Nr. 7
Zitting van donderdag 12 juni 2014 Voorzitter: de heer A.C. Barske, burgemeester. Aanwezig zijn de leden: de heren F. Alba Heijdenrijk en F.M.Th. Barth, mevrouw G.H. Biesheuvel-van Diemen, de heren R.J.J. van Breemen en H. Chaaby, mevrouw N. van DalenEggink, de heren I. Elmaci en E. Güngör, mevrouw E.W.H. Hamann, de heren A. de Jong, E.B. Klink, A. Koçak, K.E. Lutterkort en L.R.J. van Luijk, de dames A. Mager-Schroten en M.J. Molengraaf-Vullers, de heren H.J. van Mourik, L.A. Onvlee en P.C.J. Schefferlie, mevrouw F.J. Schouwenaar en de heer B. van Son. Griffier: mevrouw E. van Bekhoven, plv griffier. Tevens aanwezig: de wethouders mevrouw E.L. Dansen en de heren M.A.J. Doodkorte, A.P. Faro en A.J. Rijsdijk, alsmede mevrouw mr. drs. A.W. Vergouwe, gemeentesecretaris. Afwezig: de dames J.T.E. Hoogesteger en A.G. van Maaren en de heren I. Tekir en D. van Zanten, alsmede de heer J. Freije (wethouder).
* AGENDA: 1. Opening (19.00 uur). ............................................................................................................................................... 1 2. Aanwijzing van het lid dat het eerst aan de beurt van stemmen is. .......................................................................... 2 3. Vaststelling agenda. ................................................................................................................................................. 2 4. Vaststelling van de notulen van de raadsvergaderingen van 22 mei 2014. .............................................................. 2 5. Lijst van ingekomen stukken ................................................................................................................................... 2 6. Businesscase Participatiewet regio AV (nr. 2014-1207). ......................................................................................... 2 7. Herbenoeming van de heer Eigeman en mevrouw Van Houwelingen en voorzitterschap van de Rekenkamercommissie Gorinchem (nr. 2014-1205). ............................................................................................ 15 8. Benoeming eerste en tweede waarnemend voorzitter van de gemeenteraad (nr. 2014-1168) ................................ 16 9. Sluiting .................................................................................................................................................................. 16
* 1. Opening (19.00 uur).
De voorzitter: Ik open de vergadering en heet u allen van harte welkom. Bericht van verhindering is ontvangen van de heren Sepers, Van Zanten en Tekir, wethouder Freije, wiens zoon vandaag is geslaagd – gefeliciteerd! –, mevrouw Hoogesteger en mevrouw Van Maaren. Mevrouw Van Dalen heeft laten weten mogelijk later ter vergadering te
G-1
zullen komen. Namens u zijn bloemen verzonden aan de heer Van Zanten, met onze wensen voor een spoedig herstel, en ik ga ervan uit dat dat zal helpen. 2. Aanwijzing van het lid dat het eerst aan de beurt van stemmen is.
Door het lot wordt aangewezen mevrouw Biesheuvel-van Diemen. 3. Vaststelling agenda.
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 4. Vaststelling van de notulen van de raadsvergadering van 22 mei 2014.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming worden deze notulen ongewijzigd vastgesteld. 5. Lijst van ingekomen stukken A. Voor kennisgeving aan te nemen 1 2 3
H. van Mourik – breken met Gorcum Actief H. van Mourik – aansluiting bij Stadsbelang Abvakabo FNV – CAO WSW
33788 33854 34170
15.05.2014 19.05.2014 02.06.2014
34092
28.05.2014
1189
08.05.2014
1186 1200
15.05.2014 26.05.2014
C. Ter afdoening in handen van het college te stellen 1
De Bogerd – Subsidieaanvraag 2015
J. Informatiebrieven van het college 1 2 3
Raadsinformatiebrief Keuze minister Infrastructuur Milieu met betrekking tot uit te werken variant A27 Raadsinformatiebrief Digipanel Raadsinformatiebrief Nieuwe fractieassistenten
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform de voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. 6. Businesscase Participatiewet regio AV (nr. 2014-1207). Korte samenvatting van de inhoud en voorstel Op 1 januari 2015 wordt de Participatiewet ingevoerd. De algemene besturen van de RSD en Avelingen Groep hebben de opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de gevolgen van deze nieuwe wet voor de taken en financiële huishouding van de beide organisaties. Ook is gevraagd een businesscase op te stellen voor de uitvoering van deze taken en het omgaan met de gevolgen daarvan. Onderzoek en adviezen over het omgaan met de resultaten daarvan komen samen in het rapport Businesscase Participatiewet regio AV (Berenschot). Dit rapport is u reeds eerder toegezonden samen met het uitvoeringsdocument van de drie transities. Tijdens de regiobijeenkomst op 21 mei a.s. is dit rapport door de betrokken projectleider nader toegelicht/gepresenteerd. 2. Fase trechter Keuzefase 3. Inleiding / aanleiding Op grond van hetgeen is bepaald in de Wet Gemeenschappelijke Regelingen en de Gemeenschappelijke Regelingen van de RSD en de AG, ligt de formele bevoegdheid om de businesscase vast te stellen bij de beide algemene besturen van voornoemde gemeenschappelijke regelingen. Dit vloeit enerzijds voort uit
G-2
de delegatie van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden vanuit de gemeenten aan beide Gr’-en en anderzijds uit de opdracht die de besturen van RSD en AG hebben geformuleerd. In het advies van Berenschot wordt in adviespunt 2A en 2B (terugvaloptie) gesproken over het (op termijn) samenvoegen van beide Gemeenschappelijke Regelingen. Op grond van zowel de Wet Gemeenschappelijke Regelingen als de Gemeenschappelijke Regelingen van de RSD en AG, liggen de bevoegdheden tot het treffen, wijzigen en opheffen van gemeenschappelijke regelingen binnen de besluitvormingsbevoegdheid van de bevoegde organen (i.c. de raad / het college) van de deelnemende gemeenten aan de beide GR'-en. Bovengenoemde beschrijving van de bevoegdheden van de beide AB’s en de raden ten aanzien van de wijze van besluitvorming random de businesscase moet als aanvullend ten opzichte van elkaar worden beschouwd. Door het vaststellen van de adviezen in het rapport Businesscase Participatiewet regio AV door de algemene besturen van beide Gemeenschappelijke Regelingen, wordt (op grond van adviespunt 2A en 2 B) expliciet besloten aan de raden voor te stellen een traject in gang te zetten om beide Gemeenschappelijke Regelingen {op termijn) samen te voegen. Dit zal als zodanig ook in het vaststellingsbesluit van de Algemene Besturen van beide Gemeenschappelijke Regelingen worden opgenomen. De bevoegde organen in de gemeenten hebben met het oog op het in gang te zetten traject tot samenvoeging van beide Gemeenschappelijke Regelingen, de businesscase en de daaruit voortvloeiende adviezen als onderbouwing ter beschikking bij hun oordeelsvorming in het besluitvormingsproces. Bij die oordeelsvorming is een standpuntbepaling ten aanzien van de gehele inhoud van de businesscase uiteraard vanzelfsprekend. Het besluit tot het in gang zetten van een traject tot samenvoeging van de beide GR’-en vloeit immers voort uit de businesscase in zijn geheel. Hoewel de raden de businesscase derhalve niet formeel vaststellen, moeten zij hierover wel uitdrukkelijk een oordeel vormen en hun gevoelens (= op- en/of aanmerkingen) ten aanzien hiervan formuleren. Dit is immers een vereiste met het oog op een zorgvuldige en gemotiveerde onderbouwing van hun besluit tot het in gang zetten van een traject tot samenvoeging van beide Gemeenschappelijke Regelingen. Dit zal dan ook expliciet tot uitdrukking worden gebracht in het geformuleerde besluit random de businesscase dat aan uw raad ter vaststelling zal worden voorgelegd. Het in gang zetten van een traject tot samenvoeging van beide Gemeenschappelijke Regelingen, moet overigens worden beschouwd als een “voorgenomen besluit”. Het feitelijke en formele besluit tot samenvoeging van beide GR'-en zal uw raad op een later tijdstip dit jaar of volgend jaar bereiken (afhankelijk van de uitwerking van adviespunt 2A of 2B). Uiteraard zal het traject tot samenvoeging zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau een samenwerkingsproces tussen gemeenten en beide Gemeenschappelijke Regelingen zijn. Met betrekking tot de advisering random de businesscase wordt nog opgemerkt dat in de derde week van mei formeel advies is gevraagd aan zowel de cliëntenraad van de RSD als de WSW-adviesraad van Avelingen Groep. Omdat het voorgenomen besluit tot samenvoeging van beide Gemeenschappelijke Regelingen ook gevolgen zal hebben ten aanzien van rechtspositionele aspecten van de medewerkers van beide GR'-en, is door de besturen van Avelingen Groep en RSD besloten - met in achtneming van de daartoe geldende wettelijke bepalingen - het proces (randvoorwaardelijk) te waarborgen met de vereisten random medezeggenschap. Met betrekking tot de verdere inhoudelijke aspecten, wordt verwezen naar de managementsamenvatting en het rapport Berenschot. 4. Inhoud / Kaders In de Participatiewet staat werk voorop: iedereen die arbeidsvermogen heeft, levert 'naar vermogen’ een bijdrage op de arbeidsmarkt. In de Participatiewet worden de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en een deel van de Wajong samengevoegd. De Participatiewet is een herzie-
G-3
ning van de huidige Wet werk en bijstand (Wwb), de Wsw blijft alleen bestaan voor mensen die nu een Wsw-dienstbetrekking hebben en de Wajong blijft alleen bestaan voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Gemeenten zijn en blijven daarmee verantwoordelijk voor het begeleiden naar werk van een grote groep mensen. Op dit moment zijn de taken geregeld via twee gemeenschappelijke regelingen: Regionale Sociale Dienst AV (RSD AV) en Avelingen Groep. Door de Unie van besturen (Algemeen bestuur Avelingen Groep en Dagelijks bestuur RSD AV) zijn de volgende uitgangspunten vastgesteld voor de beleidsvorming van de Participatiewet, die verwerkt zijn in de regionale visie op het sociaal domein: • Ondersteuning naar werk alleen voor wie dat nodig is: Mensen die een beroep doen op een uitkering, hebben allereerst een eigen verantwoordelijkheid om terug te keren naar de arbeidsmarkt of om de arbeidsmarkt voor het eerst te betreden. • De (relatief) kortste weg naar werk: Een succesfactor voor de uitvoering van de Participatiewet is wanneer de duur in de uitkering zo kort mogelijk is. De ‘kortste weg naar werk’ is een relatief begrip. Maatwerk is hier het uitgangspunt. • Maximaliseren van arbeidsmarktwaarde: In de Participatiewet gaat het om het verdienvermogen van een persoon op een specifieke werkplek. Het uitgangspunt is dat iemand ‘naar vermogen’ meedoet op de arbeidsmarkt. Wanneer het verdien vermogen van mensen volledig wordt benut, ontstaan duurzame oplossingen om mensen uit de uitkering te krijgen en te houden. • Toekomstbestendige infrastructuur: Om de taken op het terrein van werk & inkomen goed te blijven uitvoeren, is het van belang dat er een toekomstbestendige infrastructuur staat, met de bijbehorende kennis en expertise. Daarbij wordt voortgebouwd op wat er al is, waarbij continu gezocht wordt naar innovatie. 5. Bestaand beleid, raadskaders en -besluiten •
Beleidsvoornemens Participatiewet (maart 2014)
•
Visie en uitgangspunten ‘Sociaal Domein Alblasserwaard-Vijfheerenlanden' (31 oktober 2013).
•
Besluit ‘Vormgeving congruent samenwerkingsverband sociaal domein’ (23 mei 2013).
•
Visie 'Meedoen in Gorinchem’ (20 december 2012).
•
Visie in rode Draden (juli 2012)
6. Betrokkenheid derden Over de businesscase is in de derde week van mei 2014 door de RSD en de Avelingen Groep formeel advies gevraagd aan zowel de cliëntenraad van de RSD als de WSW-adviesraad van de Avelingen Groep 7. Beoogd effect Om de taken op het terrein van werk&inkomen goed te blijven uitvoeren, is het van belang dat er een toekomstbestendige infrastructuur staat. Een infrastructuur die niet alleen bestaat uit werkplekken, maar ook uit voldoende kennis en expertise, die binnen de hele regio breed ingezet kunnen worden als instrument in het regionale arbeidsmarktbeleid. Daarbij wordt voortgebouwd op wat er al is, waarbij continu gezocht wordt naar innovatieve oplossingen om tegemoet te komen aan de vraag van de markt en de mogelijkheden van werkzoekenden. 8. Risico’s of kansen Bij de samenvoeging van beide organisaties spelen cultuurverschillen in het begin een rol. Het is belangrijk daar voldoende aandacht voor te hebben. Door de vorming van 6en nieuwe Gemeenschappelijke Regeling voor de taken van de Participatiewet ontstaat een uitvoeringsstructuur die effectiever en doelmatiger is en voordeel heeft voor burgers, werkgevers en de deelnemende gemeenten.
G-4
9. Financiële consequenties Bij de invoering van de Participatiewet krijgen gemeenten te maken met een forse bezuinigingsopgave. Uitgangspunt is de uitvoering budgettair neutraal te laten verlopen. De RSD en Avelingen Groep als zelfstandige gemeenschappelijke regelingen handhaven zorgt niet alleen voor problemen bij de inhoudelijke uitvoering van de nieuwe wet, maar zal ook leiden tot een fors tekort. 10. Vervolgproces De businesscase is opgesteld door Bureau Berenschot in opdracht van de besturen van de RSD AV en de Avelingen Groep. Vaststelling door die besturen is onderwerp van gesprek tijdens de AB vergaderingen van 26 juni en 2 juli a.s. Vervolgens zal het traject tot daadwerkelijke samenvoeging van beide GR’en in gang worden gezet. 11. Communicatie Voor de communicatie over de drie transities is een regionaal communicatieteam ingesteld, dat de communicatie gecoördineerd verzorgt. Er zal gewerkt worden met onder andere (digitale) nieuwsbrieven en een website voor inwoners, die bereikbaar is via de websites van de gemeenten, RSD AV en Avelingen Groep. Daarnaast zullen RSD AV en Avelingen Groep ook gebruik blijven maken van de eigen bestaande communicatiemiddelen. 12. Uitkomsten raadsbijeenkomst Na informatieve vragen en beantwoording daarvan kunnen alle fracties instemmen met agendering van het voorstel voor de komende raadsvergadering. 13. Nadere standpuntbepaling Niet van toepassing 14. Definitief voorstel raad 1. Kennis te nemen van het rapport Businesscase Participatiewet regio AV (Berenschot); 2. In te stemmen met de adviezen in dit rapport en het voornemen uit te spreken om de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst en Kredietbank Alblasserwaard/Vijfheerenlanden en de Gemeenschappelijke Regeling Wvs Avelingengroep (op termijn) samen te voegen; 3. Daarbij als uitgangspunt mee te geven dat: a. uitvoering van de nieuwe Participatiewet budgettair neutraal zal plaatsvinden; b. de organisatie van de uitvoering van de nieuwe Participatiewet zoveel mogelijk op de onder a genoemde budgettaire neutraliteit zal worden ingericht; c. er bij de uitvoering van de nieuwe Participatiewet aandacht zal zijn voor de toekomstige verbinding met de transities Jeugdhulp en Wmo/AWBZ.
De heer Lutterkort: Mijnheer de voorzitter. Bij dit agendapunt zij het mij vergund bij wijze van opening van de discussie een paar opmerkingen van principiële aard te maken. In de ogen van de Socialistische Partij is de Wet Participatie om te beginnen een onding. In feite heeft de regering, net zoals in het geval van de Wmo en de Wet Jeugdzorg, geprobeerd een bezuinigingsmaatregel een ideologisch, hip jasje te geven, namelijk dat van een decentralisatie. Men moet gedacht hebben dat dat er altijd wel in gaat bij gemeenteraden: een decentralisatie geeft meer macht en meer macht voelt lekker. Zoiets. In feite gaat het natuurlijk in alle drie gevallen, daar zullen wij allemaal van overtuigd zijn, om platte bezuinigingsmaatregelen. Dat is zonneklaar. Je hoeft geen socialist te zijn om dat te beseffen. Het blijkt uit het rapport Businesscase Participatiewet dat het bureau Berenschot ten behoeve van de regio Alblasserwaard/Vijfheerenlanden heeft op-
G-5
gesteld. Op pagina 7 daarvan lezen wij immers dat “de invoering van de Participatiewet gepaard gaat met bezuinigingen”. De bezuiniging waarmee deze wet onze gemeente opzadelt loopt met het voortschrijden der jaren al snel in de miljoenen, zoals iedereen heeft kunnen zien in de tabellen die ons zijn voorgelegd. Wij zijn met andere woorden gedwongen de door de regering opgelegde besparingen te implementeren, anders gaat onze gemeente simpelweg failliet. Dat zijn de manieren van de regering-Rutte/Samsom. En zo komt het dat wij ons hier opgezadeld weten met een wet waarvan de uitvoering vele onzekerheden met zich meebrengt. De SP-fractie in deze raad maakt zich daar erg bezorgd over. Ik kan die zorg niet genoeg benadrukken. Overigens zou ik me kunnen voorstellen dat onze fractie niet de enige is die zich daar zorgen over maakt. Ik heb me wat dat betreft wel verbaasd over het feit dat zich zo weinig sprekers hebben aangemeld voor dit agendapunt, maar dat is niet iets waar ik over ga. Je kunt nog zulke mooie businesscases opstellen, maar in feite weten wij allemaal dat het niet gaat om de business – van business is geen sprake –, maar om de belangen van mensen, sterker nog: om de belangen van mensen die zich om uiteenlopende redenen in een kwetsbare positie bevinden. Kijken we naar dit rapport en naar de garanties die wij de betrokken burgers kunnen bieden, dan springen je de tranen in de ogen. In ieder geval denk ik niet dat je daar als raadslid van deze gemeente erg trots op bent. Volgens het rapport kunnen wij namelijk geen enkele garantie bieden, op welk gebied dan ook. Op z’n best kunnen wij leed verzachten en de wijze waarop we dat kunnen doen is zo helder als glas. Als wij er namelijk in toestemmen de RSD en de Avelingen Groep te laten samenvloeien, treedt er, althans volgens deze redenering, een synergievoordeel op en als dat in werkelijkheid ook het geval zou zijn, kunnen wij minder bezuinigen op het “product” – u hoort hopelijk de aanhalingstekens die ik gebruik – van beide organisaties. Aangezien het “product” van beide organisaties uiteindelijk een vorm van zorg is, is de fractie van de SP – ik herhaal het nog eens, wellicht ten overvloede – niet vrij van grote zorgen. Op het gebied van de al dan niet vermeende synergievoordelen biedt het rapport namelijk verrassend weinig duidelijkheid. Gesuggereerd wordt dat, als je twee organisaties ineenschuift, je geld bespaart, maar het rapport bevat niets wat in dat opzicht zekerheden biedt. Het kan zo zijn, het kan ook niet zo zijn; dat zullen we zien. Jammer. Ik vrees dat van het tegendeel sprake is. Waar immers, als je het rapport mag geloven, synergievoordelen optreden, kan ook sprake zijn van even zovele fricties, waar het rapport in alle talen over zwijgt. In mijn partij spreekt men graag normaal Nederlands en daarom voor alle duidelijkheid even in normaal Nederlands: als je een werknemer ontslaat, moet je toch opdraaien voor de sociale kosten die dit met zich meebrengt, en dan heb ik het nog niet eens over de wenselijkheid van eventuele ontslagen bij beide organisaties. De kans is immers negen op tien dat je iemand ontslaat die helaas, helaas, in hoge mate competent is, en dan ontsla je dus iemand die competent is; jammer dan. Kortom, als wij het hebben over synergievoordelen van het doen samensmelten van beide organisaties, moeten wij ons tevens realiseren dat wij een uiterst ongewisse wissel trekken op de toekomst en dat is precies wat wij doen met het nemen van dit besluit. In weerwil van de talloze goede bedoelingen en prachtige voornemens, is de instemming die wij straks zullen geven aan dit ontwerp in feite een carte blanche aan het college om
G-6
naar bevind van zaken te handelen in een kwestie die zeer complex is en die naar onze stellige overtuiging vele problemen gaat geven. Bovendien vindt de beslissing dienaangaande plaats in de context van een samenspel tussen diverse gemeenten, waarin de zienswijze van deze raad er één te midden van vele is. Ook dat gegeven vormt op zich genomen een risico, want als andere gemeenten er anders over denken, wat moet je dan doen, en wat als je er met elkaar niet uit komt? Ik heb geen enkele procedure gelezen die daarvoor een oplossing biedt. Het is dan ook niet dan na betrekkelijk diepgravend beraad dat de SP-fractie heeft besloten, schoorvoetend mag ik wel zeggen, met het voorliggende voorstel in te stemmen. De heer Schefferlie: Na dit betoog te hebben aangehoord, ben ik wel heel benieuwd naar uw argumenten om met dit voorstel in te stemmen. De heer Lutterkort: Dat is een goede vraag. Het antwoord is dat in geen enkel ander scenario dat ik mij kan voorstellen sprake is van betere garanties. We hebben allemaal kennis genomen van het rapport van Berenschot met ruitjesmodellen die mijn leerlingen van 1B en C op het gymnasium ook zouden kunnen tekenen, maar hoe je het ook wendt of keert: het is een soort carte blanche die aan het college wordt gegeven… De heer Schefferlie: Maar, voorzitter…. De heer Lutterkort: Mag ik even? U interrumpeert nu op mijn antwoord en dat vind ik niet prettig. Ik probeer u open en eerlijk antwoord te geven en ik hoop dat u dat waardeert. De voorzitter: Misschien kunt u eraan wennen dat het de voorzitter is die toestaat of er geïnterrumpeerd wordt of niet. Het woord is aan de heer Schefferlie. De heer Schefferlie: Ik dacht dat het antwoord afgerond was, al kon ik het eigenlijk nog steeds niet volgen. Het klinkt namelijk als: we vinden het een verschrikkelijk voorstel, maar we weten ook niet hoe het beter zou moeten. Ik blijf nieuwsgierig naar de overwegingen. De heer Lutterkort: Nu weet ik niet zo goed meer waar de interruptie goed voor was, maar dat is iets waar u over gaat, voorzitter, en excuses als ik daaraan niet voldoende recht heb gedaan. In ieder geval doen wij dit met grote omzichtigheid. Wij hebben grote angsten en zijn er niet gerust op, maar in feite hebben we geen enkele andere keuze. Het is niet zoals met het document over de Wmo, waarin inhoudelijke tegenstrijdigheden voorkomen. Dit is een carte blanche aan het college en aangezien we vertrouwen hebben in het college, geven we het college op dit punt carte blanche, maar wel met inachtneming van de volgende opmerkingen. Wij zijn diep bezorgd over de manier waarop de Participatiewet – ik zei het al – hier en elders wordt ingevoerd en wij sluiten niet uit, sterker nog: wij verwachten het, dat talloze burgers gedurende het proces tussen wal en schip zullen belanden. Alleen – en nu kom ik bij het punt dat misschien antwoord geeft op de vraag van de heer Schefferlie – als het college bereid en in staat is deze raad volledig te informeren over de implementatie van deze wet en daarin de raad volledig te erkennen, kunnen we een sprankje van vertrouwen opbrengen in een goede afloop. Daarbij tekenen wij nadrukkelijk aan dat ons wantrouwen niet het college betreft, maar G-7
de wet als zodanig en de regering die haar, waarschijnlijk tegen beter weten in, heeft doorgedrukt. (Tijdens het betoog van de heer Lutterkort is mevrouw Van Dalen-Eggink te 19.08 uur ter vergadering gekomen.) De heer Koçak: Mijnheer de voorzitter. Voor het eerst in de geschiedenis van ons land krijgen de gemeenten de totale verantwoordelijkheid voor de ondersteuning en de begeleiding van de kwetsbare burgers. De Participatiewet is eigenlijk de grondslag voor deze totale verantwoordelijkheid als lagere overheid. Ons wordt voorgesteld kennis te nemen van deze businesscase, in te stemmen met de adviezen van het rapport en het voornemen uit te spreken voor het vormen van één gemeenschappelijke regeling op basis van de in het rapport genoemde uitgangspunten. De PvdA is voorstander van de gedachte achter deze wet en vindt het rapport van Berenschot hoopgevend voor de toekomstige uitvoeringsstructuur. Het zijn tenslotte ook nu al twee goed functionerende uitvoeringsorganen, waarvoor ik nogmaals mijn complimenten wil uitspreken. Op de voorstellen en de daarin genoemde uitgangspunten wil de PvdA graag op hoofdlijnen reageren. Het vervolgtraject. In de businesscase staan een aantal belangrijke onderwerpen die nog uitgewerkt of geregeld moeten worden. Ik noem de beleidsmix, de nulmetingen, een uitgewerkte begroting en bedrijfsplan, het ruitmodel, etc. Deze basale onderwerpen zijn cruciaal om te komen tot één gemeenschappelijke regeling voor AV en RSD. In het voorstel staat ook dat we dit besluit als een voorgenomen besluit moeten zien. Op een later tijdstip, in het najaar, zouden we dan een definitief voorstel krijgen voor één gemeenschappelijke regeling. Het is dus een fase van keuzes. Gezien het belang van deze wet en de omvang van de operatie om tot de eerder genoemde gemeenschappelijke regeling te komen, verzoekt de PvdA u om tijdens dit proces bij elke fase volgens het ruitmodel, de raad hierbij te betrekken en ons zorgvuldig te informeren. Het is, neem ik aan, niet de bedoeling dat we alleen maar het voorgenomen besluit nemen en vervolgens het feitelijke en formele besluit voor de gemeenschappelijke regeling. Is de raad dan klaar met de controlerende en kaderstellende taken voor zo’n belangrijke zaak? De heer Lutterkort: Het valt mij op dat wij het over een aantal punten heel erg eens zijn, bijvoorbeeld over het feit dat we heel goed moeten letten op het natraject en dat we het college moeten vragen ons daarvan op de hoogte te stellen. Wat mij echter even ontgaat is waaraan u het ongebreidelde vertrouwen in dit wetsvoorstel ontleent. Zelf zou ik niet zo goed weten hoe dit verder gaat en als ik het hier iemand van mijn collega’s zou vragen, zou volgens mij niemand precies kunnen zeggen hoe dit gaat aflopen. Mijn vraag is dus: waar komt uw vertrouwen vandaan? De heer Koçak: Wat bedoelt u daarmee precies? Ik begrijp u even niet. De heer Lutterkort: In het begin van uw bijdrage hebt u een ongebreideld vertrouwen uitgesproken in het wetsvoorstel van het kabinet. U hebt weliswaar het woord “ongebreideld’ niet gebruikt, maar u hebt wel gezegd dat u er vertrouwen in hebt. Hoezo dan?
G-8
De heer Koçak: Het woord “vertrouwen’ heb ik niet gebruikt, ik heb wel gezegd dat wij achter de gedachte van deze wet staan. De heer Lutterkort: Is dat iets anders dan? De voorzitter: Ik stel overigens vast dat wij hier spreken over de businesscase en niet over de Participatiewet en daartoe wil ik het graag beperken. De heer Koçak: Dat vind ik ook. Wat het vervolgtraject betreft blijft onze belangrijkste vraag: we gaan nu toch geen drie afzonderlijke besluiten nemen over de drie afzonderlijke decentralisaties? Het was toch vanaf het begin de bedoeling van deze raad, en volgens mij ook van uw college, om de drie decentralisaties te beschouwen als vernieuwing van het sociaal domein? Meer op de eigen kracht van de inwoners, meer integraal kijken naar wat mensen zelf kunnen en waarbij ze ondersteuning nodig hebben, meer flexibiliteit, zeg maar: maatwerk in de aanpak, en daarom ook kunnen schuiven met budgetten. Een aanpak waarin de wijkgerichte aanpak en buurthuizen een belangrijke rol zouden krijgen. Wij missen die aanpak in het voorstel helemaal en zien dat vooralsnog als een opstartprobleem van dit nieuwe college, of ligt het misschien aan het opsplitsen van de drie decentralisaties over drie portefeuilles en was wethouder Faro als eerste klaar met het raadsvoorstel? Tenslotte heeft hij al de meeste ervaring. Wat de communicatie betreft lees ik dat er een regionaal communicatieteam is opgesteld voor de drie D’s. We horen en lezen al zes maanden over dit regionale communicatieteam, maar we weten eerlijk gezegd nog niet wat dit precies gaat doen, hoe het gaat communiceren en met wie. Beschikt het al over een concreet communicatieplan? Communicatie via nieuwsbrieven en de website vindt de PvdA vanzelfsprekend, maar de belangrijkste vraag hierbij is: hoe gaat het college naar de doelgroepen communiceren? Hoe bereikt u hen? Wij maken ons grote zorgen over de grote hoeveelheid maatregelen, de uitvoering daarvan en de handhavingscapaciteit die hiervoor nodig is. Hoe verdraagt dat zich met de ingeboekte bezuinigingen? Uitgangspunt van het college is dat de uitvoering budgettair-neutraal dient te geschieden. Betekent dit dat het geld dan leidend is? Heeft het college een plan B? Wat als de wet een open-einde-regeling blijkt te zijn? We zoeken dus samen met u een relatie tussen beleid en budget. Inmiddels is het budget van de Participatiewet bekend. Vraag daarbij is: wordt het hele budget geoormerkt en hoe wordt de verdeling dan gemaakt tussen de Avelingen Groep en de Regionale Sociale Dienst? In de meicirculaire staat dat de verdeling objectief zal plaatsvinden. Wat betekent dat? Ik rond af met een aantal aanbevelingen. Benut de drie decentralisaties, om te komen tot een integrale aanpak in het sociaal domein. Zet in op de integrale werkgeversbenadering en steun op maat in hun ondernemerschap. Zo worden de domeinen zorg en arbeid verbonden en kunnen mensen komen van uitkering naar salaris. De PvdA verzoekt verder met klem stil te staan bij de cultuurverschillen van deze twee organisaties. Neem moeite en tijd om die te overbruggen. We merken dat er een behoorlijke druk is op het proces. Neem de tijd om dit proces zorgvuldig uit te werken en te vertalen naar de praktijk.
G-9
Bij een zorgvuldige behandeling verwachten wij ook dat frictiekosten zoveel mogelijk beperkt worden en dat de verscheidenheid aan talenten binnen de twee directies en organisaties nodig is voor daadkrachtige, nieuwe en sterke organisaties. Om te schakelen en verbinden moet het college op zoek gaan naar de dwarsverbanden binnen het sociaal domein. Dan kan onze gemeente iets betekenen voor de kwetsbare burgers. Over verbinden gesproken: de raad moet samen met het college slimme verbindingen aanbrengen, waardoor wij mensen centraal stellen en niet de regelingen. Processen en regelingen zijn belangrijk in onze gemeente, maar vergeet asjeblieft nooit waarvoor u dat werk uiteindelijk doet. (Tijdens het betoog van de heer Koçak is de heer Güngör te 19.21 uur ter vergadering gekomen.) De heer Van Breemen: Mijnheer de voorzitter. Met interesse heeft de fractie van GroenLinks kennis genomen van de businesscase Participatiewet. We komen vanavond tot een redelijk ingrijpend besluit, dat een belangrijke stap vormt in het proces van de decentralisatie van de Participatiewet. GroenLinks kan zich vinden in het voorstel om de Avelingen Groep en de RSD samen te voegen tot één gemeenschappelijke regeling voor de Participatiewet. Het ligt voor de hand om de uitvoering van deze wet ook door een daartoe ingerichte organisatie te laten uitvoeren. Dit beperkt bureaucratie en schept, als het goed is, een krachtige organisatie waarin doorstroming en begeleiding naar werk gewaarborgd zijn. Het vergroot de efficiëntie van de uitvoering als cliënten voortaan meteen weten waar ze terecht kunnen met hun vragen. Natuurlijk zijn er ook nog een aantal onduidelijkheden, zoals de winst die te behalen valt in de synergie en de efficiëntie. Berenschot heeft geconstateerd dat de RSD eigenlijk al heel erg efficiënt werkt en het is dus maar de vraag of er op dat punt nog wel wat te winnen valt. Dit zal uit vervolgonderzoeken moeten blijken. Een vraag die wij daarbij nog wel hebben is wanneer, of waar, in het ruitschema het voor ons als raad duidelijk wordt of die efficiency- en synergievoordelen er zijn, of dat de frictiekosten misschien zelfs wel nadelen opleveren, of dat we vooral moeten kijken naar beleidskeuzen om de bezuiniging te vinden. Daar ligt immers wel een belangrijk vraagstuk op tafel. Voor ons is wel voldoende helder geworden dat het ons zeker niet zal lukken om de door het rijk opgelegde korting af te dekken als we op de huidige wijze blijven werken. We zullen dan ook instemmen met dit voorstel. Wel willen we graag nog wat extra aandacht vragen voor de adviezen die Berenschot heeft meegegeven. Het rapport raadt in advies 3 aan 2015 te gebruiken om de twee organisaties samen te voegen. Graag willen wij hierbij aandacht vragen voor het grote verschil dat tussen de twee bestaande organisaties bestaat. De heer Koçak verwees er ook al naar. Een RSD heeft een fundamenteel andere werkwijze dan een werkbedrijf en het is dan ook van groot belang, zowel voor het welslagen van de samenvoeging als voor de cliënten en de werknemers, dat zorgvuldig wordt omgegaan met deze cultuurverschillen. We hopen dat het college hieraan extra aandacht zal besteden. GroenLinks is erg blij met advies 4 over het aanstellen van een kwartiermaker. Volgens ons is dit een onmisbare schakel in het proces dat leidt tot samenvoeging en is het van groot belang dat dit proces goed wordt begeleid door iemand die op enige afstand
G - 10
staat, dus niet een bestuurder. Wij hopen dan ook dat dit advies snel ter harte wordt genomen en dat we binnenkort kennis kunnen maken met de kwartiermaker. Ook advies 5 over de lokale aanhechting en 6 over de samenhang met andere decentralisaties zijn ons uit het hart gegrepen en onderstrepen we hier dan ook graag nog eens. Een punt dat niet aan de orde komt in deze businesscase, maar wij wel erg belangrijk vinden, is de verbinding met het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven. In de BAR-gemeenten (Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk) is men met een zelfde soort proces bezig om de Participatiewet te implementeren en daar heeft men besloten om aan de voorkant partners te zoeken in de zorg, bij het UWV en bij ondernemers en het bedrijfsleven. Dit heeft tot een heel vruchtbare samenwerking geleid, tot grote tevredenheid van alle partijen. Wij denken dat dit ook voor onze regio een goede aanpak zou zijn en hopen dan ook dat het college deze suggestie wil overnemen. De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Bij het doornemen van de businesscase en het geven van een reactie daarop, moest ik denken aan de tijd dat ik ’s avonds onze vijf kinderen naar bed bracht, steeds op verschillende tijden, en elke keer het aanwezige traphekje bovenaan de trap zorgvuldig opende en sloot. Waarom een traphekje? Voor de veiligheid van de kleinsten, opdat ze niet in het trapgat zouden vallen. Een preventieve maatregel dus. Voor onze oudste kinderen en ook voor onszelf was het vaak een sta-inde-weg, die alleen maar lastig was. We zijn nu volop bezig, en dat zal de komende jaren nog wel even doorgaan, met het opzetten van de uitvoerende organisaties in het kader van de drie decentralisaties, organisaties die zowel op lokaal, regionaal als provinciaal niveau opereren, met als doel mensen zo zelfstandig mogelijk hun weg te laten gaan en de meest kwetsbaren niet tussen wal en schip, of, in mijn metafoor: van de trap te laten vallen. Vanavond bespreken we de businesscase Participatiewet, let wel: de strategienota, die in Lexmond, maar ook op 3 juli jl. uitvoerig door de ambtenaren en de projectleider is toegelicht. Mede hierdoor is voor onze fractie een groot aantal vragen beantwoord. Hoewel het niet aan raad of college is om de businesscase vast te stellen, maar dit aan de algemeen besturen van de RSD/AV en de Avelingen Groep toekomt, moeten wij ons wel een mening vormen over het op termijn samenvoegen van beide gemeenschappelijke regelingen. Waar het in de Participatiewet om gaat, hebben wij uitvoerig kunnen lezen en ik bespreek dan ook alleen die zaken waarbij wij een paar aantekeningen willen plaatsen. De gemeenten zijn en blijven verantwoordelijk voor de begeleiding naar werk, nu neergelegd bij de RSD en de AG. Onze fractie ondersteunt de uitgangspunten die, kort samengevat, neerkomen op: ondersteuning naar werk alleen voor wie dat nodig heeft, stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid, met maatwerk als uitgangspunt om via de kortste weg mensen weer aan het werk te krijgen, op de arbeidsmarkt kan iedereen meedoen naar vermogen, toewerken naar een toekomstige infrastructuur van een van de uitvoerende organisaties, bij het komen tot één gemeenschappelijke regeling rekening houden met de cultuurverschillen en de uitvoering budget-neutraal laten verlopen. Daarbij heeft onze fractie de volgende aandachtspunten. We zijn voorstander van het vormen van één gemeenschappelijke regeling, waardoor per 1 januari 2015 sprake is van
G - 11
een gemeenschappelijke vergadering van beide besturen en op termijn één uitvoeringsorganisatie komt, waarbij de eigenheid en de sterke punten van de RSD en de AG gehandhaafd worden, met name in de uitvoerende organisatieonderdelen, zoals ook verwoord in advies 2D, bij de intakeprocedure loketten van de RSD en de AG op elkaar afstemmen en op termijn in elkaar schuiven, waarbij oog is voor de gehele problematiek, om te voorkomen dat iedere organisatie haar eigen loket houdt, wat een integrale aanpak van wonen, werk en zorg in de weg kan staan en van samenhang met de andere decentralisaties geen sprake meer zou zijn, zoals ook verwoord in advies 6. In de businesscase lezen wij dat rekening wordt gehouden met een fors financieel tekort. De businesscase spreekt over een tekort van € 0,3 miljoen in 2015 tot € 3,1 miljoen in 2021. Als budgetneutraliteit het uitgangspunt is, zal dan fors moeten worden bezuinigd en zullen de synergievoordelen van samenvoegen van RSD en AG op korte termijn al door een gezamenlijk bestuur moeten worden opgepakt. De uitvoerende organisaties in het sociaal domein zijn nog volop in ontwikkeling en daarover kunnen wij dan ook nog niet zoveel zeggen. Het maakt ook niet zoveel uit of zo’n organisatie “zus” is of “zo”, waar het om gaat zijn de draaipunten, de scharnierpunten in de organisaties. Hoe flexibel zijn de organisaties ten opzichte van elkaar, hoe liggen de verbindingen, hoe werken lokaal en regionaal samen? Doet over een jaar iedere organisatie nog z’n eigen ding, of is er sprake van een integrale aanpak? Onze fractie zal dit de komende periode kritisch blijven volgen. Mevrouw Mager-Schroten: Mijnheer de voorzitter. Op korte termijn krijgen we te maken met grote veranderingen in het sociale domein. Of we dat leuk vinden of niet, het is democratisch besloten en dus gaan we er met z’n allen voor. Een van die veranderingen is de Participatiewet. De gemeente krijgt een regierol toegeschoven, een mooie en zware taak waarover we het volgens mij in een volgende vergadering nog uitgebreid zullen hebben. Die taak behoeft ook zorgvuldigheid. Het samenspel tussen de diverse partijen, de samenhang en de integrale aanpak: het wordt allemaal steeds belangrijker. Per 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. De colleges van de AVgemeenten gaan deze uitdaging tezamen aan, en dat is eigenlijk ook best logisch, als je ziet dat de twee pareltjes van onze regio, de RSD en de Avelingen Groep, grote expertise hebben op dit gebied en ook regionaal opereren. Het zijn twee goed bekend staande gemeenschappelijke regelingen, twee organisaties die professioneel hun taak oppakken en op veel gebieden initiatieven hebben ontplooid, maar er samen niet uit blijken te komen nu puntje bij paaltje komt. De VVD betreurt dat. Nu ligt het rapport van Berenschot voor, waaruit blijkt dat het toch zou moeten kunnen, en wel met behulp van de zogenaamde kwartiermaker, die vast goed werk kan gaan verrichten. De keuze ligt nu voor om de Avelingen Groep en de RSD samen te voegen in één uitvoeringsorganisatie ten aanzien van de Participatiewet. De VVD vindt dit een goede keuze. Naast de Participatiewet worden ook nog andere taken gedecentraliseerd, op het gebied van de Wmo en de jeugdzorg. Ontschotten en een meer integrale aanpak mogelijk maken is de uiteindelijke doelstelling. Samenhang in deze decentralisaties en in de verdere planvorming moet nadrukkelijk de aandacht krijgen. De twee bestaande gemeenschappelijke regelingen zijn niet specifiek toegerust op de uitvoering van de Participatiewet. Verandering hierin is dan ook zeker op haar plaats. De VVD hecht hierbij
G - 12
wel aan de deadline van 1 januari 2015. De urgentie van de in te zetten veranderingen zou anders wel eens kunnen verdwijnen. Tot slot, het lijkt een open deur, vragen wij de wethouder, dan wel het college, scherp te letten op de financiële consequenties en uiteraard ook in het oog te houden waar het werkelijk om gaat, namelijk om diegenen die zijn aangewezen op deze regeling. De heer Onvlee: Mijnheer de voorzitter. De nieuwe Participatiewet is goed voor de ontwikkeling van Nederland. Deze mijlpaal, of, beter gezegd: businesscase, is echter niet het moment voor het maken van politieke keuzes, maar meer een stap voor het dagelijks bestuur. Het is misschien de kleinste van de drie D’s, maar gezien het tijdsbestek desalniettemin een grote opgave. Het gaat om veel geld. Het CDA vindt het belangrijk dat iedereen kan werken naar vermogen: kijken naar wat iemand kan in plaats van kijken naar wat iemand niet kan. De kwaliteit is daarbij belangrijk; deze moet gelijk blijven, of zelfs beter worden. Het is goed te lezen dat de kwaliteit blijft. Individueel zullen er voorbeelden zijn die niet de schoonheidsprijs verdienen en daar moeten we scherp op zijn. Echter, bij decentraliseren zien we dat we respect voor verschillen moeten hebben en, zoals de heer Lutterkort terecht zei en iedereen ook weet: het gaat om mensen. Het CDA vraagt het college flexibel te zijn en continu de vinger aan de pols te houden. Dat begint vanaf nu, met de voortgang van het samenvoegen van de gemeentelijke regelingen. De businesscase geeft aan dat samenvoegen geld bespaart, dus: hoe eerder we samenvoegen, hoe minder geld we dadelijk tekort komen. Het is eenvoudiger een ton te besparen door per 1 januari de GR’en samen te voegen dan een ton bij te leggen omdat ze nog niet zijn samengevoegd. Uiteindelijk moet dan ergens anders op bezuinigd worden. Volgens het CDA staat het samenvoegen per 1 januari 2015 een stuk chiquer dan bijvoorbeeld het verhogen van de OZB om het gat van een ton te dichten. Het CDA vraagt zich af of het college specifiek zaken identificeert waarover het de vinger aan de pols houdt bij deze ontwikkelingen en hoe het college denkt hierop te sturen. Een zelfde vraag geldt voor het besluit onder punt 3B, het uitgangspunt dat de organisatie van de uitvoering van de nieuwe Participatiewet zoveel mogelijk op de onder A genoemde budgettaire neutraliteit zal worden ingericht. Kan het college aangeven wat er gebeurt als dit niet lukt? Wat is plan B, zoals we eerder gehoord hebben? Tenslotte wensen wij het college en de RSD en Avelingen Groep veel wijsheid en succes. Wij hopen op een snelle, goede samenvoeging. Wethouder Faro: Mijnheer de voorzitter. Je zult maar terugkomen van een vakantie op Kreta, waar je gewend was in een korte broek en op gympies rond te lopen. Ik word nu dus meteen in het diepe gegooid, en dat vind ik overigens best prettig, want voordat je het weet, ben je weer gewend aan het ritme waar je in zat. In algemene zin heb ik een aantal opmerkingen en vragen genoteerd en als ik in mijn reactie iets over het hoofd zou zien, laat ik me graag corrigeren of interrumperen. Wat betreft de zorg die in alle beschouwingen heeft doorgeklonken, kan ik de raad geruststellen: daarin staat u niet alleen. Natuurlijk maakt ook het college zich daarover zorgen, want we staan hier bepaald niet voor een duidelijk omlijnd plan waarvan iedereen de consequentie in de toekomst kent. Dat betekent mijns inziens dat we met elkaar politiek een les te leren hebben, namelijk de les van de onzekerheid. Er is onzekerheid G - 13
over een aantal punten en ik heb er geen enkele behoefte aan hier onder stoelen of banken te steken dat dat ook zo wordt ervaren door de andere wethouders die zich bezighouden met de drie D’s. Ik heb dan ook alle begrip voor de vragen die leven in de raad en zal mijn uiterste best doen om de raad zoveel mogelijk tot op details te informeren over wat er speelt. Vandaag zal ik dat doen rondom de businesscase. Dat de SP zich in haar vraagstelling omzichtig heeft uitgelaten, begrijp ik heel goed. Feit is echter dat we in dit land democratisch met elkaar hebben besloten het op deze manier te gaan doen. Niets doen is daarom geen optie, vandaar dat we via deze businesscase willen proberen de mensen om wie het hier gaat op een zo goed mogelijke manier te bedienen. Aangedrongen is op aandacht voor de verschillen in culturen. Niemand hoeft zich daarover zorgen te maken, want die aandacht is er. Het is logisch dat bij de beide GR’en verschillen in culturen bestaan, want het zijn twee totaal verschillende bedrijven, en daar hebben wij oog voor. Wij hebben ook oog voor de verschillen in kwaliteit bij de bedrijven. Wij begrijpen dat bij de RSD een andere aanpak logischer is, omdat zij op zoek is naar werk voor degenen die in de WSW zitten. Er zal dus een verschil zijn in werkgeversbenadering en daar zullen we aandacht voor hebben. Natuurlijk kiezen we van de kwaliteiten van de beide GR’en de beste en we zijn beslist niet van plan het kind met het badwater weg te gooien. Een vraag is ook gesteld over de verdeling van het participatiebudget. Het vorig jaar hebben wij de beide GR’en gevraagd na te gaan hoe de verdeling van dit budget op een goede manier gerealiseerd zou kunnen worden. Wij hadden dat dus aan hen zelf overgelaten, maar dat is wat lastiger gebleken dan wij dachten. Wij hebben nu beide directeuren opgedragen met voorstellen te komen voor de manier waarop naar hun mening het budget verdeeld dient te worden. Mijn idee daarover is dat ook de raad zich daarover moet kunnen uitspreken, want het is natuurlijk wel van belang te weten of de participatiegelden worden besteed in het zogenaamde granieten bestand van de RSD, al mag ik het zo niet zeggen, of aan mensen met de grootste kans op werk op de arbeidsmarkt. Die vraag ligt voor en wat mij betreft hoort de raad daarover iets te vinden. Dat wij scherp op de financiën zullen letten spreekt vanzelf. De tekorten lopen op, logisch ook, want dat heeft te maken met het feit dat per SE, zoals het wordt genoemd in het WSW-veld, de bedragen gekort worden, zodat logischerwijs tekorten gaan ontstaan in de WSW. Daar zullen we wat mee moeten en dat is ook de reden waarom deze businesscase voorligt. Het zal duidelijk zijn dat wij dit niet doen vanuit de “business’, maar vanuit mensgerichtheid. Dat staat in dit hele verhaal centraal. We willen juist vanuit respect, want dat is de kern van de Participatiewet, ruimte geven voor de eigen verantwoordelijkheid van het individu. Tenslotte rest nog een concrete, maar ook lastige vraag van de heer Van Breemen over het ruitmodel. Ik begrijp de behoefte aan duidelijkheid heel goed, maar ik denk dat pas als het bedrijfsplan vorm is gegeven in het ruitmodel meer zicht zal ontstaan op de efficiency en op de synergievoordelen die dit met zich kan brengen. Mooier kan ik het niet maken. De voorzitter: Aan de orde is thans de tweede termijn.
G - 14
De heer Koçak: Mijnheer de voorzitter. De wethouder zeg ik dank voor zijn reactie. Het is prettig te horen dat hij onze zorg deelt. Enkele vragen die wij hebben gesteld zijn echter nog niet beantwoord, zoals die over het vervolgtraject. Ik heb begrepen dat de raad zich later wel kan uitspreken over de budgetten, maar hoe wordt dat inhoudelijk geregeld? Worden wij er zorgvuldig bij betrokken in de vorm van een raadsbijeenkomst? Voorts wil ik even terugkomen op de bijdrage van de SP. Zoals mijn fractievoorzitter al zei, heb ik daarin geen enkele overweging gehoord waarom de SP, die zich alleen maar in negatieve termen over het voorstel uitsprak, met verwijzing naar “grote angsten”, “complexe situaties” e.d., toch met het voorstel instemt. Ik wil graag benadrukken dat onze woorden anders zijn en dat wij ons zorgen maken over een aantal punten. Eens zijn wij het wel over het belang van de frictiekosten. De heer Van Breemen heeft terecht een opmerking gemaakt over de binding in het maatschappelijk veld. Wij zijn een van de vijfendertig werkregio’s en waar bijvoorbeeld de Avelingen Groep meer dan 300 opdrachtgevers heeft, zullen wij ook de ruimte moeten geven om dat te positioneren en profileren. Wethouder Faro: Mijnheer de voorzitter. Wat de aansluiting van het maatschappelijk middenveld betreft, kan ik mededelen dat wij stappen aan het zetten zijn in de arbeidsmarktregio Gorinchem, waarvoor wij de regie hebben. Als een van de eerste acties zullen wij in gesprek gaan met een aantal grote werkgevers, om hen te vragen hoe zij de arbeidsmarkt denken te ontwikkelen. De samenwerking met de werkgevers in deze regio hangt daar natuurlijk heel direct tegen aan, waarbij ik rustig kan zeggen dat ik erg enthousiast ben over het arbeidsethos van die werkgevers. Wij kunnen redelijk ten voorbeeld dienen voor het land als het gaat om het aan het werk helpen van mensen met, laat ik het wat voorzichtig zeggen: wat minder kwaliteiten. De Avelingen Groep, de RSD, het UWV en de programmaraad vanuit Den Haag zijn erbij betrokken en de gemeente Gorinchem zal meer de regie gaan voeren. Deze week hebben we een eerste bijeenkomst gehad en daar werd ik wel vrolijk van. Het krijgt vorm, wat overigens niet meteen wil zeggen dat ook het resultaat goed is. In reactie op de vraag over informatie kan ik verzekeren dat, op het moment dat er belangwekkende noviteiten te delen zijn – ik ga de raad niet informeren over al het nieuws, want dan worden we met z’n allen gek –, wij dat zullen doen. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 7. Herbenoeming van de heer Eigeman en mevrouw Van Houwelingen en voorzitterschap van de Rekenkamercommissie Gorinchem (nr. 2014-1205). Inleiding Sinds 2006 kent Gorinchem een Rekenkamercommissie Gorinchem (RKC). De commissie bestaat uit drie externe leden en een ambtelijk secretaris. Momenteel vormen mevrouw Van Houwelingen en de heren Eigeman (voorzitter) en De Graaf de commissie. De leden van de RKC worden voor 4 jaar benoemd (Verordening op de rekenkamercommissie Gorinchem). Op 1 september 2014 eindigt voor de heer Eigeman het lidmaatschap van de RKC. De heer Eigeman heeft aangegeven zijn voorzitterschap en daarmee lid van de RKC met 4 jaar te willen verlengen. Op 1 September 2015 eindigt voor mevrouw Van Houwe-
G - 15
lingen het lidmaatschap van RKC. Ook mevrouw Van Houwelingen heeft aangegeven haar lidmaatschap in 2015 van de RKC met 4 jaar te willen verlengen. Voorstel 1. het lidmaatschap van de RKC van de heer Eigeman met 4 jaar te verlengen 2. de heer Eigeman tot 1 September 2016 te benoemen als voorzitter van de RKC 3. het lidmaatschap van de RKC van de mevrouw Van Houwelingen met 4 jaar te verlengen 4. mevrouw Van Houwelingen vanaf 1 September 2016 te benoemen als voorzitter van de RKC Argumenten Binnen de commissie bestaat geen bezwaar tegen de verlenging van het lidmaatschap van de heer Eigeman en mevrouw Van Houwelingen met nog vier jaar. Aangetekend is dat het voorzitterschap met twee jaar wordt verlengd waarna deze wordt overgenomen door mevrouw Van Houwelingen. Schema van aftreden Het schema van aftreden is als bijlage gevoegd bij dit voorstel.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 8. Benoeming eerste en tweede waarnemend voorzitter van de gemeenteraad (nr. 2014-1168) Ingevolge de Gemeentewet (artikel 77) wordt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester het voorzitterschap van de raad waargenomen door: -
het langstzittende lid in de raad;
-
of, indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, het oudste lid van de raad injaren van hen;
-
of een ander lid door de raad met de waarneming te belasten.
Uit overleg binnen uw raad is naar voren gekomen om de volgende personen te benoemen als waarnemend voorzitter van de Gemeenteraad: -
de heer D. van Zanten:
-
de heer R. van Luijk:
eerste waarnemend voorzitter tweede waarnemend voorzitter
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 9. Sluiting
De voorzitter sluit te 19.49 uur de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Gorinchem op donderdag 25 september 2014. De griffier,
G - 16
De voorzitter,