Zorgthermometer
Jaargang 18, september 2013
Zorg in regio’s
Over Vektis gesproken Vektis, informatiecentrum voor de zorg. Vektis verzamelt en analyseert gegevens over de kosten en de kwaliteit van de gezondheidszorg in Nederland. Wij leveren informatiediensten waardoor besluitvorming en uitvoering binnen de zorgmarkt effectief plaatsvindt. Vektis beschikt over actuele en omvangrijke databestanden. Deze bevatten bijvoorbeeld gegevens op nationale schaal over de kosten van medicijngebruik, medische hulpmiddelen en ziekenhuiszorg. Deze informatie is niet alleen van belang voor de zorgverzekeraars, maar ook voor zorgaanbieders, overheid en verzekerden. Met deze informatie stelt Vektis partijen in staat de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg in Nederland te verbeteren. Daarnaast beschikken wij over verschillende producten en diensten ter ondersteuning van de elektronische uitwisseling van berichten. Hiervoor ontwikkelen en beheren wij standaarden in samenspraak met zorgverzekeraars, zorgkantoren, zorgaanbieders en softwareleveranciers. Ook ontwikkelt en beheert Vektis diverse referentiesystemen. Meer informatie is te vinden op www.vektis.nl.
3
Inhoud Voorwoord 4 1 Organisatie van zorg en ondersteuning
5
In gesprek met: Marten Brittijn, Menzis
11
2 Zorggebruik in regio’s
13
In gesprek met: wethouder Harry Dijkstra
23
In gesprek met: wethouder Ed Wallinga
25
3 Integrale zorg
27
4 Informatievoorziening: nu en in de toekomst
33
In gesprek met: Sandra van Dalen en Lisette Engelsman
36
Colofon 39
4
Voorwoord Genieten, nadenken, activiteiten ondernemen, een goed gesprek of gewoon heerlijk luieren: de zomer is een tijd om even afstand te nemen van de dagelijkse beslommeringen. Maar een aanzienlijk deel van de mensen is ook in de zomerperiode hard aan het werk in de zorg. Want de zorg gaat altijd door. Het maken van plannen, opstellen van de cijfers voor Prinsjesdag, het inkopen van zorg, het leveren van zorg, en het puzzelen op het vakantierooster om alle mensen die zorg nodig hebben gewoon te kunnen blijven voorzien. En voor ons bij Vektis geldt in de zomer: de ontwikkelingen op de voet volgen en daar onder andere een mooie uitgave van de Zorgthermometer van maken. In het zorglandschap staan de nodige veranderingen op stapel. De Zorgthermometer gaat dit keer dan ook over hoe de zorg er in Nederland uit ziet. Zo hebben de verschillende stelsels (Zorgverzekeringswet, AWBZ, Wmo) met veranderingen te maken, de gemeenten krijgen een andere rol, maar de zorg die iemand nodig heeft verandert eigenlijk niet. En of zorg nu vanuit de Zorgverzekeringswet, AWBZ of Wmo wordt georganiseerd, de uitkomsten van een behandeling of de uitkomsten van zorg hebben effect op elkaar. Die dwarsverbanden inzichtelijk houden, is heel belangrijk. Het perspectief van Vektis is informatie. Bij alle veranderingen kijken we natuurlijk of we die veranderingen met informatie kunnen ondersteunen. Daarvoor combineren we de declaratiegegevens uit de Zorgverzekeringswet en AWBZ en zoeken we de samenwerking met andere partijen. Het Kwaliteits
Instituut
Nederlandse
Gemeenten
(KING)
noemt
in
het
Eindadvies
Verkenning
Informatievoorziening Sociaal domein (VISD) aan VNG en de departementen Vektis als een goed voorbeeld van een serviceorganisatie binnen de zorg voor het leveren van keteninformatie: over de grenzen van de eerste, tweede en derde lijn heen alsmede over de grenzen van de Zorgverzekeringswet en AWBZ. Begin dit jaar zijn we gestart te inventariseren welke informatie over de Zorgverzekeringswet, de AWBZ en de Wmo nodig is, om een nog completer beeld te schetsen. Samen met het CIZ en het CAK hebben we de mogelijkheden onderzocht. In deze Zorgthermometer laten we daar iets van zien. Achter deze veranderingen bevindt zich een hele wereld van mensen die er de gevolgen van ondervinden. In het dagelijks werk, of als patiënt die (deels) dezelfde zorg op een andere manier geleverd krijgt. We hebben dan ook een aantal gemeenten en wijkverpleegkundigen gevraagd naar hun visie op de veranderingen en hoe hun cliënten aankijken tegen de veranderingen. Het blijft spannend hoe veranderingen uitpakken, de een is daar wat optimistischer over dan de ander. Maar aan de andere kant zien veel mensen ook dat veranderingen nodig zijn om op langere termijn de zorg goed en betaalbaar te houden. Ik wens u veel leesplezier toe! drs. M. (Marieke) Smit Manager Informatie en Onderzoek
1
5
Organisatie van zorg en ondersteuning Dit hoofdstuk beschrijft op hoofdlijnen het huidige zorglandschap. Hierbij wordt gekeken naar de huidige stelsels en ook naar de - in het regeerakkoord genoemde - mogelijke overhevelingen die gaan plaatsvinden vanaf 2015. Deze Zorgthermometer bevat ook een toelichting op de gebruikte gegevens. 1.1
Waarom Zorgthermometer over zorg in regio’s?
De komende jaren verandert er veel in de langdurige zorg en ondersteuning. Het kabinet wil dat mensen langer thuis blijven wonen en niet onnodig gemedicaliseerd worden. Daarnaast gaat het kabinet de verantwoordelijkheden anders verdelen. Zorgverzekeraars en gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheid voor de zorg en ondersteuning van mensen. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is er alleen nog voor ouderen en gehandicapten die continu begeleiding en zorg nodig hebben. Gemeenten krijgen op basis van het regeerakkoord 2012 een groot aantal nieuwe taken binnen het sociaal domein. Zo worden zij verantwoordelijk voor de jeugdzorg, de decentralisatie van voorzieningen1 op het terrein van de AWBZ naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de decentralisatie op het terrein van werk en inkomen (participatiewet). Daarnaast krijgen gemeenten te maken met de ontwikkelingen in het nieuwe stelsel van Passend Onderwijs. Het kabinet wil voorkomen dat hulpverleners langs elkaar heen werken. ‘Eén gezin, één plan, één regisseur’ is het uitgangspunt bij de decentralisaties in het sociale domein. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de organisatie van de zorg in Nederland. In deze Zorgthermometer schetsen we een beeld van het huidige zorggebruik in de verschillende regio’s in het land. We laten daarbij ook zien dat er een relatie is tussen de zorg die enerzijds wordt geleverd in de AWBZ en anderzijds in de Zorgverzekeringswet. Inzicht in het huidige zorggebruik kan de verschillende partijen helpen om de veranderingen zo goed mogelijk gestalte te geven. Omdat in deze Zorgthermometer de zorg wordt belicht vanuit de invalshoek van (samenwerkende) gemeenten, beschrijven wij in dit hoofdstuk de belangrijkste veranderingen in de Wmo en de Jeugdwet. Aangezien de gegevens die we verder in deze Zorgthermometer presenteren betrekking hebben op zorg die op dit moment vergoed wordt vanuit de Zorgverzekeringswet en AWBZ, geven we in het vervolg van dit hoofdstuk ook een beschrijving van de Zorgverzekeringswet en AWBZ.
1.2 Wmo 1.2.1 Huidige Wmo De huidige Wmo bevat een wettelijke opdracht aan gemeenten om voorzieningen te treffen gericht op maatschappelijke ondersteuning. ‘Meedoen’ is het maatschappelijke doel van de Wmo. Als het mensen niet lukt op eigen kracht of met hulp uit de sociale omgeving ‘mee te doen’, dan heeft de gemeente een verantwoordelijkheid om burgers te ondersteunen. Het gaat erom mensen indien nodig te ondersteunen in hun bijdrage aan de samenleving, hun zelfredzaamheid te herstellen en hen toe te rusten om maatschappelijk te participeren. De Wmo is in 2007 ingevoerd. In tegenstelling tot de AWBZ en de Zorgverzekeringswet heeft de Wmo niet het karakter van een verzekering, maar van een voorziening. In de Wmo is dan ook geen sprake van een zorgplicht of wettelijk verankerd recht (zoals in de Zorgverzekeringswet of AWBZ). Daarnaast hebben gemeenten beleidsvrijheid in de wijze waarop ze invulling geven aan hun taak. De Wmo kent
1
Het gaat hierbij om de functie begeleiding en delen van de persoonlijke verzorging en het daarbij mogelijke kortdurend verblijf.
6
op dit moment negen zogenoemde prestatievelden. Gemeenten hebben een grote vrijheid om het beleid rond deze prestatievelden te bepalen; de rol van de rijksoverheid is beperkt tot het stellen van een algemeen kader.
1.2.1.1 Negen Wmo-prestatievelden De negen prestatievelden zijn: 1. Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning bieden aan jongeren met problemen met opgroeien en aan ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. 5. Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem. 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. 7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van beleid ter bestrijding van huiselijk geweld. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. 9. Het bevorderen van verslavingsbeleid. De Wmo wordt uitgevoerd door de gemeenten. Via het gemeentefonds ontvangen gemeenten in 2013 ruim 1,5 miljard euro voor de uitvoering van de Wmo.
1.2.2 Wmo vanaf 2015 Vanaf 2015 worden gemeenten en zorgverzekeraars meer verantwoordelijk voor de hulp voor mensen thuis. De zorg die in het verleden nog in een AWBZ-instelling werd geleverd aan mensen met een relatief lichte zorgvraag wordt in de toekomst thuis geregeld. Alleen de mensen die nu al een indicatie hebben voor zorg met verblijf houden recht op verblijf in een instelling. Gemeenten krijgen per 1 januari 2015 op grond van de Wmo een bredere verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van burgers die beperkt kunnen participeren. Door hen gericht te helpen, moeten burgers met een beperking langer thuis kunnen blijven wonen en participeren in de maatschappij. Die ondersteuning is gericht op het hebben van de regie op het eigen leven, uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen en het ontmoeten van anderen. Het kabinet heeft daarom besloten om de aanspraken op extramurale zorg in de AWBZ te laten vervallen. Een deel van de extramurale zorg wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet en een ander deel wordt gedecentraliseerd naar de Wmo. Gemeenten worden verantwoordelijk voor ondersteuning van burgers voor zaken zoals verzorging, begeleiding en participatie. Wat exact wordt overgeheveld naar de zorgverzekeraars en gedecentraliseerd naar de gemeenten is op dit moment nog niet bekend.
1.3 Jeugdwet Op dit moment zijn gemeenten en provincies gezamenlijk verantwoordelijk voor de zorg voor jeugdigen. De verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in de Wmo en de Wet op de jeugdzorg. Nu bieden diverse zorgverleners zorg aan voor jeugd en ook de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg is belegd bij verschillende partijen. Het feit dat de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg belegd is bij meerdere partijen, zorgt voor versnippering van de zorg en afstemmingsproblemen. Dit komt de kwaliteit van de geleverde zorg niet ten goede. De evaluatie van de Wet op de jeugdzorg en de
7
analyse van de parlementaire werkgroep Toekomstverkenning Jeugdzorg laten belangrijke tekortkomingen van het huidige jeugdstelsel zien: - financiële prikkels werken richting dure gespecialiseerde zorg; - tekortschietende samenwerking rond kinderen en gezinnen; - afwijkend gedrag wordt onnodig gemedicaliseerd; - het kostenopdrijvend effect als afgeleide van deze knelpunten. Het huidige kabinet wil de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg daarom vanaf 2015 onderbrengen bij gemeenten. Om dit mogelijk te maken is de nieuwe Jeugdwet in voorbereiding. Het doel van de Jeugdwet is om het jeugdstelsel te vereenvoudigen en het efficiënter en effectiever te maken. Uiteindelijk doel is het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en sociale omgeving. Het kabinet is van mening dat decentralisatie van taken naar gemeenten belangrijk is voor verbetering van de jeugdzorg. Door de verantwoordelijkheid voor de hele jeugdzorg te beleggen bij één bestuurslaag, wordt het voor de gemeenten mogelijk om integrale en daarmee effectievere hulp aan jeugdigen en gezinnen te bieden. Gemeenten kunnen integrale zorg ontwikkelen, afgestemd op de lokale situatie en uitgaande van de mogelijkheden en behoefte van de jeugdige en/of de ouders. De volgende voorzieningen worden gedecentraliseerd naar gemeenten: - de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg; - de gesloten jeugdzorg; - de geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-ggz); - de zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking; - de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen; - vervoer bij begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen; - kortdurend verblijf ten behoeve van jeugdigen; - ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg); - de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en van jeugdreclassering. De totale kosten van de jeugdzorg bedroegen in 2012 circa 4 miljard euro (bron: Algemene Rekenkamer).
1.4
Samenwerking tussen gemeenten
Voor het kwalitatief goed uitvoeren van de decentralisaties gaan gemeenten voor specifieke taken samenwerkingsverbanden aan, in dit kader zijn er 43 regio’s gevormd. In deze Zorgthermometer gaan we uit van deze nieuwe regio-indeling. Voor de werkzaamheden in het kader van de nieuwe Jeugdwet zijn gemeenten uitgekomen op 40 regio’s. Omdat deze 40 regio’s nagenoeg overeenkomen met de eerdergenoemde 43 regio’s gaan we uit van de 43 regio’s. Al deze regio’s zijn vanuit inhoud tot stand gekomen: gemeenten hebben gekeken welke taken zij zelf kunnen uitvoeren en voor welke taken zij moeten samenwerken om hun inwoners goed te kunnen ondersteunen. Zo organiseren gemeenten bijvoorbeeld de eerstelijnstaken in de eigen gemeente. Ambulante hulp wordt soms lokaal en soms in de regio’s opgepakt en specifieke jeugdhulp wordt vooral in de regio’s opgepakt. Voor jeugdbescherming, jeugdreclassering en andere complexe taken gaan alle gemeenten regionaal of bovenregionaal samenwerken. Gesloten jeugdhulp wordt voornamelijk bovenregionaal ingericht.
8
1.5 Zorgverzekeringswet Op 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet ingevoerd. De Zorgverzekeringswet stelt een zorgverzekering verplicht voor alle Nederlanders en personen die in het buitenland wonen, maar vanuit Nederland inkomsten uit arbeid ontvangen. De omvang van de dekking van de zorgverzekering wordt bepaald door de wetgever in de Zorgverzekeringswet. Deze wet bepaalt ook dat zorgverzekeraars verplicht zijn iedereen te accepteren; ze mogen personen die veel zorgkosten maken niet weigeren voor een zorgverzekering. Er geldt jaarlijks een verplicht eigen risico. Het basispakket van de zorgverzekering vergoedt in 2013: - geneeskundige zorg door huisartsen, medisch specialisten en verloskundigen; - verblijf in het ziekenhuis; - dyslexiezorg; - medicijnen; - geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (ggz); - kraamzorg; - hulpmiddelen die bedoeld zijn voor behandeling, verpleging, revalidatie, verzorging of een specifieke beperking (dus niet rollators en andere eenvoudige loophulpmiddelen); - (beperkte) fysiotherapie en oefentherapie vanaf de 21ste behandeling bij bepaalde chronische aandoeningen; - bekkenfysiotherapie bij urine-incontinentie tot en met de negende behandeling; - logopedie en ergotherapie; - tandheelkundige zorg (controle en behandeling) voor kinderen tot achttien jaar; - tandheelkundige chirurgische zorg (kaakchirurg) en kunstgebit; - fluoridenbehandeling voor kinderen onder de zes jaar die ‘blijvende’ tanden en kiezen krijgen; - ziekenvervoer; - stoppen-met-rokenprogramma; - maximaal drie behandeluren dieetadvies; - maximaal drie ivf-behandelingen. De totale kosten van zorg onder de Zorgverzekeringswet in 2013 bedragen circa 38 miljard euro (bron: Zorgthermometer Vooruitblik 2013, Vektis). Vanaf 2015 gaat ook de thuisverpleging (wordt een nieuwe aanspraak) en de op behandeling gerichte ggz die nu nog deel uitmaakt van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet.
1.6
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
Naast de Zorgverzekeringswet bestaat sinds 1968 in Nederland de AWBZ. Deze wet is een verplichte, collectieve ziektekostenverzekering voor niet individueel verzekerbare ziektekostenrisico’s. Hieronder vallen bijzondere ziektekosten die niet worden vergoed door de zorgverzekering. Een voorbeeld van dit soort kosten is een opname in een verpleegtehuis of thuiszorg. Om in aanmerking te komen voor AWBZ-zorg moet er een medische reden (grondslag) aanwezig zijn waardoor iemand bepaalde activiteiten niet zelfstandig kan verrichten maar hierbij hulp nodig heeft. De volgende grondslagen kunnen recht geven op AWBZ-zorg: - een somatische aandoening of beperking; - een psychogeriatrische aandoening of beperking; - een psychiatrische aandoening; - een verstandelijke handicap; - een lichamelijke handicap; - een zintuiglijke handicap.
9
Het moet hierbij in alle gevallen gaan om aandoeningen of beperkingen waardoor iemand langdurig of blijvend hulp nodig heeft. Aanspraken AWBZ a. persoonlijke verzorging; b. verpleging; c. begeleiding; d. behandeling; e. verblijf; f. kortdurend verblijf; g. vervoer; h. het gebruik van een verpleegartikel; i. doventolkzorg; j. onderzoek stofwisselingsziekten; k. een neonatale hielprik; l. vaccinaties. Sinds 1 januari 2007 valt de huishoudelijke hulp onder de Wmo. Vanaf 1 januari 2013 valt ook begeleiding volledig onder de Wmo.
AWBZ-zorg wordt extramuraal of intramuraal geleverd. Bij extramurale zorg gaat het om functies als verzorging, begeleiding en behandeling. Hierbij woont iemand gewoon thuis en ontvangt deze zorg thuis of op locatie. Bij langdurig verblijf in een instelling spreken we over intramurale zorg. Deze wordt niet geleverd in functies maar in een zorgzwaartepakket (ZZP). Een ZZP omvat wonen, zorg, diensten en - als dat aan de orde is - dagbesteding. Er zijn ZZP’s voor de sectoren Verpleging & Verzorging (V&V), Gehandicaptenzorg (GZ) en Geestelijke Gezondheidszorg (ggz). In totaal zijn er 53 verschillende ZZP’s. In het kader in dit hoofdstuk wordt hier nog extra toelichting over gegeven. De AWBZ wordt uitgevoerd door de zorgkantoren. Zorgkantoren zijn in het leven geroepen door de gezamenlijke zorgverzekeraars. De AWBZ-zorg is regionaal georganiseerd. Nederland is hiervoor onderverdeeld in regio’s. Per regio voert een zorgkantoor namens alle zorgverzekeraars de AWBZ uit. De totale uitgaven van de zorg die vergoed wordt uit de AWBZ bedragen in 2013 circa 27 miljard euro. Vanaf 2015 worden substantiële delen van de AWBZ overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet en Wmo. De kern-AWBZ die overblijft wordt een landelijke verzekering voor intramurale ouderen- en gehandicaptenzorg voor kwetsbare mensen die continu begeleiding nodig hebben.
10
Beschikbare gegevens Vektis beschikt over de declaratiegegevens van alle zorgverzekeraars in Nederland. Sinds 2012 beschikt Vektis niet alleen over de declaraties van alle zorg uit de Zorgverzekeringswet, maar heeft Vektis ook de declaratiegegevens vanuit de AWBZ (omdat zorgverzekeraars die via de zorgkantoren uitvoeren). Zorgverzekeraars sturen periodiek databestanden op met daarin de goedgekeurde en verwerkte declaraties van zowel de Zorgverzekeringswet als AWBZ van al hun verzekerden over een bepaalde periode. Declaraties kunnen in latere maanden nog nakomen, aangezien dit vaak wat achterloopt.
BASIC 2011 Het BASIC-systeem kan worden gezien als een basissysteem van Vektis. In de BASIC-database worden op verzekerdenniveau schadegegevens per verstrekking geregistreerd. Het bevat dan ook de totale zorgkosten gemaakt in het kader van de Zorgverzekeringswet. Tevens worden van alle verzekerden verzekerdenkenmerken (zoals geboortedatum, geslacht, postcode en hoogte eigen risico) vastgelegd. De zorgverzekeraars leveren vanaf 2006 ieder kwartaal een BASIC-bestand aan. De dekking van BASIC is tot en met 2012 nagenoeg volledig (100% van de totale verzekerdenportefeuille). De analyses die gemaakt zijn voor deze Zorgthermometer zijn gebaseerd op 2011. Er is voor het jaar 2011 gekozen omdat de declaratiebestanden ziekenhuiszorg en geestelijke gezondheidszorg voor 2012 op het moment van schrijven van deze Zorgthermometer nog niet volledig zijn. De BASIC-gegevens die gebruikt zijn voor deze Zorgthermometer, hebben betrekking op negen kwartalen. Dat wil zeggen dat de declaraties over 2011 die door de zorgverzekeraars zijn verwerkt en goedgekeurd tussen 1 januari 2011 en 1 april 2013 zijn meegenomen. De gegevens zijn niet opgehoogd voor ontbrekende schade. Na negen kwartalen is de zorg voor de eerstelijnsverstrekkingen vrijwel volledig uitgedeclareerd.
AWBZ 2012 Het AWBZ-systeem van Vektis bevat sinds 2012 alle goedgekeurde declaraties binnen de AWBZzorg in Nederland. Dit zijn declaraties voor zowel intramurale (mensen in een instelling) als extramurale (thuiszorg) zorg. Elke declaratie bevat een aantal persoonsgegevens (zoals geboortedatum, geslacht en postcode), informatie over de zorg die geleverd is en de kosten hiervan. Zorgverzekeraars leveren elke maand een bestand aan met daarin de declaraties van hun verzekerden in die periode. In deze Zorgthermometer zijn geen AWBZ-persoonsgebonden budgetten meegenomen.
Landkaartjes In deze Zorgthermometer worden verschillende landkaartjes getoond. Hierbij zijn de regio’s telkens in vijf gelijke groepen (quintielen) verdeeld. De laagst scorende 20% krijgt de lichtste kleur in de landkaart, de regio’s die het hoogste scoren krijgen de donkerste kleur.
Zorgzwaartepakket
In hoofdstuk 3 worden verschillende patiëntgroepen uitgelicht. Hierbij wordt bij
de groepsbepaling vaak gebruikgemaakt van ZZP’s vanuit de AWBZ uit 2012. Dit geldt voor de groepen: gehandicapten, ouderen met verpleging en verzorging en ggz-patiënten. Voor de gehandicapten worden de Gehandicaptenzorg-ZZP’s gebruikt. Dit zijn de ZZP’s die vallen onder verstandelijk gehandicapt, (sterk gedragsgestoord) licht verstandelijk gehandicapt, lichamelijk gehandicapt en zintuiglijk gehandicapt. Voor de groep ouderen wordt iedereen met een ZZP Verpleging & Verzorging ingedeeld in de groep ouderen met verpleging en verzorging. De sector Verpleging & Verzorging (V&V) heeft tien ZZP’s. Acht pakketten voor langdurende zorg (ZZP’s 1 tot en met 8) en twee pakketten voor kortdurende zorg aan specifieke doelgroepen: ZZP 9 voor revalidatie en ZZP 10 voor kortdurende palliatieve terminale zorg. De ZZP’s van de langdurende zorg is een oplopende reeks naar zorgzwaarte. Voor de ggz-patiënten worden de ggz-ZZP’s gebruikt. De ggz-ZZP’s zijn verdeeld in zogenaamde ‘behandeling’ en ‘begeleid wonen’. Bij beide soorten ZZP’s verblijft iemand in een intramurale setting. Bij de ‘behandeling’ ZZP’s ontvangt iemand behandeling van bijvoorbeeld een psychiater tijdens zijn verblijf. Bij de ‘begeleid wonen’ ZZP’s woont iemand begeleid intramuraal. Behandeling staat niet meer op de voorgrond, maar vaak worden deze mensen, los van hun verblijf, nog behandeld in de ggz. Vervolgens is voor deze groepen naar de kosten in de Zorgverzekeringswet in het jaar 2011 gekeken. Dit kan voornamelijk bij de ggz-patienten mogelijk een vertekening veroorzaken omdat ggz-patienten voordat ze in de AWBZ komen eerst een jaar ggz-zorg uit de Zorgverzekeringswet gebruiken.
11
In gesprek met: Marten Brittijn, Menzis “De transitie in de langdurige zorg moet ervoor zorgen dat de burger de regie meer in eigen hand neemt en in aansluiting daarop de juiste zorg en ondersteuning op de juiste plaats en op het juiste moment krijgt. De zorg moet dicht in de buurt worden geboden met een goede afstemming tussen eerstelijnszorg en het sociale domein. Zowel de gemeente als de zorgverzekeraar heeft de verantwoordelijkheid om de zorg en ondersteuning goed op elkaar te laten aansluiten. De inwoner van een gemeente, tevens klant van de zorgverzekeraar, weet dan welke zorg en/of ondersteuning hij of zij kan verwachten en wie dat betaalt”, zegt Marten Brittijn, programmamanager zorg bij Menzis“. “En dit kán ook”, stelt hij, als maar sprake is van goede afstemming. “Die afstemming is cruciaal, in de eerste plaats voor de cliënt. Zeker als sprake is van een hulpvraag met verschillende aspecten – zorg, welzijn, re-integratie en/of financiële problemen – is het belangrijk dat iemand het overzicht heeft en tijdig het informele circuit en de juiste professionals kan inschakelen. Dit voorkomt dat verschillende hulpverleners langs elkaar heen werken en de cliënt elke keer hetzelfde verhaal moet doen. Maar afstemming is ook belangrijk om het proces doelmatig te maken en bijvoorbeeld te voorkomen dat een cliënt met een niet medisch probleem, onnodig in het medische domein terechtkomt.” Menzis hecht dan ook veel waarde aan de samenwerking met gemeenten. “Juist om die verzekerde de goede zorg te kunnen bieden”, zegt Brittijn, “goed afgestemd op zijn of haar zorgbehoefte. Maar we moeten nog wel zoeken naar de juiste inhoud en vorm van die samenwerking. Het is praktisch niet uitvoerbaar dat de zorgverzekeraars met alle ruim vierhonderd gemeenten om de tafel gaan zitten. Je zult het dus op regionaal niveau moeten organiseren met een logische en werkbare afbakening van de regio.” Praktische ervaring op dit gebied heeft Menzis al met Enschede. Brittijn legt uit: “We hebben met deze gemeente een convenant, dat is uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma ‘Gezond Meedoen’. In drie woongebieden van Enschede worden dertien projecten uitgevoerd. Bijvoorbeeld een multidisciplinaire aanpak voor overgewicht bij kinderen, bevordering van participatie en valpreventie bij ouderen. Ook bereiden we een project voor voor de inzet van wijkverpleegkundigen en een project gericht op de toepassing van populatiegebonden financiering.” Inmiddels heeft Menzis ook met Arnhem en Groningen convenanten. In Arnhem richt de aandacht zich vooral op de ontwikkeling van wijkteams van professionals uit het medische en sociale domein die – gecoördineerd – de zorg en ondersteuning van een specifieke populatie leveren. In de Arnhemse wijken Geitenkamp en Presikhaaf is een pilot gestart met wijkgezondheidsteams, samen met Huisartsenzorggroep Arnhem, thuiszorgaanbieders, Caransscoop (ROS) en de patiëntenorganisatie Zorgbelang Gelderland. Het convenant met Groningen richt zich op de inzet van ’de tandem’ wijkverpleegkundige en huisarts. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de sociale teams die door de gemeente worden ingezet. Daarnaast wordt in een wijk een pilot gestart waarin een centrale rol is weggelegd voor een geïntegreerd eerstelijnsgezondheidscentrum en de informele (zorg)netwerken van de gemeente. Brittijn: “Ook daar is het doel om de zorg en ondersteuning binnen een wijk beter en efficiënter te organiseren en coördineren. Van belang is om de zorgvraag van specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld ouderen of cliënten met een ggz-zorgvraag, op wijkniveau helder in beeld te krijgen en afhankelijk van de specifieke populatie zo gericht en doelmatig mogelijk de juiste zorg te leveren.”
12
Overigens is het niet de bedoeling om met elke gemeente een convenant te sluiten, maar wel om de positieve ervaringen uit Arnhem , Groningen en Enschede te delen met andere gemeenten. “Heldere beleidskaders op basis van eenduidige politieke besluitvorming over de verschillende transities in onderlinge samenhang zijn hierbij een essentieel uitgangspunt”, stelt Brittijn. “Net als heldere communicatie en informatievoorziening aan de burger c.q. de verzekerde”, zegt hij. “We moeten voorkomen dat bepaalde groepen cliënten tussen de wal en het schip terechtkomen door alle hervormingen. Het gaat immers om kwetsbare groepen.” Dit plaatst de betrokken partijen wel voor een paar forse uitdagingen. “Op de korte termijn is van belang de impact van de beoogde hervormingen in beeld te krijgen in maat en getal”, zegt hij. “Er bestaan veel beelden, verwachtingen en aannames over het nieuwe stelsel van langdurige zorg. Wat we nu moeten doen, is concreet krijgen welke impact de veranderingen hebben voor de klanten, de bedrijfsvoering, de financiële risico’s en het inkoopbeleid van zorgverzekeraars. Probleem hierbij is de onzekerheid over de politieke besluitvorming op dit moment, plus het krappe tijdspad van alle transities. Beleidsgegevens en stuurinformatie zijn dus essentieel om de beoogde effecten van alle transities scherp te krijgen. Vektis kan een belangrijke bijdrage leveren om die stuurinformatie inzichtelijk te maken, waarmee zorgverzekeraars de risico’s van de transitie kunnen kwantificeren en bepalen welke beheersmaatregelen nodig zijn. Ook levert Vektis in opdracht van het landelijk transitiebureau beleidsgegevens aan gemeenten, zodat zij in staat worden gesteld zich voor te bereiden op de decentralisaties. Een voordeel is dat gemeenten hiervoor niet zelf bij de verschillende zorgverzekeraars en zorgkantoren hoeven aan te kloppen en over eenzelfde niveau van informatie kunnen beschikken.”
2
13
Zorggebruik in regio’s Zoals in hoofdstuk 1 is geschetst gaat op het gebied van de langdurige zorg en onder steuning de komende jaren veel veranderen. De gemeenten worden verantwoordelijk voor een deel van de langdurige zorg die nu nog tot de verantwoordelijkheid van de zorgkantoren behoort. Daarnaast worden gemeenten ook verantwoordelijk voor de nieuwe Jeugdwet. De gemeenten zoeken samenwerking met elkaar als het gaat om de uitvoering van deze nieuwe taken. In totaal zijn er in Nederland 43 regio’s waarin wordt samengewerkt. Dit hoofdstuk geeft een beeld van de populatie en het zorggebruik van de populatie in deze regio’s en van de verschillen en overeenkomsten in zorggebruik die bestaan tussen de regio’s.
2.1 Regio-indeling Om de maatschappelijke opvang binnen het kader van de Wmo in goede banen te leiden, zijn 43 regio’s verantwoordelijk voor de uitvoering van een samenhangend aanbod van maatschappelijke opvang. Dat betekent een sluitende ketensamenwerking op zowel bestuurlijk als uitvoerend niveau tussen alle betrokken partijen en omringende gemeenten. De centrumgemeenten werken hiervoor samen met opvanginstellingen, zorgkantoren en woningcorporaties. De centrumgemeenten ontvangen hiervoor specifieke uitkeringen van het Rijk. De 43 centrumgemeenten die zijn gevormd voor de uitvoering van de Wmo komen grotendeels overeen met de nieuwe jeugdzorgregio’s. Daarom wordt de indeling van die 43 regio’s aangehouden in deze Zorgthermometer. Al deze regio’s zijn vanuit inhoud tot stand gekomen: gemeenten hebben gekeken welke taken zij zelf kunnen uitvoeren en voor welke taken zij moeten samenwerken om hun inwoners goed te kunnen ondersteunen. Figuur 1 geeft de indeling van deze regio’s weer. Figuur 1
Indeling van de regio’s met daarbij de regionummers (bron: VWS)
11 9 5
16 37
27 22
38
40 12
3
14 31
35
2
19
6 8
1
28
30
4
13
33
24
10
34 17 43
21
32
15
7
29 25
36
18
39 42
26
23 20
41
Tabel 1 geeft een overzicht van hoeveel mensen in de verschillende regio’s wonen. Gemiddeld wonen er in een regio circa 390.000 mensen. Wel valt op dat er grote verschillen zijn in de inwoneraantallen per regio. De regio met de meeste inwoners, Stadsregio Rijnmond met 1,21 miljoen inwoners, heeft veertien keer zoveel inwoners als de regio met de minste inwoners, Regio Hoeksche Waard met 85.000 inwoners.
14
Tabel 1
Aantal inwoners per regio in 2011 (bron: Vektis) Regio
Aantal (x 1.000)
Regio
Aantal (x 1.000)
1 Achterhoek
301
23 Noord Limburg
273
2 Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
131
24 Noord Veluwe
189
3 Amsterdam-Amstelland
959
25 Noord-Oost Brabant
649
4 Drechtsteden
269
26 Peelregio
207
5 Drenthe
442
27 Regio Alkmaar / Noord-
275
6 Eemland
321
Kennemerland
7 Flevoland
373
28 Regio Arnhem
414
8 Food Valley
290
29 Regio Nijmegen
307
9 Friesland
648
30 Rivierenland
237
10 Gooi- en Vechtstreek
256
31 Stadsregio Haaglanden
1.108
11 Groningen
577
32 Stadsregio Rijnmond
1.214
12 Haarlemmermeer
146
33 Twente
626
13 Hoeksche Waard
85
34 Utrecht Stad
310
14 Holland-Rijnland
518
35 Utrecht West
181
15 IJsselland
564
36 West-Brabant
690
16 Kop van Noord-Holland
166
37 West-Friesland
209
17 Lekstroom
178
38 Zaanstreek-Waterland
326
18 Midden Brabant
394
39 Zeeland
377
19 Midden IJssel / Oost Veluwe
350
40 Zuid-Kennemerland
224
20 Midden Limburg
236
41 Zuid-Limburg
596
21 Midden-Holland
225
42 Zuid-Oost Brabant
536
22 Midden-Kennemerland (IJmond)
161
43 Zuid-Oost Utrecht
190
2.2
De populatie in de regio’s
Deze Zorgthermometer brengt het zorggebruik in de regio’s in beeld. Uiteraard zijn er verschillen in zorggebruik. De regio’s verschillen op het gebied van het aantal voorzieningen dat er (vaak van oudsher) al is. Maar voor een goede duiding van deze verschillen is ook een beeld van de mensen die in de regio’s wonen van belang. Het is bijvoorbeeld niet verwonderlijk dat het zorggebruik in regio’s met relatief veel ouderen hoger is dan het zorggebruik in regio’s met weinig ouderen. Daarom geeft deze paragraaf een beeld van de inwoners in de regio’s, verschillen in leeftijd, geslacht, Sociaal Economische Status (SES)2 en het aantal chronisch zieken.
2.2.1 Leeftijd De gemiddelde leeftijd in Nederland is 40 jaar. Zoals in figuur 2 is te zien, zijn in het midden van het land de mensen gemiddeld wat jonger, in het noorden (Drenthe, Friesland en Groningen), de Achterhoek, Limburg en Zeeland is de gemiddelde leeftijd wat hoger.
2
Sociaal Economische Status (SES): positie van een gezin of een gemeenschap op de welvaartsladder. Belangrijkste factoren zijn inkomen en opleidingsniveau, en daarmee samenhangende kenmerken zoals de buurt waarin men woont en de kwaliteit van de woning.
15
Gemiddelde leeftijd per regio in 2011 (bron: Vektis)
Figuur 2
34,8 - 38,7 38,8 - 39,7 39,7 - 40,3 40,3 - 41,1 41,2 - 43,6
2.2.2 Sociaal Economische Status De SES van mensen is een voorspeller voor zorgkosten. Iemand met een lagere SES gebruikt in het algemeen meer zorg dan iemand met een hogere status. Vektis heeft de SES van de mensen in de regio’s in beeld gebracht. Hierbij is gebruikgemaakt van de statusscores3 uit 2010 van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). In figuur 3 is weergegeven wat de gemiddelde SES is van de regio’s. Sociaal economische status per regio in 2010 (bron: Vektis)
Figuur 3
Hoog
Laag
De gemiddelde status is hoger in de lichtgekleurde gebieden en lager in de donkergekleurde gebieden. Uit figuur 3 blijkt dat de SES in met name het noorden van het land wat lager is dan gemiddeld. In de provincie Utrecht en in de gebieden in het noorden van de Randstad is de SES wat hoger dan gemiddeld.
3
Statusscores zijn scores die het SCP berekent en die aangeven hoe de sociale status van een wijk is, in vergelijking met andere wijken in Nederland. Met de sociale status wordt niet het aanzien of de populariteit van een wijk bedoeld. De sociale status van een wijk is afgeleid van een aantal kenmerken van de mensen die er wonen: hun opleiding, inkomen en positie op de arbeidsmarkt.
16
2.2.3 Chronische zieken Het aantal chronisch zieken lijkt een homogeen en duidelijk omschreven begrip, dat gebruikt kan worden voor het vergelijken van de populatie in regio’s. In het algemeen wordt een chronische ziekte omschreven als een onomkeerbare aandoening zonder uitzicht op volledig herstel en met een relatief lange ziekteduur. Een chronische ziekte onderscheidt zich verder door een langdurig beroep op de zorg (Nationaal Kompas Volksgezondheid, RIVM). Er is echter sprake van een grote verscheidenheid aan aandoeningen. Dit maakt het bijzonder lastig om conclusies te trekken op basis van het aantal chronisch zieken per regio. Gemiddeld heeft in Nederland ruim 14% van de bevolking een chronische aandoening. Dit percentage is afhankelijk van de definitie die wordt gekozen. In deze Zorgthermometer wordt uitgegaan van Chronische Groepen (CG’s) die ook gebruikt worden in het kader van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)4. Een aantal voorbeelden van chronische groepen zijn: diabetes, COPD5, kanker, hart- en vaatziekten. Wanneer naar de verschillende regio’s wordt gekeken valt op dat in de regio Utrecht Stad het aantal chronisch zieken, volgens deze definitie, het laagste is; circa 12%. Ook in de regio Haarlemmermeer en West-Friesland ligt dat percentage rond de 12%. In Zuid-Limburg zijn de meeste chronisch zieken; 16,9%. Ook in Drenthe, de Achterhoek, Zeeland, westelijk deel van Noord-Brabant en Groningen zijn relatief veel chronisch zieken. Percentage personen per regio met een chronische aandoening in 2011 (bron: Vektis)
Figuur 4
12,1% - 13,4% 13,6% - 14,1% 14,3% - 14,7% 14,7% - 15,1% 15,2% - 16,9%
Aangezien er een grote verscheidenheid is in de soorten chronische aandoeningen, is voor de aandoeningen die veel voorkomen (diabetes, hart- en vaataandoeningen, longaandoeningen en kanker) gekeken naar de verschillen tussen regio’s. Er zijn regio’s, zoals de Achterhoek, Drenthe en Zuid-Limburg, waarbij het percentage personen met deze aandoeningen voor alle vier boven het gemiddelde van Nederland ligt. Of regio’s waarbij voor alle vier de aandoeningen het percentage personen onder het gemiddelde liggen, zoals Utrecht Stad, Haarlemmermeer en West Friesland. Opvallend is bijvoorbeeld de regio Flevoland waarbij het percentage personen met longaandoeningen duidelijk boven het gemiddelde ligt en het percentage personen met de andere drie aandoeningen juist onder het gemiddelde ligt. Hoofdstuk 3 zoomt dieper op het zorggebruik van bepaalde groepen patiënten in. In dat hoofdstuk kijken we ook naar het zorggebruik van chronisch zieken. 4
CG’s zijn ontwikkeld voor de Wtcg. Bij de bepaling worden geneesmiddelen en ziekenhuiszorg meegenomen.
5
COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease) is een verzamelnaam voor verschillende chronische aandoeningen aan de longen zoals longemfyseem en chronische bronchitis. Verder in deze Zorgthermometer worden dit ‘longaandoeningen’ genoemd.
17
2.3 Zorggebruik In deze paragraaf wordt het zorggebruik van de mensen in de verschillende regio’s met elkaar vergeleken. Daarbij kijken we eerst naar de zorg uit de Zorgverzekeringswet en de AWBZ. Vervolgens bekijken we de samenloop tussen de zorg uit deze beide stelsels.
2.3.1 Zorg uit de Zorgverzekeringswet Aangezien (bijna) elke Nederlander is ingeschreven bij een huisarts en de huisarts hier een inschrijftarief voor declareert, maakt vrijwel 100% van de bevolking gebruik van Zorgverzekeringswetzorg. Het is daarom niet zo interessant om te kijken naar het aantal mensen dat kosten in de Zorgverzekeringswet (inclusief huisartsenzorg) maakt. In figuur 5 is daarom inzichtelijk gemaakt hoeveel mensen kosten in de Zorgverzekeringswet hebben gemaakt exclusief huisartsenzorg.
Figuur 5
Aantal mensen per regio dat gebruikmaakt van zorg uit de Zorgverzekeringswet anders dan huisartsenzorg in 2011 (bron: Vektis)
83% - 86% 86% - 86% 87% - 87% 87% - 87% 88% - 94%
In tabel 2 staat per soort zorg het percentage personen in Nederland dat gebruik maakt van deze zorg. In totaal maakt 87% van de bevolking gebruik van zorg uit de Zorgverzekeringswet, wanneer huisartsenzorg niet wordt meegenomen. Dit wil dus zeggen dat 13% van de bevolking hooguit gebruikmaakt van huisartsenzorg en verder geen andere zorg. Verder maken veel mensen gebruik van farmacie en ziekenhuiszorg. Tabel 2
Zorggebruik in procenten van alle Nederlanders in 2011 (bron: Vektis) Soort zorg
% personen
% personen dat gebruikmaakt van zorg (zonder huisartsenzorg)
87%
% personen met geneesmiddelen
70%
% personen met ziekenhuiszorg
58%
% personen met GGZ-zorg (eerste en/of tweede lijn) % personen met paramedische zorg % personen met hulpmiddelen
8% 9% 13%
Naast het zorggebruik is het ook mogelijk om naar de gemiddelde zorgkosten per regio te kijken. Dit wordt getoond in figuur 6. Gemiddeld heeft iemand in Nederland in 2011 € 2.070,- aan zorgkosten vanuit de Zorgverzekeringswet. De gemiddelde kosten in de Zorgverzekeringswet zijn het laagst in de regio’s in het midden van het land waarvoor we eerder zagen dat de gemiddelde leeftijd relatief laag is en de SES relatief hoog. De gemiddelde kosten per verzekerde in de Zorgverzekeringswet zijn
18
relatief hoog in Drenthe, Zeeland, Limburg en delen van Brabant en Gelderland. Dit zijn ook de gebieden waar de gemiddelde leeftijd relatief hoog is.
Figuur 6
Gemiddelde kosten voor zorg uit de Zorgverzekeringswet per verzekerde die zorg uit de Zorgverzekeringswet heeft gebruikt in 2011 (bron: Vektis)
e 1.858 - e 1.930 e 1.964 - e 2.045 e 2.060 - e 2.096 e 2.097 - e 2.135 e 2.136 - e 2.477
Wanneer naar de verschillende soorten zorg wordt gekeken valt op dat in bepaalde regio’s meer van ziekenhuiszorg gebruik wordt gemaakt dan in andere regio’s. In Zuid-Limburg is bijvoorbeeld 62% van bevolking in 2011 naar het ziekenhuis geweest. Ook in Zaanstreek-Waterland ligt dit percentage boven de 60%. In de regio’s Food Valley, West-Friesland en IJsselland is dit met 53% van de bevolking aanzienlijk lager. Ook bij het gebruik van ggz-zorg zitten verschillen tussen regio’s. Zo gebruikt in de Achterhoek 5,1% van de bevolking ggz-zorg; in Utrecht-stad is dit 8,7%. Voor een aantal sectoren, zoals farmacie en huisartsenzorg, zitten er kleine verschillen in gebruik tussen regio’s. Dit komt omdat de meeste mensen weleens naar de huisarts of apotheek gaan in een jaar.
2.3.2 Zorg uit de AWBZ In totaal maakt circa 5% van de bevolking gebruik van AWBZ-zorg. Dit zijn voornamelijk ouderen en gehandicapten. In figuur 7 is per regio met een bolletje het percentage AWBZ-zorggebruikers weergegeven en wordt met een kleur de gemiddelde leeftijd getoond. Figuur 7
Gemiddelde leeftijd en percentage AWBZ-zorggebruikers per regio in 2012 (bron: Vektis)
67,5 - 73,3
3,0% - 4,2%
73,3 - 74,3
4,3% - 4,7%
74,5 - 75,4
4,7% - 5,0%
75,5 - 77,7
5,0% - 5,4%
77,8 - 82,0
5,6% - 6,4%
19
De gemiddelde leeftijd voor een AWBZ-gebruiker in de regio’s varieert tussen de 67 (Flevoland) en 82 jaar (Gooi- en Vechtstreek). Ook het percentage personen met AWBZ-zorg per regio loopt uiteen. In de regio met de minste gebruikers (Haarlemmermeer) is dit 3,1%, in de regio met de meeste personen in AWBZ-zorg (Midden IJssel / Oost Veluwe) is dit 6,5%. De regionale verschillen zijn ook bepaald door de aanwezigheid van zorgaanbieders. Dit geldt voornamelijk in de ggz en gehandicaptenzorg. De gemiddelde kosten per verzekerde voor de AWBZ bedragen in 2012 € 1.200,-. In figuur 8 is dit weergegeven voor de verschillende regio’s. Uit deze figuur blijkt dat de regio’s waar de gemiddelde leeftijd het hoogste is, ook de gemiddelde kosten voor de AWBZ het hoogste zijn. Figuur 8
Gemiddelde kosten per verzekerde voor AWBZ-zorg in 2012 (bron: Vektis)
e 805 - e 975 e 979 - e 1.154 e 1.154 - e 1.222 e 1.232 - e 1.316 e 1.369 - e 1.715
Als we echter kijken naar de gemiddelde kosten per gebruiker van AWBZ-zorg, ontstaat een ander beeld. De gemiddelde kosten per gebruiker van AWBZ-zorg is € 24.000,-. Zoals uit figuur 9 blijkt, zijn er redelijk grote verschillen tussen regio’s. De regio met de laagste kosten per AWBZ-gebruiker is Utrecht West met bijna € 21.500,- per verzekerde. De regio met de hoogste kosten per AWBZgebruiker is Noord Veluwe met iets meer dan € 29.000,- per verzekerde. Figuur 9
Kosten in de AWBZ per gebruiker van AWBZ-zorg in 2012 (bron: Vektis)
e 21.431 - e 22.496 e 22.549 - e 23.441 e 23.542 - e 24.218 e 24.335 - e 25.374 e 25.726 - e 29.171
20
De heer L. (82 jaar, vader van zes kinderen) heeft
Uit de figuren 6 en 9 blijkt dat er gebieden
problemen met het hart en veel rugklachten.
zijn waarbij de zorgkosten per verzekerde
Jarenlang verzorgde hij zijn vrouw. Nu woont zij
in de Zorgverzekeringswet relatief hoog
vanwege dementie in een verpleeghuis.
zijn, zoals in Zeeland en Zuid-Limburg terwijl de AWBZ-kosten per gebruiker van
Ik maak mij persoonlijk geen zorgen over de
AWBZ-zorg juist relatief laag zijn. Wel
toekomst. De kinderen wonen in de buurt en
zijn er in deze gebieden relatief veel ge-
helpen me als ik het vraag. Ze doen de zware
bruikers van AWBZ-zorg, de gemiddelde
huishoudelijke taken. Ik vind het belangrijk
leeftijd is hier ook hoger dan gemiddeld. In
om actief in beweging te zijn, om niet ziek en
deze regio’s wordt relatief weinig gebruik-
afhankelijk te worden. Vitaliteit maakt gelukkiger.
gemaakt van (dure) intramurale zorg.
Het geld dat hiermee wordt bespaard kan ingezet worden voor ernstig zieke mensen en mensen die
Er is ook gekeken naar het soort zorg dat
het echt nodig hebben.
mensen in de AWBZ gebruiken. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen intra- en extramurale zorg. Bij intramurale zorg is
iemand langdurig opgenomen in een verpleeg- of verzorgingshuis. Bij extramurale zorg gaat het om zorg als thuiszorg, begeleiding of verzorging. Het gemiddelde bedrag aan extramurale zorg per AWBZ-zorggebruiker met extramurale zorg is € 8.500,- per persoon per jaar. Hier is relatief weinig verschil tussen regio’s. Bij de intramurale zorg gaat het, uiteraard, om grotere bedragen. Gemiddeld maakt iemand die in een instelling zit in 2012 circa € 41.000,- aan kosten. Dit varieert van de € 35.000,(Zaanstreek-Waterland) tot € 49.000,- (Noord-Veluwe). In de AWBZ-zorg worden overigens meer vrouwen dan mannen behandeld. Dit komt, onder andere, doordat vrouwen langer leven dan mannen. In de laatste periode van het leven is men vaak aangewezen op zorg, zeker als de partner overleden is. Hierdoor wonen relatief meer vrouwen in zorginstellingen of ontvangen thuiszorg.
2.3.3 Samenloop Zorgverzekeringswet en AWBZ Ook de samenloop tussen zorg in de Zorgverzekeringswet en de AWBZ is in beeld gebracht. Van alle mensen met AWBZ-zorg, maakt bijna 95% ook gebruik van zorg uit de Zorgverzekeringswet (exclusief huisartsenzorg). Kijkend naar dit percentage in de verschillende regio’s valt op dat de samenloop tussen zorg in de AWBZ en Zorgverzekeringswet het grootst is in Flevoland. Er zijn geen grote verschillen tussen de regio’s. Er lijkt ook een relatie te zijn tussen de hoogte van de zorgkosten in de AWBZ en de Zorgverzekeringswet. In figuur 10 is dat inzichtelijk gemaakt. De gemiddelde kosten in de AWBZ en de Zorgverzekeringswet zijn er tegen elkaar afgezet. Alle regio’s zijn in deze figuur weergegeven. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat mensen in regio’s met relatief hoge kosten in de Zorgverzekeringswet ook hoge kosten in de AWBZ hebben.
21
Figuur 10
Relatie tussen kosten in de Zorgverzekeringswet en AWBZ (bron: Vektis) € 1.800
.
Gemiddelde kosten AWBZ
€ 1.600
.
. . . . . . . . . . ..... . . .. . . . .. . . . .. . . . . . .. . 24
5
39
9
15
6
14 8
€ 1.200
€ 800
19
1
€ 1.400
€ 1.000
.
43
4
10
27
2
21
37
18 33
16 25
38
34
€ 1.800
.
20
41
23
36 29
28
40 11 31
42
32
13
30
35 17 12
.
22
26
3
7
€ 2.000
€ 2.200
€ 2.400
Gemiddelde kosten Zorgverzekeringswet
In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de samenloop tussen Zorgverzekeringswet en AWBZ.
2.4
Twee regio’s uitgelicht
Ter illustratie van de cijfers zijn twee gemeenten geanalyseerd. Dit is de gemeente Aa en Hunze (in de regio Drenthe, nummer 5) en daarnaast ook de gemeente Enschede (in de regio Twente, nummer 33). De wethouders van zowel Aa en Hunze als Enschede komen elders in deze Zorgthermometer aan het woord.
2.4.1 Aa en Hunze Aa en Hunze is een kleine gemeente in het oosten van Nederland. In totaal heeft deze gemeente circa 26.000 inwoners. De gemiddelde leeftijd ligt vier jaar hoger dan het gemiddelde in Nederland, namelijk op 44 jaar. Dit is ook hoger dan de gemiddelde leeftijd van 42 jaar in de regio Drenthe. In de leeftijdsopbouw van Aa en Hunze valt op dat de groep tussen 18 en 35 jaar relatief veel minder voorkomt dan in Drenthe en dan in heel Nederland. Drenthe is één van de regio’s met de meeste chronisch zieken, ruim 16%. In de gemeente Aa en Hunze ligt dit percentage lager, namelijk op 14,6%. De cijfers van Aa en Hunze, Drenthe en Nederland zijn in tabel 3 te zien.
Tabel 3
Cijfers over leeftijd, zorgkosten en chronisch zieken in Aa en Hunze, Drenthe en Nederland (bron: Vektis) Gemiddelde leeftijd
Gemiddelde kosten Zorgverzekeringswet
Gemiddelde kosten AWBZ per gebruiker
Percentage chronisch zieken
Aa en Hunze
43,8
€ 2.060
€ 29.200
14,6%
Drenthe
41,8
€ 2.270
€ 24.600
16,5%
Nederland
39,8
€ 2.070
€ 24.200
14,4%
De gemiddelde kosten per persoon voor de Zorgverzekeringswet liggen in Aa en Hunze op ruim € 2.000,-. Dit is wat lager dan in de regio Drenthe, waar de gemiddelde kosten € 2.200,- zijn. Dit is opvallend gezien de relatief hogere gemiddelde leeftijd van deze gemeente. Het aantal chronisch zieken is wel minder dan in de regio, mogelijk dat dit de lagere Zorgverzekeringswetkosten verklaart. De gemiddelde kosten per AWBZ-gebruiker liggen juist hoger dan in de regio, ruim € 29.000,- versus ruim € 24.000,-. Ook landelijk liggen deze kosten op circa € 24.000,-. Deze gemeente heeft relatief veel ouderen en daarom waarschijnlijk ook meer AWBZ-gebruikers.
22
2.4.2 Enschede De gemeente Enschede ligt ook in het oosten van het land. In totaal heeft deze gemeente circa 156.000 inwoners. De gemiddelde leeftijd is 39 jaar. In tabel 4 staat informatie over Enschede versus Twente en Nederland.
Tabel 4
Cijfers over leeftijd, zorgkosten en chronisch zieken in Enschede, Twente en Nederland (bron: Vektis) Gemiddelde leeftijd
Gemiddelde kosten Zorgverzekeringswet
Gemiddelde kosten AWBZ per gebruiker
Percentage chronisch zieken
Enschede
39,0
€ 2.230
€ 23.100
14,6%
Twente
39,8
€ 2.090
€ 21.900
15,0%
Nederland
39,8
€ 2.070
€ 24.200
14,4%
Zoals is te zien, zijn de gemiddelde kosten voor de Zorgverzekeringswet in Enschede ruim € 2.200,per persoon. Dit is hoger dan het gemiddelde van de regio en dan in Nederland; € 2.070,-. Dit is opvallend aangezien de gemiddelde leeftijd van Enschede onder het gemiddelde ligt en daarom minder Zorgverzekeringswetkosten worden verwacht. We zien vaker dat de zorgkosten in steden hoger zijn, mogelijk dat dit stedelijkheidseffect hier ook een rol speelt. De kosten voor de AWBZ-zorg per AWBZ-gebruiker in Enschede liggen ook hoger dan in de regio, maar wel lager dan landelijk.
23
In gesprek met: Wethouder Harry Dijkstra, gemeente Aa en Hunze Aa en Hunze is een grote plattelandsgemeente met een typisch kenmerk: relatief weinig inwoners (± 26.000) op een verhoudingsgewijs erg groot grondoppervlak van ongeveer 28 km2, verspreid over 35 kernen. “Een gegeven waarmee je wel rekening moet houden als je de zorg en ondersteuning zo dicht mogelijk bij de burgers wilt regelen”, zegt wethouder Harry Dijkstra, die zorg en welzijn in zijn portefeuille heeft. “En daarbij hebben we ook nog haast, want de datum van 1 januari 2015 lijkt misschien nog ver weg, maar we hebben volgend jaar de gemeenteraadsverkiezingen. Dus willen we voor het einde van dit jaar klaar zijn met de voorbereidende werkzaamheden die waarborgen dat we de transitie AWBZ in 2015 op verantwoorde wijze aankunnen. Anders krijgen we op een later tijdstip problemen, als we die voorbereidingen nog na die gemeenteraadsverkiezingen en de installatie van de nieuwe raad moeten doen. Het is dus van groot belang dat de Haagse politiek snel duidelijkheid geeft over de definitieve wetgeving.”
Drenthenieren De gemeente wordt geconfronteerd met een paar potentiële problemen. In de eerste plaats het gegeven dat Aa en Hunze een gemeente is met een relatief hoge gemiddelde inwonersleeftijd en met relatief veel chronisch zieken. Dijkstra: “Er is sprake van een sterke ontgroening en vergrijzing. De jongeren trekken weg uit deze regio. Een tweede punt is dat het voor mensen uit bijvoorbeeld het westen van het land vanwege de huizenprijzen zeer voordelig was in Drenthe een woning te kopen. Dit heeft veel mensen aangetrokken die vervroegd uittraden of met pensioen gingen. Drenthenieren noemen we dat hier, en dat speelt mee in de vergrijzing van de gemeente. Een plattelandsgemeente als de onze heeft van oudsher de vestiging van instellingen voor langdurige zorg getrokken. Gelukkig wordt voor de financiering van de jeugdzorg straks wel gekeken naar waar de ouders van de kinderen wonen die zij hier onderbrengen. De kosten komen voor rekening van die gemeenten. Toch ligt het voor de hand dat wij door de relatief grote groep ouderen te maken krijgen met hogere zorgkosten. Omdat we hen zorg dichtbij willen bieden en omdat we een gemeente met een groot grondoppervlak zijn, willen we zaken zoveel mogelijk zaken doen met zorgaanbieders met wie wij nu al te maken hebben. Alleen zaken doen met een paar grote aanbieders is organisatorisch misschien gemakkelijker, maar veel van hen bieden slechts een onderdeel aan van de zorg en ondersteuning die wij onze burgers willen bieden. Bovendien vinden we dat onze burgers keuzevrijheid moeten behouden. We hebben echter alleen al in onze gemeente met 49 aanbieders te maken, dus dat vergt veel overleg. Gelukkig merken we wel dat de aanbieders hiervoor open staan. Onze primaire zorgverzekeraar is lastiger aan tafel te krijgen. Toch rekenen we erop dat we op korte termijn ook met hen tot goede afspraken zullen komen.”
Overgangsjaar Een extra probleem ziet Dijkstra in het gegeven dat 2014 als overgangsjaar wordt beschouwd. Hij legt uit: “We zijn voor 2014 verplicht continuïteit te bieden op basis van de zorg en ondersteuning zoals burgers die nu krijgen. Dit gaat ons meer geld kosten dan wat de Rijksoverheid hiervoor begroot en dat gaat ten koste van onze financiële ruimte. En dan hebben we natuurlijk nog het probleem van het in kaart brengen van alle burgers voor wie we in 2015 de verantwoordelijkheid krijgen op het gebied van zorg en ondersteuning. We krijgen weliswaar informatie op postcodeniveau, maar informatie op gezinsniveau zou veel zinvoller voor ons zijn. Helaas houdt privacywetgeving dit tegen. Ook moeten we de nieuwe cliënten uitleggen dat er straks geen sprake meer is van recht op een voorziening,
24
maar dat we compensatie zullen bieden voor een beperking, nadat eerst beoordeeld is in hoeverre zorgvragers zelf of met behulp van familie, buren, vrienden enzovoort in hun zorgvraag kunnen voorzien. Daarmee zijn we nu al begonnen binnen het kader van de huidige Wmo.” Gaat Aa en Hunze de eindstreep van 2015 halen? “Ik heb net met een medecollegelid gewed van wel”, zegt Dijkstra. “Het moet gewoon.” En de gemeente staat er niet alleen voor. Drenthe is opgedeeld in drie regio’s: Zuidoost, Zuidwest en Noord-Midden. Aa en Hunze valt samen met drie andere plattelandsgemeenten en met Assen in de regio Noord-Midden. “We willen de zorg en ondersteuning zoveel mogelijk gezamenlijk gaan inkopen, ook voor de jeugdzorg”, zegt Dijkstra. “Dit proces is nog duidelijk in ontwikkeling, maar ook hierin willen we zo snel mogelijk concrete stappen zetten.”
25
In gesprek met: Wethouder Ed Wallinga, gemeente Enschede Ed Wallinga, wethouder in Enschede met de portefeuille zorg en welzijn, sport en wijkontwikkeling, spreekt liever van kansen dan van bedreigingen. “Natuurlijk is de voorgenomen hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning een bezuinigingsmaatregel”, stelt hij, “maar daarop wil ik me niet blindstaren, ik zie het toch vooral als een kans.” “Voor burgers die zorg of ondersteuning nodig hebben, bestaat nu een enorme overlap in voorzieningen,” vertelt Wallinga. “Het is veel beter om de cliënt of het gezin centraal te stellen dan de wetgeving en dat is precies wat die hervorming mogelijk maakt. Het is een kans om participatievraagstukken op te lossen voor onze burgers. Neem bijvoorbeeld de partner van een chronisch ziek iemand, aan wie nu geen hulp bij de huishoudelijke zorgtaken geboden kan worden. Ik verheug mij dus op 2015 en wij zijn nu in drie wijken al pilots aan het doen, waarin we net doen alsof het al 2015 is, door op individueel niveau geïntegreerde oplossingen te bieden.”
Gezinsgericht werken Wallinga schetst het volgende voorbeeld. Bij een gezin dat een beroep doet op de jeugdzorg, wordt niet alleen naar dat aspect gekeken, maar wordt ook gezocht naar mogelijkheden om de vader weer aan het werk te helpen, of manieren om uit de schulden te komen. “We hebben in Enschede al ruime ervaring met gezinsgericht werken met behulp van wijkcoaches, en ik ben ervan overtuigd dat daarvoor met één budget kunnen werken echt het verschil gaat maken. Bovendien denk ik dat het voorgenomen beleid zorgaanbieders prikkelt om efficiënter te gaan werken. De verandering op het gebied van individuele begeleiding en vervoer stemt bijvoorbeeld tot nadenken over de vraag of die begeleiding niet dichter bij huis kan worden geboden.”
Lokaal werken Twente is een voormalig kaderwetgebied. Dit betekent dat al samenwerking bestond tussen veertien gemeenten – waaronder Enschede – op het gebied van publieke gezondheidszorg en de Wmo. “Hierop kunnen we voortborduren voor de langdurige zorg en ondersteuning”, zegt Wallinga. “Wat ons hierbij voorstaat, is lokaal werken op basis van regionale raamwerkcontracten. We willen samen met de zorgaanbieders modellen ontwikkelen voor de inrichting van de zorg, op basis waarvan we als veertien gemeenten gezamenlijk willen inkopen. Voor de uitvoering hiervan willen we als gemeenten op lokaal niveau monitoren hoe hieraan invulling wordt gegeven, om te voorkomen dat onnodig snel wordt opgeschaald naar duurdere zorgvormen als ook meer kosteneffectieve oplossingen mogelijk zijn.”
Samenwerken aan preventie De medische consumptie in Enschede is verhoudingsgewijs hoog. De gemeente heeft bovendien relatief veel inwoners met een lage sociaaleconomische status. Wallinga: “We besteden als gemeente al jaren samen met de zorgaanbieders gerichte aandacht aan preventie en chronische ziektebeelden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan valpreventie, aan bewegen voor ouderen, aandacht voor gezond koken in een gezin met kinderen met overgewicht, of wandelclubs voor allochtone ouderen. We zullen hierin nu een slag moeten maken, en in dit kader ben ik blij dat we een goede samenwerking hebben met onze primaire zorgverzekeraar Menzis. We hebben een convenant gesloten met Menzis om onze burgers te helpen de omslag te maken van ‘ziekte en zorg’ naar ‘gezondheid en gedrag’. In dit kader is bijvoorbeeld op scholen het programma Gezonde kinderen ontwikkeld, en investeren we in
26
praktijkondersteuning in huisartspraktijken om geriatrische problematiek vroegtijdig te herkennen. Voor dergelijke projecten fungeert Enschede binnen Twente als voorbeeldgemeente, om succesvolle voorbeelden ook beschikbaar te stellen voor andere gemeenten.”
Geen angst over overheveling jeugdzorg naar gemeente Invoering van de kabinetsplannen per 1 januari 2015 beschouwt Wallinga als haalbaar. “Ik maak me wel zorgen over hoe in de Kamerdiscussie wordt omgegaan met het dossier jeugdzorg”, zegt hij. “De Kamer blijkt huiverig te zijn om dit dossier over te dragen aan de gemeenten, omdat ze bang is dat die dit niet aankunnen. Die angst deel ik niet, want het gaat niet om inhoudelijke deskundigheid maar om systeemverantwoordelijkheid voor geïntegreerde hulpverlening. Ik denk dat gemeenten juist heel goed in staat zijn om die zorg vorm te geven. Een kleine gemeente weet precies welke werkgever iets kan betekenen voor een jongere met een geestelijke beperking. En die regelt dat niet via een loket, de burgemeester gaat daar bij wijze van spreken zelf op de fiets naartoe. Als grotere gemeente hebben wij heel bewust gekozen voor de wijkgerichte aanpak, en voor de inzet van wijkverpleegkundigen. In feite lopen we dus op verschillende fronten al vooruit op de situatie zoals die in 2015 moet zijn. We werken graag proactief.”
3
27
Integrale zorg In dit hoofdstuk wordt de informatie vanuit hoofdstuk 2 verder uitgewerkt. In hoofdstuk 2 beschreven we welke verschillen er in zorggebruik zijn tussen regio’s als het gaat om zorg uit de Zorgverzekeringswet en de AWBZ. In dit hoofdstuk wordt de samenloop tussen de Zorgverzekeringswet en de AWBZ nader belicht. Daarnaast beschrijft het hoofdstuk het zorggebruik van enkele groepen, namelijk gehandicapten, ouderen, ggz-patiënten, chronisch zieken en personen met extramurale AWBZ-zorg. 3.1
Zorg uit verschillende stelsels
Zoals in hoofdstuk 1 is beschreven, is de zorg in een aantal stelsels georganiseerd. Personen die zorg gebruiken uit verschillende stelsels hebben met verschillende partijen te maken, zoals een zorgverzekeraar, de gemeente, een zorgkantoor en uiteraard de zorgaanbieders. Vektis beschikt over de gegevens vanuit de Zorgverzekeringswet en AWBZ. Figuur 11 geeft informatie over het aantal personen naar zorgsector. In totaal maken in Nederland 825.000 personen gebruik van enige vorm van AWBZ-zorg. Hiervan maakt het overgrote deel, bijna 95%, ook gebruik van zorg uit de Zorgverzekeringswet (zonder huisartsenzorg). Dit zijn ruim 778.000 personen. Het percentage van deze groep dat gebruik maakt van zorg binnen de Zorgverzekeringswet is als volgt: - ziekenhuiszorg (83%); - farmacie (85%); - paramedische zorg (20%); - hulpmiddelen (55%). Figuur 11
Aantal personen (x 1.000) naar zorgsector (bron: Vektis)
2.285 45
778
Alleen AWBZ Alleen Zorgverzekeringswet
13.746
AWBZ en Zorgverzekeringswet Geen zorg
In bepaalde delen van Nederland zijn meer mensen die gebruiksmaken van beide soorten zorg dan in andere delen. In de Randstad gebruiken relatief weinig mensen zowel Zorgverzekeringswet- als AWBZ-zorg. In het noorden en oosten komt dit relatief veel voor. In deze gebieden wonen ook relatief veel oudere mensen (zie hoofdstuk 2) en deze groep maakt meer gebruik van zorg. In de komende paragrafen wordt het zorggebruik van een aantal groepen uitgelicht.
28
3.2 Gehandicapten Tot de groep gehandicapten worden personen gerekend met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap. In totaal zijn dat circa 120.000 personen in 2012. Dit is ruim 0,7% van de totale bevolking. De gemiddelde leeftijd van deze groep is 39 jaar en het zijn relatief meer mannen dan vrouwen. In figuur 12 staat het percentage gehandicapten per regio. In sommige regio’s staan van oudsher instellingen waar gehandicapten wonen. Dit kan verklaren waarom de verschillen per regio er zijn. Figuur 12
Percentage gehandicapten in 2012 per regio (bron: Vektis)
0,4% - 0,5% 0,5% - 0,7% 0,7% - 0,8% 0,8% - 0,9% 0,9% - 1,1%
De zorgkosten voor deze groep zijn hoger dan de gemiddelde zorgkosten in Nederland (€ 2.070,-). De gemiddelde Zorgverzekeringswetkosten voor iemand uit deze groep zijn ruim € 4.600,- per jaar. De AWBZ-kosten zijn gemiddeld circa € 52.000,- per jaar. Van alle mensen die we indelen bij de groep gehandicapten, maakt 88% gebruik van zorg in de Zorgverzekeringswet (exclusief huisartsenzorg). Deze groep maakt meer dan gemiddeld gebruik van ziekenhuiszorg, hulpmiddelen en paramedische zorg. In de toekomst zal de groep gehandicapten met name te maken krijgen met de kern-AWBZ en de Zorgverzekeringswet.
3.3 Ouderen met Verpleging en Verzorging Personen met een V&V-ZZP worden omschreven als ‘ouderen met verpleging en verzorging’. Hierbij zit de cliënt in een intramurale instelling. De zorg die hij of zij ontvangt hangt af van de zwaarte van het ZZP. Binnen de V&V-ZZP’s zijn twee verschillende groepen te onderscheiden: ouderen van 65 jaar tot 75 jaar en 75 jaar en ouder. In totaal zijn er 239.000 ouderen met een V&V-ZZP in Nederland in 2012, dit is 1,4% van de totale bevolking. Deze groep ouderen (13,8% is in de leeftijd 65-75 jaar en het merendeel is boven de 75 jaar) is in beeld gebracht in figuur 13. In het noorden, Limburg en Zeeland zijn de ouderen met intramurale verpleging en verzorging het sterkst vertegenwoordigd.
29 Figuur 13
Percentage personen met een V&V-ZZP ouder dan 75 jaar in 2012 per regio (bron: Vektis)
0,68% - 1,06% 1,06% - 1,16% 1,17% - 1,24% 1,25% - 1,33% 1,37% - 1,87%
In tabel 5 staat het aantal personen, de gemiddelde leeftijd en het gemiddelde bedrag per ZZP. Mensen met een minder zwaar zorgzwaartepakket zijn over het algemeen ouder dan mensen met een zwaarder zorgzwaartepakket. De gemiddelde kosten variëren sterk per zorgzwaartepakket; de kosten van ZZP 5 en ZZP 7 zijn relatief hoog; in deze ZZP’s zitten voornamelijk mensen met dementie. Ook de kosten van mensen met een ZZP 8 zijn vrij hoog; hierin zitten mensen die ernstig lichamelijk ziek zijn en die daardoor heel speciale zorg nodig hebben. Dit kan gaan om een specifieke ziekte in een vergevorderde fase zoals ALS of Huntington. Tabel 5
Aantal personen, gemiddelde leeftijd en gemiddeld bedrag per V&V-ZZP in 2012 (bron: Vektis) ZZP
Aantal personen
Gemiddelde leeftijd
Gemiddeld bedrag
V&V 1
6.200
86,3
€ 16.500
V&V 2
23.000
85,5
€ 19.100
V&V 3
39.700
84,4
€ 17.700
V&V 4
39.600
84,4
€ 25.200
V&V 5
69.800
84,1
€ 41.700
V&V 6
38.200
84,0
€ 32.600
V&V 7
16.700
81,5
€ 47.500
V&V 8
4.500
81,4
€ 44.000
V&V 9a
43.800
79,7
€ 12.200
V&V 9b
6.100
82,0
€ 26.200
V&V 10
4.700
80,2
€ 10.100
De kosten per persoon in de AWBZ bedragen voor deze groep circa € 37.000,- per jaar. De gemiddelde Zorgverzekeringswetkosten per persoon uit deze groep is met ongeveer € 7.000,- per persoon 3,5 keer hoger dan de kosten van een gemiddelde Nederlander. Zowel de groep 65-75 jaar als 75+ maakt meer dan gemiddeld gebruik van Zorgverzekeringswetzorg. Dit geldt voor alle sectoren, maar vooral voor paramedische zorg en ggz. Daarnaast maakt de oudste groep ook meer gebruik van hulpmiddelen.
30
3.4 GGZ-patiënten Alle ggz die gericht is op genezing valt onder de Zorgverzekeringswet (de basisverzekering). Er is één uitzondering: verblijf in een ggz-instelling valt alleen het eerste jaar onder de Zorgverzekeringswet. Is een langer verblijf nodig, dan valt dit onder de AWBZ. In deze paragraaf wordt uitgegaan van personen die in de AWBZ een ggz-ZZP hebben. In totaal zijn dit bijna 35.000 personen in 2012. In figuur 14 staat het percentage personen met een ggz-ZZP per regio. Percentage personen met ggz-ZZP in 2012 per regio (bron: Vektis)
Figuur 14
0,08% - 0,13% 0,13% - 0,17% 0,17% - 0,20% 0,20% - 0,26% 0,26% - 0,36%
Een derde van de personen met een ggz-ZZP heeft een behandeling-ZZP en de overige twee derde een begeleid wonen ZZP. Aantal personen, gemiddelde leeftijd en kosten Zorgverzekeringswet en AWBZ voor personen met een ggz-ZZP in 2012 (bron: Vektis)
Tabel 6
Aantal personen
Gemiddelde leeftijd
Kosten Zorgverzekeringswet
Kosten AWBZ
Behandeling ggz-ZZP (B)
12.000
50,0
€ 19.900
€ 66.600
Begeleid wonen ggz-ZZP (C)
24.000
44,4
€ 14.300
€ 44.200
Totale groep
35.000
46,5
€ 15.800
€ 47.700
De kosten in de Zorgverzekeringswet voor de personen met een behandeling-ZZP zijn relatief hoog vergeleken met de begeleid wonen-ZZP’s en ook met de gemiddelde Zorgverzekeringswetkosten in Nederland (bijna negen keer zo hoog)6. De AWBZ-kosten voor deze twee groepen zijn uiteraard ook hoger dan gemiddeld.
3.5
Chronisch zieken met multimorbiditeit
Wanneer we spreken over chronisch zieken met multimorbiditeit, dan hebben we het over personen met twee of meer chronische ziekten in een jaar. Hierbij wordt dezelfde indeling voor chronische ziekten genomen als in hoofdstuk 2 (namelijk de indeling naar chronische groepen). In totaal zijn er 462.000 personen in Nederland die in deze groep vallen, dit is circa 2,7% van de totale bevolking in Nederland. Ongeveer 15 tot 20% van de chronisch zieken heeft te maken met multimorbiditeit. Er zijn
6
Bij het bepalen van de groep ggz-patiënten is gebruikgemaakt van data uit het jaar 2012. Hierbij is vervolgens naar de Zorgverzekeringswetkosten in 2011 gekeken. Dit kan mogelijk zorgen voor een vertekening aangezien ggz-patiënten voordat ze in de AWBZ komen eerst een jaar ggz-zorg uit de Zorgverzekeringswet gebruiken.
31
twee combinaties die het meeste voorkomen: 80.000 personen hebben een hart- en vaataandoening in combinatie met diabetes en 72.000 personen hebben naast hun hart- en vaataandoening ook een longaandoening. Figuur 15
Percentage personen met meer dan een chronische aandoening per regio in 2011 (bron: Vektis)
2,1% - 2,5% 2,5% - 2,6% 2,7% - 2,8% 2,8% - 3,0% 3,0% - 3,5%
Zoals uit figuur 15 blijkt zijn er in de regio’s Drenthe, Achterhoek, Zeeland, Rijnmond, West Brabant en Limburg relatief veel mensen met meerdere chronische aandoeningen. De gemiddelde leeftijd van mensen met meer dan één chronische aandoening is bijna 64 jaar. Gemiddeld maakt iemand met meer dan een chronische aandoening circa € 9.500,- aan Zorgverzekeringswetkosten en ruim € 6.000,- aan AWBZ-kosten. Mensen uit deze groep komen onder andere vaker in het ziekenhuis, bij de huisarts, gaan vaker naar de fysiotherapeut en slikken meer geneesmiddelen.
3.6
Personen met extramurale AWBZ-zorg
In totaal zijn er in 2012 ruim 450.000 personen met extramurale AWBZ-zorg in Nederland. Deze groep heeft in 2012 thuiszorg (persoonlijke verzorging, verpleging), begeleiding, behandeling of tijdelijk verblijf gehad. Dit zijn dus mensen met relatieve lichte AWBZ-zorg. In figuur 16 staat het percentage personen per regio met extramurale AWBZ-zorg in 2012. Deze mensen zitten voornamelijk in het noorden, oosten, Limburg en Zeeland.
Mevrouw B. (76 jaar) heeft de nodige problemen met haar bewegingsapparaat, heeft reumatische klachten, hartfalen en maakte eerder een herseninfarct door. Ze is hierdoor flink beperkt. Samen met haar man woont zij op een boerderij, zij hebben geen kinderen. Ik maak mij wel zorgen over de toekomst. Graag blijf ik met mijn man op de boerderij wonen, waar wij ons hele leven hebben gewoond. Het vertrouwde zorgteam is voor mij heel belangrijk, zij kennen onze geschiedenis. Het is een klein team, de zorgverleners hebben stuk voor stuk het beste met ons voor en zij hebben nauw contact met de huisarts. Hoe gaat dat straks? Ik vind het belangrijk dat de gemeente zich in onze situatie inleeft en daarbij niet alleen kijkt naar de kosten.
32
Figuur 16
Percentage personen met extramurale zorg in 2012 per regio (bron: Vektis)
1,5% - 2,3% 2,3% - 2,5% 2,5% - 2,8% 2,8% - 3,1% 3,1% - 3,8%
De gemiddelde leeftijd van de groep met extramurale zorg is 65 jaar. Ook deze groep maakt meer dan gemiddeld gebruik van Zorgverzekeringswetzorg. Voornamelijk farmacie, ziekenhuiszorg en paramedische zorg wordt meer gebruikt door deze groep. Een deel van deze groep wordt het komende jaar waarschijnlijk overgeheveld naar de Wmo. De gemeenten worden dan verantwoordelijk voor de zorg van deze patiënten.
3.7 Samenvattend In dit hoofdstuk hebben we van enkele groepen verzekerden bepaald wat het zorggebruik is in de Zorgverzekeringswet en AWBZ. Uit de cijfers die in dit hoofdstuk zijn gepubliceerd blijkt dat de mensen die AWBZ-zorg gebruiken meer dan gemiddeld gebruikmaken van zorg uit de Zorgverzekeringswet, namelijk circa vier keer zo veel. Het zijn vaak dezelfde mensen met wie het zorgkantoor, de zorgverzekeraar en straks ook de gemeenten te maken hebben.
4
33
Informatievoorziening: Nu en in de toekomst 4.1
Het belang van informatievoorziening
Zorgaanbieders, zorgverzekeraars, patiënten, verzekerden, overheden en toezichthouders zijn met elkaar verantwoordelijk voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg in Nederland. Door samenwerking en onderhandeling geeft iedere partij in de zorgmarkt invulling aan de eigen rol en belangen en draagt iedere partij bij aan de gezamenlijke doelstelling. De zorgmarkt is voortdurend in beweging en alle partijen moeten zich in beleidsbepaling en uitvoering continu aanpassen. Betrouwbare en tijdige informatie is daarbij essentieel. Dit geldt voor zorgverzekeraars, maar ook voor zorgaanbieders, overheden, toezichthouders en uiteraard ook voor patiëntenorganisaties. De juiste informatie op het juiste moment verbetert de besluitvorming en vereenvoudigt de uitvoering van beleid. In deze uitgave van de Zorgthermometer hebben we ons gericht op regio’s binnen Nederland en verschillen in zorggebruik. Dit hebben we gedaan omdat het zorg- en ondersteuningslandschap vanaf 2015 opnieuw wordt ingericht. Als de kabinetsplannen doorgang vinden gaat een deel van de zorg dat nu nog behoort tot de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet, Wmo en Jeugdwet. Daarnaast gaat de ggz voor jongeren van de Zorgverzekeringswet naar de Jeugdwet. Deze nieuwe indeling moet leiden tot het leveren van de juiste zorg aan diegenen die het nodig hebben en het beheersbaar houden van de kosten. De veranderende inrichting van de zorg in Nederland zorgt ook voor nieuwe uitdagingen als het gaat om de informatievoorziening. Zoals uit deze Zorgthermometer blijkt is het op dit moment mogelijk om de zorg die geleverd wordt in de Zorgverzekeringswet, te relateren aan de zorg die wordt geleverd in de AWBZ. In deze Zorgthermometer is dit op hoog niveau gedaan voor de centrumgemeenteregio’s in Nederland. De mogelijkheden gaan nog veel verder dan de voorbeelden die we nu hebben gegeven. Onderzoeken van Vektis hebben laten zien dat het belangrijk is om over de grenzen van de verschillende wetten heen te kunnen kijken. Om te kunnen vaststellen of beleid effectief is, is monitoring over grenzen van de verschillende wetten noodzakelijk. De behandeling van mensen in de Zorgverzekeringswet is namelijk mede bepalend voor het zorggebruik in de AWBZ en andersom. Het onderstaande voorbeeld geeft aan welk inzicht gegenereerd kan worden wanneer we het zorggebruik uit verschillende systemen aan elkaar relateren. In figuur 17 staat per tweecijferige postcoderegio op de verticale as het percentage CVA-patiënten dat 90 dagen na de CVA thuis woont en op de horizontale as de gemiddelde totale kosten in de Zorgverzekeringswet en de AWBZ in 365 dagen na de CVA. Er lijkt een vrij sterke relatie te zijn tussen de zorgkosten in de regio en het percentage mensen met een CVA dat 90 dagen thuis woont. Hoe meer mensen na een CVA thuis wonen, hoe lager de gemiddelde zorgkosten in die regio. Dit inzicht geeft een handvat voor beleidsmatige conclusies, omdat iets gezegd kan worden over de waarde van zorg die wordt geleverd.
34
Percentage CVA-patiënten thuiswonend versus totale kosten per regio (bron: Vektis)
Percentage thuiswonend (met+zonder thuiszorg) 90 dagen na CVA per jaar
Figuur 17
85% 80% 75% 70% 65% 60% 55% 50% 45% 40% € 15.000
€ 20.000
€ 25.000
€ 30.000
€ 35.000
€ 40.000
Gemiddelde totale kosten (DBC+AWBZ) per jaar per CVA-patient binnen 365 dagen
4.2 Versnippering Een deel van de zorg die nu nog valt onder de Zorgverzekeringswet en AWBZ gaat naar de Wmo en Jeugdwet. Door de decentralisatie van taken naar gemeenten komt de informatie over de zorg en ondersteuning bij meer partijen te liggen. Daarnaast kan deze transitie ook gevolgen hebben voor de gegevens die worden vastgelegd en hoe ze worden vastgelegd. In de Zorgverzekeringswet en AWBZ wordt de zorg op cliëntniveau gedeclareerd met behulp van eenduidige standaarden. Hierdoor is er bij de zorgverzekeraars en Vektis op cliëntniveau bekend welke zorg is geleverd in de Zorgverzekeringswet en AWBZ. Voor de zorg die overgaat naar de Wmo en Jeugdwet is op dit moment nog niet duidelijk welke gegevens na de decentralisatie vastgelegd gaan worden. Vanuit het perspectief van informatievoorziening is dit een risico. Is het in de toekomst nog mogelijk om de relatie te leggen tussen het zorggebruik in de Zorgverzekeringswet, AWBZ en Wmo? Wanneer dat niet meer kan, is het dan nog mogelijk om vast te stellen hoe effectief de zorg en ondersteuning zijn over de grenzen van systemen?
Mevrouw E. (83 jaar) heeft een lange ziektegeschiedenis met nierinsufficiëntie en veel problemen aan haar bewegingsapparaat. Zij woont alleen in een groot huis en heeft vijf kinderen. Ik wil graag in mijn eigen huis blijven wonen. Ik ben me ervan bewust dat dat kan betekenen dat ik straks mogelijk meer zelf moet bijdragen en voor huishoudelijke hulp moet zorgen, maar daar maak ik mij geen zorgen over. Mijn kinderen helpen me veel. Ik vind een vast team van medewerkers belangrijk. Ik heb al jarenlang ondersteuning van hetzelfde team en ben hier zeer tevreden over. Doordat ‘mijn’ zorgverleners goed op de hoogte zijn van wat mijn mogelijkheden zijn, heb ik nu minder zorg nodig. Ook deskundigheid van de zorgverleners heeft voor mij veel waarde. Sinds het wijkgerichte werken merk ik meer deskundigheid, het team is alert en heeft door snel reageren al een paar keer een ziekenhuisopname voorkomen. Hoe gaat dat straks? Blijft die deskundigheid nog wel gewaarborgd?
35
Een andere reden waarvoor monitoring over de grenzen van de stelsels heen belangrijk is, is om te kunnen volgen in hoeverre er sprake is van substitutie dan wel afwenteling vanuit de Wmo naar AWBZ en Zorgverzekeringswet en omgekeerd. Maar ook in hoeverre er sprake is van effectieve zorg en de kwaliteit van zorg. De kwaliteitsprojecten die door Vektis en KPMG Plexus in opdracht van Zorgverzekeraars Nederland zijn uitgevoerd in 2012 hebben aangetoond dat er belangrijke relaties zijn tussen zorg in het ene domein voor het zorggebruik in het andere domein. Voor een zuivere beoordeling van de waarde van zorg en ondersteuning is het dus noodzakelijk om over de grenzen van wetten heen het zorg- en ondersteuningsgebruik en de zorg- en ondersteuningskosten in beeld te kunnen brengen. Het voorbeeld over de zorg voor patiënten met een CVA illustreert het belang van het kunnen kijken over grenzen van wetten heen.
4.3
Samenwerking CAK, CIZ, Vektis en de zorgverzekeraars
Het CAK, CIZ, Vektis en de zorgverzekeraars hebben elkaar opgezocht met als doel de informatievoorziening zodanig te organiseren dat inzicht over de ontwikkeling van de zorgconsumptie over de grenzen van de Zorgverzekeringswet, AWBZ en Wmo mogelijk wordt. Met behulp van de data die beschikbaar zijn bij het CAK, CIZ en Vektis kan een goed beeld gegeven worden van het zorggebruik in de Zorgverzekeringswet, AWBZ en Wmo. Het CAK beschikt over zorggegevens die gebruikt worden bij de bepaling van de eigen bijdrage AWBZ en Wmo. Die gegevens zeggen iets over de geleverde zorg. Het CIZ heeft informatie over de zorgvraag en de geïndiceerde AWBZ-zorg en Vektis heeft de gegevens over de betaalde zorg in de Zorgverzekeringswet en AWBZ. Door deze bronnen te koppelen kan een vrij volledig beeld geschetst worden van het zorggebruik van mensen in de Zorgverzekeringswet, AWBZ en Wmo enerzijds en van verschillen tussen de zorgvraag en geïndiceerde zorg, geleverde zorg en gedeclareerde zorg in de AWBZ anderzijds. Uiteraard wordt bij deze samenwerking rekening gehouden met alle eisen die de Wet bescherming persoonsgegevens stelt aan de uitwisseling van gegevens. Dat betekent onder andere dat nooit gewerkt wordt met tot personen herleidbare gegevens.
4.4 Toekomst Om de huidige informatievoorziening in stand te kunnen houden of zelfs nog te kunnen verbeteren, is het van belang dat ook de informatievoorziening van de ondersteuning die in de Wmo wordt geleverd, wordt georganiseerd. Belangrijke aanbevelingen daarbij zijn: - De gegevensstromen tussen gemeenten en zorgaanbieders moeten gestandaardiseerd worden. Door het standaardiseren van gegevens wordt de informatie eenduidig en vergelijkbaar. Dit betekent niet dat de zorg en ondersteuning overal gelijk moet zijn, maar wel dat de informatie die over geleverde zorg en ondersteuning wordt vastgelegd op een eenduidige manier wordt vastgelegd. Dit hoeft dus geen afbreuk te doen aan de beleidsvrijheid van gemeenten. - Leg gegevens vast op cliëntniveau, bijvoorbeeld door de gemaakte kosten van zorg en ondersteuning op het individueel niveau vast te leggen. Door gegevens op dit niveau vast te leggen wordt het mogelijk om het zorggebruik van personen te volgen over systemen heen. Hierdoor is het ook mogelijk om verschillende groepen personen te maken (bijvoorbeeld naar aandoening) en in te zoomen op het specifieke zorggebruik van die groepen. - Gemeenten kunnen gebruikmaken van de infrastructuur en kennis die er al is op het gebied van het vastleggen van informatie in de zorg. In de Zorgverzekeringswet en AWBZ is de infrastructuur voor de verzameling van informatie reeds aanwezig. Deze infrastructuur werkt en heeft haar meerwaarde al bewezen. Het is dus niet nodig alles opnieuw te ontwikkelen.
36
In gesprek met: Sandra van Dalen en Lisette Engelsman Er komt extra budget voor de wijkverpleegkundige zorg en voor de sociale wijkteams, oplopend tot 250 miljoen in 2017. Per 1 januari 2015 komt er een aanspraak thuisverpleging in de Zorgverzekeringswet. Verzorging die niet gekoppeld is aan verpleegkundige zorg gaat naar de Wmo. Daarmee wordt de wijkverpleegkundige functie weer breed geïntroduceerd in de Zorgverzekeringswet. De wijkverpleegkundige is de schakel tussen welzijn en zorg. Wijkverpleegkundige Sandra van Dalen geeft haar visie op de komende veranderingen. Sandra van Dalen Welke kansen biedt dit voor de wijkverpleegkundige? “De wijkverpleegkundige kan zich beter dan voorheen inzetten als generalist en als spil in de zorg in de wijk. Dit komt door de schakelfunctie tussen welzijn en zorg. Bij de intake kunnen alle facetten die van invloed zijn op de gezondheid van de cliënten meegenomen worden. Het werk van de wijkverpleegkundige wordt meer vraag- en cliëntgericht in plaats van taakgericht. Ik verwacht dat het werk boeiender wordt. Momenteel doet de wijkverpleegkundige naar verhouding veel enkelvoudig verzorgend werk. Het échte verpleegkundige werk gaat regelmatig naar specialistische teams of gespecialiseerd verpleegkundigen. Dat heeft het vak uitgehold en gezorgd voor een imagoprobleem. Het is daardoor lastig geworden voldoende hbo’ers te vinden voor dit mooie vak. Mijn verwachting is dat er weer meer complexe en zwaardere zorg in de wijk komt.”
Zoals? “Er komt meer ggz-zorg, zoals een groei in het aantal ouderen met dementie die langer thuis wonen, palliatieve zorgen, multiproblematiek verbonden aan het welzijn van de wijkbewoners. De huisarts kan deze integrale zorg in veel gevallen niet bieden. Als je je als verpleegkundig generalist kunt richten op de integrale zorg en zodoende het hele palet aan zorg in de wijk kunt bieden, wordt het vak veel interessanter dan het nu is. Met de verwachte toename aan complexe en verpleegtechnische zorg naar de thuissituatie zal dit vak ook meer verpleegkundigen trekken. Sommige ambitieuze verpleegkundigen in de thuiszorg knappen af op het grote deel verzorging waaruit het vak nu bestaat en de beperkingen qua tijd en ruimte. De randvoorwaarden om het wijkwerk in de volle breedte te kunnen uitvoeren zijn daarom enorm belangrijk. Geen minutenregistratie, vrije regelruimte, autonomie, verbonden zijn aan een gezondheidscentrum of huisartsenpraktijk, zijn daar wat voorbeelden van, evenals een hbo-eis. Die laatste staat terecht als absolute voorwaarde genoemd in het nieuwe expertisegebied van de wijkverpleegkundige.”
Hoe zie je de samenwerking met de eerste lijn? “Vanuit het project Zichtbare schakel7, waar ik nauw bij betrokken was, bleek dat de partners in de eerste lijn elkaar niet altijd opzoeken. Nog te vaak wordt een casus binnen de eigen muren opgelost. Daarvoor zijn sociale wijkteams een uitkomst. In mijn werkwijk hebben we een sociaal wijkteam waarin we casussen bespreken. Samen bepalen we wie de regie neemt. We geven elkaar ook feedback. Dat is heel leerzaam, je scope wordt breder.”
7
http://www.zonmw.nl/nl/programmas/programma-detail/zichtbare-schakel-de-wijkverpleegkundige-voor-eengezonde-buurt/
37
Wat moet er gebeuren om te zorgen dat de wijkverpleegkundige ook echt meerwaarde kan leveren? “Allereerst heb ik voorlopig nog wel een hard hoofd in de ‘knip’ die gemaakt is tussen verzorging en verpleging. De enkelvoudige verzorging is nooit zo eenduidig als het vaak wordt gepresenteerd. Was het maar zo simpel. Achter een eenvoudige zorgvraag schuilt vaak een complex pakket aan problemen op het gebied van wonen, welzijn en zorg. Het is van belang dat een wijkverpleegkundige ook deze cliënten – die dus enkelvoudige persoonlijke lichaamsgebonden zorg krijgen vanuit de Wmo – af en toe kan bezoeken om de gehele gezondheidssituatie te kunnen beoordelen. Hiermee wordt hospitalisatie in de thuissituatie voorkomen. De wijkverpleegkundige kan met een helikopterview de cliënt screenen en de zorg hierop aanpassen. De wijkverpleegkundige focust op de eigen kracht van de mensen, kan tijdig signaleren en door preventief werken erger voorkomen. Juist deze deskundigheid van de wijkverpleegkundige is cruciaal om de zorg betaalbaar te houden.”
Welk soort informatie kan jou helpen om je werk goed te kunnen doen? Denk hierbij aan: inzicht in het zorggebruik (Zorgverzekeringswet en AWBZ) van de populatie in jouw wijk, kenmerken van de patiënten in de wijk. “Informatie die voor mijn werk van belang is, is inzicht in het zorggebruik, inzicht in de populatie wat betreft prevalentie chronische ziekten, leeftijdsspreiding, bij welke huisartsen zijn de wijkbewoners aangesloten? Waar doen de wijkbewoners ‘zaken mee’ als het gaat om gezondheid? Wat zijn de voornaamste sociale problemen? Welke spelers zijn er in de wijk op het gebied van wonen, welzijn en zorg.”
Lisette Engelsman Welke kansen biedt dit voor de wijkverpleegkundige? “Met het extra budget voor wijkverpleegkundige, sociale wijkteams en thuisverpleging binnen de Zorgverzekeringswet wordt de wijkverpleegkundige weer in zijn kracht gezet. Wat mij opvalt is dat sommige huisartsen en gemeenten beperkt beseffen hoe belangrijk de rol van de wijkverpleegkundige is. Het is belangrijk om deze in een sociaal wijkteam te hebben. De wijkverpleegkundige is makkelijk toegankelijk voor cliënten en kan weer fungeren als de spil in zorgsituaties.”
Waar blijkt dat uit? “De wijkverpleegkundige is de schakel tussen welzijn en zorg, heeft ervaring bij verschillende cliëntsituaties, kan met verschillende doelgroepen omgaan, en kent de sociale kaart. Het is efficiënt om in een wijk de cliëntpopulatie langer in beeld te hebben. Dit vergroot de zelfredzaamheid, door te focussen op wat iemand nog wel kan. De wijkverpleegkundige kijkt ook naar het sociale netwerk en kan gemakkelijker ‘meebewegen’ met de cliënt. Zo leer je cliënten omgaan met de ziekte of beperking. Bij dreigende problematiek of verergering van een situatie kan de wijkverpleegkundige tijdig doorverwijzen. Een sociaal wijkteam maakt dit makkelijker omdat er korte lijnen zijn met verschillende disciplines en instellingen.”
Wat kun je extra betekenen voor cliënten? “De wijkverpleegkundige heeft het overzicht. Als er een knip in de persoonlijke verzorging en verpleging komt, ziet de cliënt veel verschillende zorgverleners die ieder hun bijdrage leveren: helpen met douchen, de wond verzorgen, ondersteuning bieden bij het in stand houden van de loopfunctie en adviseren over aanpassingen in huis. Vervolgens spelen de huisarts, de specialist en bijvoorbeeld de hartfalenverpleegkundige ook nog een rol. Soms zijn er dan ook nog financiële problemen, is er behoefte aan daginvulling, enzovoort. Vaak zijn dit kwetsbare cliënten, bijvoorbeeld met geheugenproblematiek. In zo’n situatie is er iemand nodig die het overzichtelijk houdt voor de cliënt en zorg
38
levert op een kwalitatief hoog niveau. De wijkverpleegkundige kan zorgen voor duidelijke afspraken tussen de cliënt en de verschillende hulpverleners. Belangrijk is om de cliënt te betrekken en de zorgverlening een aanvulling te laten zijn op wat de cliënt zelf nog kan. De wijkverpleegkundige speelt ook een rol bij preventie. Het is efficiënt om direct zorg in te zetten als de wijkverpleegkundige iets signaleert in een bepaalde situatie. Je kunt dan in een vroeg stadium inspelen op verandering en iemand in zijn vertrouwende omgeving helpen. Met uiteindelijk als doel de gezondheid te bevorderen en/of gezondheidsproblemen te voorkomen.”
Hoe zie je de samenwerking met de eerste lijn? “In sociale wijkteams is er meer ruimte voor samenwerking en elkaar aanvullen. Belangrijk is heldere communicatie om te weten wat je van elkaar verwacht en wat je van elkaar nodig hebt. Huisartsen moeten op de hoogte zijn van de functie en taken van een wijkverpleegkundige. De ene huisarts werkt nu meer samen met wijkverpleegkundigen dan de andere.”
Wat moet er gebeuren om te zorgen dat de wijkverpleegkundige ook echt meerwaarde kan leveren? “Het beeld van de wijkverpleegkundige is nu vrij algemeen. Als we meer binnen de sociale wijkteams gaan werken en een meerwaarde willen leveren tussen welzijn en zorg, is het belangrijk om nauw samen te werken met de gemeente, ziekenhuizen en huisartsen.”
Welk soort informatie kan jou helpen om je werk goed te kunnen doen? Denk hierbij aan: inzicht in het zorggebruik (Zorgverzekeringswet en AWBZ) van de populatie in jouw wijk, kenmerken van de patiënten in de wijk. “Ik heb behoefte aan inzicht in wat ik bij een cliënt aan zorg lever en een eenvoudig overzicht van zorggebruik en indicatie om te kunnen volgen of de zorg nog rechtmatig is op basis van gemaakte afspraken met de cliënt en de indicatie. Het is prettig om van je expertise gebruik te kunnen maken en direct de juiste zorg in te zetten. Belangrijk is om zo min mogelijk tijd kwijt te zijn aan een aanvraag. Graag zet ik zorg in op basis van mijn expertise zonder eerst bij verschillende instanties een aanvraag te hoeven doen en afhankelijk te zijn van afgifte en tijd te moeten investeren in het invullen van lijsten. Verder heb ik behoefte aan een digitaal systeem waarin ik een overzicht heb van mijn bestaande cliënten en waar alle betrokken disciplines inzage in het zorgplan van een cliënt hebben en hierin kunnen rapporteren.”
39
Colofon Inhoud In deze publicatie staan telkens cijfers uit de zorg rondom een thema of een bepaald jaar centraal. Alles uit de uitgave mag met bronvermelding worden gekopieerd. De inhoud van deze publicatie is met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. Wanneer er desondanks toch onjuistheden in voorkomen, aanvaardt Vektis daarvoor geen enkele aansprakelijkheid. Ook aanvaarden wij geen aansprakelijkheid voor enige directe of indirecte schade die zou kunnen ontstaan door het gebruik van de hierin aangeboden informatie.
Auteurs drs. T. (Tijs) van Gorp L.M.A. (Lisette) Gusdorf, MSc. drs. C.A.A. (Kees) Huijsmans F. (Frank) van Wijck
Redactie J. (Jannie) Aartse drs. H.C. (Herman) Bennema C. (Caroline) Burger, B-tekst drs. M. (Marieke) Smit M.H. (Marion) Verhoef-Groenveld
Dank Wij bedanken graag de volgende personen voor hun bijdrage aan de totstandkoming van deze uitgave: drs. M.A.H.M. (Martien Bouwmans), (Zorgverzekeraars Nederland) drs. W.M. (Marten) Brittijn (programmamanager Zorg, Menzis) S. (Sandra) van Dalen (wijkverpleegkundige) H.J. (Harry) Dijkstra (wethouder gemeente Aa en Hunze) L. (Lisette) Engelsman (wijkverpleegkundige Sensire) R.J.B. (René) Groot Koerkamp, MSc. (Zorgverzekeraars Nederland) E.F. (Elske) Hijlkema (Zorgverzekeraars Nederland) drs. M.W.J. (Mirjam) Maasdam (Zorgverzekeraars Nederland) P.P.A.B. (Paul) Merkx, MSc. W.E. (Ed) Wallinga, (wethouder Wijkontwikkeling, Sport, Zorg & Welzijn gemeente Enschede)
Grafisch ontwerp Ontwerpbureau De Branding
Drukwerk Lulof Druktechniek
Meer informatie Wilt u meer exemplaren van deze publicatie ontvangen, neem dan contact op via telefoon: 030-69 88 323 of e-mail:
[email protected]. Deze publicatie is ook online te raadplegen op www.vektis.nl. Voor inhoudelijke vragen over deze publicatie kunt u e-mailen naar Lisette Gusdorf, onderzoeker Informatie en Onderzoek, e-mail:
[email protected].
Bezoekadres
Postadres
T: 030-69 88 323
Sparrenheuvel 18
Postbus 703
F: 030-69 88 216
3708 JE Zeist
3700 AS Zeist
E:
[email protected]