeeigenaar zijn34. Volgens de Belgische tekst moet de mandataris aangeduid worden. In de praktijk geven mede-eigenaars die niemand kennen een blanco machtiging aan de syndicus. Beide wetgevingen preciseren dat noch de syndicus noch zijn “aanverwanten” of “werknemers” een volmacht of machtiging mogen krijgen van een mede-eigenaar.
- via een ander communicatiemiddel: bijvoorbeeld via elektronische weg indien de mede-eigenaar dit individueel, uitdrukkelijk en schriftelijk bevestigd heeft 26, Belgische wet; - per fax met ontvangstbewijs of met handtekening voor ontvangst 27, Franse wet. De oproepingen worden verstuurd naar de adressen die de mede-eigenaars aan de syndicus hebben opgegeven 28. ⇨ De oproepingstermijnen van de jaarlijkse algemene vergaderingen. De oproeping wordt minstens 14 dagen voor de datum van de vergadering verzonden, tenzij het reglement van mede-eigendom een langere termijn voorziet 29, maar binnen de periode die in het reglement van mede-eigendom werd vastgelegd 30. In Frankrijk is de termijn eenentwintig dagen vóór de dag van de vergadering, tenzij het reglement van mede-eigendom een langere termijn voorziet 31. Laten we verduidelijken dat deze termijn ingaat op de dag volgend op de eerste aanbieding door de post, of de dag volgend op de datum van de ontvangstbevestiging van de fax. Deze algemene vergadering moet binnen de zes maanden na het einde van het boekjaar gehouden worden 32. C) – Verloop van de algemene vergaderingen Opdat er geldig gestemd kan worden, moeten er voor de algemene vergaderingen duidelijke en noodzakelijke vormvoorschriften worden nageleefd. Koninklijk Besluit van 12 juli 2012 dat een minimum genormaliseerd rekeningenstelsel vastlegt voor de verenigingen van mede-eigenaars van meer dan 20 hoofdkavels. M.B. 3 augustus 2012 26. Art. 577-6 § 3 alinea 3 27. Art. 64 decreet van 17 maart 1967 28. Art.577-10 §1 Art. 65 decreet van 17 maart 1967 29. Art.577-6 § 3 30. Art. 577-6 § 2 31. Art. 9 decreet van 17 maart 1967 32. Art. 14-1 wet van 10 juli 1965
Bovendien zijn deze volmachten of machtigingen slechts geldig voor één algemene vergadering. Beide wetgevingen preciseren dat elke mandataris slechts drie volmachten of “machtigingen” mag hebben, maar dat het totaal aantal tantièmes dat aan deze volmachtstemmen verbonden is, onbeperkt is. Een mandataris kan er echter meer ontvangen op voorwaarde dat zij niet meer dan 10% van de stemmen (tantièmes) vertegenwoordigen van de Vereniging van Mede-eigenaars, met inbegrip van de stemmen van de mandataris zelf 35 in de Belgische wetgeving, en niet meer dan 5% van de tantièmes onder dezelfde voorwaarden in de Franse wetgeving 36. In de Franse wetgeving bevestigt de Voorzitter van de algemene vergadering de juistheid van de aanwezigheidslijst. De Belgische wet voorziet deze verplichting, die uit het reglement van mede-eigendom kan voortvloeien, niet. In het algemeen verklaren in de twee landen de leden van het bureau de aanwezigheidslijst voor juist. Verkiezing van de leden van het bureau De twee wetgevingen geven verschillende procedures aan: 33. Art. 14 decreet van 17 maart 1967 34. Art. 577-6 § 7 - Art. 22 wet van 10 juli 1965 35. Art. 577-6 § 7 36. Art. 22 § 3 wet van 10 juli 1965
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 5
april 2013 - Nr 206
- in de Belgische wetgeving 37 wordt de Voorzitter van de algemene vergadering bij absolute meerderheid van de aanwezigen of vertegenwoordigden verkozen. Er wordt duidelijk gesteld dat de Voorzitter mede-eigenaar moet zijn. De wet voorziet ook dat de “syndicus de notulen opmaakt… “, dat hij dus met andere woorden de secretaris is 38. De kwestie van stemmentellers of bijzitters is niet in de wetteksten voorzien en kan door het reglement van mede-eigendom worden voorzien 39. In de Franse wetgeving is de procedure enigszins verschillend 40. De algemene vergadering duidt bij meerderheid van de aanwezigen of vertegenwoordigden haar Voorzitter aan, en eventueel “stemmentellers”, en de syndicus neemt het secretariaat op zich, “tenzij anders beslist door de algemene vergadering”. Hij wordt dus verkozen. Met andere woorden: de teksten vereisen niet het statuut van mede-eigenaar van de Voorzitter van de zitting of de stemmentellers. De rechtspraak is op haar beurt minder zeker aangaande deze kwestie. Het is dus wenselijk dat de Voorzitter mede-eigenaar is. Maar beide wetgevingen zijn duidelijk: de syndicus mag geen algemene vergadering voorzitten. Aanwezigheidsquorum Dit begrip bestaat enkel in de Belgische wetgeving. In Frankrijk zou een syndicus die een algemene vergadering zou beginnen met het begrip “quorum “, onmiddellijk zijn onbekwaamheid laten blijken aan de aanwezige of vertegenwoordigde mede-eigenaars. Een algemene vergadering is volgens de Franse wetgeving altijd geldig samengesteld, onder voorbehoud van de naleving van de vormvereisten van de oproepingen, en kan zich geldig uitspreken over de kwes37. Art. 577-6 § 5 « L’assemblée générale NEWLOOK » van Isabelle DURANT p.109 en volgende in « la copropriété par appartements : la réforme de 2010 » Uitg. Die Keure 2010 38. Art. 577-6 § 10 39. « La transcription de certains actes au nom de l’Association des Copropriétaires » van Pierre VAN DEN EYNDE p.229 en volgende in « la copropriété par appartements : la réforme de 2010 » Uitg. Die Keure 2010 40. Art. 15 decreet 17 maart 1967
ties die op de agenda staan. De enige beperking is dat de meerderheden die door de wet vereist worden voor de kwesties die op de agenda van de algemene vergadering staan, nageleefd worden. De Belgische wet is strikter. De vergadering kan enkel besluiten nemen “wanneer aan het begin van de algemene vergadering meer dan de helft van de medeeigenaars aanwezig of vertegenwoordigd is en voor zover zij ten minste de helft van de aandelen in de gemeenschappelijke delen bezitten” of anders indien de aanwezige of vertegenwoordigde mede-eigenaars meer dan “drie vierde van de aandelen in de gemeenschappelijke delen” 41 in handen hebben. Er bestaan dus twee mogelijke quorums: - het eerste met twee verplichtingen, de helft van de mede-eigenaars heeft de helft van de aandelen, - het tweede met één enkele verplichting: de aanwezigen of vertegenwoordigden moeten “drie vierde van de aandelen” vertegenwoordigen. Hoogstwaarschijnlijk met de bedoeling om deze quorumvereiste af te zwakken, heeft de Belgische wetgever in de wet voorzien dat de quorums bereikt moesten zijn “aan het begin van de algemene vergadering”. Maar indien geen van beide quorums bereikt is, zal er een “tweede algemene vergadering” worden bijeengeroepen na een “termijn van veertien dagen”. Deze vergadering zal besluiten mogen nemen zonder opgelegde quorums, maar altijd met inachtneming van de vereiste meerderheden. De stemmen De twee wetgevingen zijn nauwkeurig en redelijk duidelijk voor wat betreft de stemmingsprocedures en de meerderheden die moeten worden behaald voor de kwesties die op de agenda staan. In de Belgische wetgeving bestaan er verschillende meerderheden met die precisering dat “voor de berekening van de vereiste meerderheid de onthoudingen, de blanco- en de ongeldige stemmen, niet worden bes41. Art. 577-6 § 5
chouwd als uitgebrachte stemmen” 42. De meerderheden zijn als volgt: ⇨ “In het algemeen worden de beslissingen van de algemene vergadering genomen bij volstrekte meerderheid van de stemmen van de mede-eigenaars die op het ogenblik van de stemming aanwezig of vertegenwoordigd zijn, tenzij de wet een gekwalificeerde meerderheid vereist.” 43 ⇨ De volgende onderwerpen worden gestemd bij drie vierde meerderheid van de stemmen van de aanwezigen of vertegenwoordigden 44: * de wijzigingen van de statuten voor zover zij slechts het genot, het gebruik of het beheer van de gemeenschappelijke gedeelten betreft, * werken aan de gemeenschappelijke gedeelten, met uitzondering van deze waarover de syndicus kan beslissen, * de oprichting en de samenstelling van een raad van mede-eigendom, * het bedrag van de opdrachten of contracten waarboven mededinging verplicht is, * de uitvoering van werken aan bepaalde privatieve delen die zullen worden uitgevoerd door de vereniging van mede-eigenaars, maar waarvan de kosten voor rekening van de mede-eigenaars zijn. De volgende onderwerpen worden gestemd bij vier vijfde meerderheid van de stemmen van de aanwezigen of vertegenwoordigden 45: - iedere andere wijziging van de statuten dan diegene die hierboven vermeld werden, met inbegrip van de wijziging van de verdeling van de lasten van de medeeigendom, - de wijziging van de bestemming van het onroerend goed of van een deel daarvan, - de oprichting van deelverenigingen zonder rechtspersoonlijkheid. Eenparigheid van stemmen van alle mede-eigenaars heeft betrekking op “elke wijziging van de verdeling van de aandelen van de mede-eigendom, alsmede op 42. 43. 44. 45.
Art. Art. Art. Art.
577-6 577-6 577-7 577-7
§ § § §
8 8 1 – 1° 1 – 2°
>>>
5
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
elke beslissing van de algemene vergadering betreffende de volledige heropbouw van het onroerend goed” 46. Zij is ook vereist bij de ontbinding van de vereniging van mede-eigenaars 47. Ten slotte is er nog een enigszins verrassende bijzonderheid in de Belgische wetgeving voor zover zij van toepassing is op de grens van het haalbare enerzijds, en anderzijds omdat ze de soevereine macht van de algemene vergadering aantast. Het gaat om een schriftelijke stemming van alle mede-eigenaars zoals voorzien in artikel 577-6§11. Deze laatsten kunnen alle beslissingen nemen die gewoonlijk onder de bevoegdheid van de algemene vergadering vallen, met uitzondering van die beslissingen die moeten worden verleden met een authentieke akte. Bovendien moet de syndicus hiervan een proces-verbaal opmaken. In de Franse wetgeving bestaan er op dezelfde manier verschillende stemmingen die onderworpen zijn aan verschillende meerderheden naargelang het onderwerp. Op dit punt verschillen de twee wetgevingen. De Franse wetgever heeft niet dezelfde zin voor synthese en pragmatisme aan de dag gelegd. Hij heeft de toe te passen meerderheden bij stemming willen aangeven voor alle mogelijke kwesties die betrekking hebben op het dagelijks leven van de mede-eigenaars, alsook op bijzondere of uitzonderlijke situaties. Op die manier heeft de Code aan duidelijkheid en cartesiaanse samenhang ingeboet. De meerderheden zijn als volgt: - de meerderheid van de stemmen die worden uitgebracht door de aanwezigen of de vertegenwoordigden: 48 De niet-stemmers en de onthouders worden niet meer meegerekend. Er wordt enkel rekening gehouden met de vooren tegenstemmers. Zeer veel kwesties op de agenda, en over zeer verschillende onderwerpen, moeten bij dat type meerderheid gestemd worden. Dit geldt voor de stemming van de onder46. Art. 577-7 § 3 47. Art. 577-12 48. Art. 24 wet van 10 juli 1965 Art. 18 wet van 10 juli 1965
6
13:22
Page 6
houdswerken, met inbegrip van de opknapwerken (zonder verbetering), voor de verkiezing van de leden van het bureau van de algemene vergadering, voor lopende administratieve kwesties (budget, rekeningen, decharge), voor de toestemming die aan de syndicus wordt gegeven om procedures op te starten 49 (met uitzondering van de procedures voor onbetaalde rekeningen). - De meerderheid van de stemmen van alle mede-eigenaars: 50 De onderwerpen die onderworpen zijn aan stemming bij dit type meerderheid, zijn zeer talrijk en worden behandeld in zeer veel artikelen van wetteksten. De meerderheid wordt beschreven in artikel 25 van de wet van 10 juli 1965, en de enkele onderwerpen die daaronder vallen opgelijst, maar de onderwerpen die gestemd moeten worden bij dit type meerderheid, worden in andere artikelen opgegeven. Enkele voorbeelden zullen ons in staat stellen om deze “diversiteit” te begrijpen: * Artikel 25 van de wet duidt 16 onderwerpen aan die bij dit type meerderheid gestemd moeten worden, zoals de verkiezing van de syndicus en van de leden van de Syndicale Raad, de installatie van verdeelmeters voor koud water of de permanente toestemming die aan de politie of aan de nationale Rijkswacht verleend wordt om de gemeenschappelijke delen te betreden, enz. * Artikel 25-1 van de wet 51 vult het voorgaande aan door tijdens de zitting een tweede stemming toe te laten indien de meerderheid zoals vereist in artikel 25 niet bereikt werd, maar het project minstens één derde van de stemmen heeft gekregen van alle mede-eigenaars “die het syndicaat vormen”. Maar dit artikel wordt zelf aangevuld door artikel 19 van het decreet.52
* Artikel 18 54 van de wet verplicht een stemming bij deze meerderheid voor verscheidene onderwerpen zoals de bankrekening van het mede-eigenaarssyndicaat, het samenstellen van speciale provisies. * Artikel 21 55 van de wet betreft het bedrag van de opdrachten en contracten waarboven de Syndicale Raad verplicht geraadpleegd moet worden en het bedrag van de opdrachten en contracten waarboven men verplicht is om de concurrentie te laten spelen. * Artikel 27 56 van de wet gaat over de oprichting van een secundair syndicaat. * Artikel 29 57 van de wet gaat over de aansluiting bij een Unie van Syndicaten. * Artikel 21 van het Decreet beschrijft de delegatie die aan de syndicus of aan de Syndicale Raad wordt gegeven, aangevuld door artikel 26 van het Decreet, of aan elke andere persoon. - De dubbele meerderheid zoals voorzien in artikel 26 van de wet van 10 juli 1965: De dubbele meerderheid is samengesteld uit de meerderheid van de leden van het mede-eigenaarssyndicaat die twee derde van de stemmen van het syndicaat hebben. Deze meerderheid wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de afschaffing van de conciërgepost indien dit geen afbreuk doet aan de bestemming van het gebouw, voor de wijziging of eventueel het opmaken van het reglement van mede-eigendom voor zover dit het genot, het gebruik of het beheer van de gemeenschappelijke delen betreft, voor aankoopaktes van vastgoed en voor verbeteringswerken.
* Artikel 17-1 53 van de wet gaat over de aanname of de afstand van de coöperatieve vorm van het mede-eigenaarssyndicaat.
Voor deze laatste categorie van werken staat de laatste paragraaf van dit artikel een verschillend type stemming toe die de syndici zelden gebruiken omdat ze zwaar is om toe te passen daar de inhoud van de stemmingsregel zelf moeilijk te bevatten is.
49. Art. 55 decreet van 17 maart 1967 50. Art. 25 – wet van 10 juli 1965 51. Art. 25-1 wet van 10 juli 1965 52. Art. 19 – decreet van 17 maart 1967 53. Art. 17-1 – wet van 10 juli 1965
54. Art. 18 – wet van 10 juli 1965 55. Art. 21 – wet van 10 juli 1965 56. Art. 27 – wet van 10 juli 1965 57. Art. 29 – wet van 10 juli 1965
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 7
april 2013 - Nr 206
Tot slot moet het verschil met de Belgische wet worden vermeld: alle beslissingen die kunnen raken aan de bestemming van het gebouw, kunnen enkel genomen worden met eenparigheid van stemmen van alle mede-eigenaars van het mede-eigenaarssyndicaat. Het proces-verbaal van de algemene vergadering 58 In beide wetgevingen moeten de notulen van de algemene vergaderingen worden opgemaakt tijdens de zitting en ondertekend aan het einde van de zitting. In beide wetgevingen moeten de notulen de gestemde beslissingen weergeven, met vermelding van de stemmingen, van de behaalde meerderheden en van de namen van de tegenstanders en van de onthouders. Er zijn echter enkele verschillen: - De redacteur van de notulen In de Belgische wet is het duidelijk dat de syndicus de notulen opmaakt.59 In de Franse wet 60 is het ook de syndicus die belast is met het secretariaat, tenzij de algemene vergadering er anders over beslist. - De ondertekening van de notulen tijdens de zitting: 61
- In de Belgische wet worden de notulen van de algemene vergadering ondertekend door de Voorzitter van de algemene vergadering, de secretaris van de zitting “en door alle op dat ogenblik nog aanwezige mede-eigenaars of hun lasthebbers”.
bureau (Voorzitter, stemmentellers, secretaris) die verkozen worden bij het begin van de zitting. - Het register van de notulen De beide wetgevingen verplichten het bijhouden van een register van de notulen. De Belgische wet gebruikt echter een formulering die wij dubbelzinnig vinden, namelijk: “De syndicus tekent de beslissingen op” 63. Als we erover nadenken, gebruikt de wetgever ook onduidelijke bewoordingen, namelijk: “de notulen van de zittingen worden ingeschreven…”. In feite moeten de termen “optekenen” of “inschrijven” vervangen worden door “de originele notulen worden geregistreerd in een speciaal register dat hiertoe voorbehouden is”. - Verspreiding van de notulen De beide wetgevingen voorzien een termijn voor de verspreiding van de notulen; de Belgische wet geeft 30 dagen “na de algemene vergadering” 64 en de Franse wet twee maanden “te rekenen vanaf de datum waarop de algemene vergadering werd gehouden”. 65 De Belgische wet verplicht een verspreiding van de notulen naar alle mede-eigenaars en “naar de andere syndici” 66. Men moet de syndici meerekenen van deelverenigingen met een rechtspersoonlijkheid. De notulen worden per eenvoudige brief verstuurd, en het is aan de mede-eigenaar die ze niet heeft ontvangen binnen de termijn van 30 dagen om de syndicus hiervan op de hoogte te stellen.
- In de Franse 62 wet worden de notulen ondertekend door de leden van het
De Franse wetgeving verschilt op het vlak van de methode: de beslissingen van de algemene vergaderingen kunnen enkel betwist worden door “de tegenstanders of de niet-verschijnenden”, en dit binnen een termijn van “twee maanden te rekenen vanaf de kennisgeving” 67. Hiervoor moet de verspreiding van de notulen naar deze “tegenstanders of niet-verschijnende”
58. Art. 577-6 § 10-12 Art. 17 – decreet van 17 maart 1967 59. Art. 577-6 § 10 60. Art. 15 – decreet van 17 maart 1967 61. Art. 577-6 § 10 62. Art. 17 – decreet van 17 maart 1967
63. Art. 577-6 § 12 - Art. 577-10 § 3 64. Art. 577-6 § 12 65. Art. 42 § 2 66. Art. 577-6 § 12 67. Art. 42 § 2
Ziedaar een verrassende bepaling. Moeten we er niet van uitgaan dat de leden van het bureau die door de algemene vergadering verkozen zijn, volstaan om de notulen “voor juist te verklaren”?
mede-eigenaars gebeuren per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging, waarbij de termijn van twee maanden begint te lopen vanaf de dag volgend op de eerste aanbieding door de post. - Termijn voor de betwisting van een algemene vergadering De Belgische wet geeft vier maanden, te rekenen vanaf de datum van de algemene vergadering, om een beslissing van de algemene vergadering aan te vechten 68. Het verschil met de Franse wetgeving: “ELKE” mede-eigenaar kan een beslissing van de algemene vergadering aanvechten. In de Franse wet hebben enkel de tegenstanders of de niet-verschijnenden twee maanden vanaf de verspreiding van de notulen om een beslissing van de algemene vergadering 69 volgens de vereiste vorm te betwisten. Beide wetten preciseren dat betwisting langs gerechtelijke weg enkel “beslissingen” betreft die door de algemene vergadering genomen zijn. Er moet dus in aanmerking worden genomen dat een “princiepsbeslissing” of een “beslissing onder voorbehoud” of een “mening” of een “eenvoudige wens” geen aanleiding kunnen zijn voor een rechtsgeding, voor zover dit geen “duidelijke beslissingen” zijn die duidelijk werden gestemd. Wanneer deze termijnen verstreken zijn, zijn de beslissingen van de algemene vergaderingen definitief verworven, dit in beide wetgevingen. Een curiositeit in de Belgische wet vraagt om opheldering omdat het volgens ons betwistbaar is. Zij bestaat uit het feit dat “ieder die het gebouw bewoont … maar GEEN stemrecht heeft in de algemene vergadering” de mogelijkheid heeft om aan de rechter te vragen om een beslissing van een algemene vergadering ongedaan te maken indien “deze hem een persoonlijk nadeel berokkent”70 . Aan Franse zijde is het een wet van 23 december 1986 71 die een bijzonderheid creëert voor de algemene vergaderingen, een bijzonderheid die niet bevat zit in de 68. Art. 577-9 § 2 69. Art. 42 § 2 70. Art. 577-10 § 4 – 2° 71. Art. 44 – wet nr. 86-1290 van 23 dec.1986
>>>
7
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
teksten die het recht op de mede-eigendom regelen. Het gaat over het recht dat toegekend wordt aan de vertegenwoordigers van huurdersverenigingen die minstens 10% van de huurders vertegenwoordigen, om drie of meer van haar afgevaardigden de algemene vergadering te laten bijwonen zonder stemrecht, en opmerkingen te formuleren over de kwesties die op de agenda van de algemene vergadering staan. Wij betwisten een dergelijke mogelijkheid voor zover ze enkel van toepassing is op de beslissingen die door de algemene vergadering gestemd zijn, en omdat de belangen van mede-eigenaars en huurders niet overeenkomen vermits de eersten geïnvesteerd hebben in een vastgoedpatrimonium en de tweeden er slechts tijdelijk het gebruik van hebben, zonder de bedoeling om vastgoedkapitaal te beschermen. - Vormvoorschriften van de betwisting van een algemene vergadering In beide wetgevingen gebeuren de betwistingen van algemene vergaderingen enkel en alleen via gerechtelijke weg.
II - De uitvoerende macht: de syndicus In beide wetgevingen is de syndicus de wettelijke mandataris van de Vereniging van Mede-eigenaars (Belgisch) of van het Mede-eigenaarssyndicaat (Frans). Hij vertegenwoordigt deze rechtspersoon in alle handelingen van het burgerleven en spant zich in om de gebouwen die onder zijn hoede zijn te beheren, van onderhoud te voorzien en te bewaren. Wij behandelen hier enkel de professionele syndici. Wij zullen eerst de manier analyseren waarop hij verkozen wordt, dan zijn opdrachten en de middelen die hij ter beschikking heeft om deze te verwezenlijken. A) – Verkiezing van de syndicus Verkiezing van de syndicus en vacature van de post van syndicus In de Belgische wetgeving wordt de syndicus 72 , indien hij niet wordt aangeduid in 72. Art. 577-8 § 1
8
13:22
Page 8
het reglement van mede-eigendom, “benoemd door de eerste algemene vergadering of, bij ontstentenis daarvan, bij beslissing van de rechter, op verzoek van iedere mede-eigenaar of van iedere belanghebbende derde”.
bewindvoerder van de mede-eigendom” te verkrijgen. Meestal duurt zijn opdracht vier maanden, een periode waarin hij een algemene vergadering moet houden om over te kunnen gaan tot de verkiezing van een nieuwe syndicus.
Ten opzichte van de Franse wetgeving vertoont de Belgische wet twee bijzonderheden, namelijk:
Dit soort gerechtelijke operatie is zeer duur voor de mede-eigendom. Bovendien worden de voorlopige bewindvoerders door het “Tribunal de Grande Instance” gekozen uit de lijst van de gerechtelijke bewindvoerders, civiele lijsten, die zeer dikwijls noch de structurele capaciteiten van Kabinetten hebben, noch over de nodige bekwaamheden beschikken met betrekking tot de zeer complexe wetgeving die heerst in de wereld van de mede-eigendom.
- een mede-eigenaar kan de rechter inroepen om de rechtstreekse benoeming van de syndicus te verkrijgen, - een belanghebbende derde, zoals bijvoorbeeld een leverancier, kan dezelfde stappen ondernemen73 . In de Franse wetgeving mag de eerste syndicus aangeduid worden in het reglement van mede-eigendom, maar dit moet “bevestigd” worden door de eerste algemene vergadering. Bij ontstentenis van bevestiging of verkiezing van een andere syndicus, zal de Voorzitter van het, “Tribunal de Grande Instance”, die op verzoekschrift door één of meer mede-eigenaars is aangezocht, bij beschikking een syndicus aanduiden, de zogenaamde “gerechtelijk syndicus74 ”, met een opdracht die beperkt is in de tijd (meestal vier maanden) en die erin zal bestaan om een algemene vergadering samen te roepen om een syndicus te kiezen 75. Het mandaat van de voorlopige syndicus stopt vanaf het moment dat de syndicus die door de algemene vergadering verkozen is, zijn mandaat aanvaardt. De Franse wetgeving voorziet ook het geval waarin het mandaat van de syndicus niet werd opgenomen in de agenda van de algemene vergadering die een uitspraak moet doen over de kwesties vóór het einde van het mandaat, of in geval van onvermogen van de syndicus enz. In deze gevallen kan “elke geïnteresseerde” de Voorzitter van het “Tribunal de Grande Instance” bij verzoekschrift inroepen om de benoeming van een “voorlopig 73. « Le syndic version 2010 » van Isabelle DURANT en Olivier JAUNIAUX p.149 en volgende in « La copropriété par appartements, la réforme 2010 » Uitg. Die Keure 74. “Gerechtelijk syndicus”: deze categorie bestaat niet in de Franse wetgeving over de mede-eigendom 75. Art. 17 – wet van 10 juli 1965 / Art. 46 – decreet van 17 maart 1967
De duur van het mandaat van de syndicus bedraagt in beide wetgevingen maximum drie jaar 77 en kan worden vernieuwd. De vereiste meerderheid voor zijn verkiezing is in de Belgische wet de absolute meerderheid van de aanwezigen of de vertegenwoordigden 78, terwijl hij in de Franse wet verkozen wordt bij absolute meerderheid van de stemmen van het mede-eigenaarssyndicaat 79; bij ontstentenis, en indien meer dan een derde van de stemmen van het mede-eigenaarssyndicaat werd verkregen 80, wordt hij bij meerderheid van de aanwezigen of de vertegenwoordigden verkozen tijdens een tweede stemronde tijdens de zitting. De verkiezing van de syndicus wordt geconcretiseerd door de verplichte ondertekening van een contract 81. In de Belgische wet moet de syndicus binnen de week na zijn benoeming een uittreksel van de akte afficheren waarop zijn naam, de juridische vorm, de inschrijving enz. vermeld staan 82. Dit is niet het geval in de Franse wetgeving. Een eenvoudiger oplossing in geval van een vacature van syndicus De Belgische wetgeving heeft het 76. Art 47 – decreet van 17 maart 1967 Art. 49 – decreet van 17 maart 1967 77. Art. 577-8 § 1 Art. 28, decreet van 17 maart 1967 78. Art. 577-6 § 8 79. Art. 25, wet van 10 juli 1965 80. Art. 25-1, wet van 10 juli 1965 81. Art. 577-4 § 1 – 4° Art. 29, decreet van 17 maart 1967 82. Art. 577-8 § 2
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 9
april 2013 - Nr 206
beheer van de periode “zonder syndicus” vereenvoudigd. De “uittredende” syndicus moet binnen de dertig dagen “na de beëindiging van zijn mandaat het volledige dossier van het beheer van het gebouw aan zijn opvolger of, in diens afwezigheid, aan de voorzitter van de laatste algemene vergadering overhandigen, met inbegrip van de boekhouding en de activa die hij beheerde….” 83 . De benoeming van een nieuwe syndicus kan worden verkregen door middel van een verzoekschrift aan de rechter. In de Franse wetgeving moet de overdracht van de fondsen, de boekhouding, de archieven en alle documenten van het syndicaat gebeuren binnen de drie maanden na het beëindigen van het mandaat van de syndicus 84. B) – De opdrachten van de syndicus In geen van beide wetgevingen mogen zij lid zijn van de Syndicale Raad of van de Raad van Mede-eigendom, en hun opdrachten zijn opvallend gelijkluidend. De syndici moeten 85 de bepalingen van het reglement van mede-eigendom doen naleven (Franse wet), of van de basisakte en het reglement van medeeigendom (Belgische wet), en eventueel, indien er één is, het huishoudelijk reglement: • de beslissingen van de algemene vergaderingen uitvoeren, • het gebouw beheren, • zorgen voor de instandhouding van het gebouw, • zorgen voor het onderhoud van het gebouw, • in geval van hoogdringendheid, het initiatief nemen voor beschermende maatregelen. De syndici zijn als enige verantwoordelijk voor hun beheer 86. 83. Art. 577-8 § 4 – 9° 84. Art. 18-2, wet 10 juli 1965 Art. 33-1 decreet 17 maart 1967 Art. 34 decreet 17 maart 1967 85. Art. 18, wet van 10 juli 1965 Art. 577-8 § 4 – 1° à 18° 86. Art. 577-8 § 5 Art. 18, wet van 10 juli 1965
Voor onderhavige studie onthouden wij enkel de grootste verschillen tussen beide wetgevingen.
diging van het mede-eigenaarssyndicaat te verzekeren, en hij moet hen op de hoogte houden.
- Als mandataris van de vereniging van mede-eigenaars of van het medeeigenaarssyndicaat, vertegenwoordigt de syndicus het syndicaat om in rechte op te treden, zowel als verweerder als in de hoedanigheid van “eiser”. 87
Voor de procedures ten gronde, in dagvaarding en voor vereffening van een dwangsom, heeft hij een mandaat van de algemene vergadering nodig 90.
* Arbitrage In de Belgische wetgeving verbiedt artikel 577-4 § 4 arbitrageclausules in de statuten (basisakte en reglement van mede-eigendom). In de Franse wet is deze procedure niet voorzien. Dit gezegd zijnde is het wel zo dat het steeds vaker voorkomt dat de Franse magistraten de partijen tijdens een gerechtelijke procedure (dat is momenteel in!) doorsturen naar scheidsrechters. * Mandaat dat aan een syndicus wordt gegeven In de Franse wetgeving heeft de syndicus geen toestemming nodig van de algemene vergadering om mede-eigenaars-debiteuren te vervolgen voor wat betreft hun lopende of uitzonderlijke lasten, bijvoorbeeld voor werken. De syndicus moet echter wel een mandaat hebben van de algemene vergadering dat hem de toestemming verleent om de mede-eigenaars-debiteuren te vervolgen door verkoop op onroerend beslag 88. Ook voor de procedures in kortgeding89 heeft hij geen toestemming nodig van een algemene vergadering. Dat is ook zo wanneer hij, in het kader van een tienjarige aansprakelijkheid, de verantwoordelijke(n) van de gebreken aanduidt, om bijvoorbeeld de benoeming van een gerechtsdeskundige te verkrijgen. In de verdediging heeft de syndicus voor de procedures ten gronde geen toestemming van een algemene vergadering nodig: hij moet alle maatregelen nemen om zo goed mogelijk de verde87 Art. 577-9 § 1 Artikel 577-8 §4 6° Art. 15, wet van 10 juli 1965 Art. 18, wet van 10 juli 1965 88. Art. 55, decreet van 17 maart 1967 89. Art. 55, decreet van 17 maart 1967
In de Belgische wetgeving kan de syndicus bij hoogdringendheid en als bewarende maatregel dagvaarden zonder voorafgaande toestemming van een algemene vergadering. Maar een algemene vergadering moet de instelling van deze procedures “zo spoedig mogelijk” bekrachtigen 91. Bovendien moet hij er alle mede-eigenaars of hun vertegenwoordigers individueel van op de hoogte brengen 92. - De fondsen van de mede-eigendom: In beide wetgevingen moeten de syndici “de boekhouding van de medeeigendom voeren” volgens een specifiek boekhoudplan 93. In België zal dit van toepassing zijn vanaf “het eerste boekjaar na 31 december 2012”. Zij bereiden de voorlopige budgetten voor om de lopende en terugkerende kosten het hoofd te bieden. Zij vervolgen de mede-eigenaars-debiteuren inzake de betaling van hun aandeel in de lasten. De fondsen van de syndicus worden volgens de Belgische wetgeving op “diverse rekeningen” geplaatst, waaronder verplicht een afzonderlijke rekening voor het werkkapitaal en een afzonderlijke rekening voor het reservekapitaal 94 . Deze rekeningen worden geopend op naam van de Vereniging van Mede-eigenaars. Op de rekening van “het werkkapitaal” worden de voorschotten geplaatst als provisies voor de lopende lasten van de mede-eigendom, terwijl op de rekening van het “reservekapitaal” 90. Cass. 2e Burg. 10/02/2011 nr. 10 – 30576, Bull. 2011, II, nr. 32 91. « Le contentieux de la copropriété fait peau neuve » van Corinne MUSTIN in « la copropriété par appartements : la réforme de 2010 » p.215 en volgende – Uitg. Die Keure 2010 Art. 577-9§1 92. Art. 577-9 § 1 - 4 93. Koninklijk Besluit van 12 juli 2012 gepubliceerd op 3 augustus 2012 Decreet 2005-240 van 14 maart 2005 94. Art. 577-8 § 4 – 5°
>>>
9
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
de fondsen worden geplaatst die bestemd zijn om uitzonderlijke uitgaven het hoofd te bieden. In de Franse wetgeving is voorzien dat de syndicus een bankrekening opent op naam van het mede-eigenaarssyndicaat, behoudens afwijkende beslissing van de algemene vergadering die beslist bij meerderheid volgens artikelen 25 en 25-1 van de wet van 10 juli 1965 95. Op deze rekening worden de fondsen gestort die gebruikt worden voor de lopende lasten, en de fondsen voor de speciale lasten, zoals uitzonderlijke werken, en het reservekapitaal (dat tevoren werkkapitaal werd genoemd) 96. De vergadering kan echter beslissen om fondsen die door de syndicus opgevraagd worden, of ten minste een deel van deze fondsen 97, te plaatsen op een rekening met intrest. - Bepaalde verplichtingen die aan de syndici worden opgelegd betreffende de voorlegging van bepaalde documenten: In de Franse wetgeving is de syndicus verplicht om bij de oproeping een hele hoop documenten te voegen, zoals vastgesteld in artikel 11 van het decreet van 17 maart 1967. De Belgische syndicus heeft dit soort verplichting niet. Hij heeft echter twee verplichtingen die ons buitensporig lijken om de volgende redenen: - de verplichting om “ten behoeve van de in artikel 577-7, § 1, 1°, d), bedoelde mededinging meerdere kostenramingen over te leggen, op grond van een vooraf opgemaakt bestek” 98. Dit slaat op opdrachten en contracten. De syndicus is niet geschikt om bestekken op te maken voor alle beroepsgroepen, bijvoorbeeld voor verwarming, liften enz. De tekst zou moeten worden aangevuld met “dat indien noodzakelijk, wordt opgesteld door een bouwdirectie van het vakgebied in kwestie”. - de verplichting om “aan de gewone algemene vergadering een evaluatierapport voor te leggen in verband met de overeenkomsten voor geregeld verrichte leveringen”. Deze verplichting 95. Art. 29-1, decreet van 17 maart 1967 Art. 18, wet van 10 juli 1965 96. Art. 35, decreet van 17 maart 1967 97. Art. 35-1, decreet van 17 maart 1967 98. Art. 577-8 § 4 – 13°
10
13:22
Page 10
zou, zoals de voorgaande, door de wetgever in de wet zijn opgenomen wegens de “heersende argwaan” ten opzichte van de syndici!
III. De Raad van Medeeigendom (Belgische wet) of de Syndicale Raad (Franse wet)
99
100
De verschillen tussen beide wetgevingen lijken te vervagen voor wat betreft de rol die voor dit orgaan van de mede-eigendom is voorbehouden. 1) – Rol van de Syndicale Raad en van de Raad van Mede-eigendom ten aanzien van de syndicus In de Franse wet helpt en controleert de Syndicale Raad de syndicus. Alle medeeigenaars kennen de controlerol van de Raad ten aanzien van de syndicus, maar ze vergeten allemaal dat de Raad ook een adviesplicht heeft ten aanzien van de syndicus. De tekst is inderdaad duidelijk: “zij geeft haar mening aan de syndicus”. Hoewel de Raad geen rechtspersoonlijkheid heeft, moet deze tandem in perfecte samenspraak functioneren opdat de belangen van het mede-eigenaarssyndicaat optimaal zouden worden verdedigd. Een “goede” syndicus is een syndicus die “goed wordt bijgestaan” door een “goede” Syndicale Raad. Onder invloed van drukkingsgoepen, zoals bijvoorbeeld verenigingen die dikwijls met winstoogmerk zijn in Frankrijk, werd de geest van de wetgever echter bezoedeld door deze geest van wantrouwen ten opzichte van de syndicus, die erg courant is. De meest flagrante en recente uiting hiervan, gezien het verscheen in april 2010 101, dwingt de syndicus tot het opmaken van de agenda van de algemene vergadering in samenspraak met de Syndicale Raad.
99. Art. 577-8/1 100. Art. 21, wet van 10 juli 1965 Art. 22, decreet 17 maart 1967 Art. 48, decreet van 17 maart 1967 101. Art. 26, decreet 17 maart 1967 aangevuld door het decreet nr. 2010-391 van 20 april 2010
Wanneer de relatie tussen de beide entiteiten goed is, dan is er geen probleem. De situatie wordt moeilijk, en zelfs zeer ingewikkeld, wanneer de twee actoren in conflict zijn, waarbij de syndicus het initiatiefrecht behoudt voor het samenroepen van de algemene vergadering. Waarom werd deze kiem voor een potentieel conflict in de wetgeving voorzien...? De reden hiervoor is eenvoudigweg het ontstaan van een wantrouwen tegenover de syndici, zoals de Belgische wet van 2010 vandaag duidelijk laat doorschemeren. De Belgische wet van 30 juni 1994 duidde de taken aan van de Raad van Beheer (die in de wet van 2010 Raad van Mede-eigendom werd): de syndicus bijstaan en controleren. Controle is niet kwetsend wanneer er tegelijk de plicht tot bijstand bestaat. In de wet van 2 juni 2010 heeft de Raad van Mede-eigendom alleen nog een controlerol; in feite is het haar taak erover te waken dat de syndicus zijn opdrachten naar behoren uitvoert. Maar de Raad kan de rekeningen en de boekhouding van de syndicus niet controleren, wat wel het geval is voor de Syndicale Raad in de Franse wetgeving. Laten we, nadat we hebben geprobeerd de “sfeer” te beschrijven waarin de relatie tussen Syndicale Raad – Raad van Mede-eigendom/syndicus zich afspeelt, het juridisch formalisme analyseren dat aan de oprichting van dit orgaan en aan haar activiteiten ten grondslag ligt. 2) – Oprichting, werking en verplichtingen van de Raad van Mede-eigendom –Syndicale Raad * Verkiezing van de leden van de Syndicale Raad: In beide wetgevingen moeten de leden van de Syndicale Raad – Raad van Medeeigendom mede-eigenaars zijn 102. 102. Art. 21 wet van 10 juli 1965. De Franse wet machtigt vennoten van een vennootschap die eigenaar is van de kavels, nieuwe eigenaars of kopers op termijn, echtgenoten van de medeeigenaars, partners die verbonden zijn door een burgerpact, en wettelijke vertegenwoordigers van de onverdeeldheid of van de rechtspersoon
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 11
april 2013 - Nr 206
De meerderheid die vereist is voor hun verkiezing is drie vierde van de stemmen van de aanwezigen of vertegenwoordigden 103 in de Belgische wet, en deze van artikel 25 en 25-1 (indien noodzakelijk) van de Franse wet 104. Deze voorziet een mandaat met een termijn van maximum drie jaar die hernieuwbaar is. De Belgische wet voorziet enkel de oprichting van een Raad van Mede-eigendom voor gebouwen met meer dan twintig hoofdkavels (kelders, garages en parkings niet meegerekend) en voorziet niets voor het geval dat er geen Raad van Mede-eigendom is. Bij lezing van de wet zou blijken dat de verkiezing van een Raad van Mede-eigendom verplicht zou zijn, maar zonder termijn voor het mandaat. Bijgevolg kan het reglement van mede-eigendom deze termijn voorzien. In de Franse wet wordt het gebrek aan kandidaturen voor de post van syndicale raadgever voorzien met een tussenkomst van de rechter 105. De organisatie en de werking van de Syndicale Raad worden vastgelegd in het reglement van mede-eigendom of tijdens de algemene vergadering 106. De Belgische wet spreekt zich niet uit over deze kwestie, waardoor zij de mogelijkheid om de organisatie en de werking te voorzien, volledig overlaat aan de verkozen leden. Beide wetten voorzien dat de Raad van Mede-eigendom en de Syndicale Raad “duidelijke” opdrachten kunnen krijgen die slechts voor één jaar geldig zijn. Maar deze opdrachten mogen geen afbreuk doen aan het gezag van de algemene vergadering of aan de Syndicus. De Syndicale Raad brengt jaarlijks verslag uit aan de algemene vergadering over “de uitvoering” van haar opdracht 107, maar de Raad van Mede-eigendom heeft een verplichting die zijn bereidwilligheid zou kunnen ontmoedigen, gezien hij aan de medeeigenaars een “omstandig halfjaarlijks verslag over de uitoefening van zijn taak”108 103. Art. 577-7 § 1-1° 104. Art. 25 wet van 10 juli 1965 Art. 25-1 wet van 10 juli 1965 105. Art. 21 wet van 10 juli 1965 106. Ar. 22 decreet 27 maart 1967 Art. 21 wet van 10 juli 1965 107. Art. 22 decreet 27 maart 1967 Art. 26 decreet 27 maart 1967 Art. 21 wet van 10 juli 1965
moet sturen. We wijzen er nogmaals op dat zijn permanente en unieke opdracht erin bestaat om te “waken” over de goede uitvoering van de opdrachten door de syndicus. Hij brengt verslag uit over deze opdracht en over de gerichte opdrachten die hierboven worden vermeld. Wetende dat de leden van de Syndicale Raden en van de Raden van Mede-eigendom vrijwillige mede-eigenaars zijn… Zullen er altijd vrijwilligers zijn ?
IV. De Commissaris van de rekeningen Dit personage is een bijzonderheid van de Belgische wet in de zin dat zijn rol “buiten” die van de Raad van Mede-eigendom is vastgesteld. Hij wordt jaarlijks “aangewezen” door de algemene vergadering, ofwel onder de mede-eigenaars, ofwel “van buiten” de mede-eigendom. Bovendien hoeft hij niet noodzakelijk boekhouder te zijn van beroep 109, en zijn “verplichtingen en bevoegdheden worden bij het reglement van medeeigendom bepaald”. Zijn “aanwijzing” gebeurt door een stemming bij absolute meerderheid van de aanwezigen of vertegenwoordigden. In tegenstelling tot de Belgische wetgeving, is het in de Franse wetgeving de Syndicale Raad die “het beheer van de syndicus, met name de boekhouding van het syndicaat …” controleert 110. Maar hij mag zich, voor de uitvoering van zijn opdrachten, laten bijstaan door een “professional uit het vakgebied”.111 108. Art. 577-8/1 109. Arrest van het Belgisch Grondwettelijk Hof nr. 187/2011 van 15 december 2011, gepubliceerd in het Staatsblad van 17/02/2012 F 212566, dat verklaart: “Met de creatie van de functie van de commissaris van de rekeningen heeft de wetgever niet op onevenredige wijze afbreuk gedaan aan de rechten van de bedrijfsrevisoren en externe accountants, gelet op het beperkte karakter ervan. Zij heeft immers alleen betrekking op de verenigingen van mede-eigenaars en zij verbiedt die verenigingen niet om de functie van “commissaris van de rekeningen” aan een bedrijfsrevisor of een externe accountant toe te wijzen” 110. Art. 26 decreet 27 maart 1967 111. Art 27 decreet 27 maart 1967
Tweede deel Voorstellen om de wetteksten “leesbaarder” te maken, en bijgevolg gemakkelijk toepasbaar door de actoren op het terrein Nu we een analyse hebben gemaakt van de rol van de actoren van de medeeigendom, en enkele voorbeelden van “onduidelijke” artikelen hebben aangehaald die gebaseerd zijn op teksten die nauwelijks te begrijpen en soms nutteloos zijn, zullen we in dit tweede deel enkele opbouwende suggesties doen met het oog op een verbetering of vereenvoudiging van de werking van de mede-eigendommen.
Enkele voorbeelden van teksten die zo goed als ontoepasbaar of nutteloos zijn Er zijn meer voorbeelden te vinden in de Franse wetgeving inzake medeeigendom dan in de Belgische. A-De oprichting van secundaire syndicaten of deelverenigingen, met of zonder rechtspersoonlijkheid In beide wetgevingen hebben de Verenigingen van Mede-eigenaars en de Mede-eigenaarssyndicaten de “wettelijke” of “rechtspersoonlijkheid”.112 Indien de vastgoedentiteiten groot zijn en onder bepaalde voorwaarden zoals verduidelijkt in de teksten 113, kunnen er “deelverenigingen” of “secundaire syndicaten” opgericht worden die de wettelijke of rechtspersoonlijkheid hebben. Zij functioneren onder dezelfde voorwaarden als de Vereniging van Mede-eigenaars of het Mede-eigenaarssyndicaat. Maar er zijn verschillen tussen beide wetgevingen: 112. Art. 14 wet van 10 juli 1965 Art. 577-5 § 1 113. Art. 27 wet van 10 juli 1965 Art. 577-3
>>>
11
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
⇨ In de Franse wet “is de opdeling van het Mede-eigenaarssyndicaat in verschillende Mede-eigenaarssyndicaten mogelijk als het onroerend goed bestaat uit verschillende gebouwen en de grond kan worden opgedeeld”. Dat is een mogelijkheid om te onthouden. ⇨ In de Belgische wet is het mogelijk om “deelverenigingen zonder rechtspersoonlijkheid”114 op te richten. Deze Verenigingen kunnen “enkel beslissingen voorbereiden met betrekking tot de in de beslissing aangeduide particuliere gemene delen”. De “voorstellen van beslissingen” moeten ter stemming aan de algemene vergadering worden voorgelegd. Het nut van een dergelijke mogelijkheid is niet duidelijk. Ze zou dus beter geschrapt worden. Waarom zouden we in de Belgische wet niet het volgende soort organisatie voorzien: • Hoofdsyndicaat – Hoofdvereniging van mede-eigenaars • Secundair Syndicaat – Deelvereniging van mede-eigenaars met rechtspersoonlijkheid • Stemmingen in de algemene vergadering volgens het type van lasten en volgens de betrokken mede-eigenaars Of • Eén Syndicaat/Vereniging van medeeigenaars: algemene lasten • Lasten van het gebouw, dus stemmingen tijdens de algemene vergaderingen door de mede-eigenaars die betrokken zijn bij de lasten van hun gebouw, • Bijzondere lasten en stemmingen door de betrokken mede-eigenaars tijdens de algemene vergaderingen (zoals bijvoorbeeld de lasten van de liften) • En ten slotte: indien er gemeenschappelijke diensten zijn die verschillende Verenigingen van Mede-eigenaars bedienen, waarom zouden we dan geen Unie van Verenigingen van Mede-eigenaars voorzien, zoals voorzien in de Franse wet 115 voor de “Unie van syndicaten”? 114. Art. 577-7 § 1°, 2° g 115. Art. 29 wet van 10 juli 1965
12
13:22
Page 12
B - De meerderheden die noodzakelijk zijn voor de stemmingen
nimiteit van alle mede-eigenaars van de Vereniging van Mede-eigenaars.
Hierover is de Franse wetgeving zodanig complex voor bepaalde stemmingen, dat ze niet toepasbaar is, en in het bijzonder de meerderheid van artikel 26 van de wet van 10 juli 1965. Inzake de meerderheden die bereikt moeten worden tijdens de stemmingen, zou de wetgever een voorbeeld moeten nemen aan de Belgische wetgeving.
De meerderheden in de Franse wetgeving zijn enigszins verschillend 118:
De Belgische wetgeving legt immers een minimum “quorum” op voor het houden van een algemene vergadering 116, in tegenstelling tot de Franse wetgeving die er geen oplegt, wat logisch is in het licht van de voorgestelde meerderheden. Een vergadering beslist altijd op geldige wijze voor zover zij de vereiste meerderheden voor bepaalde kwesties respecteert. In België zijn de meerderheden ten aanzien van de kwesties die moeten gestemd worden, als volgt117 : - absolute meerderheid van stemmen van de mede-eigenaars die aanwezig of vertegenwoordigd zijn, waarbij de onthoudingen, de blanco- en de ongeldige stemmen niet meetellen voor de berekening van de meerderheid, - drie vierde meerderheid van stemmen van de mede-eigenaars die aanwezig of vertegenwoordigd zijn, waarbij de onthoudingen, de blancoen de ongeldige stemmen niet meetellen voor de berekening van de meerderheid, - vier vijfde meerderheid van stemmen van de mede-eigenaars die aanwezig of vertegenwoordigd zijn, waarbij de onthoudingen, de blancoen de ongeldige stemmen niet meetellen voor de berekening van de meerderheid. Laten we er voor de duidelijkheid nog aan toevoegen dat er zowel in de Belgische als in de Franse wet voor een unanimiteit van stemmen verondersteld wordt dat het gaat over una-
116. Art. 577-6 § 5 117. Art. 577-6 § 8 – Art. 577-7 § 1 1°, 2°, § 3
- meerderheid van stemmen die door de aanwezigen of vertegenwoordigden worden uitgebracht. Er wordt enkel rekening gehouden met de stemmen “voor of tegen”, de andere worden niet meegeteld voor de berekening, - meerderheid van stemmen van alle mede-eigenaars (van het Mede-eigenaarssyndicaat en niet alleen van de aanwezigen of vertegenwoordigden). Hier wordt rekening gehouden met alle stemmen voor zover het gaat om het behalen van de meerderheid van de stemmen van het volledige Medeeigenaarssyndicaat, - meerderheid van de “leden” van het Mede-eigenaarssyndicaat die minstens “twee derde” van de stemmen van het volledige Syndicaat vertegenwoordigen (art. 26 van de wet van 1965). Deze meerderheid wordt de “dubbele meerderheid” genoemd. Alle stemmen worden in aanmerking genomen. Maar dit zelfde artikel 26 van de wet van 10 juli 1965 bevat een laatste paragraaf die wijst op een bijzondere stemming die is voorbehouden voor verbeteringswerken, waarvan de inhoud en de toepassing eerder onduidelijk zijn en waarvan het voordeel niet duidelijk is 119. Want deze stemming wettigt, indien hij aangenomen is, het bijeenroepen van een nieuwe algemene vergadering. 118. Art. 24 wet van 10 juli 1965 Art. 25 wet van 10 juli 1965 Art. 25- wet van 10 juli 1965 Art. 26 wet van 10 juli 1965 Art. 30 wet van 10 juli 1965 119. “Indien zij niet werden goedgekeurd onder de meerderheidsvoorwaarden zoals voorzien in de eerste alinea van onderhavig artikel, dan kunnen de verbeteringswerken, die in c hierboven vermeld staan en die de goedkeuring hebben gekregen van de meerderheid van de leden van het syndicaat die minstens twee derde van de stemmen vertegenwoordigt van de aanwezige of vertegenwoordigde mede-eigenaars, beslist worden door een nieuwe algemene vergadering die daartoe wordt samengeroepen en die een uitspraak doet bij deze laatste meerderheid.”
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 13
april 2013 - Nr 206
Mede-eigenaars zijn echter zeer uitzonderlijk voor het opnieuw samenroepen van algemene vergaderingen, dit om overwegend financiële redenen. Met andere woorden: deze laatste paragraaf, waarvan de tekst “ingewikkeld” is, is nutteloos voor het functioneren van de mede-eigendom. Wij denken dat de Franse wetgever zich met recht zou kunnen inspireren op de regels voor de stemming van de Belgische wetgeving inzake mede-eigendom. C - De “verkoop-vragenlijsten” van de Notarissen In de Belgische wetgeving vraagt de Notaris van de syndicus enkel :120 het bedrag van het werkkapitaal en het reservekapitaal, het bedrag van de achterstallige bedragen die de verkoper nog verschuldigd is, een overzicht van de verzoeken tot storting bestemd voor het reservekapitaal, een overzicht van de lopende gerechtelijke procedures, een kopie van de laatste balans die werd goedgekeurd door de algemene vergadering van de Vereniging van mede-eigenaars, een kopie van de notulen van de gewone en buitengewone algemene vergaderingen van de drie laatste jaren, een kopie van de periodieke afrekeningen van de lasten van de twee laatste jaren. Volgens ons zouden enkel de vier eerste verplichtingen voor rekening van de syndicus moeten zijn. De drie andere zouden voor rekening moeten blijven van de verkopers voor zover de syndicus in beide landen de betreffende documenten naar de mede-eigenaar stuurt. Maar de Franse wetgeving is heel wat veeleisender voor de syndicus, en dit zonder enig nut. De “verkoop-vragenlijst” die de Notarissen naar de syndici sturen, telt een twintigtal pagina’s met
120. Art. 577-11 § 1
vragen die gebaseerd zijn op artikel 5 van het decreet van 1967. Het lezen van dit artikel 5 van het decreet van 17 maart 1967 spreekt voor zichzelf 121. De wetgever heeft “de controle verloren” over het terrein en lijkt zelfs zijn juridische kennis te hebben “vergeten”. Is het anders denkbaar dat juristen van hoog niveau (de wetgever) uitdrukkingen gebruiken zoals: “de syndicus geeft, op een eventueel benaderende wijze, aan” ... terwijl het tot de eigenheid van de jurist behoort om een chirurgische precisie te hanteren in het woordgebruik en op redactioneel vlak ?! D - Mede-eigendommen “die in moeilijkheden dreigen te geraken” en Mede-eigendommen in moeilijkheden De Belgische wetgever heeft deze gevallen niet in zijn teksten voorzien, en terecht. De Franse wetgever, die alles in wetten wil vastleggen, probeert alle mogelijke situaties te voorzien, en overschrijdt daarbij de grenzen van zijn 121. Art. 5 decreet van 17 maart 1967: « Art.5 – Alvorens de syndicus één van de aktes zoals vermeld in artikel 4 opstelt, richt hij aan de notaris die belast is met het opmaken van de akte, op vraag van deze laatste of van de mede-eigenaar die al zijn rechten op de kavel of een deel ervan overdraagt, een gedateerde staat die drie delen bevat. « 1° In het eerste deel geeft de syndicus, op een zelfs benaderende wijze en onder voorbehoud van de aanzuivering van de rekeningen, de bedragen op die de mede-eigenaar die verkoopt voor de betreffende kavel mag laten openstaan ten opzichte van het syndicaat, zijnde a) de invorderbare provisies van de voorbegroting; b) de invorderbare provisies van de uitgaven die niet inbegrepen zijn in de voorbegroting; c) de niet betaalde lasten op vorige boekjaren; d) de bedragen zoals vermeld in artikel 33 van de wet van 10 juli 1965; e) de invorderbare voorschotten. Deze inlichtingen worden door de syndicus aan de notaris of aan de verkopende eigenaar meegedeeld, en het is hun taak om deze in voorkomend geval ter kennis te geven van ingeschreven schuldeisers. 2° In het tweede deel geeft de syndicus, op een zelfs benaderende wijze en onder voorbehoud van de aanzuivering van de rekeningen, de bedragen op waarvan het syndicaat debiteur zou kunnen zijn, voor de betreffende kavel, ten opzichte van de verkopende medeeigenaar, zijnde:
vakgebied en van zijn rol. Hij vergeet eerst en vooral dat de mede-eigendom valt onder het privédomein, dus onder de rechten van de vrije burger, die vrij is om al dan niet in een woning te investeren. Wanneer hij deze keuze maakt, dan kiest hij er ook voor om de in hoofdzaak financiële verplichtingen na te komen die inherent zijn aan zijn beslissing. Waarom dan nog het geval voorzien van mede-eigendom die in moeilijkheden dreigen te geraken 122 en mede-eigendommen in moeilijkheden ? 123 Waarom, bijvoorbeeld, een “ad hoc mandataris” voorzien om de medeeigendommen die in moeilijkheden dreigen te geraken, te beheren, of een “voorlopige bewindvoerder”, die meestal worden gekozen uit de lijst van de gerechtelijke bewindvoerders die een embryonale kennis hebben van het mede-eigendomsrecht en die kantoren hebben met onaangepaste structuren, in het bijzonder inzake informaticasoftware en personeel ?
a) de voorschotten zoals vermeld in artikel 45-1 ; b) de provisies van de voorbegroting voor de periodes na de lopende periode en die invorderbaar zijn geworden wegens het vervallen van de termijn zoals voorzien in artikel 19-2 van de wet van 10 juli 1965. 3° In het derde deel geeft de syndicus de bedragen op die voor rekening zouden moeten zijn van de nieuwe mede-eigenaar, voor de betreffende kavel, zijnde: a) de opnieuw aangelegde voorschotten zoals vermeld in artikel 45-1 en dit op een zelfs benaderende wijze; b) de nog niet invorderbare provisies van de voorbegroting; c) de nog niet invorderbare provisies van de uitgaven die niet inbegrepen zijn in de voorbegroting. In een bijlage aan het derde deel van de gedateerde staat, geeft de syndicus voor de twee voorgaande boekjaren, het bedrag op dat overeenkomt met het aandeel dat betrekking heeft op de betreffende kavel in de voorbegroting en in de totale uitgaven buiten de voorbegroting. Hij vermeldt het onderwerp en de staat van de lopende procedures waarin het syndicaat partij is. 122. Art. 29-1A wet van 10 juli 1965 Art. 29-1B wet van 10 juli 1965 123. Art. Art. Art. Art. Art.
29-1 29-2 29-3 29-4 29-5
wet wet wet wet wet
van van van van van
10 10 10 10 10
juli juli juli juli juli
1965 1965 1965 1965 1965
>>>
13
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
Waarom ook nog de vertegenwoordigers van de Staat, van de Gemeente of zelfs de “Procureur de la République” “op de hoogte brengen”? Zijn wij nog altijd in het land van de Rechten van de Mens, die in principe een Verantwoordelijke Burger moet zijn ? Waarom de burgers “betuttelen” in hun privéleven? Deze teksten moeten dus geschrapt worden.
Enkele constructieve voorstellen Na de kritieken van een man van de praktijk met bijna veertig jaar terreinervaring, zijn hier dan enkele pragmatische voorstellen die uit dezelfde ervaring voortvloeien.
Enkele voorbeelden van teksten die vereenvoudigd of geschrapt moeten worden Onze suggesties betreffen beide wetgevingen en vertrekken van het principe dat de teksten toegankelijk moeten zijn voor alle actoren. Hoe ingewikkelder de teksten zijn, hoe minder zij door de betrokken personen zullen worden toegepast. - De teksten moeten enkel handelen over de onderwerpen die verband houden met de mede-eigendom, en niet ook nog eens over onderwerpen die erbij aanleunen. Zo zijn in de Franse wet de oppervlakte van de privatieve delen van de kavels 124, de hoogte van het plafond 125 enz. niet de zaak van de syndicus of van de medeeigendom. - Alle Franse teksten schrappen die refereren naar “ad hoc bewindvoerders” of “gerechtelijke syndici”126, categorieën die in Frankrijk niet bestaan om redenen die hiervoor werden uiteengezet.
124. Art. 46 wet van 10 juli 1965 125. Art. 4-1 decreet van 17 maart 1967 Art. 4-2 decreet van 17 maart 1967 Art. 4-3 decreet van 17 maart 1967 126. Art. 46 decreet van 17 maart 1967
14
13:22
Page 14
- De Belgische syndici mogen niet verplicht worden om twee bankrekeningen per Vereniging van Mede-eigenaars te hebben127. Wanneer zij enkele honderden gebouwen beheren of zullen beheren, dan is het niet moeilijk om zich het werk van de boekhouders voor te stellen, en vooral het vermogen van de syndicus om controle uit te oefenen… Dat zou kunnen leiden tot “financiële catastrofes”. Eén bankrekening per Vereniging van Medeeigenaars volstaat voor het beheer. - De Raden van Mede-eigendom mogen niet verplicht worden om een gedetailleerd “semestrieel verslag 128 naar de mede-eigenaars te sturen over de uitvoering van hun opdracht”, dit om de vrijwilligers niet te ontmoedigen. Een verslag tijdens de algemene vergadering, dat bij het proces-verbaal van de vergadering moet worden gevoegd, volstaat ruimschoots.
Enkele voorbeelden van teksten die aangevuld moeten worden Ook hier slaan onze suggesties op beide wetgevingen. - Voor de mede-eigenaars-debiteuren moeten er snelle procedures en onmiddellijke uitvoering worden voorzien. Zo zou het huurbeslag voor de mede-eigenaars–debiteuren die verhuren, moeten worden toegestaan na een ingebrekestelling die gedurende een periode van 15 dagen zonder gevolg is gebleven. - Er moeten financiële boetes per dag voorzien worden, bijvoorbeeld één of twee euro per dag, uiterlijk na een ingebrekestelling die gedurende een periode van 15 dagen zonder gevolg is gebleven. De wettelijke interestvoet, die dikwijls in de Franse teksten voorzien is, is om diverse redenen zelden toepasbaar, en spreekt bovendien niet tot “de verbeelding van de debiteur”. - Er moeten teksten van gerechtelijke procedures voorzien worden die specifiek zijn voor het mede-eigendomsrecht, waarin beslissingen ten gronde geëist worden binnen de zes maan127. Art. 577-8 § 3 5° 128. Art. 577-8/1
den, en procedures van rangregeling na verkoop met een bewarend beslag op onroerend goed, ook binnen de zes maanden. Met zulke teksten zouden we medeeigendommen in moeilijkheden kunnen vermijden en uitvinden ?. De eigen middelen van mede-eigendommen raken dikwijls in moeilijkheden door de traagheid van de procedures. - Enkele psychologische aanmoedigingen voor de mede-eigenaars om hun lasten regelmatig te betalen: - het stemrecht in de algemene vergaderingen afschaffen voor mede-eigenaars-debiteuren met achterstallige lasten van meer dan één trimester 129. Deze laatsten stemmen bijvoorbeeld altijd tegen de hernieuwing van het mandaat van de syndicus, - verbod om zich kandidaat te stellen voor de Syndicale Raad voor medeeigenaars-debiteuren met achterstallige lasten van meer dan één trimester, - Enkele uiteenlopende maar nuttige teksten: - verplichte oprichting van een permanent fonds voor werken van minstens 10% van het jaarlijkse werkingsbudget, naar het voorbeeld van de wetgeving van Québec 130 over de mede-eigendom en deze van Nederland die een fonds voor werken suggereert van 15% tot 20% van de jaarlijkse lasten. - verplicht openen van een sub-rekening bij de bank (voor de Franse wetgeving) voor elk Mede-eigenaarssyndicaat - verplichte domiciliëring van de mede-eigenaars in het rechtsgebied van het nationaal territorium van het moederland, hoofdzakelijk voor de buitenlandse mede-eigenaars die in het buitenland verblijven, maar ook voor onderdanen in het buitenland. - Tot slot een laatste voorstel voor de nieuwe kopers: - waarom aan de Raad van Medeeigenaars of aan de Syndicale Raad geen goedkeuringsbevoegdheid geven 129. Art. 1094 van het Burgerlijk Wetboek van Québec 130. Art. 1072 van het Burgerlijk Wetboek van Québec
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 15
april 2013 - Nr 206
voor kandidaat-kopers van kavels in een mede-eigendom, naar het voorbeeld van wat al bestaat in de flatgebouwen met koopflats in de Verenigde Staten van Amerika. Zo zou men kunnen voorzien dat de kandidatuur van de potentiële kopers aanvaard of geweigerd wordt door een stemming bij twee derde meerderheid van de volledige Raad van Medeeigenaars of Syndicale Raad.
vertrouwen ontstaat. Er zou geen kwestie meer zijn van “meer transparantie”, van meer toezicht, maar van overleg. Uiteraard zou dat de syndici niet noodzakelijk beter of competenter maken! Maar misschien vertoeven wij wel in een utopische wereld, de mens is tenslotte wie hij is!
Besluit Onze studie is een niet-uitputtende analyse van beide wetgevingen in het licht van de ervaring op het terrein. Voor de Franse wetgeving dringt zich een algemene herziening van het Wetboek van Mede-eigendom op, alsook een verbetering van de juridische stijl. Het “intellectuele juridisch deel” ervan moet worden beperkt, en het “pragmatisch juridisch deel” moet worden uitgebreid. Beide wetgevers moeten zich niet laten “heen en weer slingeren” door de verschillende winden die waaien over de mede-eigendom. Beide wetgevers hebben bij het opstellen van de wetten bewust of onbewust een argwanende houding ten opzichte van de syndici. Waarom hebben zij niet dezelfde houding ten opzichte van diegene die fondsen manipuleren, zoals bijvoorbeeld geheel willekeurig, bankiers of notarissen…?
M ICHEL V. VASSILIADÈS syndicus van mede-eigendom gerechtsdeskundige aan het Hof van Beroep van Parijs, lid van het bestuur van ABEX 8 rue du 4 septembre F - 75002 PARIS Tel +33 (0)1 44 77 44 88 Fax +33 (0)1 44 77 44 99
Als we erop wijzen dat de wereld van de mede-eigendom in onze twee landen gaat over bijna een derde van de bevolking, dan zou er een ministerie van mede-eigendom moeten worden opgericht. Dit zou voor de Fransen het voordeel opleveren dat er niet langer verschillende ministeries tussenkomen, wat leidt tot waanzin op wetgevend vlak, en het zou de Belgen zeker toelaten om “de weg niet kwijt te raken” naar het voorbeeld van hun buur. Een vereenvoudiging en een verduidelijking van de teksten zou er zeker voor zorgen dat de verhoudingen tussen de mede-eigenaars en hun syndici “tot rust komen”, en zelfs dat er
15
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
P IERRE -F RANÇOIS VAN DEN DRIESCHE advocaat, professor en onderzoeker
13:22
Page 16
Het elektronisch b
M OUNIA BARCHID advocate
n de rechtspraak is het bewijs "la démonstration de la vérité d’un fait ou d’un acte juridique dans les formes admises par la loi " 1 (het aantonen van de waarheid van een feit of een juridische handeling in de door de wet toegelaten vormen). Dit thema vormt het onderwerp van hoofdstuk VI van titel III van het Burgerlijk Wetboek en moet in verband gebracht worden met hoofdstuk VIII van titel III van boekdeel II van het Gerechtelijk Wetboek.
I
In een proces weten de gerechtsdeskundigen, net als de partijen, dat het leveren van het bewijs van aanzienlijk belang al naargelang men al dan niet diegene is op wie de bewijslast rust. De partij waarop de bewijslast rust, is diegene die haar verklaringen voor het gerecht moet aantonen. Alvorens meer in detail te treden, dient te worden gepreciseerd dat het bewijsrecht noch van openbare orde, noch een verplichting is, wat heeft toegelaten om het op conventionele wijze vorm te geven.2 Hierdoor zal de discussie over de waarde van een bewijs pas in het gerechtelijk debat optreden indien één van de partijen de toelaatbaarheid ervan betwist enerzijds en wordt er anderzijds aanvaard dat de loutere betwisting van een feit door de verweerder, de partij waarop de bewijslast rust verplicht om dat bewijs te leveren. 3 Hoe kan men, bij een betwisting, zijn verklaring bewijzen? Het antwoord verschilt naargelang men tegenover een handelaar of een andere partij staat.
1. G. DE LEVAL, "Eléments de procédure civile", Collectie van de rechtsfaculteit van de Université de Liège, Larcier, 2003, p.178 en v. 2. D. MOUGENOT, "La preuve en matière civile- Chronique de jurisprudence 20022010", JT nr. 6447, 2011, p.593. 3. Cass., 18 april 2008, Pas., 2008, I, p.936.
16
In civiele zaken, wordt voorrang verleend aan het schriftelijk bewijs. Artikel 1341 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat een schriftelijk document (authentieke/ onderhandse akte) moet worden opgemaakt om het bewijs te leveren van elke juridische handeling waarvan de waarde 375 EUR overschrijdt. Het handelsrecht ontsnapt aan het formalisme van het burgerlijk recht. De 2de alinea van artikel 1341 van het Burgerlijk Wetboek die preciseert dat er specifieke regels gelden op het vlak van handel. Artikel 25 van het Wetboek van Koophandel is immers gewijd aan het principe van de vrijheid van bewijs in het handelsrecht, onder voorbehoud van de uitzonderingen die vastgelegd worden door bijzondere gevallen. Het geschrift kan authentiek zijn wanneer het voor een notaris geregistreerd werd bijvoorbeeld, maar het wordt meestal "onderhands" opgesteld. » De onderhandse akte omvat twee elementen: het geschrift en de handtekening. De materie van het bewijs heeft ingrijpende veranderingen ondergaan bij het aanbreken van het tijdperk van een maatschappij van communicatieen informatietechnologieën en geleidelijk aan liet zich voor de wetgever de noodzaak voelen om de wet aan te passen aan de constante technologische vooruitgang. 4 Wanneer een schriftelijk bewijs nodig is, gaat men er dan van uit dat een fax bewijswaarde heeft? Hoe zit het met een e-mail? Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de wet van 9 juli 2001 worden er regels vastgesteld in verband met het juridisch kader voor elektro4. D. GOBERT en E. MONTERO, "L’ouverture de la preuve littérale aux écrits sous forme électronique", J.T. nr. 6000-7/2001 p.114.
nische handtekeningen, de elektronisch aangetekende zending en certificatiediensten, wat de Europese Richtlijn betreffende elektronische handtekeningen omzet.
De bewijsvoorwaarden Het geschrift Het is verwonderlijk dat de wetgever het tot voor kort niet nuttig had geacht om het begrip geschrift te definiëren, maar er de voorkeur aan gaf om de kaart van voorzichtigheid te trekken. 5 Sindsdien heeft artikel 16 §2 van de wet van 11 maart 2003 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij deze leemte weggewerkt aan de hand van de volgende tekst: "aan de vereiste van een geschrift is voldaan door een opeenvolging van verstaanbare tekens die toegankelijk zijn voor een latere raadpleging, welke ook de drager en de transmissiemodaliteiten ervan zijn". Uit deze bepaling kan worden afgeleid dat het geschrift uit twee essentiële elementen bestaat: de verstaanbaarheid en de duurzame toegankelijkheid van zijn inhoud. Deze definitie overschrijdt het traditionele concept van het geschrift "op papier" volledig en is bedoeld om ook van toepassing te zijn op het elektronisch domein.
De handtekening Het begrip handtekening werd traditioneel gedefinieerd als "het handgeschreven merkteken van de 5. D. GOBERT et E. MONTERO, op.cit., p.120.
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 17
april 2013 - Nr 206
h bewijs naam van zijn auteur dat aangebracht is op het origineel exemplaar van de akte" 6. Het betrof een handgeschreven naam die aangebracht werd op een akte en die toeliet om de ondertekenaar te identificeren. Deze definitie is vandaag echter niet meer actueel gezien de invoering van de elektronische handtekening in het nationaal recht. Deze erkenning heeft het bewijsrecht overhoop gehaald. Ten eerste heeft de wet van 20 oktober 2000 een nieuwe alinea toegevoegd aan artikel 1322 van het Burgerlijk Wetboek, die het volgende voorziet: "Kan, voor de toepassing van dit artikel, voldoen aan de vereiste van een handtekening, een geheel van elektronische gegevens dat aan een bepaalde persoon kan worden toegerekend en het behoud van de integriteit van de inhoud van de akte aantoont." Deze tekst beperkt zich ertoe om het principe van ontvankelijkheid van elk type elektronische handtekening vast te stellen, met dien verstande dat het als authenticatiemethode dient. De wet van 9 juli 2001 had in tweede instantie als opdracht om een juridisch kader te creëren voor de elektronische handtekeningen en de certificeringsdiensten. Bij betwisting voor de rechtbank, zal de opdracht van de rechter zich beperken tot het controleren van de geldigheid van een handtekening. De rechter heeft immers niet meer het recht om een handtekening dadelijk te verwerpen met als enige reden dat ze elektronisch is. (artikel 4, §5 van de wet van 9 juli 2001). Bovendien zal de partij die het bestaan ervan aanhaalt, moeten bewijzen dat de diverse voorwaarden, te weten de controle van de identiteit van de ondertekenaar, 6. Cass., 2 oktober 1964, Pas., 1965, l, 106.
zijn blijk van instemming met de inhoud en de waarborg van de onveranderlijkheid van de akte, in elk geval verenigd zijn. In dit soort van situatie, zal de tussenkomst van een gerechtsdeskundige vaak noodzakelijk zijn om te bepalen welke waarde toegekend moet worden aan het desbetreffende proces. 7 In een pragmatische benadering leert professor Montero ons dat "het moeilijk zal zijn om een rechter te overtuigen van de bewijswaarde van de elektronische documenten die voorgelegd worden zonder documentatie van het proces van digitalisering, opslag en, in voorkomend geval, elektronische datering ervan". 8 Naar aanleiding van de analyse van de wet in haar huidige staat, lijkt het ook nuttig dat de wetgever zich zou buigen over de noodzaak van een juridische omkadering van de vertrouwensdiensten, zoals archivering en datum- en uurvermelding van de elektronische bestanden.9 Aangezien het toepassingsgebied van de wet van 9 juli 2011 beperkt is tot de elektronische handtekening, blijft de afloop van gerechtelijke procedures immers op zijn minst onvoorspelbaar. Met artikel 4 § 4 van de wet van 9 juli 2001 is de wetgever verder gegaan door te stellen dat "een elektronische handtekening, gerealiseerd op basis van een gekwalificeerd certificaat en aangemaakt door een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening, geassimileerd wordt met een handgeschreven handtekening." 7. Gent (12e k.), 16 juni 2004, Chron. D.S., liv. 1,2005, p. 48 8. E. MONTERO, op.cit., p.237. 9. D. GOBERT, "Commerce électronique : vers un cadre juridique général pour les tiers de confiance", R.D.T.I., 2004, p.33 en v.; M. DEMOULIN, "Aspects juridique de l’horodatage des documents électroniques", in Commerce électronique de la théorie à la pratique, Cahiers du C.R.I.D., Bruylant, P.U.N., 2003, pp.43-68.
De elektronische handtekening zal dan genieten van het vermoeden van assimilatie met een handgeschreven handtekening. Daartoe moeten er echter een aantal strikte veiligheidsvoorschriften worden nageleefd (aanmaak van een handtekening door middel van een beveiligd mechanisme in combinatie met een gekwalificeerd certificaat).10 Hoewel de erkenning van de elektronische handtekening in ons nationaal recht een mooie wetsevolutie heeft betekend, moeten we vaststellen dat deze evolutie grenzen heeft. Tot op heden had de wetgever zich, op de elektronische aangetekende brief tot op zekere hoogte na, niet uitgesproken over de juridische waarde die toegekend moest worden aan de nieuwe communicatiewijzen, wat een echte juridische onzekerheid had geschapen.
De "elektronische" geschriften De elektronische aangetekende zending In het Belgisch recht wordt de aangetekende zending gedefinieerd als "een dienst die op forfaitaire basis tegen de risico's van verlies, diefstal of beschadiging waarborgt, waarbij de afzender, in voorkomend geval op zijn verzoek, een bewijs ontvangt van de datum van afgifte of van de bestelling van de postzending aan de geadresseerde" (artikel 131, 9° van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven). Na analyse van het procedé, blijkt dat de aangetekende postzending een vrij bescheiden insti10. D. GOBERT en E. MONTERO, op.cit., p.120.
>>>
17
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
tuut is gezien de geboden waarborgen. De traditionele aangetekende zending laat immers ten hoogste toe om de realiteit van een zending, de eventuele ontvangst ervan door de bestemmeling en de datum van de verzending vast te stellen. De afgifte van een ter post aangetekende brief waarborgt echter geen kennis van de identiteit van de partijen en van de inhoud van de aangetekende brief. Er zal slechts sprake zijn van een vermoeden, weliswaar ernstig, maar toch weerlegbaar.11 De elektronische aangetekende zending kan als volgt gedefinieerd worden: "elke dienst van elektronische gegevensoverdracht die bestaat in het waarborgen op forfaitaire basis tegen de risico’s van verlies, diefstal of beschadiging van de gegevens, waarbij de afzender, in voorkomend geval op zijn verzoek, een bewijs ontvangt van de afgifte en/of van de bestelling van de zending aan de geadresseerde." In dat verband moet worden gepreciseerd dat de elektronische aangetekende zending op het vlak van bewijs vast en zeker de overhand heeft op de papieren aangetekende zending. Op voorwaarde dat hij via een vertrouwensdienstverlener wordt overgemaakt en in combinatie met het procedé van de elektronische handtekening, laat de elektronische aangetekende zending immers toe om, naast de bewijselementen die de traditionele aangetekende zending biedt, ook de identiteit van de partijen en de inhoud van de zending aan te tonen. 12 In deze context is de erkenning van dit mechanisme onvermijdelijk geworden en op 2 augustus 2002 werd een programmawet aangenomen die de elektronische aangetekende zending eenvoudigweg liberaliseert. 11. E. MONTERO, « Du recommandé traditionnel au recommandé électronique : vers une sécurité et une force probante renforcées », in Commerce électronique : de la théorie à la pratique », Cahiers du C.R.I.D., n°23, Bruxelles, Bruylant, 2003, p.85 et s. 12. D. GOBERT, « Commerce électronique : vers un cadre juridique général pour les tiers de confiance », R.D.T.I., 2004, p.37.
18
13:22
Page 18
Deze heeft een nieuw artikel 144octies toegevoegd aan de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, dat het volgende stelt: "Om het algemeen belang en de openbare orde te beschermen, zijn de dienst van de fysieke aangetekende zendingen die gebruikt worden in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures eveneens voorbehouden aan De Post."
bewijs.15 Indien ze immers niet geassimileerd kan worden met een schriftelijk bewijs, dan zal een elektronische zending altijd subsidiair ontvangen kunnen worden als een begin van schriftelijk bewijs op voorwaarde dat de verzender duidelijk geïdentificeerd kan worden, dat de datum gepreciseerd kan worden en dat de integriteit van de boodschap gewaarborgd kan worden, in overeenstemming met artikel 1347 van het Burgerlijk Wetboek.
Het statuut van de elektronische aangetekende zendingen is vandaag echter nog steeds onzeker. Er werd tot op heden immers nog geen wettelijk kader uitgewerkt, enkele vruchteloze pogingen ten spijt.
Daartoe is het nuttig om te preciseren dat de contentieuze rechtspraak ter zake vrij marginaal is aangezien de bewijswaarde van een e-mail in de praktijk niet vaak in vraag gesteld wordt. Indien het geval zich voordoet, dan gaat de rechtspraak ervan uit dat het de partij is die zich beroept op de betwiste e-mails die moet aantonen dat ze effectief werden verstuurd en door de tegenpartij ontvangen werden.16
E-mails
Voor wat elektronische post betreft, kunnen er zich twee gevallen voordoen. Als de e-mail voorzien is van een elektronische handtekening die beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 1322, alinea 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan vormt hij een onderhandse akte die bewijskracht heeft. Een e-mail beantwoordt immers perfect aan de huidige definitie van het geschrift, vanaf het ogenblik dat het niet toegelaten is om aan de leesbaarheid en de duurzame bewaring ervan te twijfelen. Men dient echter op te letten voor het feit dat de eenvoudige vermelding van de naam van de verzender in een e-mail niet volstaat om die te kwalificeren als een elektronisch ondertekend geschrift, zodra er geen sprake is van een procedé voor de authenticatie van zijn auteur, noch van een mechanisme dat de integriteit van de inhoud van het bericht waarborgt.14 Indien hij niet ondertekend is, dan gaat het om een niet-ondertekend geschrift dat de waarde heeft van een vermoeden, of van een begin van schriftelijk 14. D.MOUGENOT, « La preuve : Évolution et révolution » in Le droit et les obligations contractuelles et le bicentenaire du Code civil, Bruxelles, La Charte, 2004, pp. 172-173.
De SMS
In de huidige stand van de techniek, kan een Sms-bericht juridisch niet als een onderhandse akte gekwalificeerd worden. Het is momenteel immers niet mogelijk om een handtekening aan te brengen op dit soort berichten. Vermits de voorwaarden van de onderhandse akte niet vervuld zijn, vormt een SMS een nietondertekend geschrift, zodra hij onder de eerder geanalyseerde definitie van het geschrift valt. In dat verband laat de rechtspraak echter toe dat een SMS voor het gerecht wordt voorgelegd als begin van bewijs voor zover de voorwaarden van artikel 1347 van het Burgerlijk Wetboek vervuld zijn en hij ertoe bijdraagt dat de aangevoerde handeling waarschijnlijk gemaakt wordt. 17 Aangezien SMS-teksten niet de bedoeling hebben om een bestaand origineel
15. K.ROSIER, op.cit., p.485 16. Gent (7e ch.bis), 10 maart 2008, D.A.O.R., 2009, no 91, p. 314, nota E. Montero- T.W.V.R. 2009, liv. 1, 28, nota BALLON, G 17. Gent, 10 april 2012, TBO, 2012, boekdeel 4, p.158
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 19
april 2013 - Nr 206
te reproduceren, kunnen ze niet als kopie gekwalificeerd worden.18
Het latente risico
De telefax
Uiteindelijk dringt een vaststelling zich op: de inhoud van de wet vertoont leemten in deze materie.
Een telefax is de reproductie van een document dat door middel van een faxapparaat verstuurd werd. De telefax vormt onbetwistbaar een geschrift in de moderne betekenis van het woord. Hij bevat echter geen originele handtekening. Maar om rechtsgeldig te zijn, moet een originele handtekening aangebracht zijn op een document. Zonder originele handtekening wordt het gefaxte document gereduceerd tot een eenvoudige kopie. Dit zal bijgevolg onderworpen zijn aan het stelsel van de artikelen 1134 tot 1336 van het Burgerlijk Wetboek. Uit deze teksten blijkt dat kopieën geen enkele bewijskracht hebben, tenzij het gaat om een kopie van een authentieke akte waarvan het origineel niet meer bestaat en volgens de modaliteiten die vermeld zijn in artikel 1335.19 Maar net als de SMS en de e-mail, zal een telefax ook altijd als begin van bewijs toegelaten kunnen worden, vanaf het ogenblik dat er geen twijfel bestaat over de identiteit van de schrijver en de integriteit van het document.20 Vandaag blijft de bewijskracht van een fax echter bescheiden. Het zou in dat opzicht niet overbodig zijn om de interventie van een vertrouwensderde te voorzien. De rol van deze derde zou erin bestaan de partijen te identificeren enerzijds en de inhoud en de datum van verzending per fax te bevestigen anderzijds, wat dit type geschrift meer garanties zou verschaffen.21
18. D. MOUGENOT, la preuve en droit commercial, p.46 19. Antwerpen, 23 maart 2004, NJW, 2004, p. 1099, nota BREWAEYS 20. D. MOUGENOT, « Le régime probatoire de la photocopie et du téléfax », in La preuve, formation permanente C.U.P., vol. 54, 2002, pp. 229 et s., n° 34. 21. Cour. Trav. Mons (5e ch.), 7 mars 2003, note HENROTTE J.-FR, Code judiciaire Requête d'appel envoyée par télécopie Validité, R.D.T.I. n°16/2003, p.103.
De wetgever lijkt zich ongemakkelijk te voelen met het reglementair kader van deze technologische vooruitgang en neemt er genoegen mee de situatie slechts per fase te regelen, naar gelang van de verzoeken. De erkenning van de elektronische handtekening vormt vast en zeker een positieve evolutie, maar blijft niettemin onvoldoende. Het probleem heeft zich nog niet echt gesteld gezien het feit dat de Hoven en rechtbanken zelden te maken hebben gehad met betwistingen van die orde, maar dat is vooral omdat de pleiters er tot op heden meestal van afzien om de waarde van elektronische documenten in het wilde weg te betwisten. Het is onontbeerlijk om regels vast te leggen die toepasselijk zijn op het elektronisch bewijs in al zijn vormen, om ernstige garanties van voorspelbaarheid te bieden aan de justitiabelen.
P IERRE -F RANÇOIS VAN DEN DRIESCHE advocaat, professor en onderzoeker
M OUNIA BARCHID advocate
FABER INTER Brussel Drève des renards,6 bus 3 1180 Brussel FABER INTER Anvers Wijnegemsteenweg 83/85 2970 's-Gravenwezel www.faberinter.be
19
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
P HILIPPE LAURENT Advocaat (Marx, Van Ranst, Vermeersch & Partners) Senior Onderzoeker (CRIDS – FUNDP)
13:22
Page 20
De auteursrechtelijke besch drie beslissingen van het HJ
et Hof van Justitie van de Europese Unie is de voorbije jaren zeer actief geweest op het vlak van auteursrechten. Richtlijn 91/250/EEG 1 (gecodificeerd door richtlijn 2009/24/EG 2) betreffende de juridische bescherming van computerprogramma’s (hierna de “Softwarerichtlijn” genoemd) heeft ook het voorwerp uitgemaakt van verschillende belangrijke, ja zelfs verrassende, beslissingen.
H
Na een herhaling van de toepassing van het auteursrecht op computerprogramma’s, zal er in deze bijdrage een korte synthese worden gegeven van de drie recente beslissingen van het Europees Hof van Justitie die hun stempel op de softwaresector hebben gedrukt. Twee beslissingen verduidelijken de toepassing van het auteursrecht op verschillende software-elementen: het arrest BSA 3 gaat over grafische interfaces, terwijl het arrest SAS 4 het statuut van de functionaliteiten, de talen en de formaten aansnijdt. En ten slotte handelt het arrest Usedsoft 5 over de toepassing van de principes van uitputting van de auteursrechten op software en op de mogelijkheid om exemplaren tweedehands door te verkopen. 1. Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s, P.B.E.G., 15 mei 1991, L122/42. 2. Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s, P.B.E.U., 5 mei 2009, L111/16. 3. C.J.E.U, arrest “BSA” van 22 december 2010, C-393/09, Bezpečnostní softwarová asociace - Svaz softwarové ochrany versus Ministerstvo kultury, (www.curia.eu). 4. H.J.E.U., arrest “SAS” van 2 mei 2012, C406/10, SAS Institute Inc. versus World Programming Ltd, (www.curia.eu). 5. H.J.E.U., arrest “Usedsoft”/”Oracle” van 3 juli 2012, C-128/11, Usedsoft GmbH versus Oracle International Corp., (www.curia.eu)
20
Het kader: de auteursrechtelijke bescherming van software
grammen, broncodes, binaries…) en niet hun functionaliteiten 7 of de onderliggende ideeën.
Om bescherming te kunnen bieden via het auteursrecht, werd software gelijkgesteld met literair en artistiek werk. Hierdoor heeft de wetgever ervoor gezorgd dat software binnen een vooraf bestaand beschermend kader valt dat praktisch is, efficiënt, goedkoop en al zeer goed ingeburgerd. Vanaf het moment dat hun computerprogramma’s zijn ontwikkeld, en op voorwaarde dat deze programma’s origineel zijn, genieten de auteurs van het exclusieve recht om de reproductie, verdeling en communicatie ervan naar het publiek 6 toe te staan of te verbieden, en genieten zij ook bepaalde morele rechten. Het auteursrecht beschermt echter enkel de uitdrukkingsvormen van software (flow dia-
Het pragmatisme van deze oplossing moet op prijs worden gesteld, maar de praktische toepassing ervan verliep niet zonder wrijvingen, die hoofdzakelijk te wijten zijn aan de bijzondere kenmerken van de software, de wijze waarop ze ontworpen zijn en gebruikt worden, en hun uiterst functionele aard. Ondanks alles werd er in zekere mate met het unieke aspect van software rekening gehouden, en dit gaf aanleiding tot de invoering van specifieke en afwijkende regels. Op Europees niveau werden deze specifieke regels vastgelegd door de Softwarerichtlijn. In België werd deze richtlijn omgezet in
6. Dit laatste recht wordt, hoewel niet expliciet voorzien door de Softwarerichtlijn, nogmaals bevestigd in de zaak Usedsoft op basis van artikel 3, §1 van richtlijn 2001/29/EG betreffende het algemeen auteursrecht (zie §51 van het arrest).
7. De complexe en veel besproken vraag van de octrooieerbaarheid van software of van uitvindingen die op de computer worden toegepast, en die tot doel hebben om de functionaliteiten van de softwares te beschermen, wordt niet behandeld in het kader van de geanalyseerde beslissingen.
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 21
april 2013 - Nr 206
escherming van software: et HJEU die de zaak veranderen een speciale wet 8 (de WCP) die in sommige opzichten afwijkt van de algemene wet op het auteursrecht 9 (de WAR). Deze afwijkende regels slaan onder andere op het houderschap van de rechten (er werd een vermoeden van overdracht ten gunste van de werkgevers ingevoerd), op het uitzonderingsregime op de auteursrechten (er zijn specifieke uitzonderingen gewijd aan software), de uitgebreidheid van de morele rechten (beperkter voor wat de computerprogramma’s betreft), maar ook op andere aspecten die in het kader van de geanalyseerde rechtspraak werden uitgewerkt. Het onderscheid dat gemaakt moet worden tussen enerzijds het bijzonder regime van de bescherming van computerprogramma’s, en anderzijds de algemene regels van het auteursrecht, is essentieel, daar wij zullen zien dat de drie beslissingen op dit onderscheid steunen, en er belangrijke gevolgen uit trekken.
voorbereidende werkzaamheden die respectievelijk kunnen leiden tot de reproductie of de daaropvolgende ontwikkeling van de software in kwestie 10. Gezien de grafische interface slechts een interface is die de gebruiker toelaat om met het programma te communiceren om de functionaliteiten te kunnen gebruiken, laat deze interface niet als dusdanig toe om de software te kopiëren of opnieuw samen te stellen: het Hof is van mening dat de interface niet binnen het toepassingsdomein van de Softwarerichtlijn 11 valt. Het Hof bevestigt echter dat de grafische interface steeds kan worden beschermd als werk op basis van Richtlijn 2001/29/EG (betreffende het algemeen auteursrecht 12) indien zij de eigen intellectuele schepping is van de auteur. De grafische interface kan inderdaad worden beschouwd als een literair en artistiek werk en dus zullen de originele elementen van deze interface beschermd worden door het “traditionele” auteursrecht.
Het feitelijk kader van de BSA-beslissing is tegelijk ingewikkeld en onduidelijk. We onthouden dat het Hof van mening is dat de grafische interfaces (“Graphical User Interfaces” of G.U.I.) geen uitdrukkingsvorm van een software vormen en dus niet genieten van de bescherming die de Softwarerichtlijn biedt. Volgens het Hof beschermt de richtlijn immers enkel de uitdrukkingsvormen van de software, evenals de
Het Hof heeft zich ook moeten uitspreken over de kwestie om te weten of de tv-uitzending van een grafische interface een mededeling aan het publiek van een werk vormde in de zin van artikel 3(1) van richtlijn 2001/29. Het Hof antwoordt dat indien een grafische interface wordt getoond in het kader van een tv-programma, de kijkers de mededeling van deze grafische gebruikersinterface enkel op een passieve wijze doorkrijgen, zonder de mogelijkheid om tussen te komen. Zij kunnen derhalve de functie van de genoemde interface niet gebruiken om te interageren met het computerprogramma. De
8. Wet van 30 juni 1994 die de Europese richtlijn van 14 mei 1991omzet naar Belgisch recht. Deze betreft de rechtsbescherming van computerprogramma’s, M.B., 27 juli 1994, p. 19315 en v. (WCP of “bijzondere wet”). 9. Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, M.B., 27 juli 1994, p. 19297 en v. (WAR of “algemene wet”).
10. Zie §37 van de beslissing. 11. Zie §42 van de beslissing. 12. Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, P.B.E.U., L 167/10.
De bescherming van de grafische interfaces: het BSA-arrest
grafische gebruikersinterface wordt dus niet ter beschikking gesteld van het publiek, aangezien de kijkers geen toegang hebben tot het essentiële element dat de interface kenmerkt. Het Hof besluit in de motivering van haar beslissing “dat er geen mededeling aan het publiek is van de grafische gebruikersinterface in de zin van artikel 3, paragraaf 1, van richtlijn 2001/29” 13. Het Hof kan tot op dit punt worden gevolgd, maar volgens ons moet haar redenering goed begrepen worden, onder meer dat zij zich beperkt tot een feitelijke vaststelling: na te hebben gedefinieerd wat een grafische interface precies is door er de essentiële eigenschap van te hebben geïdentificeerd, stelt het Hof vast dat dit kenmerkend element niet ter beschikking van het publiek wordt gesteld... er is dus geen mededeling van de interface “als dusdanig”. Benadrukken we echter dat andere elementen ondanks alles medegedeeld worden en dat deze originele kenmerken zouden kunnen vertonen in de zin van het auteursrecht en derhalve apart beschermd worden (een icoon, een kader, een animatie of een grafische tabel bijvoorbeeld). Hun mededeling zou dus moeten gebeuren met toestemming van de rechthebbende. Het Hof besluit ten slotte onhandig dat “men bijgevolg op de tweede vraag die gesteld werd, moet antwoorden dat het tonen van een grafische gebruikersinterface tijdens een televisie-uitzending geen mededeling vormt aan het publiek van een werk dat door het auteursrecht beschermd wordt, in de zin van artikel 3, paragraaf 1, van richtlijn 2001/29” 14. Dit laatste besluit moet met voorzichtigheid worden gehanteerd, vermits het Hof zich enkel lijkt uit te spreken over de interface als “geheel” zonder rekening te houden met de onafhankelijke bescherming van 13. §57 van de beslissing. 14. §58 van de beslissing.
>>>
21
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 22
>>> Bescherming van software bepaalde elementen waaruit deze bestaat. Wij noteren in dit opzicht dat het Hof in de latere zaak “Premier League” bevestigt dat het auteursrecht kan worden toegepast op bepaalde bijzondere op TV uitgezonden elementen zoals een video van een openingssequentie, een hymne, voorgeprogrammeerde films en allerlei grafische beelden 15.
De bescherming van talen, formaten en functionaliteiten: het SAS-arrest SAS Institute ontwikkelt een softwareplatform dat toelaat om gegevens te verwerken en te analyseren, en dit onder andere voor statistische doeleinden. Dit platform laat toe dat haar gebruikers zelf hun eigen toepassingen voor dataverwerking ontwikkelen (van het type “scripts”), die, om in het systeem geïntegreerd te kunnen worden, moeten worden geschreven in de taal die door SAS werd ontwikkeld. Een gebruiker van het systeem moet dus zowel het SAS softwareplatform gebruiken (en dus een licentie aanschaffen om dit te doen) en zijn eigen toepassingen ontwikkelen die zich op dit platform enten. De firma World Programming merkte op dat de prijs van de licentie voor het gebruik van het platform hoog was en dat dat zij dus met SAS konden concurreren door een alternatief systeem te ontwikkelen dat in staat was om dezelfde scripts uit te voeren die in SAS-taal waren opgesteld, en dezelfde resultaten te verkrijgen. Dit impliceerde dus de ontwikkeling van een software die dezelfde functionaliteiten vervulde en die de bestanden in dezelfde formaten kon verwerken als deze die door de originele software werden gebruikt. In dat opzicht dient genoteerd te worden dat het Hof uitgaat van het principe dat deze ontwikkeling gebeurde zonder toegang tot de broncode van SAS en 15. E.H.J., arrest « Premier League » van 4 oktober 2011, gevoegde zaken C-403/08 en C-429/08, Football Association Premier League Ltd et alii versus QC Leisure et alii, (www.curia.eu), §152.
22
zonder een deel van deze code of haar structuur te kopiëren. Allereerst herinnert het Hof eraan dat enkel de individuele uitdrukking van een computerprogramma beschermd kan worden door het auteursrecht, en dat deze bescherming zich niet uitstrekt tot de ideeën en principes die aan de basis liggen van deze elementen (zoals interfaces, algoritmes, programmeertaal…), en ook niet tot de procedures, werkingsmethodes of wiskundige formules als dusdanig. Het herinnert bovendien aan haar BSA-rechtspraak waarbij enkel die elementen beschermd zijn door de Softwarerichtlijn die toelaten om de software te kopiëren/te reconstrueren. Op basis hiervan besluit zij dat “noch de functionaliteit van een computerprogramma, noch de programmeertaal en de indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt om bepaalde functies van dat programma te kunnen benutten, een uitdrukkingswijze van dit programma vormen in de zin van artikel 1, paragraaf 2, van richtlijn 91/250”16. Hierdoor sluit zij al deze elementen uit van de bescherming die voorzien werd door de Softwarerichtlijn. Nog altijd in overeenstemming met haar BSA-rechtspraak, benadrukt het Hof echter dat deze uitsluiting uit de beschermingssfeer van de Softwarerichtlijn geen afbreuk doet aan de mogelijkheid dat een taal of een bestandsformaat als werk bescherming zou kunnen genieten van het algemeen auteursrecht (dit wil zeggen krachtens richtlijn 2001/29). Wat de functionaliteiten betreft, is het Hof echter van mening dat ze beschermen door het (bijzonder of algemeen) auteursrecht zou neerkomen op het toelaten van de monopolisering van de ideeën “ten koste van de technische vooruitgang en van de industriële ontwikkeling” 17. Welnu, de bescherming van software door het 16. §39 van de beslissing. 17. §40 van de beslissing.
auteursrecht heeft juist tot doel om toe te laten dat er andere, soortgelijke programma’s worden gemaakt die dezelfde functies vervullen, zolang de uitdrukking van het programma in kwestie niet gekopieerd wordt. De functionaliteiten als dusdanig zijn dus volledig uitgesloten van de bescherming door het auteursrecht. Het Hof preciseert nog dat “sleutelwoorden, syntaxis, commando’s en combinaties van commando’s, opties, default waarden alsook herhalingen samengesteld zijn uit woorden, cijfers of wiskundige concepten die, afzonderlijk beschouwd, niet als dusdanig een intellectuele creatie van de auteur van het computerprogramma zijn” 18 . Het is maar door deze woorden, cijfers en wiskundige concepten te kiezen en te combineren dat de auteur zijn creatieve geest op een originele manier tot uitdrukking kan brengen.
De verkoop van tweedehands software: het Usedsoft/Oracle arrest Het Usedsoft-arrest stelt een uitgever van software voor het beheer van databases en een wederverkoper van tweedehands software tegenover elkaar. Oracle verdeelt het merendeel van haar software door tegen betaling uitbatingslicenties te geven en door toe te laten dat de licentiehouders de overeenkomstige software op zijn website downloaden. De licentie voorziet dat “u door betaling van de betrokken diensten – uitsluitend voor uw interne bedrijfsdoeleinden – een kosteloos, niet-exclusief en niet-overdraagbaar gebruiksrecht van onbeperkte duur verkrijgt op alle door Oracle ontwikkelde producten en diensten die u krachtens deze overeenkomst ter beschikking worden gesteld”. De licentie is ook beperkt tot maximum 25 gebruikers (elke overschrijding van het aantal gebruikers maakt een bijkomende licentie noodzakelijk). 18. §65 van de beslissing.
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:22
Page 23
april 2013 - Nr 206
Usedsoft koopt de licenties van de oorspronkelijke licentiehouders en verkoopt ze door aan nieuwe kopers, met de precisering dat zij “up-to-date” zijn in die zin dat het onderhoudscontract dat door de oorspronkelijke licentiehouder werd onderschreven, nog geldig is, wat dus impliceert dat de licentie betrekking heeft op de geactualiseerde versie van de software. Ook gebeurt het dat Usedsoft een “deel” van een licentie aankoopt of doorverkoopt (opgedeeld in functie van het gevraagd aantal gebruikers). Na aankoop van een tweedehands licentie, schaft de nieuwe koper zich de software aan door deze te downloaden van de website van Oracle. Om haar praktijk te rechtvaardigen, denkt Usedsoft onder andere te kunnen genieten van de uitputtingsregel van auteursrechten waaraan artikel 4, al. 2 van de Softwarerichtlijn gewijd is en die voorziet dat “de eerste verkoop in de Europese Unie van een kopie van een computerprogramma door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot verval van het recht om controle uit te oefenen op de distributie van die kopie in de Unie, met uitzondering van het recht om controle uit te oefenen op het verder verhuren van het computerprogramma of een kopie daarvan”. Usedsoft beroept zich ook op de uitzondering die is opgenomen in artikel 5 van de Softwarerichtlijn en die voorziet dat men, bij gebrek aan uitdrukkelijke contractuele bepalingen, een rechtmatige verkrijger niet kan verhinderen om het computerprogramma te gebruiken in overeenstemming met zijn bestemming. Om haar verzet tegen de praktijk van Usedsoft te rechtvaardigen, beweert Oracle onder andere dat het om een licentie gaat, en niet om een verkoop, dat de rechten die verleend worden “niet overdraagbaar” zijn, dat haar exclusieve reproductierechten in elk geval geschonden zouden zijn, dat het voorstel om te downloaden geen verdeling zou zijn maar een mededeling aan het publiek (niet onderhevig aan uitputting), dat er geen uitputting zou zijn van diensten voor updates of onderhoud en dat de uitputting enkel zou
kunnen plaatsvinden in geval van verkoop van kopieën op fysieke dragers. Het Hof van Justitie was van mening dat het feit van een software als download aan te bieden samen met een licentie van onbepaalde duur, een geheel vormt dat gelijk staat met een “verkoop” in de zin van de Richtlijn (deze term verwijst hier niet naar het nationaal recht, maar refereert naar een autonoom begrip binnen het Recht van de Europese Unie dat op een uniforme wijze geïnterpreteerd moet worden). Voor het Hof is er wel degelijk “eigendomsoverdracht van de kopie van het computerprogramma” 19 en het feit dat de kopie van de software gedownload wordt of gekocht op een CD of een DVD is van weinig belang. Er is dus wel degelijk sprake van uitputting van de auteursrechten op de kopie in kwestie, ongeacht de drager 20. Voor wat betreft de onderhoudscontracten, deze vormen geen obstakel voor de tweedehandse verkoop. Het Hof breidt integendeel het uitputtingseffect uit naar “de kopie van het computerprogramma dat verkocht werd zoals verbeterd en geüpdatet door de houder van het auteursrecht” 21. Het Hof verduidelijkt ook dat de clausule van de licentie die voorziet dat de verleende rechten onoverdraagbaar zijn, geen obstakel vormt voor de uitputting 22. Het Hof is echter van mening dat het uitputtingsrecht in geen geval toelaat dat een 19. §46 van de beslissing. 20. In dit opzicht vermelden we dat het Hof inziet dat er een verschil zou bestaan tussen de uitputtingsregel zoals voorzien in artikel 4, paragraaf 2 van richtlijn 2001/29 (die over het algemeen auteursrecht handelt), geïnterpreteerd in het licht van consideransen 28 en 29 van deze richtlijn, die “zou vaststellen dat voor de onder die richtlijn vallende werken de uitputting van het distributierecht enkel geldt voor tastbare zaken”, en de uitputtingsregel zoals voorzien in de Softwarerichtlijn, die op haar beurt niet zou slaan op tastbare voorwerpen maar op kopieën van computerprogramma’s (Zie §60 van het arrest). 21. §68 van de beslissing. 22. Zie §84 in fine van de beslissing.
licentiehouder of een verkrijger een licentie zou opsplitsen om de mogelijkheid te behouden dat de software door een bepaald aantal gebruikers wordt gebruikt en het deel dat hij niet zou nodig hebben (het teveel aan gebruikers) door te verkopen. Zij stelt echter duidelijk dat wanneer een licentie wordt doorverkocht, de oorspronkelijke verkrijger zijn eigen kopie onbruikbaar moet maken. In dit opzicht verduidelijkt het Hof dat de uitgever het recht heeft om er zich, met alle technische middelen die tot zijn beschikking staan, van te vergewissen dat de kopie waarover de verkoper nog beschikt, onbruikbaar wordt gemaakt. Er stelt zich echter nog een laatste vraag: wat is in dit geval het statuut van de nieuwe verkrijger van de tweedehandse software? Het Hof is van mening dat “er reden is om te vinden dat de tweede verkrijger van die kopie en iedere verdere verkrijger een “rechtmatige verkrijger” is van die kopie in de zin van artikel 5, lid 1, van richtlijn 2009/24 “. De nieuwe verkrijger kan dus overgaan tot het downloaden op zijn computer van de kopie die hem door de eerste verkrijger werd verkocht, en “een dergelijke download moet worden gezien als de reproductie van een computerprogramma die noodzakelijk is om die nieuwe verkrijger in staat te stellen dat programma voor het beoogde doel te gebruiken” 23. Volgens ons zijn deze indicaties van het Hof slechts onvolledige elementen van een antwoord… Men vraagt zich onder andere af of de uitzondering die voorzien werd in artikel 5 de enige wettelijke basis is die de tweede verkrijger toelaat om autonoom de software te gebruiken, en in welke mate de nieuwe verkrijger verplicht is om de oorspronkelijke licentieovereenkomst na te leven. Als jurist burgerlijk recht denkt men verder door zich ook de vraag te stellen of, en in welke mate, een licentie van onbepaalde duur nog moet worden geanalyseerd als een contract dat (de) partijen tot in het oneindige verbindt, of de operatie van “doorverkoop van licentie” moet worden geanalyseerd als een 23. §§80 et 81 van de beslissing.
>>>
23
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
schuldvernieuwing door verandering van schuldeiser en/of debiteur, of dat de operatie zich integendeel laat analyseren als een overdracht van schuldvordering enz. Het is onmogelijk om te proberen deze vragen te beantwoorden binnen het kader van deze bijdrage, maar we onthouden dat de redenering van het Hof veel vragen oproept op contractueel vlak, en dat deze de grenzen benadrukken van de gelijkstelling van de toekenning van een licentie van onbepaalde duur aan de notie van autonome en onafhankelijke “verkoop” van het nationaal contractenrecht.
Besluit Na eerst te hebben bevestigd dat het auteursrecht de functionaliteiten van software niet kon beschermen, heeft het Europees Hof van Justitie in haar recente rechtspraak een strikte interpretatie aangenomen van het toepassingsdomein van de Softwarerichtlijn: het bijzondere auteursrecht dat in deze richtlijn is opgenomen, is niet van toepassing op onder anderen de grafische interfaces, de talen en de formaten. Het Hof is echter van mening dat deze elementen beschermd kunnen worden door het algemeen auteursrecht. Hierdoor benadrukt zij het heterogene aspect van het rechtsstelsel voor de bescherming van software, waarbij de verschillende elementen waaruit deze software bestaat beschermd worden door verschillende auteursrechten. Bepaalde elementen van een software kunnen dus beschermd worden door het auteursrecht dat specifiek is voor computerprogramma’s, en andere door het algemeen auteursrecht. Wetende dat deze verschillende regimes van auteursrechten uiteenlopen voor wat betreft de bepaling van de titularis van de patrimoniumrechten die ontstaan in het kader van een arbeidscontract, de uitzonderingen op de exclusieve rechten en de uitgebreidheid van de morele rechten van de auteurs, heeft deze nieuwe rechtspraak tot gevolg dat het samenbrengen, het beheer en de exploitatie van de rechten op een applicatie complexer worden. De firma’s die softwaretoepassingen uitgeven moeten bij-
24
13:22
Page 24
voorbeeld dubbel voorzichtig zijn en ervoor zorgen dat een contract expliciet de overdracht van alle auteursrechten (bijzondere en algemene) van de werknemers naar de werkgever voorziet, omdat bepaalde belangrijke elementen niet begrepen zijn in het vermoeden van overdracht zoals voorzien in het kader dat specifieke is voor computerprogramma’s. Het Hof voert overigens ook een nieuw verschil in tussen de twee auteursrechten, vermits zij de Softwarerichtlijn interpreteert als een richtlijn die een uitputtingsregime van de rechten opzet dat uitgebreider is dan datgene dat voorzien is in het algemene auteursrecht. Immers, daar waar de uitputting in het algemeen auteursrecht normaal gezien enkel op de verdeling van fysieke exemplaren slaat (CD, DVD, boek…), zou de uitputting die in de Softwarerichtlijn is opgenomen, slaan op elke kopie van een software die vergezeld is van een licentie van onbepaalde duur, ongeacht de ondersteuning van deze kopie, en deze zou ook gedownload kunnen worden (de doorverkoop van een software kan inderdaad tot gevolg hebben dat de kopie die op de computer van de doorverkoper staat, gewist wordt, en dat de software gedownload en geïnstalleerd wordt op de computer van de verkrijger). Deze beschikking verstoort de klassieke licensing-strategie van de uitgevers van proprietary software 24, aangezien deze laatsten traditioneel altijd de onoverdraagbaarheid van de licenties en de kopieën hebben staande gehouden. Deze belangrijke evolutie zou tot een herziening van de contractuele praktijken moeten leiden, maar ook een bijkomende motivatie moeten vormen voor het in gebruik nemen van software in de “cloud”25, waarbij het beheer van de software als dienst wordt aangeboden. 24. Deze term “eigenaar” wordt gebruikt in tegenstelling tot vrije software en open source. Zie hiervoor www.opensource.org en www.fsf.org. 25. Voor meer informatie over “cloud computing”, zie de definitie en de aanbevelingen van het NIST, die respectievelijk beschikbaar zijn op volgende adressen: http://csrc.nist.gov/publications/nistpubs/800-145/SP800-145.pdf en http://www.nist.gov/manuscript-publicationsearch.cfm?pub_id=911075.
Ten slotte zal de aandachtige toeschouwer beseffen dat het moeilijk, ja zelfs onmogelijk lijkt om alle principes die door het Hof in al deze gevallen aangenomen zijn, met elkaar te verzoenen. Zo zou dus bijvoorbeeld de tweedehandse verkoop van een kopie van een software die gedownload is en vergezeld van een onbeperkte licentie, toch in opspraak gebracht kunnen worden indien deze software een originele grafische interface zou hebben. Vermits deze laatste beschermd wordt door het algemeen auteursrecht, zou de uitputting van het verdeelrecht enkel kunnen slaan op de drager waarop de software oorspronkelijk werd gezet door de rechthebbende, of met zijn toestemming, en niet op de immateriële kopie.
P HILIPPE LAURENT Advocaat Senior Onderzoeker (CRIDS – FUNDP)
Marx Van Ranst Vermeersch & Partners 270, Tervurenlaan 1150 Brussel T +32 2 285 01 00 F +32 2 230 33 39
[email protected]
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:23
Page 25
april 2013 - Nr 206
Deskundigenonderzoek: Verlenging van de termijnen anneer een deskundige een verlenging van de termijn vraagt om zijn opdracht te volbrengen en één van de partijen het hier niet mee eens is, in het bijzonder wegens de laattijdigheid van het verzoek, moet de Rechtbank dan haar beslissing motiveren? Het Hof van Cassatie antwoordt hierop in een arrest van 24.1.2013.
W
De voorzitter van de rechtbank van koophandel die in kort geding zetelt, heeft een deskundige aangesteld en bepaald dat deze zijn verslag ter griffie zou neerleggen binnen de drie maanden na de betekening van zijn opdracht. Enkele dagen na het verstrijken van de termijn, heeft de deskundige een verlenging van zes maanden gevraagd voor het neerleggen van zijn eindverslag. De raadsman van de eisende partij heeft voornamelijk de aandacht gevestigd op het feit dat een verzoek om verlenging van de termijn vóór het verstrijken van de termijn moet gebeuren, dat het verzoek om verlenging van de termijn dat door de deskundige werd ingediend, laattijdig was, en bijgevolg niet ontvankelijk. De voorzitter van de rechtbank van koophandel heeft een beschikking uitgevaardigd die het verzoek tot verlenging van de termijn, dat door de deskundige werd ingediend, ontvankelijk en gegrond verklaard. De eisende partij tekent beroep aan in Cassatie. Op eensluidend advies van de advocaat-generaal, besluit het Hof tot vernietiging van de Beschikking. Het Hof zegt voor recht dat een beslissing die een betwiste rechtsvraag beslecht, geen beslissing of ordemaatregel is. Gegeven het feit dat de eisende partij de ontvankelijkheid betwistte van het verzoek tot verlenging van de termijn zoals ingediend door de deskundige, is de bestreden beschikking van 9 januari 2012 die
het bovengenoemde verzoek ontvankelijk verklaart, geen ordemaatregel. Wanneer de voorafgaande maatregel die door de rechter in de loop van de procedure genomen is en bedoeld is om de vraag in vooronderzoek te nemen, het voorwerp uitmaakte van een geschil dat de rechter heeft moeten beslechten, waardoor zijn rechtsmacht dienaangaande wordt uitgeput, dan is de beslissing een eindbeslissing in het tussengeschil en geen tussenbeslissing. Gegeven het feit dat de eisende partij de ontvankelijkheid betwistte van het verzoek om verlenging van de termijn zoals ingediend door de deskundige, geldt de bestreden beschikking van 9 januari 2012 die het bovengenoemde verzoek ontvankelijk verklaart, niet als een tussenbeslissing, maar als een eindbeslissing in het tussengeschil. De bestreden beschikking die op 9 januari 2012 door de voorzitter van de rechtbank van koophandel werd uitgevaardigd, en die het verzoek tot verlenging van de termijn die door de deskundige werd neergelegd ontvankelijk verklaart zonder te antwoorden op het bezwaar van niet-ontvankelijkheid dat door de eisende partij werd opgeworpen, schendt artikel 149 van de Grondwet. Het principe van tegenspraak is fundamenteel tijdens het verloop van een deskundigenonderzoek. Wat gebeurt er wanneer een partij van mening is dat bepaalde stukken die bijvoorbeeld slaan op haar toekomstige strategie, confidentieel zijn omdat ze informatie bevatten die gevoelig is voor de onderneming? Het Hof van Cassatie heeft zich hier recent over uitgesproken met een arrest van 2.11.2012. Om het principe van tegenspraak en het eerbiedigen van de vertrouwelijkheid met elkaar te verzoenen, had het Hof van Beroep de volgende procedure op punt gesteld: De partij die de vertrouwelijkheid opeiste van bepaalde stukken die aan de deskundigen moesten worden voorgelegd, moest
D ENIS G OUZÉE Advocaat aan de Balie van Brussel Rechtskundige bijzitter van de ABEX
een gedetailleerde inventaris van deze stukken opmaken en deze inventaris, alsook een omstandige beschrijving van de redenen voor deze vertrouwelijkheid, overmaken aan het college van deskundigen en aan de belanghebbende partijen. Om de rechten van de verdediging te garanderen, moest deze partij erover waken dat deze vertrouwelijke stukken ter inzage beschikbaar waren in een gegevensruimte. De partijen moesten een harde schijf ontvangen met daarop de inventaris van de gegevensruimte en de annexen. De partijen konden dan kennis nemen van de documenten die opgenomen waren in de gegevensruimte op momenten die door het college van deskundigen werden bepaald, maar zij verbonden zich ertoe om de regels van de gegevensruimte, die hun voorafgaand aan de inzage werden overgemaakt, na te leven. De partijen konden de documenten die in de gegevensruimte waren opgenomen enkel raadplegen, en het was verboden om kopieën of nota’s te nemen. Voorafgaand aan de bezoeken aan de gegevensruimte, tekenden de partijen de geheimhoudingsovereenkomst die hun werd overhandigd. Toen haar gevraagd werd om zich over deze methodologie te buigen, formuleerde het Hof van Cassatie de volgende beschouwingen: In overeenstemming met artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, heeft eenieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld, en dat twistvragen beslist inzake zijn burgerlijke rechten en verplichtingen. Uit deze regel vloeit voort dat de partijen op het proces de mogelijkheid hebben om elk stuk of elke bewering die van aard is om de rechter te beïnvloeden, tegen te spreken.
>>>
25
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
Het principe van tegenspraak zoals het door deze verdragsbepaling wordt gegarandeerd, slaat op de procedure voor de rechtbank en niet op het deskundigenonderzoek dat door de rechter wordt bevolen. Het deskundigenonderzoek moet echter zo verlopen dat de partijen de mogelijkheid hebben om op een efficiënte manier voor de rechter hun opmerkingen te formuleren met betrekking tot het deskundigenverslag dat door de rechter gekwalificeerd is als essentieel bewijselement. Dat heeft tot gevolg dat, rekening houdend met de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek dat de tegenspraak van het gerechtelijk deskundigenonderzoek verzekert, en met de bepalingen die de inzageverlening van de stukken betreffen, de partijen elkaar in principe inzage moeten verlenen van de stukken die zij wensen te gebruiken in het kader van het deskundigenonderzoek, en dat zij niet enkel het recht hebben om deze te raadplegen, maar ook het recht om ze over te schrijven of er een kopie van te maken. In overeenstemming met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, heeft eenieder het recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. Deze bepaling impliceert ook de bescherming van het zakengeheim et is ook van toepassing op rechtspersonen. De bescherming van het zakengeheim van een partij is een belang dat de rechter in overweging kan nemen om te beslissen dat men niet van elk stuk waar de deskundige rekening mee heeft gehouden, inzage moet verlenen aan de tegenpartij. Een dergelijke beoordeling betekent niet dat artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, wordt geschonden. Er moet concreet en in het licht van de zaak in zijn geheel worden beoordeeld of, bij de beoordeling van de respectievelijke belangen, het tegensprekelijk karakter van het deskundigenonderzoek niet zodanig werd beperkt dat het recht op een eerlijk proces wordt geschonden. De omstandigheid waarbij een benadeelde persoon de bewijslast van het bestaan en de omvang van zijn schade
26
13:23
Page 26
draagt, verhindert niet dat de rechter, na de belangen te hebben geëvalueerd, beslist dat de benadeelde persoon de bescherming van het zakengeheim kan inroepen zoals wordt verzekerd door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De stukken die aan de gerechtsdeskundige moeten worden overgemaakt, slaan op de toekomststrategie van de verwerende partij en bevatten pronostieken en interne studies over evoluties op de elektriciteitsmarkt, evenals informatie over de verdiensten van de personeelsleden en ook over de knowhow van de ondernemingen of hun commerciële strategie. Het gaat dus om informatie die gevoelig is voor de onderneming en een vertrouwelijk karakter heeft. Na overweging van de belangen, heeft het Hof van Beroep geoordeeld dat de vertrouwelijkheid van deze elementen ook moet worden gegarandeerd ten opzichte van de eisende partij. Er werd een reglement opgemaakt voor het raadplegen van stukken die informatie bevatten die gevoelig is voor de onderneming, met ontvangst van een inventaris van de gegevensruimte en de annexen en met de mogelijkheid om kennis te nemen van de documenten die opgenomen zijn in de gegevensruimte op de momenten die voorzien zijn door het college van deskundigen, wat volledig overeenkomt met de voorwaarden van de tegenspraak en het naleven van de rechten van de verdediging. Het feit dat de bezoekers van de gegevensruimte geen kopieën of nota’s van de te raadplegen stukken kunnen nemen, geeft geen aanleiding tot schending van het algemene principe van het recht op tegenspraak. Het wordt in voldoende mate gewaarborgd als er geen beperking is van het aantal bezoeken en de duur ervan, en ook niet voor wat betreft de identiteit van de bezoekers, tenminste voor zover zij tussenkomen als vertegenwoordigers of juridische/technische adviseurs van de partij die gebruik wil maken van het inzagerecht. Vanaf het moment dat de niet-vertrouwelijke stukken kunnen worden geraadpleegd en er kopieën van mogen worden genomen, en dat de stukken die als ver-
trouwelijk worden beschouwd onbeperkt door de partijen kunnen worden ingezien, rekening houdend met de uitzonderlijke omstandigheden van de zaak, dan is er geen sprake van schending van het tegensprekelijk karakter van het deskundigenonderzoek, en ook niet van een inbreuk op de voorwaarde van inzageverlening van de stukken. De beperking die wordt ingesteld met betrekking tot vertrouwelijke stukken belemmert geenszins het voeren van een gemotiveerd en controleerbaar deskundigenonderzoek. Op basis van deze beweegredenen heeft het arrest wettelijk kunnen beslissen dat de beperking die werd ingesteld met betrekking tot het tegensprekelijk karakter van de verrichtingen, geen schending is van het recht op een eerlijk proces. We wijzen erop dat het Hof van Cassatie zich in onderhavig geval niet uitspreekt over de grond van het dossier, die onder de soevereine bevoegdheid van de rechter valt, maar in casu een uitspraak doet over het principe van de moeilijke verzoening tussen het zakengeheim en de naleving van de tegenspraak.
D ENIS G OUZÉE Advocaat aan de Balie van Brussel Rechtskundige bijzitter van de ABEX Legalex Bruxelles Avocats 59 Herfststraat 1050 Brussel
[email protected] http://www.legal-brussels.com
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
13:23
Page 27
april 2013 - Nr 206
Persbericht Sabine LARUELLE - Minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw
Verdwijnen van pensioenmalus vanaf 2014 maakt einde aan discriminatie t.o.v. zelfstandigen De pensioenmalus die enkel nog in het pensioenstelstel van zelfstandigen bestond, behoort vanaf 1 januari 2014 definitief tot het verleden. De ministerraad keurde het voorstel van minister Laruelle goed om de pensioenmalus volledig af te schaffen. Met deze realisatie heeft minister Laruelle opnieuw een belangrijke stap vooruit gezet binnen het sociaal statuut van een zelfstandige. Momenteel verliest een zelfstandige ten gevolge van het malussysteem een deel van zijn pensioen wanneer hij vroeger wil stoppen met werken (behalve wanneer hij in 2013 een loopbaan van minstens 41 jaar achter de rug heeft). Dankzij minister Laruelle genieten zelfstandigen die met vervroegd pensioen willen gaan op hun 63ste of na een loopbaan van minstens 41 jaar al van een soepeler systeem sinds 1 januari 2013 en hoeven zij geen malus meer te betalen. Vanaf 1 januari 2014 zal het malussysteem volledig worden afgeschaft. Zie voor meer info onderstaande tabel. Sabine Laruelle: “Deze beslissing maakt definitief komaf met een discriminatie tegenover zelfstandigen waartegen ik allang vecht. Al sinds 1991 woog de malus op hun vervroegd pensioen. Met deze maatregel hebben we opnieuw een belangrijke stap dichter gezet in de erkenning van onze zelfstandigen en de risico’s die zij tijdens hun carrière nemen.”
Verklaring - Wanneer de zelfstandige nog geen loopbaan van 42 jaar bereikt had, werd tot en met 2012 in het voormalige malussysteem het pensioenbedrag verminderd met: • 25% bij pensioen tussen 60 en 61 jaar • 18% bij pensioen tussen 61 en 62 jaar • 12% bij pensioen tussen 62 en 63 jaar • 7% bij pensioen tussen 63 en 64 jaar • 3% bij pensioen tussen 64 en 65 jaar De pensioenmalus is vanaf 2013 al afgeschaft voor zelfstandigen die hun pensioen op 63 of 64 jaar willen opnemen of die een loopbaan hebben van 41 jaar.
Voor de zelfstandigen bevat het nieuw dispositief de volgende elementen: • Toegekend aan diegenen die langer dan een jaar verder blijven werken vanaf de datum dat zij met vervroegd pensioen konden gaan. Zo zal een zelfstandige die met vervroegd pensioen kan gaan op zijn 62ste en die een carrière van 40 jaar heeft in 2016 recht hebben op een bonus voor alle gewerkte jaren vanaf zijn 63ste. • Rechtstreeks toegekend aan diegenen die blijven verder werken na hun 65ste (met als voorwaarde een loopbaan van 40 jaar). • Het bedrag van de bonus stijgt jaarlijks naarmate men langer actief blijft:
Vanaf 1 januari 2014 zal geen enkele zelfstandige die met pensioen wenst te gaan nog een malus moeten betalen.
- 117 euro per kwartaal voor de eerste 4 kwartalen van de referentieperiode
Daarnaast heeft de federale regering beslist om het bonussysteem te moderniseren vanaf 1 januari 2014
- 132,60 euro per kwartaal voor de periode van het 5de tot het 8ste kwartaal van de referentieperiode
Om mensen aan te moedigen langer te werken heeft de wet van 23 december 2005 inzake het Generatiepact de pensioenbonus ingevoerd. Via dit systeem ontvangt elke werknemer, ambtenaar en zelfstandige die langer werkt dan de pensioengerechtigde leeftijd per langer gewerkt jaar een financiële bonus.
- 148,20 euro per kwartaal voor de periode van het 9de tot het 12de kwartaal van de referentieperiode
Het huidige bonussysteem loopt ten einde op 1 december 2013.
- 179,40 euro per kwartaal voor de periode van het 17de tot het 20ste kwartaal van de referentieperiode
Op advies van de Studiecommissie voor Vergrijzing wordt het huidige bonussysteem vervangen door een nieuw dispositief vanaf 1 januari 2014 en dit in alle pensioenstelsels.
Evolutie van de pensioenmalus van een zelfstandige die met vervroegd pensioen wenst te gaan
- 163,80 euro per kwartaal voor de periode van het 13de tot het 16de kwartaal van de referentieperiode
- 195 euro per kwartaal vanaf 21 kwartalen van de referentieperiode • De bonussen worden bij het jaarlijks pensioen gevoegd op het moment dat de zelfstandige met pensioen gaat. • De gewerkte periodes voor 1 januari 2014 die een recht openen op de huidige pensioenbonus blijven gelden.
>>>
27
News 206 Nl work:ABEXnews-176_FR maquette
13/05/13
Bijverdienen na pensioen wordt voortaan makkelijker Sabine Laruelle, federaal minister van KMO’s en Zelfstandigen, is blij dat de ministerraad vandaag enkele wijzigingen heeft goed gekeurd inzake de reglementering van toegelaten arbeid na de pensioenleeftijd. Deze nieuwe maatregelen kaderen binnen het regeerakkoord. Sabine Laruelle: “Het aantal gepensioneerde zelfstandigen die na hun 65ste wenst verder te werken, blijft stijgen. Momenteel oefenen in België ongeveer 80.000 zelfstandigen na hun pensioen nog een professionele activiteit uit. Deze hervorming is essentieel en maakt het systeem om bij te verdienen naast het pensioen vrijer en toegankelijker voor de gepensioneerde zelfstandigen. Hiermee geven we een sterk signaal aan diegenen die na hun pensioen toch graag blijven verder werken. Zij verdienen het nodige respect omdat zij verder bijdragen tot de welvaart en jobcreatie in ons land.” Ook vice-premier en minister van Pensioenen, Alexander De Croo, is tevreden: “Mensen met een lange loopbaan kunnen voortaan onbeperkt bijverdienen met behoud van hun pensioen. Dit is een belangrijke stap vooruit voor wie na zijn 65ste er zelf voor kiest om de handen uit de mouwen te steken. Ook voor mensen met een kortere loopbaan versoepelen we de regels.”
13:23
Page 28
binnen 1 of meerdere statuten (gemengde loopbaan inbegrepen)
Nieuw
2. Automatische indexering van de inkomensgrenzen vanaf 2013 voor diegenen die niet aan de dubbele voorwaarde van leeftijd en loopbaan voldoen (65 jaar en een loopbaan van 42 jaar). De grenzen blijven geldig maar worden voortaan wel geïndexeerd. 3. Een versoepeling van het huidige sanctioneringssysteem wanneer de inkomensgrenzen overschreden worden. Indien de overschrijding niet meer dan 25% bedraagt (in plaats van 15% in 2012) blijft de sanctie beperkt en staat het pensioenverlies in verhouding tot het percentage van de overschrijding. Boven de 25% verliest men zijn volledig pensioen. 4. Meerdere maatregelen voor administratieve vereenvoudiging en harmonisatie tussen de verschillende pensioenstelsels, in het bijzonder een versoepeling van de regels inzake de aangifte van de beroepsactiviteit 5. Corrigerende maatregelen voor gepensioneerde zelfstandigen om een negatieve impact op hun sociale bijdragen te vermijden. Hierbij treedt - op voorstel van minister Laruelle én in het kader van de afschaffing van alle beroepsinkomensgrenzen- een maatregel in werking die ervoor zorgt dat de sociale bijdragen van de gepensioneerde zelfstandigen van 65 en met een loopbaan van 42 jaar bij een gelijkaardig inkomen niet oplopen maar evenredig blijven aan de bijdragen voor het jaar 2012
Wet & Duiding Vastgoedmakelaar Handige verzameling van alle relevante wetgeving én modellen: Dit becommentarieerd wetboek bundelt zowel wetgeving over de publiekrechtelijke (stedenbouw, monumenten, stads- en dorpsgezichten, grond- en pandenbeleid, buurtwegen, openbaarheid van bestuur) als privaatrechtelijke (o.a. B.W., erfpacht, opstal, Wooncode) en fiscale aspecten. Daarnaast worden ook de beroepsreglementering voor de vastgoedmakelaars en bepalingen i.v.m. handelspraktijken en consumentenbescherming opgenomen. Ook de belangrijkste modellen (mandaatovereenkomst, compromis,...) zijn opgenomen (21 modellen, 150 blz) Voorzien van een grondige verhelderende commentaar: De wetgeving wordt toegelicht door middel van uitvoerige artikelsgewijze commentaren met verwijzingen naar andere wet- en regelgeving en naar de belangrijkste rechtspraak, een onmisbare bron om de reglementering te begrijpen en toe te passen, en rechtsleer.
Concreet bevat het dossier inzake de toegelaten activiteit voor gepensioneerden met betrekking tot alle pensioenstelsels, voor zelfstandigen de volgende maatregelen:
6. Een aanpassing van de fiscale regels inzake de belastingvermindering voor inkomens bekomen uit professionele activiteiten na de pensioengerechtigde leeftijd.
1. De afschaffing van de beroepsinkomensgrens voor gepensioneerden vanaf 65 jaar die al minstens 42 jaar werken. Deze loopbaan heeft betrekking op alle professionele carrières
Hierdoor is het een uiterst nuttig werkinstrument voor advocaten, magistraten, notarissen en alle professionals in de vastgoedsector (waarbij ook landmeters, syndici, de vereniging van mede-eigenaars, CIB-leden, etc).
Na bekendmaking in het Staatsblad, treden deze maatregelen met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2013
Aantal pagina's 1192 Verschijningsdatum Maart 2013 Aanbevolen prijs € 125.00
28
Info: www.bruylant.be