1
Scenario’s en afwegingskader positionering wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg en het lokale (wijk)team
Werkagenda Samenwerking Menzis, gemeenten en regio’s juli 2014
2
Waar gaat dit document over? Nadat zorgverzekeraars zorgaanbieders hebben gecontracteerd voor het leveren van de niet-toewijsbare zorg is de volgende stap dat gemeenten en aanbieders afspraken maken over hoe deze zorg wordt ingezet. In dit document staat beschreven welke mogelijkheden er zijn om de wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg te positioneren ten aanzien van lokale (wijk)teams. Daarnaast wordt een afwegingskader beschreven dat helpt bij het maken van keuzes ten aanzien van het meest effectieve scenario dat past bij de lokale context.
Voor wie is het bestemd? Voor gemeenten en aanbieders die afspraken willen maken over de inzet van de wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg in relatie tot lokale (wijk)teams.
Gerelateerde documenten Capaciteitsverdeelmodel wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg Q&A’s wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg
Colofon Dit document is een product van de Werkagenda Samenwerking Menzis, gemeenten en regio’s. De Werkagenda is een samenwerkingsverband tussen onderstaande partijen. In de Werkagenda geven zij in gezamenlijkheid invulling aan de (nieuwe) verantwoordelijkheden voortkomend uit de Herziening van de Langdurige Zorg (HLZ).
en de acht samenwerkende gemeenten van Achterhoek; E de samenwerkende gemeenten in de regio Arnhem; de samenwerkende gemeenten in de regio Groningen; de samenwerkende gemeenten in Twente: Samen 14.
Juli 2014 (aangepast december 2014) Vormgeving: Maas Media Concepting Voor vragen kunt u terecht bij:
[email protected] Voor meer informatie zie: www.werkagendamenzisgemeenten.nl
3
Inhoudsopgave
1.
Wijkverpleegkundige zorg: toewijsbaar en niet-toewijsbaar
4
2.
Opgaven Menzis en gemeenten/regio’s
5
3.
Scenario’s
7
4.
Afwegingskader
9
5. Borging
12
4
1. Wijkverpleegkundige zorg: toewijsbaar en niet-toewijsbaar
De wijkverpleegkundige legt daarbij de focus op […] kwaliteit van leven en gepast zorggebruik en vormt daarbij de schakel tussen zorg en welzijn.
1.
Met ingang van 1 januari 2015 zal verpleging en verzorging zonder verblijf worden opgenomen in het verplichte basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Doordat de verpleging en verzorging in 2015 onderdeel uitmaakt van de Zvw zal deze zorg dichter bij de andere eerstelijnszorg, zoals huisartsenzorg worden gepositioneerd.
2.
Door een sterkere eerste lijn kunnen mensen langer zelfstandig blijven wonen en kan het beroep op zwaardere zorg en (langdurige) ziekenhuisopnamen zoveel mogelijk worden voorkomen.
3.
Met de veranderingen in de Zvw staan de zorgverzekeraars (mede) voor de opgave om de eerste lijn te transformeren. De vraag van de cliënt en zijn (on)mogelijkheden moet bepalend zijn voor de zorg of ondersteuning die hij ontvangt. De wijkverpleegkundige legt daarvoor de focus op zelfredzaamheid, ontzorgen, kwaliteit van leven en gepast zorggebruik en vormt een schakel tussen zorg en welzijn. Vooral haar rol naar de huisarts is daarbij van belang.
4.
Onder wijkverpleegkundige zorg vallen toewijsbare zorgtaken en niet-toewijsbare zorgtaken.
5.
Bij toewijsbare zorgtaken (segment 2; €3,1 mrd in 2015) is er een directe relatie met de zorgvraag van de cliënt en zijn dus individueel toewijsbaar. Hierbij gaat het om verpleegkundige handelingen zoals wondverzorging, katheterisaties, injecties en verzorgende handelingen zoals wassen en aankleden. De wijkverpleegkundige is in de eerste plaats een zorgverlener en krijgt daarnaast (binnen de individuele aanspraak) de ruimte om breder te kijken dan de zorgvraag van de cliënt.
6.
Niet toewijsbare zorgtaken (segment 1; €40 mln in 2015) zijn coördinerende en signalerende activiteiten die niet aan één specifieke patiënt te koppelen zijn. Het betreft de beschikbaarheidsfunctie van de wijkverpleegkundige in de wijk. Deze activiteiten kunnen een impuls geven aan de verbinding tussen het medische en sociale domein. Het gaat om de beschikbaarheidsfunctie van de wijkverpleegkundige in de wijk. Hierdoor kan de wijkverpleegkundige bij iemand langs gaan die nog niet in zorg is naar aanleiding van een signaal van de gemeente. Daarnaast wordt hiermee geregeld dat de wijkverpleegkundige een relatie heeft met de lokale (sociale wijk)teams, om samenhang tussen zorg en ondersteuning te borgen.
7.
Voor de niet-toewijsbare zorg in de Zvw is landelijk €40 mln in 2015 beschikbaar (oplopend naar structureel €200 mln in 2017).
8.
De inkoop vindt in 2015 plaats op basis van representatie, waarbij verzekeraars per (zorgkantoor)regio inkopen. Menzis krijgt op basis van het aantal inwoners in deze regio’s een budget toebedeeld, waarmee de niet toewijsbare zorg moet worden ingekocht. Het betreft voor Menzis circa 12,5% van het totale beschikbare bedrag.
5
2. Opgaven Menzis en gemeenten/regio’s De aanspraak wijkverpleging stelt dat zorgverzekeraars en gemeenten afspraken moeten maken over de inzet van de wijkverpleegkundige en de afstemming tussen zorg en maatschappelijke ondersteuning in de wijk.
9.
De aanspraak wijkverpleging stelt dat zorgverzekeraars en gemeenten afspraken moeten maken over de inzet van de wijkverpleegkundige en de afstemming tussen zorg en maatschappelijke ondersteuning in de wijk. Daarbij wordt opgemerkt dat de verpleegkundige functie in het lokale (sociale wijk)team1, of een vergelijkbaar verband, vertegenwoordigd moet zijn.
10.
Bovenstaande is een van de belangrijkste opgaven van Menzis en de gemeenten/ regio’s op korte termijn, namelijk (a) hoe gaat Menzis het beschikbare bedrag over de regio’s/gemeenten verdelen? (b) op welke manier kan de wijkverpleegkundige gepositioneerd worden ten opzichte van de gemeentelijke wijkteams en van welke factoren is deze positionering afhankelijk? In dit document wordt antwoord gegeven op de eerste opgave.
11.
Voorafgaand aan de invulling van deze opgaven hebben Menzis en de gemeenten/ regio’s een aantal uitgangspunten geformuleerd, dat het kader vormt voor de verdere invulling: Binnen beschikbaar budget. Het beschikbare budget van Menzis voor de inkoop van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken is in 2015 het financiële kader. Als gemeenten meer wijkverpleegkundigen met niet-toewijsbare zorgtaken willen inzetten, komt dat ten laste van hun eigen budget Effectieve besteding van middelen: de beschikbare middelen worden daar ingezet waar het nodig is Objectiviteit: de toedeling van de capaciteit hangt af van de omstandigheden in de lokale situatie, die niet direct te beïnvloeden is voor gemeenten, maar wel samenhangen met de zorgbehoefte en de behoefte aan de niet-toewijsbare zorgtaken Eenduidigheid: het is voor alle gemeenten in de regio’s waarin Menzis representant is, helder waarom ze een bepaalde bedrag/aantal fte’s wijkverpleging met niet-toewijsbare zorgtaken tot hun beschikking krijgen Ruimte voor maatwerk: afhankelijk van de lokale situatie in de regiogemeenten wordt de positie van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken bepaald Ondersteunend aan de regiogemeenten: er is een eenvoudig afwegingskader waarmee gemeenten zelf kunnen bepalen – in relatie tot hun inrichting van het lokale (sociale) team – wat de meest effectieve inzet is van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken en waarom.
a.
b. c. d. e. f.
12.
Op basis van bovenstaande uitgangspunten hebben Menzis en de gemeenten/regio’s de volgende drie instrumenten ontwikkeld: Een capaciteitsverdeelmodel voor de middelen voor niet-toewijsbare zorg wijkverpleging over de gemeenten in de regio’s waarin Menzis de representant is Een overzicht van scenario’s van positionering van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken in relatie tot sociaal wijkteam Afwegingskader om tot een keuze voor een scenario te komen
Of een gemeente nu wel of geen wijkteams organiseert en ongeacht de vorm waarvoor wordt gekozen, is het belangrijk dat er een verbinding wordt gelegd tussen het gemeentelijke sociale domein en het medische domein van de zorgverzekeraar. In dit document wordt omwille van de leesbaarheid steeds gesproken over ‘lokale teams’ en ‘leden van een lokaal team’. Hiermee wordt het volle spectrum aan inrichtingsvormen van het sociale domein bedoeld 1
6
Capaciteitsverdeelsysteem (circa 12,5% van 40mln in 2015)
Scenario’s Verschillende posities wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg in relatie tot lokaal (wijk)team
Afwegingskader Parameters t.a.v. bepalen scenario
Welke “autonome“ indicatoren bepalen hoeveel middelen aan wijkverpleging (S1) een bepaald gebied nodig heeft? Resultaat: euro’s/fte’s per gemeente per regio
Integraal: wijkverpleegkundige maakt deel uit van het lokale (wijk)team. Mandaat: er is een apart sociaal wijkteam en een apart medisch/verpleegkundig team. De “teamhoofden“ van beide teams bepalen/hebben een mandaat Afstemming: er zijn aparte teams. Er is een heldere taakverdeling en afspraken over mogelijke “grijze gebieden“
Welke parameters bepalen het scenario cq wat de positie wordt van de wijkverpleegkundige in relatie tot het (wijk) team?
7
3. Scenario’s
Menzis en de gemeenten hebben drie scenario’s ontwikkeld die de positie van de wijkverpleegkundige met niettoewijsbare zorgtaken weergeven irt. het lokale team.
13.
Menzis en de gemeenten/regio’s hebben gezamenlijk de afweging gemaakt om het beschikbare budget voor de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken te verdelen over de gemeenten met behulp van een objectief capaciteitsverdeelmodel2. Let op: in de gemeente Den Haag is Menzis niet de representant, daarom geldt dit capaciteitsverdeelmodel voor hen niet
14.
De verdeling van de budgetten over de gemeenten zegt nog niets over de positie van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken en de afstemming van zorg en ondersteuning in een wijk, gebied en gemeente.
15.
Een aantal gemeenten heeft de keuze gemaakt om de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken te positioneren in het lokale (sociale wijk)team. Vaak naar aanleiding van de ervaringen met de zichtbare schakel. Andere gemeenten hebben de keuze gemaakt voor een sociaal wijkteam zonder dat de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken daarin is vertegenwoordigd. Weer andere gemeenten hebben nog geen beeld bij de positie van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken in relatie tot het lokale team. Kortom de lokale werkprocessen en lokale behoeften verschillen. Maatwerk is daarmee van belang.
16.
Aan de ene kant is maatwerk van belang, maar aan de andere kant is ook eenduidigheid en consistentie noodzakelijk. Menzis koopt de verpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken in bij zorgaanbieders. Zij moeten weten wat er van hen verwacht wordt en wat de rol en verantwoordelijkheid wordt van de wijkverpleegkundige in relatie tot het lokale team. Bovenal om effectieve, efficiënte, kwalitatieve en afgestemde zorg, hulp en ondersteuning te leveren geënt op de vraag van de cliënt.
17.
Menzis en de gemeenten/regio’s hebben drie scenario’s ontwikkeld die de positie van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken weergeven in relatie tot het (gemeentelijke) lokale team. Het betreft de volgende drie scenario’s Integraal Mandaat Afstemming
18.
Scenario Integraal: De wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken is een belangrijke spil van het lokale team. Ze maakt er onderdeel vanuit. De leden van het lokale team werken intensief samen in laagdrempelig contact, snelle interventies en vroegtijdig signalen opsporen van problemen. De wijze waarop de toegang is georganiseerd verschilt tussen gemeenten, maar in de meeste gevallen dat de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken onderdeel van het lokale team is, is de toegang ook belegd in het lokale team. De wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken is binnen het lokale team een belangrijke verbinder met de eerstelijn, waaronder de huisarts, de praktijkondersteuner (POH) en de wijkverpleegkundige functie. Daarbij geeft ze samen met
2
Zie hiervoor het document ‘capaciteitsverdeelmodel wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg’.
8
de leden van het wijkteam invulling aan verantwoordelijkheden die vallen onder de Wmo en de Jeugdwet. Het feit dat de wijkverpleegkundige functie onderdeel uitmaakt van het lokale team wil (nog) niets zeggen over haar functionele aansturing.
De keuze en effectiviteit van het scenario hangt af van de lokale situatie. Als gemeenten tussenvarianten ontwikkelen, dan is het aan gemeenten en aanbieders om hierover afspraken te maken.
19.
Scenario Mandaat: De wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken is geen onderdeel van het lokale team, maar heeft wel een nauwe verbinding en relatie met het team. De leden van het lokale team kennen de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken. Er is regelmatig contact. Het team en de wijkverpleegkundige kunnen elkaar gemakkelijk vinden. Als er afspraken gemaakt moeten worden of er is sprake van gezamenlijke dienstverlening of afstemming tussen de teams of er moet een verbinding gelegd worden met het medische domein (ook in relatie tot huisarts en POH) dan is er een heldere verbinding tussen de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken en de functionaris van het lokale team die ook het mandaat heeft om toewijsbare zorg (bijvoorbeeld maatwerkvoorzieningen in de Wmo) in te zetten. Beide functionarissen hebben mandaat en doorzettingskracht naar toewijsbare zorg. Er is periodiek overleg tussen beiden.
20.
Scenario Afstemming: Er is een apart (gemeentelijk) lokaal team en een apart medisch team. De wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken maakt onderdeel uit van het medische team. Zij heeft een directe verbinding met de huisarts en POH. Beide teams hebben duidelijke afspraken gemaakt over werkverdeling. Er zijn heldere procesafspraken over onderwerpen waar mogelijk onduidelijkheden kunnen ontstaan. De leden van het medische team zijn op de hoogte van de mogelijkheden die het lokale (sociale wijk)team bieden. Waar nodig wordt afstemming gezocht tussen medisch en sociaal team. Voor het overgrote deel gaat dit over zaken die van te voren zijn ingeschat. Slechts een zeer beperkt deel van de cliënten komt binnen via het lokale (wijk)team. Het overgrote deel komt via de huisarts, het ziekenhuis of rechtstreeks in zorg. Er is periodiek contact tussen de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken en de functioneel verantwoordelijke voor het lokale wijkteam. De frequentie is beperkt.
21.
Vanzelfsprekend zijn er tussenvarianten te bedenken. Bovenstaande drie scenario’s geven weer dat er in verschillende omstandigheden en in verschillende situaties ook verschillende keuzes gemaakt kunnen worden in positionering van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken. De keuze en effectiviteit van het scenario hangt af van de lokale situatie.
22.
Als gemeenten tussenvarianten ontwikkelen, dan is het aan de gemeenten en aanbieders om hierover afspraken te maken. Als de maatwerkafspraken de door de zorgverzekeraar beschikbaar gestelde budgetten overschrijden, dan zijn de kosten voor rekening van de gemeenten.
9
4. Afwegingskader
Er is gekozen voor twee dimensies die enerzijds iets zeggen over de intensiteit […] en anderzijds over de positie van de wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg.
23.
Het is aan alle gemeenten afzonderlijk om te bepalen hoe de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken wordt ingezet. Menzis zal dit niet opleggen aan de gemeente dan wel de zorgaanbieder waarbij de niet-toewijsbare zorgtaken worden ingekocht.
24.
Om de eenduidigheid en de duidelijkheid te bewaken, worden de gemeenten ondersteund met een afwegingskader waarmee ze zelfstandig kunnen bepalen wat de meest logische en effectieve inrichting is van het werkproces van lokaal team en wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken.
25.
In eerste instantie was het streven om een soort belastingformulier te ontwerpen waarmee relatief “digitaal” een afweging gemaakt kon worden of een wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken wel of geen onderdeel uitmaakt van het lokale wijkteam. De werkelijkheid blijkt weerbarstiger.
26.
Er is uiteindelijk gekozen voor twee belangrijke dimensies, die enerzijds iets zeggen over de intensiteit van de behoefte aan wijkverpleegkundige zorg en ondersteuning en anderzijds iets zegt over de positie van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken. Die zijn niet één op één met elkaar verbonden, maar er is wel een correlatie. De twee dimensies zijn: Kenmerken van de wijk cq. het gebied Inrichting van het lokale team
27.
Kenmerken van de wijk cq het gebied: De kenmerken, karakteristieken en eigenschappen van een gebied bepalen de intensiteit en daarmee zowel inzet van de deskundigheid uit het sociale domein als de deskundigheid uit het medische domein. Daarbij wordt gedacht aan de volgende kenmerken: Doelgroep: soort bewoners in de wijk. Afhankelijk van een opeenstapeling van “soort doelgroepen” zal de intensiteit en betrokkenheid van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken toenemen. Enerzijds gaat het om doelgroepen waarvoor geldt dat toewijsbare zorg (segment 2) nodig is, waardoor het medische domein dominant aanwezig is in een wijk. Anderzijds gaat het over doelgroepen (of een cumulatie van doelgroepen) waarvoor geldt dat afstemming cq samenwerking tussen het medische en het sociale domein noodzakelijk is. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan gezinnen met meervoudige problematiek, gezinnen met laag sociaaleconomische status, kwetsbare ouderen, oudere (alleenstaande) ouderen (80+), GGZ problematiek. Voor bovenstaande groepen geldt in elk geval medische inzet, vaak in combinatie met maatschappelijk ondersteuning. Afhankelijk van de dominantie van een bepaalde doelgroep is het ene domein intensiever aanwezig dan het andere domein. Als bo-
10
venstaande doelgroepen niet volop aanwezig zijn, dan is de vraag of het noodzakelijk is dat de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken een rol vervult in het lokale team. Sociale infrastructuur van de wijk: Aanwezigheid van wel/geen collectieve voorzieningen in een gebied. Indien de gemeente onvoldoende heeft geïnvesteerd in collectieve algemene voorzieningen is de vraag of een wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken dit hiaat moet opvullen. Zowel de afwezigheid als de aanwezigheid van voorzieningen bepaalt enerzijds de mate van effectiviteit van de wijkverpleegkundige en anderzijds de mate van intensiteit. Steunstructuur in de wijk: sociale cohesie, aanwezigheid van mantelzorgers en vrijwilligers. 28.
Kenmerk Doelgroepen Gezinnen met meervoudige problematiek Lage sociaal economische status
Hieronder staat kort aangegeven op welke wijze er een relatie is met de intensiteit van de betrokkenheid van de wijkverpleegkundige en daarnaast de positie van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken:
Intensiteit wijkverpleegkundige functie
Intensiteit ondelinge afstemming
+
++ (medisch en sociale opgave) ++ (medisch en sociale opgave) ++ (medisch en sociale opgave) + (voornamelijk medische opgaven) ++ (medisch en sociale opgave) + (voornamelijk medische opgaven medisch team in de lead)
Sc1 of Sc2
+/-
+/-
Sc3
+/-
++ (afstemming is noodzakelijk omdat er nauwelijks iets is)
Sc1 of Sc2 (risico is dat wijkverpleegkundige hiaten van de gemeente invult)
+/-
+
Sc2 of Sc3
+/-
++
Sc1 of Sc2
++
Kwetsbare ouderen
++
Oudere ouderen (80+)
++
GGZ-problematiek
+
Hoge zorgconsumptie 1e en 2e lijn
++
Sociale infrastructuur Aanwezigheid van lokale voorzieningen Ontbreken van lokale voorzieningen
Sociale steunstructuur Aanwezigheid van vrijwilligers en mantelzorgers
Logisch scenario
Sc1 of Sc2 Sc1 of Sc2 Sc2 of Sc3 Sc1 of Sc2 Sc2 of Sc3
11
29.
De wijze waarop een gemeente haar lokale team heeft ingericht, bepaalt mede de positie van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken.
Kenmerken van lokale (wijk)team: De wijze waarop een gemeente haar lokale team heeft ingericht, bepaalt mede de positie van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken. Focus integraal, Wmo of Jeugd. Op het moment dat er sprake is van een lokaal team dat zich richt op Wmo of een integrale verantwoordelijkheid heeft, dan is het logisch dat er regelmatig c.q. veelvuldig afstemming is vanuit de niet-toewijsbare zorgtaken met het lokale team. Is er sprake van een lokaal team dat zich voornamelijk richt op Jeugd of Participatie, dan is intensieve betrokkenheid van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken minder noodzakelijk. Functies. Op het moment dat een lokaal team veel functies (signaleren, vraagverheldering, toegang en verlening van zorg) heeft, is intensievere betrokkenheid van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken nodig. Op het moment dat er sprake is van een lokaal team dat een beperkt aantal functies en weinig mandaat heeft, bijvoorbeeld hoofdzakelijk signalering en lichtere vormen van ondersteuning bieden, dan is intensievere betrokkenheid minder noodzakelijk.
30.
Indien de gemeenten nog aan de slag zijn met de inrichting van het lokale team en er nog geen duidelijkheid is over positie, focus en/of functies, dan is het logisch dat de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken geen rol neemt in deze ontwikkeling.
31.
Hieronder staat kort aangegeven op welke wijze er een relatie is met de intensiteit van de betrokkenheid van de wijkverpleegkundige en daarmee de positie van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken:
Intensiteit onderlinge afstemming
Logisch scenario
Integraal
+
Sc1 of Sc2
Wmo
++
Sc1 of Sc2
Jeugd
+/-
Sc2 of Sc3
Participatie
+/-
Sc2 of Sc3
Signalering
+/-
Sc3
Vraagverheldering
+
Sc2 of Sc3
Toegang
++
Sc1 of Sc2
Zorgverlening
+
Sc2 of Sc3
Kenmerk Focus
Functies
32.
Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het afwegingskader geen eenduidig instrument. Het is bovenal een hulpmiddel en gespreksleidraad voor gemeenten en zorgaanbieders om gezamenlijk afspraken te maken over de meest logische positie en inzet van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken.
12
5. Borging
De verdere invulling van de afspraken moet plaatsvinden in de dagelijkse praktijk.
33.
Menzis heeft aangegeven dat zij de afspraken ten aanzien van het capaciteitsverdeelmodel, scenario’s en afwegingskader gaat opnemen in het inkoopkader. Dat betekent dat in de inkoopafspraken met de zorgaanbieders, de kaders zoals vermeld in dit document leidend zijn. De verdere invulling van de afspraken moet plaatsvinden in de dagelijkse praktijk. Ook hiervoor geldt dat de instrumenten, zoals hier uiteengezet, daarvoor een belangrijke gespreksleidraad zijn.
34.
Naar aanleiding van de discussie over het afwegingskader en het verdeelsysteem heeft Menzis een aantal parameters gekozen (mede door inbreng van de gemeenten tijdens de werksessies) dat expliciet vermeld wordt in het inkoopkader. Voor Menzis is van belang dat: Er geïnvesteerd wordt door gemeenten in het sociaal domein (aanwezigheid van voorzieningen) en het lokale team. Als dat niet het geval is, dan zal dat gevolgen moeten hebben voor de inzet van de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken In de wijken/gebieden/gemeenten zullen projecten rondom wijkteams en wijknetwerken aanwezig moeten zijn Als er sprake is van een hoge zorgconsumptie in de 1e en 2e lijn, dan is het logisch dat het medisch team in de lead is en daarmee de wijkverpleegkundige met niet-toewijsbare zorgtaken daarop intensief wordt ingezet Hetzelfde geldt voor problematiek op grote schaal rondom kwetsbare ouderen en/of chronisch zieken (DMII, COPD, CRVM).
35.
Ten behoeve van het vervolgproces is de afspraak dat gesproken wordt over: De wijze waarop de inzet van de wijkverpleegkundige functie wordt gemonitord De toets of alle onderwerpen in de landelijke focuslijst zijn geborgd.
36.
Begin 2015 wordt het inkoopproces van de wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg geëvalueerd. Dit zal leiden tot nieuwe afspraken over de inkoop in 2015 voor de wijkverpleegkundige niet-toewijsbare zorg in 2016.
13