UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
Wie oprecht lacht, lacht het best
De Invloed van Sociale Angst op het tonen van een Oprechte Glimlach
Rianne Schouwenaar Masterthese Klinische Psychologie Studentnummer: 6097936 Begeleider: Corine Dijk Datum: 30 mei 2013
Samenvatting Mensen met sociale angst ervaren in sociale situaties vaak interpersoonlijke problemen. Ze worden bijvoorbeeld als minder prettig in de omgang ervaren dan mensen zonder sociale angst. Dit kan komen door de manier waarop sociaal angstigen glimlachen naar hun gesprekspartner. Er zijn verschillende manieren van glimlachen. Een lach waarbij alleen de mondhoeken omhoog gaan, is een beleefde lach. Een lach waarbij naast de mondhoeken ook de ogen gebruikt worden, is een oprechte lach, ook wel een Duchenne Smile genoemd. In deze studie is onderzocht of sociale angst invloed heeft op het tonen van een Duchenne Smile. Mensen met sociale angst lijken ook minder positief affect te ervaren. Daarom is tevens onderzocht of sociale angst invloed heeft op het voelen van blijdschap. Als laatste is onderzocht of een blij gevoel groter wordt als de Duchenne Smile wordt getoond. Er zijn video-opnames van 40 1-op-1 gesprekken gemaakt tussen deelnemers met (n = 20) en zonder sociale angst (n= 20) met een gesprekspartner die niet sociaal angstig was. De gesprekken hadden een blije inhoud. Blijdschap werd met een vragenlijst gemeten. Hoog en laag angstigen bleken niet te verschillen in het tonen van de Duchenne Smile. Er bleek ook geen verschil te zijn in hoe blij hoog en laag angstigen zich voelden. Er was geen verschil in het wel of niet tonen van een Duchenne Smile en het voelen van blijdschap. Deze resultaten geven geen aanleiding tot de conclusie dat mensen met sociale angst minder oprecht glimlachen en minder blijdschap ervaren dan mensen zonder sociale angst.
2
Inhoudsopgave
1.
Inleiding........................................................................................................................................... 4
2.
Methode.......................................................................................................................................... 7 2.1 Deelnemers .............................................................................................................................. 7 2.2 Taak ......................................................................................................................................... 9 2.3 Materiaal ............................................................................................................................. 119 2.4 Procedure............................................................................................................................. 110 2.5 Data reductie en analyse ....................................................................................................... 11
3.
Resultaten ..................................................................................................................................... 12 3.1 Sociale angst en de Duchenne Smile ................................................................................... 112 3.2 Sociale Angst en Emotiebesmetting .................................................................................... 112 3.3 De Duchenne Smile en Emotiebesmetting ........................................................................... 113
4.
Discussie ........................................................................................................................................ 14
5.
Literatuur ...................................................................................................................................... 17
Bijlage 1 ................................................................................................................................................. 20 Bijlage 2 ................................................................................................................................................. 21
3
1. Inleiding Mensen met sociale angst zijn bang om negatief beoordeeld te worden door anderen. Hierdoor vermijden zij situaties waarin dit kan gebeuren of ondergaan de situatie met enorme angst (Vandereycken, Hoogduin, & Emmelkamp, 2008). Mensen met sociale angst knopen bijvoorbeeld minder snel een gesprek aan met een onbekende dan mensen zonder sociale angst (Davila & Beck, 2002). Het is ook bekend dat mensen met sociale angst allerlei interpersoonlijke problemen hebben (Alden & Taylor, 2004). Ze worden bijvoorbeeld als minder prettig in de omgang ervaren dan mensen zonder sociale angst (Voncken, Alden, Bögels, & Roelofs, 2008; Heerey & Kring, 2007). Dit lijkt te komen doordat sociaal angstigen zich vooral bezig houden met de manier waarop zij zichzelf presenteren aan hun gesprekspartner en hoe ze zich op dat moment voelen, in plaats van hun aandacht te richten op de persoon waarmee ze in gesprek zijn (Alden & Taylor, 2004). Mensen met sociale angst lijken zich minder blij en zelfs bozer te voelen dan mensen zonder sociale angst (Kashdan & Collins, 2010). Door het ervaren van minder positief affect en door minder op de sociale interactie te letten, kunnen mensen met sociale angst positieve uitdrukkingen van hun gesprekspartner missen, zoals een glimlach (Heerey & Kring, 2007). Sociaal angstigen lijken tevens als ontwijkend gekarakteriseerd te kunnen worden (Alden & Beiling, 1997). Het ontwijkende karakter van de sociaal angstige resulteert in het minder tonen van de eigen emoties (Alden & Taylor, 2004; Davila & Beck, 2002), terwijl het goed is om emoties te uiten. Door het uiten van emotie wordt informatie aan de ontvanger verzonden waardoor de sociale interactie beter verloopt (Miles & Johnston, 2007). Vooral de informatie van de gezichtsuitdrukking is van belang, omdat deze emoties en intenties communiceert (Doherty, 1997). Het ervaren van minder positief affect en het minder tonen van emotionele gezichtsuitdrukkingen lijkt mensen met sociale angst te onderscheiden van mensen zonder sociale angst (Kashdan & Collins, 2010; Miles & Johnston, 2007; Davila & Beck, 2002). De lach is een emotionele gezichtsuitdrukking van blijdschap en wordt universeel erkend als een indicatie van een positieve emotionele ervaring (Ekman, 1992). Het tonen van een lach speelt een cruciale rol in het initiëren en onderhouden van sociale relaties (Leppänen & Hietanen, 2007). 4
Door te lachen kunnen negatieve emoties worden verborgen en spanningen binnen een interactie worden verminderd (Miles & Johnston, 2007). Er kan onderscheid worden gemaakt tussen een beleefde lach, ofwel een lach zonder vreugde en de Duchenne Smile, een oprechte lach met vreugde (Ekman et al., 1990). De Duchenne Smile bestaat uit het omhoog gaan van de beide mondhoeken, ook wel de Zygomaticus Major genoemd, en het aanspannen van de spieren rond de ogen, de Obicularis Oculi
(Ekman & Friesen, 1978). Als de Zygomaticus Major en de Obicularis Oculi
aanspannen dan stijgen de wangen, rimpelt de huid aan de buitenkant van de ooghoeken, verlagen de wenkbrauwen en worden de ogen kleiner. Bij een beleefde lach wordt alleen de Zygomaticus Major aangespannen en bewegen de spieren rond de ogen niet (Leppänen & Hietanen, 2007). Mensen die de Duchenne Smile tonen worden als socialer en meer relaxed beoordeeld dan mensen die alleen een beleefde lach laten zien (Duchenne de Boulogne, 1862, aangehaald in Ekman, Davidson, & Friesen, 1990; Frank, Ekman & Friesen, 1993). Mensen met sociale angst hebben meer negatieve emoties en tonen hun emoties ook minder dan mensen zonder sociale angst. Het is dan ook mogelijk dat mensen met sociale angst minder oprecht glimlachen dan mensen zonder sociale angst. Het tonen van een Duchenne Smile brengt niet alleen een positieve beoordeling door interactiepartners tot stand, het initieert ook emotiebesmetting (Leppänen & Hietanen, 2007). Emotiebesmetting is de onbewuste neiging van twee individuen om tijdens een interactie in eenzelfde emotionele staat te komen. Dit komt tot stand doordat de ene interactiepartner de gezichtsuitdrukking en houding van de andere interactiepartner overneemt (Doherty, 1997). Emotiebesmetting is een onderdeel van empathie en is van belang om verschillende emoties bij een ander te herkennen (Hess & Blairy, 2001). Emotiebesmetting komt niet tot stand bij het tonen van een beleefde lach (Leppänen & Hietanen, 2007). Een theorie waarin wordt verklaard hoe gezichtsuitdrukkingen emoties beïnvloeden is de Facial Feedbacktheorie (FFT). In deze theorie wordt gesteld dat de gezichtspieren feedback sturen naar de hersenen, waardoor emoties en gedrag tot stand komen (Strack, Martin, & Stepper, 1988; Doherty, 1997). Dit kan worden geïllustreerd aan de 5
hand van een onderzoek van Strack et al. (1988), waarin deelnemers werden gevraagd naar een komisch filmpje te kijken terwijl zij onder anderen een pen tussen de lippen (conditie 1) en tanden (conditie 2) hielden. In conditie 1 werden de lippen op elkaar geperst om de pen vast te houden waarbij het onmogelijk was om te lachen. In conditie 2 was het onmogelijk om de pen tussen de tanden te houden zonder de mondhoeken omhoog te trekken. Deelnemers in conditie 2 voelden zich blijer dan de deelnemers in conditie 1. Hieruit blijkt dat het tonen van een blije gezichtsuitdrukking zorgt voor meer positief affect dan een niet blije uitdrukking. Daarentegen heeft Fridlund (1991) uit zijn onderzoek geconcludeerd dat mensen ook lachen zonder blij te zijn. Of iemand lacht hangt meer af van de sociale context, dus de aanwezigheid van anderen, dan van een positief gevoel. Het is aannemelijk dat mensen met sociale angst minder oprecht lachen als de sociale context een belangrijke rol speelt. Ze kunnen dan immers negatief beoordeeld worden door anderen. Omdat mensen met sociale angst minder lachen is het volgens de FFT aannemelijk dat zij minder besmet worden met een blije emotie dan mensen zonder sociale angst. In deze studie wordt onderzocht wat de invloed is van sociale angst op het tonen van de Duchenne Smile. Sociaal angstigen blijken interpersoonlijke problemen te hebben (Alden & Taylor, 2004). Ook voelen ze zich minder blij en tonen ze hun emoties minder dan mensen zonder sociale angst (Kashdan, 2004; Davila & Beck, 2002). Dit kan tot gevolg hebben dat mensen met sociale angst de Duchenne Smile minder tonen dan mensen zonder sociale angst. Er kan een vicieuze cirkel ontstaan waarin het verminderd tonen van een Duchenne Smile leidt tot minder positieve reacties van de gesprekspartner. De band wordt daarom door de gesprekspartner als minder positief beoordeeld. Hierdoor versterkt het negatieve gevoel van de sociaal angstige en lacht deze nog minder naar de gesprekspartner. Tijdens deze studie luisterden sociaal hoog en laag angstige deelnemers naar een blij verhaal van een andere student waarbij hun gezichtsuitdrukkingen op video werd vastgelegd. Tevens werd aan hen gevraagd naar hun emoties voor en na het gesprek. Verwacht werd dat er een verschil bestaat tussen sociaal hoog angstigen en laag angstigen in de mate van het tonen van de Duchenne 6
Smile, waarbij hoog angstigen de Duchenne Smile minder tonen dan laag angstigen. Tevens werd verwacht dat het verschil in een blij gevoel tussen hoog en laag angstigen groter is na een blij gesprek dan voorafgaand aan een blij gesprek, waarbij de toename bij laag angstigen groter is dan bij hoog angstigen. Als laatste werd een verschil in blijdschap voor en na het gesprek bij het wel of niet tonen van de Duchenne Smile verwacht. Als de Duchenne Smile wel werd getoond, werd verwacht dat de deelnemer zich blijer voelde na het gesprek dan als de Duchenne Smile niet werd getoond.
2. Methode 2.1 Deelnemers Er deden in totaal 40 deelnemers mee aan dit onderzoek. Dit waren eerstejaars psychologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam die tijdens een verplicht testmoment bij de 25% hoogst en 50% laagst scorende deelnemers hoorden op de Social Interaction Anxiety Scale (SIAS), zie Materiaal. Bij aanvang van het onderzoek werd de SIAS wederom afgenomen. Omdat de SIAS score van de tweede meting bij 13 deelnemers verschilde van de eerdere meting is besloten om op basis van de tweede meting de groep Hoogangstig of Laagangstig in te delen, zie Figuur 1. Deze indeling is tot stand gekomen door het berekenen van de mediaan van de somscore op de SIAS (20.5). Deelnemers met scores boven de mediaan behoorden tot de groep Hoogangstig en deelnemers met scores lager of gelijk aan de mediaan behoorden tot de groep Laagangstig. Uit de analyse bleek dat de beide groepen significant van elkaar verschilden op Sociale Angst (t (38) = -9.77, p < .001), zie Tabel 1. Als beloning kregen de deelnemers een proefpersoonpunt.
7
Figuur 1. Mediaan en Somscore van de SIAS tijdens het onderzoek en groepen Hoog- en Laagangstig op basis van het Verplichte Testmoment.
Tabel 1 Minimum, Maximum, Gemiddelde en Standaarddeviatie van Leeftijd, Geslacht en de Somscore SIAS van Hoog- en Laagangstigen.
Leeftijd
Geslacht
Score op SIAS
Laagangstig (LA)
Hoogangstig (HA)
Range
18-44
18-39
M (SD)
21.10 (5.70)
21.15 (5.40)
Man
1
6
Vrouw
19
14
Range
1-20
21-65
M (SD)
11.45 (5.70)
38.30 (10.83)
8
2.2 Taak 1 Een deelnemer en een andere student, de verteller, werden aan elkaar gekoppeld. De deelnemer luisterde altijd naar een kort verhaal met een blije inhoud van de verteller. De verteller werd geselecteerd omdat deze bij de 50% laagste scores op de SIAS hoorde van het verplichte testmoment. De verteller was altijd laagangstig en de deelnemer wisselend laag- en hoogangstig. Na vergelijking van de scores op de SIAS tijdens het onderzoek met de scores tijdens het verplichte testmoment, bleek dat drie vertellers die eerst als laagangstig scoorden nu als hoogangstig scoorden2. Van de vertellers waren er 8 mannen3 en 32 vrouwen met een minimum leeftijd van 18 jaar en maximum 32 jaar (M = 20.65, SD = 3.32). Hun score op de SIAS was minimaal 0 en maximaal 33 (M = 11.38, SD = 6.74). Het korte verhaal waarover verteld diende te worden moest een blije inhoud hebben. Hiervoor kreeg de verteller schriftelijke instructies (zie Bijlage 1). De deelnemer kreeg eveneens instructies (zie Bijlage 2). Gedurende het gesprek verliet de proefleider de ruimte en kwam vervolgens na drie minuten weer binnen om het gesprek te beëindigen.
2.3 Materiaal Om sociale angst te meten werd de Social Interaction Anxiety Scale (SIAS; Mattick & Clarke, 1998) afgenomen. Er zijn 20 items waarop de deelnemer zijn ervaring scoort in sociale situaties, gerelateerd aan sociale angst volgens DSM-IV-criteria. Ervaringen worden gescoord op een 5puntsschaal van 0 (past helemaal niet bij mij) tot 4 (past heel erg bij mij), bijvoorbeeld “Ik vind het moeilijk om oogcontact te maken met anderen”. De minimum score is 0, wat een lage mate van sociale angst betekent. De maximum score is 80, wat een hoge mate van sociale angst betekent. De betrouwbaarheid, Chronbach’s α ,94, en validiteit van de SIAS is goed (Mattick & Clarke, 1998).
1
Dit onderzoek is een onderdeel van een grotere studie, alleen relevante informatie voor dit onderzoek wordt behandeld. 2 De statistische analyses zijn ook uitgevoerd zonder de koppels waarvan de verteller > 20.5 scoorden op de SIAS. Er bleek geen significant verschil tussen het wel en niet uitsluiten van deze koppels. 3 Er was één gesprek met een man-vrouw koppel maar dit had geen invloed op de resultaten.
9
Om de emotie Blijdschap te meten werd de deelnemers aan het einde van het gesprek een vragenlijst voorgelegd over hoe zij zich voelden aan het begin en aan het einde van het gesprek. Dit werd gedaan door middel van een streepje te zetten op een Visuele Analoge Schaal (VAS). De vraag die de deelnemers moesten beantwoorden, was: ”In hoeverre voelde je aan het begin van het gesprek blijdschap”. Deze vraag werd herhaald voor de emoties zenuwachtigheid, irritatie, angst, verdriet, minachting, spanning en schaamte. Daarna werd gevraagd: “In hoeverre voelde je aan het eind van het gesprek blijdschap?”. Deze vraag werd ook herhaald voor de emoties zenuwachtigheid, irritatie, angst, verdriet, minachting, spanning en schaamte. De minimum score is 0, wat betekent dat de betreffende emotie niet aanwezig is en de maximum score is 100, wat betekent dat de betreffende emotie sterk aanwezig is. Om de Duchenne Smile bij de deelnemers te meten is de Computer Expression Recognition Toolbox (CERT; Bartlett et al., 2006) gebruikt.
CERT is een betrouwbaar en valide software
programma voor codering van gezichtsuitdrukkingen (Littlewort, Whitehill, Wu, Fasel, Frank, Movellan, & Bartlett, 2011). Het systeem meet o.a. de 30 Facial Action Units (AU) van het Facial Action Coding System (FACS; Ekman & Friesen, 1978). Dit is een systeem waarin gezichtsuitdrukkingen worden gecategoriseerd op basis van de spieren die deze uitdrukking produceren. De Duchenne Smile werd gemeten door middel van de Facial Action Unit 12 “Lip Corner Puller" (Zygomaticus Major) en Facial Action Unit 6 “Cheek Raiser” (Obicularis Oculi). Indien beiden tegelijkertijd bovengemiddeld aangespannen werden, werd dit de Duchenne Smile genoemd. Om te bepalen of deze spieren bovengemiddeld aangespannen werden is de gemiddelde spierspanning over het drie minuten durende gesprek berekend. Als de deelnemers tijdens het gesprek geen Duchenne Smile toonden werd dit een Nonsmile genoemd. De Duchenne Smile kreeg bij de analyse een code 1 en een Nonsmile een code 0.
10
2.4 Procedure 4 Eerstejaars studenten werden via de email uitgenodigd mee te doen aan dit onderzoek. Er werd verteld dat zij werden uitgenodigd voor een onderzoek naar emoties en interacties, op basis van hun score op enkele vragenlijsten die zij hadden ingevuld tijdens het testmoment waaraan zij verplicht waren mee te doen. Allereerst werden de deelnemers bij binnenkomst van het onderzoek welkom geheten. Ze kregen een korte uitleg over het onderzoek en werden gevraagd een Informed Consent te tekenen. Tijdens het gehele onderzoek werd de gezichten van de deelnemers op video opgenomen. De deelnemers werden gevraagd eerst een computertaak te doen. Deze computertaak bestond uit het invullen van de SIAS, waarna korte clips volgden van mensen die verschillende emotionele gezichtsuitdrukkingen toonden. Daarbij werd verteld dat de mensen in de clips straks hun gesprekspartner zouden zijn. Na de computertaak werd verteld dat het niet lukte om de mensen van de clips te laten komen en dat zij het gesprek met elkaar moesten voeren, zie Taak. Vervolgens werd een vragenlijst inclusief de Visuele Analoge Schaal (VAS) voorgelegd over hoe blij de deelnemers zich voelden aan het begin en aan het einde van het gesprek. Er volgde als laatste een Debriefing via de e-mail. Het onderzoek duurde in totaal een uur.
2.5 Data reductie en analyse Om te meten of Hoog- of Laagangstig zijn, samenhangt met het tonen van de Duchenne Smile werd een Chi-kwadraat toets gebruikt. Om te meten of het verschil in een blij gevoel tussen hoog- en laagangstigen groter is na een blij gesprek dan voorafgaand aan een blij gesprek werd een herhaalde metingen analyse uitgevoerd met als binnenproefpersoon variabele Tijd (voor en na). De tussenproefpersoon variabele is het wel of niet hebben van Sociale Angst. Met een herhaalde metingen analyse met als binnenproefpersoon variabele Tijd (voor en na) werd onderzocht of er een verschil is in het uitdrukken van de Duchenne Smile voor en na het gesprek. Dit onderzoek is een onderdeel van een grotere studie, alleen relevante informatie voor dit onderzoek wordt behandeld.
4
11
3. Resultaten 3.1 Sociale angst en de Duchenne Smile Het bleek dat Sociale angst niet samenhangt met het tonen van de Duchenne Smile (χ2(1) = 0.00, p = 1), zie Tabel 2. De Duchenne Smile werd even frequent getoond door Laagangstigen als door Hoogangstigen.
Tabel 2 Op Basis van Toeval Verwacht en Gevonden Aantal Keer dat de Duchenne Smile is uitgedrukt door Laagangstigen en Hoogangstigen .
Duchenne Smile Nonsmile
Smile
Totaal
Laagangstig
Hoogangstig
Aantal
15
15
Verwacht aantal
15
15
Aantal
5
5
Verwacht aantal
5
5
Aantal
20
20
Verwacht aantal
20
20
3.2 Sociale Angst en Emotiebesmetting Er is geen hoofdeffect, maar wel een trend gevonden voor Tijd (F(1, 38) = 2.62, p = .11). De deelnemers voelden zich aan het einde van het gesprek blijer dan vooraf. Er is geen sprake van een hoofdeffect van Sociale angst F(1, 38) = 0.43, p = .52). Ook is er is geen interactie-effect gevonden van Tijd en Sociale angst (F (1, 38) = 0.02, p = .88), zie Figuur 2. Laagangstigen voelen zich niet significant blijer na een blij gesprek dan Hoogangstigen.
12
Figuur 2. Gemiddelde Score op Blijdschap Voor en Na het Gesprek van Laagangstigen en Hoogangstigen.
3.3 Duchenne Smile en Emotiebesmetting Er is geen hoofdeffect gevonden voor Tijd (F(1, 38) = 1.03, p = .32). De deelnemers voelden zich aan het einde van het gesprek niet significant blijer dan vooraf. Ook is er geen sprake van een hoofdeffect van de Duchenne Smile (F(1, 38) = 0.15, p = .70). Er was geen verschil in de mate van het tonen van een Duchenne Smile of een Nonsmile. Tevens is er geen interactie gevonden tussen Duchenne Smile en Tijd (F (1, 38) = 1.03, p = .43), zie Figuur 3. De Duchenne Smile wordt niet frequenter getoond naarmate de deelnemer zich blijer voelt.
13
Figuur 3. De Gemiddelde Score op Blijdschap Voor en Na het Gesprek bij het tonen van Duchenne Smiles en Nonsmiles.
4. Discussie In deze studie werd onderzocht of er een invloed is van sociale angst op het tonen van de Duchenne Smile. Dit blijkt niet het geval te zijn. De Duchenne Smile wordt niet minder vaak getoond door iemand met sociale angst dan door iemand zonder sociale angst. Ook werden deelnemers met en zonder sociale angst beide even blij van het blije gesprek. Hierin was geen verschil tussen de beide groepen, de deelnemers met sociale angst raakten net zo besmet door de blijdschap van de verteller als de deelnemers zonder sociale angst. Deelnemers zonder sociale angst voelden zich echter wel blijer voor en na het gesprek dan deelnemers met sociale angst. Dit is niet geheel onverwacht, aangezien uit voorgaande literatuur blijkt dat sociaal angstige mensen zich veelal minder blij voelen (Voncken, Bögels, & Peeters, 2007; Kashdan & Colllins, 2010). Tot slot is geen verschil gevonden in de hoeveelheid getoonde Duchenne Smiles in het begin van het gesprek en aan het einde van het gesprek. De deelnemers die de Duchenne Smile toonden waren niet blijer aan het einde van het gesprek dan de deelnemers die de Duchenne Smile niet toonden.
14
In deze studie is geen invloed gevonden van sociale angst op het tonen van de Duchenne Smile. Een mogelijke verklaring voor het niet vinden van de beoogde resultaten is dat de mate van angst bij de deelnemers niet hoog genoeg was. Dit is onwaarschijnlijk omdat binnen de groep van hoog angstigen getest is of de extreem angstigen minder Duchenne Smiles toonden dan de minder extreem angstigen. Dit was niet het geval. Een alternatieve verklaring is dat het minder tonen van een oprechte glimlach vooral voor kan komen bij een specifieke subgroep van sociaal angstigen, die veel interpersoonlijke problemen heeft. Het blijkt dat deze subgroep gekenmerkt wordt door agressieve emoties en het onderdrukken van positieve emoties (Kashdan & Collins, 2010). In vervolgonderzoek is het interessant om een groep deelnemers te selecteren die wordt gekenmerkt door agressieve emoties en het onderdrukken van positieve emoties. Dit zouden mensen kunnen zijn die hulp zoeken bij verscheidene instanties om met hun interpersoonlijke problemen om te leren gaan. Een andere mogelijke verklaring waarom de verwachtingen niet bevestigd konden worden is dat er gebruik is gemaakt van het computerprogramma CERT. CERT is een relatief nieuw programma dat succesvol is getest op accuratesse met verschillende datasets (Littlewort et al., 2011). Dit zijn echter datasets met duidelijke emotionele gezichtsexpressies (foto’s) terwijl de expressies in het huidige onderzoek minder duidelijk waren. Er is nog geen onderzoek gedaan naar de accuratesse van CERT in een soortgelijke setting als het huidige onderzoek. Maar ook al zijn de data van CERT niet volledig valide, Heerey en Kring (2007) gebruikten in hun onderzoek de beoordeling van getrainde Facial Action Unit-codeerders in plaats van het computerprogramma CERT en vonden ook geen verschil tussen laag en hoog angstigen in het tonen van een oprechte lach. Hiermee kan gesteld worden dat het niet kunnen bevestigen van de hypothesen niet per se te wijten is aan de eventuele gebreken van CERT. In dit onderzoek werd verwacht dat sociaal angstigen zich minder blij zouden voelen dan mensen zonder sociale angst. Echter, in de huidige studie zijn sociaal angstigen net zoveel besmet geraakt met een blije emotie als deelnemers zonder sociale angst. Zoals besproken is 15
emotiebesmetting een onderdeel van empathie (Hess & Blairy, 2001). In het geval van een positieve situatie, zoals in deze studie is gecreëerd, is het dan ook niet aannemelijk dat mensen met sociale angst minder empathie hebben dan mensen zonder sociale angst. Dit zou betekenen dat het vermogen om verschillende emoties bij een ander te herkennen, in het geval van een positieve situatie, geen verband lijkt te hebben met sociale afwijzing (Voncken et al., 2008; Alden & Taylor, 2004). Er is nog weinig bekend of mensen met sociale angst in andere situaties ook evenveel empathie ontwikkelen als mensen zonder sociale angst. Een andere mogelijke reden waarom de hypothesen niet bevestigd kunnen worden is de structuur van het gesprek. In de huidige studie kregen de deelnemers instructies om te luisteren naar de verteller en zelf zo min mogelijk over zichzelf te zeggen of vragen te stellen. Dit komt binnen dagelijkse sociale interacties haast niet voor en doet dan ook afbreuk aan de ecologische validiteit. Een suggestie voor vervolgonderzoek is dan ook het aanpassen van de structuur van het gesprek. Het is raadzaam de deelnemer zelf ook wat te laten zeggen in plaats van alleen te laten luisteren. Door sociaal angstigen ook te laten praten, kunnen ze door de gesprekspartner op meer kenmerken negatief beoordeeld worden dan alleen hun houding en mimiek, namelijk op wat zij zeggen. Ook is het moeilijker om geen emoties te tonen als een deelnemer iets moet zeggen. Op die manier zijn er voor sociaal angstigen meer aspecten waarop zij negatief beoordeeld kunnen worden en kunnen negatieve emoties worden versterkt. Door het ervaren van meer negatieve emoties is het aannemelijk dat de sociaal angstige minder zal lachen. Uit dit onderzoek is niet gebleken dat sociale angst invloed heeft op het tonen van de Duchenne Smile. Dit neemt niet weg dat sociale angst wel invloed kan hebben op andere emotionele gezichtsuitdrukkingen. Uit de literatuur tot nu toe blijkt namelijk dat mensen met sociale angst minder positieve emoties en meer negatieve emoties ervaren dan laagangstige mensen (Kashdan & Collins, 2010). Het blijft aannemelijk dat de ervaring van minder positieve en meer negatieve emoties invloed heeft op het tonen van emotionele gezichtsuitdrukkingen. Het is dan ook van belang om te onderzoeken of sociale angst invloed heeft op andere emotionele gezichtsuitdrukkingen om zo meer 16
informatie te verzamelen over de interpersoonlijke werking van sociale angst en de daarbij komende afwijzing. 5. Literatuur Alden, L E., & Beiling, P. (1997). Interpersonal consequences of the pursuit of safety. Behaviour Research and Therapy, 36, 53-64. Alden, L. E., & Taylor, C. T. (2004). Interpersonal processes in social phobia. Clinical Psychology Review, 24-7, 857-882. Bartlett, M. S., Littlewort, G. C., Frank, M. G., Lainscsek, C., Fasel, I., & Movellan , J. R. (2006). Automatic Recognition of Facial Actions in Spontaneous Expressions. Journal of Multimedia, 1-6, 22-35. Davila, J., & Beck, J. G. (2002). Is social anxiety associated with impairment in close relationships? A preliminary investigation. Behavior Therapy, 33, 447–464. Doherty, R. W. (1997). The Emotional Contagion Scale: A Measure of individual Differences. Journal of Nonverbal Behavior, 21-2, 131-154. Ekman, P. (1992). An argument for basic emotions. Cognition & Emotion, 6, 169-200. Ekman, P., Davidson, R. J., & Friesen, W. V. (1990). The Duchenne smile: Emotional expression and brain physiology: II. Journal of Personality and Social Psychology, 58-2, 342-353. Ekman, P., & Friesen, W. (1978). Facial Action Coding System: A Technique for the Measurement of Facial Movement. Palo Alto: Consulting Psychologists Press. Frank, M. G., Ekman, P., & Friesen, W. V. (1993). Behavioral markers and recognizability of the smile of enjoyment. Journal of Personality and Social Psychology, 64-1, 83-93. Fridlund, A. J. (1991). Sociality of Solitary Smiling: Potentiation by an Implicit Audience. Journal of Personality and Social Psychology, 60-2, 229-240. Heerey, E. A., & Kring, A. M. (2007). Interpersonal consequences of social anxiety. Journal of Abnormal Psychology, 116-1, 125-134. 17
Hess, U., & Blairy, S. (2001). Facial mimicry and emotional contagion to dynamic emotional facial expressions and their influence on decoding accuracy. International Journal of Psychophysiology, 40, 129-141. Kashdan, T. B., & Collins, R. L. (2010). Social anxiety and the experience of positive emotion and anger in everyday life: an ecological momentary assessment approach. Anxiety, Stress, & Coping, 23-3, 259-272. Leppänen, J. M., & Hietanen, J. K. (2007). Is there more in a happy face than just a big smile. Visual Cognition, 15-4, 468-490. Littlewort, G., Whitehill, J., Wu, T., Fasel, I., Frank, M., Movellan, J., & Bartlett, M. (2011) The Computer Expression Recognition Toolbox (CERT). Proc. IEEE International Conference on Automatic Face and Gesture Recognition, 298-305. Mattick, R., & Clarke, C. (1998). Development and Validation of Measure of Social Phobia Scrutiny Fear and Social Interaction Anxiety. Behavior Research and Therapy, 36, 455-470. Miles, L., & Johnston, L. (2007). Detecting Happiness: Perceiver Sensitivity to Enjoyment and Non-Enjoyment Smiles. Journal of Nonverbal Behavior, 31, 259-275 Strack, F., Martin, L. L., & Stepper, S. (1988). Inhibiting and facilitating conditions of the human smile: A nonobtrusive test of the facial feedback hypothesis. Journal of Personality and Social Psychology, 54-5, 768-777. Vandereycken, W., Hoogduin, C. A. L., & Emmelkamp, P. M. G. (2008). Handboek Psychopathologie: Deel 1 Basisbegrippen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Voncken M. J., Alden, L. E., Bögels, S. M., & Roelofs, J. (2008). Social rejection in social anxiety disorder: The role of performance deficits, evoked negative emotions and dissimilarities. British Journal of Clinical Psychology, 47, 439-450. Voncken, M. J., & Bögels, S. M. (2008). Social performance deficits in social anxiety disorder: reality during conversation and biased perception during speech. Journal of anxiety disorders, 22, 1384-1392. 18
Voncken, M. J., Bögels, S. M., & Peeters, F. (2007). Specificity of interpretation and judgemental biases in social phobia versus depression. Psychology and Psychotherapy: Theory, Research and Practice, 80-3, 443–453.
19
Bijlage 1 Instructie gesprek “blij”
Zo dadelijk ga je een gesprek voeren met de andere proefpersoon. Jij bent bij dit gesprek de gespreksvoerder en de ander luistert. Jij neemt dus de leiding in het gesprek. Opdracht: - Vertel aan de ander een of meerdere ervaringen waar jij echt blij van werd. Hieronder staan een aantal vragen die je helpen bij het bedenken van het onderwerp • • • • • • •
Hoe was de situatie voorafgaand aan de emotionele ervaring? Wat gebeurde er op het moment van de emotionele ervaring? Waren er andere personen aanwezig? Zo ja, wie? En wat betekenen die mensen voor jou? Wat deed de ander en wat deed jij op dat moment? Kun je omschrijven wat je voelde op dat moment? Wat gebeurde er na de emotionele ervaring? Hoe voelde je je na deze ervaring? Denk je nog wel eens terug aan dit moment? Hoe voel je je dan?
Vertel de ervaring(en) op jouw manier, dan komt het het best over op de ander. Het doel is om de ander deelgenoot te maken van jouw ervaring.
20
Bijlage 2 Instructie gesprek, luisteraar
De persoon met wie je gaat praten heeft van ons de opdracht gekregen om je iets te vertellen. Het is hierbij de bedoeling dat je aandachtig luistert en je inleeft in zijn/haar situatie. Het is begrijpelijk als je tussendoor iets aan deze persoon wilt vragen, dat mag maar het moeten korte vragen over het onderwerp zijn. Het is niet de bedoeling dat je het gesprek over neemt of iets over jezelf gaat vertellen. De proefleider zal binnenkomen wanneer de tijd voor het gesprek voorbij is. Jullie krijgen dan beide een korte vragenlijst. Zodra jullie deze hebben ingevuld, zal het gesprek verder gaan met een tweede onderwerp. Dit tweede gesprek zal op dezelfde manier verlopen als het eerste gesprek, ook hier is het weer belangrijk is om de gespreksvoerder te laten praten, en alleen korte reacties te geven of korte vragen te stellen. Hierna zal weer een korte vragenlijst volgen.
21