BVK Beroepsvereniging van het Krediet Koninklijke maatschappij
JAARVERSLAG 2004
De teksten en statistieken uit dit jaarverslag mogen niet gereproduceerd worden zonder uitdrukkelijke vermelding van de bron : "Beroepsvereniging van het Krediet (BVK)".
Inhoudstafel Mededeling van het Directiecomité
5
Evolutie van het lidmaatschap van de Vereniging en dienstverlening aan de leden
10
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
12
1. De economische context
12
2. De markt van het hypothecaire krediet
12
2.1. Kredietaanvragen
12
2.2. Realisatie van kredieten
13
2.2.1. Productie volgens bestemming
16
2.2.2. Productie per type rentevoet
18
3. De markt van het consumentenkrediet
20
3.1. Het consumentenkrediet in zijn geheel
20
3.2. De verrichtingen op afbetaling
23
3.3. De kredietopeningen
26
3.4. Synthesetabel
28
De juridische context van het consumentenkrediet 29 Het juridische en fiscale kader voor het hypothecaire krediet
33
Aanverwante wetgeving
44
De Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico
47
1. Een bladzijde in de geschiedenis wordt omgeslagen
47
2. Een heroriëntering van de Commissie voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico
47
3. De raadplegingen van de MIR
48
4. De BVK-Centrale in cijfers
49
5. Besluit
50
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
4
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
5
Mededeling van het Directiecomité Onze overheid wenst een grotere tewerkstelling, meer jobs, minder discriminaties. Het krediet aan particulieren (consumentenkrediet en hypothecair krediet) bevordert onbetwistbaar de consumptie en de investeringen van de gezinnen. Meer verbruik heeft een gunstige invloed op de productie en vergroot de tewerkstelling. Meer jobs worden gecreëerd. En nochtans, het overdreven formalisme, de immer aanwezige discriminaties - zoals hierna blijkt - beïnvloeden onder meer op negatieve wijze de ontwikkeling van het consumentenkrediet en ook van het verbruik.
De overheid moet de financiële instellingen de nodige ruimte bieden om de kredietactiviteit uit te oefenen, wat onder meer deregulering van de kostenpercentages inzake consumentenkrediet betekent.
Bij de bespreking van het ontwerp van koninklijk besluit tot bepaling van de verplichte vermeldingen van het document bedoeld in artikel 27bis §4 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet en tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet, heeft onze beroepsvereniging benadrukt dat de overheid, bij het maken van wetten of uitvoeringsbesluiten, aan onze financiële instellingen voldoende mogelijkheden moet geven om hun kredietverlenende activiteiten uit te oefenen. Hierbij dient erover gewaakt te worden dat iedere discriminatie, zowel ten opzichte van de nationale bedrijven als ten opzichte van de buitenlandse kredietgevers, vermeden wordt. Opgelegde maximale kostenpercentages die vooral voor kleinere kredietbedragen geen enkele rentabiliteit mogelijk maken, zijn economisch noch sociaal aanvaardbaar en kunnen beschouwd worden als een discriminatie van kredietinstellingen die enkel deze kredietproducten aanbieden. Doordat zij slechts één product verkopen kunnen zij de vermindering van de rentabiliteit van het product niet compenseren door de verkoop van andere financiële producten aan de cliënten. De wet van 24 maart 2003 op het consumentenkrediet voorziet in een automatische aanpassing van de jaarlijkse kostenpercentages (JKP). Het is dan ook van belang dat de vertrekreferentie-kostenpercentages toelaten een normale rentabiliteit te bekomen. Teneinde evenwel in Europees verband in de ééngemaakte markt iedere discriminatie en concurrentievervalsing te vermijden, is het wenselijk tot deregulering van de kostenpercentages inzake consumentenkrediet over te gaan. Zoals dit ook het geval is voor het hypothecair krediet. België is het enige land van de Europese Unie waarin een complex systeem van vaste wettelijke maximale JKP geldt. In de meeste lidstaten van de EU worden de kostenpercentages vrij bepaald door de markt. Slechts in enkele andere landen wordt een systeem van objectieve bovengrens van de toegepaste kostenpercentages inzake consumentenkrediet toegepast. Doch in deze landen is de vastgestelde bovengrens ook aanvaardbaar voor de kredietgevers. Het Belgische systeem kan dan ook als uitermate streng en ten opzichte van onze buurlanden als discriminerend beschouwd worden. Samen met Febelfin stelden wij dan ook een vrijmaking van de kostenpercentages voor. Alle economische factoren die vereist zijn voor Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
6
Mededeling van het Directiecomité
een maximale concurrentie zijn immers aanwezig, zoals een groot aantal gelijkwaardige spelers op de markt, de vrije toegang tot de markt, de homogeniteit van de producten, de mobiliteit van de productiemiddelen en een goede informatie van de markt. Het gewijzigde ontwerp van KB inzake de kostenpercentages voorziet in één enkel maximaal JKP, samengesteld uit de OLO op drie jaar – die als economische referentie-indicator gebruikt wordt voor de automatische herziening van de J.K.P. – verhoogd met een vast percentage. Dit systeem maakt nog geen echte deregulering uit. Gezien evenwel de wet het vastleggen van een J.K.P. vereist, kan op deze wijze een soortgelijk resultaat bekomen worden. De grote concurrentie inzake consumentenkrediet zal ervoor zorgen dat geen overdreven J.K.P. zullen toegepast worden. De rentepercentages die inzake hypothecair krediet worden toegepast, zijn hiervan het beste bewijs. Een dergelijke regeling zou het voordeel bieden dat een voldoende rentabiliteit zou bekomen worden voor de kleine kredieten. De toegang tot het krediet voor minder kapitaalkrachtige consumenten zou behouden blijven. Het kan enkel de detailhandel en uiteindelijk de tewerkstelling ten goede komen. Belangrijke bemerkingen bij de wijzigingen van de wet op de collectieve schuldenregeling, onder meer deze die de borgstelling in vraag stelt en die in een bevreemdende bevoegdheidstoebedeling aan de arbeidsrechter en aanwending van de middelen van het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast voorziet.
Onmiddellijk na het invoegetreden van de wet op de collectieve schuldenregeling bleek dat deze wetgeving tekortkomingen vertoont. De wetsontwerpen tot wijziging van deze wetgeving zijn voor de sector aanvaardbaar, wanneer het de bedoeling is de minnelijke fase beter te laten verlopen. De mogelijkheid geven aan de fiscus, de RSZ en de sociale verzekeringskassen om een minnelijk plan te aanvaarden – zelfs indien daarin in gedeeltelijke kwijtschelding van kapitaalterugbetalingen is voorzien - kan enkel toegejuicht worden. Wetsaanpassingen die het uitoefenen van voorrechten regelen bij collectieve schuldenregeling, scheppen duidelijkheid. Voorstellen om in alle gevallen de duur van de terugbetalingsplannen te beperken tot 5 jaar, zijn nadelig voor onze sector. Terwijl bij onze naburen de duur van de plannen wordt verlengd, doet onze wetgever het tegenovergestelde. Een maximumtermijn van vijf jaar voor een plan, terwijl de normale terugbetalingstermijn van leningen circa 48 maanden bedraagt, heeft in vele gevallen een minstens gedeeltelijke kwijtschelding van de hoofdsom tot gevolg. De voorstellen om de borgen of de stellers van een persoonlijke zekerheid automatisch te bevrijden van hun verplichtingen in de mate waarin de hoofdschuldenaar bevrijd is, brengen het instituut van de borgstelling in gedrang. Een gedeelte van de bevolking zou van de toegang tot het krediet kunnen uitgesloten worden. De bedoeling de bevoegdheid inzake collectieve schuldenregeling van de beslagrechters naar de arbeidsrechters over te dragen, lijkt geen goede beslissing. De beslagrechters hebben thans ruime ervaring opgedaan, hebben hun taak naar behoren vervuld en er is geen specifieke achterstand vastgesteld.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
Mededeling van het Directiecomité
7
Het zogenaamde “sociale aspect”, dat ingeroepen wordt om de bevoegdheid aan de arbeidsrechters toe te vertrouwen, is niet verdedigbaar. Ook echtscheidingen, huurzaken, faillissementen, enz. … hebben een sociale dimensie. Zal de behandeling van betwistingen in dergelijke materies ook tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbanken gaan behoren? Worden onze arbeidsrechtbanken in de toekomst superrechtbanken? Toepassing van het beslagrecht, betwistingen inzake samenloop van schuldvorderingen, inzake verkoop van roerende of onroerende goederen, inzake rangorde bij verdelingen, enz… gaan herhaaldelijk gepaard met een collectieve schuldenregeling en worden best behandeld door beslagrechters. Ondanks fel protest van onze beroepsvereniging om de middelen van het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast enkel te gebruiken voor het betalen van onbetaald gebleven saldo’s van de erelonen, emolumenten en kosten van de schuldbemiddelaars alsook om de kosten van het fonds te betalen, heeft de programmawet van 22 december 2003 (art 430) bepaald dat de middelen van het fonds ook mogen gebruikt worden voor de financiering van informatie- en sensibiliseringsmaatregelen inzake schuldenoverlast. Het feit dat enkel de kredietgevers dit fonds spijzen en niet de andere schuldeisers werd door de kredietgevers steeds als discriminatoir ervaren. Meer en meer blijkt dat andere schuldeisers zoals de fiscus, de telefonie- en electriciteitsleveranciers in belangrijke mate aanwezig zijn in de collectieve schuldenregelingen. Meer nog … in een groot aantal gevallen van collectieve schuldenregeling is zelfs geen enkele kredietgever aanwezig. Is het niet wenselijk bij de eerstvolgende wijziging van de wet op de collectieve schuldenregeling, deze discriminatie op te heffen en ook de andere “grote schuldeisers” hun evenredige en gerechtvaardigde bijdrage tot de spijziging van het fonds op te leggen? Nadat in 2003 het positieve luik van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren werd opengesteld, werden op 1 september 2004 de niet-gereglementeerde optekeningen betreffende natuurlijke personen uit “de Centrale voor uitwisseling van gegevens over het risico” van de B.V.K. overgedragen aan de Nationale Bank van België. Deze gegevens zijn er opgenomen in het “Bestand van de niet-gereglementeerde registraties”. Hierdoor is voor onze beroepsvereniging een einde gekomen aan het beheer van de voormelde “Centrale voor uitwisseling van gegevens over het risico”. Gedurende zestig jaar heeft onze vereniging deze centrale beheerd. Gegroeid vanuit het besef bij de kredietgevers dat een gezonde kredietverlening enkel mogelijk was indien de gegevens van onregelmatige betalers onderling werden uitgewisseld, werd deze centrale voor iedere kredietgever een noodzakelijk, onmisbaar en gewaardeerd instrument bij de kredietverlening. In de strijd tegen overmatige schuldenlast van de consumenten was het bestand ook in het voordeel van de consumenten. Een bijzonder woord van dank gaat dan ook uit naar de leden en de voorzitster van de Commissie "Centrale voor uitwisseling van gegeBeroepsvereniging van het Krediet
De BVK heeft een einde gesteld aan de werking van de “Centrale voor uitwisseling van gegevens over het risico”.
Jaarverslag 2004
8
Mededeling van het Directiecomité
vens over het risico”, maar ook naar het secretariaat van onze vereniging, die gedurende zovele jaren met grote stiptheid, energie, wijsheid en enthousiasme de werking van de “Centrale” hebben verzekerd. Thans wordt deze commissie de Commissie "Risicocentrales” genoemd. Zij kan een belangrijke rol vervullen in het opvolgen van de problemen die gepaard gaan met de werking van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren. Aldus worden de belangen van onze leden optimaal verdedigd. In het voorbije jaar werd onjuiste berichtgeving gevoerd, zogenaamd gebaseerd op de cijfers van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren. De beroepsvereniging heeft hieromtrent gereageerd teneinde te voorkomen dat onjuiste informatie - die bepaalde instellingen zou benadelen - verder zou verspreid worden. Op Europees vlak vraagt onze vereniging een harmonisatie die de vrije mededinging waarborgt.
Het aanvankelijke voorstel tot wijziging van de Europese richtlijn inzake het consumentenkrediet was vooral gebaseerd op het Belgische model. Nadat het werd verworpen door de juridische Commissie van het Europees Parlement, werd door het Europees Parlement een advies uitgebracht, dat nauw aanleunt bij het verslag van de verslaggever van de Juridische Commissie (verslag Wuermeling). De sector verlangt een harmonisatie die een vrije mededinging waarborgt tussen de kredietgevers van alle lidstaten. Zo kan iedere discriminatie tussen de Europese concurrenten vermeden worden.
Waardevolle contacten met de fiscale Administratie en de Federatie van het Notariaat
Tijdens onze studiedag werden talrijke onderwerpen inzake het hypothecaire krediet en het consumentenkrediet behandeld. De tussenkomst van de afgevaardigde van de fiscale overheid, evenals van de Koninklijke Federatie van het Notariaat maakten het voor iedereen overduidelijk hoe nuttig de samenwerking tussen beide instanties en onze beroepsvereniging is. De automatische uitwisseling van gegevens inzake hypothecaire kredieten met de fiscale overheid, met respect voor de rechten en de privacy van de consumenten, zou tot aanzienlijke administratieve vereenvoudiging moeten leiden. Een permanent overleg met het notariaat inzake hypothecaire kredietakten, maar ook inzake andere bancaire activiteiten waarin met het notariaat wordt samengewerkt, zou ertoe moeten bijdragen dat de samenwerking zo eenvoudig en soepel mogelijk verloopt in het belang van alle partijen.
Na elkaar een uniformisering van de fiscale attesten, een hervorming van de fiscaliteit van de enige
De federale regering deelde in haar Beleidsverklaring mee dat ze, om het bouwen en de huisvesting aan te moedigen, een eenvoudigere fiscale behandeling voor de hypothecaire kredieten ging uitwerken. Pas begin november kreeg de sector kennis van de teksten, terwijl de hervorming betrekking heeft op de kredieten die vanaf 1 januari 2005 gesloten worden.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
Mededeling van het Directiecomité
De hervorming is gebaseerd op enerzijds de vrijstelling in de personenbelasting van het kadastraal inkomen van de eigen woning en anderzijds een vereenvoudiging van de huidige aftrek van interesten en belastingvermindering voor kapitaalaflossingen en verzekeringspremies voor de vanaf 1 januari 2005 gesloten hypothecaire kredieten. De fiscale hervorming stelde het probleem van een aanzienlijke nieuwe informatica-investering bij de hypotheekondernemingen, terwijl de fiscale administratie nog maar net inzake hypothecair krediet in het kader van het bestaande regime de basisattesten en de betalingsattesten had gewijzigd. Bovendien moest er een bijkomende inspanning van informatie aan de klanten gedaan worden, onder meer door de prospectussen inzake hypothecair krediet aan te passen.
9
eigen woning en een elektronische gegevensuitwisseling met de Administratie inzake hypothecair krediet : een niet te onderschatten klus voor de hypotheek-ondernemingen.
Zoals hoger aangestipt, werkt de fiscale Administratie aan de optimalisering van de dienstverlening aan de particulieren en meer bepaald de vereenvoudiging van de aangifte in de personenbelasting. De belastingaangifte zou door een vooraf ingevuld “taxatievoorstel” aan de belastingplichtige vervangen worden. Dit project betreft een elektronische gegevensuitwisseling tussen fiscus en financiële instellingen inzake levensverzekeringen, pensioensparen en hypothecaire kredieten en veronderstelt het op voorhand meedelen aan de fiscus van de fiscaal aftrekbare gegevens. De sector wenst dat de hypotheekondernemingen zich in de toekomst kunnen beperken tot het verstrekken van financiële gegevens en dat zij van de mee te delen gegevens geen fiscale appreciatie zouden moeten maken. Met het oog op de elektronische gegevensuitwisseling moet de belastingwetgeving aangepast worden en moeten de kredietinstellingen het rijksregisternummer als uniforme identificatie voor de elektronische gegevensoverdracht kunnen gebruiken. Terwijl het hypothecaire krediet in het voorbije jaar een mooie vooruitgang kende - ongetwijfeld mede veroorzaakt door de historisch lage rentevoeten - blijkt de groei van het consumentenkrediet gestopt. Indien rekening wordt gehouden met de inflatie, is er zelfs een lichte vermindering. De economische toestand en het verminderde consumentenvertrouwen zijn hieraan niet vreemd. In het streven naar meer tewerkstelling en derhalve meer jobs is een soepele kredietwetgeving een belangrijk instrument. Zou het voorbeeld van de Franse minister van economie, financiën en industrie Nicolas Sarcozy, die een fiscale aftrek van de betaalde interesten voor consumentenkredieten voorziet, niet inspirerend kunnen werken voor onze overheid ? Een goed consumentenkrediet is een stimulans voor de groei van onze economie.
Oproep tot de overheid : van het consumentenkrediet een stimulans voor onze economie maken.
Samen met de andere financiële beroepsverenigingen binnen het kader van onze federatie Febelfin, wenst onze beroepsvereniging op een positieve wijze haar bijdrage te leveren tot de vooruitgang van het consumentenkrediet en derhalve van onze economische welvaart. Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
10
Evolutie van het lidmaatschap van de Vereniging en dienstverlening aan de leden De evolutie van het lidmaatschap In de loop van 2004 hebben de BANK DELEN & de SCHAETZEN N.V. en de BANK DEGROOF N.V. zich bij onze vereniging aangesloten. AGF BELGIUM BANK N.V. is RECORD BANK N.V. geworden, terwijl RECORD c.v.b.a. zijn benaming wijzigde in RECORD CREDIT SERVICES c.v.b.a.. DEXIA LEASE N.V. en KBC LEASE N.V. hebben hun lidmaatschap in 2004 niet hernieuwd, en Pierre NIHANT & Cie s.n.c. heeft zijn activiteiten inzake krediet aan particulieren stopgezet. De BVK telde 74 leden op 31 december 2004. De dienstverlening aan de leden Meer dan ooit beschouwt de BVK de informatie aan haar leden als één van haar hoofdtaken. Het aantal bezoekers van de internetsite van de BVK bewijst ontegensprekelijk het essentiële belang van dit informatiemiddel, zowel voor de leden van de BVK, aan wie de toegang tot bepaalde rubrieken is voorbehouden, als voor derden. Aangezien een internetsite per definitie dynamisch is, kunnen in het bijzonder de volgende evoluties aangestipt worden : - de bijwerking van de Gids van het consumentenkrediet, - de opstart van de Gids van het hypothecair krediet, - de bijwerking van het vademecum inzake consumentenkrediet en het vademecum inzake hypothecair krediet, - de actualisering van de vergelijkende tekst inzake consumentenkrediet : oorspronkelijke versie van 12 juni 1991 t.o.v. de versie van 2003, rekening houdend met de verschillende wijzigingen die hebben plaatsgevonden, - de aanpassing, in functie van de actualiteit, van de rubriek «Stand van de dossiers», onder meer met betrekking tot de wetgeving op het consumentenkrediet en haar (ontwerpen van) uitvoeringsbesluiten, het voorstel van richtlijn inzake consumentenkrediet, het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast. Er werd in de loop van het jaar uitvoerige documentatie toegezonden betreffende zeer technische materies die in het bijzonder de hypotheekondernemingen aanbelangen, onder meer inzake fiscaliteit, hypothecaire mandaten en borderellen voor hypothecaire inschrijving. Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
Evolutie van het lidmaatschap van de Vereniging en dienstverlening aan de leden
11
Al die informatie, zoals overigens alle andere meer gerichte mededelingen betreffende de jongste wetgevende en reglementaire ontwikkelingen, worden op elektronische wijze toegezonden via BVKFLASHES, die een snel communicatiemiddel voor de verspreiding van de richtlijnen en aanbevelingen van de BVK aan haar leden vormen. Een samenvatting van alle demarches, vergaderingen en activiteiten van het Directiecomité, de technische commissies en het secretariaat van de BVK wordt maandelijks langs elektronische weg in de vorm van een Newsletter toegezonden aan de bij de BVK aangesloten leden en hun betrokken medewerkers. Daarin wordt eveneens een stand van zaken gegeven van de lopende dossiers en worden diverse inlichtingen en instructies meegegeven die van nut zijn voor de beroepssector van het krediet aan particulieren. Deze informatiebron, die in enkele bladzijden een maandelijks overzicht geeft van de actualiteit van de Vereniging, wordt bijzonder op prijs gesteld door de leden. Daarenboven werkt de BVK, sinds haar integratie binnen FEBELFIN (Belgische Federatie van het Financiewezen), mee aan de opstelling van de tijdschriften « Synthese », dat binnen de beroepssector wordt verspreid, en « Financiewezen en Samenleving », dat meer bepaald bedoeld is voor de politieke beleidsverantwoordelijken. De BVK-Studiedag, die plaatsvond op 14 oktober, werd talrijk gevolgd door verantwoordelijken en operationele medewerkers van de aangesloten leden. Zoals steeds waren de uiteenzettingen gewijd aan actuele technische materies die nauw verband houden met de dagelijkse bekommernissen van de aanwezigen. De belangrijkste behandelde onderwerpen betroffen de jongste evolutie van de wetgeving en de reglementering, de fiscaliteit van het hypothecaire krediet en het COPERFIN-project inzake elektronische gegevensuitwisseling, de collectieve schuldenregeling, de betrekkingen tussen de notarissen en de hypotheekondernemingen, de borgstelling, de dienstverlening, de informatie en de vorming aan de BVK-leden, evenals de jongste statistieken inzake hypothecair krediet en consumentenkrediet. Wij herinneren tot slot aan het aanzienlijke werk dat geleverd wordt door de technische commissies, waarbinnen talrijke medewerkers van onze leden hun bekwaamheid en tijd ten dienste van onze beroepssector stellen.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
12
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren 1. De economische context
1
De prognoses voor het Eurogebied met betrekking tot 2004 en 2005 gaan in de richting van een geleidelijke voortzetting van de midden 2003 aangevatte herstelbeweging, in de context van gematigde inflatie, een doorzettende groei van de wereldeconomie en een relatief accommoderend macro-economisch beleid. De economische activiteit in België heeft zich midden 2003 hersteld en vertoont zelfs een grotere dynamiek dan in het Eurogebied. Concreet evolueren de verschillende economische indicatoren als volgt : • in 2003 steeg het BBP met 1,1 %, terwijl de stijging in 2004 reeds 2,3 % bedraagt en in 2005 tot 2,6% zou kunnen oplopen ; • de binnenlandse werkgelegenheid zou in de loop van 2004 opnieuw moeten groeien (stijging met 0,4% in 2004 en met 1,1% in 2005) en zou tot de creatie van 60.000 arbeidsplaatsen moeten leiden ; • de werkloosheidsgraad zou zich in 2005 rond de 8% stabiliseren; • de particuliere consumptie zou eveneens een belangrijke bijdrage tot de economische groei moeten leveren, zoals reeds in 2003 het geval was ; • de spaarquote zou van 15,4% in 2003 moeten teruglopen tot 14,8 % in 2005 ; • de inflatie blijft onder controle ; • door de sterke Euro kunnen een aantal negatieve effecten van de stijging van de stookoliefactuur opgevangen worden ; • de evolutie van de rentevoeten zou in de komende maanden en jaren tamelijk stabiel moeten blijven. De sterke positie van de Euro ten opzichte van de dollar maakt lagere rentevoeten dan deze in de USA mogelijk.
2. De markt van het hypothecaire krediet 2.1. Kredietaanvragen Grafiek 1 hierna vergelijkt de aanvragen en realisaties van hypothecaire kredieten. Hij bevestigt het klassieke tijdsverschil van twee tot drie maanden tussen deze twee gebeurtenissen.
1 Bronnen : persmededelingen en gegevens van de NBB en het NIS
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
13
De kredietaanvragen bereiken hun klassieke jaarlijkse hoogtepunt in maart-april, terwijl de weerslag ervan op de realisaties vooral in juni-juli tot uiting komt.
Grafiek 1 : Aanvragen en realisaties (in miljoenen EUR) Bron : BVK
De seizoensgebonden piek van Batibouw, die vooral duidelijk merkbaar was in het begin van de jaren 1990, kende een sterke terugval in de jaren 2000, 2001 en 2002, tijdens dewelke de activiteit meer over het hele jaar verspreid was. Sindsdien is de markt toch weer wat nerveuzer geworden en ze kent nog steeds een duidelijk agressieve tariefzetting.
2.2. Realisatie van kredieten De gerealiseerde kredieten vertegenwoordigen nog altijd slechts een deel van de ingediende aanvragen. Sinds 1996 bedraagt het gemiddelde realisatieniveau, rekening houdend met een gemiddeld tijdsverschil van drie maanden, bijna drie vierde van de aanvragen. De redenen voor dit verschil moeten zowel langs de kant van het aanbod als van de vraag gezocht worden : enerzijds worden sommige aanvragen geweigerd en anderzijds geven de consumenten zich dikwijls over aan financiële “shopping” en dienen ze gelijktijdig een dossier in bij verschillende concurrerende financiële instellingen.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
14
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
Grafiek 2 : Productie – herfinancieringen versus realisaties zonder herfinancieringen (in miljoenen EUR) Bron : BVK
Een stijging met 4,3 % van de getekende contracten tijdens de eerste acht maanden van 2004
De eerste acht maanden van 2004 wijzen in de richting van een stijging met 4,3 % van het totale aantal gerealiseerde contracten ten opzichte van 2003. Maar zoals grafiek 2 aangeeft, drijven de herfinancieringen van bestaande kredieten het cijfer van de zogenoemde "nieuwe" contracten tijdens sommige jaren kunstmatig op. Men verkrijgt dus een juister beeld van de marktevolutie door deze herfinancieringen uit de productie te halen (zie de curve "realisaties buiten herfinancieringen"). Aangezien de herfinancieringen in 2004 als enige rubriek een daling vertonen, kan dan ook gesteld worden dat de "werkelijke" groei van de markt eigenlijk 11% bedraagt. De enorme golf herfinancieringen die van 1997 tot 1999 plaatsvond, in combinatie met de beperkte stijging van de rentevoeten daarna, lijkt in de drie daarop volgende jaren het potentieel aan nieuwe herfinancieringen te hebben doen opdrogen, maar de nieuwe rentedalingen sinds 2003 hebben er terug dynamiek in gebracht. Dit houdt ongetwijfeld een voordeel in voor de consument, maar stelt de kredietgevers voor problemen op het vlak van de organisatie van de thesaurie – dus van kosten2. Inderdaad, ingevolge de herfinancieringen en de heronderhandelingen van de rentevoeten worden de kredieten met "vaste rentevoet" in werkelijkheid onder druk van de markt steeds systematischer omgevormd tot kredieten met "neerwaarts veranderlijke" rentevoeten. Tot slot is het gemiddelde bedrag van de toegekende hypothecaire kredieten (ongeacht hun bestemming) in de voorbije jaren aanzienlijk gestegen, gaande van 66.322 EUR in 2000 tot 80.864 EUR in 2003, hetzij een stijging met 21% op nog geen drie jaar. 2 Bovendien is de wederbeleggingsvergoeding, zoals daarin door de wet is voorzien, volstrekt ontoereikend om de werkelijke kosten te dekken.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
15
Deze toename is vanzelfsprekend toe te schrijven aan de evolutie van de prijzen op de vastgoedmarkt. De gemiddelde prijs van zowel de woonhuizen als de appartementen en de bouwgronden kende over dezelfde periode immers een stijging met … 21 tot 23%.
100 000
10,00%
90 000
9,00%
80 000
8,00%
70 000
7,00%
60 000
6,00%
50 000
5,00%
40 000
Een sterke stijging van het gemiddelde bedrag van de verstrekte hypothecaire kredieten
4,00%
Gemiddelde bedrag van de verstrekte hypothecaire kredieten
30 000
3,00%
Consumptieprijzen (algemeen index) 20 000
2,00%
Rentevoet van de hypothecaire kredieten (semi-vast) 10 000
01 / 2004
01 / 2003
01 / 2002
01 / 2001
01 / 2000
01 / 1999
01 / 1998
01 / 1997
01 / 1996
01 / 1995
1,00% 0,00%
Grafiek 3 : Gemiddeld bedrag van de verstrekte hypothecaire kredieten Bron : BVK, NBB
Grafiek 3 toont de evolutie van het gemiddelde ontleende bedrag van januari 1995 tot juli 2004. Met een stijging van dit gemiddelde bedrag met 62% op (bijna) 10 jaar wordt de inflatie, die beperkt bleef tot 18%, ruimschoots overschreden. Tot de elementen die zeker tot de hoger vermelde stijging van de prijzen op de vastgoedmarkt hebben bijgedragen, behoort onder meer de daling van de rentevoeten, waardoor de gezinnen, voor een even hoog bedrag van de maandtermijn, het bedrag van hun onroerende investering kunnen verhogen3. De lage rentevoeten zetten ook jongeren er toe aan sneller te gaan lenen, en bovendien hogere bedragen te lenen aangezien zij nog geen grote spaarreserve hebben kunnen aanleggen.
3 Bijvoorbeeld : met een maandtermijn van 660 EUR (hetzij 33% van een gezinsinkomen van 2000 EUR per maand) is het mogelijk 108.914 EUR op 20 jaar te lenen aan 4%, tegenover slechts 78.906 EUR aan 8%.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
16
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
2.2.1. Productie volgens bestemming
Tabel 1 : Opsplitsing van de productie volgens bestemming (in miljoenen EUR) Bron : BVK
De helft van de produktie gaat naar de aankoop van een onroerend goed
Op basis van tabel 1 hierboven kan de verdeling van de in 2004 verstrekte hypothecaire kredieten schematisch als volgt weergegeven worden : • de helft van de productie gaat naar de aankoop van een onroerend goed (50 %); • De andere helft wordt opgesplitst in drie delen van vergelijkbare grootte : • de bouw (17 %) ; • de verbouwing, al dan niet samen met een aankoop (16 %); • de herfinanciering (14 %). Wat de evolutie tussen 2003 en 2004 betreft, kenden alle rubrieken een toename, behalve de herfinancieringen.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
17
Grafiek 4 : Opsplitsing van de productie volgens bestemming : rubrieken aankoop en bouw (in miljoenen EUR) Bron : BVK
Tabel 1 biedt een overzicht van het aandeel en de evolutie van de verschillende mogelijke bestemmingen van hypothecaire kredieten. Het is evenwel ook interessant de maandelijkse gegevens terzake te onderzoeken. Dit wordt mogelijk in grafiek 4, die twee aspecten tot uiting laat komen : • de relatieve standvastigheid van de "woningbouw", tegenover een algemene stijgende tendens inzake "aankopen", die op 7 jaar tijd meer dan verdubbeld zijn (zie de pijlen die deze tendensen aangeven) ; • het van nature meer cyclische karakter van de "woningbouw" (er doet zich van jaar tot jaar een gelijkaardige cyclus voor, zelfs al schommelt de intensiteit ervan), tegenover de grotere maandelijkse wisselvalligheid van de "aankopen". Dit is niet verwonderlijk. Bepaalde maanden zijn gunstiger voor het starten van een bouwproject, terwijl de eigendomsoverdracht van een bestaande woning op eender welk ogenblik van het jaar kan gebeuren. Wat de herfinancieringen betreft, herinnert grafiek 2 er voor zover als nodig aan dat het om een zeer wisselvallige rubriek gaat. In de loop van de maanden en jaren schommelt het aandeel ervan van enkele luttele procenten tot meer dan 50 procent. Dit is logisch aangezien het om een zuiver financiële verrichting gaat, onafhankelijk van de vastgoedmarkt. De kredietnemers kunnen dus volledig vrij het moment voor hun herfinanciering kiezen, enkel in functie van de evolutie van de marktrentevoeten.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
18
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
2.2.2. Productie per type rentevoet
Tabel 2 : Opsplitsing van de productie volgens types rentevoeten (in miljoenen EUR) Bron : BVK
Tot 1999 gingen de kredieten met onvoorwaardelijk vaste rentevoet sterk in stijgende lijn (meer dan 7 contracten op 10). Sindsdien is het marktaandeel van de kredieten met vaste rentevoet onafgebroken gedaald, vooral ten voordele van de jaarlijks herzienbare rentevoeten (hetzij het andere uiterste van het productgamma !), die juist de helft van de in de loop van de eerste 8 maanden van 2004 ondertekende contracten vertegenwoordigen. Zoals de voorgaande grafiek aantoont, versterkt die tendens zich nog in de loop van de laatste maanden waarvoor de cijfers bekend zijn, aangezien het marktaandeel van de jaarlijks herzienbare rentevoeten in augustus 2004 opliep tot 68%.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
19
Hoe langer hoe meer vraag naar de formule met jaarlijks veranderlijke rentevoet
Grafiek 5 : Opsplitsing van de productie volgens type rentevoet (in percentage) Bron : BVK
Waarom een dergelijke toename van de jaarlijks veranderlijke rentevoeten, a fortiori in een context van uiterst lage rentevoeten ? De volgende elementen spelen zeker een rol: • het verschil tussen de vaste rentevoeten en de variabele rentevoeten is de afgelopen tijd steeds groter geworden, waardoor deze laatste nog interessanter worden voor de consument; • er werd veel publiciteit gemaakt voor de «accordeon»-optie, waardoor de kredietnemer zekerheid heeft dat zijn budget in evenwicht blijft in geval van stijging van de rentevoeten; • andere, door de wet voorziene mechanismen perken in ruime mate de mogelijke evolutie van de veranderlijke rentevoet in, zoals : • de cap, d.w.z. de maximale stijging van de rentevoet over de ganse looptijd van het krediet. De cap mag bovendien de aanvankelijke rentevoet van het krediet niet overstijgen, hetgeen gezien de historisch lage rentevoeten een bijkomend voordeel voor de cliënt vormt; • de bijkomende beperking van een mogelijke stijging in de eerste jaren van het krediet (maximum +1% na een jaar, …); • de verbondenheid met een voor alle kredietgevers gemeenschappelijke referentievoet. • voor de kredietgevers maakt de jaarlijks veranderlijke rentevoet het dan weer mogelijk de toekomstige tendensen naar arbitrage (heronderhandeling van rentevoeten of herfinancieringen) in te perken zonder de consument te bestraffen.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
20
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
3. De markt van het consumentenkrediet Bij wijze van inleiding is het nuttig eraan te herinneren dat de producten die onder de noemer van het consumentenkrediet ressorteren veel heterogener zijn dan bij het hypothecaire krediet. Om maar één voorbeeld te geven, spreekt het voor zich dat een krediet voor de aankoop van een wagen weinig gemeen heeft met een kredietopening of een kasfaciliteit : voor iedere situatie bestaat er een aangepast financieel werkmiddel. Gezien die heterogeniteit is het van belang dat we ons niet beperken tot een lezing van de globale cijfers inzake consumentenkrediet. De wet van 12 juni 1991 definieert vier soorten consumentenkrediet 1 : • de lening op afbetaling (LOA); • de verkoop op afbetaling (VOA); • de financieringshuur (FH); • de kredietopening (KO). Na enkele bemerkingen bij de evolutie van het consumentenkrediet in zijn geheel (afdeling 3.1.) zullen in afdeling 3.2. de verrichtingen op afbetaling (LOA+VOA+FH) behandeld worden, terwijl in afdeling 3.3. nader wordt ingegaan op de kredietopeningen.
3.1. Het consumentenkrediet in zijn geheel Tabel 1 herneemt de statistieken die door de Beroepsvereniging van het Krediet (BVK) gepubliceerd worden. Naast de benaming "omloop" staat de toestand op de laatste dag van ieder semester vermeld. Naast de BVK-bedragen staan de evolutie-indexen vermeld in nominale cijfers en in reële cijfers, d.w.z. rekening houdend met de inflatie 2.
1
2
Beroepsvereniging van het Krediet
Het zou niet juist zijn de huidige statistieken betreffende het consumentenkrediet te vergelijken met deze van vóór 1994, of ze nu afkomstig zijn van de BVK of van elders, aangezien de statistische nomenclatuur in dat jaar werd aangepast aan de nieuwe definities die door de voornoemde wet werden ingevoerd. De index die toegepast wordt om de "reële" evolutie te bekomen, is de maandelijkse algemene index van de consumptieprijzen op het einde van ieder semester (bron : www.statbel.fgov.be).
Jaarverslag 2004
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
21
Tabel 1 : Omloop inzake consumentenkrediet Bron : BVK
Wanneer deze cijfers vergeleken worden met deze die door het Nationaal Instituut voor de Statistiek gepubliceerd worden, kan worden vastgesteld dat de BVK ongeveer 96 % van de markt vertegenwoordigt 3. Wat de totaliteit van de markt van het consumentenkrediet betreft, hebben wij doelbewust de statistieken inzake de productie niet in de overzichtstabel opgenomen. Dit begrip dekt inderdaad verschillende ladingen naargelang het kredietopeningen of verrichtingen op afbetaling betreft : terwijl het begrip "productie" betrekking heeft op het aantal gerealiseerde kredieten in het geval van verrichtingen op afbetaling, stemt het met betrekking tot kredietopeningen overeen met het bedrag van de toegekende kredietlijnen…, ongeacht het feit of ze al dan niet opgenomen worden (het betreft hier dus een soort indicatie van het "potentiële krediet"). Een eenvoudige optelsom van de beide productiecijfers zou dus geen enkele zin hebben of, erger nog, misleidend zijn. De omloop daarentegen heeft in beide gevallen dezelfde betekenis. Er mag dus terecht een optelsom van gemaakt worden en gesteld worden dat, zoals tabel 1 aangeeft, de portefeuille inzake consumentenkrediet half 2004 voor alle BVK-leden samen 13 208 miljoen EUR bedroeg. Dit betekent een nominale groei van precies 0.5%
3
Een markt van meer dan 13 miljard euro
Dit percentage ligt lager voor het aantal contracten, aangezien de rest van de markt bestaat uit verkopers (tot de categorie van de "verkopers" behoren de maatschappijen die met eigen fondsen verkopen op afbetaling doen, met uitsluiting van iedere andere vorm van consumentenkrediet). Typisch voor deze maatschappijen is dat ze veel contracten voor een klein bedrag realiseren.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
22
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
over twaalf maanden, terwijl de inflatie in diezelfde periode 2.6% bedroeg. Met andere woorden, in reële termen daalt de waarde van de portefeuille.
De kredietopeningen vertegenwoordigen minder dan één vijfde van het verschuldigde saldo aan consumentenkrediet.
Alvorens de afzonderlijke analyse van de verrichtingen op afbetaling enerzijds en de kredietopeningen anderzijds aan te vatten, is het nuttig hun respectieve aandeel in het consumentenkrediet te verduidelijken : de kredietopeningen, die enkel afgaand op het aantal lopende contracten (62.4 %) de meerderheid lijken uit te maken, vertegenwoordigen – zelfs op dit ogenblik – slechts minder dan één vijfde van het totale verschuldigde saldo (18.3 %, zie grafiek 1a). Deze discrepantie kan verklaard worden door het feit dat de opgenomen bedragen in het kader van kredietopeningen kleiner zijn dan bij verrichtingen op afbetaling, zonder nog te vermelden dat talrijke kredietopeningen, ondanks het feit dat ze boekhoudkundig in de portefeuille zijn opgenomen, weinig of niet gebruikt worden.
Grafiek 1a : Omloop inzake "consumentenkrediet" in bedragen Bron : BVK
Het valt daarenboven op dat, in tegenstelling tot wat sommige consumentenmiddens vrezen, het aandeel van de kredietopeningen in het consumentenkrediet uiterst stabiel is en steeds onder de grens van 20% is gebleven (zie grafiek 1b).
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
23
Grafiek 1b : Omloop inzake "consumentenkrediet" in bedragen Bron : BVK
3.2. De verrichtingen op afbetaling In tabel 2 staan, naast de omloop op de laatste dag van ieder semester, ook de productiegegevens vermeld. De vermelde omloop stemt overeen met de som van de in de loop van een bepaalde periode toegekende kredieten.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
24
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
Tabel 2 : Omloop en productie inzake verrichtingen op afbetaling Bron : BVK
Op het vlak van de bedragen, geeft grafiek 2 duidelijk aan dat het tweede semester van ieder jaar traditioneel een kleinere productie vertoont dan het eerste. Met andere woorden, er is sprake van een sterke seizoensgebondenheid 4. De financieringen van nieuwe voertuigen zijn daar niet vreemd aan, aangezien het belangrijkste autosalon van België in het begin van het kalenderjaar plaatsvindt. Het is dus van fundamenteel belang dat men vergelijkt wat te vergelijken valt, met name de eerste semesters onderling of de tweede semesters onderling. De waarde van de productie was in de twee laatste tweede semesters hoger dan ooit tevoren. Zelfs rekening houdend met de inflatie waren er zelden semesters die hoger uitkwamen. Dit staat in
Grafiek 2 : Productie inzake verrichtingen op afbetaling Bron : BVK 4
Beroepsvereniging van het Krediet
Te noteren : de curve van het aantal contracten, die op dezelfde grafiek is aangeduid, verschilt van deze van de bedragen, aangezien de seizoensgebonden cycli veel minder uitgesproken zijn.
Jaarverslag 2004
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
25
contrast tot de terugloop van het aantal contracten. Het aantal nieuwe contracten lag inderdaad nooit zo laag als in het 1ste semester 2003 en 2004. Daarenboven behoren de tweede semesters van 2000 tot 2003 tot de laagste sinds 1995. Het is tamelijk gebruikelijk een parallel te trekken tussen de evolutie van de index van het consumentenvertrouwen5 en de kredietactiviteit (zie grafiek 3). Er bestaat ongetwijfeld geen perfect verband tussen beide, maar toch kan vastgesteld worden dat toen het consumentenvertrouwen midden 2000 een hoogtepunt bereikte, ook een recordbedrag aan productie in verrichtingen op afbetaling werd genoteerd en dat de index in de laatste twaalf maanden van de observatieperiode gevoelig verbeterd is.
Grafiek 3 : Index van het consumentenvertrouwen Bron : NBB
Een daling van het totale aantal verrichtingen, gecompenseerd door de hausse van het gemiddelde bedrag
Grafiek 4 : Omloop inzake verrichtingen op afbetaling Bron : BVK 5
Die de NBB maandelijks publiceert op basis van enquêtes.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
26
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
Grafiek 4 toont een tamelijk stabiele toename van de portefeuille inzake verrichtingen op afbetaling. In ieder geval wat de verschuldigde saldo's betreft, want het aantal overeenstemmende contracten kende steeds een duidelijk geringere toename … en zelfs een terugloop in de vier laatste semesters. Dit betekent dus dat de activiteit van de markt als dusdanig niet veel is toegenomen, maar dat het gemiddelde bedrag van de lopende verrichtingen stijgt. Wij vermelden eveneens dat, vergeleken met de productie, de omloop minder grote schommelingen kent, wat volkomen logisch is, aangezien het om een stock gaat, en niet om een flow.
3.3. De kredietopeningen
Grafiek 5 : Omloop inzake kredietopeningen Bron : BVK
In tegenstelling tot de verrichtingen op afbetaling, waar het aantal contracten in portefeuille omzeggens tot het niveau van negen jaar geleden is teruggevallen, is het aantal bestaande kredietopeningen in dezelfde periode met bijna 50% toegenomen. Het verschuldigde saldo is dan weer met 68% toegenomen (43% indien rekening wordt gehouden met de inflatie). Toch mag deze toename niet doen vergeten dat ze, zelfs op dit ogenblik, slechts minder dan één vijfde van het verschuldigde saldo inzake consumentenkrediet vertegenwoordigen (zie hierboven).
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
27
Tabel 3 : Omloop en productie inzake kredietopeningen Bron : BVK
Bovendien mag niet uit het oog verloren worden dat, wanneer rekening gehouden wordt met de inflatie, de waarde van de productie van het tweede semester 1995 in de daaropvolgende 15 semesters nooit meer werd bereikt, wat erop wijst dat er op dit ogenblik niet op grotere schaal kredietopeningen worden toegekend dan tien jaar geleden. Tot slot kan vastgesteld worden dat de kredietopeningen een andere cyclus volgen dan de verrichtingen op afbetaling, aangezien het productieniveau van het tweede semester ieder jaar hoger ligt dan dat van het eerste semester (hetzij juist het tegenovergestelde van de verrichtingen op afbetaling). Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
28
De evolutie van de markt van het krediet aan particulieren
3.4. Synthesetabel We sluiten dit hoofdstuk af met een overzichtstabel waarin de groei van de markt per kalenderjaar wordt weergegeven en de vergelijking kan gemaakt worden met de inflatie.
Tabel 4 : Nominale groei van het consumentenkrediet en inflatie (x 1 000 000 EUR) Omloop : op 31.12 van ieder jaar | productie : van de 12 maanden van het jaar Bron : BVK (krediet) en NBB (inflatie)
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
29
De juridische context van het consumentenkrediet Wat de juridische context van het consumentenkrediet in 2004 betreft, onthouden we vooral de inwerkingtreding van de nieuwe wet op het consumentenkrediet, namelijk de wet van 24 maart 2003 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Alhoewel een aantal bepalingen reeds sinds 1 juni 2003 van toepassing zijn, was 1 januari 2004 immers de datum waarop de wet volledig in werking trad.
Inwerkingtreding van de nieuwe wet op het consumentenkrediet
Algemeen gesproken lijken de nieuwe bepalingen geen fundamentele problemen te hebben opgeleverd bij de toepassing ervan. Toch zorgden of zorgen een aantal ervan voor interpretatieproblemen of voor technische en informaticamoeilijkheden. Deze maatregelen, die bovenop andere wetten inzake het krediet aan particulieren komen (een tiental in de voorbije 5 jaar), zijn zeker niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van het consumentenkrediet. Bovendien gaan de genomen maatregelen ook niet altijd in de richting van een echt doeltreffende bescherming van de consument. De ten toon gespreide wil om de consument te beschermen, komt inderdaad vaak neer op een bescherming van de consument "tegen zichzelf" en leidt soms tot nadelige neveneffecten (denken we bijvoorbeeld maar aan het overdreven formalisme en de overmaat aan informatie die de consument in allerlei clausules verdrinkt; de uitdrukking "overinformatie leidt tot desinformatie" is hier zeker op haar plaats). Nu de wet van 24 maart 2003 in werking is getreden, moeten of kunnen voor sommige bepalingen nog uitvoeringsmaatregelen genomen worden via koninklijke besluiten.
Uitvoeringsmaatregelen: in sommige was voorzien, in andere niet !
Zo verwachtte de sector nog uitvoeringsmaatregelen betreffende de financiële gegevens die in de prospectus moeten vermeld worden, de methode tot vaststelling en aanpassing van het maximale JKP en de maximale termijn voor nulstelling van kredietopeningen van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan 5 jaar. Eind 2003 werd een ontwerp van koninklijk besluit, dat later in twee aparte teksten werd opgesplitst, aan de Raad voor het Verbruik voorgelegd. Dit ontwerp bevatte de hoger vermelde onderwerpen, maar voegde er, buiten de verwachting van onze sector, een vierde aan toe over de bijkomende vermeldingen die verplicht moeten opgenomen worden in het afrekeningsdocument dat in geval van wanbetaling aan de consument opgestuurd wordt. Sedert de inwerkingtreding van de wet tot regeling van de verschuldigde bedragen in geval van wanbetaling (Wet "Santkin") op 1 januari 2002, werden door de kredietgevers kostelijke en omvangrijke informatica-aanpassingen doorgevoerd om aan de consument Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
30
De juridische context van het consumentenkrediet
het document te kunnen overhandigen waarin elke betaling gevraagd in geval van achterstal of opgezegd krediet omstandig omschreven en verklaard wordt. De diensten van de Economische Inspectie hebben hieromtrent reeds controles uitgevoerd en daaruit bleek dat het merendeel van de kredietgevers deze wettelijke bepaling respecteerde. Bovendien waren de kredietgevers reeds tot bijkomende aanpassingen van de bestaande systemen overgegaan om de afrekeningen eveneens aan de door de administratie gegeven interpretatie te laten beantwoorden. En plots komt, naar aanleiding van het ontwerp van uitvoeringsbesluit bij de wet van 24 maart 2003 betreffende de prospectus en de maximale wettelijke JKP, de inhoud van het voornoemde verklarende document opnieuw te berde, onder het voorwendsel dat er een echt hulpmiddel van zal gemaakt worden dat de consument in staat moet stellen de juistheid na te gaan van de sommen die de kredietgever van hem eist. Tijdens de werkzaamheden in de Raad voor het Verbruik heeft de BVK er met nadruk op gewezen dat de nieuwe maatregelen zeer zwaar waren, technische moeilijkheden met zich brachten en niet in verhouding stonden tot het belang ervan en de noodzaak aan informatie voor de consument. Prospectus en JKP
De prospectus en de problematiek van de maximale wettelijke JKP hebben ook in de Raad voor het Verbruik tot lange discussies geleid. Voor meer gedetailleerde informatie over de standpunten van de betrokken partijen verwijzen wij naar de Adviezen nr. 321 en 323 van 30 juni 2004. Op het ogenblik dat deze tekst werd opgemaakt, waren nog geen uitvoeringsbesluiten genomen.
Financiële diensten op afstand : een gepaste gelegenheid om nieuwe maatregelen in de wet op het consumentenkrediet in te voeren ?
Maar met betrekking tot het consumentenkrediet vonden nog andere ontwikkelingen plaats. De regering heeft eveneens een ontwerp van wet voorbereid om de Europese richtlijn betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten in Belgisch recht om te zetten. Alhoewel het hier om de omzetting van een supranationale verplichting gaat, gaat het ontwerp toch verder dan Europees is voorzien. Het bevat immers ook wijzigingen aan de wet op het consumentenkrediet die niets te maken hebben met de verkoop op afstand, wat op twee specifieke vlakken tot bezorgdheid vanwege de sector heeft geleid. De eerste bezorgdheid heeft betrekking op een ingrijpende wijziging van de verplichting tot informatie van de consument over het recht om van de overeenkomst af te zien, ongeacht of ze nu op afstand werd gesloten of niet. Op dit ogenblik gebeurt die informatie aan de consument door de opname van de wettelijke bepalingen betreffende de verzaking in
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
De juridische context van het consumentenkrediet
31
de overeenkomst. De voorgestelde wijziging zou de kredietgever verplichten in de overeenkomst een "ondubbelzinnige, heldere en nauwkeurige beschrijving van het recht en de voorwaarden voor verzaking" te geven. Zelfs al is de administratie van mening dat dit niet het geval is, toch gaat het hier wel degelijk om een verplichting in hoofde van de kredietgever om de wet aan de consument uit te leggen. Een dergelijke verplichting, in een formalistische wet waarin de minste vergissing van de kredietgever, ook al brengt die geen schade toe aan de consument, streng wordt gesanctioneerd, leidt tot rechtsonzekerheid en uiteenlopende interpretaties. De tweede bezorgdheid vloeit voort uit het feit dat het ontwerp de niet-toepassing van de verzakingstermijn voor consumentenkredieten van minder dan 1.250 EUR wenst af te schaffen, en dit buiten het kader van de verkoop op afstand. Hieruit volgt de facto dat op alle consumentenkredieten een bedenktermijn toegepast zal worden, terwijl de wet van 24 maart 2003 net voor de kleine kredieten een uitzondering invoerde en de wetgever deze uitzondering toen blijkbaar nodig vond. Er dient vermeld te worden dat de nieuwe wet op de Kruispuntbank van de ondernemingen ook gevolgen heeft gehad voor de ondernemingen die consumentenkredieten verschaffen. Het ondernemingsnummer wordt nu "hét" referentienummer van de onderneming, waar de andere referenties zoals het handelsregisternummer of het erkenningsnummer op zekere wijze in opgaan.
Kruispuntbank van de ondernemingen
Sinds 1 juli 2003 mogen de ondernemingen die reeds over een ondernemingsnummer beschikken, dit ook gebruiken. Vanaf 1 januari 2005 is dit voor alle ondernemingen verplicht en moet het op de overeenkomsten vermeld staan. Men zal zich herinneren dat in september 2002 de Europese Commissie de eerste versie van haar voorstel van richtlijn inzake het consumentenkrediet heeft voorgelegd. De bedoeling was het juridische kader aan de nieuwe krediettechnieken aan te passen, meer evenwicht te brengen in de rechten en plichten van de consumenten en de kredietverleners, een hoog beschermingsniveau van de consumenten te bereiken, en de werking van de interne markt te verbeteren.
Europese richtlijn op het consumentenkrediet : de Commissie legt haar "gewijzigde voorstel" voor.
De discussies in het Europees Parlement waren lang en hard, in die mate zelfs dat de Juridische commissie van het Parlement een voorstel van resolutie had voorgelegd om de tekst van de Europese Commissie te laten verwerpen. Het kwam uiteindelijk niet tot een "clash" tussen de instellingen en het Parlement zette zijn werkzaamheden verder. Dit leidde tot de goedkeuring van ongeveer 150 amendementen in april 2004. Begin november 2004 heeft de Commissie haar "gewijzigde voorstel" van richtlijn inzake het consumentenkrediet voorgelegd. Laten we maar meteen met de deur in huis vallen : gezien de documenten van zowel het Parlement als de Commissie, wekt het Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
32
De juridische context van het consumentenkrediet
Europese wetgevende proces toch enige ergernis op. Noch het Parlement, noch de Commissie hebben immers een geconsolideerde tekst met de door hen aanvaarde amendementen opgesteld. De uiteindelijk door de ene en de andere goedgekeurde versie valt daardoor moeilijk te reconstrueren en te begrijpen, wat het democratische proces op Europees vlak zeker niet ten goede komt. Wat de inhoud betreft, kunnen de volgende punten vermeld worden : terugkeer naar het principe van maximale harmonisatie, inperking van het toepassingsgebied, lichtere informatieplicht voor kredieten onder de 300 euro en de voorschotten in rekening-courant, handhaving van een bedenktermijn van 14 dagen, nieuwe definitie van het JKP en invoering van een reglementering inzake de overschrijdingen. De tekst van 28 oktober 2004 van de Europese Commissie lijkt zeker beter voor de beroepssector dan de eerste versie van september 2002. Maar men zou met enig cynisme kunnen stellen dat, welke tekst men ook neemt, België ongetwijfeld één van de landen zal zijn dat het minst te lijden heeft van een strenge richtlijn. Wij zijn inderdaad reeds één van de op dit vlak meest gereglementeerde landen, in die mate zelfs dat het voorstel van de Commissie in ruime mate geïnspireerd is op het Belgische model. Het vervolg van de procedure is nu in de handen van de Raad, die een gemeenschappelijk standpunt zal moeten innemen, eventueel gevolgd door een tweede lezing in het Parlement.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
33
Het juridische en fiscale kader voor het hypothecaire krediet Zoals de wet van 2 augustus 2002 en haar uitvoeringsbesluit van 25 maart 2003 erin voorzagen, is de integratie van de Controledienst voor de Verzekeringen in de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen sinds 1 januari 2004 een feit. De controle op de hypothecaire activiteit zoals georganiseerd door de wet op het hypothecair krediet van 2 augustus 1992 heeft haar doeltreffendheid bewezen. De CBFA kan dus de meer dan tien jaar geleden ingeslagen weg verderzetten. De sector gaat ervan uit dat de CBFA zich zoals in het verleden doeltreffend zal kwijten van haar dubbele controletaak. Deze bestaat er niet alleen in terecht te waken over de bescherming van de (kandidaat-) hypothecaire kredietnemer, maar tevens erover te waken dat de reglementering van de activiteit rekening houdt met het vereiste van rentabilteit en risicobeheersing van deze activiteit. Een mooi voorbeeld daarvan gaf de voormalige CDV met haar omzendbrief van 2001 over de beleggingshypotheek of het hypothecaire krediet dat gepaard gaat met een tak-23 verzekeringsproduct. De CDV gaf toen blijk van tijdige aandacht voor de belangen van de kredietnemers en de kredietverstrekkers. De sector zou maar al te graag zien dat dergelijke doeltreffende aanpak in de nieuwe grote entiteit van de CBFA niet verloren gaat. De hypothecaire activiteit zal er in de nabije toekomst immers niet eenvoudiger op worden, vooral nu ook op Europees niveau sinds begin 2003 duidelijk de wil heerst om de hinderpalen voor een verdere eenmaking van de hypotheekmarkt op te heffen. Ondertussen werd de CBFA trouwens reeds geconfronteerd met omzetting van Europese richtlijnen die het hypothecair krediet rechtstreeks raken. Meer bepaald heeft zij zich moeten buigen over de omzetting van de richtlijn van 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten. Deze richtlijn, die op 9 oktober 2004 reeds in een wet had moeten omgezet zijn, voorziet in de mogelijkheid voor de Lidstaten te bepalen dat er geen verzakingsrecht geldt voor hypothecaire en onroerende kredieten. Een bepaling die niet getuigt van visie wat de eenmaking van de Europese hypothecaire markt betreft. Zodoende komt de verantwoordelijkheid inzake coherente wetgeving voor de toekomst, die de belangen van de kredietnemers én de kredietgevers en de rechtszekerheid in acht neemt, op de schouders van de nationale controle-autoriteit te liggen. In de Raad voor het Verbruik en ten overstaan van de CBFA en de Minister van Economie heeft de BVK alleszins gepleit voor een uitzondering op het verzakingsrecht voor de hypothecaire kredieten en onder bepaalde voorwaarden ook voor de consumentenkredieten.
De CBFA als nieuwe controle-autoriteit
In het kader van een grondige hervorming van de fiscaliteit van het hypothecair krediet, aangekondigd in haar verklaring van 14 juli 2003, deelde de federale regering in haar “Beleidsverklaring” van 12 oktober 2004 mee dat ze, om het bouwen en de huisvesting aan te moedigen, een heel wat eenvoudiger fiscale behandeling voor de
De fiscale hervorming op minder dan twee maand tijd
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
34
Het juridische en fiscale kader voor het hypothecaire krediet
hypothecaire kredieten, dat budgettair neutraal is, ging uitwerken. In het begin van de looptijd van het krediet met betrekking tot de gezinswoning zou het fiscale voordeel een stuk groter worden dan voorheen, doordat een groter deel van de kapitaalaflossingen en met het krediet verbonden levensverzekeringspremies fiscaal in rekening zou kunnen gebracht worden. Eerst begin november, nadat de Ministerraad de teksten terzake, opgenomen in de komende programmawet, reeds goedgekeurd had, kreeg de sector er kennis van, terwijl de hervorming betrekking had op de kredieten die vanaf 1 januari 2005 gesloten werden. Het bestaande regime van aangifte van kadastraal inkomen voor de enige eigen woning en van aftrek, gewone en bijkomende, voor interesten en belastingvermindering voor kapitaalterugbetalingen van hypothecaire kredieten en premies van levensverzekeringscontracten werd gewijzigd. Het nieuwe regime voorziet voor de enige eigen woning in een vrijstelling in de personenbelasting van het KI, onverminderd de onroerende voorheffing. Het voorziet eveneens in een vervanging van de bestaande aftrek en vermindering door een aftrek, voor interesten en kapitaalterugbetalingen van kredieten en premies van levensverzekeringscontracten gesloten vanaf 1 januari 2005 en met betrekking tot deze woning, ten belope van maximum 1.500 EUR per belastingplichtige, verhoogd met 500 EUR gedurende de eerste tien belastbare tijdperken vanaf het belastbare tijdperk waarin het kredietcontract wordt afgesloten. Bovendien is er een verhoging met 50 EUR bij drie of meer kinderen ten laste. Voor de kredieten aangegaan vóór 1 januari 2005 verandert er niets, maar de tekst voorziet in ingewikkelde overgangsregels voor vanaf 1 januari 2005 gesloten herfinancieringen en bijkomende kredieten. De fiscale hervorming stelt het probleem van een aanzienlijke nieuwe informatica-investering bij de hypotheekondernemingen, terwijl de fiscale Administratie nog maar net inzake hypothecair krediet in het kader van het bestaande regime de basisattesten en de betalingsattesten wijzigde. De beide regimes zullen dus zowel op het juridische vlak als op het vlak van de informatica naast mekaar bestaan. Bovendien moest er een bijkomende inspanning van informatie aan de kandidaat-kredietnemers gedaan worden, onder meer door de prospectussen inzake hypothecair krediet aan te passen. De fiscale attesten geüniformiseerd
Beroepsvereniging van het Krediet
Met een koninklijk besluit en een toelichtend bericht in het Belgisch Staatsblad uniformiseerde de Administratie van de Ondernemingsen Inkomensfiscaliteit na bespreking met de sector eind 2003 het eenmalige basisattest en het jaarlijkse betalingsattest. De veel-
Jaarverslag 2004
Het juridische en fiscale kader voor het hypothecaire krediet
35
vuldige, meer dan door de sector gewenste gegevens voor het thans verplichte betalingsattest, vervangen de vroegere verplichting van de hypotheekonderneming om de Administratie in kennis te stellen van wijzigingen aan het kredietcontract en om een aflossings- of een wedersamenstellingstabel aan het eenmalige attest toe te voegen. De modellen gingen gelden voor aanslagjaar 2005, zodat ermee moest rekening gehouden worden vanaf 1 januari 2004. De sector had ook aangedrongen op een geëigende regeling voor een aantal aspecten, namelijk inzake het model van de basisattesten voor de vóór 1 januari 2004 aangegane kredieten waarvoor voor de eerste maal een belastingvermindering wordt gevraagd, en, ingevolge de verplichte samenhang basisattest - betalingsattest, een oplossing voor het geval dat de hypotheekonderneming met betrekking tot de vóór 1 januari 2004 aangegane kredieten niet had bijgehouden of ze vroeger al dan niet een basisattest had uitgereikt. Een ander aspect betrof het verstrekken van het basisattest voor herfinancieringen. De toelichtende circulaire van de Administratie daarover verscheen eerst eind september 2004. In het kader van de modernisering van de fiscale Administratie (Coperfin) werkt de Administratie van de Ondernemings- en de Inkomensfiscaliteit aan de optimalisering van de dienstverlening aan de particulieren en meer bepaald de vereenvoudiging van de aangifte in de personenbelasting. De belastingaangifte zou door een “taxatievoorstel” aan de belastingplichtige vervangen worden. Dit wordt mogelijk door Belgotax-on-web, dat een “uniek dossier”, een informaticaomgeving voor het verzamelen en structureren van gegevens, en de geïntegreerde verwerking van de belastingen zal voeden. In het taxatievoorstel zouden zoveel mogelijk vooraf ingevulde bedragen opgenomen worden met berekening van de verschuldigde belasting. Zo zou de incohiering kunnen vermeden worden en de daaraan gekoppelde bezwaartermijnen waarvan niet kan afgeweken worden. Dit project van elektronische gegevensuitwisseling tussen fiscus en financiële instellingen betreft de levensverzekeringen, het pensioensparen en de hypothecaire kredieten en veronderstelt het op voorhand meedelen aan de fiscus van de fiscaal aftrekbare gegevens. De sector heeft steeds gesteld dat de hypotheekondernemingen zich wensen te beperken tot het verstrekken van financiële gegevens en dat zij van deze gegevens geen fiscale appreciatie wensen te maken. Het verstrekken van enkel financiële gegevens biedt bovendien het voordeel van een neutrale werking ten opzichte van eventuele komende wetswijzigingen. In het huidige systeem van papieren fiscale attesten dient de kredietverstrekker immers te attesteren dat het krediet voldoet aan bepaalde fiscale voorwaarden. De ondernemingen wensen niet de rol van fiscaal controleur op te nemen. Daarom heeft de Febelfin-werkgroep aan de Administratie een con-
Beroepsvereniging van het Krediet
Elektronische gegevensuitwisseling tussen fiscus en financiële instellingen
Jaarverslag 2004
36
Het juridische en fiscale kader voor het hypothecaire krediet
structief voorstel overgemaakt dat uitgaat van een volledige elektronische uitwisseling van bij de aanvang van het hypothecaire krediet, beperkt tot financiële gegevens en na akkoord van de klant. Hierdoor zou de stroom papieren attesten afgeschaft worden. Voor de bestaande kredieten zou in een uitdoofscenario worden voorzien. De Administratie heeft meegedeeld dat zij met dit voorstel onder bepaalde voorwaarden kan akkoord gaan, onder meer qua aard en omvang van de te verstrekken data. Verder moet de belastingwetgeving aangepast worden en moeten de kredietinstellingen het Rijksregisternummer kunnen gebruiken als uniforme identificatie voor de electronische gegevensoverdracht. Eind 2004 is met de bespreking van de gedetailleerde en technische uitwerking van het project begonnen. De electronische gegevensuitwisseling zou voor de nieuwe kredieten in inkomstenjaar 2006 starten. Geldigheidsduur van het kredietaanbod en opzoekingen door de notarissen
Beroepsvereniging van het Krediet
Het Notariaat stelde de vraag of de door de hypotheekondernemingen toegepaste geldigheidsduur van het kredietaanbod kon verlengd worden. Voor hun voorstel van veralgemeende verlenging tot drie maand voerden de notarissen onder meer aan dat kortere termijnen hoe langer hoe minder haalbaar zijn, rekening houdend met de verrichtingen waarvoor de notaris instaat en de problematiek van de voorkooprechten die de procedures verlengt. Hierop kan niet zonder meer positief ingegaan worden. Inderdaad, naast de verschillende financiële risico’s van de financiering van haar kredietactiviteit, onder meer dat van de financiële marge waarvoor in de veranderlijkheid van de intrestvoet is voorzien, en de kredietrisico’s, waaronder dat van de insolvabiliteit van de kredietnemer of de ontwaarding van het in hypotheek gegeven goed, moet de hypotheekonderneming rekening houden met het renterisico, dat ze in de periode tussen aanbod en verlijden van de notariële akte loopt. Deze periode wordt trouwens nog verlengd met de periode tussen de tariefzetting en het aanmaken van het aanbod. Het verlengen van deze periode zou een tariefverhoging voor de kredietnemer tot gevolg hebben. Veeleer zal de onderneming een mogelijke verlenging beoordelen op het moment van het verstrijken van de termijn, waarbij ze de evolutie van de fundingkost zal onderzoeken. Een doeltreffende oplossing moet er eerder in bestaan de kredietnemer erop te wijzen dat hij zo spoedig mogelijk een notaris moet aanwijzen, wat zelfs kan nog vóór hij het kredietaanbod ontvangt. Aan deze notaris kan een kopie van het –zelfs nog niet aanvaardekredietaanbod, dat wettelijk alle contractsvoorwaarden bevat, doorgestuurd worden. Deze notaris moet dan van de kredietnemer de bevestiging krijgen dat hij zijn opzoekingen mag verderzetten en, indien de onderneming met aanvaarding van het aanbod werkt, ervan verwittigd worden dat de kredietnemer zijn akkoord met het aanbod gegeven heeft.
Jaarverslag 2004
Het juridische en fiscale kader voor het hypothecaire krediet
37
De termijnen voor een reeks opzoekingen door de notarissen zijn soms zeer lang. Het volstaat te verwijzen naar de toepassingen in de Waalse wetgeving op de stedenbouw. Maar de sector en het Notariaat hebben samen een opdracht om in beider belang te ijveren voor een verbetering van de toegang tot de openbare informatie. Fiscale, hypothecaire, stedenbouwkundige informatie en informatie inzake solvabiliteit, die electronisch en aan lage kostprijs kan ontvangen worden, versnelt de behandelingsprocedure van de hypothecaire verrichtingen. Afgezien van de thans strikt gereglementeerde territoriale bevoegdheid van de notaris volgens de Ventôsewet op het notarisambt, moet vastgesteld worden dat de praktijk bij de hypotheekondernemingen voor het tekenen van deze akten uiteenloopt. Dit is te verklaren door de eigen al dan niet gecentraliseerde organisatie van de ondernemingen en om redenen van vermijden van operationele kost. Daarom ook kan er aan bepaalde wensen, onder meer van de kant van het Notariaat, om tot een meer geüniformiseerde werkwijze te komen niet onmiddellijk gevolg gegeven worden. De sector meent dat een oplossing bestaat in het aanpassen van de behandelingsprocedure van de opheffingen-doorhalingen, namelijk door deze te digitaliseren. Daarvoor wordt beroep gedaan op de electronische handtekening. Daarnaast geldt hier opnieuw de behoefte aan een electronische toegankelijkheid van de openbare documentatie, namelijk deze van AKRED, in concreto de hypotheekbewaringen, of, beter, van de toekomstige “globale” Dienst Patrimoniumdocumentatie. De sector en het Notariaat nemen zich verder voor een model van akte van opheffing-doorhaling te onderzoeken, zodat er op dit vlak hoe dan ook een zekere uniformisering kan bereikt worden.
Het tekenen van akten opheffing-doorhaling
De meeste ondernemingen laten nog een cheque overhandigen bij het verlijden van de kredietakte. De beroepsvereniging onderzoekt, onder meer via informatie uit Nederland en bespreking met de Federatie van het Notariaat, of deze werkwijze niet kan vervangen worden door een electronische overschrijving van het kapitaalbedrag, wat kadert in de door het notariaat en de sector betrachte e-communicatie. In Nederland is het gebruikelijk het “hypotheekgeld over te boeken”. Electronische overschrijving vereist minder afhandelingsmanipulaties en is gemakkelijker door het gebruik dat van het ISABEL-systeem gemaakt wordt. Cheques zijn operationeel minder evident en kunnen eventueel niet volledig geautomatiseerd verwerkt en verstuurd worden. Ze zijn duur en de Europese Commissie beschouwt ze niet langer als één van de toekomstige betalingsinstrumenten binnen de Europese markt. De wet op het hypothecair krediet verplicht het aanwenden van de cheque niet. Wanneer er gewerkt wordt met een cheque, blijft het geld wel op de rekening van de kredietinstelling staan, terwijl dit niet het geval is met een overschrijving.
Vertegenwoordiging bij het verlijden van de akte en de vervanging van de overhandiging van een cheque door een electronische overschrijving
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
38
Het juridische en fiscale kader voor het hypothecaire krediet
Het eventuele overstappen naar de electronische overschrijving hangt dan weer af van het type hypotheekonderneming. Voor een bank is dit vanzelfsprekender dan voor een hypotheekmaatschappij of een verzekeraar. Vertegenwoordiging bij het verlijden van de akten en sterkmaking
Protocolakkoord met het Notariaat
Actualisering van de borderellen van hypothecaire inschrijving
Beroepsvereniging van het Krediet
De hypotheekondernemingen doen voor de vertegenwoordiging voornamelijk beroep op de sterkmaking. Niet alleen om kosten van aanhechting van een volmacht aan de akte ten laste van de kredietnemer te vermijden, maar ook om redenen van centralisering van de organisatie van de onderneming en van toename van het aantal dossiers. De medewerkers van de notarissen vrezen echter dat zij door de kredietgevers aansprakelijk zouden kunnen gesteld worden naar aanleiding van een onregelmatigheid in de akte. Nochtans kan er al van aansprakelijkheid geen sprake zijn als de akte inhoudelijk overeenstemt met haar ontwerp en verdwijnt de persoonlijke gehoudenheid van de sterkmaker met de ratificatie door de hypotheekonderneming van de sterkmaking. Ratificatie kan eenvoudig en op diverse wijzen aangetoond worden. Achter de kritiek op de sterkmaking schuilt meestal een door de notaris voor hem ongemakkelijk geachte situatie die dikwijls te maken heeft met complexe akteteksten, terwijl hij een toelichtingsplicht heeft. Naast de bestaande al dan niet verplicht te verstrekken informatie, kan de hypotheekonderneming echter zelf zorgen voor leesbare en verstaanbare akteteksten en open communicatie met de notarissen. Tijdens de studiedag van 14 oktober 2004 van de BVK werd ook hierop meer in detail ingegaan. De Werkgroep Notariaat – Kredietinstellingen, waarin de BVK de kredietsector vertegenwoordigt, heeft over de problematiek van de vertegenwoordiging bij de akten, de geldigheidsduur van het kredietaanbod, de wijze waarop de aandacht van de notaris op de wijzigingen aangebracht aan het akteontwerp moet gevestigd worden en het gebruiken van de goed voor grosse een Protocolakkoord opgesteld. Dit protocolakkoord is aan de Directiecomités van de Federatie van het Notariaat en van FEBELFIN voorgelegd. De Werkgroep Notariaat – Kredietinstellingen actualiseerde midden 2003 het model van goed voor grosse, in 1994 door de interprofessionele werkgroep “Hypotheken” opgesteld. Dit model wordt sindsdien ook gebruikt om de hypotheekonderneming zo spoedig mogelijk van het verlijden van de kredietakte op de hoogte te brengen, opdat zij haar mededeling aan de positieve centrale van de Nationale Bank van België zou kunnen uitvoeren. Midden 2004 heeft de Werkgroep het model van borderel van hypothecaire inschrijving, opgesteld in 1991 door de interprofessionele werkgroep “Hypotheken”, geactualiseerd. Het model wordt sinds midden 2004 door alle notarissen gebruikt voor de conventionele hypotheekvestigingen in het kader van consumentenkredieten en hypothecaire kredieten. Het kan ook gebruikt worden in het kader van commerciële kredieten.
Jaarverslag 2004
Het juridische en fiscale kader voor het hypothecaire krediet
39
Het project E-not-banking van de Federatie van het Notariaat beoogt het efficiënter organiseren van de communicatie tussen de notarissen en de financiële instellingen, door het versnellen en verbeteren van de uitwisseling van informatie, de uniformisering van documenten, de standaardisering van de informatie en administratieve vereenvoudiging. Dit gaat gepaard met een hoge beveiliging van deze uitwisseling via een virtual private network en de electronische handtekening. Het project werd in twee luiken opgedeeld : aktemodellen en formulieren. Deze werden eerst uitgewerkt voor kredieten aan particulieren. De aktemodellen betreffen voorlopig de verschijningsformules van de ondernemingen (integrale historiek van iedere kredietinstelling), de geüniformiseerde modellen van goed voor grosse, goed voor volmacht, verklaring van niet verlijden van de akte, borderel van hypothecaire inschrijving, de algemene voorwaarden van hypothecair krediet en, wellicht binnenkort, het model van akte opheffing-doorhaling. De formulieren betreffen een formulier "Krediet", namelijk voor de aanvraag om kredietafrekening, doorhaling-opheffing of desolidarisering, en een formulier "Nalatenschap", namelijk voor de aanvraag tot opgave van banktegoeden in een nalatenschap. Dit systeem is operationeel voor alle geïntereseerde instellingen en notarissen. Er wordt de notarissen en de ondernemingen sterk aanbevolen bij dit project aan te sluiten.
E-not-banking
Nieuwe modellen van bijvoegsels van toevoeging, aanhechting en bijkomende waarborg van levens- en/of overlijdensverzekeringen aan hypothecaire kredieten werden in 2002 in samenwerking met ASSURALIA uitgewerkt. De bijvoegsels kunnen betrekking hebben op zowel klassieke (tak 21) als flexibele (tak 21 en tak 23) verzekeringsproducten. Het kan gaan om individuele of groepsverzekering en zelfs om het type bedrijfsleidersverzekering. Ze kunnen opgesteld worden in het kader van zowel gereglementeerde (hypothecair en consumentenkrediet) als niet gereglementeerde (beroeps-)kredieten. Bovendien gelden ze voor de nieuwe kredieten en voor de bestaande portefeuille. Aan de hand van een enquête werd nagegaan wat de reden was van een blijkbaar beperkte opvolging bij de ondernemingen van de aanbeveling van de modellen. Eén van de mogelijke oorzaken kan de wet van 17 mei 2000 zijn, die vanaf aanslagjaar 2001 de voorwaarde ophief dat een hypothecair krediet moet gewaarborgd zijn door een definitief in België gesloten tijdelijke verzekering bij overlijden met afnemend kapitaal. Ingevolge deze wet eisen een aantal hypotheekondernemingen geen overlijdensdekking meer en stellen andere zich de vraag of het gezien de administratieve last nog de moeite waard is met (bepaalde) bijvoegsels te werken en ze op te volgen. Wat het bijvoegsel van aanhechting van het brandverzekeringscontract betreft, kunnen de brandpolissen jaarlijks opgezegd worden, wat het opvolgen nog meer verzwaart.
Uniformisering van de bijvoegsels bij hypothecair krediet
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
40
Het juridische en fiscale kader voor het hypothecaire krediet
Een andere mogelijke reden voor de terughoudendheid van de ondernemingen kan het fiscale aspect zijn. De modellen gaan uit van de overdracht van de rechten uit de polis door de verzekeringsnemer aan de kredietonderneming, en onder meer de overdracht van het recht van afkoop van de polis. Deze formulering lijkt de enige zinvolle interpretatie van de Administratieve Commentaar terzake die van 1962 dateert. Om terzake uitsluitsel te bekomen, heeft onze beroepsgroepering deze interpretatie in juni 2004 aan de Administratie voor de Ondernemings- en de Inkomensfiscaliteit voorgelegd. Onze beroepsgroepering meent dat er redenen te over zijn om voor modellen van de bijvoegsels te zorgen. Dat neemt echter niet weg dat de ondernemingen in uiteenlopende mate rekening houden met de administratieve last en de problematiek van de opvolging van de bijvoegsels. Eens de BVK het antwoord van de fiscale Administratie zal ontvangen hebben, zal ze beslissen of ze van de modellen verder werk gaat maken, namelijk ze waar nodig bijwerken, ze met grotere inzet verder aanbevelen en voor een model van verklaring van schuldeiser inzake brandverzekering zorgen. Sterk toegenomen werkzaamheden op het Europese niveau
Beroepsvereniging van het Krediet
Op het Europese niveau wordt het hypothecaire krediet in sterk toenemende mate onder de loupe genomen. Rond september 2002 startte voor de ondernemingen in de praktijk het voor de EU unieke project van gedragscode voor woningkredieten in de precontractuele fase. In november 2002 liet de Europese Commissie verstaan dat het wetgevende acquis inzake hypothecair krediet op Europees niveau enkel met de Gedragscode niet voldoet om een volwaardige interne markt te creëren. Ze richtte een FORUM GROUP inzake hypothecair krediet op met vertegenwoordigers-deskundigen van de sector, de verbruikers, de verzekeraars en de notarissen. Deze vergaderde voor het eerst in maart 2003. Daarnaast had de Europese Commissie zich tot doel gesteld tegen 2005 in een reeks maatregelen te voorzien voor een grotere integratie van de financiële markten, het Financial Services Action Plan. Aan vier expertengroepen (kapitaalmarkten, verzekeringen, asset management en banking) werd gevraagd een evaluatie van de bereikte integratie en de doeltreffendheid van de maatregelen te maken en voorstellen te doen voor de toekomst, waarop de Europese Commissie in 2005 haar beslissingen zal baseren. De expertengroep “Banking” heeft in zijn verslag van mei 2004 onder meer aangedrongen op het coherenter maken van bestaande reglementering, eerder dan het uitvaardigen van nieuwe reglementering, en op een grotere convergentie van de omzettingen van richtlijnen door de Lidstaten. Er werd gepleit voor een ruimere waaier van beleidsinstrumenten, waaronder gedragscodes zoals deze voor woningkredieten, en grensoverschrijdende toegang tot gegevensbestanden met het oog op verantwoorde kredietverstrekking. Ook inzake hypothecair krediet werd gepleit voor harmonisatie enkel voor aspecten die tot een grotere marktintegratie kunnen leiden, onder meer inzake precontractuele informatie. Jaarverslag 2004
Het juridische en fiscale kader voor het hypothecaire krediet
41
De sector heeft in september 2004 deze aanbevelingen verder gepreciseerd door aan te dringen op standaardisering van de informatie voor consumenten over de financiële producten, grotere toegankelijkheid van vastgoeddatabanken en van kapitaalmarkten door het tot stand brengen van secundaire hypotheekmarkten en reglementering die grensoverschrijdende kredietverstrekking aan lagere kost mogelijk maakt. Er werd in januari 2004 een European Banking Industry Committee (EBIC) opgericht, waarvan onder meer de Europese Hypothecaire Federatie, de Europese Bankenfederatie en Eurofinas/Leaseurope deel uitmaken. Zijn werkgroep voor hypothecair krediet volgde het dossier van de Europese gedragscode voor woningkredieten en de werkzaamheden en aanbevelingen van de Forum Group. Met de oprichting van haar European Covered Bond Council, gaat de Europese Hypothecaire Federatie meer aandacht besteden aan de sterk stijgende covered bond markt. De Federatie heeft inderdaad alle know-how aan boord om de hypothecaire kredietactiviteit zowel aan de beleggingszijde als aan de fundingzijde te onderzoeken en ervoor te lobbyen. Ook in ons land onderzoekt FEBELFIN samen met het kabinet van de Minister van Financiën en de CBFA of er in een covered bondtechniek, namelijk de uitgifte van bevoorrecht schuldpapier ter financiering van portefeuilles bestaande onder meer uit hypothecaire kredieten, kan voorzien worden. Tevens volgt de sector van het hypothecair krediet met argusogen de evolutie van het voorstel van richtlijn inzake consumentenkrediet, onder meer wat het toepassingsgebied ervan betreft. Het doel van de Forum Group bestond erin de hinderpalen voor de voltooiing van de Europese markt inzake hypothecair krediet te identificeren en de vereiste maatregelen voor te stellen. In november 2004 heeft de Forum Group zijn aanbevelingen bekend gemaakt. Daaraan werkten vijf werkgroepen, onder meer via enquêtes beantwoord door de Europese beroepsgroeperingen van de kredietsector en hun nationale delegaties. Een juridische werkgroep onderzocht internationaal privaatrechtelijke aspecten, risicocentrales en kredietwaardigheid, waardeschatting van onroerend goed en beslagprocedures. Een werkgroep Waarborgen onderzocht onder meer de publiciteit van de waarborgen, de accessoriëteit van de hypotheek en de Eurohypotheek. Een werkgroep onderzocht de distributiekanalen. De werkgroep Financiering onderzocht onder meer hoe een dynamische en liquiede Europese secundaire markt kan uitgebouwd worden. De werkgroep Consumentenvertrouwen besprak de mogelijke types harmonisering en daarvoor in aanmerking komende aspecten van de hypothecaire kredietverstrekking, de werking van de gedragscode voor woningkredieten en de Europese gestandaardiseerde informatiefiche.
De aanbevelingen van de FORUM GROUP van de Europese Commissie
Over deze aanbevelingen zou de Europese Commissie in de loop van 2005 een Mededeling publiceren, waarin ze haar bevindingen opneemt. Daarover zal ze een raadpleging en een hearing organiBeroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
42
Het juridische en fiscale kader voor het hypothecaire krediet
seren. Met het onderzoek van het verslag en de aanbevelingen van de Forum Group, beoogt het EBIC zich daarop voor te bereiden. Ondertussen heeft de Europese Commissie een consultant aangesteld om vóór juni 2005 een studie te maken over de kosten en voordelen van de integratie van de Europese hypotheekmarkten, als officiële tegenhanger van de indrukwekkende vergelijkende studie die consultant Mercer Oliver Wyman in oktober 2003 realiseerde voor de Europese Hypothecaire Federatie. De Commissie zal inderdaad geen eindbeslissingen met betrekking tot eventuele toekomstige reglementering inzake hypothecair krediet nemen zolang zij niet over het resultaat van deze studie, naast haar bevindingen over de aanbevelingen van de Forum Group, beschikt. Dit kadert in de nieuwe benadering van het Europese beleid inzake financiële diensten. De sector verwacht van deze werkzaamheden dat, indien eruit moet besloten worden dat verdere reglementering nodig is, de eventuele maatregelen de belangen van consumenten en hypotheekondernemingen in evenwicht houden. De doeltreffendheid van eender welke maatregel zal slechts afhangen van de mate waarin hij ertoe bijdraagt de hindernissen voor een verdere integratie van de Europese hypothecaire kredietmarkt op te heffen. De sector wil de Europese gedragscode verder toepassen.
Zoals we reeds in ons vorig jaarverslag meldden, was het verslag van de consultant van de Europese Commissie eerder negatief over de naleving van de Europese gedragscode voor woningkredieten (hierna “de Code”). Volgens het verslag leefden de Belgische hypotheekondernemingen de Code goed na wat de algemene informatiebepalingen betreft, maar minder wat de Europese gestandaardiseerde informatiefiche betreft. De sector op Europees vlak kon evenwel veel kritiek leveren op dit verslag. Voortgaande op het verslag dringen de consumentenverenigingen ondertussen bij de Commissie aan op een richtlijn voor hypothecair krediet. De Commissie vroeg de sector naar zijn preciese intenties en hoe hij een aantal onduidelijke aspecten, zoals het ogenblik waarop de Europese gestandaardiseerde informatiefiche moet overhandigd worden, wenst op te lossen. Het EBIC bevestigde dat de sector de Code wil blijven naleven en verzocht de Commissie om haar aanbeveling van de Code ook te richten tot de hypothecaire kredietsector in de nieuwe EU-lidstaten. Ook verdedigde het EBIC de werkwijze die erin bestaat de informatiefiche eerst samen met het kredietaanbod aan de consument te overhandigen. Ook in ons land wordt deze werkwijze door een aantal hypotheekondernemingen gebruikt. Wanneer hypotheekondernemingen met zelfstandige gedelegeerde agenten, maar vooral met zelfstandige kredietmakelaars (bijvoorbeeld verzekeringsmakelaars) werken, kan de fiche eerst in een stadium aansluitend bij het aanbod afgegeven worden, laat staan samen met het aanbod.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
Het juridische en fiscale kader voor het hypothecaire krediet
43
Zoals hoger vermeld is ondertussen het verslag van de Forum Group bekendgemaakt. Dit verslag bevat specifiek met betrekking tot de Code de volgende gezamenlijke aanbevelingen van consumenten- én sectorvertegenwoordigers : het verschaffen van het type informatie thans opgenomen in de Europese gestandaardiseerde informatiefiche uit de Code zou door de Europese Commissie moeten aangemoedigd worden en het verschaffen ervan zou moeten gebeuren op een ogenblik dat dit het gebruiken en vergelijken van zulke informatie vergemakkelijkt ; de waarde vanuit het gezichtspunt van de consument van de precontractuele informatie waarin de Europese gestandaardiseerde informatiefiche uit de Code voorziet zou moeten onderzocht worden op kosten van de Europese Commissie. Het verslag bevat ook enkele aanbevelingen specifiek van de sectorvertegenwoordigers : de Europese Commissie moet ervoor zorgen dat bindende bepalingen over precontractuele informatie voor het hypothecair kredietaanbod, die in nationale wetgevingen voorkomen, in overeenstemming worden gebracht met de Europese gestandaardiseerde informatiefiche, zodat slechts één enkele reeks bepalingen van toepassing is. Zij zou er eveneens moeten voor zorgen dat de Code in zijn huidige vorm van zelfregulering behouden blijft en dat, vooraleer tot een verdere beoordeling van zijn werking wordt overgegaan, in elk geval de methodologie voor een dergelijke beoordeling door alle betrokken partijen zou onderzocht worden. Op basis van het verslag van de consultant over de naleving van de Code, de opmerkingen van de sector en de verbruikersverenigingen en de aanbevelingen van de Forum Group zal de Commissie binnenkort haar besluiten over de Code formuleren. Ze zou onder andere kunnen beslissen een nieuwe enquête door een consultant over de naleving ervan te laten voeren.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
44
Aanverwante wetgeving Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast
Op het vlak van de collectieve schuldenregeling vond in het afgelopen jaar in het bijzonder een uitbreiding van de taken van het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast plaats. Wij herinneren eraan dat dit Fonds, dat door de wet van 1998 op de collectieve schuldenregeling werd opgericht, belast was met de betaling van de erelonen en kosten van de schuldbemiddelaars die in het kader van procedures van collectieve schuldenregeling van personen met overmatige schuldenlast onbetaald gebleven zijn. Destijds reeds had de financiële sector zijn voorbehoud geuit over bepaalde werkingsmodaliteiten van het Fonds door een procedure te starten bij het Arbitragehof. Het bleken inderdaad enkel de financiële instellingen te zijn die het Fonds financieel moesten spijzen, terwijl er veel meer schuldeisers zijn die regelmatig in procedures van collectieve schuldenlast betrokken zijn. Maar de overheid heeft het daarbij niet willen laten. De wet werd gewijzigd zodat het Fonds eveneens de financiering van informatieen preventiecampagnes op het vlak van overmatige schuldenlast op zich zou kunnen nemen, dit alles uiteindelijk ten laste van uitsluitend de ondernemingen die consumenten- en hypothecair krediet verstrekken. Wij gaan hier niet de bezwaren herhalen die ten aanzien van deze uitbreiding werden geformuleerd, maar er dient eens te meer vastgesteld te worden dat de wetgeving inzake krediet aan particulieren de economische ontwikkeling van een sleutelsector van de economie op geen enkel vlak stimuleert.
Collectieve schuldenregeling
Daarenboven werden verschillende wetsontwerpen en –voorstellen ingediend die de wet op de collectieve schuldenregeling in meer algemene zin willen wijzigen. Daartoe behoort onder meer het ontwerp tot overdracht van de rechtsbevoegdheid terzake van de beslagrechter naar de arbeidsrechtbank. Deze bevoegdheidsoverdracht is erg verrassend, want de beslagrechters hebben zich steeds perfect gekweten van de taak die hen was toevertrouwd en zij zijn zeker de magistraten waarvan de bevoegdheden het nauwst bij de procedures van collectieve schuldenregeling aansluiten. In werkelijkheid zien wij niet het verband tussen de collectieve schuldenregeling en het arbeidsrecht ! Een andere voorliggende maatregel heeft betrekking op de persoonlijke zekerheden. Voortaan zouden personen die zich borg gesteld hebben voor een persoon op wie een procedure van collectieve schuldenregeling van toepassing is, eveneens automatisch van iedere schuldkwijtschelding genieten die aan de schuldenaar wordt toegekend.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
Aanverwante wetgeving
45
Het automatische karakter ervan doet deze maatregel tegen de borst stuiten. Daarmee wordt immers volledig genegeerd dat de borg een volkomen solvabel persoon kan zijn die in staat is de verplichtingen na te komen waartoe hij zich verbonden heeft. Daarenboven wordt vergeten dat de borg die zelf in een situatie van overmatige schuldenlast terecht is gekomen, eveneens het persoonlijke recht heeft om van een procedure van overmatige schuldenlast te genieten indien hij ernstige financiële moeilijkheden zou kennen. In werkelijkheid vormt de voorgenomen schuldkwijtschelding nogmaals een maatregel die, samen met reeds bestaande maatregelen, het einde van de borgstelling als waarborgmechanisme tot gevolg heeft of zal hebben. Maar is dat echt in het belang van de consument ? Inmiddels heeft het Arbitragehof in een vernietigingsarrest de automatische schuldkwijtschelding van de borgen in het kader van de faillissementswet aan de kaak gesteld, door te stellen dat dit verder gaat dan wat volgens het gelijkheidsbeginsel vereist is. Voor het Hof is het van belang dat de persoonlijke situatie van eenieder door een rechter kan onderzocht worden. Dat is inderdaad wat essentieel is. De wetgever zal vanzelfsprekend met dit standpunt van het Arbitragehof rekening moeten houden alvorens in het kader van de wet op de collectieve schuldenregeling enige maatregel met het oog op de schuldkwijtschelding van de borgen te nemen. Kort na de publicatie van de wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 1983 op het Rijksregister kon de verdeling van de nieuwe elektronische identiteitskaarten in een aantal pilootgemeenten beginnen. De veralgemeende invoering werd bij KB van 1 september 2004 voorzien (B.S. 15 september 2004).
Elektronische identiteitskaart
De kaart is uitgerust met een elektronische microprocessor waarin bepaalde identificatiegegevens van de titularis zijn opgeslagen. Sommige van deze gegevens worden op de kaart gedrukt en zijn eveneens elektronisch leesbaar, andere gegevens zijn enkel elektronisch leesbaar. Dit is, helaas, het geval voor de hoofdverblijfplaats op de elektronische identiteitskaarten uitgegeven na 1 januari 2004. Het ontbreken van de woonplaats stelt voor de kredietgevers een probleem inzake de naleving van artikel 17 WCK, dat vereist dat de identificatiegegevens van de cliënt gecontroleerd worden aan de hand van de identiteitskaart. Toen de sector nog voor de invoering van de nieuwe identiteitskaart liet weten dat het ontbreken van het adres moeilijkheden zou kunnen opleveren, verschool de administratie zich onder meer achter de regelgeving uitgaande van de Raad van Europa volgens dewelke iemands adres geen deel uitmaakt van zijn identiteit. Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
46
Aanverwante wetgeving
Deze interpretatie is betwistbaar, want alhoewel uit een Resolutie van de Raad van Europa van 1997 blijkt dat het adres geen element is dat verplicht op de identiteitskaart moet voorkomen, toch betekent dit daarom niet dat het adres geen element ter identificatie van een persoon vormt. Bij het initiatief betreffende de elektronische identiteitskaart, die oorspronkelijk als een communicatiemiddel met de overheid was opgevat, werd duidelijk geen rekening gehouden met bepaalde moeilijkheden voor de privé-sector, waaronder enkele wettelijke verplichtingen (wet op het consumentenkrediet, wet op het witwassen van geld). Op dit ogenblik leveren de gemeenten, op vraag van onze sector, aan de houders van elektronische identiteitskaarten een bijkomend document af met hun hoofdverblijfplaats. Deze maatregel is echter slechts tijdelijk en zal afgeschaft worden op een datum die de Administratie nog niet heeft vastgesteld. Na deze periode zal men over toestellen moeten beschikken die de elektronische gegevens kunnen lezen en opslaan om het bewijs te leveren van de hoofdverblijfplaats. Ook al spreekt het voor zich dat de elektronische identiteitskaart een waarschijnlijk zowel noodzakelijk als onontbeerlijk toekomstig werkmiddel is in het kader van de "nieuwe technologieën", toch kan betreurd worden dat de overheid zich "blindelings" in een project gestort heeft dat, rekening houdend met het belang ervan voor iedereen, een ruime voorafgaande raadpleging verdiende, vooral dan van de organisaties die de verschillende segmenten van de maatschappij vertegenwoordigen. Rechtspleging om betaling te bevelen
Er werden in de Kamer verschillende wetsvoorstellen ingediend betreffende de summiere rechtspleging om betaling te bevelen (wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek teneinde het begrip « omkering van het geschil » op te nemen in een nieuwe summiere rechtspleging om betaling te bevelen - Doc. 511050/001 – en wetsvoorstel tot invoering van een betalingsbevel in het Gerechtelijk Wetboek - Doc. 51-1215/001). Deze initiatieven hebben tot doel de summiere rechtspleging om betaling te bevelen nieuw leven in te blazen om zodoende de strijd aan te vatten tegen de niet-betaling van onbetwiste schulden en de kostprijs van de gewone gerechtelijke procedures te beperken. Op een ogenblik dat de wetgeving veeleer de neiging heeft om stokken in de wielen van de schuldeisers te steken bij de recuperatie van hun schulden, zijn deze initiatieven zeker het vermelden waard. Want we mogen niet vergeten dat iedere burger ooit wel eens schuldeiser van een onbetaalde schuld kan worden en dan dankbaar zal zijn dat er een instantie bestaat waartoe hij zich kan richten om aanspraak te maken op zijn gewettigde schuldeis.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
47
De Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico 1. Een bladzijde in de geschiedenis wordt omgeslagen Op één september 2004 heeft de Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico (MIR) haar activiteiten definitief stopgezet. Zodoende komt er een einde aan haar meer dan 60-jarige geschiedenis, tijdens dewelke heel wat evoluties plaatsvonden, zowel op wetgevend als op technisch vlak – denken we maar aan de diepgaande Reengineering van 1999 –, maar ook op het vlak van het membership : de oorspronkelijke leden, in hoofdzaak verkopers op afbetaling, kregen mettertijd het gezelschap van de meeste spelers op de kredietmarkt : van middelgrote banken tot grootbanken, tot kredietverzekeraars en financiële instellingen. Dankzij dit doeltreffende en goedkope werkmiddel hebben de leden de verdere ontwikkeling van hun activiteiten kunnen koppelen aan een onontbeerlijk risicobeheer, en kon dus ook een voor iedereen nuttige economische activiteit mee in stand worden gehouden. De komst van de positieve centrale heeft de context echter ingrijpend gewijzigd en het gelijktijdige bestaan van de Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico werd op lange termijn niet langer houdbaar. De beslissing tot stopzetting van haar activiteiten leek dan ook de beste oplossing, waarbij er toch op werd toegezien dat de belangrijke meerwaarde van de MIR in een andere structuur werd ondergebracht, met name het bestand van de NietGereglementeerde Registraties (ENR) van de Nationale Bank van België (NBB).
De Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico heeft haar activiteiten op 01/09/2004 stopgezet.
Het belang van deze meerwaarde werd aangetoond door het feit dat omzeggens alle leden van de MIR tot dit nieuwe bestand zijn toegetreden. Om de kosten zoveel mogelijk te drukken, werden de transacties en de werking van dit nieuwe bestand in ruime mate geïnspireerd op deze van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (CKP). Bovendien werd, om de doeltreffendheid te behouden, een nieuw soort raadpleging voorzien, waardoor het mogelijk is geworden in één enkele transactie zowel de CKP als het bij de NBB ondergebrachte ENR-bestand te raadplegen. Wij wensen hier in het bijzonder de leden van de Commissie en de dienst Risicocentrales van de BVK te danken voor hun kostbare medewerking bij de overdracht van deze optekeningen naar de NBB.
2. Een heroriëntering van de Commissie Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico Bij de oprichting van Febelfin werd de problematiek van de risicocentrales inzake particulieren toevertrouwd aan de BVK. De Commissie Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
48
De Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico
werd dientengevolge omgedoopt tot « Commissie Risicocentrales » en haar activiteiten werden « uitgebreid » tot de CKP. Het is dus binnen deze commissie dat gedebatteerd wordt over de wensen van de sector en de richting die aan de CKP- en ENR-bestanden dient gegeven te worden, en waar de vergaderingen van het Begeleidingscomité van de CKP voorbereid worden. In 2004 werden, naast de hoger vermelde gegevensoverdracht, de volgende onderwerpen behandeld, waarvan sommige in samenwerking met de Juridische Commissie van de BVK : ✓ Vertrekpunt voor de berekening van de maximale behoudtermijn van 10 jaar in geval van opeenvolgende optekeningen; ✓ Toevoeging van een raadpleging op basis van het interne ENRnummer om de homoniemen te kunnen onderscheiden; ✓ Facturatie van de CKP : ✓ Gedeeltelijk op het vlak van de raadpleging en gedeeltelijk op het vlak van de invoering; ✓ Principe "de vervuiler betaalt" : de raadplegingen op basis van het rijksregisternummer moeten gepromoot worden gezien de identificatie van de persoon zekerder is en om de kosten te drukken (een raadpleging op basis van naam + voornaam kan tot een kostelijke ondervraging van het Rijksregister leiden); ✓ Voordelige tarifering van de gegroepeerde raadplegingen om het nazicht van de kredietportefeuilles aan te moedigen; ✓ Gecombineerde raadpleging (CKP + ENR) aan de prijs van een « gewone » raadpleging van de CKP; ✓ Uitbreiding van de openingsuren van de CKP (vrijdag tot 21 u in plaats van 20 u) en sommige zondagen in december; ✓ Bewijsdocument inzake de facturen van het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast; ✓ Wijziging inzake de optekeningen betreffende verschoonbaar verklaarde gefailleerden; ✓ Niet-residenten : optekening in de CKP of in het ENR-bestand; ✓ Limietwaarden.
3. De raadplegingen van de MIR In de 10 laatste jaren van haar bestaan werd de BVK-Centrale gemiddeld meer dan 775.000 maal per maand, hetzij meer dan 9,3 miljoen keer per jaar, geraadpleegd ! Gedurende al die jaren konden de talrijke leden van de BVKCentrale raadplegingen uitvoeren voor het verstrekken van al dan niet door de wetten op het hypothecaire krediet of het consumentenkrediet gereglementeerde kredieten, evenals voor het verstrekken van betaalmiddelen, maar ook in het kader van het beheer van deze kredieten of betaalmiddelen. Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
De Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico
49
4. De BVK-Centrale in cijfers Gedurende vele jaren hebben de gedetailleerde statistische analyses van onze Centrale voor Uitwisseling een duidelijk en objectief licht geworpen op de evolutie van de wanbetalingen en wij zullen erover waken dat dit soort informatie ook in de toekomst op het vlak van de CKP en het ENR-bestand beschikbaar zal zijn. Wij geven u hierna, voor de laatste maal, een samenvatting van de evoluties die op het vlak van de inhoud van de Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico werden vastgesteld. Het detail van deze statistische analyses, evenals de tabellen en grafieken betreffende 2004 kunnen geraadpleegd worden op de website van de BVK.
Samenvatting van de in 2004 vastgestelde evoluties Nieuwe optekeningen (van augustus 2003 tot juli 2004) • Sterke daling van het totale aantal nieuwe gereglementeerde optekeningen 1 (-7,4%), na een lichte stijging, maar verschillend volgens het type product : • -7,5% voor de verrichtingen op afbetaling (-3,8% voor de voorgaande periode); • - 11,3% voor de kredietopeningen (+ 4,9% voor de voorgaande periode); • + 1,3% voor de hypothecaire kredieten (+ 13,4% voor de voorgaande periode); • Eveneens sterke daling (-8,4%) voor het totale aantal nieuwe niet-gereglementeerde optekeningen (-2,4% voor de voorgaande periode); • Verdere daling van het aantal natuurlijke personen dat voor de eerste maal wordt opgetekend, gedurende de eerste 8 maanden van het jaar; • De regularisatiegraad na één jaar bedraagt bijna 40% en blijft sinds enkele jaren stabiel. Bestandsinhoud (stand einde juli 2004) • Daling van het totale aantal gereglementeerde optekeningen : - 1,3%, (-2,9% voor de voorgaande periode); • Daling van het totale aantal optekeningen betreffende kredieten op afbetaling : - 2,6% (-7,3% voor de voorgaande periode) ; • Lichte stijging van het totale aantal optekeningen inzake kredietopeningen : + 1,01% (+ 5% voor de voorgaande periode); • Sterke daling van de niet-gereglementeerde optekeningen, gedeeltelijk ingevolge een zuivering van deze gegevens met het oog op de overdracht ervan aan het ENR-bestand van de NBB : - 7,1% (-1,4% voor de voorgaande periode); • Daling van het totale aantal natuurlijke personen dat opgetekend is voor gereglementeerde contracten : -2,7 % (-3,5 % voor de voorgaande periode); 1 Gereglementeerde gegevens : optekeningen betreffende verrichtingen die hetzij door de wet op het consumentenkrediet, hetzij door de wet op het hypothecaire krediet geregeld worden.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004
50
De Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico
• Bijna 70% van de opgetekende natuurlijke personen is gemeld voor slechts één enkel contract; • 72,4% van de natuurlijke personen in de Centrale voor Uitwisseling werden slechts door één enkele financiële instelling gemeld.
Exclusieve meerwaarde van de Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico (stand einde juli 2004) • 153.245 niet-gereglementeerde optekeningen (hetzij 19% van het volledige bestand); • van de 122.378 personen die voor niet-gereglementeerde contracten opgetekend waren, waren er 74.100 niet voor een gereglementeerd contract gemeld : het ging hier dus om informatie die enkel hier beschikbaar was.
5. Besluit De Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico vindt haar verlengde in het nieuwe ENR-bestand van de Nationale Bank.
De statistische analyse van het bestand van de Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico van de BVK heeft ons gedurende vele jaren in staat gesteld sommige pessimistische en peremptoire beweringen over de explosieve toename van het aantal personen met terugbetalingsproblemen betreffende consumenten- en hypothecaire kredieten te relativeren. Globaal gezien zijn de gegevens tamelijk stabiel gebleven, afgezien van de weerslag van de daling van de behoudtermijnen die in 2003 plaatsvond. Toch is de markt geëvolueerd en hebben de verrichtingen op afbetaling de fakkel doorgegeven aan de kredietopeningen, met als rechtstreeks en logisch gevolg dat ook het aantal wanbetalingen met betrekking tot deze kredietvorm is toegenomen. Die toename was echter minder groot dan de groei van de volledige portefeuille, hetgeen bewijst dat de kredietgevers voorzichtig tewerk gaan. Natuurlijk bevinden de 50.000 personen met betalingsmoeilijkheden voor 3 of meer kredieten zich in een zorgwekkende situatie, maar we mogen ook niet vergeten dat de overgrote meerderheid van de kredietnemers hun verbintenissen nauwgezet nakomen en de economie doen draaien tot welzijn van iedereen. Wij hebben elders reeds gewezen op de constant toegenomen meerwaarde van de Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico, die de enige bron van informatie was voor meer dan 74.000 schuldenaars met betalingsmoeilijkheden, wat een doorslaggevende reden vormde voor de overdracht van deze gegevens naar het ENR-bestand van de NBB. De Centrale voor Uitwisseling van Gegevens over het Risico heeft gedurende al die jaren haar rol perfect vervuld en vindt nu enigszins haar verlengde in dit nieuwe ENR-bestand, hetgeen de sector in staat zal stellen om verder een goed risicobeheer te voeren en actief deel te nemen aan het economische leven van dit land.
Beroepsvereniging van het Krediet
Jaarverslag 2004