DRIE JAAR DRIE MAANDEN DRIE WEKEN De
jodenvervolging in de Z aanstreek januari 1942 - 5 mei 1945
14
Expositieadressen:
D e B ieb
Heiligeweg 170 Krommenie
D e B ieb
Mercuriusweg 1 Wormer
D oopsgezinde V ermaning Zaanweg 57 Wormerveer
W oning
Lagedijk 46 Zaandijk
C ultureel R aadhuis Dorpsstraat 370 Assendelft
K erk
van de
N azarener
Zuideinde 20 Koog aan de Zaan
D e K waker
J.J. Allanstraat 127 Westzaan
RAAZ
Hogendijk 28 Zaandam
G emeentehuis Kerkbuurt 4 Oostzaan
D rie
jaar , drie maanden , drie weken
Op 14 januari 1942 kregen de Zaandamse joden, als eersten in Nederland, het commando om binnen drie dagen naar Amsterdam te verdwijnen. In de maanden daarna maakte de Duitse bezetter met hulp van de Nederlandse overheid en politie ook de andere Zaangemeenten ‘Judenrein’. Honderden mensen moesten naar het hoofdstedelijk getto, de eerste stap op weg naar Westerbork en de vernietigingskampen. Drie jaar, drie maanden en drie weken na dat eerste bevel mochten de overlevenden zich pas weer openlijk op straat vertonen. Nederland was bevrijd, Duitsland en haar bondgenoten de nederlaag toegebracht. Drie jaar, drie maanden en drie weken waren vrijwel alle joodse inwoners uit beeld verdwenen. De meesten zouden nooit naar hun huizen terugkeren. De nationaalsocialisten vermoordden ruim twee derde van de joden in Nederland, 104.000 mannen, vrouwen en kinderen. Van de meer dan driehonderd joden die begin 1942 in de Zaanstreek woonden, maakten er slechts 134 de bevrijding mee. Kort na de verdrijving van deze bewoners kwamen er nieuwe joden naar de Zaanse regio. Illegaal dit keer. Ze doken onder bij behulpzame inwoners en trachtten zo te ontsnappen aan hun beulen. Vanaf 1942 ontstonden er hulporganisaties die deze onderduikers voorzagen van schuilplekken, voedsel, geld, kleding en valse persoonsbewijzen. Daarnaast namen talloze particulieren het risico van gevangenschap of erger door deze opgejaagde slachtoffers te ondersteunen. Hoeveel mensen zich voor langere of kortere tijd in de Zaanstreek verborgen is onbekend. Vast staat wel dat minimaal 445 joden hier enige tijd ondergronds verbleven, meer dan er buiten de oorlogsjaren ooit in de Zaanstreek woonden. Verreweg de meesten overleefden de vervolgingsjaren. Deze brochure geeft in kort bestek de lotgevallen weer van zowel de joodse Zaankanters als de joodse onderduikers in de Zaanstreek gedurende de Tweede Wereldoorlog. Het is in 2015 75 jaar geleden dat die oorlog Nederland bereikte. Voor het Bureau Discriminatiezaken Zaanstreek/Waterland is dat aanleiding om extra aandacht te besteden aan de gruwelijkste discriminatieuiting die Nederland ooit kende. De brochure hoort bij een verspreid over de Zaanstreek opgestelde expositie. Het Bureau Discriminatiezaken heeft in alle negen voormalige Zaangemeenten op panelen weergegeven wat de joodse bevolking tussen 1940 en 1945 overkwam in die betreffende plaats. De plattegrond op pagina 2 en 3 toont waar de panelen te zien zijn. Ze zijn zo opgesteld dat ze dag en nacht zichtbaar blijven.
De
aanleiding
Binnen enkele maanden na in mei 1940 te zijn bezet, kreeg Nederland te maken met de eerste antisemitische wetgeving. Langzaam maar zeker werden joden geïsoleerd van de niet-joodse wereld en vervolgens afgevoerd naar buitenlandse vernietigingskampen. De geschiedenis leert dat de Shoah of Holocaust, zoals deze massamoord later werd genoemd, uniek is. Tegelijkertijd is de vervolging en het vermoorden van mensen op grond van bijvoorbeeld hun geloof, uiterlijk, afkomst of seksuele gerichtheid van alle tijden. Alleen al daarom blijft het nodig om te waken voor uitsluiting en onverdraagzaamheid. Het Bureau Discriminatiezaken wil met de expositie Drie jaar, drie maanden, drie weken het verleden verbinden met het heden en de joodse getroffenen uit de Tweede Wereldoorlog even terugbrengen naar de plek waar ze ooit leefden. Dat geldt voor zowel de Zaanse bewoners van toen als voor de onderduikers. Ook is er in deze tentoonstelling aandacht voor hun helpers, de mensen die hun nek uitstaken door vervolgingsslachtoffers een schuilplaats te bezorgen en/of te voorzien van allerlei basisbehoeften. Sommigen van hen moesten dat bekopen met een verblijf in de gevangenis of het concentratiekamp, een enkeling zou het niet overleven. In elk van de voormalige negen Zaangemeenten staan tussen 14 januari en 5 mei 2015 panelen waarop joodse bewoners en helpers van toen worden belicht. Het is in veel gevallen gelukt om de panelen te plaatsen op de plekken waar oorlogshandelingen plaatsvonden. Op de routekaart is te zien waar de negen expositieplekken zich bevinden. De begeleidende brochure is kosteloos verkrijgbaar bij RAAZ (Hogendijk 28, Zaandam), de bibliotheken in Wormer (Mercuriusweg 1) en Krommenie (Heiligeweg 170), buurthuis De Kwaker (J.J. Allanstraat 127, Westzaan), het gemeentehuis van Oostzaan (Kerkbuurt 4) en het Bureau Discriminatiezaken (Botenmakersstraat 42, Zaandam) en te downloaden via: www.bureaudiscriminatiezaken.nl. Meer informatie over het lot van de joodse Zaankanters, de onderduikers en de hulpverleners in de Zaanstreek tijdens de Tweede Wereldoorlog is te vinden via de website: www.joodsmonumentzaanstreek.nl. Barbara Petersen uit Zaandam met haar verloofde Gert Vollmann, beiden halfjoods, in Amsterdam poserend bij het bordje ‘Voor Joden verboden’.
De
vervolging
‘Met Gods hulp komen we weer in Zaandam terug’, schreef Abraham Drilsma op 14 augustus 1942 aan zijn overburen op de Gedempte Gracht. Het mocht niet zo zijn. Nog geen twee weken later werd hij met zijn vrouw en twee kinderen naar Auschwitz getransporteerd en daar vermoord. Het gezin Drilsma behoorde tot de eerste lichting Zaanse joden die in de gaskamers terechtkwam. Na hen zouden er nog velen volgen, geheel conform Adolf Hitlers gewenste Endlösung. Exact zeven maanden voor Abraham Drilsma zijn woorden aan het papier toevertrouwde, kregen hij en zijn joodse medebewoners het bevel om Zaandam binnen drie dagen te verlaten. Het ging om 223 personen, onder wie 84 stateloze vluchtelingen. In januari 1942 haalde de Nederlandse politie de slachtoffers uit hun huizen. Afgezien van wat ze konden dragen, moesten ze alles achterlaten. De Nederlanders kregen een plek in Amsterdam, de (merendeels Duitse) vluchtelingen moesten naar kamp Westerbork. In maart en april van dat jaar werden ook de andere Zaangemeenten ‘Judenrein’ gemaakt. Daar ging het om 94 mannen, vrouwen en kinderen. Op 1 juli 1940 was de eerste antisemitische maatregel een feit: joden mochten geen lid meer zijn van de Luchtbeschermingsdienst. Daarna ging het snel. Om een paar voorbeelden te noemen: parken, zwembaden en bioscopen werden verboden terrein voor joden. Ze mochten niet meer als ambtenaar werken. Hun reismogelijkheden werden beperkt. Joodse leerlingen moesten hun ‘niet-joodse’ school verlaten. En alle joden dienden buitenshuis herkenbaar te zijn aan een Davidster op hun kleding. De deportatie uit de Zaanstreek was het voorlopig dieptepunt in een lange reeks discriminerende maatregelen. Door de joden te isoleren in drie Amsterdamse wijken konden de nazi´s hen relatief makkelijk in de gaten houden, verzamelen en vervolgens afvoeren naar het Oosten. Twee jaar nadat ze hun woonplaats moesten verlaten, waren ruim honderd Zaans-joodse inwoners vergast in de Duitse vernietigingskampen Auschwitz en Sobibor. Roosje en Leonard, de kinderen van Abraham Drilsma.
O nderduik
en hulp
De meeste joden gaven gehoor aan het bevel om zich te melden voor een verblijf in kamp Westerbork. Een minderheid dook onder. Het exacte aantal mensen dat een schuilplaats zocht en vond is onbekend, maar waarschijnlijk waren het er verspreid over Nederland ongeveer 25.000. Van hen verbleven er tot de bevrijding in mei 1945 minstens 445 korte of lange tijd in de Zaanstreek. Als gevolg van razzia’s en verraad werden enkele tientallen ‘Zaanse’ onderduikers alsnog opgepakt en naar het kamp afgevoerd, veelal met fatale afloop. Vanaf 1942 boden honderden Zaankanters hun huis aan als onderkomen voor deze opgejaagde bevolkingsgroep. Soms was dat een handreiking aan vrienden, collega’s of familie, vaker waren de hulpverleners en hun gasten onbekenden van elkaar. Een enkele keer bleken de verdiensten doorslaggevend bij het huisvesten van joden. Meestal echter voerden kwaadheid over de Duitse vervolgingspraktijken en barmhartigheid de boventoon. De Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO) speelde een grote rol bij het beschermen en verzorgen van joden. Vele tientallen Zaankanters verrichtten werkzaamheden voor de LO. Deze organisatie en talloze particuliere hulpverleners werden bijgestaan door het Nationaal Steunfonds. De Zaandamse bankier Walraven van Hall leidde deze ‘bank van het verzet’, die naar schatting negenduizend joodse onderduikers financieel bijstond. Op de volgende bladzijden is per (voormalige) Zaangemeente op een rij gezet wat de jodenvervolging betekende voor de inwoners van de betreffende plaats.
Z aandam Ontruimingsdata: 17 en 19 februari 1942 223 joodse inwoners Minimaal 182 joodse onderduikers Rond 1800 kwamen de eerste joden naar de Zaanstreek, geholpen door de nieuwe wettelijke gelijkberechtiging met andere burgers. Veertig jaar later woonden er 125 in Zaandam. Ze zorgden onder meer voor een synagoge (op de Gedempte Gracht) en een joodse begraafplaats (bij de Westzanerdijk). Na de Duitse machtsovername door Adolf Hitler, in 1933, belandden er ruim 130 buitenlandse vluchtelingen in de Zaanstreek. Ze werden bijna allemaal in Zaandam gehuisvest. Mede daardoor telde Zaandam op het moment dat de bezetting begon meer dan tweehonderd joodse inwoners. Op 14 januari 1942 werd Zaandam een Duitse proefgemeente. Het was de eerste Nederlandse plaats waar joden definitief moesten vertrekken. Die dag ontving de doelgroep via de Joodsche Raad een brief met ‘aanwijzingen voor de evacuatie’. Op sabbatsdag 17 januari diende men klaar te staan voor vertrek naar Amsterdam. Van de eigen bezittingen mocht alleen datgene mee wat kon worden gedragen. Alle andere artikelen werden eigendom van de bezetter. Eén van de getroffenen, Saul Smit, herinnerde zich 45 jaar na dato: ‘De politieagenten die me de ene dag nog meneer Smit noemden, die zetten me de volgende dag uit m’n woning.’ Niet alle joden gingen naar Amsterdam. De buitenlanders, merendeels Duits-joodse vluchtelingen, moesten op 19 januari naar kamp Westerbork. Een aantal mensen kreeg uitstel wegens ziekte of ouderdom. Medio 1942 was de Duitse taak echter volledig uitgevoerd, mede door de inzet van Nederlandse politiemannen en ambtenaren. Het leeghalen van Zaandam verliep zo succesvol dat het in de navolgende maanden diende als voorbeeld voor andere plaatsen. Nadat de Zaans-joodse bevolking naar Amsterdam en Westerbork was gedwongen, roofden de nationaalsocialisten de plaatselijke synagoge leeg en maakten er een paardenstal van. In 1965 vertelde synagogebestuurder Jacob Drukker wat er na de bevrijding resteerde van het gebedshuis: ‘Er stonden nog vier muren, maar verder was alles kapot, totaal vernield. Er zat geen hout meer in of aan. Niet alleen de Duitsers hadden dat gedaan, ook de Zaandammers.’
Voor zover de joodse inwoners niet onderdoken, belandden ze in 1942 of 1943 in kamp Westerbork. Op 15 juli 1942 vertrok de eerste trein van deze Drentse verzamelplaats naar Auschwitz. Drie dagen later werd de 31-jarige Rückla Jakoby uit de Hovenierstraat daar als eerste Zaankanter vergast. Een van de toeschouwers bij deze moord was SS-leider Heinrich Himmler, die het vernietigingskamp dat weekend inspecteerde. In de navolgende jaren verloren 138 van de 223 ‘voljoden’ die in januari 1942 gesommeerd werden om Zaandam te verlaten direct of indirect het leven als gevolg van de Holocaust.
O nderduikers
Voor zover bekend – het overzicht is zonder twijfel onvolledig – vonden een kleine tweehonderd joden voor langere of kortere tijd een schuilplaats in Zaandam. Ze kregen hulp van individuen, families of organisaties. Zaandammer Piet Bosboom (die zelf een joodse vader had) regelde voor meer dan honderd mensen binnen en buiten de Zaanstreek onderduikplekken, valse papieren en andere basisvoorzieningen. Zijn plaatsgenoot Willem Brinkman, een gereformeerde boekhandelaar, had in Noord-Holland een tijdje de leiding over de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. Deze LO zou in heel Nederland ruim 200.000 onderduikers voorzien van onderdak en voedsel. Het zijn bijna willekeurige voorbeelden van mensen die onbaatzuchtig te hulp schoten in de donkerste dagen van de twintigste eeuw. Er waren ook talloze huishoudens die vanaf 1942 buiten de illegale organisaties om hun huis openstelden voor joden. Dat bracht uiteraard grote risico’s met zich mee. Henk Pos, die in de Texelstraat woonde en geruime tijd Salomon Coltof uit Den Helder opving, illustreerde dat na de oorlog met een voorbeeld: ‘We komen thuis, komt m’n buurman naar me toe. Hij zegt: “Mensen, ik bemoei me nergens mee, maar toen jullie weg waren, heb ik twee keer de WC door horen trekken. Je hoeft me niet te vertellen hoe dat kan, maar ik denk dat als De Vries het hoort, die dat wel zal willen weten”.’ Jan Pieter de Vries woonde vlakbij en was een NSB-commandant. Het liep in dit geval goed af; Coltof overleefde de jodenvervolging.
Het vertrekbevel dat de Zaandamse joden op 14 januari 1942 ontvingen.
K oog
aan de
Z aan
Ontruimingsdatum: 30 maart 1942 29 joodse inwoners Minimaal 47 joodse onderduikers Op bevel van de Commissaris van Noord-Holland stuurde burgemeester W.P. Allan op 3 maart 1942 een lijst met 29 ‘Voll-Juden’ en zes niet-joodse gezinsleden naar de Duitse autoriteiten. Zij werden ‘evacueerbaar’ geacht. Vier weken later moesten ze hun huissleutels en een lijst met hun bezittingen overhandigen aan de politie. Hun nieuwe standplaats werd Amsterdam. De familie Zeldenrust, Leo en Rosa Blach, hun huishoudster Fokeline de Jonge en Joseph Fransman doken vervolgens onder. ‘Wij zijn gezond, maar zijn de toestand van omzwerving zo hartgrondig moe’, schreef Leo Blach in maart 1945 aan een kennis. Zowel hij als de andere Koogse onderduikers zouden heelhuids de bevrijding halen en terugkeren naar hun oude woonplaats. Dat gold niet voor de familie Van Hoorn. Dit gezin – vader, moeder en zoontje Aäron (‘Rini’) –, woonde in de Narcisstraat 9. Eind maart 1942 moesten ze naar Amsterdam. ‘De dag voor ze weg moesten, liep ik toevallig met hem mee naar huis’, herinnerde Rini’s vriendje Wim Kaldenbach zich later. ‘Zijn moeder zei toen tegen Rini: “Je moet even tegen Wim zeggen dat je morgen op vakantie gaat”.’ Het vakantieadres bleek het Amsterdamse getto te zijn. In september 1942 werden de 9-jarige Rini en zijn moeder vergast in Auschwitz. Vader Levie van Hoorn hield het iets langer vol; hij bezweek vier maanden later. Een andere Koger die de oorlog niet doorkwam was Meijer Kokernoot. Zijn gemengde huwelijk behoedde Meijer tegen deportatie. Zijn drama was dat hij, tegen de geldende reisbepalingen in, per trein naar Amsterdam ging en bovendien de verplichte ster niet op zijn kleding droeg. Op 16 mei 1943 betrapte de beruchte Koogse politieman en jodenjager Jan Bloemsma hem op NS-station Koog-Bloemwijk. Kokernoot ‘weigerde te bekennen dat hij met de trein naar Amsterdam was gegaan’, zou Bloemsma na de oorlog verklaren. Zijn slachtoffer ging als ‘strafgeval’ naar kamp Vught en vervolgens Auschwitz. Na zes maanden kwelling kwam hij daar om het leven. Zijn echtgenote, moeder van een jong kind, zocht via het Rode Kruis tevergeefs inlichtingen over haar man. Pas in 1952 ontving ze een brief van de gemeente
Koog aan de Zaan waarin Kokernoots overlijden werd gemeld. De dienstdoende ambtenaar stelde dat de weduwe strafbaar was, omdat ze de autoriteiten niet had geïnformeerd dat haar man dood was. Van de familie Kokernoot overleefden slechts twee leden de oorlog.
G astvrijheid
Koog aan de Zaan bood plaats aan bovengemiddeld veel joodse onderduikers, minstens 47. Dat komt onder meer omdat houtdraaier Simon van de Stadt, die aan het Zuideinde 20 woonde, negen leden van de Amsterdamse familie Speyer opnam. Van de Stadts broer Gerrit (Zuideinde 11) bood drie Harderwijkers gastvrijheid aan. Van de groep onderduikers mocht de 55-jarige Rachel Wilhelmina Speyer de vrijheid niet meer proeven. Op 23 april 1945 raakte een Duitse kogel haar in het hart als gevolg van een misverstand. Ze werd heimelijk begraven in de tuin van Simon van de Stadt. Een onderduikster die wel overleefde was Rudi Schweiger. Het meisje was ruim een maand oud toen ze werd afgeleverd bij Jan en Lena Deijle, die aan de Boschjesstraat 49 woonden. Ze meldden haar als vondeling bij de burgerlijke stand. Het meisje was aangetroffen ‘terzijde van de weg tusschen een pakhuis van de havermoutfabriek “De Grootvorst” en het urinoir bij den molen “de Koperslager”,’ improviseerde meewerkend ambtenaar C. Brinkman. Ze werd getooid met de naam Dorothea Deijle. De wisseltruc werkte een jaar, maar toen verraadde iemand dat de Deijles een joodse baby verborgen. Rudi belandde in Westerbork. Daar maakte ze deel uit van een groep ‘unbekannte Kinder’ die op 13 september 1944 naar het Duitse concentratiekamp Bergen-Belsen werden gedeporteerd. Het was het laatste transport vanuit Nederland. Op één na alle kinderen maakten de bevrijding mee. Rudi kon uiteindelijk worden herenigd met haar ouders. Rudi Schweiger met haar pleegmoeder Lena Deijle, 1943.
O ostzaan Ontruimingsdatum: 30 maart 1942 16 joodse inwoners Minimaal 2 joodse onderduikers Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog waren de meeste joodse inwoners in Oostzaan van buitenlandse afkomst. Het betroffen vooral vluchtelingen uit Duitsland en Polen. Tussen 1933 en 1945 verbleven er in Oostzaan niet minder dan 75. Velen van hen reisden vrijwillig door naar andere plaatsen, maar in 1942 verlieten vijftien joodse vluchtelingen Oostzaan onder dwang. Van hen zouden er zeven worden omgebracht door de nazi’s. Dat een kleine plaats als Oostzaan relatief veel joodse asielzoekers telde, had waarschijnlijk twee oorzaken: de nabijheid van Amsterdam en de aanwezigheid van een joods hulpcomité. >
M argot S treim
Isaak Streim was zo’n vluchteling. Hij huwde in 1941 in Oostzaan met de Amsterdamse Sara Bierman. Zij – inmiddels met haar man naar de hoofdstad verbannen – beviel op 12 januari 1943 van een dochter, Margôt. Drie maanden later kwam een collega van Sara met de baby Oostzaan binnenlopen en klampte daar Dirk Bakker aan. Ze was moe en vroeg of hij even op het meisje wilde passen. Ze kwam echter niet meer terug. Op 12 april ging Bakkers echtgenote Neeltje naar de Oostzaanse NSB-burgemeester De Bree om de vondeling aan te geven. ‘Als het een jodenkindje is, verzuip ik het eigenhandig’, zou de burgemeester hebben gedreigd. Er volgde een onderzoek door de plaatselijke huisarts, die vaststelde dat het inderdaad een joods meisje betrof. Daarop tekende gemeentesecretaris Marcel Geerling protest aan, omdat de keuring had moeten plaatsvinden door de gemeentearts. Aldus geschiedde. Die concludeerde Margôt Streim alias ‘Nellie Bakker’, 1944.
dat het een ‘arisch’ kind’ betrof met een ‘normaal’ neusje. Haar naam werd Nellie. Dirk en Neeltje Bakker kregen de voogdij. ‘Begin 1943 had ik contact met de welbekende Hannie Schaft om adressen voor Joodse onderduikers te zoeken’, zou Geerling na de oorlog noteren. ‘Aan een 2-tal Joodse landgenoten werd, uiteraard, op valse naam een persoonsbewijs verstrekt. Een van hen, een Joodse vrouw, heeft met haar man de oorlog overleefd. Zij was – en is – de moeder van de baby die voorjaar 1943 te vondeling werd gelegd ten huize van D. Bakker in de H. Soeteboomstraat. Van het voornemen terzake droeg ik kennis.’ Ook Margôt overleefde op haar Oostzaanse onderduikadres.
P laquette
In 2005 kreeg de gevel van Zuideinde 443 een herdenkingsplaquette. Het betrof een woning waar veel vluchtelingen hun dagen doorbrachten. De tekst luidt: ‘Op Zuideinde 443 woonden dertig van de 75 joodse vluchtelingen die tussen 1933 en 1939 uit Duitsland, Polen en Oost-Europa naar deze buurt en Oostzaan kwamen, op de vlucht voor het nazibewind. Zij vonden hier tijdelijk onderdak. Sommigen verlieten Nederland op tijd, anderen overleefden kampen en vervolging niet. Een kind was ondergedoken in deze omgeving. Gedenkt hen en die hen hielpen.’ Het bewuste adres bevindt zich overigens sinds een gemeentelijke herindeling in 1966 niet meer in Oostzaan, maar in Amsterdam. Edith Silberbach kwam in de jaren ’20 als dienstmeisje vanuit Duitsland naar Amsterdam. In 1939 trouwde ze met stoffenwinkelier Salomon Seligmann, die in de Oostzaanse Kerkstraat 260 woonde. Op 22 oktober 1942 werd het echtpaar in Auschwitz vergast.
A ssendelft Ontruimingsdatum: 22 april 1942 3 joodse inwoners Minimaal 21 joodse onderduikers Het aantal joodse inwoners van Assendelft was voor 1940 beperkt, maar zou – wrang genoeg – tijdens de oorlogsjaren een enorme piek beleven. Tientallen mensen vonden een schuilplaats in het dorp. De Zaandammerweg, waar velen van hen op boerderijen verbleven, werd daarom wel eens gekscherend ‘Jodenbreestraat’ genoemd. Ook voor de Duitse bezetting had Assendelft al tijdelijke joodse bezoekers. In de jaren ’30 studeerden aan de Assendelftse landbouwschool verschillende Palestina-pioniers van de ‘kibboets Beverwijk’. Ondanks het kleine aantal joden in de gemeente wist de fascistische partij Nationaal Front begin 1941 in een tendentieus artikeltje te melden dat de plaatselijke landbouwers last van hen hadden. ‘Onder de boeren in onze afdeeling [Assendelft] heerscht in het algemeen groote instemming met onze houding tegenover het Joodsche vraagstuk. De veeboeren hebben vaak op de markt onaangename ervaringen opgedaan met deze lieden. Vaak immers waren geheele deelmarkten in joodsche handen (schapenmarkt, ganzenmarkt) en werd door hen de prijs bepaald.’ Toen in het voorjaar van 1942 de joodse inwoners Assendelft dienden te verruilen voor het getto van Amsterdam, bleek dat alleen de 25-jarige Reina Kernman daarvoor in aanmerking kwam. Haar door de politie verzegelde woning werd leeggehaald, zijzelf moest naar het hoofdstedelijk ‘Judenviertel’. Ze zou desondanks de oorlog overleven, wellicht door onder te duiken. De joodse Nathan Lakmaker – met Davidster – en zijn niet-joodse echtgenote Maria in 1942 in Assendelft. Geen van Nathans acht broers en zussen haalde de bevrijding.
De twee gemengd gehuwde joodse Assendelvers en hun kinderen mochten in hun woonplaats blijven. Wel kregen ze te maken met antisemitische beperkende maatregelen. Enkele voorbeelden uit de vele mensonterende maatregelen: hun bewegingsruimte werd beperkt tot de dorpsgrenzen en ze moesten met een Davidster op hun kleding over straat.
K laas W inter
De helft van de onderduikers in Assendelft kwam daar terecht dankzij Klaas Winter. Deze arbeider bracht regelmatig illegaal geslacht vlees van zijn dorp naar Amsterdam. Zodoende kwam hij waarschijnlijk in contact met de joodse families Van Dam, Soesan en Engelander. Al in de nazomer van 1942 regelde Klaas Winter meerdere onderduikadressen in Assendelft. Hij stelde ook zijn eigen huis open. Dat ging goed tot 6 oktober 1942. Een door de Sicherheitsdienst gearresteerde buurman noemde tijdens een verhoor onder andere Klaas Winter, waarna die werd gearresteerd en afgevoerd naar kamp Vught. De omstandigheden waren daar dermate slecht dat hij er begin maart 1943 overleed. In een condoleancebrief schreef onderduiker Ruben Soesan dat Klaas Winter en diens vrouw Bavonia ‘meer dan een familielid’ en ‘als een vader en moeder’ voor hem en zijn gezin waren geweest. Kort daarna werd Ruben zelf ook opgepakt, toen hij zijn zoontje Arno een veilig onderkomen probeerde te geven in Antwerpen. Ruben Soesan werd op 2 juli 1943 vergast in Sobibor. Voor zover bekend overleefden alle andere in Assendelft ondergedoken joden de oorlog. Bidprentje voor de in het concentratiekamp omgekomen Klaas Winter.
K rommenie Ontruimingsdatum: 22 april 1942 4 joodse inwoners Minimaal 62 joodse onderduikers Krommenie telde volgens de gemeentelijke administratie in het voorjaar van 1942 vier ‘voljoden’. Als gevolg van huwelijken met ‘arische’ partners mochten ze echter in hun dorp blijven en liepen ze geen direct gevaar op deportatie naar Auschwitz of Sobibor. Wel kregen ze te maken met allerlei beperkende en bedreigende maatregelen. Daaronder was ook het verbod om georganiseerd te sporten. Dat leidde tot klein verzet. In augustus 1942 meldde de politie dat het bordje ‘Verboden voor Joden’ was verdwenen van het sportterrein aan het Blok. Een van de Krommenieërs die met de nieuwe wetgeving te maken kregen was Abraham Prins. Om een joodse cliënt in Nieuwendam fysiotherapie te kunnen geven (hij mocht geen niet-joden meer behandelen), vroeg en kreeg hij een reisvergunning voor 2 juli 1942. Voorzien van de verplichte Davidster fietste hij die dag via het Amsterdamse IJbosch naar zijn bestemming. Hij werd daar tegengehouden en verbaliseerd door een politieman; ‘sterjoden’ mochten zich namelijk niet in parken bevinden. Toen Bram Prins een oproep kreeg om zich een week later te melden in het politiebureau aan de Marnixstraat gaf hij daar gehoor aan. Hij sloeg het aanbod af van de Krommenieër familie Hondema om bij hen een schuilplek te zoeken. Hij voelde zich sterk en meende een eventuele gang naar een werkkamp wel te zullen doorkomen. In de nacht van 14 op 15 juli 1942 vertrok de allereerste trein van Amsterdam naar Auschwitz, met aan boord ruim 1100 gevangenen. Onder hen bevond zich ook Bram Prins. Onderweg wist hij enkele briefjes uit de wagon te werpen die zijn familie bereikten. ‘Laat zus zich liever verdrinken’, schreef hij onder meer. En: ‘Wees lief voor elkaar.’ Onbekend is wanneer hij in Auschwitz het leven liet, maar waarschijnlijk was dat in het najaar van 1942. Abraham en Adriana Maria Prins.
O nderduikhulp
De familie Hondema speelde een belangrijke rol bij de hulp aan ondergedoken joden. Ze brachten in en om Krommenie veel mensen onder en regelden documenten en voedselbonnen voor de getroffenen. In hun eigen woning aan de Snuiverstraat 6 verborgen ze de Duits-joodse vluchtelingenfamilie Heller. Toen de omstandigheden daar te gevaarlijk waren, zorgden de Hondema’s dat deze vier gezinsleden elders in de regio onderdak kregen. Voor hun inzet kregen ze in 2006 erkenning in de vorm van een Yad Vashem-onderscheiding.
D agboek
Een ander onderduikgezin betrof vader en dochter Blitz. Ze waren in Amsterdam ternauwernood ontsnapt aan een razzia en konden via een kennis in Krommenie terecht. Ze belandden er in het kleine houten huis van Jan en Geertje Koomen, in de Noorderhoofdstraat 181. Isidore Blitz hield er een dagboek bij. Over de schuilplaats op zolder – een klein kamertje met als toilet een ‘nachtemmer’ – schreef hij daags na zijn komst op 9 juli 1943: ‘Enfin, in Westerbork en Polen moet het altijd nog erger zijn.’ Na drie maanden gastvrij te zijn onthaald noteerde hij: ‘Geen angst meer vanuit je bed weggesleept te worden.’ Op het 112-de dagboekblaadje, na bijna twee jaar samen met dochter Carry verscholen te hebben gezeten, kon Isidore Blitz eindelijk kwijt: ‘Nu ga ik neerschrijven wat het prettigste werk in dit dagboek van mij is, Nederland is vrij.’ De vreugde mengde zich al snel met verdriet. Zijn weggevoerde kinderen Hartog en Rosina bleken in Auschwitz te zijn vermoord. Terug in Amsterdam bleek een aantal kennissen bovendien vergeetachtig. Toen Carry probeerde de gezinsbezittingen terug te krijgen, kreeg ze bij een van de bewaarsters nul op rekest. ‘De joden hebben meer teruggevraagd dan ze gekregen hebben’, voegde de vrouw haar toe. Het was een lot dat vader en dochter Blitz deelden met veel andere overlevende onderduikers en kampslachtoffers. Het vervalste persoonsbewijs van Carry Blitz.
W estzaan Ontruimingsdatum: 22 april 1942 1 joodse inwoner Minimaal 20 joodse onderduikers Al in november 1938 nodigde burgemeester H.F. Jantzen een aantal dorpsgenoten uit om zitting te nemen in een plaatselijk comité dat joodse vluchtelingen steunde. Hij was een fervent tegenstander van het nationaalsocialisme en zou zijn verzet na de vijandelijke overname van Nederland moeten bekopen met een gevangenisstraf. In 1939 jaar werd er in Westzaan flink gecollecteerd voor de Duitse vluchtelingen die hun land hadden verlaten.
F riedrich S pira
Westzaan had voor de oorlog slechts één joodse inwoner, Friedrich Spira. Hij was met zijn niet-joodse gezinsleden in 1939 vanuit Tsjecho-Slowakije naar Westzaan gekomen om er als scheikundig ingenieur te werken bij blauwselfabriek Avis. Door de reis- en immigratiebeperkingen voor joden duurde het vele maanden voor Spira in zijn nieuwe woonplaats aan de slag mocht. Een half jaar voor de nazi’s Nederland binnenvielen kon het gezin eindelijk enkele kamers betrekken op het adres Kerkbuurt 26. Vanwege zijn gemengde huwelijk hoefde Spira in 1942 Westzaan niet te verlaten. Wel kreeg hij te maken met talloze beperkende, antisemitische overheidsmaatregelen. Wanneer er in Westzaan een razzia dreigde verborg hij zich bij de blauwselfabriek in een niet meer gebruikte oven. Maar toen hij in maart 1944 werd opgeroepen voor de arbeidsinzet meldde hij zich wel. Hij moest bij Havelte grondwerk verrichten. Daarbij liep hij tuberculose op, waardoor hij voortaan deels invalide zou blijven. Friedrich Spira overleefde de oorlog en zou tot 1961 in Westzaan blijven wonen.
C hanna
en J oseph
Tijdens de oorlog doken er zeker twintig joden onder in verschillende Westzaanse woningen. Ongeveer een kwart van hen stond in verbinding met Jan en Annie Zaaijer, die aan de Veldweg 211 woonden. Tijdens de oorlog hielp dit sociaalvoelende echtpaar zo’n vijftig personen aan een tijdelijke schuilplaats, joden en niet-joden. Zo vroeg Jan Zaaijer in juni 1943 aan Cornelis Ruska, die in dezelfde straat woonde, om twee kinderen op te nemen. Het betrof Channa Neuman en Joseph Beugeltas. Cornelis en zijn echtgenote stemden toe. De
kinderen kregen de achternaam van hun gastouders, die uitermate liefdevol met hen omgingen. De illegaliteit regelde wat financiën voor het onderhoud van de kinderen. Naar school konden ze echter niet. In 1944 dreigde de Veldweg onder water te worden gezet. De Ruska’s en Channa verhuisden daarom naar de Zaandamse Smidstraat. De uit Amsterdam afkomstige Joseph was inmiddels opgehaald door zijn vader. In mei 1944 werden beiden echter opgepakt en na verhoor doorgezonden naar Westerbork en vervolgens Auschwitz. Ze zouden de bevrijding niet meemaken. Channa kon vlakbij haar nieuwe onderduikadres naar de Dik Tromschool, zij het maar kort. Vrijwel op hetzelfde moment dat Joseph werd gearresteerd, haalde de politie Channa en pleegmoeder Cornelia Ruska van huis. De laatste mocht na een nacht in de cel vertrekken, maar Channa werd afgevoerd naar Westerbork. Van daar kwam ze in concentratiekamp Bergen-Belsen terecht. Ze zou de ontberingen overleven en bouwde na de oorlog een nieuw bestaan op.
Channa Neuman met Cornelis en Cornelia Ruska in de Smidstraat.
W ormer Ontruimingsdatum: 22 april 1942 1 joodse inwoner Minimaal 15 joodse onderduikers In het voorjaar van 1941 moesten inwoners van Wormer ‘van geheel of gedeeltelijk joodsen bloede’ net als elders in Nederland een aanmeldingsformulier invullen. Daarmee kon de bezetter vaststellen of iemand ‘voljood’ was (waarna er een J in het persoonsbewijs werd gestempeld), dan wel ‘halfjood’ of ‘kwartjood’. Eén man uit Wormer kwam in aanmerking voor een gedwongen verhuizing naar Amsterdam, de student Harry Sanders. Toen hij tijdens de oorlog in Delft afstudeerde als ingenieur werktuigkunde kreeg hij bij de diploma-uitreiking te horen: ‘Als u geen jood was geweest, had u cum laude gekregen.’ In mei 1942 trouwde Harry Sanders met de eveneens joodse Sella van Straten. Het prille echtpaar was zich bewust van de gevaren die ze liepen en dook vier maanden na hun huwelijk onder. Harry’s tandarts Dirk Frederik Veldkamp bood het stel gastvrijheid in zijn woning aan de Zaandamse Stationsstraat 100. In de navolgende jaren maakte het echtpaar Sanders ook elders in Nederland gebruik van schuilplaatsen. In Amsterdam beleefden ze de bevrijding.
Kanovereniging De Zwetplassers was een van de bijna twintig organisaties in Wormer die in 1942 een verbodsbord voor joden moesten plaatsen.
Een van de onderduikers in Wormer die ontkwamen aan de niemand ontziende jacht op joden was Joseph de Zwarte. Met zijn ouders, dochter, zwager en schoonzuster had deze Amsterdammer een geheim onderkomen gevonden in Purmerend. Maar op 6 februari 1945 werd daar op aanwijzing van een NSB-buurman een inval gedaan. Alleen Joseph wist zich te verstoppen. Zijn familieleden werden afgevoerd naar de gevangenis en vervolgens Westerbork. Hun redding was dat er zo laat in de oorlog geen treinen meer reden naar de vernietigingskampen. In mei 1945 werden ze bevrijd. Joseph de Zwarte verruilde noodgedwongen Purmerend voor Wormer, waar hij op twee schuiladressen verbleef. Op het adres Zandweg 126 maakte hij bij het bejaarde echtpaar Ofman het einde van de oorlog mee. Ook bij de buren, op Zandweg 128, verbleven twee onderduikers. Dit Amsterdamse echtpaar Dikker zou eveneens heelhuids door de oorlog komen.
De
zusters
S zlajcher
De tieners Scheindel, Rebeka, Zilla en David Szlajcher kwamen eind jaren ’30 als vluchtelingenkinderen uit Duitsland naar Nederland. De communistische verzetsman Henk Brandhorst ontfermde zich tijdens de oorlog over de drie meisjes en hun broer en zorgde dat ze bij verschillende gastgezinnen werden ondergebracht. Scheindel en Zilla kregen onder meer ruim twee jaar lang een plek bij het echtpaar Houtman aan de Zandweg 97. Ze droegen buitenshuis overalls en petten, opdat ze er uitzagen als boerenknechten. Hun zus Rebeka belandde op de Nieuweweg 94 bij de familie Groot. Daar assisteerde ze in de huishouding. Bij onraad kon ze zich verstoppen achter een schot in een van de slaapkamers. Ook de kinderen Szlajcher bleven onontdekt door de Duitsers en hun handlangers.
W ormerveer Ontruimingsdatum: 22 april 1942 29 joodse inwoners Minimaal 59 joodse onderduikers Op of kort na 22 april 1942 moesten achttien van de 29 ‘voljoodse’ Wormerveerders hun dorp verruilen voor het Amsterdamse getto. De anderen kregen uitstel of mochten blijven omdat ze gemengd gehuwd waren. De ‘evacuees’ dienden hun huissleutels en een lijst met alle persoonlijke bezittingen te overhandigen aan de plaatselijke politie. Ze vertrokken met alleen wat handbagage. Uiteindelijk zouden negentien Wormerveerders het leven laten als gevolg van de Holocaust.
F amilie D e J ong
Het gezin De Jong woonde op de Goudastraat 1, vlakbij de Zaanweg. Tussen 1925 en 1933 kregen schoenmaker Simon en zijn vrouw Saartje de Jong vijf kinderen. Vanaf september 1941 mochten ze van de bezetter niet meer naar hun eigen school. Ruim een half jaar later werden ze gedwongen om ook de rest van hun omgeving te verlaten en naar de hoofdstad te verhuizen.
De vijf kinderen De Jong, enkele jaren voor de Duitse inval in Nederland. Het gezin kreeg ook daar weinig respijt. Eind 1942 moesten ze naar kamp Westerbork. In de vroege ochtend van dinsdag 25 mei werden ouders en kinderen De Jong in een beestenwagon gedwongen voor een reis naar een onbekende bestemming. Na drie dagen bereikten ze hun laatste halte, vernietigingskamp
Sobibor in Polen. Alle zeven gezinsleden werden onmiddellijk naar de gaskamer gestuurd. Geen huishouden in Wormerveer telde meer slachtoffers dan de familie De Jong. Wormerveer herbergde vanaf 1942 relatief veel onderduikers. De gemeente had een vrij groot netwerk van hulpverleners, vaak van gereformeerde huize. Ook het communistisch verzet was hier vrij sterk. Dat leidde wel met enige regelmaat tot razzia’s, in een poging om ‘terroristen’ en joden op te sporen. Meerdere onderduikers belandden daardoor alsnog in Duitse handen. Zo ook Leo Querido, een 14-jarige jongen die zich op de Krommenieërweg 172 schuilhield bij de familie Snijder. Dat ging acht maanden goed. Op 3 augustus 1943 werd onder leiding van de fanatieke NSB-burgemeester Jongsma een inval gedaan bij de familie Snijder. Jongsma was per anonieme brief getipt over hun onderduiker. Leo wist zich in eerste instantie te verstoppen, maar toen Jongsma hem hoorde en dreigde te schieten kwam de jongen alsnog tevoorschijn. Een smeekbede om hem te laten gaan haalde niets uit. Jongsma: ‘Jodenmensen zijn geen mensen.’ Hij leverde Leo Querido uit aan de Sicherheitsdienst. Die sloot hem op in de Hollandsche Schouwburg, de Amsterdamse verzamelplaats waar vandaan joden werden gedeporteerd naar Westerbork. Leo’s zwager wist een bewaker om te kopen en de jongen zo vrij te krijgen. De rest van de oorlog verbleef Leo op een onderduikadres in Koog aan de Zaan. Zijn ouders overleefden de volkerenmoord niet. Zijn pleegvader Jan Snijder zat enkele maanden gevangen in kamp Vught. Leo Querido en het meisje dat hem zijn Wormerveerse schuilplaats bezorgde, Jeanne Snijder.
Z aandijk Ontruimingsdatum: 22 april 1942 12 joodse inwoners Minimaal 62 joodse onderduikers Dat Zaandijk verhoudingsgewijs zoveel onderduikers telde, had onder meer te maken met de daar wonende echtparen Rijpstra, Keijzer en Heidel. Zij hielpen tientallen vluchtelingen aan een tijdelijk onderkomen, zowel in hun eigen woningen als elders. Opvallend is ook dat de meeste joodse inwoners van Zaandijk de oorlog doorkwamen door onder te duiken. Van de zeven mensen die volgens de nationaalsocialisten in aanmerking kwamen voor het vernietigingskamp – twaalf anderen overleefden door hun huwelijk met een ‘ariër’ of als gevolg van een uitzonderingsregel –, belandden Samuël en Sophia Duis wel in de gaskamer van Sobibor. In april 1942 had het echtpaar alles moeten achterlaten en vertrok het gedwongen naar Amsterdam. Van daar stuurde Samuël op 5 mei 1943 een laatste, haastig geschreven kaart naar zijn in de Zaanstreek gebleven kinderen: ‘Waarde familie, bij deze deel ik mede dat we gehaald zijn. Dus we zullen zien wat er van komt.’ Daarna ging het snel. Via de Hollandsche Schouwburg en kamp Westerbork werd het echtpaar Duis afgevoerd naar Sobibor. Drie weken nadat Samuël zijn afscheidsbericht had geschreven werden beiden daar vermoord.
S aakje
en
H endrik H eidel
Van de tot nu toe bekende 62 onderduikers in Zaandijk – het zijn er waarschijnlijk nog meer geweest – had de familie Blits het geluk dat ze een groot deel van de tijd gezamenlijk konden doorbrengen. In de meeste gevallen werden families gesplitst, bij gebrek aan voldoende schuilruimte op één locatie. Hoewel het huis van Hendrik en Saakje Heidel aan de Oud Heinstraat 16 bescheiden was en ze ook nog vier dochters hadden, zouden er tussen 1942 en 1945 onder meer zes leden en drie generaties van de joodse familie Blits verblijven. Het Nationaal Steunfonds zorgde voor financiële ondersteuning. Geen van de onderduikers bij de familie Heidel zou in Duitse handen vallen. De 3-jarige Sonja Blits in 1942.
Tot de andere onderduikers in Zaandijk hoorde Lore Durlacher (1920). Ze was een uit Duitsland afkomstige vluchteling. In de zomer van 1943 verbleef Lore bij het gereformeerde echtpaar Westrik. Frans Westrik vertelde na de oorlog: ‘Zij noemde zich Els Rijsdijk, een blonde verschijning en in het bezit van een vervalst persoonsbewijs. Zij bewoog zich volkomen ongedwongen en lag bijvoorbeeld in de tuin onverschrokken te zonnen.’ Lore was inderdaad onverschrokken. Ze sloot zich aan bij een verzetsgroep die onder meer gevangenen uit kamp Westerbork bevrijdde en vluchtroutes naar Zwitserland en Spanje regelde voor joden. In Zaandijk ging het bijna mis, toen twee foute politiemannen ’s nachts een inval deden bij de Westriks, vermoedend dat daar een joods meisje zat. Frans Westrik over Lore alias Els Rijsdijk: ‘Els kwam van de trap af en op de vraag wat zij daarboven moest doen, antwoordde zij heel gevat: “Man, ’t is zo warm en ik lag gewoon in m’n broek op bed. Ik ben even een nachtpon wezen halen, want ik kan zo ongekleed toch niet voor jullie verschijnen”.’ Hoewel de Westriks een nachtje op het politiebureau moesten doorbrengen, liep het voor alle betrokkenen goed af. Lore Zilly Durlacher in 1942.
N amen
van de
184
omgekomen joodse
Z aankanters
Naam - Woonplaats - Geboortejaar - Sterfplaats en -datum Walter Abraham Hans Josef Bernstein Käthe Bernstein-Erle Betty Babette Bernstein-de Levie Alfred Brilleslijper Eduard Brilleslijper Jozef Brilleslijper Lion Brilleslijper Louis Brilleslijper Regina Brilleslijper Rudolf Brilleslijper Lea Brilleslijper-Canes Bartha Brilleslijper-Zilverberg David Cardozo Clara Cardozo-Morpurgo Belia Cohen Levie Cohen Mietje Cohen Margaretha Cohen-Teeboom Clara Ellen Davidson Abraham Drilsma Adam Abraham Drilsma Adolphine Gabrielle Drilsma Benjamin Drilsma Leonard Adam Drilsma Roosje Drilsma Rachel Drilsma-Groenstad Esther Drilsma-Jacobs Roosje Drilsma-Vredenburg Abraham David Drukker Hartog Drukker Izaak Drukker Clara Drukker-Cohen Judith Drukker-Drukker Samuël Duis Sophia Duis-Clarenburg
Zaandam, 1909 Auschwitz, 14-8-1942 Zaandam, 1907 M.-Europa, voor 31-3-1944 Zaandam, 1871 Auschwitz, 11-12-1942 Zaandam, 1906 Auschwitz, 9-1-1942 Koog aan de Zaan, 1927 Sobibor, 4-6-1943 Koog aan de Zaan, 1931 Sobibor, 4-6-1943 Koog aan de Zaan, 1896 Sobibor, 4-6-1943 Zaandam, 1899 Sobibor, 11-6-1943 Zaandam, 1926 Sobibor, 11-6-1943 Koog aan de Zaan, 1929 Sobibor, 4-6-1943 Koog aan de Zaan, 1937 Sobibor, 4-6-1943 Zaandam, 1895 Sobibor, 11-6-1943 Koog aan de Zaan, 1902 Sobibor, 4-6-1943 Wormerveer, 1880 Auschwitz, 14-10-1944 Wormerveer, 1882 Auschwitz, 14-10-1944 Koog aan de Zaan, 1932 Sobibor, 7-5-1943 Koog aan de Zaan, 1902 Sobibor, 7-5-1943 Koog aan de Zaan, 1927 Sobibor, 7-5-1943 Koog aan de Zaan, 1898 Sobibor, 7-5-1943 Wormerveer, 1910 Auschwitz, 22-10-1943 Zaandam, 1899 Auschwitz, 30-8-1942 Zaandam, 1875 Auschwitz, 5-2-1943 Zaandam, 1936 Sobibor, 5-3-1943 Zaandam, 1903 Auschwitz, 30-4-1943 Zaandam, 1937 Auschwitz, 26-8-1942 Zaandam, 1927 Auschwitz, 26-8-1942 Zaandam, 1900 Auschwitz, 26-8-1942 Zaandam, 1904 Auschwitz, 14-1-1943 Zaandam, 1875 Amsterdam, 2-2-1942 Zaandam, 1880 Sobibor, 4-6-1943 Zaandam, 1875 Sobibor, 4-6-1943 Zaandam, 1906 Auschwitz, 30-9-1942 Zaandam, 1880 Sobibor, 26-3-1943 Zaandam, 1871 Sobibor, 4-6-1943 Zaandijk, 1885 Sobibor, 21-5-1943 Zaandijk, 1893 Sobibor, 28-5-1943
Bernard Eisendrath Zaandam, 1881 Amsterdam, 4-10-1942 Iris Harriët Eisendrath Zaandam, 1915 Auschwitz, 3-9-1943 Leonie Emma Eisendrath Zaandam, 1921 Auschwitz, 3-9-1943 Maja Frederika Eisendrath Zaandam, 1917 Sobibor, 9-7-1943 Rudolf Leonard Eisendrath Zaandam, 1923 Dora Mittelbau, 7-3-1944 Sortine Selma Eisendrath-Juchenheim Zaandam, 1887 Auschwitz, 27-8-1943 Else Eisner-Warschauer Oostzaan, 1888 Sobibor, 28-5-1943 Herman Feinstein Oostzaan, 1876 Biberach, 5-2-1945 Adolf Frankenstein Zaandam, 1885 Auschwitz, 17-9-1943 Arthur Geisenheimer Zaandam, 1916 Auschwitz, 17-9-1943 Eugen Geisenheimer Zaandam, 1913 Freiberg, 8-4-1945 Ida Geisenheimer-Stamm Zaandam, 1888 Westerbork, 31-3-1943 Catharina Izaak Groen Zaandam, 1891 Sobibor, 26-3-1943 Leendert Izaak Groen Zaandam, 1893 Sobibor, 1-6-1943 Sara Groen Zaandam, 1901 Auschwitz, 31-10-1944 Marianna Groen-Loonstein Zaandam, 1863 Sobibor, 30-4-1943 Zaandam, 1897 Auschwitz, 5-2-1943 Adolph Herzfeld Friederika Herzfeld-Rollmann Zaandam, 1888 Auschwitz, 5-2-1943 Aaron van Hoorn Zaandam, 1927 Opper-Silezië, v 31-3-1944 Aäron van Hoorn Koog aan de Zaan, 1933 Auschwitz, 28-9-1942 Bernard van Hoorn Zaandam, 1901 Opper-Silezië, 31-3-1944 Levie van Hoorn Koog aan de Zaan, 1897 Auschwitz, 31-1-1943 Sara van Hoorn Zaandam, 1931 Auschwitz, 3-9-1942 Leentje van Hoorn-Croese Zaandam, 1900 Auschwitz, 3-9-1942 Roosje van Hoorn-Croese Koog aan de Zaan, 1895 Auschwitz, 28-9-1942 Josephina Jacobs-Kater Zaandam, 1871 Sobibor, 5-3-1943 Zaandam, 1882 Auschwitz, 7-7-1944 Ferdinand Jäger Hans Jäger Zaandam, 1911 Buchenwald, 3-2-1945 Marie Jäger-Kalmann Zaandam, 1887 Auschwitz, 7-7-1944 Heinz Jakoby Zaandam, 1907 Auschwitz, 21-8-1942 Rückla Jakoby-Schiffmann Zaandam, 1911 Auschwitz, 18-7-1942 Elisabeth de Jong Wormerveer, 1925 Sobibor, 28-5-1943 Wormerveer, 1927 Sobibor, 28-5-1943 Eva de Jong Hartog de Jong Wormerveer, 1933 Sobibor, 28-5-1943 Wormerveer, 1928 Sobibor, 28-5-1943 Izaak de Jong Mendelina de Jong Wormerveer, 1930 Sobibor, 28-5-1943 Simon de Jong Wormerveer, 1899 Sobibor, 28-5-1943 Zaandam, 1866 Sobibor, 28-5-1943 Elsje de Jong-Lelie Saartje de Jong-Michelson Wormerveer, 1903 Sobibor, 28-5-1943 Zaandam, 1855 Sobibor, 16-4-1943 Emma Juchenheim-Steinberg Rudolf Kaplan Zaandam, 1908 Mauthausen, 16-4-1945
Aron Leo Knopf Zaandam, 1913 Auschwitz, 30-9-1942 Esther Priwe Knopf Zaandam, 1920 Auschwitz, 30-9-1942 Lea Knopf Zaandam, 1917 Auschwitz, 30-9-1942 Maryem Knopf-Ehrenreich Zaandam, 1884 Auschwitz, 11-10-1944 Meijer Kokernoot Koog aan de Zaan, 1905 Auschwitz, 31-5-1944 Sara van Koningsbrugge-de Jong Zaandam, 1914 Auschwitz, 21-1-1945 Jetje Koster Zaandam, 1898 Sobibor, 16-4-1943 Helene Krieg-Proskauer Zaandam, 1875 Sobibor, 28-5-1943 Benedictus de Kromme Zaandam , 1898 Sobibor, 2-7-1943 Max de Kromme Zaandam, 1928 Sobibor, 2-7-1943 Marianne de Kromme-Muijs Zaandam, 1895 Sobibor, 2-7-1943 Samuel de Lange Zaandam, 1906 Dachau, 4-2-1945 Albert Levy Zaandam, 1905 Dachau, 24-1-1945 Josef Levy Zaandam, 1901 Auschwitz, 30-9-1943 Jenny Levy-Weiss Zaandam, 1902 Auschwitz, 8-10-1944 Georg Littwitz Zaandam, 1889 Auschwitz, 3-10-1944 Zaandam, 1924 Auschwitz, 30-9-1944 Gerhard Georg Littwitz Helga Charlotte Adelheid Littwitz Zaandam, 1938 Auschwitz, 6-10-1944 Ludwig Littwitz Zaandam, 1891 Auschwitz, 7-7-1944 Erna Littwitz-Fabian Zaandam, 1897 Auschwitz, 7-7-1944 Adelheid Pauline Helene Littwitz-Loewenheim Zaandam, 1899 Auschwitz, 6-10-1944 Charlotte Littwitz-Nachschön Zaandam, 1866 Auschwitz, 7-7-1944 Levi Löwenstein Zaandam, 1868 Auschwitz, 14-9-1942 Max Löwenstein Zaandam, 1899 M.-Europa, 21-1-1945 Mozes Löwenstein Zaandam, 1860 Sobibor, 18-5-1943 Zaandam, 1899 Auschwitz, 28-1-1944 Johanna Löwenstein-Rosenberg Martha Löwenstein-Soesman Zaandam, 1863 Westerbork, 9-5-1943 Zaandam, 1878 Sobibor, 26-3-1943 Meier Meijer Zaandam, 1877 Sobibor, 26-5-1943 Roosje Meijer-Lezer Zaandam, 1938 Auschwitz, 28-1-1944 Aäron Pais Abraham Pais Wormerveer, 1902 Güntergrube, 31-12-1944 Ada Pais Wormerveer, 1935 Auschwitz, 28-1-1944 Adam Pais Wormerveer, 1917 Ebensee, 14-4-1945 Aron Pais Zaandam, 1866 Sobibor, 4-6-1943 Zaandam, 1907 Sobibor, 23-6-1943 Benjamin Pais Dina Pais Zaandam, 1940 Sobibor, 11-6-1943 Gabriël Pais Zaandam, 1937 Sobibor, 11-6-1943 Zaandam, 1932 Auschwitz, 28-1-1944 Rebecca Pais Rebecca Pais Wormerveer, 1934 Sobibor, 11-6-1943 Zaandam, 1873 Sobibor, 4-6-1943 Rebecca Pais-Blitz Sara Pais-Boas Zaandam, 1909 Sobibor, 11-6-1943
Grietje Judith Pais-Drilsma Nathan David Peereboom Saartje Peereboom-van Thijn Zacharias Pilichowski Marcus Louis Polak Geertruida Regina Polak-van Rhijn Laszlo Pollak Isaak Poppelsdorf Johnny Poppelsdorf* Roseline Poppelsdorf Esther Poppelsdorf-Schuitevoerder Erich Karl Poppert Hijman van Praag Sigaar Henriëtte van Praag Sigaar-Snoek Abraham Prins Georg Rosenbaum Johanna Rosenbaum-Pergamenter Jacob Erwin Rosenthal Leo Rosenszajn Fajga Rosenszajn-Korn Isaac Schuitevoerder Rachel Schuitevoerder-Jacobs Salomon Seligmann Edith Seligmann-Silberbach Alexander Smit Betty Smit Debora Smit Elsje Smit Levie Smit Marie Sonja Krupskaja Smit Rebecca Smit Salomon Smit Willem Smit Henderina Smit-Simmeren Mozes Snoek Paulina Snoek-de Leeuw Jacob Speijer Walter Spiegel Augusta Spiegel-Brandis Mozes Stad Barend van Thijn
Wormerveer, 1905 Auschwitz, 28-1-1944 Zaandam, 1866 Sobibor, 13-3-1943 Zaandam, 1868 Sobibor, 13-3-1943 Zaandam, 1895 Gross Rosen, 10-2-1945 Zaandam, 1884 Auschwitz, 17-9-1942 Zaandam, 1897 Auschwitz, 17-9-1942 Oostzaan, 1893 Monowitz, 31-1-1943 Zaandam, 1904 Sobibor, 4-6-1943 Amsterdam, 1942 Sobibor, 4-6-1943 Zaandam, 1940 Sobibor, 4-6-1943 Zaandam, 1915 Sobibor, 4-6-1943 Zaandam, 1912 Sobibor, 14-5-1943 Wormerveer, 1904 Auschwitz, 15-5-1944 Wormerveer, 1910 Auschwitz, 20-3-1944 Krommenie, 1904 Auschwitz, 30-9-1942 Zaandam, 1898 Bergen Belsen, 31-3-1945 Zaandam, 1902 Auschwitz, 6-10-1944 Zaandam, 1895 Kaufering, 24-12-1944 Oostzaan, 1935 Auschwitz, 7-7-1944 Oostzaan, 1906 Auschwitz, 7-7-1944 Oostzaan, 1879 Sobibor, 21-5-1943 Oostzaan, 1879 Sobibor, 21-5-1943 Oostzaan, 1907 Auschwitz, 30-9-1942 Oostzaan, 1906 Auschwitz, 30-9-1942 Zaandam, 1931 Sobibor, 7-5-1943 Zaandam, 1933 Sobibor, 7-5-1943 Zaandam, 1925 Sobibor, 28-5-1943 Zaandam, 1929 Sobibor, 7-5-1943 Zaandam, 1927 Auschwitz, 26-2-1943 Zaandam, 1932 Sobibor, 7-5-1943 Zaandam, 1923 Sobibor, 16-7-1943 Zaandam, 1939 Sobibor, 7-5-1943 Zaandam, 1921 M.-Europa, 31-3-1944 Zaandam, 1901 Sobibor, 7-5-1943 Wormerveer, 1882 Sobibor, 7-10-1943 Wormerveer, 1881 Sobibor, 26-3-1943 Zaandam, 1894 Sobibor, 4-6-1943 Zaandam, 1893 Auschwitz, 7-7-1944 Zaandam, 1893 Auschwitz, 7-7-1944 Zaandam, 1901 Westerbork, 31-7-1944 Zaandam, 1868 Auschwitz, 26-2-1943
Jonas van Thijn Levi van Thijn Marcus van Thijn Siegmond van Thijn Leentje van Thijn-Allemans Esther van Thijn-Troostwijk Elias Verdoner Hartog Verdoner Rachel Verdoner Heintje Verdoner-Neter Arnoldus Vet Betty Vet Julie Rika Vet Engeltje Vet-Weinberg Celine Vorst Gerrit Vorst Estella Vorst-Lierens Sara Weiss-Metzger Frank Werner* Fritz Werner Peter Werner Titia Werner-Cossen Samuel IJzerkoper Dina IJzerkoper-Walvis Roosje Zilverberg-de Groot
Zaandam, 1923 Zaandam, 1894 Zaandam, 1933 Zaandam, 1911 Zaandam, 1895 Zaandam, 1875 Zaandam, 1927 Zaandam, 1903 Zaandam, 1931 Zaandam, 1904 Zaandam, 1883 Zaandam, 1886 Zaandam, 1923 Zaandam, 1892 Zaandam, 1940 Zaandam, 1916 Zaandam, 1919 Zaandam, 1860 Westerbork, 1943 Zaandam, 1904 Zaandam, 1941 Zaandam, 1907 Zaandam, 1881 Zaandam, 1881 Koog aan de Zaan, 1867
Auschwitz, 21-1-1944 Auschwitz, 27-8-1943 Auschwitz, 27-8-1943 Auschwitz, 26-3-1944 Auschwitz, 27-8-1943 Auschwitz, 26-2-1943 Auschwitz, 30-9-1942 Auschwitz, 30-9-1942 Auschwitz, 2-8-1942 Auschwitz, 2-8-1942 Auschwitz, 28-1-1944 Auschwitz, 28-1-1944 Sobibor, 4-6-1943 Auschwitz, 28-1-1944 Auschwitz, 7-9-1942 Gräditz, 30-11-1943 Auschwitz, 7-9-1942 Amsterdam, 25-1-1942 Auschwitz, 8-10-1944 M.-Europa, 28-2-1945 Auschwitz, 8-10-1944 Auschwitz, 8-10-1944 Auschwitz, 2-2-1943 Auschwitz, 2-2-1943 Sobibor, 21-5-1943
* Twee kinderen op de lijst, Johnny Poppelsdorf en Frank Werner, werden geboren na het gedwongen vertrek van hun ouders uit Zaandam.
Na
de
S hoah
Toen de oorlog voorbij was, konden slechts 134 joodse overlevenden vanuit de onderduik of het kamp terugkeren naar de Zaanstreek. Het besef dat in drie jaar tijd de meerderheid van het Nederlandse jodendom was uitgeroeid drong langzaam door in het bevrijde gebied. Veel overlevenden wilden niets meer te maken hebben met hun voormalige woonomgeving; zij vertrokken naar een andere gemeente of weken zelfs uit naar het buitenland. Het kleine groepje joden dat wel terugging naar de Zaanstreek slaagde er in om opnieuw een joodse gemeenschap te vormen. De vooroorlogse levendigheid zou er echter nooit meer terugkeren. De synagoge op de Gedempte Gracht na de oorlog.
Geprobeerd werd om de volledig vernielde synagoge op de Gedempte Gracht nieuw leven in te blazen. Om onduidelijke redenen moest het synagogebestuur wel eerst ruim vierduizend gulden aan het stadsbestuur betalen om hun eigendom terug te krijgen. De vooroorlogse inventaris bleef grotendeels spoorloos en kreeg dus geen plek in de herstelde ‘sjoel’. Ondanks verwoede pogingen lukte het niet meer om voldoende leden te werven, een gezonde exploitatie op te bouwen en voldoende diensten te houden. Bij gebrek aan geld en gebruikers moest in 1974 de synagoge zelfs worden verkocht. Na een ingrijpende verbouwing kwamen er winkels in wat eens een plek was voor godsdienst, onderwijs en bezinning. Anno 2015 herinneren alleen de originele bovenverdieping van de synagoge en de begraafplaats naast de Zaandamse Westzanerdijk nog aan de vooroorlogse Zaanse gemeenschap.
Bureau Discriminatiezaken Zaanstreek/Waterland Botenmakersstraat 42 1506 TE Zaandam 075-6125696 www.bureaudiscriminatiezaken.nl
[email protected]