S T R A T E G I S C H O P E R A T I O N E E L B E L E I D S P L A N VO OR DE DIRECTIE CULTUUR
“WIE NIET KIEST, WORDT NIET GEKOZEN”
WIM VANSEVEREN, CULTUURINTENDANT
Ik weet n iet wat d e sleu t el n aar h et su cces is, m aar d e sleu t el n aar d e m islu k k in g is p rob eren h et ied ereen n aar d e zin m ak en . ( Bill Cosby, Am e r ikaans hum or ist )
Intern document – niet bestemd voor externe publicatie. Citaten van eigen teksten toegelaten, mits bronvermelding.
1
INHOUDSTAFEL 1. Inhoud
2
2. Situering
6
3. Inleiding
8
4. Opdracht intendant
10
5. Strategische onderbouw
12
5.1. SWOT-analyse
12
5.2. Observaties & analyse
12
5.3.1. Autonomie van de kunst 5.3.2. Cultuur als stedelijke factor
5.4. Welk Kortrijk? 5.4.1. De pluriculturele stad 5.4.2. De participerende stad 5.4.3. De aantrekkelijke stad 5.4.4. De boeiende stad
5.5. Vertaling in plan van aanpak 5.5.1. Strategische doelstellingen 5.5.2. Operationele doelstellingen 5.5.3. Werven
6. Strategische keuzes
21 21 21
23 23 25 28 31
38 38 39 40
42
6.1. Het ruimtelijke verhaal: vier zones
42
6.2. Het inhoudelijke verhaal: vier speerpunten
45
6.3. Het programmatorische verhaal: less is more
48
6.4. De stad als open invitatie
50
6.5. Partnerships: vitale coalities en convenanten
54
#1 INHOUDSTAFEL
5.3. Autonomie vs deel stadsorganisatie
2
1 6.6. Slotbedenkingen
55
7. De vier speerpunten
58
7.1. Vlasmuseum 7.1.1. Historiek 7.1.2. Sterke terugval bezoekerscijfers 7.1.3. Kritische rapporten 7.1.4. Verbouwing? 7.1.5. Een nieuwe locatie 7.1.6. Integratie in stadsweefsel 7.1.7. Het nieuwe museum 7.1.8. Missie nieuwe Vlasmuseum 7.1.9.
7.2. Buda 7.2.1. Budascoop&Budatoren 7.2.2. Broelmuseum en Cel Tentoonstellingen 7.2.3. Budafabriek 7.2.4. Kortrijk 1302
7.3. Bibliotheek 7.3.1. Historiek 7.3.2. Analyse werking 7.3.3. Nieuwe bibliotheek 7.3.4. Lokaal erfgoed 7.3.5. Missie Bibliotheek
#1 INHOUDSTAFEL
7.4. Cultuurcentrum
3
7.4.1. Historiek 7.4.2. Perceptie 7.4.3. Cijferanalyse 7.4.4. Toekomstige werking 7.4.5. Masterplan 7.4.6. Identiteit, branding en missie
8. Participatie & samenwerking 8.1. Interne samenwerking 8.1.1. Schepen van cultuur – ambtenaar 8.1.2. Voorzitterschappen 8.1.3. Stadsdiensten onderling
58 58 59 60 62 63 63 68 70 70
72 73 74 83 95
98 98 98 119 128 141
143 143 144 145 157 168 171
174 174 174 174 175
1 9. Cultuurcommunicatie 9.1. Communicatie algemeen 9.2. Cultuurcommunicatie 9.2.1. Algemeen 9.2.2. Kortrijk
9.3. Interne communicatie
10. Algemene conclusies & aanbevelingen
176 180 184 186
188 189 192 192 194
197
198
10.1. Samenvatting
198
10.2. Belangrijkste actiepunten
204
B. Bijlagen
210
A. Addendum
232
T. Tekstbronnen
238
O. Oprechte dank
240 #1 INHOUDSTAFEL
8.2. Doelgroepenwerking 8.3. Kunstenoverleg 8.4. Stedelijke Cultuurraad Socio-cultureel werk&Verenigingsplatform 8.5. Eurometropool
4
SITUERING
2
Dit rapport is het eerste deel van het eindrapport van de cultuurintendant. Het bevat het inhoudelijke deel van het strategisch-operationeel beleidsplan op middellange termijn voor de directie cultuur in Kortrijk. De studie concentreert zich op de stad in het algemeen en het centrum in het bijzonder De voorstellen en keuzes die u daarin vindt, gebeuren in principe binnen de courante enveloppe van personeel, infrastructuur en middelen. Het gaat dus niét om totaal nieuwe initiatieven maar om nieuwe accenten, betere organisatie, meer efficiëntie en effectiviteit. Wél zijn bepaalde investeringen nodig om meer efficiëntie & effectiviteit te kunnen realiseren, bvb. in IT, maar dat past eigenlijk in het gangbare management van een stad.
#2 SITUERING
Deel II volgt in het najaar van 2012 en zal gaan over de implementatie van dit beleidsplan, vooral dan op het vlak van organisatie, financiën en personeel.
6
INLEIDING
3
Een oude volksspreuk zegt: ‘kiezen is verliezen’. Maar is dat zo? Ikzelf heb twee jaar geleden de keuze gemaakt om me kandidaat te stellen voor de -tijdelijke- functie van intendant cultuur van de stad Kortrijk. De stad was me niet geheel onbekend, ondermeer omdat ik er mijn kandidaturen volgde en ook vanwege familiale omstandigheden. Ik had er nog net de bloei meegemaakt, als gevolg van het toonaangevende idee uit 1962 om verkeersvrije straten te creëren en de pijnlijke terugval in latere decennia had me niet onberoerd gelaten. De stad die ik na al die jaren terugvond, heb ik ervaren als boeiend, met een aantrekkelijke dynamiek en een stilaan herwonnen zelfvertrouwen. Gezaag? Natuurlijk, maar ik irriteer me alleen aan defaitisme. Meningsverschillen? Gelukkig wel. Als iedereen hetzelfde denkt, is er te weinig nagedacht. En verder bleek er over de partijgrenzen heen een openheid en een zekere tolerantie te leven die me, na twintig Brusselse jaren, allerminst als provincialistisch over kwam. Ook in de opdracht die voorlag stak een innovatie die ik elders nog niet meegemaakt had: het tijdelijk aantrekken van iemand om een visie op cultuur te ontwikkelen en te implementeren. Uit gesprekken bleek bovendien dat, binnen de afgesproken krijtlijnen en opdracht, een ruime autonomie mijn deel zou zijn – een afspraak die tot nog toe correct nagekomen is. Precies het tijdelijke karakter van de functie gaf me bijkomende ongebondenheid: ik hoefde nergens het voorbehoud te vrezen dat mijn adviezen en standpunten zouden beschouwd worden als creaties ‘pro domo’.
Op zich hoeft deze onstabiele omgeving geen probleem te zijn. Enkel wie in zijn professionele sector de jongste jaren niets zag veranderen, moet zich grote zorgen te maken: stabiliteit is vaak beweging die je nog niet ziet. Ik heb dan ook trachten rekening te houden met veranderingen die er aan kwamen en hoop dat deze nota aanleiding mag zijn voor gedachtewisseling en keuzes bij de partijen die aan de lokale verkiezingen zullen deelnemen.
#3 INLEIDING
Het was al snel duidelijk dat mijn rapport er zou komen in een zeer ‘beweeglijk’ tijdsgewricht. Er was, ten eerste, een nieuw organogram in aantocht, waarbij de directie cultuur finaal opgaat in een veel ruimere directie ‘mens’. Ook op Vlaams niveau stonden ingrijpende veranderingen te wachten. Het zgn. Planlastdecreet zal ondermeer het Decreet Lokaal Cultuurbeleid vrij grondig veranderen. En ten derde, niet in het minst, loopt de legislatuur naar haar einde en komen er Gemeenteraadsverkiezingen aan.
8
3 Niet kiezen bestaat niet. Zelfs als je besluit om geen beslissing te nemen, kies je toch, nl. om niet te kiezen. Niet kiezen is overigens niet efficiënt. Dat hebben de uitvinders van de roulette goed begrepen. Als je telkens evenveel inzet op rood als op zwart, evenveel op even als op oneven, eindig je zelden met winst en theoretisch zelfs gegarandeerd verlies. Beleidsvoering heeft uiteraard nièts te maken met roulette, maar alles met identiteit, inzicht, visie en van daar uit keuzes maken – soms l’art du possible- maar keuzes. Kiezen is winnen.
Wim Van severen
#3 INLEIDING
Intendant cultuur stad Kortrijk
9
OPDRACHT INTENDANT
4
In de offerte ‘Cultuurintendant’, die najaar 2009 gepubliceerd werd, stond volgende opdrachtomschrijving:
Daartoe krijgt de intendant volgende bevoegdheden en verantwoordelijkheden: • Hij staat, in overleg met de bevoegde schepen en met de interne sectoren, in voor het uitzetten van ijkpunten zowel wat de beleidsaccenten als wat de verdeling van de bestaande middelen betreft voor het cultuurbeleid van de stad Kortrijk. Bijkomende middelen maken het voorwerp uit van een collegebeslissing. • Hij staat in voor het doorvertalen van de visie via samenwerkingsovereenkomsten en beleidsnota’s naar de interne en externe partners en sectoren toe. • Hij geeft, in het verlengde van deze algemene visie, gestalte aan een visie en implementatie op het Buda-kunsteneiland via het autonome gemeentebedrijf. Het dagelijkse beheer en de dagelijkse leiding van de stadsdiensten berust bij de respectievelijke eindverantwoordelijken. Zij staan ook in voor de implementatie van de door de intendant voorgestelde en door het college goedgekeurde initiatieven. Deze implementatie gebeurt onder algemene leiding van de stadssecretaris.
#4 OPDRACHT INTENDANT
De intendant: • Detecteert de strategische oriëntaties (korte en lange termijn) voor het cultuuren kunstenbeleid van de stad Kortrijk uit de vele (deel)visies en beleidsplannen die er dienaangaande intern en extern leven. • Hij kadert deze in de overkoepelende beleidsambitie om van Kortrijk een jonge, dynamische woonstad te maken. • Hij vertaalt dit in een visietekst die aangeeft welke de verschillende ambitieniveaus zijn die voor de respectievelijke facetten worden nagestreefd. • Hij staat in voor de implementatie van deze geïntegreerde visie op het cultuuren kunstenbeleid. Daartoe aligneert hij de initiatieven van de diverse kunstenactoren op deze strategische oriëntatie, met respect voor hun specifieke profiel en behoeften. • Hij staat, in ondergeschikte orde, in voor de nodige netwerking met het oog op het bekomen van het nodige draagvlak voor deze visie op andere beleidsniveaus in functie van mogelijke bijkomende financiering.
10
4 Bij deze opdracht werkt de intendant zeer nauw samen met de andere betrokken stadsdirecties. Deze directies engageren zich op hun beurt om de intendant steeds te betrekken in hun plannen wat de interne partners betreft en deze plannen af te stemmen op de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de intendant. Hij rapporteert op geregelde tijdstippen en minstens om de 6 maanden over de vooruitgang van zijn opdracht aan het college. De rapportering gebeurt op basis van het door het college vastgestelde plan van aanpak waarin de criteria en de mijlpalen zijn vermeld. Bij negatieve evaluatie kan de opdracht vroegtijdig worden stopgezet. Bij aanvang heb ik deze opdracht vertaald in 5 strategische doelstellingen, die goedgekeurd werden door CBS van 3 februari 2010. Deze strategische doelstellingen werden geconcretiseerd in een aantal operationele doelstellingen, wat op zijn beurt leidde tot 28 ‘werven’. Dit alles wordt nader toegelicht in punt 5.5. Een veertigtal interviews met zeer uiteenlopende gesprekspartners, tal van informele gesprekken, lectuur en verdere deskresearch waren daarbij bron van reflectie en inspiratie. Ook geregelde integratie in specifieke projecten, deelname aan vergaderingen en aanwezigheid bij culturele manifestaties gaven bijkomende inzichten en denkstof.
#4 OPDRACHT INTENDANT
Ik dank oprecht iedereen die me op die manier geholpen heeft bij de totstandkoming van deze nota. Ik heb mijn -soms erg kritische- gesprekspartners altijd gevraagd om openhartig te zijn en hen daarbij anonimiteit beloofd. Om die reden zijn hun citaten anoniem of ingewerkt in de tekst.
11
STRATEGISCHE ONDERBOUW
5
1. SWOT-ANALYSE Bij het bestek ‘cultuurintendant’(najaar 2009) stak een SWOT-analyse, die u in bijlage vindt (bijlage 1). Uit een eerste toets bleek alvast dat dit een valabel werkstuk was, waarvan de belangrijkste conclusies nog altijd stand hielden. Het leek me dan ook weinig zinvol om deze oefening dunnetjes over te doen, maar in punt 5.2. voeg ik er een aantal eigen observaties aan toe, en een eerste analyse.
2. OBSERVATIE & ANALYSE
Negatief: • Kortrijk spendeert ca. 9,2 % van zijn gewone uitgaven (rekening 2010) aan cultuur. Er is geen hechte basis om objectief te benchmarken, maar de meeste indicaties geven aan dat Kortrijk daarmee in het koppeloton zit voor Vlaanderen. Wellicht heeft geen enkele stad in Vlaanderen verhoudingsgewijs meer (ook decentrale) culturele infrastructuur. Toch is er vaak te weinig geld voor de courante werking. De oorzaak daarvan is ondermeer het veelvoud van gebouwen en initiatieven, die telkens opnieuw gelanceerd worden en waarvoor na de lancering vaak te benepen gebudgetteerd wordt om echt betekenisvol of toonaangevend te kunnen zijn. Kortrijk zet voortdurend kinderen op de wereld die het niet kan voeden. Bovendien zijn de retributies doorgaans laag, waardoor de inkomsten verhoudingsgewijs beperkt zijn. •
Het voordeel daarvan is evenwel de aanwezigheid van een vrij volledig cultureel aanbod: bibliotheken en culturele infrastructuur (allebei sterk gedecentraliseerd bovendien), musea, erfgoedwerking, een tentoonstellingscel, socio-cultureel werk, steun aan het verenigingsleven en het privé-initiatief (zowel semi-professionelen als professionelen),een cultuurcentrum van niveau A, gebiedswerking (die in de deelgebieden ondermeer instaat voor cultuur), eigen evenementen en aanzienlijke materiële ondersteuning van evenementen vanuit het verenigingsleven,… Kortrijk is zelfs één van de vijf Vlaamse steden waar een arthouse-cinema voorhanden is en één van de drie Vlaamse steden waar dat met
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Aansluitend en soms aanvullend bij deze SWOT-analyse, brachten gesprekken en research me tot volgende bevindingen:
12
5
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
overheidssubsidie gebeurt (i.c. via KC Buda). Het gevolg is evenwel ook een gebrek aan focus en identiteit in de werking van de directie cultuur. We leven in een tijdsgewricht van overproductie. Iedereen wil zich met zijn veel te ruime aanbod in de veel te kleine etalage wurmen. Wie zelf geen keuzes maakt en de waan wil verkopen dat hij alles aanbiedt en overal goed in is, positioneert zich vooral als een matte generalist, die weliswaar omvattend maar ook weinig onderscheidend op de markt is. Kortrijk schiet te veel op alles wat beweegt.
13
•
Dit alles wordt nog versterkt door soms sterk versnipperde budgetten. Ik stelde vast dat één stedelijke manifestatie tot vijf à zes verschillende financiers kon hebben, zij het allemaal van stedelijke origine (direct of indirect): directie cultuur, budget cultuurbeleidscoördinator, projectenpot, budget dienst Communicatie, vzw Fik, steun vanuit ‘imago’, enz… De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit doorgaans zonder veel discussie verloopt, maar het nadeel is alvast dat er soms een soort intern wheelen & dealen mee gepaard gaat, wat contraproductief is. En vooral: je weet niet op voorhand wat je finale budget is. Bovendien bemoeilijkt zulk een gebrek aan transparantie de beleidsvoering. Zo kwam ik voor een bepaald evenement tot de bevinding dat de integrale kost voor de stad (personeelskosten buiten beschouwing gelaten) uiteindelijk het dubbel was dan het bedrag dat je bij een snelle scan als budget zou aannemen. Hierachter zat overigens eerder gewoontevorming dan bewust mist spuiten, maar het staat haaks op een beleid waarin je de waarde van je evenementen wil oplijsten en dat vervolgens uitdrukt in integrale budgetten.
•
De interne organisatie is weinig hecht en ook hier doemt een beeld op van versnippering. Er zijn veel aparte structuren: stedelijke diensten, AGB’s, vzw’s, al of niet formele adviesorganen. Werknemers willen weten: a) wie is mijn baas; b) wat is mijn taak in de organisatie. Dat is voor een aantal personeelsleden van cultuur niet helder. Het resultaat is niettemin redelijk performant, maar ongetwijfeld is er veel energieverlies en kan met dezelfde mensen en middelen een slagkrachtiger organisatie gerealiseerd worden.
•
Het spreekt vanzelf dat het gebrek aan interne organisatie ook weegt op de interne communicatie. Inmiddels is een ad hoc-optimalisering ingezet, wat tot op zekere hoogte rendeert. Een oplossing ten gronde zal uitgewerkt worden bij de implementatie van het nieuwe organogram in het ruimere kader van een directie ‘mens’.
•
Het is ook in het kader van die nieuwe directie ‘mens’ dat de werking van de externe communicatie gestroomlijnd moet worden. Ook hier is al een verbeteringstraject ingezet, maar de eerste bevindingen waren zeer negatief: gebrek aan aansturing, schaarse vernieuwing (en dat in een sector waar de hele online-communicatie bijzonder hard gaat), weinig werkbare afspraken, scepsis en ontgoocheling zowel aan de basis als bij het middenkader, zowel bij de ontvanger als bij de uitvoerder.
•
De regionale cultuurwerking overstijgt de opdracht van de intendant, die in principe puur lokaal is. Toch is, zeker voor Kortrijk als grootste stad van de 13 partners, meer synergie niet alleen mogelijk maar vooral ook wenselijk. Zo stopt Overleg Cultuur Regio Kortrijk toch het merendeel van zijn tijd en middelen in cultuurcommunicatie en laat dat nu net een sector zijn waarin de Stad Kortrijk zelf beduidend eigentijdser en performanter voor de dag zou moeten komen. Afspraken dringen zich dan ook op inzake synergie op het vlak van digitale informatiegaring en verdeling van middelen tussen print en online.
•
Ondanks merkbare goede wil en behoorlijk wat inzet, zijn een aantal competenties niet voldoende aanwezig. Zo is er in de bibliotheek, een duidelijk tekort aan A/B-functies. Zonder afbreuk te doen aan de waarde van verworven competenties, is dat toch verontrustend weinig in een sector waar de snelle automatisering van de informatie steeds hogere eisen stelt.
•
De schemerzone die gaandeweg gegroeid was tussen CK en gebiedswerking is inmiddels via een aantal afspraken geoptimaliseerd. Nu het Planlastdecreet er voor zal zorgen dat de inputnormen verdwijnen, ondermeer op het vlak van personeel, zijn er geen dwingende redenen meer van subsidiaire aard en kunnen heldere afspraken gemaakt worden inzake eigen missie, taakverdeling en constructieve samenwerking.
•
Kortrijk heeft een rijk patrimonium, zowel inzake culturele infrastructuur als inzake erfgoed. Er is evenwel te weinig synergie & integratie. Zo ontbreekt een centraal overzicht annex een boekingsmodule van die culturele infrastructuur; een efficiënt maar publieksvriendelijk management van de Kortrijkse culturele infrastructuur dringt zich dan ook op.
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
5
14
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
5
15
•
De Kortrijkse musea hebben alle drie ernstige problemen: 1302 is niet erkend (en zal dat ook niet worden), het Vlasmuseum zag zijn bezoekersaantal dalen in een verhouding 6 tot 1 en het Broelmuseum, hoewel fraai ogend, mist een USP.
•
Er zijn weinig publieksevenementen/tentoonstellingen met Vlaamse relevantie (behalve Interieur). Door gebrek aan synergie tussen Kortrijk Xpo en het verderaf gelegen centrum wordt de opportuniteit van bezoekers van buiten de stads- of landsgrenzen nog te weinig benut, al is op dat vlak een positieve beweging ingezet.
•
Er zijn nogal wat inspraak- en overlegorganen, maar hun samenstelling is vaak verouderd en bijgevolg te weinig representatief voor de actuele bevolking. Ook is hun werking op een aantal punten te weinig aangepast aan de manier waarop jonge mensen hun inspraak organiseren (namelijk: via sociale media en andere online-mogelijkheden). Dit is overigens geen typisch Kortrijks fenomeen, maar een algemeen Vlaams. Bovendien is het besef en de goede wil bij een aantal verantwoordelijken wel aanwezig, maar ontbreekt een alternatief.
•
De Stadsmonitor (2008) signaleerde als aantal minpunten ondermeer een discrepantie tussen het aanbod (positief) en de participatie daaraan (voor verbetering vatbaar). In de Stadsmonitor van 2011 frappeert op dit vlak vooral de daling van 3% inzake tevredenheid over het culturele aanbod, en dat in een stijgende omgeving. Kortrijk zit wel nog 2 punt boven het gemiddelde.
•
Inzake tevredenheid over aanbod van restaurants en eetcafé’s (10e plaats) en uitgaansmogelijkheden (11e plaats) zat Kortrijk in 2008 in de staart van de groep. Als laterale factor is dit voor de cultuurbeleving belangrijk. Hier is gelukkig een mooie opleving van de tevredenheid merkbaar: qua horeca een stijging van liefst zes punt, tot een 6e plaats (maar wel nog net onder het gemiddelde). En een spectaculaire remonte inzake shopping: van 74,4 naar 90,7; meteen ook van de laatste plaats in 2008 naar de 4e in 2011! Verder viel in 2008 een algemeen gebrek aan fierheid & uitstraling op, waarbij Kortrijk slechts 11e stond op 13 centrumsteden. Dit overstijgt uiteraard ‘cultuur’, maar we moeten ons ook niet voorhouden dat cultuur er niets mee te maken heeft. Eigenlijk sluit dit nauw aan bij het eerder vermelde gebrek aan onderscheidingskracht van het globale culturele
5 pakket. Inmiddels geeft de Stadsmonitor van 2011 een stijging aan van ca. 5 punt tot 65,6. Dat is wel nog ruim 3 punt onder de benchmark, maar Kortrijk is inmiddels wel 7e in de ranking.
•
Zowel in de privé-sector als bij de stadsdiensten is in cultuur een generatie van beloftevolle leidinggevenden gegroeid, die de komende jaren de visie en dynamiek kunnen uitbouwen.
•
Er is een ruim patrimonium, dat goed benut wordt door de bevolking. Wellicht heeft geen enkele Vlaamse stad een dermate uitgewerkt aanbod van gedecentraliseerde culturele infrastructuur, zowel qua buurthuizen en OC’s als van buurtbibliotheken.
•
Er is een bloeiend verenigingsleven, dat sterk door de stad ondersteund wordt. Dat rendeert, zo blijkt uit de stadsmonitor, want Kortrijk bezet de 4e (zowel 2008 als 2011) plaats voor participatie in het verenigingsleven en de 3e (2008) en de 5e (2011) qua aantal amateurgezelschappen per 10.000 inwoners.
•
Uit onderzoek blijkt dat Kortrijk een zekere erfgoedreputatie heeft – wellicht een imago dat mee te danken is aan de Gulden Sporen-reminiscentie. Er is inderdaad een wat onderschat historisch patrimonium, dat nood heeft aan een geïntegreerde aanpak. Zo ontbreekt een historisch circuit dat dit onroerend erfgoed inbedt in de natuurlijke flow van een stadsbezoek.
•
Eén van de zaken die me blijft frapperen is het feit dat Kortrijk doorheen zijn geschiedenis, maar ook nog vandaag, zoveel grote namen heeft die er geboren zijn, studeerden, wonen en werken (bijlage 2). Het zijn er veel meer dan je zou denken, maar helaas gebeurt daar relatief weinig mee – ook met de diverse topverzamelaars van kunst. Overigens heeft
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Positief: • Het momentum is goed. Het “Nieuwe Kortrijk” raakt stilaan voltooid (Leieomgeving en -bruggen, Groeningeziekenhuis, K) en er staan boeiende projecten op stapel (bvb. Overleie). Je voelt dat de stad in een opwaartse trend zit en cultuurbeleving is een uitstekend middel (maar ook doel) in heel deze dynamiek.
16
5 een aantal van hen een wat getroubleerde relatie met de stad. Denk maar aan literatoren als Claus, Conscience, Gezelle, Streuvels, Gruwez,… Er is ook gestart met het benoemen van een lijst van “ambassadeurs van Kortrijk” (bv Pierre Mauroy, Bernardo Secchi, ..), maar hier is evnmin opvolging. Iemand vatte de pro en contra’s gevat samen: “Het gerecht is er, maar de saus ontbreekt”. Toch ligt aan veel van de opgesomde punten een systematiek ten grondslag die uiteenlopende analyses over diverse sectoren tot dezelfde conclusie doet komen: Kortrijk maakt te weinig keuzes die echt onderscheidend zijn.
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Het boek ‘Cultuurparticipatie in Vlaanderen’ maakt een verschil tussen een cultureel centrum en een cultuurcentrum (p. 193)1. Een cultureel centrum heeft “een sociaal-culturele gemeenschapsvormende rol”; een cultuurcentrum daarentegen heeft als taak ”het garanderen van het klassieke cultuuraanbod”. Toegepast op de Kortrijkse infrastructuur kun je zeggen dat CK met zijn generalistisch podiumaanbod een cultuurcentrum is, terwijl we infrastructuur als de OC’s en zeker de buurthuizen veeleer cultureel centrum kunnen noemen, met in eerste instantie een sociaal-culturele gemeenschapsvormende rol.
1
Een en ander heeft te maken met uiteenlopende, maar op zich valabele visies op cultuur. In een interview drukte iemand het als volgt uit: “Kortrijk heeft de jongste decennia voortdurend gezwalpt tussen twee basiskeuzes: enerzijds ‘geef de burger waar hij recht op heeft’ en anderzijds een ambitieuzer visie om Kortrijk ook buiten de stadsgrenzen cultureel op de kaart zetten. Het evenwicht - laat staan: de eenheid- tussen centrum en deelgemeenten werd daarbij nooit echt gerealiseerd. Men oefent zijn hobbies uit zonder masterplan. Dit moet maar eens ophouden. Indien je nota niét gedragen wordt door die overtuiging, zal men in hetzelfde bedje ziek blijven.” Grosso modo kun je inderdaad stellen dat cultuur in Kortrijk sinds de fusies volgens deze twee beleidsopties is uitgebouwd, met nog een beperkte derde variant daar tussenin, die eerder aansluit bij de eerste optie:
Lievens, J. & Waege, H. (red), (2011), Cultuurparticipatie in Vlaanderen, deel II, Leuven/ Den Haag: Acco, p. 193
17
5 1. Gedecentraliseerde uitbouw van culturele infrastructuur, met het oog op gemeenschapsvorming & cultuurspreiding. Deze visie zet in eerste instantie in op cultuuraanbod en -infrastructuur voor de eigen bevolking. 1(bis). het brengen van een populair aanbod, met het oog op een warme, levendige maar ook breed toegankelijke stad.
Deze beleidsvisies vallen ook cultuurhistorisch te duiden: “Het Vlaamse cultuurbeleid heeft in de eerste helft van het voorbije decennium een ingrijpende transformatie doorgemaakt. De beleidsperiode 1999-2004 wordt immers gekenmerkt door een breuk met het verleden. Terwijl er in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw vooral aandacht is voor cultuurspreiding, i.e. de realisatie van infrastructuur en culturele basisvoorzieningen, verschuift eind jaren tachtig de focus naar de autonome ontwikkeling van de kunsten”2. Er ontstaan regelgevingen die niet steeds op elkaar afgestemd zijn: een Podiumkunstendecreet, een Museumdecreet, een Muziekdecreet. Cultuurminister Bert Anciaux stelt zich bij zijn aantreden in 1999 tot doel om de samenhang van het cultuurbeleid te versterken via een geïntegreerd cultuurbeleid. Er komen drie overkoepelende decreten voor Lokaal Cultuurbeleid (2001), Kunsten (2004) en Erfgoed (2004). In zijn tweede legislatuur werkt Anciaux het Participatiedecreet uit (2006). “Het ondersteunt maatregelen die participatie aan cultuur, jeugdwerk en sport bevorderen, met aandacht voor bepaalde kansengroepen. (…) Het uitgangspunt voor deze sterke focus op culturele competentie en participatie is het idee dat wie meer cultuur bezit, meer kans heeft op een autonoom bestaan, meer in staat is om reële keuzes te maken in het leven. Culturele competentie zou immers leiden tot een grotere persoonlijke keuzevrijheid”3. In Kortrijk voltrok zich een gelijkaardige ontwikkeling. Men heeft getracht onder de noemers CK* en OC het begrip ‘cultuurcentrum’ en ‘cultureel centrum’ in één structuur in te bedden. Dat was op zich geen onverstandige beslissing, temeer omdat het decreet Lokaal Cultuurbeleid daarvoor incentives voorzag. In de praktijk bleek dat beide - op zich valabele- concepten meer en meer uit elkaar groeiden, wat wel vaker het geval is als je een andere missie en finaliteit hebt.
2
Lievens, J. & Waege, H. (red), (2011), Cultuurparticipatie in Vlaanderen, deel II, Leuven/ Den Haag: Acco, p. 219
3
Lievens, J. & Waege, H. (red), (2011), Cultuurparticipatie in Vlaanderen, deel II, Leuven/ Den Haag: Acco, p. 220
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
2. De bevordering van culturele competentie en de verdieping, vergroting en vernieuwing van cultuurparticipatie. Deze visie is sterk kunst georiënteerd en ambieert zichtbaarheid en aantrekkingskracht van Kortrijk tot buiten de stadsgrenzen.
18
5 Ook op lokaal vlak is er dus niet echt een geïntegreerd cultuurbeleid gerealiseerd, ondanks de goede wil en de inspanningen. Daarnaast is gaandeweg ook meer aandacht ontstaan voor een kunstenbeleid, waarbij het rapport ‘Buda-eiland als kunstartistiek nest?’4 van Rudi Laermans een belangrijke rol gespeeld heeft. In de pagina’s 62 tot 66 schetst hij 5 randvoorwaarden met het oog op de realisatie: • • • • •
Kernpubliek Aantrekkelijke productiefaciliteiten Structurele financiering Effectief consortium Sterke eiland-coördinator
Ook hiervoor zijn middelen en mensen nodig en bij voorkeur ook een integratie in het totale cultuurbeleid.
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Inmiddels is de gordel van culturele infrastructuur rond Kortrijk ongeveer volledig uitgebouwd. Ook in het centrum is intussen een all-round aanbod aanwezig, ook op infrastructureel vlak en met de Budafabriek als sluitstuk – in die zin dat daarmee hét ontbrekende hiaat ingevuld wordt, namelijk een grote, polyvalente tentoonstellingsruimte. Ik haast me verder om te beklemtonen dat ik de plannen voor een toekomstgerichte bibliotheek, geïntegreerd in de Stationsomgeving, absoluut belangrijk vind, al is dat voor een volgende legislatuur. Verder ga ik tot bewijs van het tegendeel er van uit dat de - inderdaad reële - nood aan een soort ‘OC-in-Kortrijk-Centrum’ in eerste instantie moet bekeken worden via een efficiënt beheer van de bestaande en toekomstige infrastructuur.
4
Kortom, binnen de gemaakte kanttekeningen kun je stellen dat de Kortrijkse culturele infrastructuur voltrokken is, al zullen renovaties en aanpassingen, maar ook rationaliseringen, zich opdringen in de loop ter tijden. Er zijn mij overigens geen Vlaamse steden bekend die verhoudingsgewijs een dermate uitgebreid en gewaardeerd cultureel patrimonium hebben. So far, so good. Ook voor Kortrijk geldt echter dat elke euro maar één keer kan uitgegeven worden. Wat inmiddels met succes in de breedte uitgebouwd is, heeft groei in de hoogte belet. Maar moet dat? Je kunt deze vraag maar beantwoorden door er twee andere te stellen. Welke rol heeft cultuur in een stad als Kortrijk? En welk Kortrijk wil men? In de volgende bladzijden trachten we een antwoord te formuleren.
Laermans,R. (2003), Buda-eiland als kunstartistiek nest?, Stad Kortrijk
19
5 •
Meer middelen vrijmaken voor de courante werking door efficiëntere werking en prioritering
•
Optimalisering interne organisatie
•
Optimalisering interne communicatie
•
Optimalisering externe communicatie
•
Meer synergie tussen Overleg Cultuur Regio Kortrijk en culturele dienst Stad Kortrijk (vooral op het vlak van communicatie & promotie)
•
Competentiebeleid op het vlak van personeel
•
Duidelijke en efficiënte taakverdeling tussen CK en gebiedswerking , mede in het licht van het nieuwe decreet Lokaal Cultuurbeleid.
•
Investering in aangepast gebouw voor vernieuwde bibliotheekwerking
•
Efficiënt maar publieksvriendelijk management van de Kortrijkse culturele infrastructuur dringt zich dan ook op.
•
Grondig vernieuwd museumbeleid
•
Nieuw beleid voor tentoonstellingen en evenementen, met het oog op grotere zichtbaarheid.
•
Vernieuwing en verjonging culturele beleidsparticipatie
•
Win-wins uitwerken met horeca
•
Erfgoed circuit in de stad uitwerken
•
‘Grote namen’ van Kortrijk beter benutten
#STRATEGISCHE ONDERBOUW
20
5 3. AUTONOMIE VERSUS DEEL STADSORGANISATIE 3.1.Autonomie van de kunst Doorgaans wordt kunst in onze contreien als autonoom beschouwd. Het is allerminst haar taak om ‘functioneel’ te zijn, zo vond al Oscar Wilde 120 jaar geleden. Met het bekende “All art is quite useless” beëindigde hij het voorwoord van The picture of Dorian Gray5. Ook Gerrit Komrij waarschuwt voor de ongebondenheid van kunst: “ Wie zekerheid zoekt moet zich niet tot de kunst wenden. Wie zekerheden wil propageren hoort de kunst als een beroerd medium te beschouwen. De kunst schept afstand, kent buffers, geeft lucht. Kunst mag geen propaganda brengen, op de propaganda voor haar eigen onafhankelijkheid na. Ze leert ons het meest door ons niet te beleren. Haar verwarringen en onzekerheden bieden ons meer inzicht dan welk schijnbaar mooi afgerond systeem ook”6.
3.2. Cultuur als stedelijke factor
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
De definitie van ‘cultuur’ die we hier wensen te hanteren, is evenwel beduidend ruimer dan ‘kunst’. Cultuur geldt in deze context in eerste instantie als een deel van het stedelijke weefsel: géén aparte categorie, maar een directie die deel uitmaakt van de stad, zoals alle andere directies; niet meer, maar ook niet minder. Door het feit dat het Kunstenoverleg pas medio 2012 rond zal zijn met een eigen onderzoek, gaat deze nota slechts tot op zekere hoogte om ‘cultuur in Kortrijk’, al is maximaal geprobeerd om de semi-professionele en professionele organisaties in dit traject te op te nemen. Ze behouden evenwel hun autonomie en voor meerderen onder hen is de Vlaamse overheid de belangrijkste subsidiegever, waaraan ze in eerste instantie verantwoording verschuldigd zijn. Niettemin is verdere optimalisering van de samenwerking aan de orde. Als de culturele sector aan uitstraling wil winnen, dan is synergie geen luxe. De directie cultuur omvat overigens een breed veld: erfgoed, musea, cultuurcentrum, bibliotheek, cultuurbeleid & cultuurbeleidscoördinatie, evenementen, tentoonstellingen, sociaal-cultureel werk & verenigingsleven, adviesorganen, subsidiëring en materiële ondersteuning van culturele verenigingen & organisaties, cultuurcommunicatie,… Kunst bekijken we dus vanuit de autonomie van de kunst. Cultuur als functionele geleding van de stad; als deel van het stadsweefsel. Dat impliceert dat deze directie uiteraard haar eigen autonome missie en doelstellingen heeft, zoals bvb. het bevorderen van de kunstcreatie en -beleving. Maar net als alle andere directies schakelt ‘cultuur’ zich - waar mogelijk en wenselijk- solidair mee in de realisatie van
5
Wilde, O. (1974), The picture of Dorian Gray, London: Penguin Books, p. 7
6
Komrij, G. (1985), De gelukkige schizo, Amsterdam: De Arbeiderspers , p. 169
21
5 de algemene doelstellingen van de stad, bvb. jonge tweeverdieners aantrekken warme stad – design, creatie, innovatie – enz…. of de citymarketing tout court. Zo pleit een nota als ‘Van sterke stadsvlucht naar stabiele stadsbonding: profielen, prikkels en projecten’ 7 voor het belang van cultuur voor kinderen om stadsvlucht tegen te gaan. Los van zijn intrinsieke waarde kan een kindertheaterfestival als Spinrag, dat zich mag verheugen in hand over hand toenemend succes, uiteraard ook een rol spelen in de realisatie van deze doelstelling, bvb. via een pientere communicatie. De Duitse socioloog Martina Löw is geboeid door de wereldwijde concurrentiestrijd tussen steden. Mondialisering gaat volgens haar gepaard met toenemende homogenisering, waardoor steden steeds meer op elkaar gaan lijken: de McCity komt op. Inzetten op een eigen profiel is dus conditio sine qua non. Via een volgehouden beleid met vrije voorstellingen, schoolvoorstellingen en een festival als Spinrag kan Kortrijk zich profileren als een stad met aandacht én aanbod voor kinderen en jonge gezinnen.
Een laatste voorbeeld is het ‘Inrichtingsplan Overleie’, waarin op meerdere plaatsen al uitdrukkelijk verwezen wordt naar cultuur, bvb. “als element van mogelijke identiteit (2.2.1)”: “Hoewel Overleie historisch gezien een duidelijke identiteit ontwikkeld heeft, kan de kans voor de herontwikkeling van de wijk aangegrepen worden om via specifieke ingrepen de wijk een sterker profiel te geven binnen de globaliteit van Kortrijk. Hiertoe kan aangesloten worden bij een aantal trends die hieronder kort omschreven zijn: • Het ontstaan van de ‘slow city’ • Parken/stedelijk groen met integratie van kunst, cultuur en leisure • Het waterfront als podium voor cultuur en vermaak • Het stimuleren van creatieve industrie”8 Het nieuwe Vlasmuseum, dat ingeplant wordt in Overleie, lijkt alvast een bijkomende impuls te geven aan de renovatie die zich hier de volgende jaren zal voltrekken. En ook de onmiddellijke nabijheid van het Buda-eiland, met zowel het huidige Kunstencentrum, de toekomstige Budafabriek als het geheroriënteerde Broelmuseum, kunnen bijkomende stimuli inhouden. 7
Canfyn, F., (2011) Van sterke stadsvlucht naar stabiele stadsbonding: profielen, prikkels en projecten, Stad Kortrijk
8
Baeckelandt, D., (2011), Inrichtingsplan Overleie, Kortrijk, Eindrapportage
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Maar ook de inplanting van een nieuwe bibliotheek in de Stationsomgeving , kan renderen. Indien slim en vooruitziend aangepakt, kan dit een gebouw een dienst worden waarbij de specifieke stationsomgeving en de nu al voorhanden zijn bouwstenen (bvb. muziek en kunstonderwijs, maar evenzeer de aanwezigheid van passanten en wachtende reizigers) inspirerend werken voor een nieuwe, toekomstgerichte vorm van wat we nu nog ‘bibliotheek’ noemen. En omgekeerd zal ook een nieuw station verrijkt worden door zulk een innovatief project.
22
5 Cultuur heeft er alle voordeel bij als ze kan ingeschakeld worden in de natuurlijke flow van de stad en in het dagelijkse leven van een bevolking, zonder daarbij gedegradeerd te worden tot verplicht nummer. Of roos in het knoopsgat. Op die manier helpt ze mee aan een ruimere dynamiek en versterkt ze haar unieke betekenis, met een specifieke, geïntegreerde bijdrage tot het stadsweefsel.
4. WELK KORTRIJK? Wie zulk een visie op cultuur in een stad vooropstelt, wil ook weten aan welke stad hij meehelpt.
4.1.De pluriculturele stad
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
De wereld verandert ontzaglijk snel, maar “in de steden vinden we de grootste potenties om de uitdagingen van een nieuwe samenleving aan te gaan”, zo stelt het witboek ‘De eeuw van de stad. Over stadsrepublieken en rastersteden’ van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.9 “De steden zijn nu de sleutels tot de mondiale economie. Om zich in de concurrentiestrijd te profileren, moeten ze hun lokale troeven uitspelen, zich als veelzijdige partner in allerlei netwerken nestelen, stedelijke ontwikkelingscoalities uitbouwen en met elkaar op zijn minst op Europese schaal samenwerken”10. Dat is in elk geval wat ik in Kortrijk zie gebeuren, via initiatieven als Eurometropool, Sterk Besturen of Smart Cities. Het witboek geeft “zes benaderingen, zes invalshoeken om de hedendaagse Vlaamse stad te vatten”11. In dit bestek concentreren we ons op ‘de pluriculturele stad’, waarvan het witboek stelt: “De grote maatschappelijke veranderingen sinds de breuk met de Gouden Jaren Zestig hebben onze leefwereld complexer gemaakt. Cultuur, als betekenisgever van deze leefwereld, kan blijkbaar niet volgen. Steeds meer valt ze samen met consumptiecultuur en die valt uiteen in vele subculturen, aangepast aan de koopkracht en de levensstijlen. Ze gaat ook voorbij aan heel wat zwakkere groepen, die met voorbijgestreefde, traditionele interpretaties van de werkelijkheid achterblijven. Een nieuwe betekenisgevende identiteit ligt vervat in de pluriculturele stad: de zoektocht om samen te leven op basis van verschil. Maar dan moeten alle groepen de kans krijgen om een culturele expressie uit te bouwen. Identiteit kan niet meer voortspruiten uit gemeenschappelijke traditionele kenmerken, maar wel uit de capaciteit om om te gaan met ambivalentie, hybriditeit en zelfs conflict”12.
9
Boudry, L., Cabus, P. , Corijn, E., De Rynck, F., Kesteloot, C., & Loeckx A., 2003, De eeuw van de stad. Witboek. Over stadsrepublieken en rastersteden, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2003. p. 25
10
Boudry, L., Cabus, P. , Corijn, E., De Rynck, F., Kesteloot, C., & Loeckx A., 2003, De eeuw van de stad. Witboek. Over stadsrepublieken en rastersteden, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, p. 77
11
Boudry, L., Cabus, P. , Corijn, E., De Rynck, F., Kesteloot, C., & Loeckx A., 2003, De eeuw van de stad. Witboek. Over stadsrepublieken en rastersteden, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, p. 77
12
Boudry, L., Cabus, P. , Corijn, E., De Rynck, F., Kesteloot, C., & Loeckx A., 2003, De eeuw van de stad. Witboek. Over stadsrepublieken en rastersteden, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, p. 78
23
5 Een initiatief als ‘Kortrijk aan Culturen’, dat zijn vaste stek heeft op Sinksen, is daar een goed voorbeeld van. Ik geloof overigens meer in dit soort geïntegreerde aanpak in een ruimer geheel, dan goedbedoelde ‘aparte’ projecten, die in hun geïsoleerdheid enkel preken voor de al bekeerden en tegenstanders juist bevestigen in hun overtuiging.
De cultuurvisie die daaraan ten grondslag ligt, maakt een onderscheid tussen de ‘alledaagse cultuur’ (de cultuur voor dagelijks gebruik) versus de ’gedocumenteerde cultuur’ (het werk van cultuurproducenten; zowel professionelen als anderen die blijvende en communiceerbare artefacten achterlaten). “Op het niveau van de gedocumenteerde cultuur is een proces van institutionalisering en maatschappelijke inbedding werkzaam. Er wordt voortdurend geselecteerd, naar elkaar verwezen en geïntegreerd op een hoger (meer abstract) niveau. Praktijken worden instituties en worden zo ‘culturen’. Uiteindelijk geeft dat proces aanleiding tot een selectieve traditie, tot een canon dat de kern uitmaakt van de werking van de maatschappelijke reproductiekanalen (onderwijs, media,…). Het is daarin dat de ‘collectieve identiteit’ wordt uitgedrukt. Naar zulke vermeende eigenheid wordt verwezen wanneer men spreekt over ‘onze’waarden. Het probleem van de culturele identiteit komt aldus vooral tot uitdrukking in de specifieke wisselwerking tussen (i) de cultuur van het dagelijkse leven, (ii) de culturele producten en instellingen en (iii) de maatschappelijke en politieke structuren, die het selectieproces in grote mate sturen”14. In deze invalshoek wordt cultuur dus gezien als een belangrijke factor om om te gaan met pluriformiteit in een stad. Voor een stad als Kortrijk, waarvan ca 13,8% van allochtone origine is, ligt hier dus ook een opdracht voor een directie Cultuur.
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Vanuit hun specifieke invalshoek komen de auteurs tot een drievoudige aanbeveling: “33. Bouw aan culturele identiteit met een draagvlak in alle sociale lagen, bevolkingsgroepen, taalgemeenschappen en buurten. Zoek daarbij nieuwe vormen van individuele en collectieve identiteit. 34. Investeer in publieke ruimte als platform voor ontmoeting. Maak diversiteit en identiteit herkenbaar in de bebouwde ruimte. 35. Documenteer alle vormen van ‘alledaagse cultuur’.Waarborg de autonomie van kunst. Behoed de kwaliteit van cultuurproducten, cultuur is meer dan wat verkoopbaar of consumeerbaar is”13.
13
Boudry, L., Cabus, P. , Corijn, E., De Rynck, F., Kesteloot, C., & Loeckx A., 2003, De eeuw van de stad. Witboek. Over stadsrepublieken en rastersteden, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2003. p. 134
14
Boudry, L., Cabus, P. , Corijn, E., De Rynck, F., Kesteloot, C., & Loeckx A., 2003, De eeuw van de stad. Witboek. Over stadsrepublieken en rastersteden, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, p. 65
24
5 4.2. De participerende stad Het recente Vlaamse cultuurbeleid heeft participatie als belangrijk thema naar voor geschoven. Het is geïnitieerd door minister Anciaux en zijn opvolgster Schauvliege geeft geen indicatie dat dit voor haar aan belang zou inboeten. Onder Anciaux is er in 2008 zelfs een specifiek ‘participatiedecreet’ tot stand gekomen (voluit: het ‘decreet houdende flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport’). Dat participatiedecreet wil op vele manieren een nieuwe hefboom zijn voor meer gemeenschapsvorming en voor meer kansen voor het brede publiek in de samenleving om van cultuur, jeugdwerk en sport te kunnen proeven. Daarnaast wil het participatiedecreet een stevige partner zijn voor kansengroepen. De Stadsmonitor geeft ons facts & figures over cultuurparticipatie in Kortrijk, in een ranking van de 13 centrumsteden. De cijfers zijn die van 2007/2008. Waar er 2 cijfers staan, is het cursieve dat van de Stadsmonitor 2011. AANBOD
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Podium
25
Tentoonstellingen Bibliotheek Verenigingsleven
1 (muziek) 5 (dans) 7 theater 5 (incl. musea & erfgoed)/9 -
PARTICIPATIE (PER 10.000 INWONERS) 7/10 11 3 10/11 4/4
Ik haast me om deze cijfers niet te verabsoluteren. De samenstellers geven zelf in detail aan wat de (vaak vele) nuances zijn die je bij de data moet maken. Bij wijze van voorbeeld: Kortrijk scoort de 3e plaats op het vlak van ticketverkoop per inwoner (2007), maar is slechts 12e in een schriftelijke bevraging over bioscoopbezoek (2008). Uiteraard zal een verschil tussen inwoners vs. bezoekers van buiten Kortrijk wel meespelen, maar de ranking ligt toch héél ver uiteen. Overigens zijn de gegevens over participatie gebaseerd op 2008, die van tentoonstellingsaanbod op 2007 en podiumaanbod op 2006-07. En vooral: het gaat (enkel) om de voorstellingen en tentoonstellingen die ingevoerd zijn in de Cultuurdatabank. Op dat vlak scoort Kortrijk qua ‘aantal culturele activiteiten’ voortreffelijk, nl. een 3e plaats, met 129 activiteiten per 10.000 inwoners. Dat bevestigt ons eerdere beeld van Kortrijk als stad met een grote culturele dynamiek, maar het kan ook zijn dat de Kortrijkzanen beter dan anderen gegevens invoeren in de Cultuurdatabank...
5 Kortom, verregaande detailgegevens halen we er niet uit, maar een algemene trend tekent zich toch af. En daarbij frappeert het dat Kortrijk, op 13 centrumsteden, qua aanbod ruwweg altijd in de bovenste helft van het klassement zit, maar qua participatie zelden de onderste helft overstijgt. Een uitzondering op die regel is de participatie aan (socio)-culturele verenigingen, waar Kortrijk zowel in 2008 als in 2011 op de 4e plaats staat. Je zou dus –opnieuw met grote stappen snel thuis- kunnen stellen dat cultuurparticipatie in Kortrijk goed scoort zolang het om het verenigingsleven gaat, maar voor verbetering vatbaar is inzake het (vaak professionele) aanbod. Op het eerste zicht zijn er drie mogelijke conclusies te trekken uit die discrepantie tussen aanbod en participatie – waarvan één of meerdere juist zijn: 1. Er is te veel aanbod 2. Er is zeker voldoende aanbod (en misschien te veel), maar dat aanbod wordt niet goed in de markt gezet (communicatie, prijs, planning,…) 3. Het aanbod is niet goed/geschikt genoeg.
De recente studie ‘Participatie in Vlaanderen’ geeft ons nader inzicht in die participatie, qua doelgroepen en doorslaggevende factoren. En daaruit blijkt alvast dat Kortrijk heus niet de enige stad is met werk aan de winkel: “Het publiek van de Vlaamse culturele centra en de bezoekers van de Vlaamse openbare bibliotheken zijn allesbehalve een weerspiegeling van de Vlaamse bevolking”15. Nog altijd zijn dezelfde bevolkingsgroepen ondervertegenwoordigd: “laagopgeleiden, jongeren, ouderen en mannen”16. Uit het onderzoek blijkt dat “kritische media, ‘peers’, lidmaatschappen en cultuuractieve ouders een belangrijke functie vervullen bij het doorgeven en aanleren van culturele competenties die de sociodemografische kenmerken overstijgen”17. Ook de leeftijd is een belangrijke factor. Jongeren participeren vooral in bioscoop, festivals/concerten met niet-klassieke muziek, amateurkunsten , podiumactiviteiten als ballet, hedendaagse dans en theater. Musea en tentoonstellingen, klassieke muziek, erfgoed en lidmaatschap van sociale of ontspanningsverenigingen pieken daarentegen rond de 60 jaar. Het opleidingsniveau weegt altijd door maar des te sterker naarmate men ouder is. Ook hoogopgeleiden scoren beduidend beter. Het culturele kapitaal dat je van thuis uit mee kreeg heeft voor alle leeftijden en generaties eenzelfde participatiebevorderend effect.
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Hierop komen we terug in punt 6.3.
15
Lievens, J. & Waege, H. (red), (2011), Cultuurparticipatie in Vlaanderen, deel II, Leuven/ Den Haag: Acco, p. 159
16
Lievens, J. & Waege, H. (red), (2011), Cultuurparticipatie in Vlaanderen, deel II, Leuven/ Den Haag: Acco, p. 159
17
Lievens, J. & Waege, H. (red), (2011), Cultuurparticipatie in Vlaanderen, deel II, Leuven/ Den Haag: Acco, p. 159
26
5 Interessant, maar als stad kun je dat niet rechtstreeks beïnvloeden. Datzelfde positieve, levenslange effect geldt evenwel ook voor cultuureducatie. Men ziet daarin “een bevestiging van het blijvende en cumulatieve karakter van investeringen in de opbouw van cultureel kapitaal”18. Cultuureducatie, dus – en daar kun je als overheid wél iets betekenen. Overigens betekent participatie niet altijd interesse. Zo stelt het onderzoek vast dat 14-17-jarigen verhoudingsgewijs meest deelnemen aan theaterbezoek, maar er tezelfdertijd minst in geïnteresseerd zijn - te verklaren door voorstellingen in schoolverband19. De grootste obstakels voor cultuurparticipatie blijken te zijn, in volgorde van belangrijkheid: • Gebrek aan interesse • Gebrek aan tijd (is de voorbije jaren significant groter geworden voor theater en musea) • Geografische drempels
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
De financiële drempel, daarentegen, is “van ondergeschikt belang”20. Of dit doorheen de crisis zo zal blijven, is evenwel nog de vraag.
18
Lievens, J. & Waege, H. (red), (2011), Cultuurparticipatie in Vlaanderen, deel II, Leuven/ Den Haag: Acco, p. 466
19
Lievens, J. & Waege, H. (red), (2011), Cultuurparticipatie in Vlaanderen, deel II, Leuven/ Den Haag: Acco, p. 317
20
Lievens, J. & Waege, H. (red), (2011), Cultuurparticipatie in Vlaanderen, deel II, Leuven/ Den Haag: Acco, p. 323
27
5 4.3. De aantrekkelijke stad Een hele andere invalshoek krijgen we bij Gerard Marlet, die in Nederland ondermeer de Atlas voor gemeenten uitgeeft. In ‘De aantrekkelijke stad’ onderzoekt hij waarom de ene stad het beter doet dan de andere. Cultuur blijkt een belangrijke factor te zijn voor de aantrekkingskracht van een stad, al moet je je hoeden voor veralgemeningen. In Nederland is er namelijk een zogenaamd ‘restrictief bouwbeleid’; een stad kan er beduidend minder spontaan groeien dan bij ons en in zulk een context zijn woningaanbod en - prijzen uiteraard minder ‘vrij’ dan in Vlaanderen. Het resultaat zou evenwel moeten zijn dat cultuur als factor van aantrekkelijkheid zeker niet minder belangrijk is bij ons dan bij onze noorderburen.
Bij gebrek aan grote natuurlijke troeven, zijn de stedelijke attracties voor Kortrijk echter des te belangrijker. Volgens Marlet gaat het om “steden met een gevarieerd cultureel en culinair aanbod in een authentieke historische binnenstad (…) maar ook om een uitgebreid en divers aanbod aan kleinschalige winkeltjes.”24. Het resultaat laat zich indirect voelen: “De aantrekkingskracht van dergelijke steden uit zich dan ook niet in bevolkingsgroei, maar in een verandering van de bevolkingssamenstelling.” 25. Er spelen vier mechanismen mee: “Een aantrekkelijke stad trekt hoopopgeleiden aan en biedt ruime mogelijkheden voor interacties tussen die mensen. Op die manier vergroot een aantrekkelijke stad langs twee routes zijn voorraad menselijk kapitaal. Die voorraad menselijk kapitaal is op zijn beurt weer langs ten minste vier routes van invloed op de economie van die stad:
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Uitgangspunt is de boutade ‘residentials act like tourists’ van T.N. Clark21. Waar vroeger mensen in een stad gingen wonen omdat hun werk in de buurt was, biedt de toegenomen mobiliteit hen de kans om veeleer te gaan wonen waar ze het aantrekkelijk vinden (al blijft aanbod van werk natuurlijk óók belangrijk). Zowel natuurlijke als stedelijke attracties spelen daarbij een rol: “Woonattracties kunnen zelf niet verhuizen, maar ze kunnen wel een reden zijn voor mensen om te verhuizen.”22. Marlet stelt bovendien vast dat die woonattracties samen “een belangrijkere verklaring (zijn) voor de stijging van de huizenprijzen dan de bereikbaarheid van banen.”23. Een groene gordel kun je Kortrijk niet echt toeschrijven (al is het zuiden bijzonder charmant), maar als natuurlijke attractie biedt de geslaagde opwaardering van de Leie in elk geval welgekomen opportuniteiten.
21
Clark, T.N., Urban amenities: lakes, opera, and juice bars: do they drive development?, in Clark, T.N. (ed): The city an an entertainment machine, Research in urban policy, 9 (Amsterdam: Elsievier, p. 105.
22
Marlet, G.A., 2009, De aantrekkelijke stad, Nijmegen: VOC Uitgevers, p. 76
23
Marlet, G.A., 2009, De aantrekkelijke stad, Nijmegen: VOC Uitgevers, p. 285
24
Marlet, G.A., 2009, De aantrekkelijke stad, Nijmegen: VOC Uitgevers, p. 45
25
Marlet, G.A., 2009, De aantrekkelijke stad, Nijmegen: VOC Uitgevers, p. 49-50
28
5 1. Mensen met meer kennis en vaardigheden zijn productiever, waardoor bedrijven afkomen op plekken waar veel menselijke kapitaal is, en de werkgelegenheid daar zal toenemen. 2. Hoogopgeleide mensen geven meer geld uit in de plaatselijke horeca, detailhandel en theaters waardoor ze de werkgelegenheid daar bevorderen, vooral ook de laagopgeleide werkloosheid. 3. Mensen met een hogere opleiding zijn eerder geneigd om vanuit hun woonhuis een eigen bedrijf te starten, een element uit de behavioral locatietheorie waarin het gedrag van individuen centraal staat bij het verklaren van groeiverschillen tussen locaties. 4. Steden met veel menselijk kapitaal passen zich beter aan aan nieuwe economische omstandigheden, zoals een economische recessie”26.
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Los van zijn intrinsieke waarde heeft cultuur dus een tweevoudig ‘nut’: het trekt kansrijke bevolkingsgroepen naar een stad en die renderen dan weer voor de lokale economie. Maar is alles wat onder de vlag ‘cultuur’ vaart even belangrijk in dit perspectief? Neen, voor Marlet gaat het in eerste instantie om podiumkunst. Hij verwijst naar Richard Florida, volgens wie veel mensen “geen passieve consumptie van cultuur, maar ‘authentieke ervaringen’ willen opdoen. (…) Kleinschalige, alternatieve muziekscenes in cafés, jazzclubs in kelders, street-level-culture, zijn belangrijker dan traditionele theaters en opera”27. Het gaat volgens Marlet eerder om een permanent aanbod dan om voorstellingen waarbij je maanden op voorhand moet boeken. Creatieve mensen willen spontaan kunnen ingaan op een cultureel aanbod. Daarom neemt hij het aantal podiumvoorstellingen als indicator en niet het aantal bezoekers. Musicals, festivals , evenementen, musea en dergelijke meer hebben veel minder aantrekkingskracht als factor om naar een stad te verhuizen: ze zijn niet kleinschalig, te tijdelijk, niet op de plaatselijke bevolking gericht, of niet spontaan toegankelijk (tijdig reserveren is onvermijdelijk) of gewoonweg niet beschikbaar ’s avonds. Een manco is wel dat de bibliotheek nergens ter sprake komt, maar wellicht is dat omdat ook in Nederland bibliotheken dermate evident aanwezig zijn in steden, dat ze geen onderscheidend element uitmaken. Kwantitatief klopt dat, maar kwalitatief niet. Weliswaar zijn er overal ‘oude’ bibliotheken te vinden, maar er is geen sector in het culturele veld waar de ontwikkelingen zo snel gaan en zo onvoorspelbaar zijn. Wie op dat vlak een onderscheidend, toonaangevend aanbod ontwikkelt, zal m.i. zeker voor de creatieve klasse een aantrekkelijke propositie vormen.
26
Marlet, G.A., 2009, De aantrekkelijke stad, Nijmegen: VOC Uitgevers, p. 52
27
Marlet, G.A., 2009, De aantrekkelijke stad, Nijmegen: VOC Uitgevers, p. 208
29
5
Voor Gerard Marlet is er “een helder beeld van het type steden dat het meest populair is bij hoogopgeleide, creatieve mensen. Die steden combineren een historische binnenstad met veel cafés en een divers cultureel en culinair aanbod, en zijn gelegen op acceptabele reistijd van grote concentraties werkgelegenheid”29. Maar dat volstaat niet. Het pure aanbod is geen eeuwige verworvenheid; je moet alert blijven om je met deze troeven te blijven onderscheiden. “Investeringen in cultuur kunnen de aantrekkingskracht van een stad naar verwachting alleen vergroten als ze worden ingezet op culturele activiteiten die: 1. Kleinschalig en divers zijn, 2. Op een uitgekiende locatie in de stad liggen, 3. Continu beschikbaar zijn, en 4. Gericht zijn op de plaatselijke bevolking”30. Met een ‘uitgekiende locatie’ is in mensentaal gewoon bedoeld: in de binnenstad, op wandel- of fietsafstand – en dus niét in buitenwijken of langs goed bereikbare invalswegen.
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Erfgoed speelt dan weer wél een belangrijke rol. “Een historische binnenstad kan de waarde van het culturele en culinaire aanbod in een stad versterken; culturele voorzieningen en horeca die organisch zijn ontstaan in historische panden, loodsen en kelders zijn waarschijnlijk waardevoller voor een stad dan gepland aanbod in een nieuwgebouwd cultureel centrum. De combinatie historie, cultuur en horeca is niet alleen om esthetische maar ook om praktische redenen waardevol voor de stad; organisch gegroeide historische steden zijn walking cities; het culturele en culinaire aanbod is er op korte afstand van elkaar gesitueerd, waardoor hard werken en intensief uitgaan - work hard, play hard- er gemakkelijk kunnen samengaan. De aanwezigheid van oude gebouwen kan om nog een derde reden van belang zijn voor de aantrekkingskracht van een stad. Artistieke scènes tenderen zich in goedkope, vervallen panden op binnenstedelijke locaties te vestigen, waar ze nieuwe ideeën en creatieve activiteiten ontwikkelen. Nieuwe ideeën ontstaan in oude gebouwen. En die vergroten de aantrekkingskracht van de wijk”28. Projecten als de Budafabriek en het nieuwe Vlasmuseum passen in dit plaatje, al is het de overheid die hier het initiatief voor nam.
28
Marlet, G.A., 2009, De aantrekkelijke stad, Nijmegen: VOC Uitgevers, p. 231-2
29
Marlet, G.A., 2009, De aantrekkelijke stad, Nijmegen: VOC Uitgevers, p. 332
30
Marlet, G.A., 2009, De aantrekkelijke stad, Nijmegen: VOC Uitgevers, p. 339
30
5 4.4. De boeiende stad In het voorjaar van 2011 kreeg Callebaut&Co van het College van Burgemeester en Schepenen opdracht om een “Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk” uit te voeren. De stad beschikte immers over voldoende kwantitatieve gegevens, maar kwalitatief en motivationeel onderzoek ontbrak grotendeels (zoals overigens bijna overal in de culturele sector in de Vlaamse steden). Het was van meet af aan de bedoeling om niet alleen cultuur maar ook een aantal relevante laterale sectoren te ondervragen. Zoals in het voorgaande hoofdstuk ook bleek, staat de cultuurbeleving immers volstrekt niet los van zaken als horeca, handel, wonen, onderwijs, e.d.m. of de ruimere context van vrije tijd tout court. De basisbehoefte bij de vrijetijdsbeleving blijkt tweevoudig te zijn: • Zowel behoefte aan vrijheid (‘tijd die ik vrij kan invullen, zonder verplichtingen’) • Als aan ontspanning (‘batterijen opladen’)
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Daarbij onderscheiden Callebaut&Co vijf verwachtingspatronen, geplaatst op een assenkruis met twee polen: • Enerzijds het individuele vs. het sociale • Anderzijds het actieve exploreren en uitleven vs. het regressieve streven naar controle en balans.
31
Dat leidt tot een drievoudig verwachtingspatroon tegenover ‘Vrije tijd’: • Het leven verrijken • Het leven aangenamer maken • Het leven onder controle houden
5
Naargelang van de levensfase krijgen bepaalde aspecten meer of minder de voorkeur. Zo zullen jongeren in hun vrije tijd eerder opteren voor onbezonnen genieten en ontmoeting met nieuwe mensen, terwijl mensen met jonge kinderen de voorkeur geven aan gezinsactiviteiten, maar ook tijd voor zichzelf willen.
De onderzoekers onderscheiden vier verschillende drijfveren voor cultuurparticipatie: 1. Pure ontspanning: Wat: light-entertainment en plezier; eerder passief Doel: ontsnappen uit de dagelijks realiteit 2. Sociaal contact: Wat: ontmoeten van gelijkgezinden Doel: je gevoel (van enthousiasme) kunnen delen met anderen 3. Persoonlijke ontwikkeling: Wat: verrast en geïnspireerd worden Doel: je geest verruimen; je zelfkennis en wereldkennis verrijken 4. Creatieve uitlaatklep: Wat: zelfexpressie Doel: het uiten van gevoelens en emoties op creatieve wijze
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Cultuur wordt door de respondenten als zeer breed gedefinieerd: film, toneel, muziek, stadsfeesten, festivals, evenementen, stand-up comedy, allerlei podiumactiviteiten maar ook gebouwen en zelfs lokale sfeer. Belangrijk voor de cultuurparticipatie is de totaliteit van de beleving. Het standpunt van Marlet wordt bevestigd dat een etentje vooraf, napraten bij een drankje nadien belangrijk zijn als inkleding en vervollediging van de cultuurbeleving. Het napraten is zelfs “een essentieel onderdeel van de beleving en draagt bij tot het lerend effect”31.
31
Callebaut & Co, Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk, 2011, p. 36
32
5
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Deze participatie wordt belemmerd door gebrek aan vertrouwdheid, het risico op teleurstelling en de prijs. Het ene genre is dan ook toegankelijker dan het andere. Het onderzoek groepeert het aanbod in vijf cultuurgroepen, in afnemende graad van toegankelijkheid:
33
Dat brengt ons tot een totaalbeeld van ‘cultuur’ binnen ‘vrije tijd’, waarbij zowel de verwachting en motivatie aan bod komen als de voorkeurgenres.
5
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Er zijn ook opvallende verschillen tussen belangstellende (= hoge) en incidentele (= lage) cultuurparticipanten.
34
5 Na deze algemene schets, focust het onderzoek specifiek op Kortrijk, zoals de inwoners dat zelf beleven. De stad komt er uit naar voor als “een echte stad, met alle voordelen van een stad (ruim aanbod van winkels, cultuur, uitgaansmogelijkheden, evenementen,…) maar zonder de nadelen, noch van een grootstad , noch van een dorp.(…) Een leefbare woonstad waar je als inwoner voldoende voeling mee hebt”32. De Kortrijkzaan voelt ook dat de stad in evolutie is; dat ziet hij aan de bruggen, de werkzaamheden. So far, so good, maar het is onduidelijk waar dat alles heen leidt en dat komt bovenop een tegenstrijdig beeld dat de inwoners hebben van hun stad: enerzijds een conservatieve , afstandelijke en zelfs doodse plaats; anderzijds een boomende, levendige, innovatieve stad. Het gebrek aan duidelijke identiteit zorgt dan ook voor ruis op die oorspronkelijk positieve beleving van Kortrijk.
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Vervolgens zoomt het rapport in op de betekenis en beleving van Kortrijk als cultuurstad. Initieel wordt cultuur in Kortrijk ervaren als ruim en divers, maar het aanbod is kleinschalig, te weinig onderscheidend en het gebrek aan horeca maakt dat er iets schort aan de verwachte totaalbeleving. Bovendien is de communicatie over dat aanbod onvoldoende, onaantrekkelijk en weinig duidend, wat haaks staat op de beoogde cultuurparticipatie. Dat alles zet een rem op de perceptie van geloofwaardigheid en bekwaamheid. Ook als cultuurstad geeft Kortrijk overigens allerminst een eenduidig beeld, gaande van ‘klassiek en verouderd’ over ‘spel tussen nieuw en oud’ tot ‘uitnodigend en modern’.
32
Verder komt de perceptie door de Kortrijkzaan aan bod van enkele concrete cultuurinitiatieven. De bibliotheek wordt ervaren als laagdrempelig, maar de binnenkant van het gebouw is muf en verouderd. Spontaan haalt men de geplande verhuizing aan als positief, net als het ruime aanbod en de vele faciliteiten van de bib: boeken, muziek, speelgoed, leeszaal, internet,… Het Broelmuseum zit dan weer in een heel mooie setting, maar de collectie weet de mensen minder te bekoren. Het museum bevestigt het historische en statische beeld van Kortrijk. Kunstencentrum Buda is weliswaar bekend van naam, maar er is te weinig geweten wat er aangeboden wordt. Grote cultuurliefhebbers van middelbare leeftijd vinden Buda zeer aantrekkelijk, omwille van de originele en onverwachte kunst, maar voor jongeren en ‘low-culture’ is het te fel afwijkend van het gekende.
Callebaut & Co, Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk, 2011, p. 47
35
5 De Kortrijkzanen zijn trots op de Stadsschouwburg: brede waaier van activiteiten, heel toegankelijk, gevarieerd publiek. De schouwburg is tegelijkertijd laagdrempelig en gezellig, zelfs volks, maar ademt ook prestige, traditie en rijkdom uit. Het is een echte trekpleister; in de perceptie van de Kortrijkzaan zelfs “het boegbeeld van cultuur in Kortrijk”33; bewondering en verwondering zijn haar deel. Tegenover het erfgoed heerst een ambivalente houding. Men is trots, maar toch minder betrokken; het aanbod is wel vrij groot, maar de kennis erover is beperkt. Voor Kortrijkzanen zelf scoort Kortrijk dus nog gematigd goed als cultuurstad. Bij een groep van ondervraagde Gentenaars en Antwerpenaars is de perceptie daarentegen vrij vernietigend: een weinig aantrekkelijk stadje, met een afstandelijke en onpersoonlijke mentaliteit. Wie de stad kent, is genuanceerder, maar qua imago is er duidelijk werk aan de winkel. Dat geldt zeker ook voor Kortrijk als cultuurstad: buitenstaanders verwachten een kleinschalig en wat verouderd aanbod. Wat zijn finaal de conclusies en aanbevelingen van Callebaut&Co?
Op de eerste twee niveaus blijkt Kortrijk in perceptie goed te scoren: het is een gezellige, rustige en veilige stad op mensenmaat. Het vierde niveau hoeft beslist géén ambitie te zijn; Kortrijk is daar ook veel te klein voor. Jan Callebaut adviseert evenwel dat Kortrijk meer zou inzetten op de derde verwachting, namelijk dat Kortrijk zich zou aandienen als fris, eigentijds, levendig. De Kortrijkzaan heeft sympathie tegenover zijn stad, er is zelfs sprake van loyaliteit. De zwakte in die relatie is evenwel dat ze te veel afhangt van individuele factoren (je bent er geboren, je vrienden wonen er, enz…) en te weinig vanwege de stad op zich. “De emotionele relatie tussen de Kortrijkzaan en de stad Kortrijk heeft diepgang verloren en dreigt te vervallen in oppervlakkigheid en onverschilligheid (vooral bij jongeren)”, concludeert het rapport. “Kortrijk heeft nood aan een heldere identiteit en persoonlijkheid” om zo de “identificatie te bevorderen en de emotionele relatie Kortrijkzaan - Kortrijk te versterken. Dit betekent dat duidelijke keuzes dienen gemaakt te worden”34 en die moeten ook zo gecommuniceerd worden! Dat zal werken naar de inwoners zelf, maar is ook nodig om Kortrijk voor de ‘buitenwereld’ op de kaart te zetten
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
De onderzoekers onderscheiden vier niveaus van verwachting over de stad als leefomgeving: 1. Mijn vertrouwde eigen kleine wereld 2. Een uitnodigende wij-plek 3. Een boeiend en verrassend speelveld 4. Mijn anonieme biotoop
33
Callebaut & Co, Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk, 2011, p. 31
36
5
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
37
•
Aandacht voor cultuurparticipatie van allochtonen i.s.m. huidige directie Welzijn
•
Aandacht voor cultuurparticipatie van jongeren, ouderen en mannen.
•
Werken aan een heldere stadsidentiteit, door het maken van keuzes
•
Onderscheidend cultuuraanbod ontwikkelen dat recruteert op niveau 3 (‘boeiend & verrassend speelveld’)
•
Gesprek met horeca aanknopen over win-win (zie ook 5.2.)
•
Cultuurcommunicatie grondig optimaliseren (zie ook 5.2.)
5 5. VERTALING IN PLANNEN VAN AANPAK 5.1. Strategische doelstellingen De opdracht van de Stad Kortrijk, zoals geformuleerd in punt 4, werd vertaald in 5 strategische doelstellingen, die goedgekeurd werden door CBS van 3 februari 2010. DOELSTELLING 1: Visietekst • Uitschrijven van strategische visietekst over cultuur (korte en lange termijn) in Kortrijk , passend in de totaliteit van het beleid van de stad Kortrijk, ondermeer de optie om van Kortrijk een jonge, dynamische woonstad te maken. Deze visietekst poneert beleidskeuzes op korte en (middel)lange termijn en geeft daarbij ook de verschillende ambitieniveaus aan.
DOELSTELLING 3: Netwerking • Netwerken bij de diverse beleidsniveaus met het oog op het bekomen van het nodige draagvlak voor deze visie in functie van mogelijke bijkomende financiering.
DOELSTELLING 4: Stedelijke kader • Uitvoeren van de opdracht met respect voor het stedelijke kader en in samenwerking met de stedelijke diensten en organisaties.
DOELSTELLING 5: Optimalisatie directie cultuur • Het optimaliseren van de structuur en werking van de directie cultuur.
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
DOELSTELLING 2: Implementatie visietekst • Instaan voor de implementatie van deze geïntegreerde visie op het cultuur- en kunstenbeleid, zowel bij de stedelijke (al of niet verzelfstandigde) werking als bij de werking van privé-actoren, met respect voor hun specifieke profiel en behoeften. • Kwalitatief niveau meer laten sporen met kwantitatieve belangstelling en zorgzaam financieel beleid.
38
5 5.2. Operationele doelstellingen Vervolgens werden daaraan ook operationele doelstellingen gekoppeld: DOELSTELLING 1: Visietekst • Inzetten op verhoogde zichtbaarheid • Cultuur laten sporen met zowel warme (eigen bevolking) als koude (nietingezetenen) citymarketing
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
DOELSTELLING 2: implementatie visietekst • In overleg met de bevoegde schepen en met de interne sectoren, instaan voor het uitzetten van ijkpunten zowel wat de beleidsaccenten als wat de verdeling van de bestaande middelen betreft . • De visie concretiseren via samenwerkingsovereenkomsten, beheersovereenkomsten en beleidsnota’s naar de interne en externe partners en sectoren. Dit geldt in eerste instantie ook voor AGB Buda en bij uitbreiding het Buda-kunsteneiland. • Maximale synergie zoeken tussen cultuurparticipatie en erfgoed enerzijds en toerisme anderzijds • Maximale efficiëntie en effectiviteit nastreven via benchmarks met het oog op nulmeting annex opvolging van integraal beleid (kwaliteit, kwantiteit, financiën) • Stedelijke organisaties buiten klassieke stedelijke kader onderzoeken op hun meerwaarde.
39
DOELSTELLING 3: Netwerking • Opmaken van dossiers op Europees, Vlaams en provinciaal niveau, door het maximaal benutten van de bestaande of eigen netwerken. DOELSTELLING 4: Stedelijke kader • In samenwerking met de andere betrokken stadsdirecties en onder algemene leiding van de stadssecretaris de eigen en gemeenschappelijke projecten realiseren. • Ondersteunen strategische projecten ( nieuwe bibliotheek, citymarketing, gebiedswerking,…) • Regelmatig overleg met betrokken schepen en stadssecretaris en minimaal halfjaarlijkse rapportering aan CBS.
5 DOELSTELLING 5: Optimalisatie directie cultuur • Verhogen van de efficiëntie van de diensten • Verhogen van de effectiviteit van de diensten • Bevorderen van de teamvorming en de interne communicatie, zowel binnen de dienst, met de andere stadsdiensten als met externe organisaties (stedelijk zowel als privé).
5.3. Werven
DOELSTELLING 1: Visietekst 1. Nieuwe vlasmuseum 2. Budafabriek 3. Nieuwe bibliotheek 4. Regionale cultuurwerking 5. CK 6. Broelmuseum 7. 1302 8. Evenementen 9. Intergemeentelijke samenwerking 10. Erfgoed Kortrijk 2014 11. Zichtbaarheid 12. Uit in Kortrijk 13. Doelgroepenwerking 14. Eurometropool 15. Samenwerking cultuur – BID
DOELSTELLING 2: implementatie visietekst P.M.
DOELSTELLING 3: Netwerking 16. Lobbying
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Tenslotte werden deze strategische en operationele doelstellingen geconcretiseerd in zogenaamde ‘werven’, telkens aansluitend bij strategische & operationele doelstellingen.
40
5 DOELSTELLING 4: Stedelijke kader 17. Kunstenoverleg 18. Stedelijke cultuurraad 19. Materiaal / ondersteuning evenementen 20. Niet-gekwantificeerde subsidie 21. Werkrelatie schepen – ambtenaren
DOELSTELLING 5: Optimalisatie directie cultuur 22. Organogram 23. Financiën 24. Personeel 25. ICT 26. Interne communicatie 27. Cultuurcommunicatie 28. Convenanten
#5 STRATEGISCHE ONDERBOUW
Op die manier werden de 5 strategische doelstellingen omgezet in 28 concrete werven. Elke werf kreeg een werffiche, waarop ondermeer volgende zaken stonden: • Een werfnaam, inclusief omschrijving van de opdracht • Een werfeigenaar • Een beknopte omschrijving • Hoe het project kadert in de strategische doelstellingen • Een termijn (begin – einde / duurtijd)
41
In hoofdstuk 7 zijn deze werven vervat. Ook de opgedane inzichten van het rapport Callebaut zijn daarin verwerkt. Eerst willen we evenwel de grote lijnen van de toekomstige strategie voor cultuur in Kortrijk uiteenzetten.
STRATEGISCHE KEUZES
6
Als je het voorgaande - met grote stappen snel thuis – samenvat dan kom je tot de conclusie: • Kortrijk heeft beslist potentieel op cultureel vlak • maar verhoudingsgewijs renderen de inspanningen te weinig, deels in de lokale participatie maar vooral in de perceptie (zeker buiten de stadsgrenzen) • en dat heeft te maken met gebrek aan keuzes, wat leidt tot gebrek aan identiteit. In dit hoofdstuk stellen we een aantal fundamentele keuzes voor met het oog op de toekomst. Ze vormen ook de basis voor de meer gedetailleerde uitwerking in hoofdstuk 7. Toen Cees Nooteboom in 2009 de Prijs der Nederlandse letteren ontving, zei hij in zijn dankwoord: “Cultuur is een abstractie totdat je een verhaal kunt vertellen”35. Maar wat is het verhaal van Kortrijk? Het verhaal dat ik hoorde, zag en ervaren heb in de beginperiode van mijn opdracht, heb ik beschreven in punt 5.2. Verwarring was mijn deel; ik kon de stad niet ‘vatten’. Waarom streefde Kortrijk naar drie erkende regionale musea, als er in heel West-Vlaanderen maar zes in die categorie erkend zijn? Waarom was er zo weinig animo in het hart van de stad, op het ogenblik dat drie kilometer verder dermate veel buitenlanders deelnamen aan Interieur of Busworld, dat ze logeerden in heel de provincie en zelfs daarbuiten? En wat was het logische circuit in die stad, wat was de draad van Ariadne waarmee ik een logisch verband kon vinden tussen al die schijnbaar losse elementen?
De eerste inzichten kwamen bij een herbezoek, na al die jaren, aan het Vlasmuseum. Ik kom daar in hoofdstuk 7 met ruimere argumentatie op terug, maar mijn conclusie was in elk geval dat de geplande investeringen in renovatie geen enkel museaal resultaat of publiekseffect konden hebben. Het Schepencollege zat snel op dezelfde lijn en toen bleek dat een voormalig stapelhuis annex vlashandelspand beschikbaar stond, vlak bij de ‘Golden River’ bovendien, tekende een eerste logica zich af. Een eerste as kreeg een accentuering, nl. de bestaande Leie-as, waarvan het totaal nieuwe en overigens bijzonder fraaie uitzicht stilaan in een eindfase van afwerking was. Deze Leie-as is in feite een oost-west-as, die recht op de historische noord-zuid-as staat (van Budastraat over Grote Markt tot Doorniksesteenweg). Met twee assen die haaks op elkaar staan, heb je evenwel nog geen ‘circuit’ in de stad.
#6 STRATEGISCHE KEUZES
1. HET RUIMTELIJK VERHAAL: 4 ZONES
33
Callebaut & Co, Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk, 2011, p. 31
42
6 Maar in dit concept is de Leie-as uiteindelijk een cultuurtoeristische zone, bestaande uit het trio Vlas, Buda en Broel; een wandelcircuit van ca. 900 m. In hoofdstuk 7 geven we meer detail, maar we willen hier alvast signaleren dat Vlas- en Broelmuseum in onze optiek niet langer puur historische musea zijn, maar integendeel bewust de lijn doortrekken vanuit het verleden tot vandaag. De Budafabriek van zijn kant zal de lijn uitzetten van vandaag tot in de toekomst. Op die manier zijn de musea niet langer opgesloten in hun historische beperking, maar krijgt de hele cultuurhistorische zone relevantie vanuit het verleden tot in de toekomst.
#6 STRATEGISCHE KEUZES
Vlak bij het Broelmuseum begint de historische zone van Kortrijk, met ondermeer de Broeltorens, de Onze-Lieve-Vrouwekerk, de Artillerietoren, Begijnhof en Belfort (allebei Unesco Werelderfgoed), het Stadhuis, het Baggaertshof, enz… Vergeet niet dat Kortrijk vandaag een tweehonderdtal beschermde monumenten en gebouwen telt, naast een honderdtal waardevolle gevels. In dit deel van Kortrijk moet de historisch geïnteresseerde bezoeker momenteel nog grotendeels zelf zijn weg zoeken. Ook zijn een aantal werken nodig waar nu nog missing links zijn. Maar het potentieel is aanwezig om op een elegante manier de mensen van de cultuurtoeristische zone in de historische zone te gidsen, die als vanzelf overloopt in de grotendeels verkeersvrije handelszone. Wie van daar uit naar het Station gaat, komt tenslotte in een gebied terecht dat we de cultuurparticipatiezone genoemd hebben. Hier vind je de toekomstige cluster Schouwburg Track – Kreun - Conservatorium en nieuwe bibliotheek. In een stad als Leuven werken bibliotheek en schouwburg met succes intensief samen, zowel op het vlak van ticketverkoop en reservaties als inhoudelijk en programmatorisch. Dit moet in Kortrijk beslist ook kunnen uitgewerkt worden, temeer omdat beide leidinggevenden daar voor open staan en daar overigens nu al mee bezig zijn.
43
Ik besef overigens dat dit soort onderverdeling in de praktijk gelukkig veel minder gecompartimenteerd is. Het spreekt bvb. vanzelf dat ook de zgn. historische zone cultuurtoeristisch potentieel heeft. Historische gebouwen hebben soms nood aan openstelling en kunst is daar een goede aanleiding voor, zoals bvb. het nieuwe Festival van Vlaanderen bewees met vijf concerten op verschillende locaties in de stad. Dat leidt finaal tot volgende kaart, waarbij zowel Vlasmuseum als Station een logisch instap- of eindpunt vormen: •
•
Het Vlasmuseum voor de bezoeker met interesse in deze regionale thematiek, die hij van daar uit ook perfect kan bestrijken te voet, (vooral) met de fiets of per auto en zelfs per boot. Het (straks grondig vernieuwde) station als instappunt voor gebruikers van het openbaar vervoer.
6 De beperkte schaal van en grote concentratie binnen Kortrijk maken beide ‘entrees’ relevant met het oog op een citytrip.
#6 STRATEGISCHE KEUZES
Conditio sine qua non om dit ‘circuit’ uit te bouwen in een volgende legislatuur zijn een aantal momenteel nog ontbrekende ‘poorten’ tussen deze vier zones, waarvan het Overbekeplein wellicht de meest delicate maar ook de meest cruciale is. Het is een strategisch uitgangspunt om tussen deze zones en de sectoren waar ze voor staan een maximale synergie uit te bouwen (andermaal met respect voor elkaars autonomie, natuurlijk).
44
6 2. HET INHOUDELIJK VERHAAL: 4 SPEERPUNTEN Kortrijk doet soms denken aan een verwend kind, dat altijd nieuwe impulsen wil, speeltjes, kicks – in plaats van de bestaande dingen te combineren of synergie te zoeken. Er komen geregeld zaken bij, maar zelden zie je iets verdwijnen. Dat is ook weinig verwonderlijk. Jaren geleden gaf Hans Achterhuis al aan dat organisaties, ook op ‘de markt van welzijn en geluk’ al snel de neiging hebben om zichzelf in stand te houden, eerder dan zuiver hun missie na te streven. Echte innovatie is evenwel niet: altijd maar nieuwe dingen doen. Echte innovatie is: nieuwe dingen op een nieuwe manier doen. Het is mijn overtuiging dat het zoeken naar samenwerking en synergie op dat vlak momenteel erg belangrijk is, temeer omdat een verdere groei voor cultuur duidelijk niet meer zal bestaan uit altijd maar meer middelen. Bij het maken van keuzes gaat het ook niet alleen om de keuzes op zich, maar om de coherentie van die keuzes. Het gaat niet langer om kwantiteit, maar om relevantie. En het gevolg moet niet langer zijn: groeien in de breedte, maar groeien in de hoogte. Dat wil zeggen, zichtbaar zijn, vanwege toonaangevend. Twee cultuurzones
#6 STRATEGISCHE KEUZES
Vertrekkend van de twee cultuurzones (cultuurtoerisme en cultuurbeleving), willen we het culturele werkveld in het centrum van Kortrijk uitbouwen rond 4 speerpunten, telkens twee per zone:
45
•
Cultuurtoeristische zone (Leie-as): - Vlas - Buda
•
Cultuurparticipatiezone (as Station-Schouwburg): - Bibliotheek - Cultuurcentrum
In deze legislatuur heeft de stad vooral geïnvesteerd in de Leie-as. Voor een volgende legislatuur staan, op cultureel vlak , vooral investeringen in de as Station-Schouwburg te wachten.
6 Cultuurtoeristische zone & Erfgoedcel Erfgoed zal daarbij een bijzondere plaats innemen. De publiekswerking van de erfgoedcel zal ondergebracht worden bij de twee meest geschikte organisaties, voor wie publiekswerking een kernopdracht is: het nieuwe Vlasmuseum voor het regionale erfgoed en de nieuwe bibliotheek voor het lokale erfgoed. Toerisme, dat samen met ondermeer cultuur deel zal uitmaken van de nieuwe Directie ‘Mens’, blijft geconcentreerd in Kortrijk 1302 in het Begijnhofpark; de subsidie van Toerisme Vlaanderen voorziet overigens dat de investering minstens 15 jaar gehandhaafd wordt. Het nieuwe Vlasmuseum zal evenwel een veel uitdrukkelijker toeristische rol krijgen, waarover meer in 7.1.1.
#6 STRATEGISCHE KEUZES
Het Broelmuseum van zijn kant zal hertekend worden vanuit de totaliteit van het Budaeiland. Meteen wordt het idee van ‘kunsten-eiland’ verruimd tot ‘eiland van creatie’. Het is de bedoeling dat het Broelmuseum in eerste instantie functioneert als belangrijk element in het totale Budaconcept. Daarin zal het de unieke speler zijn die als selectief geheugen fungeert van wat de voorbije vier eeuwen, tot op vandaag, in het Kortrijkse gecreëerd is, zowel op het vlak van beeldende als van toegepaste kunst. Broelmuseum (maar ook Vlasmuseum) trekken op die manier de lijn van vroeger door tot op vandaag; de Budafabriek van vandaag tot morgen.
46
6 Cultuurbelevingszone In de cultuurbelevingszone staan twee infrastructurele clusters centraal. Enerzijds de Schouwburg, als belangrijkste generalistische aanbieder van podiumactiviteiten van de zuidelijke helft van West-Vlaanderen. Het huidige CK moet overigens de keuze maken en gaandeweg de middelen krijgen om voluit in te zetten op deze taak en ambitie. Het Planlastdecreet zal leiden tot een nieuw decreet Lokaal Cultuurbeleid, waarbij het niet meer nodig is om je, omwille van Vlaamse subsidies, in bochten te wringen die zowel voor de gebiedswerking als voor de schouwburg vermoeiend zijn. Beter is om allebei voor je eigen, zuivere missie te kunnen gaan en volwassen service level agreements met elkaar af te sluiten inzake expertise-uitwisseling, promotie e.a. Verder moet ‘evenementen’ programmatorisch geïntegreerd worden in het cultuurcentrum, dat niet langer in eerste instantie als een gebouw (‘de schouwburg’) wordt bekeken maar als een expertisecentrum. Of er dan in een zaal dan wel in openlucht geprogrammeerd wordt, is enkel een gradueel verschil, geen fundamenteel; het gaat om dezelfde kennis van aanbod én publiek.
#6 STRATEGISCHE KEUZES
Anderzijds is er de stationsomgeving waarin de nieuwe bibliotheek een centrale plaats zal innemen, maar ook tussen de Kreun, Track en het Conservatorium als ‘muziekcluster’ een maximale synergie uitgebouwd wordt. Kortrijk scoorde in de stadsmonitor 2008 het hoogste muziekaanbod van alle centrumsteden, het Festival van Vlaanderen herrijst, stad en regio brachten populaire groepen voort als Absynthe Minded, Balthazar, Goose en recent nog SX, Ozark Henry is van Kortrijkse origine, enz… maar vrijwel niemand maakt de associatie Kortrijk - muziek. Binnen deze cluster moet dat eindelijk gebeuren, in nauwe samenwerking tussen de diverse al aanwezige spelers en hopelijk nog meerdere andere, in de mate van hun relevantie.
47
Overigens moet synergie en samenwerking een soort moral duty worden, ook met sectoren buiten de culturele schutkring. Waarom zouden de spelers op Buda, waar zowel kunst als economie elkaar moeten vinden, de expertise of infrastructuur van het wel zeer nabije Ondernemerscentrum niet kunnen benutten en vice versa? En als de Budafabriek een plek van innovatie moet worden, waarom dan ook niet innovatie in de zorgsector, die vlakbij aanwezig is, met spelers als Heilig Hart en OCMW?
6 3. HET PROGRAMMATORISCHE VERHAAL: LESS IS MORE Een derde strategische keuze die we voorstellen gaat over het volume aan aanbod. In de wereld van IT en elektronica maakt het begrip ‘goed genoeg’ opgeld. Skype is qua geluidskwaliteit een inferieure vorm van telefoneren, maar dat neemt men er graag bij, vanwege zoveel goedkoper als je naar verre buitenlanden belt. Skype is ‘goed genoeg’. Kortrijk stikt onder zijn culturele dadendrang. Op jaarbasis zijn er, met steun van de Stad, een 70-tal tentoonstellingen, waarvan slechts enkele een behoorlijk aantal bezoekers halen. Maar al deze tentoonstellingen vergen een voorbereiding, een opbouw, doorgaans ook een opening en vaak een personeelsintensieve bewaking. Bovendien heeft Kortrijk tot de opening van de Budafabriek geen onderscheidende expo-ruimte, die tentoonstellingen van een zekere omvang mogelijk maakt; waarom dan zoveel inzetten op zoveel versnippering? Voor alle duidelijkheid: dit is geenszins een kwalitatief oordeel; integendeel. Het is juist de bedoeling om de apert aanwezige professionaliteit beter te laten renderen. Kortrijk doet momenteel te vèèl om zichtbaar te zijn! In punt 5.5.2. (De participerende stad) bleek dat het aanbod aanzienlijker was dan het participatie-effect dat het ressorteerde. In mensentaal: met zulk een volume aan programmering zou je meer publiek moeten trekken.
1. Te veel aanbod 2. Voldoende aanbod (en misschien te veel), maar dat aanbod wordt niet goed in de markt gezet (communicatie, prijs, planning,…) 3. Het aanbod is niet goed/geschikt genoeg. Het is mijn overtuiging dat Kortrijk zich bezondigt aan alle drie - gelukkig niet altijd alle drie samen. We kunnen dit probleem maar oplossen door helemaal ‘back to basics’ te gaan. Dat betekent dat elke organisatie uit de huidige directie cultuur zijn eigen missie moet bevragen of, waar die afwezig is, opstellen: ‘waartoe ben ik op aarde?’ Daaruit moeten de kerntaken blijken - ook in relatie tot de collega’s- en die moeten prioriteit krijgen in de werkzaamheden. Alles wat daar buiten valt, is hooguit nice to do; geen need to do. Bovendien moet men streven naar optimale kwaliteit én optimale communicatie daarvan (be good & tell it).
#6 STRATEGISCHE KEUZES
We gaven drie mogelijke redenen aan:
48
6 Vervolgens komt de vraag aan bod naar ‘dagelijks brood’ en ‘gebakjes’. In de media zijn beide evenwaardig. Voor een generalistisch televisienet als Eén zorgen programma’s als Blokken, Dagelijkse Kost, Het Journaal, Man bijt hond en Thuis voor volume en zendertrouw. Zij zijn het dagelijkse brood, de dwarsbalken van het huis. Maar je hebt ook extra’s nodig: Van vlees en bloed, bijvoorbeeld, of hypes zoals vroeger Eurosong. Het zijn de extra’s die zorgen voor imago; het zijn de lekkere gebakjes, het is de aankleding van je kamers. Maar zonder dagelijks brood zijn de gebakjes geïsoleerde lekkernijen, die structureel weinig duurzaamheid inhouden voor je merk. En als er geen gebakjes zijn, is een dagelijks menu van zelfs het beste brood op de duur schraal, eentonig en modaal. Het is dus zaak om na deze individuele oefening overkoepelend te bepalen waarin je je wil onderscheiden en in welk een frequentie. En dat zowel door het eigen aanbod als door wat de privé-sector aanreikt (Interieur, Humorologie,…). Door Sinksen (jaarlijks) of door een driesterrententoonstelling (bvb. driejaarlijks) of door een unieke creatieplek als de Budafabriek. Maar misschien moet je niet te diep spitten, omdat het erts gewoon aan de oppervlakte ligt. Zo is Kortrijk qua aanbod de derde of vierde filmstad van Vlaanderen, na Gent en Antwerpen en misschien Oostende – maar dat heeft dan weer geen arthouse. Is dit laaghangend fruit, dat zó geplukt kan worden?
#6 STRATEGISCHE KEUZES
Dit alles moet zo concreet mogelijk gedefinieerd worden; dus best in SMART-termen: • Specifiek: doelstelling moet eenduidig zijn • Meetbaar: onder welke (meetbare/observeerbare) voorwaarden of vorm is het doel bereikt? • Acceptabel: acceptabel voor doelgroep en/of management? • Realistisch: haalbaarheid • Tijdgebonden: wanneer?
49
Je belangrijkste activiteiten moeten ook bijdragen aan de totaliteit van het stedelijke beleid en de citymarketing die die totaliteit communiceert. Uiteraard ligt de bal hier in het kamp van de politiek: zij staat aan het begin van deze keten en als zij geen eenduidige, verstandige keuzes maakt, zal al de rest gebouwd zijn op wankele grondvesten. Mee op basis daarvan moeten de doelgroepen nog nader gedefinieerd worden. Het uiteindelijk doel van heel deze oefening is tweevoudig: • Zowel per jaar als over een legislatuur inschrijven met welke culturele projecten of evenementen je ofwel op vrij continue basis aanwezig wil zijn ofwel onderscheidend wil uitpakken. • Het belang van deze activiteiten ook juist vertalen in termen van budgetten. Enkel integrale budgetten zijn daarbij van nut.
6 Dat zal vanzelf ook leiden tot strategische projecten, die uiteraard op langere termijn zijn. Op cultureel vlak waren er twee in deze legislatuur, met name de Budafabriek en het Vlasmuseum. Voor een volgende legislatuur kondigt zich alvast de nieuwe bibliotheek aan, als onderdeel van het veel ruimere Stationsproject. Zoals aangegeven is daarbij integratie van de aanwezig muzieksite eveneens elementair. In tweede orde zie ik het ‘Masterplan Schouwburg’, wat zowel staat voor de verdere interne optimalisering van het gebouw als voor de heraanleg van het Schouwburgplein, met betere integratie van de onderliggende parking en de schouwburg zelf. Bovendien is het wenselijk om daarbij ook te beslissen of dit plein geregeld zal gebruikt worden voor openluchtevenementen dan wel of het in eerste instantie de Grote Markt is die daarvoor prioritair in aanmerking komt. Het pleidooi voor de uitvoering van het (grotendeels bestaande) Masterplan Schouwburg is overigens ingegeven vanuit de eenvoudige overweging dat het publiek de Schouwburg nu al ervaart als een – naar Kortrijkse normen- absolute topper. Ik adviseer onomwonden om de beste paarden meest haver te geven.
4. DE STAD ALS OPEN INVITATIE Het onderzoek van Callebaut & Co onderscheidt vier niveaus van verwachting over de stad als leefomgeving: Mijn vertrouwde eigen kleine wereld Een uitnodigende wij-plek Een boeiend en verrassend speelveld Mijn anonieme biotoop
Kortrijk performeert voortreffelijk inzake directe omgeving. Ook de indicatoren die de Stadsmonitor opgeeft voor ‘tevredenheid’ wijzen in die richting. Het valt op dat Kortrijk vrij goed scoort voor ‘activiteiten voor ouderen’ (7e plaats in 2008 en zelfs 2e in 2011) en ‘contact in de buurt’ (4e plaats in 2008 en 2011). Samen met de voortreffelijke ranking voor cultuurparticipatie via verenigingen bevestigt dat een beeld van Kortrijk dat degelijk werkt op niveau 1 en vooral 2 (‘vertrouwde eigen kleine wereld’ & ‘uitnodigende wij-plek’): men percipieert de stad als een “gezellige, rustige en veilige stad op mensenmaat”36 . De sterke service van de stad naar het wijk- en verenigingsleven (zowel subsidies, gunsttarieven als materiële ondersteuning) is op dat vlak uiteraard ook betekenisvol. Het rapport voegt er evenwel aan toe: “Deze beleving betekent een zekere rem op de
#6 STRATEGISCHE KEUZES
1. 2. 3. 4.
36
Callebaut & Co, Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk, 2011, p. 91
50
6 geloofwaardigheid en bekwaamheid o.a. op vlak van cultuur”37. Lapidair zou je kunnen zeggen dat men Kortrijk ervaart als een uit de kluiten gewassen dorp, waarvan de positieve aspecten ondanks de middelgrote schaal aanwezig zijn. Daar is niets tegen en dat hoeft ook niet afgebouwd te worden. Maar als Kortrijk een regionale of zelfs Vlaamse relevantie wil ontwikkelen, mag het daar niet bij ophouden. Het advies van Jan Callebaut is dan ook onomwonden om het niveau ‘boeiend en verrassend speelveld’ te ontwikkelen, bovenop de ‘verworven’ niveaus 1 en 2. De term die daarbij valt is ‘Open invitatie’.
#6 STRATEGISCHE KEUZES
Een beeld dat dit prachtig verwoordt, is de Olifant van Miguel Barcélo dat in Avignon staat. Het plompe dier staat speels op zijn slurf, de poten vrolijk in de lucht gespreid, of all places vòòr het statige Palais des Pâpes. Maar het geeft aan dat Avignon, bovenop zijn erfgoed en zijn historische waarde, ook met hedendaags, fantasierijk werk wil boeien en verrassen. Het beeld van Barcélo is een statement -zeker op die plaats- maar het stemt ook overeen met een aanbod (bvb. het jaarlijkse gerenommeerde theaterfestival).
37
Ook Kortrijk zal zich een gezicht moeten geven bovenop Guldensporen en erfgoed. Daarbij dringt zich eerder een selectie op dan het verder uitbouwen in de breedte.
Callebaut & Co, Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk, 2011, p. 91
51
6 Uit alles blijkt dat ‘Kortrijk als doel’ momenteel niet sterk genoeg is voor een bezoek, in tegenstelling tot bvb. Gent, Antwerpen of Brugge. Er moet een aanleiding zijn (bvb. een grote tentoonstelling). Zulk een event geldt als een ‘eerstelijnsinvitatie’. Los van zijn intrinsieke waarde, kan cultuur op dat vlak belangrijk zijn.
Toch vertrekt Kortrijk ook dan nog met een achterstand. Eenzelfde optreden in Kortrijk als in de Brusselse AB, wordt toch subjectief als minder ervaren. De ‘contextualiteit’ van Kortrijk is immers een rem; er is hulp nodig om de dingen ‘te laten waarderen’. In je communicatie moet je dit mentaal-psychologisch duiden; moet je de mensen als het ware helpen om dat te laten doordringen. Dat is een kwestie van opbouwen en ondersteunen; het is werk van langere adem. De Citymarketing moet fierheid aanreiken, maar je hebt concrete aanleidingen nodig om de bezoeker binnen te halen. Het is wenselijk om dit door een expert in communicatie & marketing te laten uitwerken, in nauw overleg met de mensen die verantwoordelijk zijn voor creatie en programmering. Zo verzand je niet in kreten als ‘kom naar Kortrijk’ maar eerder ‘Bezoek Interieur en ga daarna shoppen’ (bij wijze van voorbeeld). Inzetten dus op doelgerichte, specifieke acties rond pakweg vijf top-activiteiten waarop Kortrijk stelselmatig wil recruteren als ‘open invitatie’. Callebaut adviseert dan ook om je vragen te stellen als: ‘Wat zijn de vijf imagovormende initiatieven voor 2014?’ Wat is de USP van Kortrijk, die men gaandeweg spontaan en uniek gaat associëren met de stad (bij wijze van voorbeeld: dé internetstad of gaming)? Kortom, waarmee wil Kortrijk uitpakken als open, unieke invitatie? Bovendien: een ‘open invitatie’ is één zaak. Je invités hartelijk onthalen, is iets anders. Ook op dat vlak is Kortrijk voor verbetering vatbaar. •
Vriendelijk onthaal tout court is essentieel. Service, tegemoetkoming, informatie – en dat alles liefst op maat.
•
Voor dat laatste is kennis van je gasten onontbeerlijk. Hierin is nog een grote weg af te leggen. Er moet een vakkundige CRM (Customer Relationship Management) opgebouwd worden: een bestand waarin je de belangrijke gegevens over klanten bewaart, met respect voor wetgeving en privacy, uiteraard. Het
#6 STRATEGISCHE KEUZES
Twee begrippen zijn daarbij van belang: 1. Hiërarchie: Kortrijk moet zelf beslissen welke troeven het wil uitspelen. Nu is er een ruim aanbod, maar er zijn te weinig uitschieters. 2. Omgeving: er moet als belofte een aantrekkelijke totaalbeleving zijn, waarbij (overdag) shopping en (doorlopend) horeca van groot belang zijn. Overleg met de horeca is dan ook nodig, met het oog op gezamenlijke promotie en acties.
52
6
#6 STRATEGISCHE KEUZES
gaat dan om persoonsgegevens (naam, leeftijd, woonplaats, gezinssituatie,…) maar ook om interesses en drijfveren, waarbij je aan mapping kunt gaan doen (rudimentair uitgewerkt in deze figuur uit het Callebaut-rapport )38.
•
Verder moet cultuur in Kortrijk ook een duidelijke taalpolitiek hanteren. Een stad die zowel aan een Franstalig land als aan een Franstalig landsgedeelte grenst en ambities heeft in een Eurometropool moet consequent zijn belangrijke organisaties met internationaal potentieel in Nederlands én Frans verzorgen – en wat mij betreft: ook in het Engels (zie ook punt 8.5. Eurometropool)
•
Dat alles maakt deel uit van een ‘gidsen’ dat in cultuur onze tweede natuur moet worden. Vanwege het gigantisch gestegen en nog altijd exponentieel groeiende aanbod, is vakkundig gidsen essentieel geworden. “Onze geglobaliseerde wereld telt miljoenen cultuurproducenten. (…) Niemand raakt nog wijs uit de overvloed aan aanbod ” stelt de Vlaming Chris Dercon, directeur van het wereldvermaarde Tate Modern in London en hij voegt er aan toe: “ Het werk begint pas als de opening van de tentoonstelling achter de rug is. Dan moet je het publiek vertellen en duidelijk maken waar kunst over gaat.”39 . Dat geldt bvb. ook voor bibliotheken. Jan Braeckman, directeur van Bibnet, publiceerde in Ons Erfdeel een artikel ‘De openbare bibliotheek in tijden van Google’. Hij stelt daarin dat bibliotheken zich er van bewust moeten zijn “dat een bibliotheekcollectie maar een beperkte selectie is uit een veel ruimer (over)aanbod. Dat maakt het selectieproces delicater maar ook waardevoller. Niet iedereen heeft de tijd of de kennis om het aanbod te verkennen en om er keuzes uit te maken. Meer dan ooit hebben mensen behoefte aan filters, gidsen en oriëntatiepunten.”40. Dertig jaar geleden, bij het begin van de culturele centra en in de aanloopfase van het eerste bibliotheekdecreet, volstond het bij wijze van spreken om een
38
Callebaut & Co, Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk, 2011, p. 72
39
Dercon, C., Kunst voor de Hoera-generatie, De Standaard, 18-19 december 2010, p. C7-C9
40
Braeckman, J., De openbare bibliotheek in tijden van Google, Ons Erfdeel, 2009, p. 26
53
6 (kwalitatief) aanbod te hebben. Dat was dermate onderscheidend en aantrekkelijk, dat het publiek zijn weg wel vond. Gaandeweg is de promotie daarvan hand over hand belangrijker geworden. Nu zijn we in een fase beland waarbij men een geschikte begeleiding verwacht. Voor een stuk is dat de autoriteit die je opbouwt als instelling. In dat geval gaat men er van uit dat je schouwburg, bibliotheek, museum,… dermate betrouwbaar is dat het aanbod de moeite waard zal zijn. Maar zelfs dan verwacht de bezoeker nog dat hij een dienende duiding krijgt, degelijk en voldoende grondig, in een heldere taal.
5. PARTNERSHIPS: VITALE COALITIES EN CONVENANTEN Leiedal heeft zijn vijftigste verjaardag toekomstgericht opgehangen aan het traject ‘Sterk besturen in een sterke regio’. Daarbij is terecht gewezen op het belang van ‘vitale coalities’.
Dat geldt per definitie voor het Overleg Cultuur Regio Kortrijk, waarvoor Toon Berckmoes van Idea Consult een onderzoeksopdracht kreeg met het oog op een toekomststrategie. Dit Overleg zet vanaf het begin sterk in op cultuurcommunicatie en werkt daarbij, net als de Stad Kortrijk, nauw samen met Cultuurnet Vlaanderen. In een digitaal tijdperk lijkt efficiëntie door samenwerking me dan ook voor de hand te liggen. Het Overleg heeft immers als ambitie geformuleerd: “het aanbieden van een zo optimaal mogelijk cultuuraanbod voor een zo groot en divers mogelijk publiek“41. De cultuurcommunicatie is overigens niet alleen in Kortrijk, maar ook in meerdere andere gemeenten en steden voor flink wat verbetering vatbaar. De evolutie in de digitale communicatie gebeurt overigens dermate snel dat - zeker voor kleinere gemeenten - een regionale aanpak een injectie van kennis en innovatie kan betekenen. Maar ook initiatieven als het nieuwe Vlasmuseum en de Budafabriek, of de uitbouw van Humuz, als cel cultuureducatie, lijken me geschikt voor geregelde of misschien zelfs structurele regionale samenwerking.
#6 STRATEGISCHE KEUZES
Stadssecretaris Geert Hillaert hield in dat kader ook een pleidooi tegen verpampering en vóór zaken als regisseursfunctie, partnerships, flexibel organiseren. Ook als centrumstad heb je inderdaad gedegen allianties en strategische partnerships nodig. Daarbij moet je wel selectief werken, kijken waar samenwerking verhoogde mogelijkheden impliceert en met sterke, relevante partners scheep gaan, in een open, transparante structuur. We komen daar in het volgende hoofdstuk geregeld op terug, maar het lijkt me alvast een strategisch beginsel om een aantal initiatieven ab ovo of gaandeweg regionaal te bekijken.
41
Berckmoes, T., Welke bijsturingen Overleg Cultuur regio Kortrijk ?, 2011, p. 3.
54
6 Ik pleit er in dit kader ook voor om een aantal subsidies, zeker aan (semi-)professionelen uit de culturele sector, te rendabiliseren via convenanten. Momenteel heeft zulk een subsidie - hoe gerechtvaardigd en belangrijk ook- vaak nog een te vrijblijvend karakter, zoiets als een automatisch bedrag dat het nieuwe jaar met zich mee brengt, een ‘ga nu naar start’ per 1 januari, waarna storting volgt. Als een stadsbestuur het belangrijk vindt dat er ook in het centrum een filmaanbod is, of een specifieke muziekprogrammering, dan kan het via een convenant financiële middelen toewijzen aan pakweg KC Buda of De Kreun, waar een bepaald resultaat tegenover staat. Over die specifieke doelstellingen moet uiteraard overleg zijn en de uitwerking moet in grote vrijheid kunnen gebeuren, maar met een duidelijk objectief. Vaak blijkt dan dat zowel stad als organisatie daarin vragende partij zijn van hetzelfde. Zo waren de zwakke bezoekcijfers van de Budascoop tijdens de zomer, zowel voor Kunstencentrum als Directie Cultuur, een bezorgdheid en volstond één overleg om met succes een aantal innovaties op dat vlak uit te denken, die inmiddels leidden tot 60% groei in 2010 en nog eens 93 % stijging daar bovenop in 2011; een verdrievoudiging op twee jaar! (Zie ook punt 8.3. Kunstenoverleg, 2e onderdeel). Dit soort convenanten kadert eveneens in een stedelijke oefening in nieuw bestuur, waarbij bescheidenheid vanwege het besef dat je niet alles alleen kan of niet in alles de beste speler kunt zijn, leidt tot een regisseursrol die stimulerend is en nauw aansluit bij de stedelijke doelstellingen.
6. SLOTBEDENKINGEN
#6 STRATEGISCHE KEUZES
De literatuur en het aanvullend onderzoek, bevestigen in grote trekken het beeld uit de interviews, maar wijzen vooral de dieperliggende oorzaken aan, die vaak neerkomen op een gebrek aan keuzes: groei in de breedte, in plaats van in de hoogte.
55
Het onderzoek van Callebaut , gekoppeld aan de bevindingen van Marlet, geeft evenwel aan dat Kortrijk potentieel heeft . Bovenop de ‘walking city’, die zich deels manifesteert op niveau 1 en 2, moet Kortrijk welgemikt inzetten op aantrekkelijkheid als boeiende en verrassende stad. Kortrijk moet een identiteit ontwikkelen, die kadert in de globale beleidsvisie. Dat is conditio sine qua non voor de citymarketing en alle communicatie en promotie moet van daar uit ontwikkeld worden. Cultuur is daarbij - los nog van zijn intrinsieke waardeeen belangrijk element.
6 Verdeeld over twee -overigens interfererende- cultuurzones moeten vier speerpunten leiden tot een selectie van stadsoverschrijdend aanbod. Voor de verdere uitwerking van dit rapport hebben we een mapping gemaakt van de 28 werven over de 2 zones en 4 speerpunten (bijlage 3). De werven die gaan over organisatie en implementatie komen aan bod in een tweede deel van dit rapport. Dat zal uitgewerkt worden vanaf begin 2012.
•
Een natuurlijke flow creëren in de stad via 4 zones en 4 culturele speerpunten
•
‘poorten’ aanleggen tussen die zones
•
Missie uitschrijven per instelling/dienst om tot kernactiviteiten te komen, Smart gedefinieerd en gerelateerd aan budgetten
•
Minder organiseren met meer relevantie
•
Bijdragen aan Stationsproject met Bib en geïntegreerde muzieksite
•
Inzetten op niveau 3 (‘boeiend en verrassend speelveld’)
•
Top 5 imagovormende activiteiten identificeren
•
Samenwerking met Horeca intensifiëren
•
CRM e.a. persoongebonden marketinguitbouwen
•
Publieksvriendelijke sfeer stimuleren
•
Gidsfunctie moet tweede natuur worden van personeel
•
Inzetten op relevante partnerships
•
Convenanten opzetten met (semi-) professionele actoren
#6 STRATEGISCHE KEUZES
56
DE VIER SPEERPUNTEN
7
1. VLASMUSEUM 1.1. Historiek Vanaf ca.1800 ontwikkelde de vlasbewerking, van plant tot spinklare vezel, zich tot de belangrijkste nijverheid van de Leiestreek. De vlasindustrie en –handel was zo belangrijk voor de regio dat ze de demografische kaart hertekende, permanente invloed had op het landschap én de basis legde voor het huidige economische klimaat. De vlasnijverheid van de Leiestreek was echter ook belangrijk op wereldniveau. In de Leiestreek ontwikkelde zich een internationaal systeem waarbij Frankrijk en Nederland fungeerden als belangrijke leveranciers van ruw vlas, de Leiestreek als de internationale topregio voor de bewerking van vlas én de Engels sprekende landen als grootste afnemers van het bewerkte vlas.
De collectie van het Nationaal Vlasmuseum is gericht op de productie. Afgewerkte producten ontbreken. Vanuit deze vaststelling groeide bij Bert Dewilde het idee om het Kant- en Linnenmuseum op te richten (1998). In dit museum maakt de bezoeker kennis met de diverse kantsoorten, een aantal schitterende Kortrijkse damasten en het gebruik van kant en linnen in het dagelijks leven. De collectie bestaat hoofdzakelijk uit textiel en volkskundige objecten. Deze groeide sterk aan. In 1999 werden het Nationaal Vlasmuseum en het Kant- en Linnenmuseum samen erkend door de Vlaamse regering als museum met een regionale uitstraling. In 2000 werden beide musea overgedragen aan de stad Kortrijk. Sinds 2008 maken ze samen met het Broelmuseum, het museum Kortrijk 1302 en de Cel Tentoonstellingen deel uit van de extern verzelfstandigde vzw Stedelijke Musea van Kortrijk.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
In de jaren zestig van de vorige eeuw kwam de vlasnijverheid in crisis. Bedrijven gingen failliet, waardoor dit ‘erfgoed’ dreigde te verdwijnen. Bert Dewilde was de juiste man op de juiste plaats en het juiste moment. Hij richtte de vzw “vrienden van het vlas” op, legde een verzameling vlaswerktuigen aan en kreeg in 1964 de toestemming van de stad Kortrijk om een kleine permanente presentatie te maken in de Broeltorens. De presentatie (van lijnzaad tot linnen) was gericht op de onderwijsinstellingen in de streek. Door de grote omvang van de crisis en de gedreven zoektocht van de leden van de vzw groeide de collectie snel. De presentatie verhuisde naar het Begijnhof (1966) en kreeg finaal een onderkomen in de Beeuwsaerthoeve (1982). Hiervoor werd de collectie aangevuld met machines. Vanaf dit moment spreken we van het Nationaal Vlasmuseum met zijn typische taferelen en hyperrealistische beelden. In 1990 kreeg het museum de Grote Europese Prijs voor het autocartoerisme op Mitcar in Parijs.
58
7 1.2. Sterke terugval bezoekerscijfers Eén van de eerste plaatsbezoeken die ik in Kortrijk deed, in januari 2010, was aan het Vlasmuseum. Ik trof er een verzorgd maar verouderd museum aan, met evenwel een voortreffelijke basiscollectie. Het blijft de historische verdienste van Bert Dewilde dat hij, met beperkte middelen, een unieke en coherente verzameling bij elkaar gekregen heeft en er een museum mee uitgebouwd heeft dat een bijzonder succesrijke start nam bij de opening in 1982. Twee jaar later bereikte het Vlasmuseum zijn hoogste score met liefst 72.410 bezoekers. Daarna volgde een lange en vrijwel ononderbroken dalende lijn die de jongste twee jaar bleef hangen op 12.000 à 13.000 bezoekers. Dat betekent dat het Vlasmuseum op zo’n 25 jaar zijn publiek zag terugvallen met een factor 6! Een winkel die daarmee geconfronteerd wordt, moet zich ernstig zorgen maken – als hij nog bestaat. 80.000 70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
19 82 19 84 19 86 19 88 19 90 19 92 19 94 19 96 19 98 20 00 20 02 20 04 20 06 20 08 20 10
0
59
Ook in vergelijking met de erkende Vlaamse musea scoort Kortrijk niet goed; het Vlasmuseum net zo min als het Broelmuseum (cijfers 2010). Beide zijn overigens regionale musea, maar recente officiële cijfers van deze categorie waren helaas niet beschikbaar.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Museum Sportimonium Provinciaal Zilvermuseum Sterckshof Kasteel van Gaasbeek MIAT Huis van Alijn Museum Dr. Guislain Design Museum MuHKA ModeMuseum Antwerpen Ijzertorenmuseum Museum Plantin-Moretus Museum voor Schone Kunsten Gent Mu.ZEE Fotomuseum Provincie Antwerpen S.M.A.K. Provinciaal Gallo-Romeins Museum Hospitaalmuseum Middelheimmuseum Kunstmusea Antwerpen Groeningemuseum In Flanders Fieldsmuseum KMSKA Openluchtmuseum Bokrijk
Plaats Hofstade Antwerpen
Bezoekers 17.090 19.565
Lennik Gent Gent Gent Gent Antwerpen Antwerpen Diksmuide Antwerpen Gent
32.206 35.349 44.050 63.547 63.736 71.598 72.934 73.612 79.140 82.361
Oostende Antwerpen
89.048 90.345
Gent Tongeren
100.642 104.143
Brugge Antwerpen Antwerpen Brugge Ieper Antwerpen Genk
119.230 159.789 181.728 192.607 198.542 246.906 251.110
1.3. Kritische rapporten Daarnaast waren er ook twee kritische rapporten over het Vlasmuseum. In 2007 maakten Guido De Brabander en Karen Vandenberghe, in opdracht van het Stadsbestuur, een ‘Doorlichting van de Kortrijkse musea’. De analyse is vrij negatief voor het Vlasmuseum: “Als museum is het vlasmuseum sinds zijn ontstaan weinig geëvolueerd. Het recent toegevoegde kant- en linnenmuseum verandert weinig aan de folkloristische sfeer. Het imago is er één van een museum dat gedateerd en achterhaald is. Behalve immobilisme straalt het museum weinig uit en al zeker geen vooruitgang, dynamiek of frisheid. Dit leidt ertoe dat de perceptie leeft dat vlas, kant en linnen (ook) in een museum geen toekomstwaarde mee hebben”42. De auteurs
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
7
42
De Brabander, G. en Vandenberghe, K., Doorlichting van de Kortrijkse musea, Eindrapport, 2007, p. 24
60
7 wijzen verder op het ontbreken van een collectiebeleid, een eenzijdige focus op het productieproces en het tekort aan sociaal-economische invalshoek. Er zijn goede klantencontacten, maar er heerst een “ondermaatse publiekswerking”43. Een “statische opstelling gaat parallel met een lage belevingswaarde” en er is een “zwak museaal concept”44.. “Het Vlas, kant- en linnenmuseum beschikt met twee museumgebouwen en een vlasserscafé op het eerste gezicht over een niet zo kleine behuizing. Toch blijkt er geen ruimte te zijn voor tentoonstellingen, is de bureauruimte te beperkt en is er onvoldoende ruimte om ook de sociaal-economische aspecten van de vlasindustrie toe te lichten. De huidige opstelling is sterk ruimteverslindend”45. Een jaar later adviseerde de Beoordelingscommissie van het Agentschap Kunsten en Erfgoed een terugzetting tot ‘basisniveau’. Gelukkig reageerde de Provinciale Beoordelingscommissie met handhaving van de regionale erkenning, wat uiteindelijk op Vlaams niveau ook gebeurde. Het was duidelijk met de hakken over de sloot . Het “ontwerp van beslissing over de vraag tot indeling en subsidiëring”46 stipt ondermeer volgende zaken aan: • • • •
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
•
Het museum (heeft) een museumwaardige collectie, maar doet daar momenteel weinig mee. Sociaal-economisch is het vlasverhaal erg belangrijk voor de regio, maar dit komt niet tot uiting in het museum. Erg passief in netwerkvorming en in het betrekken van de bevolking bij het cultureel erfgoed. Huidige opstelling ontoereikend, voornamelijk omdat er geen context en duiding gegeven wordt. De bewaaromstandigheden zijn niet goed en er is geen aandacht voor behoud en beheer, het depot is kwalitatief onvoldoende, de registratie kent een grote achterstand, er zijn geen kwalitatieve tentoonstellingen, het museum is meerdere maanden gesloten,…
43
De Brabander, G. en Vandenberghe, K., Doorlichting van de Kortrijkse musea, Eindrapport, 2007, p. 25
44
De Brabander, G. en Vandenberghe, K., Doorlichting van de Kortrijkse musea, Eindrapport, 2007, p. 25
45
De Brabander, G. en Vandenberghe, K., Doorlichting van de Kortrijkse musea, Eindrapport, 2007, p. 27
46
Advies Beoordelingscommissiie 2008, Ontwerp van beslissing over de vraag tot indeling en subsidiëring, Agentschap Kunsten en Erfgoed
61
7 1.4. Verbouwing? Een ingrijpende verandering drong zich dan ook op, temeer omdat het museum 3 maanden per jaar dicht was, vanwege niet te verwarmen in de donkere maanden. Inmiddels had in april 2008 met Lies Buyse een nieuwe conservator het roer overgenomen. Al snel werd werk gemaakt van collectieregistratie en in haar analyse kwam ze in 2010 tot de volgende vaststellingen:
1. De thematiek van het Kant- en Linnenmuseum is niet uniek in België én daarenboven is de materie niet typisch voor de regio. Toch vormt het Kant- en Linnenmuseum een mooie en bijna noodzakelijke aanvulling op de thematiek van het Nationaal Vlasmuseum. 2. De presentaties van het Nationaal Vlas-, Kant- en Linnenmuseum evolueerden nauwelijks in hun 28- en 12-jarig bestaan. Hierdoor zijn ze toe aan een inhoudelijke actualisering en een aanpassing aan de hedendaagse presentatietechnieken. 3. Het Nationaal Vlasmuseum werd opgericht op het moment dat de vlassector in crisis kwam. Dit wil zeggen dat het de afgelopen 28 jaar kon terugvallen op bezoekers die actief waren geweest in het vlas of die typische vlaslandschappen (kapelletjes, rootbakken in de Leie, rootputten, …) gekend hebben. Het museum kon terugvallen op herkenning en zelfs een stuk nostalgie. Door de crisis en modernisering van de sector zijn er vandaag nog weinig actief in de sector en verdwijnen ook de typische landschapselementen of de algemene kennis erover. 4. De museumsector is de afgelopen 25 jaar sterk geëvolueerd. Publiekswerking en -werving hebben een vooraanstaande plaats verworven in de sector, maar ondertussen wordt ook van de kleinere musea verwacht dat ze een gedegen collectiebeleid en wetenschappelijk beleid gaan voeren. Bijkomend is het zo dat het Vlasmuseum een vrij volledige collectie vlaserfgoed heeft weten op te bouwen én nu op een andere manier moet verzamelen. 5. De Leiestreek kiest voor industrieel erfgoed als hét gemeenschappelijk erfgoedthema. De vlas- en textielsector was in dit kader ongetwijfeld de belangrijkste sector en dient dus een vooraanstaande rol te spelen in deze evolutie.”47 Een investeringsdossier van 1,7 miljoen lag begin 2010 klaar, maar bleek uiteindelijk vooral infrastructureel (energie, vocht,…) georiënteerd te zijn en nauwelijks museaal. De vraag drong zich dan ook op of deze investering wel het nodige effect zou sorteren en de neergaande lijn qua publieke belangstelling zou kunnen ombuigen.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
“Vandaag bevinden het Nationaal Vlasmuseum en het Kant- en Linnenmuseum zich in een nieuwe levensfase. Die wordt ingegeven vanuit deze vijf vaststellingen.
47
Buyse, L. ; Van Europshop tot Vlasmuseum, interne nota, Kortrijk, juni 2010
62
7 1.5. Een nieuwe locatie Het was al snel mijn overtuiging dat dit ‘kosten op het sterfhuis’ zouden zijn en dat de waardevolle collectie, met ondermeer de als topstuk erkende zwingelturbine en de alom geprezen damast, beter verdiende. Een grondige aanpak was dus nodig. Het was twijfelachtig of dat kon op de huidige site en vooral: of dat daar wel moést. In dertig jaar is immers ook de hele omgeving van het Vlasmuseum totaal van uitzicht veranderd. Was het in 1982 nog een vrij landelijke site, met als buren een universiteit en een hogeschool, dan is het nu een stadsdeel met bewoning, druk onderwijsverkeer, handel en tewerkstelling, maar weinig of geen elementen met toeristische allure of met een link naar vlas. Toen begin 2010, langs de inmiddels fraai heraangelegde ‘Golden River’ het pand ‘Euroshop’ in de Noordstraat vrij kwam, kon het Stadsbestuur al snel een erfpacht sluiten (4 maart 2010). Oorspronkelijk was dit gebouw overigens een vlaspakhuis geweest waar de Linen Thread Company, één van de belangrijkste associaties van spinners in de wereld, van 1913 tot 1945 actief was.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Meteen kon een veel grondiger vernieuwingstraject ingezet worden, dat het museum ook een toekomst kon bezorgen. Het Vlasmuseum was en is emotioneel bijzonder belangrijk voor een aantal vlassers, ‘die het nog allemaal meegemaakt hebben’ en voor wie de herkenning talloze herinneringen losweekt. Helaas verstrijkt de tijd en dunnen de gelederen onstuitbaar uit. Het is nu zaak om het verhaal van vlas en Leie opnieuw te vertalen voor de generatie die nù leeft of geboren wordt - met respect voor de unieke collectie, maar rekening houdend met de mogelijkheden en de eisen van vandaag. Het Vlasmuseum moet daarvoor drie stappen zetten:
63
1. De stap van nostalgisch museum voor oud-vlassers naar actueel, interactief belevingscentrum, waarin ook het sterke verhaal van economische reconversie zijn plaats krijgt. 2. De stap van productgericht naar publieksgericht museum, met het verhaal van mensen in plaats van dat van materie. 3. En tenslotte ook de stap van ‘stand-alone-museum’ naar begin- of sluitstuk van een ruimere cultuurtoeristische zone in het centrum, langs de Leie en overvloeiend in het Buda-eiland.
1.6. Integratie in stadsweefsel De reacties op de verhuisplannen waren grotendeels positief, maar er bleef scepsis van twee kanten. Enerzijds laaiden de emoties op bij de ‘founding fathers’, die een teloorgang van hun levenswerk vreesden. Anderzijds vroegen jongere kunstkringen
7 zich af waarom Kortrijk in vredesnaam nog moest investeren in iets wat volgens hen totaal onzichtbaar was geworden in de streek. Als deze strategische nota essentieel gaat over keuzes maken, dan zijn die vragen op hun plaats. Kortrijk maakt hier een keuze, maar is het een juiste? Of is het een aanslag op een heiligdom? Of integendeel een gebrek aan de moed en visie om een draad door te knippen? Het is mijn overtuiging dat je geen vollediger en unieker verhaal over deze stad en zijn regio kunt vertellen - over zijn verleden, maar ook over zijn heden en zelfs over zijn toekomst- dan aan de hand van de vlasnijverheid en -handel. ‘Vlas’ is voor Zuid West-Vlaanderen immers wat de mijnen waren voor Limburg, met dit verschil dat de steenkoolwinning in Limburg een verhaal van nauwelijks 75 jaar is, terwijl de vlasnijverheid meerdere eeuwen essentieel was in het Kortrijkse. Het vlas vormt het DNA van de regio.
Bert Dewilde heeft dertig jaar geleden het verhaal uitgewerkt dat perfect beantwoordde aan de noden van die tijd, met het publiek dat er toèn was. In die tijd was de thematiek ook nog voldoende krachtig en genoeg aanwezig in perceptie of herinnering, om in zijn realistisch-nostalgische uitwerking een propositie te vormen. Dat ligt nu anders; de jongere generatie associeert ‘vlas’ met een verleden waar ze geen band meer mee heeft. Met de komst naar het stadscentrum, aan de riante boorden van de Leie, bieden nieuwe mogelijkheden zich evenwel aan. A. Synergie met Buda-eiland Over de Buda-cluster zullen we het zo meteen hebben (7.2.). Hier willen we alvast aanstippen dat er, met respect voor de autonomie van het nieuwe vlasmuseum, interessante mogelijkheden zijn tot synergie met het Buda-eiland - voornamelijk Broelmuseum en Budafabriek. Op die manier creëren we ook een ‘museumas’ langs de Leie, waarlangs de belangrijkste tentoonstellingsinfrastructuur komt
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Veel van de huidige industrie vindt nog altijd zijn verklaring en oorsprong in ‘het vlas’ (machinebouw Vandewiele, gebroeders Vansteenkiste in Picanol), zelfs al gaat het inmiddels om andere nijverheid (Beaulieu, Balta, Unilin, Spano). De ruime regio huisvest ook twee vermaarde textielmachinebouwers (Vandewiele, Picanol). De crisis die de sector trof in de jaren 60 van de vorige eeuw, is dus ook een mooie opportuniteit om het een halve eeuw later over reconversie te hebben en bijgevolg ook over innovatie.
64
7 te liggen: Vlasmuseum, Budafabriek, Broelmuseum, Paardenstallen en, even verderop nog, Kortrijk 1302 met zijn Dormitorium.
Musea zijn doorgaans bezig met het verleden. Daarmee lopen ze evenwel het risico om zich ‘op te sluiten’ in de geschiedenis, wat hen elke dag verder af brengt van relevantie vandaag. Deze nota wijst zulk een puur historische opstelling af en kiest voluit voor een band met het nu – een evolutie die in de Kortrijkse musea overigens al een tijdje ingezet is.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Binnen hun nieuwe missie zal het Vlasmuseum dan ook voluit kiezen voor een band met het heden en voor vakmanschap en ondernemerszin, vanuit zijn missie en collectie.
65
De Budafabriek heeft wezenlijk als doel te werken rond creatie en innovatie. Daar is het heden niet de eindfase maar het startpunt. Op die manier kunnen de musea enerzijds en de Budafabriek anderzijds mooi complementair ontwikkeld worden, in een totaalvisie rond het Buda-eiland: Vlas- en Broelmuseum trekken de lijn door van verleden tot en met heden en de Budafabriek die van het heden naar de toekomst. In de toekomstige Buda-constructie, als eiland van creatie, tekenen zich dan ook nieuwe opportuniteiten af. Stel dat de Budafabriek het hart wordt van een nieuwe ‘Futurotextiel’, dan kan ik me niet voorstellen dat het Vlasmuseum daar geen specifieke tijdelijke tentoonstelling, atelierwerking of Mice-gebeuren zou aan toevoegen. Maar vanzelfsprekend heeft het museum ook het recht om, in volkomen autonomie, zijn eigen werking en projecten uit te bouwen. Geen geforceerd huwelijk dus, maar een positief benutten van de mogelijkheden tot samenwerking. Vlasmuseum, Broelmuseum en Budafabriek moeten ook een goed kalenderoverleg
7 voeren, gecentraliseerd door de Cel Tentoonstellingen, waarin ze vooraf bepalen wie wanneer naar voor komt, op welke schaal dat gebeurt en ook welke gezamenlijke initiatieven zullen genomen worden. De thematiek ‘textiel’ moet daarbij preferentieel naar het Vlasmuseum gaan. B. Synergie toerisme algemeen & MICE in het bijzonder
Bovendien is ‘vlas’ geen thematiek die zich tot Kortrijk beperkt; integendeel. Op de lijst van merkwaardig erfgoed telt Kortrijk zelf 5 relicten van de vlasnijverheid en 25 van de vlashandel, maar Waregem heeft er respectievelijk 41 en 51. En Wevelgem spant de kroon met maar liefst 91 oude handelspanden. Een eerste onderzoek, dat niet de pretentie heeft om volledig te zijn, bracht aan het licht dat er in de regio meer dan 300 panden zijn die aan de vlasbedrijvigheid toe te schrijven zijn en 22 gemeenten die als ‘typische vlasgemeentes’ kunnen gemarkeerd worden. Het Vlasmuseum zal evenwel als begin- en/of eindpunt gelden, van een totale toeristische vlasbeleving, waarbij Kortrijk verwijst naar de locaties ‘in situ’ en de sites naar het centrale museum in Kortrijk. Het biedt mogelijkheden op het vlak van industrieel erfgoed en regionaal gerichte publiekswerking van erfgoedontsluiting.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
In het kader van het nieuwe Strategisch Beleidsplan voor Toerisme Kortrijk 2013-2018, zal een verdere optimalisering van het toeristisch onthaal onderzocht worden. Door zijn ligging aan een belangrijke invalsweg en langs de vernieuwde Leieboorden, is de locatie van het nieuwe Vlasmuseum erg geschikt als onthaalpunt voor wie met de fiets, te voet of zelfs langs het water Kortrijk en zijn regio wil verkennen. Ook busparking is overigens voorzien, met het oog op groepstoerisme.
66
7
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Daarnaast wordt ook een specifieke meerwaarde voor MICE (meetings, incentives, congresses, events) ontwikkeld, in een intensieve samenwerking tussen de Dienst Toerisme, het Kortrijk Regional Convention Bureau en het Vlasmuseum. Op die manier wordt een toegevoegde waarde gecreëerd voor het sterke zakentoerisme in Kortrijk. Het museum wil de gasten van beurzen, bedrijven of congressen ontvangen en hen onderdompelen in de economische dynamiek van de regio. Ook is het een unieke locatie waar productpresentaties of -lanceringen uit deze innovatieve regio kunnen plaatsvinden. Hiermee institutionaliseren we een rol die het Vlasmuseum al ab ovo speelde, met buitenlandse staatshoofden en andere prominenten die het museum ontving, ondermeer dank zij de Kortrijkse industrielen. Het auditorium (100 man), de receptiehal en de polyvalente ruimte onder de ‘gouden kroon’, met exclusief uitzicht op de ‘Golden River’, zijn hiervoor uitermate geschikt. De vraag van het Algemeen Belgisch Vlasverbond tot het inrichten van hun bureaus in het nieuwe museum, is een eerste concrete stap in de goede richting.
67
Het Vlasmuseum is overigens -hoe vreemd dat ook mag klinken- het enige erkende ‘museum’ in Vlaanderen waar de focus op textiel in de collectiepresentatie zo belangrijk is. De enige andere erkende musea gaan over confectie (= modemuseum) of de techniek (MUST, STEM, MIAT,…). Rekening houdend met het feit dat het Vlaamse textiel in buitenlandse musea steevast als topstuk gepresenteerd wordt, is de aanwezigheid van de schatkamer met de kostbare kant- en damastcollectie een zeer sterke troef naar buitenlandse bezoekers. We stellen dat nu al vast: 19 % van de betalende bezoekers is afkomstig uit het buitenlan, ook al voert het museum momenteel op dat vlak geen specifieke acties. Voor de toekomst ligt het potentieel in de eerste plaats in de buurlanden (Frankrijk, Nederlands en Duitsland), maar gaandeweg ook in textiellanden als Japan, China, India en Italië. Het Vlasmuseum wenst deze doelgroep te bereiken via de sterke internationale textielnetwerken en met de steun van Toerisme Vlaanderen, dat enthousiast reageerde op deze plannen. Meertaligheid van tekst & uitleg ligt voor de hand. C. Synergie toerisme Eurometropool Het Vlasmuseum is gelegen in de Eurometropool Kortrijk-Lille-Tournai, een historische én hedendaagse textielregio. Naast het Vlasmuseum zijn er nog andere spelers actief rond textiel, onder andere de musea La Piscine (Roubaix) en La Manufacture de Flandre (Roubaix) en de grote projecten ‘Triennale internationale des arts textiles contemporains’ de Tournai en ‘Futurotextiel’ (Lille 3000). Binnen de Eurometropool Ook is ‘textiel’ weerhouden als één van de thema’s waarrond de Eurometropool wil samenwerken op vlak van economisch beleid. Het Vlasmu-
7 museum schakelt zich actief in dit netwerk in én wil samen met deze partners projecten rond textiel realiseren met internationale uitstraling. D. Aansluiting Masterplan Overleie Zes kilometer nieuwe kades, 7 nieuwe bruggen, 12 ontwikkelingssites op in totaal 23 ha; alles samen een nieuw stadsdeel met 1000 nieuwe woningen en 2200 nieuwe bewoners aan de Leiekant: dat is de ambitie van de directie Stadsplanning, Leiedal en architectenbureau HUB, zoals die te bezichtigen valt in de fraaie brochure ‘De rivier maakt de stad’48.’Vlasmuseum’ is daarin de 5e site en het feit dat de hele omgeving die naam krijgt, geeft ook aan dat het museum geenszins als Fremdkörper beschouwd wordt, maar integendeel als katalysator van stadsvernieuwing. Ik verwijs daarvoor graag naar het ‘Inrichtingsplan Overleie’ dat al aan bod kwam in het voorafgaande deel 5.3.2. ‘Cultuur als stedelijke factor’. Het zal dan ook duidelijk zijn dat het niet gaat zomaar om een herinrichting maar om een grondige herprofilering: het Vlasmuseum gaat naar een ander gebouw, met een nieuwe inrichting en een nieuwe, geïntegreerde werking.
1.7. Het nieuwe museum Na een oproep tot kandidaatstelling en een selectieprocedure werd NoAarchitecten aangesteld, met Madoc als partner voor de scenografie. Zij ontwierpen het concept voor verbouwing en herinrichting van de site ‘Linen Thread Company’. Nadere doelstellingen leest u in bijlage 4.
Het nieuwe museum zal een functionele oppervlakte hebben van 4250 m² tegenover de ca. 3.000 m² van nu; we spreken dus over een uitbreiding met zowat 42%. Een verdeling van de oppervlakte vindt u in bijlage 6. Het bouwbudget dat voorzien is op de buitengewone begroting bedraagt 3,96 miljoen euro, waarvan de Stad Kortrijk 2,10 miljoen euro op zicht neemt. Naast de subsidies vanuit Toerisme Vlaanderen, de Provincie West-Vlaanderen en Interreg IV wordt ook een initiatief opgezet voor het verwerven van privé-sponsoring. Daartoe is een procedure uitgeschreven voor professionele fundraising. Ook zal een Steuncomité opgericht worden met regionale vooraanstaanden uit politiek en bedrijfsleven. Een simulatie van het gebouw ziet er als volgt uit:
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Het project wordt begeleid door diverse stadsdiensten en zowel een wetenschappelijk als een publieksgericht comité (bijlage 5).
48
Baekelandt, D. ism Van Den Bossche, F. en Hiergens, P., De rivier maakt de stad, Kortrijk, 2011
68
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
7
69
De opening van het nieuwe Vlasmuseum is voorzien voor het najaar van 2013. Voorafgaand daaraan moet een stevig marketingplan uitgewerkt worden. De recente ervaring bij ondermeer M in Leuven, STAM in Gent en vooral MAS in Antwerpen heeft aangegeven dat zoiets onontbeerlijk geworden is. In dat verband stelt zich ook de vraag of, bij zulk een ingrijpende actualisering, een nieuwe naam zich niet opdringt. Wat mij betreft is het antwoord positief. Hoe hard dat ook mag klinken voor de oudere garde, bij jongeren heeft ‘vlas’ geen grote betekenis en zeker geen positieve. Ik vind het een prachtig gewas en herinner mij de bloeiende velden als verrukkelijke stukjes natuur uit mijn jeugd, maar helaas is die poëzie grotendeels uit ons landschap verdwenen. Voor velen is vlas dan ook een teelt als een ander. Het valt daarom te overwegen om, eerder dan voor het initiële gewas, te kiezen voor de bekendste afgeleide, met name ‘linnen’ en eventueel ook de link te leggen naar de Leie. Dit lijkt me evenwel een oefening om ten gronde te doen met het marketingbureau dat moet aangetrokken worden voor de lancering. De nieuwe uitgangspunten en werking zullen wellicht ook gevolgen hebben voor de beheersstructuur. Nu Kortrijk 1302 zijn ambities om erkend te worden als museum opgeeft en het Broelmuseum in eerste instantie in de totaliteit van het Buda-eiland bekeken wordt (zie 7.2.2.), is het de vraag of een overkoepelende vzw Kortrijkse Musea nog aangewezen is. Wellicht is het antwoord negatief. Een definitieve keuze zal vallen in 2012, tijdens de implementatie van deze nota en in de totaliteit van de uitwerking van het nieuwe organogram.
7 1.8. Expertisepool behoud en beheer Behoud en beheer is een pijnpunt in alle stedelijke collecties en in deze van het Vlasmuseum in het bijzonder. Het Vlasmuseum kreeg op dit vlak namelijk een negatieve beoordeling van het agentschap kunsten en erfgoed (cfr. 7.1.3). De afgelopen jaren heeft het Vlasmuseum dit probleem ten gronde aangepakt door een intensieve registratie en digitalisering van de collectie én een onderhoudsplan voor de collecties. Dankzij dit werk heeft het museum op korte tijd veel expertise opgebouwd op vlak van behoud en beheer. Ervaringen die ook nuttig kunnen zijn voor de andere diensten van de stad. In het licht van de oefening rond Erfgoed Kortrijk 2014 (zie. 7.3.5.2) raad ik aan om in het Vlasmuseum een expertisepool behoud en beheer te ontwikkelen die ook kan werken voor de andere stedelijke collectie.
1.9. Missie nieuwe Vlasmuseum Dit alles leidt tot een hernieuwde missie voor het Vlasmuseum:
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Het Vlasmuseum is een regionaal erkend museum dat Belgisch vlaserfgoed van de middeleeuwen tot vandaag verzamelt, bewaart, onderzoekt en toont volgens de ICOM-standaarden. Het Vlasmuseum is een streekmuseum dat via een doorgedreven publiekswerking de streekbewoners wil betrekken bij het museum én via samenwerking met andere culturele en toeristische actoren recreatieve en MICE toeristen naar de Leiestreek wil brengen. Het Vlasmuseum trekt hierbij de kaart van reconversie, ondernemerschap en vakmanschap voor de regio. Het DNA-verhaal van het vlas staat centraal, met referenties naar de bredere textielsector waar wenselijk. In de periode 2015-2020 zet het Vlasmuseum zich internationaal op de kaart door zich enerzijds te ontwikkelen als internationale vlasexpert en anderzijds door een buitenlands publiek aan te boren met zijn sterke textielcollectie.
70
7
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Het Vlasmuseum krijgt een grondige herprofilering met volgende kenmerken:
71
•
Versterking van de museumfuncties
•
Expertisepool behoud en beheer voor de stedelijke collecties
•
Uitbreiding van het publieksbereik
•
Meer sociale relevantie
•
Link naar vandaag , met aandacht voor economische reconversie en de versteviging van de band met de private actoren
•
Interactief belevingscentrum
•
Van productgericht naar publieksgericht museum, met het verhaal van mensen in plaats van dat van materie
•
De realisatie van een goede tentoonstellingsruimte en integratie in het totale tentoonstellingsbeleid
•
Integratie in het totale tentoonstellingsbeleid
•
Sterke synergie met toerisme / Mice, Eurometropool, Buda-eiland en Overleie
•
Opmaken van een exploitatieplan dat de doorstart van het Vlasmuseum verzekert en zo de herprofilering bestendigt.
In het kader van een omvattend marketingplan, met het oog op de opstart wordt ook een nieuwe naam gekozen.
7 2. BUDA In januari 2003 schreef prof. Dr. Rudi Laermans het eindrapport ‘Buda-eiland als kunstartistiek nest?’. Hij opteerde daarin voor het scenario van ‘Buda: kunstenaars/kunsteneiland’, zij het met enige scepsis. Zo bezit Kortrijk “ binnen de diverse kunstsectoren ternauwernood een kernpubliek dat als prikkelende klankkast kan fungeren”49. De hamvraag voor hem is “hoe op Buda-eiland een verdere verdichting tot stand brengen, dus voor een voldoende ‘kritische creatiemassa’ zorgen?”50. Hij pleit uiteindelijk voor een “transdisciplinaire transitzone waarin de grens tussen kunsten en artisticiteit tegelijk wordt bevestigd en ter discussie gesteld”51. Ook al is het maar 8 jaar geleden, toch is er inmiddels veel veranderd: organisaties verdwenen of werden opgericht, de stad kwam in een positievere flow terecht, maar het kunsteneiland kon alsnog niet overtuigen met een voor iedereen zichtbare dynamiek. Dat is voor een stuk inherent aan de specifieke missie van de grootste actor: KC Buda als belangrijke werkplaats voor podiumkunsten in Vlaanderen. Verhoudingsgewijs gaat er veel meer tijd in de ‘werkplaats’ dan in de presentatie voor een publiek. In 2010 werden meer dan 200 voorstellingen in Europa gespeeld van producties die deels in Kortrijk gemaakt zijn. Daarnaast is er de festivalwerking (Kortrijk Congé, Next) en de bioscoop met ca. 30.000 bezoekers op jaarbasis.
Met het oog op de concrete uitvoering van het Budaplan werd het Autonoom Gemeentebedrijf Buda opgericht in 2007. Het AGB Buda heeft als taak om zowel de visie rond het Buda-eiland verder te ontwikkelen als in te staan voor de exploitatie van de infrastructuur. De Stad Kortrijk heeft immers vanaf 2003 een erfpacht voor 36 jaar lopen met de Kinepolisgroep over het bioscoopcomplex in de Kapucijnenstraat. Daarnaast hoort ook nog de Budatoren (vroegere Tacktoren) tot de huidige Buda-infrastructuur. In het nieuwe concept dat is ontwikkeld (zie verder dit hoofdstuk) horen ook de Budafabriek en het Broelmuseum met Paardenstallen en Orangerie tot het Budapatrimonium, zij het met behoud van hun autonomie (het Broelmuseum is momenteel deel van vzw Stedelijke Musea van Kortrijk.)
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Gaandeweg is ook het besef gegroeid dat een puur kunstenproject te beperkend was in een tijd van cross-overs. Het idee werd dan ook verlaten om, naast de podiumactiviteiten in Budascoop en Budatoren, enkel rond beeldende kunst een tweede pijler uit te bouwen. In 7.2.3. verduidelijken we welke optie uiteindelijk genomen is voor de Budafabriek.
49
Laermans, R., Buda-eiland als kunstartistiek nest?, Stad Kortrijk , 2003, p. 44
50
Laermans, R., Buda-eiland als kunstartistiek nest?, Stad Kortrijk , 2003, p. 51
51
Laermans, R., Buda-eiland als kunstartistiek nest?, Stad Kortrijk ,2003, p. 53
72
7 2.1. Budascoop & Budatoren Kunstencentrum Buda is de belangrijkste huurder van de Budascoop en –toren; het heeft er sinds kort ook zijn kantoren, baat 3 bioscoopzalen uit en benut de twee andere voor diverse activiteiten. KC Buda ontstond op 1 januari 2006 uit de fusie van Limelight, Dans in Kortrijk en Beeldenstorm. De huidige werking is gebouwd op drie peilers: • • •
een filmhuis een werkplek voor artiesten een festivalwerking voor hedendaagse kunsten
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Een andere vaste gebruiker van de Budatoren is Theater Antigone, dat er zijn kantoren heeft en waarvan het theater iets verderop ligt in Overleie. Overigens grenst de sociaal-artistieke werkplaats van vzw Wit.h, gespecialiseerd een beeldende kunst, aan het Buda-eiland. Andere professionele organisaties die de Buda-infrastructuur op gezette tijden gebruiken zijn ondermeer het Festival van Vlaanderen en Passerelle. Het geeft ook aan dat naast de ‘circuit-gedachte’ die we in hoofdstuk 6 ontwikkelden, een netwerk-idee minstens even valabel is. Laten we het er op houden dat beide hun belang hebben: het ‘circuit’ is er om voor inwoner maar vooral ook voor bezoekers een natuurlijke flow in de stad te krijgen; de ’netwerkstad’ is evenwel veel meer de dagelijkse realiteit voor wie in de stad woont en werkt.
52
In verband met de bioscoopexploitatie bepleiten we graag de digitalisering die zich opdringt. Dat is niet alleen zo met het oog op filmdistributie, maar ook om de Budascoop, vlak bij de Budafabriek, te kunnen benutten voor andere digitale grootscherm-activiteiten, zoals daar zijn: 3D-presentaties, thematisch educatief gebruik voor klassen, maar ook nieuwe festivals als Cut & Paste, waar men niet naar rockbands maar naar grafische ontwerpers gaat kijken, die bvb. op groot scherm fotoshoppen of fun-activiteiten, waar mensen op een groot scherm gamen. Nog andere voorbeelden kun je overigens vinden in de brochure ‘Digitale Cinema’ van het BAM52. Ook in het licht van de aanbevelingen in de ‘Visienota Creatieve industrieën in Vlaanderen ‘(zie 7.2.3.2.) pleit ik er voor om de Budascoop -gaandeweg- expliciet te lanceren als ‘digitaal centrum’. Het is nu zaak om hierrond een coherent en betaalbaar plan uit te werken, in samenwerking met de privé-sector. Zonder twijfel kun je op die manier zorgen voor verbreding en verjonging van het Buda-publiek. Het fiber-to-the-home project kan hier bijkomende opportuniteiten bieden.
Diverse auteurs, Digitale cinema. Veranderingen, kansen en uitdagingen voor de bioscoop- en distributiesector, Gent,2009, p.56
73
7 2.2. Broelmuseum en Cel Tentoonstellingen 2.2.1. Voorstelling Broelmuseum Het Broelmuseum is centraal gelegen op het Buda-eiland en bestaat uit een prachtig 18de eeuws herenhuis (Broelkaai 6), een nieuwe vleugel, een tuin met oranjerie, een huis aan de Broelkaai 4 met tuin die aansluit op die van Broelkaai 6 en de Paardenstallen. In het huis aan de Broelkaai 4 zijn de kantoren, een werkplaats, een vergaderruimte en depotruimtes ondergebracht. De collectie bestaat uit twee afdelingen. Een regionaal georiënteerde collectie beeldende en toegepaste kunst en een internationale collectie keramiek, die uniek blijkt te zijn in Vlaanderen, maar eerder appelleert aan specialisten dan aan het grote publiek. 2.2.2. Evaluatie
Het Broelmuseum heeft een uitgebreide en diverse collectie met enkele sterke deelcollecties. De sterke punten zijn de schilderijen van Roeland Savery en volgens sommigen de damastcollectie, de keramiekcollectie en/of het zilver. Als museum voor schone kunsten bezit het ook een aantal mooie schilderijen. De diversiteit is echter een zwak punt als het erop aan komt om een duidelijk profiel te verwezenlijken. Ook geldt voor iedere deelcollectie een ‘maar’. De Damastcollectie hoort thematisch eigenlijk beter thuis bij het Vlas-, kant- en linnenmuseum. De keramiekcollectie is te specialistisch om een algemener publiek aan te spreken. Voor de collectie zilver is er geen regionale voedingsbodem en blijft het Broelmuseum in de schaduw staan van de specialistische musea. De kwaliteit van de dierenschilders wordt in vraag gesteld en uiteindelijk beschikt het Broelmuseum over niet zo veel topkunst of over publiekstrekkers”53. Het jaar nadien oordeelde de Beoordelingscommissie Musea van het Agentschap Kunsten & Erfgoed echter positief: “ Het museum voldoet in voldoende mate aan de voorwaarden voor indeling bij het regionale niveau”54. Aandachtspunten blijven evenwel het collectieprofiel, de wetenschappelijke werking en de publiekswerking. De commissie apprecieert het concept dat ter tafel ligt, maar nu moet het ook geconcretiseerd worden. Daarbij moet men de eigen collectie voldoende valoriseren.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Was de doorlichting van professor De Brabander scherp voor het Vlasmuseum, dan ontsnapt ook het Broelmuseum niet aan harde kritiek: “ Haaks op het officiële kwaliteitslabel staat dat uit de interviews duidelijk naar voren komt dat het Broelmuseum te kampen heeft met een negatief imago en geen duidelijk profiel bezit.
53
De Brabander, G. en Vandenberghe, K., Doorlichting van de Kortrijkse musea, Eindrapport, 2007, p. 19-20
54
Van Den Broucke, D. , (30/05/2008) Gemotiveerd advies van de beoordelingscommissie Musea, p. 2
74
7 Als we de bezoekerscijfers nemen sinds de afsplitsing van Kortrijk 1302, dan stellen we vast dat de eigenlijke collectie rond de 10.000 à 12.000 bezoekers per jaar aantrekt, met een absoluut dal in 2010, toen er geen 11.000 gehaald werd. Tijdelijke tentoonstellingen liften dat getal op, naar gelang van de expositie. Futurotextiel in 2008 (op een andere locatie) leverde 30.000 bijkomende bezoekers op. In 2009 bracht Fantastic Illusions een 5.000 additionele kijkers aan en voor Savery kon men 12.000 tickets boeken. 2007 2008 2009 2010 2011
12.845 13.935 (+ 30.000 Futurotextiel) 16.933 (incl. Fantastic Illusions) 10.931 17.624 (tot eind oktober, incl. Savery)
Welk beeld hou ik dan zelf over, uit al deze gegevens en eigen onderzoek? Het Broelmuseum straalt voor mij, ondanks de verzorgde presentatie en het vriendelijke onthaal, te weinig karakter en identiteit uit om een onderscheidende propositie te vormen voor een beduidend publiek. Het basisprobleem daarbij is de tentoongestelde collectie: met regionale kunst waarin weinig of geen topwerken zitten, kun je moeilijk ambities koesteren tot ver buiten de streek. Die perceptie wordt nog verergerd door het feit dat het museum zoveel oud werk bezit uit stad en streek, maar zeer weinig uit de recente decennia. Ook de inrichting van het museum met een hedendaagse balie en shopruimte laat op zich wachten. Ik kijk dan ook niet verwonderd op bij de conclusie van Callebaut en C°: “Het Broelmuseum weerspiegelt het historisch en statisch beeld van Kortrijk”55.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
2.2.3. Oplossingen Er dient dus nagedacht te worden over een attractievere toekomst voor het Broelmuseum. Professor De Brabander geeft in 2007 niet alleen kritiek, hij stelt ook een oplossing voor: “Het Broelmuseum wordt een museum voor beeldende kunst van de 16e tot en met de 21ste eeuw met een bijzondere aandacht voor kunstenaars die een band hebben met de regio.”56. Daarbij “dringt een kritische evaluatie van de inventaris zich op. Daaruit zal ook blijken welke collectieonderdelen een nieuwe bestemming vragen omdat ze niet meer bijdragen aan de doelstelling van het vernieuwde Broelmuseum. Ook met het oog op een afstootbeleid is een evaluatie van de inventaris belangrijk”57. Ik deel zijn conclusie over afstootbeleid, maar vrees vooral dat de aanpassing die hij voorstelt onvoldoende is om een betekenisvolle verbetering te weeg te brengen.
55
Callebaut & Co, Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk, 2011, p. 67
56
De Brabander, G. en Vandenberghe, K., Doorlichting van de Kortrijkse musea, Eindrapport, 2007, p. 50
57
De Brabander, G. en Vandenberghe, K., Doorlichting van de Kortrijkse musea, Eindrapport, 2007, p. 51
75
7 Anderzijds zullen ook de budgetten niet voorhanden zijn voor ingrepen met grote financiële consequenties. Het is dus zaak om een waardevol creatief idee te vinden met beperkte budgettaire consequenties, dat toch het verschil kan maken. De traditionele taken van een museum blijven daarbij intact, maar een aantal andere ‘zekerheden’ worden op de helling gezet. Vroeger streefde een museum naar kwaliteit en volledigheid. Dat impliceerde een soort permanente tentoonstelling, waaraan alleen iets veranderde doordat er iets bij kwam. Ook in het Van Abbemuseum in Eindhoven stelt men evenwel dat soort ‘statisch museum’ inmiddels in vraag, nu gebleken is dat slechts 13% van het museum effectief bekeken wordt. Het museum van morgen zal moeten verrassen, duiden en gidsen. Het moet geregeld nieuwe combinaties maken, creatief zoeken naar originele maar zinvolle verbanden of invalshoeken en die zowel via zijn marketing als zijn informatie vakkundig bij het publiek brengen. Kwaliteit en een attractieve selectie prevaleren daarbij op kwantiteit en business as usual.
Als grote verandering koos de brainstormsessie resoluut voor een andere invalshoek bij de opbouw van de verschillende zalen. Momenteel zijn die thematisch/historisch aangekleed, maar uiteindelijk is dat eerder een ordeningsprincipe van kunsthistorici dan een basisverlangen bij de modale bezoeker. Weliswaar zijn de meeste musea op die manier opgebouwd, maar is dat een wet van Meden en Perzen? Het kan in elk geval een onderscheidend element zijn om het Broelmuseum volgens radicaal andere principes in te richten, temeer omdat de collectie te weinig intrinsieke attractiepunten bezit. Daarom de optie voor indeling volgens relevante thema’s, bvb.: • • • •
Grote, betekenisvolle levensthema’s Ad hoc thema uit actualiteit Thema’s eigen aan de regio Thema’s die ontstaan uit de samenwerking binnen de Budaconstructie (‘eilandthema’s’)
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Een brainstormsessie op 16 september 2011 leverde mijns inziens een degelijk en haalbaar voorstel op. Uitgangspunt was: “Hoe kunnen we van het Broelmuseum een sterke speler maken op het Buda-eiland, waarbij het huidige aantal van 12 à 15.000 bezoekers verdubbelt naar 25 à 30.000?”
76
7 Dit sluit overigens mooi aan bij een theorie zoals Alain de Botton die ontplooit in zijn recente boek ‘Religie voor atheïsten’. In een interview zegt hij daarover: “ Musea doen hun werk niet naar behoren, volgens mij. Wij hebben niet zozeer nieuwe kunst nodig, wel nieuwe manieren om ze te presenteren aan de bezoeker. Indelingen gebaseerd op tijdperk, stijl en regio zijn zo banaal. Richt een zaal in met schilderijen die troost bieden, een andere rond het thema ‘verlies van een geliefde’. Dat zal veel meer effect hebben bij de kijker. Je hebt nu eenmaal geen emotionele relatie met achttiende-eeuwse schilderkunst op zich, wel met bepaalde ideeën die kunst kan uitdrukken”58.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Om dit doel te realiseren gaat een selectie uit de collectie in dialoog met de collectie van een verzamelaar. We spreken hier over een innovatief idee waarbij, in het kader van een langdurige bruikleen een verzamelaar, kunstenaar of designer een ‘mandaat’ krijgt van 1-2 jaar als ‘gastcurator’. Wellicht zal ook een scenograaf nodig zijn om, gekoppeld aan de ruimte, de collectie te herverdelen. Dat sluit overigens naadloos aan bij het verbindingselement dat zo centraal staat in de hele Buda-constructie. Ook de Botton pleit overigens voor “een intensievere samenwerking tussen denkers en verbeelders, zodat de beste ideeën op de indrukwekkendste wijze tot uiting kunnen worden gebracht”59. Een recent Nederlands onderzoek van de Stichting Geef Om Cultuur wijst aan dat zulk een samenwerking tussen kunst in openbaar en kunst in particulier bezit potentieel inhoudt, van weerszijden. “Eerst en vooral is er een grote paradox bij de musea: 95 procent zegt meer contact te willen met verzamelaars, maar slechts weinigen zetten daar stappen voor. (…) 75 procent van de verzamelaars zegt een donatie of gift te willen overwegen, maar dan moeten de musea er wel om vragen. (…) Het zijn de musea die denken dat verzamelaars hun collectie willen samenhouden. Maar dat is niet altijd zo. Tachtig procent van de collectioneurs beseft dat een museum weinig plaats heeft en dat er bij een schenking veel komt kijken. Wat ze wel willen, is dat het werk geregeld te zien is, en niet altijd in het depot zit. Men wil zich erkend voelen en betrokken zijn bij de instelling”60. Verder zal bij de concrete uitwerking ook rekening moeten gehouden worden met de jongeren. Enerzijds is wordt de vaste collectie grotendeels door schoolgroepen bezocht, anderzijds geldt algemeen dat jongeren in dit tijdsgewricht vrij negatief staan tegenover kunstmusea as such: “Een opmerkelijke vaststelling betreft de grootte van de motivatiedrempel bij de jongste groep ondanks de hoge participatiecijfers: 63% van de 14- tot 17- jarigen heeft geen museum bezocht in de zes maanden voorafgaand aan het interview. Van die 63% zegt negen op de tien (90,1%) jongeren niet geïnteresseerd te zijn in museumbezoek”61.
58
Mathys, K., ‘Ik stel dezelfde vragen als Oprah’; Alain de Botton biedt zielenhulp voor heidenen, De Standaard, 24 juni 2011, p. L8
59
de Botton, A., Religie voor atheïsten; een heidense gebruikersgids. Amsterdam/Antwerpen, 2011, p. 231-33
60
Sels, G. , Privécollecties komen uit de kast; verzamelaars en musea vinden elkaar. De Standaard 14 juni 2011, p. D5
61
Lievens, J. & Waege, H. (red), (2011), Cultuurparticipatie in Vlaanderen, deel II, Leuven/ Den Haag: Acco, 2011, p. 321
77
7 Een tweede belangrijk aspect in het opzet is de keuze voor een masterplan voor integratie van gebouwen, tuinen & omgeving. Wie een luchtfoto bekijkt, stelt vast dat het over een grote, potentieel aangesloten ruimte gaat, met veel groen en verspreide bebouwing. Het voorstel houdt dan ook in om de inrichting en looplijn onbevangen te herbekijken, zowel van het museum intern, als van de totaliteit van de culturele infrastructuur op het Buda-eiland. Het zogenaamde Prouddossier maakt alvast dat de ontwerpkosten beperkt kunnen blijven en bovendien, in de spirit van Buda als eiland van creatie, in co-design kunnen gebeuren met lokale actoren. Ook de straks -hopelijk- verlaagde Leie-oevers moeten in deze oefening opgenomen worden, waarbij de kaai ongetwijfeld potentieel biedt voor expo-elementen buiten het museumpand. Met het oog op de interne looplijn is alvast het idee gelanceerd om het bestaande kader van ‘herenhuis’ maximaal te benutten als ‘villa-met-salons’. Het huidige voorgebouw, waar je nu meteen in het museum komt en pas dan naar de kassa gaat, wordt zo een‘salon’ met ruimte voor ontmoeting, Kunst in Huis, een aantrekkelijke museumshop,… Verder zou het principe toegepast worden van ‘scripted space’ zoals dat - horesco referens, maar we kunnen er van leren- ook toegepast wordt in pretparken: de uitgang van een attractie sluit aan bij de ingang van een nieuwe.
Het museum vertrekt vanuit zijn nieuwe identiteit en behoudt zijn autonomie, maar schakelt zich in in de ruimere werking van het Buda-eiland als ‘eiland van creatie’ en is daarbij de unieke plek waar de kunst- en toegepaste kunstcreatie van vroeger en nu in het Kortrijkse bewaard wordt, in relatie tot het heden. Twee specifieke vragen zullen zich bij deze oefening opdringen: •
Wat met de collectie keramiek? Voor het grote publiek is dit helaas niet echt een attractiepool, maar inherent is het een waardevolle collectie. In België hebben alleen het Brusselse Jubelpark en het Waalse Mariemont een beduidend aanbod keramiek. Wellicht is het zaak om deze collectie geregeld mee aan bod te laten komen in het nieuwe concept en op gezette tijden een
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
In deze totaalconstellatie zou bvb. één maal per jaar een ‘grote’ tentoonstelling georganiseerd worden in de Budafabriek. In jaar 1 een tentoonstelling in samenwerking met collectioneurs of instellingen zoals Frac, of andere musea; in jaar 2 een expo genre ‘Futorotextiel’. Daarnaast zijn er regelmatig kleinere activiteiten (ontmoetingsfunctie), zoals salons in de villa, picknick, kunst in huis,…Een en ander maakt deel uit van een globaal tentoonstellingsbeleid, waarover straks meer.
78
7 hoofdrol te laten spelen in een wijder, attractief opzet. Ook daarin kan de Budaconstellatie een constructieve rol spelen. •
Collectieverkoop mag geen taboe zijn, op voorwaarde dat dit weloverwogen en vakkundig gebeurt en de opbrengst geïnvesteerd wordt in wat de missie is van het museum. Overigens bestaan er officiële teksten die over afstootbeleid een eigentijds kader schetsen dat minder stringent is dan vroeger.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Voor een flink stuk gebaseerd op de brainstormsessie, kom ik tot de volgende aanbeveling:
79
•
Kunst blijft centraal staan in het Broelmuseum
•
‘Kunst uit regio Kortrijk’ is onvoldoende als trigger, maar is wel het gemeenschappelijke aan de collectie beeldende en toegepaste kunst, die helaas niet voldoende onderscheidend is.
•
‘Broel’ blijft niettemin een museum; een‘kunsthal’ zonder collectie is geen optie.
•
Het Broelmuseum is binnen de Budaconstellatie de enige speler die geldt als ‘geheugen van het eiland’. Dat impliceert het conserveren van de actuele creatie voor de toekomst en op die manier gaandeweg de opbouw van een veel relevantere collectie. Zo kan het museum ook een rol spelen als mogelijke toonplek voor Designregio Kortrijk. Ook dienen de hiaten van de voorbije decennia prioritair weggewerkt te worden.
•
Er zijn sterke collectioneurs in regio (zowel vroeger als nu); wij laten hen de dialoog aangaan van hùn collectie met die van het museum.
•
De traditionele historische opbouw van de collectie wordt hoe dan ook verlaten, om plaats te maken voor thematische opbouw met wisselend karakter.
•
Het Broelmuseum is de expertisepool en motor van tentoonstellingen rond beeldende kunst binnen de directie cultuur in het algemeen en op het Budaeiland in het bijzonder.
7 De expertisepool ‘tentoonstellingen’ wordt geïntegreerd (maar niet opgesloten) in deze totale werking van Broelmuseum en Buda-eiland. Op die manier moeten we komen tot een echt tentoonstellingsbeleid, tegenover de huidige versnippering van op zich vaak waardevolle, maar zelden onderscheidende initiatieven. Het uitgangspunt is immers dat het Buda-eiland, met de komst van de Budafabriek, over een diversiteit van erg geschikte tentoonstellingsruimten beschikt. De fabriek zelf biedt eindelijk de grote expo-ruimte die alsnog ontbrak in Kortrijk-centrum en daarnaast zijn er de Paardenstallen , het Broelmuseum (met momenteel twee geklimatiseerde expo-zalen) en ad hoc-mogelijkheden in Budascoop en Budatoren. Meteen zou de degelijke maar vrij ongelukkig gelegen Benedengalerij niet meer benut worden voor exposities, maar een andere bestemming krijgen in de totaliteit van het masterplan CK.
Dat is ook de mening van de Belg Chris Dercon die Tate Modern leidt in Lonen: “Musea moeten grote publiekstrekkers hebben, maar ook nicheprogramma’s. Alles wat daar tussenvalt, wordt jammer genoeg problematisch”62. Ook hij stelt dat het publiek gegidst wil worden, want de mensen die musea bezoeken hebben vragen, “niet alleen over kunst, maar ook over wat geld waard is of hoe belangrijk ecologie is. Het museum is een learning cathedral geworden, een bijzondere soort van helpdesk”63. Het te voeren tentoonstellingsbeleid krijgt hierbij de opportuniteit van de ruimere Buda-constellatie, die ook op het vlak van tentoonstellingen een verbindingsbeleid moet voeren tussen kunst, opleiding, wetenschap, economie en maatschappij. Maar wie de rol van gids wil spelen, moet beseffen dat relevantie conditio sine qua non is. En dat betekent: staan voor kwaliteit en betekenis hebben op deze plaats, in dit tijdsgewricht. Overigens betekent deze nieuwe constructie niet dat tentoonstellingen fysiek tot Buda beperkt blijven; wél dat er, vanuit Buda (Broelmuseum) eindelijk werk gemaakt wordt van een overkoepelend tentoonstellingsbeleid.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Tussen de huidige Cel Tentoonstellingen, Broelmuseum, Vlasmuseum en Kortrijk 1302/Erfgoed moeten heldere en hechte afspraken gemaakt worden ivm tentoonstellingsritme. In samenwerking met de privé-spelers, zeker op Buda (en daarrond, we denken bvb. aan Wit.h), zal een tentoonstellingsbeleid worden uitgestippeld dat financieel haalbaar is, de expertise bundelt en mikt op kwaliteit (eerder dan kwantiteit) en publiekswerking. De ondersteunende dienstverlening van de Cel Tentoonstellingen wordt enkel selectief voortgezet, op basis van het uitgestippelde beleid. In 2010 heeft de Cel Tentoonstellingen aan zowat 70 exposities meegewerkt. Hier geldt zeker: less is more.
62
Van Der Speeten, G., Kunst voor de hoera-generatie. Chis dercon, weldra onze man in Tate Modern, De Standaard 19-19 december 2010, p. C7
63
Van Der Speeten, G., Kunst voor de hoera-generatie. Chis dercon, weldra onze man in Tate Modern, De Standaard 19-19 december 2010, p. C8
80
7 In de praktijk gelden volgende uitgangspunten bij dat nieuwe tentoonstellingsbeleid: •
minder tentoonstellingen, maar beter en zichtbaarder
•
consolideren van bestaande initiatieven en verder bouwen op successen
•
tentoonstellingen inschakelen in grote stadsprojecten of festivals: bv. Interieur, Europalia, Lille3000, Mons 2015
•
betere communicatie (zowel promotie als interne begeleiding via audio, teksten, brochures,… ; gelaagde informatie waarbij een select publiek op zijn specialisatie wordt aangesproken en een breed publiek in heldere, begrijpbare taal, is absoluut nodig).
•
grote tentoonstellingen als volwaardig toeristisch product vermarkten
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Er wordt een nieuwe naam gezocht voor het Broelmuseum en Cel Tentoonstellingen samen, die de lading beter dekt (zie ook 9.2.2., over merkenbeleid). Hierbij wordt rekening gehouden met de totaliteit van het Buda-eiland.
81
Ook de openingsuren worden tegen het licht gehouden, in overleg met Vlasmuseum, 1302 /Toeristische Dienst en het toekomstige Begijnhofbezoekerscentrum. Eerder al is gebleken dat nocturnes in het Broelmuseum - maar niet alleen daar- erg goed werken. Men mikt daarmee op een laatavond of -uitgaanspubliek of beantwoordt aan het verlangen naar een zeker extra of een gevoel van exclusiviteit. In verband met de openingstijden is er in Museum M in Leuven een interessant experiment bezig. Men heeft er namelijk de klassieke sluitingsdag maandag verlegd naar woensdag. De argumentatie vindt u in bijlage 7. Tot slot nog een essentiële opmerking: er dient voor dit alles een businessplan opgesteld te worden dat hooguit een beperkte investering door de stad voorziet, de omgevingswerken uitgezonderd. Voor de heroriëntering van het museum, zal overigens een deel van de opgebouwde reserve aangesproken worden.
7 2.2.4. Nieuwe missie museum & cel tentoonstellingen Het Broelmuseum is een erkend museum dat beeldende en toegepaste kunst uit de regio Kortrijk van de zestiende eeuw tot op vandaag verzamelt, bewaart, bestudeert en op een eigentijdse, didactische en aantrekkelijke manier ontsluit. Het Broelmuseum is ook de expertisepool en motor voor beeldende kunst en tentoonstellingen in Kortrijk. Het Broelmuseum coördineert het tentoonstellingsbeleid in Kortrijk en ondersteunt vanuit haar expertise en ervaring kunstenaars uit de regio Kortrijk en andere professionele culturele actoren (in het bijzonder de erfgoedcel en het Vlasmuseum) bij de organisatie van tentoonstellingen. Het Broelmuseum vervult tevens de regierol voor kunst in de openbare ruimte. Voor de uitvoering van deze opdrachten laat het Broelmuseum zich bijstaan door een adviesgroep beeldende kunst en tentoonstellingen en gaat ze samenwerkingsverbanden aan met externe curatoren, collectioneurs of andere museale instellingen.
•
Veranderingstraject uitstippelen voor Broelmuseum: indeling volgens relevante thema’s; hechte samenwerking met collectioneurs
•
Integratie Cel Tentoonstellingen in de werking, als motor van een Kortrijks tentoonstellingsbeleid
•
Kritische evaluatie van collectie met oog op afstootbeleid
•
Nieuwe naam
•
Evaluatie openingsdagen en –uren
•
Opstellen businessplan voor veranderingstraject
•
Integratie museum in de totaliteit van de site, met oog voor buitenexpo en circuit
•
Zoeken naar versterking (financieel en personeel )voor organisatie van grote tentoonstellingen
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
82
7 2.3. Budafabriek 2.3.1. Historiek Op 12 maart 2007 keurde de Kortrijkse Gemeenteraad, voor een periode van 36 jaar, de erfpacht goed van de fabriek Desmet-Dejaegher, die gaandeweg de Budafabriek genoemd is. Het gaat om een pand langs de Ijzerkaai, waarvan ca. 3.000 m² benut zal worden. Zoals al gesteld in 7.2. is het pad verlaten om de Budafabriek enkel te benutten voor beeldende kunst, als een soort kunsthalle. De eigenlijke doorstart kwam er via gesprekken in februari/maart 2010 met voorzitter Filip Santy en directeur Karel Debaere van Leiedal, op aangeven van Schepen Depuydt. Er lag immers al een tijd een plan te sluimeren voor een zogenaamde ‘designfabriek’ en het pand Desmet-Dejaegher bleek zich daar goed toe te lenen: centraal in de stad en met ruim de benodigde capaciteit van minimum 2200 m². De functies die men voor ogen had waren: ontwikkeling en productie (prototypes & kleine series),kenniscentrum, ontmoeting, communicatie.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Het conclaaf van het College van Burgemeester en Schepenen dd. 22 maart 2010 zette principieel het sein op groen voor een algemeen concept van de Budafabriek als ‘snijpunt tussen economie, ontwikkeling en kunst’. Ook konden de gesprekken met Leiedal voortgezet worden, met als doel het bijeenbrengen van de nodige relevante partners, in een verruimd concept.
83
Medio 2010 hadden zeven ‘founding partners’ een intentieverklaring ondertekend rond ‘de Budafabriek als eerste economisch-artistieke project in Vlaanderen’: economie & cultuur vinden elkaar in creatie. De Stad Kortrijk was als initiatiefnemer bereid om in te staan voor de verbouwingen (2,5 miljoen euro) en werd vertegenwoordigd door AGB Buda en het Broelmuseum. Uiteraard was er Leiedal, als medeinitiatiefnemer rond het nieuwe concept. En verder traden ook Designregio, Flanders InShape , Howest en Kunstencentrum Buda toe tot de voorlopige ‘ondernemingsraad’ van stichtende partners. Op 1 november 2010 ging een ‘startteam’ (parttime) aan de slag, dank zij de inspanningen van Leiedal, Howest en het AGB.
7 Hun opdracht was: 1. Een concept concreet uitwerken, met potentieelinschatting en businessplan, op basis van de platformnota die alle leden van de Ondernemingsraad ondertekenden. 2. De subsidiemogelijkheden onderzoeken op alle beleidsniveaus en, na goedkeuring door de Ondernemingsraad, de nodige initiatieven daarvoor nemen. 3. Werken aan de integratie van de Budafabriek in Buda-eiland & stad. Uiteindelijk bleek de opdracht te hoog gegrepen voor de voorziene tijdspanne van een half jaar. Eind april 2011 was vooral conceptueel werk verricht, wat ook nodig was in een innovatief project als de Budafabriek, dat doorgaans over ongebaande wegen liep. Rond dat moment startten ook de verbouwingswerken, die overigens voorzien in vrij generieke ruimten. Dat sloot ook naadloos aan bij een advies dat men inmiddels van meerdere kanten gekregen had om vooral te letten op de polivalentie van de ruimten, zodat voldoende mogelijkheden zouden openblijven voor de concrete werking.
In de persoon van Franky Devos werd een parttime opdrachthouder aangesteld om voor de periode van 1 juli 2011 tot 30 juni 2013 de leiding op zich te nemen van de Budafabriek. Hij kreeg als taak om de algemene doelstellingen van de Budafabriek te realiseren, in nauw overleg met de voorzitter, de coördinator en de raad van bestuur. In het eerste jaar diende speciale aandacht te gaan naar de inhoudelijke voorbereidingen van de opstart van de Budafabriek, de fondsenwerving i.s.m. coördinator, het optimaliseren van de organisatievorm, en het verfijnen van de strategie. Ook de organisatievorm werd bijgewerkt, nu de conceptuele fase ingeruimd werd voor een operationele. Binnen de Fabrieksraad neemt het Directieoverleg de belangrijkste beslissingen. Het is samengesteld uit de Stad Kortrijk/ AGB Buda, Broelmuseum, Designregio, KC Buda, Leiedal, Flanders InShape en Howest. Daarnaast is er ook nog specifiek overleg: •
Artistiek: programmering in het algemeen en opening (september2012) in het bijzonder. Hierin zijn ook andere organisaties en actoren welkom, in de mate dat ze een betekenisvolle bijdrage kunnen leven.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Na het voortraject van het startteam, drong een nieuwe fase zich op, met het oog op de opening in het najaar van 2012 en het eerste werkjaar, dat bovendien te paard zou zitten op twee legislaturen.
84
7 • •
Productie: Opvolging verbouwingswerken en taakverdeling productie & techniek Communicatie: communicatiestrategie & crosslinks met eigen communicatie
Van meet af aan is gesteld dat de Budafabriek een transparante constructie moest zijn, die open staat voor alle relevante partners. Met het oog op de essentiële vitale coalities stel ik drie soorten partnerships voor: 1. Stichtende partners: de leden van het Directie-overleg Van een aantal zijn de engagementen al uitgeklaard: Stad Kortrijk / AGB • Ter beschikking stellen van infrastructuur • Exploitatie van infrastructuur • Organisatie opstartperiode Broelmuseum • Met behoud van autonomie als museum maximaal samenwerken binnen de totaliteit van het Buda-eiland, als plaats waar de link gelegd wordt tussen verleden en heden • Verantwoordelijkheid voor luik hedendaagse kunst via geïntegreerde Cel Tentoonstellingen Leiedal • Financiële ondersteuning opstartfase
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Deze organisaties zetelen in het Directie-overleg, waar de belangrijkste beslissingen genomen worden inzake strategie, programmering, financiën en personeel. Dat impliceert evenwel niet dat partners vreemd aan de stad Kortrijk maar lid van het Directie-overleg, de infrastructuur gratis kunnen gebruiken.
85
Een aantal praktische en financiële afspraken worden in de loop van 2012 nog verder verfijnd. Het is in elk geval de bedoeling om via samenwerking te komen tot een kleinere overhead voor alle betrokken organisaties. 2. Structurele partners: nieuwe partners die een vitaal surplus toevoegen aan de stichtende partners. Zij kunnen, na goedkeuring door het Directie-overleg, dezelfde plichten & rechten krijgen als de stichtende partners.
7 3. Ad hoc partners: occasionele partners die de Budafabriek één of meerdere keren wensen te gebruiken. Zij betalen volgens het nader uit te werken tarief. De partners staan dus zelf in voor het gebruik van de Budafabriek; het is niet de bedoeling dat de Stad Kortrijk én de exploitatie én de werking op zich neemt. Daarnaast moeten er evenwel fondsen gevonden worden om recurrente basistaken en de daaraan verbonden functies te betalen. 2.3.2. Missie De zoektocht naar een identiteit voor de Budafabriek en een unieke toegevoegde waarde is niet eenvoudig geweest. Dat gebeurt wel meer met innovatieve projecten en het heeft geen zin dat te ontkennen. Op basis van het denkwerk van velen kom ik tot volgend voorstel van missie: De Budafabriek wil een drijvende kracht zijn voor een leefbare, intellectueel rijke en welvarende toekomst in de regio en in de Eurometropool. De Budafabriek realiseert daarom verbindingen op het raakvlak tussen kunsten, economie, onderwijs, wetenschap, technologie en samenleving, met het oog op sociale, artistieke en economische vernieuwing .
Deze missie sluit ook nauw aan bij de visie die de voorbije jaren opgeld maakt in toekomstgerichte teksten. In 2003 al houdt het witboek ‘De eeuw van de stad’, een uitgave van de Vlaamse Gemeenschap, volgend pleidooi over ruimtes zoals de Budafabriek: ”29. Voer een actieve politiek gericht op vernieuwende en ontwerpende ideeën en praktijken, op het bundelen van creatieve krachten. Ondersteun creatieve allianties, zorg voor ontmoetingsfora en voor aangepaste infrastructuur. 30. Gebruik bestaande en vernieuwde stedelijke ruimtes (onder andere deze die vrijkomen door economische herstructurering) voor nieuwe stedelijke functies en zet ze in de kijker via aangepaste initiatieven.”64
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Hiertoe ontwikkelt de Budafabriek vitale coalities waarin mensen uit verschillende disciplines en sectoren met elkaar samenwerken, creëren, tentoonstellen en elkaar ontmoeten.
64
Boudry, L., Cabus, P. , Corijn, E., De Rynck, F., Kesteloot, C., & Loeckx A., 2003, De eeuw van de stad. Witboek. Over stadsrepublieken en rastersteden, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, p. 129
86
7 Ook het Nederlandse TNO-rapport ‘Knelpunten in creatieve productie: creatieve industrie’ uit 2005 houdt een pleidooi voor “een betere benutting van cultuur en creativiteit. (…) Lange tijd werden investeringen in cultuur vooral gezien als potverteren. Inmiddels groeit het besef dat cultuur en creativiteit een bijdrage leveren aan de economie. De creatieve industrie heeft zich ontwikkeld tot een belangrijke sector. Daarnaast groeit het besef dat creativiteit een essentiële voorwaarde is voor innovatie en dat cultuur een belangrijke bron is voor competenties van werknemers in de ervaringseconomie”65. In Vlaanderen heeft de creatieve industrie zich inmiddels verenigd in een Overlegplatform Creatieve Industrieën. Bij de lancering in oktober 2010 wezen meerderen op het economische belang van de sector: “ Meer dan vijftigduizend mensen werken in de creatieve industrie, meer dan in de textielindustrie. Het aantal banen groeide recentelijk dubbel zo snel in vergelijking met de rest van de economie”66, aldus Lorin Parys, toen nog voorzitter van Flanders DC. En Geert Joris, directeur van Boek.be, stelt: “De sector van de auteursrechten is groter dan de automobielindustrie en ze stelt zo’n honderdduizend mensen te werk bij meer dan negenduizend werkgevers”67. Overigens heeft Resoc recent RESOC heeft recent een interessante studie uitgevoerd over creatieve economie in de streek; Is een heel interessante studie. Zowel in de Stadsmonitor van 2008 als die van 2011 staat Kortrijk op de 6e plaats qua aantal arbeidsplaatsen in de culturele en creatieve sector per 10.000 inwoners. Daarmee zat Kortrijk respectievelijk 20 en 13 % boven het gemiddelde.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Maar de toenadering cultuur - economie geldt ook vanuit de andere richting: “Gaandeweg is er met de opkomst van concepten als toegepaste kunst, cultureel en creatieve industrie meer oog gekomen voor het belang van de integratie van economische principes in de kunst- en cultuurproductie”68. “Een eerste knelpunt is dat de meeste creatievelingen niet de kennis hebben die vereist is om ondernemer te worden.”69 In die zin is het dan ook een absolute opportuniteit dat het Ondernemerscentrum vlak bij het Buda-eiland ligt. Zowel Ondernemerscentrum als Budafabriek hebben hun eigen missie en moeten hun autonomie behouden, maar beide initiatieven kunnen veel voor elkaar betekenen, in een zeer nuttige complementariteit. Het concept ‘Fabriek van de Toekomst’ is in elk geval al een eerste project waarin beiden elkaar kunnen vinden. Het TNO-rapport onderscheidt vier groeistadia van een creatieve onderneming: de creatieve start, eerste succes en doorgroei, verbreding naar de nationale markt en internationalisering. “Ondernemers, of zij die daartoe zullen uitgroeien, worden in elk van die fases met specifieke problemen en knelpunten geconfronteerd. We pleiten hier voor specifieke overheidsaandacht voor de ontwikkeling van creatieve bedrijvigheid in elk van die fases, variërend van het ontwikkelen van experimenteerruimtes in startfase tot internationale promotie in fase van internationalisering. Kern van 65
Rutten, P., Knelpunten in creatieve productie: creatieve industrie, Delft, 2005, p. 3
66
Vantyghem, P., ‘We zijn groter dan de auto-industrie’, De Standaard, 23 oktober 2010, p. 39
67
Vantyghem, P., ‘We zijn groter dan de auto-industrie’, De Standaard, 23 oktober 2010, p. 39
68
Rutten, P., Knelpunten in creatieve productie: creatieve industrie, Delft, 2005, p. 20
69
87
Rutten, P., Knelpunten in creatieve productie: creatieve industrie, Delft, 2005, p. 117
7 ons pleidooi is dat er aandacht moet zijn voor de gehele keten om op die manier een stabiel en liefst continue systeem van creatieve productie te cultiveren”70. De Budafabriek is alvast geschikt als ‘experimenteerruimte’ en het Ondernemerscentrum is vertrouwd met de systematiek van bedrijfsontwikkeling. Samen kunnen ze een betekenisvolle propositie vormen, die Kortrijk als stad van innovatie en creatie concreet vorm geeft.
Beleidssuggesties voor de overheid: • Zorg op regionaal en stedelijk beleidsniveau voor “bedrijvenzones” in de stad/regio voor de Creatieve Industrieën en hun omkaderende organisaties. Neem stimulerende maatregelen zodat leegstaande openbare gebouwen tegen een aantrekkelijke marktprijs betrokken kunnen worden. Stimuleer clustering en samenwerking door coworkingruimtes met een optimale digitale infrastructuur te ontwikkelen en te ondersteunen. • Verhoog de penetratiegraad van (draadloze) internetverbindingen doorheen Vlaanderen. Beschouw breedbandtoepassingen en digitale applicaties uit de Creatieve Industrieën als extra kanalen die nieuwe afzetmarkten creëren, maar die ook cultuurparticipatie vergroten, verbreden en verdiepen. Stimuleer en ondersteun de projecten die van deze toepassingen gebruikmaken.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Op 27 mei 2011, verscheen de’ Visienota Creatieve Industrieën in Vlaanderen’, waarin ondermeer rond een zestal thema’s aanbevelingen worden geformuleerd zowel naar sector als naar beleid, “om om tot een optimale ontwikkeling van de Creatieve Industrieën in Vlaanderen te komen”71. De tekst werd uitgewerkt op gezamenlijk initiatief van 26 organisaties uit de Vlaamse Creatieve Industriëen, verenigd in het Overleg Creatieve Industrieën. Deze visienota werd publiek voorgesteld op de ViA-rondetafel Creatieve Industrieën die kaderde in de ViA-doorbraak ‘Innovatiecentrum Vlaanderen’ op vrijdag 27 mei 2011. Hoofdstuk 2.5. behandelt hoe je ‘Naar een optimale infrastructuur voor de Creatieve Industrieën’ kunt gaan: “Mensen actief in de Creatieve Industrieën zijn vaak op zoek naar locaties die goed ingebed zijn in de publieke ruimte, omdat die interactie en uitwisseling stimuleren en bijgevolg nieuwe creatieve impulsen opleveren. Dat kan door plekken te creëren waar (creatieve) ondernemers en bezoekers elkaar kunnen ontmoeten, waar ze kunnen werken en digitaal communiceren. Dergelijke plekken kunnen een opstap zijn naar een vaste, individuele werkplek. Ook hier kan clustering inspirerend werken. Interactie en uitwisseling kan evenzeer gestimuleerd worden door te investeren in netwerken tussen mensen. De Creatieve Industrieën zijn vaak de early adopters van nieuwe technologie. Ze hebben daarom baat bij een optimaal uitgebouwde virtuele infrastructuur. (…)
70
Rutten, P., Knelpunten in creatieve productie: creatieve industrie, Delft, 2005, p. 129
71
Diverse auteurs, Visienota Creatieve Industrieën in Vlaanderen, 2011, Leuven, p. 5
88
7 Uitdagingen voor de sector: • Werk clustering en samenwerking in de hand door het delen van best practices rond coworking en netwerking in de creatieve sector. • Investeer in contacten buiten de eigen creatieve sector en werk mee aan sociale, maatschappelijke innovaties“72.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Op vele punten beantwoordt de Budafabriek concreet of potentieel aan het gevraagde. Bovendien biedt het project ‘Fiber to the home’ een bijkomende opportuniteit. Je voelt overigens aan dat dit innovatieve verbindingsmodel ‘in de lucht hangt’. Op hetzelfde moment dat de Budafabriek programmatorisch al twee maanden naar de opening toe aan het werken was, eind oktober 2011, dwarrelde een uitnodiging binnen voor de eerste Vlaamse ‘E-culture Fair’, die in Hasselt plaats vond op 16 en 17 november 2011. De E-culture Fair is “een showcase van Vlaamse innovatieve projecten die ontstaan zijn uit samenwerkingen tussen cultuur, creatieve industries, onderzoek en onderwijs. De set-up van de fair met installaties, prototypes, demo’s, live presentaties en living-lab-ervaringen moedigt aan tot ontmoeting en uitwisseling maar nodigt ook uit tot toekomstige samenwerking. Daarnaast tonen we ook een greep uit wat er momenteel in hogescholen in Vlaanderen, Nederland en Duitsland (NRW) aan projecten en onderzoek wordt ontwikkeld door studenten van nu.“ De slagwoorden van het initiatief vallen bijna naadloos samen met die van de Budafabriek: samenwerkingen tussen cultuur, creatieve industries, onderzoek en onderwijs; prototypes; ontmoeting en uitwisseling,… En in De Standaard van 3-4 december 2011 voorspelt het onderzoeksbureau Trendwolves: “Ik ben wat ik maak, dat wordt het nieuwe motto van de jongere anno 2012. Althans bij de jongere die zijn tijd een beetje vooruit is. (…) ‘Creatieve entrepreneurs worden de helden van morgen’. (…) Niet toevallig komt er nu een hele beweging op gang die vernieuwde interesse toont in oude vakken, zoals hout bewerken of naaien. Handgemaakt is exclusief en dus in. (..) Wie iets maakt dat succes heeft, wil dat ook verkopen”73. Waarbij het artikel verwijst naar De Invasie, die in 2011 twee keer met goed succes in Buda en Overleie neerstreek. In het licht van dit alles bevelen we trouwens aan om de term ‘kunsteneiland’ te verruimen tot ‘eiland van creatie’. 2.3.3. Werking & planning De werking van de Budafabriek is op het moment van eindredactie van deze nota uiteraard nog work in progress. Als bijlage 8 krijgt u niettemin een overzicht van vitale coalities/partnerships en concrete programmeringsvoorstellen zoals die per november 2011 ter tafel liggen.
72
Diverse auteurs, Visienota Creatieve Industrieën in Vlaanderen, 2011, Leuven, p. 69-70
73
Delepeleire, Y., We hebben weer nood aan dromen, De Standaard 3-4 december 2011, p. 24-25
89
7 2.3.4. Organisatievorm Buda? In 7.2.3.1. is de huidige organisatievorm geschetst. Dit rapport wil evenwel vooruitkijken en ook suggesties doen voor een verdere toekomst. Maar laten we eerst even teruggaan naar de allereerste studie. Rudi Laermans stelde toen voor om een onderscheid te maken tussen beheersmodule en beleidsmodule van het Buda-eiland: “In grote lijnen (…) lijkt de volgende constructie de best werkbare: • •
Een aparte vzw voor het beheer van de infrastructuur die de Stad Kortrijk voor de kunstartistieke transitzone ‘Buda-eiland’ voorziet (…) Een aparte vzw voor de inhoudelijke werking“74.
Zoals we eerder aangaven heeft Kortrijk verhoudingsgewijs bijzonder veel, doorgaans ook degelijke, culturele infrastructuur. Het beheer daarvan is zeer verspreid en heterogeen, waardoor het overzicht ontbreekt, de overheadkosten groot zijn en het beheer beperkt blijft in efficiëntie. Voor de aanvragende burger ontbreekt één loket waar hij – naar analogie met de uitleenwinkel in Depot 102 (Site Callens) – zijn aanvraag kan doen.
1. De OC’s vallen ondubbelzinnig onder de gebiedswerking. Wel worden, voor het culturele aspect van de werking SLA’s (Service Level Agreements) uitgewerkt met CK*. Een sterke link tussen de OC’s en de rest van de culturele sector blijft evenwel wenselijk. Het gevaar zit erin dat alles wat te maken heeft met verenigingsleven, sociaal-cultureel vormingwerking, lokale feesten…. geen ‘cultuur’ meer is en dat daardoor cultuur in het elitaire verdomhoekje komt. Een cultuurconsument maakt dat onderscheid overigens niet. 2. Buda blijft de plek waar artistieke creatie vanuit een internationaal perspectief prioriteit krijgt. Anderzijds blijft er in Kortrijk Centrum nood aan een middelgrote podiumzaal. Op vandaag huurt kunstencentrum Buda 175 dagen per jaar zaal 1 en 175 dagen zaal 2 in de Budascoop. Daar is nog ruimte om derden een plek te geven. Het probleem zijn niet zozeer de speeldata, maar de repetitiedata. Een amateurgezelschap vraagt vier maanden een studio in de Budatoren op dinsdag en donderdagavond. Dit is een totaal ander ritme dan de professionele kunstenaar die daar 3 weken repeteert. Nu al is contractueel met het AGB
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Voor de toekomst stel ik volgende werking voor inzake de exploitatie van de culturele infrastructuur:
74
Laermans, R., Buda-eiland als kunstartistiek nest?, Stad Kortrijk , 2003, p. 59
90
7 afgesproken dat Kunstencentrum Buda nooit alle studio’s tegelijkertijd bezet. Met een goed (centraal) kalendermanagement kunnen allicht al veel zaken opgelost worden. Bovendien moeten we de ruimten ook durven casten. Het is niet te verantwoorden om een zaal met aantrekkelijke publieksvoorzieningen te gebruiken voor langdurige opbouw en repetities, als daardoor publieksvoorstellingen niet kunnen doorgaan. Uiteraard moet dan wel voldoende geschikte werkruimte kunnen aangeboden worden. 3. Alle andere stedelijke culturele infrastructuur komt in één exploitatiecluster. Het hangt van de verdere uitwerking van het nieuwe organogram af of dit een AGB, EVA, IVA, gemeentelijk beheer of budgethouderschap wordt. Heldere, werkbare afspraken met Facility zijn nodig, opdat er geen ‘culturele facility’ zou groeien naast de eigenlijke dienst Facility. Wellicht zijn hier ook goede SLA’s nodig, die zowel rekening houden met schaalvoordelen en terreinkennis van de centrale facilitydienst als met de specificiteit van vrijetijdsinfrastructuur (die bvb. meest benut wordt op momenten dat de klassieke stedelijke diensten gesloten zijn). (Zie verder ook 7.4.5 Masterplan)
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
4. Mensen verenigingen zich inmiddels niet uitsluitend meer via het klassieke verenigingsleven. We moeten zoeken naar nieuwe modellen om nieuwe vormen van ‘verenigingen’ te faciliteren. Anderzijds moet ook het klassieke verenigingsleven kunnen participeren aan Buda, in de mate dat dit spoort met de missie. Het voorzittersoverleg van de adviesorganen liet overigens op dat vlak al duidelijk zijn interesse blijken.
91
Er is evenwel ook een terechte bezorgdheid om een nog fragiele constructie als de Buda-constructie te beschermen en toe te staan om een eigen gelaat te ontwikkelen. Daartoe moet vanaf 1 juli 2013 een nader te bepalen ‘organisatie’ Buda een essentiele rol krijgen, waardoor het Buda-project zowel conceptueel als beleidsmatig in de nodige autonomie en in een ruim, pluriform samenwerkingsverband zijn werking kan ontplooien.
7 Chronologisch zie ik de ontwikkeling als volgt: 1.
AGB Buda
Het AGB Buda werkt minstens voort in zijn huidige constellatie tot 30 juni 2013. Het AGB staat in voor: a) De exploitatie van de Buda-infrastructuur, die bestaat uit de Budascoop, de Budatoren en de Budafabriek. Daarnaast is de Stad Kortrijk eigenaar van het Broelmuseum, de Paardenstallen en de Orangerie, die eveneens op het Budaeiland gelegen zijn. b) De visie-ontwikkeling en -bewaking van het Buda-eiland. Buda als eiland van creatie. Er moet ook werk gemaakt worden van een communicatiestrategie (branding van Buda). De Raad van Bestuur blijft aan tot 30 juni 2013 en bereidt de situatie vanaf 1 juli 2013 voor. Op dat moment verstrijkt ook het mandaat van Franky Devos als opdrachthouder van de Budafabriek , dat evenwel hernieuwbaar is. 2.
‘Stichting’ Buda
De missie wordt uitgebreid: a) De exploitatie van de Buda-infrastructuur, die bestaat uit de Budascoop, de Budatoren en de Budafabriek. Daarnaast is de Stad Kortrijk eigenaar van het Broelmuseum, de Paardenstallen en de Orangerie, die eveneens op het Budaeiland gelegen zijn. b) De visie-ontwikkeling en -bewaking van het Buda-eiland: Buda als eiland van creatie. Er moet ook werk gemaakt worden van een communicatiestrategie (branding van Buda).
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Tegen 1 juli 2013 moet een keuze gemaakt worden over de toekomstige werking. Ofwel blijft het AGB verder bestaan, met zijn huidige missie en werking, maar in een nieuwe samenstelling. Ofwel komt er een ‘Stichting Buda’ als nieuwe structuur. In dat geval worden missie en organisatie hertekend. ‘Stichting’ mag hier overigens gelden als generiek begrip. Of het concreet een stichting, een (internationale) vzw, AGB, NV of nog iets anders moet worden, hangt van de toekomstige situatie af en van ‘the powers that be’. Ook hier kan het project ‘Sterk besturen’ beslist inspireren.
92
7 c) De coördinatie van de samenwerking tussen de partners (overleg directie, communicatie, productie, artistiek,…) d) Het engageren van (private) partners om Buda verder uit te bouwen tot het hart van creatief ondernemend Zuid-West-Vlaanderen e) Het instaan voor de financiële leefbaarheid van het Buda-project. De voorkeur gaat uit naar een grensoverschrijdende (Eurometropool) constructie. Eventueel zal, in een eerste fase, nog een regionaal samenwerkingsverband nodig zijn, als opstap naar een werking die grensoverschrijdend is. Voor het hele eilandconcept blijven m.i. echter de randvoorwaarden gelden die professor Laermans in 2003 stelde: 1. Kernpubliek nodig. 2. Inlossing van de specifieke infrastructuurnoden (met onderscheid tussen het beheer van de infrastructuur en de inhoudelijk werking) 3. Structurele financiering van de nieuwe werkplaats annex kunstartistieke transitzone (dus niet alleen van de opstartfase) 4. Effectieve ‘consortiumvorming’ tussen de organisaties die het inhoudelijke draagvlak uitmaken
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
5. Algemene coördinator: ‘een sterke figuur’ die het eilandverhaal zowel een gezicht als symbolisch gewicht kan bezorgen.
93
Momenteel is grosso modo aan 4 van de 5 voorwaarden voldaan, al is dit work in progress. Ook lijkt de financiering van de aanloopfase ( tot juni 2012 dus) rond te komen. Er moet echter nog werk gemaakt worden van het derde punt, nl. de ‘structurele financiering’. De Stad Kortrijk kan daarbij blijven instaan voor de basisvoorzieningen, bvb. infrastructuur en exploitatie. Voor de werking moeten evenwel nog hechte afspraken genegotieerd worden met overheden en andere partners.
7 •
Opvolgen verbouwingswerken
•
Werken aan programmering in het algemeen en opening najaar 2012 in het bijzonder
•
Vaststellen definitieve missie
•
Uitwerken structurele en occasionele financiering
•
Partnerships definiëren en engagementen vastleggen
•
Uitwerken communicatiestrategie
•
Werkbare afspraken maken inzake gebruik infrastructuur, met het oog op intensievere benutting
•
Voorbereiden toekomstige juridische organisatievorm
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
94
7 2.4. Kortrijk 1302 2.4.1. Historiek ‘Kortrijk 1302’ bestaat in zijn huidige vorm nog maar sinds juni 2006. Het museum wil de bezoeker meenemen door zeven eeuwen beeldvorming over de Guldensporenslag, inzicht bieden in oorzaken, betrokken partijen en gevolgen van 1302 en in de evolutie van 11 juli als symbolische datum voor Vlaanderen. Het museum Kortrijk 1302 huist, samen met de Toeristische Dienst van Kortrijk, in de gerestaureerde Groeningeabdij in het Begijnhofpark. 2.4.2. Niet langer streven naar erkenning
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Een aanvraag tot erkenning (12 oktober 2007) als (regionaal) museum werd om meerdere redenen afgewezen op 23 mei 2008, na negatief advies van de beoordelingscommissie Musea en het Agentschap Kunsten en Erfgoed. De opmerkingen slaan vooral op collectie, collectieplan, collectiebeschrijving, collectie-inventaris, museaal concept en samenwerking met relevante actoren.
75
Heel wat opmerkingen in zowel de doorlichting van Guido De Brabander als de ‘Gemotiveerde beslissing van de minister over de erkenningsaanvraag van Kortrijk 1302’ zijn helaas pertinent of vereisen hoge uitgaven om eventueel tot erkenning te komen. Een centraal probleem is en blijft de collectie, die erg beperkt is “van omvang en van belang”, zoals de Afdelingshoofd Erfgoed Marina Laureys terecht opmerkt in haar brief van 23 mei 2008. Bovendien, zo voegt ze er aan toe: “De presentatie bevat veel replica’s”75. En dat laatste heeft vooral te maken met het eenvoudigweg ontbreken van stukken die als authentiek beschouwd kunnen worden. Met andere woorden: zelfs als men de middelen zou hebben, is een geschikte authentieke collectie gewoon niet te vinden. Verder is het zeer de vraag of Kortrijk drie volwaardige musea kan betalen, als het die al nodig heeft. Een mogelijk risico is zelfs dat de werking van de twee wél erkende musea ondergraven wordt door verdere verdeling van de beschikbare werkingsmiddelen. Vandaar de keuze om af te zien van verder streven naar erkenning. 2.4.3. Organisatorische verandering Dat betekent niét dat de huidige opstelling waardeloos is, laat staan dat het gebouw dan maar moet gesloten worden.
Laureys, M., Aanvraag voor erkenning – Kortrijk 1302 – Museum voor Cultuur en Identiteit, brief aan de Burgemeester, Brussel, 23 mei 2008
95
7 We stellen immers vast dat de bezoekcijfers niet onaardig zijn. Ze liggen zelf iets hoger dan voor de twee erkende musea , maar het moet wel gezegd dat zowat de helft van de 18.000 entrees gratis tickets zijn. Laten we het er op houden dat er de voorbij drie jaar om en bij de 10.000 betalende bezoekers kwamen. Inmiddels is er op organisatorisch vlak duidelijkheid gekomen. Dat heeft te maken met het verfijnen van de missie en taakafspraken van enerzijds Dienst Toerisme en anderzijds Erfgoedcel, andermaal uitgaand van de aanwezige en beoogde expertise. De inhoudelijke kennis van het Kortrijkse verleden zit in de Erfgoedcel. Zij heeft in het verleden al tentoonstellingen gemaakt in het Dormitorium, met vrij bescheiden middelen maar met goed resultaat: ‘Ongelooflijk’, ‘Woelige stad’. Voor de nabije toekomst heeft ze zich al geëngageerd om dit soort langdurige exposities te bestendigen, met name rond W.O. I en rond de Leie. Kortom: de historische productontwikkeling wordt binnen de Erfgoedcel geplaatst. De Dienst Toerisme van zijn kant zal zich meer en meer specialiseren in ‘sales & marketing’; niet alleen van de tentoonstellingen in het Dormitorium, maar van het Kortrijkse tentoonstellingsaanbod tout court - en overigens van alles wat op cultureel vlak van belang kan zijn voor bezoekers aan de Stad Kortrijk. Een & ander wordt overigens verder uitgewerkt in een nieuw strategisch beleidsplan 2013-2018. 2.4.4. Conceptuele verandering: Van museum naar belevingscentrum
Kortrijk blijft een belangrijke historische Vlaamse stad. Een plaats waar je het verleden van de stad toelicht en illustreert is nodig en Kortrijk 1302 is daarvoor een zeer geschikte locatie. Zeg maar een ‘stadsmuseum’, zonder dat dat een officiëel streven inhoudt. In de opbouw hiervan speelt het project ‘Het geheugen van Kortrijk’ overigens een cruciale rol; daarover meer in punt 7.3. (bibliotheek). Bovendien blijkt nu al dat de belangstelling van de lokale/regionale scholen voor deze thematiek vrij groot is. Verder kan zulk een ‘stadsmuseum’ zeker zijn plaats krijgen in het toekomstige toeristische parcours van de stad, op een unieke locatie tussen Buda-eiland, historisch circuit en handelscentrum. Daarnaast zie ik ook nog een meer gedurfd alternatief, dat verder spint rond het
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Wat zijn de conceptuele toekomstplannen, nu de keuze gemaakt is om de ambitie op te geven om van 1302 een erkend museum te maken?
96
7 concept ‘identiteit’ dat voormalig conservator Véronique Lambert lanceerde. Binnen wat er al gaande is en op korte termijn te wachten staat, is het wellicht geen prioriteit. Daarom geef ik het als addendum bij dit rapport (Addendum 1).
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
97
•
Afzien van erkenning als museum van regionaal belang
•
Inzetten als presentatieplaats voor historisch Kortrijk
•
Werk voor scholen / jongeren als prioritair publiek
•
Op termijn: werking verruimern naar ‘identiteit’, op een publieksverruimende manier.
7 3. BIBLIOTHEEK 3.1. Historiek De Centrale Bibliotheek van Kortrijk is sinds 1986 gehuisvest in een voormalig warenhuis in de Leiestraat. Ze omvat een volwassenen- en jeugdafdeling, een leeszaal, een sectie beeld & geluid, een bewaarbibliotheek, de Speelotheek en het Esperantofonds Cesar Vanbiervliet. Er zijn gemiddeld een 700 bezoekers per dag. Er zijn daarnaast ook nog 10 buurtbibliotheken: 3 in Kortrijk-Centrum en één in elk van de 7 deelgemeenten. Sinds 2004 zijn er plannen voor een nieuwe bibliotheek, als deel van een ruimere ontwikkeling en grondige renovatie van de Stationswijk. Een ontwerp van het Amerikaans-Belgische team Rex-Bureau Bas Smets heeft inmiddels de competitie gewonnen. Het laat zich aanzien dat de uitvoering voor de volgende legislatuur is.
3.2. Analyse werking 3.2.1. Perceptie
“Initiële perceptie & verwachting: • Iedereen (ook zij die de bib niet bezoeken) onderkent het ruime aanbod en de vele faciliteiten van de bib: boeken, muziek, speelgoed, leeszaal, activiteiten, computers, mogelijkheid om thuis via internet boeken te verlengen,... • Hoewel de buitenzijde van het gebouw heel modern aanvoelt, wordt de bib binnenin als stoffig, muf en verouderd ervaren. • De geplande verhuizing van de bibliotheek wordt spontaan aangehaald als een positieve zaak. Men verwacht van de nieuwe bib dat ze hipper en moderner zal zijn. • De bibliotheek wordt geassocieerd met rust. Het is een plaats om je even terug te trekken. • De bibliotheek is een heel laagdrempelige vorm van cultuur: ze is toegankelijk voor jong en oud, en je kan er zonder verplichtingen binnen en buiten stappen. • “De bib is een beetje oud, maar ook wel modern: elektronische kaart, bestellen van boeken.” (man, empty nester, high culture)
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Het kwalitatief onderzoek van Callebaut & C° legt de vinger op de wonde: de infrastructuur. De werking daarentegen blijkt voldoende aantrekkelijk te zijn, zeker voor wie het niet associeert met verplichte werkjes voor school:
98
7 Relevantie en aantrekkelijkheid • Ouders en grootouders beschouwen de bibliotheek als relevant en aantrekkelijk als voor kinderen: boeken lezen draagt bij tot hun (culturele) ontwikkeling en stimuleren hun fantasie. Boeken lezen is een intellectuele verrijking. • Ook ouderen vinden hun gading in de bibliotheek, niet alleen voor boeken maar ook voor internet. Jongeren (studenten en jonge tweeverdieners) voelen zich minder aangetrokken tot de bib doordat ze die associëren met saaie schoolwerkjes. • “Voor mij is de bib een verzamelplaats, een handige plaats met veel informatie. Maar met het internet wordt dat nu minder interessant voor ons.” (man, student, low culture)
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Imago van Kortrijk • Enerzijds geeft het uitgebreide assortiment van de bib en de flexibele service een positief beeld van Kortrijk: een grote stad die up-to-date en dynamisch is. • Anderzijds, doet het muffe interieur ook denken aan een verouderde stad. • “De bib is oud, ze moet opgefrist worden. Er is daar vanalles te doen: sprekers, muzikanten. Maar ik ga er niet naar toe, want ik vind het nu niet een aantrekkelijk gebouw.” (vrouw, empty nester, high culture)”76
76
Callebaut & Co, Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk, 2011, p. 70
99
7 3.2.2. Cijferanalyse De Kortrijkse bibliotheek ontvangt dagelijks zo’n 700 bezoekers in de hoofdbibliotheek en ongeveer 150 in de buurtbibliotheken, heeft 19.113 leden en staat in voor ca 820.000 ontleningen per jaar. Dat ziet er voortreffelijk uit, maar waar staat Kortrijk in verhouding met vergelijkbare steden? Het Agentschap Sociaal-cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen beschikt over een degelijk cijferbestand van de bibliotheeksector, dat toelaat om simulaties te maken. Voor de cijfers hieronder hebben we, binnen de 13 centrumsteden, Kortrijk en 7 andere steden geïsoleerd die er qua bevolkingsgrootte dichtst bij aansluiten, met name Aalst, Genk, Hasselt, Leuven, Mechelen, Oostende en Sint-Niklaas. Kortrijk telt ca. 75.000 inwoners; de andere 7 steden tussen de 64.000 en 93.000. De drie beduidend grotere centrumsteden (Antwerpen, Gent en Brugge) en de twee kleinste (Roeselare, Turnhout) laten we buiten beschouwing. Alle cijfers slaan op het werkjaar 2010.
1. uitgaven algemeen De bibliotheek in Kortrijk is afgetekend de grootste kostenpost van Directie cultuur, nl. 2.281.763 op totaal van 9.895.916 (of 23 %). Dat is vooral toe te schrijven aan de personeelskosten. Als we de kostenstructuur van de Kortrijkse bibliotheek immers naast die van de vergelijkingsgroep leggen, dan stellen we op het eerste zicht het volgende vast: • •
De uitgaven voor de collectie zitten ongeveer op het gemiddelde De uitgaven voor werking en IT nemen slechts 3,85% in tegenover 8,81
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
KORTRIJK AALST GENK HASSELT LEUVEN MECHELEN OOSTENDE SINT-NIKLAAS Bron: Bios
inwonertal 74911 80043 64757 73067 95463 80940 69064 71806
100
7 als gemiddelde. Daar blijkt bij nader inzicht enkel de bibsoftware in te zitten; niét hardware en internetabonnement, wat in de globale kost voor de stad verrekend wordt. Uiteindelijk lijken de cijfers voor IT toch min of meer overeen te komen met het Vlaamse gemiddelde. De uitgaven personeel liggen beduidend hoger dan gemiddelde: 76 % vs 65. Door de vertekening in IT- en werkingskosten is ook deze conclusie evenwel overtrokken. De enige conclusie is dus dat de fijne afstemming tussen de Kortrijkse berekeningen en de Vlaamse benchmark ontbreekt; een aandachtspunt voor de toekomst. Voor de rest lijkt het er op dat de percentages van Kortrijk grossomodo overeenkomen met de Vlaamse, maar zeker is dat niet.
•
•
Toch is het niet zo dat de uitgaven in het algemeen en die van personeel in het bijzonder in absolute cijfers boven het gemiddelde van de vergelijkingsgroep komen: Uitgaven bibliotheek
6.000.000,00 5.000.000,00 4.000.000,00 3.000.000,00 2.000.000,00 1.000.000,00
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
0,00
101
Personeelsuitgaven 4.500.000,00 4.000.000,00 3.500.000,00 3.000.000,00 2.500.000,00 2.000.000,00 1.500.000,00 1.000.000,00 500.000,00 0,00
7 Ook de uitgaven per inwoner, per lener en per uitlening zitten onder het gemiddelde van de vergelijkingsgroep. Qua uitgaven per inwoner of lener valt Kortrijk eerder te vergelijken met het Vlaams gemiddelde dan met dat van vergelijkbare centrumsteden. Uitgaven/inwoners 80,00 70,00 60,00 50,00 40,00 30,00 20,00 10,00 0,00
Uitgaven/leners 180,00 160,00 140,00 120,00 100,00 80,00 60,00 40,00 20,00 0,00
Uitgaven/uitleningen
4,50 4,00 3,50 3,00 2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 0,00
Maar hoe zit het dan met de inkomsten? Het lidgeld zit met 5 euro een stuk boven het gemiddelde van 3,25 en is het tweede hoogste. CD en DVD zijn recent gratis geworden, maar dat is inmiddels ook bij 4-5 andere collegasteden het geval.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
5,00
102
7 Lidgeld 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Leengeld 1,6
1,2
0,8 leengeld cd leengeld dvd 0,4
0
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
2. uitgaven en gebruik ICT
103
Voor de ICT-uitgaven is het verschil pas echt markant: daar bengelt Kortrijk helemaal aan de staart en scoort hooguit ¼ van het gemiddelde, zowel in Vlaanderen als van de 7 steden! Toch moeten we ook hier de kanttekening maken dat we lokaal geen transparante gegevens hebben op dit vlak. Ook blijken ICT-investeringen niet te worden afgeschreven. Deze cijfers zijn dus twijfelachtig. ICT-uitgaven 400000 350000 300000 250000 200000 150000 100000 50000 0
7 Merkwaardig genoeg performeert Kortrijk uitstekend op het vlak van internetinfrastructuur en -gebruik. Nergens bij de collega-steden zijn er zoveel pc’s met internet (zowel in absolute cijfers als per 1000 inwoners) en nergens wordt internet zoveel gebruikt (cijfers evenwel gebaseerd op raming, niet op mathematisch systeem, dat ontbreekt).Overigens zijn deze schermen grotendeels te danken aan een Interregproject uit 2006. Het gaat dus vaak niet om flatscreens; het materiaal is deels verouderd en niet alles werkt nog zoals het hoort. Internetgebruik in uren 80000 70000 60000 50000 40000 30000 20000 10000 0
Internetgebruik per PC per openingsuur 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0
45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Betekent dit dat in Kortrijk de ICT-uitgaven nu wel even gebeurd zijn en dat men daarom de ICT-kosten laag kan houden? Vermoedelijk is de enige juiste conclusie dat de Kortrijkse input in het Vlaamse BIOS-systeem op dit vlak niet erg betrouwbaar is. De aanwezigheid van een groot aantal schermen en het intensieve gebruik
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Aantal PC's met internet
104
7 ervan, betekenen niet dat er geen aandachtspunten zijn. Integendeel, juist nu bewezen is dat het publiek hier sterk gebruik van maakt, is dit m.i. een prioritair punt. We komen daar op terug bij de conclusies en adviezen ( punt 7.3.2.3.). 3. uitgaven personeel De uitgaven voor bibliotheekpersoneel zijn iets lager (5%) in absolute cijfers of in vergelijking met het aantal inwoners en iets hoger per 1000 leners. Afgemeten tegenover het aantal openingsuren moet Kortrijk het evenwel met ca. ¼ minder personeel stellen. Wellicht speelt hier het effect van de buurtbibliotheken mee (zie hieronder, punt E). Dat zie je ook in het aantal VTE per lener, waar Kortrijk (licht) boven het gemiddelde zit. Kortrijk scoort dus licht onder de doorsnee, afgemeten aan zijn bevolking, maar haalt minder uitleningen en leners per VTE. Bovendien is er een aanzienlijk manco op het vlak van A-B-niveau. Kortrijk haalt daar niet eens het Vlaamse gemiddelde en scoort minder dan de helft van de vergelijkingsgroep! Daarmee is geen kwalitatief oordeel geveld over het aanwezige personeel, maar er is duidelijk een zwaar tekort qua basisdiploma en de daaraan verbonden competenties. Personeelsleden in VTE 100 90 80 70 60 50 40 30 20
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
10
105
0
7 VTE per inwoners en leners 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0
VTE per 1000 inwoners
VTE per 1000 leners
A & B niveau 0,35 0,3 0,25 0,2 0,15 0,1 0,05 0
A&B niveau per VTE
A&Bniveau per inwoners
Het aantal uitleningen benadert het gemiddelde, zit met uitleningen per inwoner licht boven het gemiddelde en scoort per lener zelfs zo’n 15% hoger. Kortrijk staat voor dat laatste punt zelfs helemaal aan de top. Wél heeft Kortrijk daar kennelijk beduidend meer uren voor nodig. Of anders gesteld: de andere bibliotheken zijn ‘efficiënter’ qua output per openingsuur. Ook hier speelt wellicht een buurtbibliotheekeffect.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
4. uitleningen
106
7 Uitleningen 1.400.000 1.200.000 1.000.000 800.000 600.000 400.000 200.000 0
Uitleningen per openingsuur 300,00 250,00 200,00 150,00 100,00 50,00 0,00
Uitleningen per inwoners
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
18,00 16,00 14,00 12,00 10,00 8,00 6,00 4,00 2,00 0,00
107
Uitleningen per leners 45,00 40,00 35,00 30,00 25,00 20,00 15,00 10,00 5,00 0,00
7 5. buurtbibliotheken In Kortrijk centrum zijn er, naast de centrale bibliotheek, nog drie buurtbibliotheken, met name de Drie Hofsteden, de Blauwe Poorte en de Lange Munte. Er is ook een buurtbibliotheek in Aalbeke, Bellegem, Rollegem, Kooigem, Bissegem, Heule en Marke.
Centrale bibliotheek
2010
% tov totaal 22,6% 10,0% 18,2% 18,8%
% tov groep 32,5% 14,4% 26,2% 27,0%
Volwassenenafdeling Leeszaalafdeling Jeugdafdeling Afdeling Beeld en Geluid
208.548 92.343 168.127 173.297
Subtotaal Buurtbibliotheken
642.315 2010
69,5%
100,0%
Drie Hofsteden Blauwe Poorte Marke Bissegem Heule Plein Aalbeke Kooigem Rollegem Lange Munte Bellegem Subtotaal
42.480 28.629 29.516 20.799 54.646 13.267 28.736 12.003 18.631 15.003 17.771 281.751
4,6% 3,1% 3,2% 2,3% 5,9% 1,4% 3,1% 1,3% 2,0% 1,6% 1,9% 30,5%
15,1% 10,2% 10,5% 7,4% 19,4% 1,4% 10,2% 4,3% 6,6% 5,3% 6,3% 100%
Algemeen totaal
924.066
100%
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
De hoofdbibliotheek zorgt voor ca. 70% van de uitleningen. Alle buurtbibliotheken (in 2010 waren dat er nog 11) samen voor iets meer als 30%. Puur mathematisch wil dat zeggen: elk apart minder dan 3%; er zijn er ook maar 2 die hoog boven dat gemiddelde scoren, nl. de Drie Hofsteden en Heule.
108
7 Kortrijk, zo blijkt uit onderstaande tabel, heeft afgetekend meest vestigingsplaatsen van zijn bibliotheek, nl. 10 waar het gemiddelde van de vergelijkingsgroep 6 is. Als we ook vergelijken met grotere steden, dan zien we dat Kortrijk tegenover Gent verhoudingsgewijs meer dan dubbel zoveel bibliotheekvestigingen bezit; in vergelijking met Antwerpen zelfs bijna 3 X zoveel! Daar staat de beperkte oppervlakte van publieksruimte in de centrale bibliotheek tegenover, waarmee Kortrijk 28% onder het gemiddelde zit. Oppervlakte bibliotheek 16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
0
109
De centrale bibliotheek in Kortrijk is zowat 10% meer open dan de benchmark. Als je kijkt naar het aantal openingsuren, dan valt op dat Kortrijk 15% boven het gemiddelde uitsteekt. Het aantal uitleningen per openingsuur is evenwel 16,5 % lager dan het gemiddelde. Per openingsuur is 24% minder personeel ter beschikking en ook het aantal uitleningen per VTE per openingsuur ligt lager ( 15 %) dan de doorsnee. Kortom, het hoge aantal openingsuren drukt op de werking: het personeel wordt veel meer verspreid ingezet en het ‘rendement’ per VTE en openingsuur ligt een stuk lager dan het gemiddelde.
7 Openingsuren 140 120 100 80 60 40 20 0
Openingsuren hoofdbibliotheek 60 50 40 30 20 10 0
Uitleningen per openingsuur 300 250 200 150 100
0
VTE per openingsuur 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
50
110
7
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Zonder naar conclusies te springen (die immers op meer en fijnere criteria moeten gebaseerd zijn dan louter afstand), is het toch interessant om in beeld te brengen hoever de buurtbibliotheken van elkaar liggen. Daartoe hebben we op onderstaande kaart een cirkel getrokken met een straal van 1 km rond de vestiging. En dan stellen we vast dat in het centrum 2 van de 3 buurtbibliotheken op minder dan 2 km. van de centrale bibliotheek liggen, met name de Drie Hofsteden en de Blauwe Poorte. Ook voor Rollegem en Bellegem snijden de cirkels elkaar.
111
6. profiel gebruikers Een markant lichtpunt is het aantal gebruikers en vooral: hun profiel. Kortrijk benadert het gemiddelde qua aantal gebruikers in absolute cijfers, maar heeft opvallend veel -15jarigen. Samen met Leuven is Kortrijk de enige stad die méér –15jarigen dan + 15jarigen als gebruiker telt. Zowel voor de vergelijkingsgroep als op Vlaams niveau is het net andersom, afgetekend zelfs. Dat is een erg
7 positieve vaststelling, want de Vlaamse bibliotheeksector kampt globaal met een veroudering van de ontleners. De buurtbibliotheken spelen daarin zeker ook een rol. Er zijn geen aparte cijfers beschikbaar, maar er gaat zo’n 70% van de uitleningen in de Kortrijkse buurtbibliotheken naar de jeugd. In de hoofdbibliotheek is die verhouding veel evenwichtiger (zie hierboven, bij grafiek punt E) Totaal gebruikers 45000 40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0
Totaal gebruikers 45000 40000 35000 30000 25000 20000 15000 10000 5000 0
gebruikers -15 gebruikers +15
30000 25000 20000 15000 10000 5000 0
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Verdeling gebruikers per leeftijd
112
7 3.2.3. Conclusies & adviezen Welke conclusies kunnen we nu trekken uit bovenstaande facts & figures? En welke keuzes dringen zich op? 1. Vergeleken met de andere 7 steden is er in Kortrijk een onderfinanciering van de werkingskosten: de uitgaven liggen doorgaans onder het gemiddelde, soms vrij sterk. Hier zien we een toepassing van wat we al eerder stelden in deze nota: Kortrijk doet sterk denken aan een gezin waar er altijd maar kinderen bijkomen die vervolgens niet afdoende gekleed en gevoed worden. Rekenen op extra-opbrengsten biedt weinig perspectief: de inkomsten, die hoe dan ook beperkt zijn, zitten boven het gemiddelde. 2. Op het eerste zicht is sprake van lage ICT-uitgaven versus een groot internetgebruik. De juiste conclusie is wellicht dat de ICT-uitgaven op het gemiddelde peil zitten en dat er effectief een intensief gebruik gemaakt wordt van de vele schermen (raming 2010: 76.265 uren). So far, so good.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Er zijn evenwel een aantal pijnpunten:
113
•
De publiekscomputers uit 2005-2006 hebben verouderde hard- en software, ongebruiksvriendelijke beheer- en besturingssysteem en trage internettoegang. Het centrale monitoringsysteem (Web Marschall) bemoeilijkt de vrije internettoegang en censureert onterecht bepaalde inhoud. Studenten en scholieren kunnen moeilijk of onmogelijk toegang verkrijgen tot de functionaliteit van digitale leeromgevingen en portalen die aangeboden worden door de Kortrijkse scholen. De verouderde internetbrowser voldoet al jaren niet meer aan de huidge webstandaarden. De software die voorzien is voor het publiek beperkt zich tot verouderde versies van Word en Excel.
•
De centrale bibliotheek is aangesloten op het glasvezelnetwerk van de stad. In de praktijk wordt echter geen significante snelheidswinst gemerkt door personeel of publiek omdat deze verbinding niet ten volle wordt benut.
De visie over de werking en de dienstverlening van de openbare bibliotheeksector is de laatste jaren enorm geëvolueerd. De fysieke collectie maakt meer en meer plaats voor digitale informatie-dashbords , de uitleenfunctie neemt systematisch af terwijl de informatiefunctie steeds maar groeit. De Vlaamse administratie en de provincies trekken resoluut de kaart
7 De voortdurende evolutie in de behoeftes en in de servicemodellen van de Kortrijkse bibliotheken impliceren een grote bewegingsvrijheid voor de bibliotheekmedewerkers, gebruikers en partners. Een blijvende afstemming van de IT-infrastructuur op deze behoeften en noden is noodzakelijk. Bibliotheekmedewerkers of beter de informatiebemiddelaars hebben een heel divers takenpakket. Dit gaat van basiswerking zoals balietaken tot complexe, technische taken zoals o.a. geluid- en beeldbewerking en digitalisering van erfgoed. Een steeds belangrijker aspect van de bibliotheekwerking speelt zich ook online af. De toenemende cloud- en web 2.0-toepassingen, online databases en technologische innovaties rond o.a. e-reading, tabletcomputing, gaming e.d.m. vereisen een aangepaste administratieve en publieke IT-infrastructuur. Investeringen, marktonderzoek en opleidingen in de Kortrijkse bibliotheken blijven uit of voldoen momenteel niet. Dit terwijl de stad Kortrijk volop inzet op innovatie en nieuwe ideeën.
3. In absolute cijfers zit Kortrijk licht onder het gemiddelde qua personeelsbestand. Dat is op het eerste zicht leefbaar, maar verhoudingsgewijs is het probleem beduidend erger, aangezien Kortrijk afgetekend met meest buurtbibliotheken zit, wat een stuk personeelsintensiever is. Indien minder openingsuren kan de bibliotheek gaan voor minder personeel, dat hoger gekwalificeerd is. Het grootste probleem qua personeel is evenwel het aanzienlijke onevenwicht in A/B-functies versus C/D. Kortrijk haalt slechts de helft of minder van het gemiddelde van de vergelijkingsgroep en dat is een kwalitatief probleem in een snel veranderende sector. De uiteindelijke doelstelling van het (vorige) decreet Lokaal Cultuurbeleid was om de gemeenten te verplichten
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Kortrijk is beslist niet de slechtste leerling uit de klas, als je de vergelijking maakt, integendeel. Het behalen van de Vlaamse Webaward (vakjury) voor de Kortrijks bibliotheekblog in 2010 is hiervan een duidelijk bewijs. Een deel van de voorbije inspanningen, waarmee de Kortrijkse bibliotheek een tijd toonaangevend was, zowel in visie als uitrusting, dreigt echter bij gebrek aan updaten verloren te gaan. Het is nu zaak om enerzijds de nodige investeringen te doen en anderzijds ook de noodzakelijke autonomie te voorzien. De finaliteit van een bibliotheek (publieksontsluiting) staat immers haaks op die van ICT-diensten ( beveiliging). In de implementatiefase van dit rapport is constructief overleg tussen ICT en bibliotheek aangewezen. De bibliotheek zal daarvoor het initiatief nemen met een sneuvelnota die een realistisch toekomstplan uitschrijft.
114
7 te investeren in expertise en professionaliteit, via de helft A/B-functies. In het nieuwe decreet lokaal cultuurbeleid is die verplichting geschrapt omdat ondertussen de meerderheid van de gemeentebesturen dit aangepast hebben. In Kortrijk is dat niet gebeurd, ook al is dat voorzien in de door de gemeenteraad vastgestelde statutaire personeelsformatie. Nu is die wettelijke verplichting er dus niet meer. De kwalitatieve noodzaak valt daarmee evenwel niet wel weg. Kortrijk zet al jaren in op zijn bibliotheek en blijft kennelijk overtuigd van het belang daarvan; getuige de plannen voor de nieuwe bibliotheek. Dat is een verstandige optie: ook in de toekomst blijft een bibliotheek het levende brein van de stad; zowel een plaats van ontmoeting als van rust en meer nog dan vroeger een multimediale ontsluitingsplaats voor lokaal erfgoed (cfr. infra). De toekomstige keuzes moeten dan evenwel kwalitatieve keuzes moeten zijn. Er moet op zijn minst een stappenplan uitgezet worden dat een injectie geeft van A/B-functies. Desnoods gaat het om minder maar hoger gekwalificeerd personeel, wat perfect haalbaar is als het aantal openingsuren daalt (zie volgende punt: buurtbibliotheken).
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Het profiel van de toekomstige A/B-medewerker van de bibliotheek zal dat zijn van ‘bibliotheekmedewerker’ naar ‘informatiebemiddelaar’. Het omvat o.i. alvast volgende competenties:
115
Veel sociale en communicatieve vaardigheden • Educatieve capaciteiten; polyvalente bibliotheekgids, met kennis van goede zoekstrategieën en methoden. • Kennis van ‘ de 23 dingen’ (= digitale toepassingen die van belang zijn in een toekomstgerichte bibliotheek) • Zeer zelfstandig zijn, initiatief en beslissingen nemen, verantwoordelijkheid nemen (in plaats van te wachten op initiatief), netwerker • Flexibiliteit, noodzakelijk in een snelevoluerende maatschappij 4. Kortrijk bezit 40% meer buurtbibliotheken dan het gemiddelde. Wellicht is er geen Vlaamse stad die, alle verhoudingen in acht genomen, meer gedecentraliseerde bibliotheken heeft dan Kortrijk. Op zich heeft dat een aantal positieve gevolgen: de bevolking waardeert die decentrale dienstverlening en 30% van de uitleningen wordt gegenereerd door die buurtbibliotheken. Dit draagt (ondermeer via scholen)ook bij tot het uitzonderlijk jonge profiel van de Kortrijkse bibliotheekgebruikers. 70 % van de uitleningen in buurtbibliotheken gaan immers naar de jeugd. Tot slot, een aantal buurtbibliotheken worden ook actief ingezet in de dienstverlening voor
7 burgerzaken in de deelgemeenten. Zo fungeert de buurtbibliotheek Rollegem 4. De uitleningen zitten dan ook op peil, maar het prijskaartje is aanzienlijk: • beduidend meer openingsuren; de schoolontleningen vallen overigens buiten de gangbare openingsuren, wat de impact op het personeelsbestand nog vergroot. stand nog vergroot. • hogere personeelskosten • extra uitgaven voor collectie • Het is momenteel helaas geen haalbare kaart om een zicht te krijgen op de exploitatiekosten (afschrijving, huur, onderhoud, energie,…), vanwege bvb. geen aparte energietellers in ruimere gebouwen. Ongetwijfeld zijn die evenwel niet onbelangrijk, rekening houdend met een totale oppervlakte van 821 m² voor de 10 buurtbibliotheken samen. Bovendien geeft zulk een dienstverlening meer en meer een vertekend beeldvan wat een bibliotheek vandaag is: veel meer dan ‘kasten met boeken’ is de bibliotheek een veel ruimer informatie-, ontspannings- en mediacentrum met een vakkundige 360°-dienstverlening. Ik pleit voor een globaal plan voor de bibliotheekvoorziening in Kortrijk, dat zowel de inrichting, dienstverlening als kostprijs (in bouw én in werking) omschrijft van de nieuwe bibliotheek als de organisatie en kostprijs van de decentrale dienstverlening in de toekomst.
Daarnaast moet ook een plan uitgewerkt worden dat aangeeft welke decentrale bibliotheekwerking er nodig is. Dat moet zo veel mogelijk gebeuren in relatie tot de nieuwe centrale bibliotheek. Immers, van alle sectoren in wat traditioneel ‘cultuur’ is voor een stad, is er geen sector die de komende jaren zo intensief zal veranderen als de bibliotheek. Het heeft geen zin om mee te zijn met de vaart der volkeren in de centrale bibliotheek maar via antieke, beperkte en relatief dure dienstverlening in buurtbibliotheken een vertekend beeld te geven van wat de bibliotheek in dit tijdsgewricht is. Dit voorstel is dan ook veel fijnmaziger dan het sluiten van pakweg de 4 kleinste vestigingen, zodat Kortrijk op de benchmark van 6 zit. Het gaat
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Uit het perceptie-onderzoek van Callebaut & C° (7.3.2.1.) is gebleken voor zover iemand nog moest overtuigd worden- dat een nieuwe centrale bibliotheek echt nodig is. In 7.3.4. gaan we daar nader op in.
116
7 integendeel om de vraag: wat hebben we nodig op die plek, voor welke doelgroepen, hoe organiseren we dat en wat is de kostprijs (ook in vergelijking met de huidige situatie). Het gaat dus niet om het boutweg afschaffen van service, maar om herdenken er van binnen wat financieel verantwoord is. Daarvoor is een creatief ontwerp nodig, dat transparant becijferd is, zodat het bestuur weet wat het betaalt en wat het daarvoor kan aanbieden. Hiertoe wordt een werkgroep gevormd met vertegenwoordigers van bibliotheek, gebiedswerking, facility, onderwijs, ICT en OCMW, onder leiding van de intendant. In eerste instantie zal een lijst samengesteld worden met alle relevante parameters, die verder zullen onderzocht worden:
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
• • • • • • • • • • • •
117
huur- of afschrijvingskost onderhoud energie verplaatsing personeel aantal en leeftijd van bezoekers (en individueel of via scholen) aantal inwoners demografische evolutie aantal leners aanwezigheid in de buurt van scholen afstand van centrale bib, ….
Je merkt overigens, ook in het openbaar domein, overal schaalvergroting: politie, zorgsector, brandweer, onderwijs, … Op Vlaams niveau zie je dat het aantal buurtbibliotheken op 4 jaar tijd met 16% gedaald is. Ook Kortrijk heeft recent al een filiaal gesloten (dat zich op 600 meter van de centrale bibliotheek bevond, overigens). Ik bepleit dan ook een kwalitatiever aanbod in bibliotheekvoorziening, dat selectief is in zijn spreiding. En qua spreiding slimme verbanden zoekt met wat al bestaat, functioneert en bovendien publiek geapprecieerd wordt, nl. de gebiedswerking. Onderstaande kaart geeft alvast een beeld van bibliotheken, ontmoetingscentra, buurthuizen en scholen..Als het gaat om het ter beschikking stellen van kranten en computerschermen, dan zijn deze locaties in elk geval veel ruimer toegankelijk dan een buurtbibliotheek die pakweg 2 keer 2 uur per week open is. En waarom kunnen we daar geen ‘bibpunt’ installeren, naar analogie met wat Bpost doet met een ‘postpunt’? Daar kun je dan boeken (al of niet online) bestellen en komen ophalen.
7
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
In Leuven is de verhouding van uitleningen uit de hoofdbib versus de buurtbibliotheken 71,5 versus 28,5. In Kortrijk staan de buurtbibliotheken nog in voor 30,5 % van de uitleningen. Alleen zijn daarvoor 10 vaste buurtbibliotheken nodig en in Leuven 3 + 1 bibliobus, die op 9 locaties per week komt. In Zwevegem maakt men enige kanttekeningen bij het experiment bibus (bib + andere decentrale dienstverlening), maar Genk is tevreden over de bibliobus (enkel bibliotheek). Hun bibliobus heeft een permanente collectie van 8.000 stukken; in Zwevegem zijn het er maar 3.000. Ter vergelijking: de collecties van de Kortrijkse buurtbibliotheken variëren van 1.070 boeken en tijdschriften in Kooigem tot 30.900 in Heule.
118
7 3.3. Nieuwe bibliotheek Op meerdere plaatsen Vlaanderen wordt zwaar geïnvesteerd in nieuwe openbare bibliotheken. Denk maar aan Genk, Antwerpen, Ieper, Beveren, Veurne, maar ook de projecten van de Waalse Krook in Gent, de bibliotheek van Roeselare,… Ook Mechelen, Aalst en Sint-Niklaas en recent ook Waregem hebben bouw- of zware uitbreidingsplannen voor hun openbare bibliotheek.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
De plannen van een nieuwe bibliotheek in Kortrijk dateren al van 2004. Toen werd een werkgroep opgericht die resulteerde in de beslissing van het college om de nieuwe bibliotheek in de toekomst in te planten op het conservatoriumplein, nabij het station.
119
7 3.3.1. Meer dan een nieuw gebouw Het perceptie-onderzoek van Callebaut & C° (7. 3.2.1.) bewees andermaal de nood aan een nieuwe bibliotheek. Objectieve cijfers geven bovendien aan dat de huidige publieksruimte beperkt is, zowel in absolute cijfers als procentueel: Bibliotheek
opp. totaal bib.
opp. publieksruimte hoofdbib.
%
GEMIDDELDE PROVINCIE WEST-VLAANDEREN
1456,49
782,64
53,7%
GEMIDDELDE VLAAMS GEWEST
1352,35
752,93
55,7%
OPENBARE BIBLIOTHEEK KORTRIJK
6365
1821
28,6%
OPENBARE BIBLIOTHEEK AALST
4175
1502
36,0%
OPENBARE BIBLIOTHEEK GENK
7182
4800
66,8%
OPENBARE BIBLIOTHEEK HASSELT
14409
1325
9,2%
OPENBARE BIBLIOTHEEK LEUVEN
7354
4500
61,2%
OPENBARE BIBLIOTHEEK MECHELEN
3925
2000
51,0%
OPENBARE BIBLIOTHEEK OOSTENDE
7371
2817
38,2%
OPENBARE BIBLIOTHEEK SINTNIKLAAS
5057
1837
36,3%
6979,75
2575,25
36,9%
GEMIDDELDE VERGELIJKINGSGROEP
Het project ’nieuwe bibliotheek’ is overigens al behoorlijk gevorderd, als deel van een veel ruimer innovatieproject van de Stationsbuurt. In 2005 al werd de locatie vastgelegd (CBS 22 maart) en op 22 juli 2009 nam het CBS akte van het juryverslag dat uit de vijf kandidaat-ontwerpers REX – BBS als laureaat naar voor schoof. Het is een radicaal ontwerp met een symbolische uitstraling dat opteert voor één geïntegreerd complex, waar ook het Muziekcentrum in gevat is.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
opm. Hasselt openbare bibliotheek en provinciale bib in 1 gebouw, wat de oppervlaktecijfers wel vertekent.
120
7 De afgelopen tijd zijn er hier en daar nieuwe bibliotheken gebouwd die er prachtig uitzien, momenteel ook erg functioneel zijn, maar helaas enkel een nieuw gebouw zijn voor de oude bibliotheek. Door de digitale omwenteling zal de bibliotheek de komende jaren als concept ingrijpend veranderen.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Jan Braeckman, directeur van Bibnet, omschrijft bibliotheken als “een erfenis van de Verlichting”77. Gaandeweg werden bibliotheken overal ingezet voor de ontwikkeling van alle sociale klassen. In ons land gebeurde dat doorgaans zuilgebonden, maar na de tweede Wereldoorlog democratiseerde de samenleving, werd de verzorgingsstaat uitgebouwd en het was minister De Backer die in 1978 een fundamentele stap zette in de ontzuiling, door het invoeren van een stelsel van gemeentelijke bibliotheken. Een opmerkelijke professionalisering kwam op gang, met neutrale bibliotheken waar goed opgeleide vakmensen de - overigens vaak erg toegewijde - vrijwilligers vervingen. De laatste decennia veranderde ook de betekenis van het begrip ‘cultuur: “De veronderstelde eenheidscultuur waar mensen naartoe worden geleid, bestaat niet meer. (…) Cultuur is niet langer het algemene dat we delen, maar het particuliere dat ons identificeert en onderscheidt, zoals de Britse denker Terry Eagleton zei. Net zoals er steeds minder die ene sociale hiërarchie van de zuil is die onze identiteit en zelfbeleving bepaalt. Opleiding, de sociale netwerken waar we deel van uitmaken en de media waarmee we omgaan bepalen nu ons gedrag en onze keuzes. (…) Wie de nodige opleiding heeft, min of meer tweetalig is, in een stimulerend sociaal milieu leeft, krijgt een rijke wereld van informatie, contacten en ontspanning ter beschikking. Er ontstaan nieuwe sociale milieus. Je kunt iemand volgen via zijn blog, vriend worden op Facebook, of lid worden van zijn Twitternetwerk. Via de voortdurende conversaties in deze sociale omgeving oriënteert men zich op de wereld en vindt men zijn weg in de overvloed aan beschikbare digitale inhoud. Als bibliotheken nog een rol willen spelen, zullen ze deel moeten uitmaken van de ‘conversaties’ tussen mensen”78. Het ‘uitlenen van boeken’ zal ongetwijfeld nog 10 à 20 jaar erg belangrijk zijn en dat misschien zelfs blijven. Uiteindelijk merk je dat de meeste nieuwe media de oude zelden vervangen, maar er gewoon naast komen te staan. De krant verdween niet met de opkomst van de radio en de radio ging niet voor de bijl toen televisie beeld bij de klank voegde. Overigens bleef toen ook de bioscoop overeind. Toch is nu al duidelijk dat ‘uitleningen’ als absoluut outputcriterium van de bibliotheek afgedaan heeft. In vergelijking met 2006 was het aantal uitleningen in Vlaanderen gedaald met 3,8%, maar het aantal bezoekers steeg met 3,4%79. In een tijdsgewricht waarin 30% nog altijd geen computer thuis heeft, is de bib als centrum van kennis en informatie, met beeldschermen met internetaansluiting een maatschappelijke dienstverlening.
77
Braeckman, J., De openbare bibliotheek in tijden van Google, Ons Erfdeel, 2009/4, p. 24
78
Braeckman, J., De openbare bibliotheek in tijden van Google, Ons Erfdeel, 2009/4, p. 24-25
79
Verbeke, T., Gamen in de bib Knack, 12 oktober 2011, p. 102
121
7 De nieuwe bibliotheek moet dan ook diverse kamers tellen. Er moet ruimte zijn voor nieuwe functies als games, maar je moet in de bibliotheek ook een stille werkplek hebben, waar je kunt lezen of studeren. Overigens is de bibliotheek van Kortrijk op dat vlak al langer voortreffelijk bezig. De bibliotheek zal evenwel moeten trachten te kijken àchter de horizon van morgen, en nù al een ‘context’ voorzien waarin straks veel dingen moeten kunnen, ook die die je nu nog niet ziet, door middel van voldoende polyvalente zalen, wat het ‘bulkdenken’ van de jongste jaren doorkruist. Een voorbeeld: “In Vlaanderen moeten we er van uit gaan dat 20 procent van de bevolking te laag geletterd is om fatsoenlijk te participeren aan de samenleving. En dat gaat over het lezen van een boek, het lezen van een huurovereenkomst, tot het lezen van de zoveelste onbegrijpelijke factuur van een telefoonmaatschappij die niet wil dat je het allemaal begrijpt”80. Ligt hier, in samenwerking met sociale en vormingsdiensten, een terrein waarbij de nieuwe bib zich ontwikkelt tot ‘adviescentrum over teksten’: het vinden, het begrijpen, het schrijven ervan? Binnen de toekomstige directie ‘mens’ oogt hier een samenwerking tussen bibliotheek en ‘Welzijn’ of OCMW. De eenheidsbibliotheek zoals die de jongste decennia gegroeid was, hoeft dan ook niet per se morgen nog te bestaan. Het kan integendeel een kans zijn om de specificiteit van de stad te ontplooien, de identiteit van de eigen omgeving tot uiting te laten komen. In Kortrijk is dat besef alvast op de nodige niveaus aanwezig. Deze nieuwbouw is dan ook een uitstekende gelegenheid om met de stad een op meerdere vlakken onderscheidende stap te zetten.
1. Inzetten op wat de bibliotheek uniek maakt bij haar publiek 2. Meer aandacht besteden aan de lokale specificiteit en het gemeentelijke beleid 3. Inspelen op het gewijzigde gedrag van mensen in een digitale omgeving 4. Sterkere organisatie door: • Werkprocessen te optimaliseren • Infrastructuur aan te passen aan lokale noden • Een nieuw organisatiemodel • Het uitwerken van een geschikt personeelsbeleid
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Voor deze ‘bibliotheek van de toekomst’ zien we 4 strategische doelstellingen:
80
Braeckman, J., De lokale bibliotheek en Google, Meta, tijdschrift voor bibliotheek & archief, 2011, 1, p. 34
122
7 Daarbij wordt de bibliotheek niet beschouwd als ‘stand-alone’, maar als een opportuniteit om de ruimere omgeving mee vormen te geven. In de Kortrijkse context betekent dat samenwerking met de Schouwburg en Muziekcentrum Track, maar evenzeer met De Kreun en het Conservatorium. ‘Muziek’ is daarbij de factor die deze uiteenlopende spelers bindt. Overigens bezit de Kortrijkse stadsbibliotheek de op één na grootste muziekcollectie in Vlaanderen. Het is in elk geval geen toeval dat onderstaand concept gegroeid is in nauw overleg van de intendant met zowel bibliothecaris Carol Vanhoutte als CK-directeur Lieselotte Deforce. 3.3.2. een nieuwe bibliotheek: krachtlijnen 1. deel van het ruimere geheel De muzieksite moet een krachtig bestanddeel van de nieuwe bibliotheek worden, ook op het vlak van educatie en levenslang leren. De nu al sterk aanwezige muziekwerking vormt een USP en kadert in de ruimere ‘cultuurparticipatiezone’ die CK en Bibliotheek/Muziekcentrum/ De Kreun / Conservatorium zullen vormen. We beschouwen de nieuwe bibliotheek graag als een onderdeel van het ruimere project ‘Stationsomgeving’, zoals onderstaand schema mag aangeven. Daarbij is de bib als landmark ook een belangrijk punt. Waar mogelijk zullen de twee ‘culturele’ elementen (nl. ‘nieuwe bibliotheek’ en ‘muziekcentrum’) graag maximaal aansluiten op het Stationsproject.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Het derde belangrijke element, nl. ‘Leren & educatie’ is in onderstaande tekening met stippellijn omgeven, omdat we ons niet uitspreken over de schaal of omvang. Ook hier geldt evenwel dat we vanuit Cultuur maximale synergie en efficiëntie zoeken. Ongeacht de vestigingsplaats van de CVO’s, blijft een stevige lijn met het onderwijs (ook DKO) en kunsteducatie belangrijk.
123
7 2. nieuwe bibliotheek: waarop inzetten? De huidige decretale bepalingen omschrijven de openbare bibliotheek als een basisvoorziening, waar elke burger terecht kan met zijn vragen over kennis, cultuur, informatie, en ontspanning. De bibliotheek schept een voorwaarde voor levenslang leren, culturele ontwikkeling van individuen en het democratisch functioneren van de samenleving. De kenmerken van de bibliotheek zijn objectiviteit en de afwezigheid van levensbeschouwelijke, politieke en commerciële bindingen. Naar mijn gevoel zal deze definitie in grote trekken blijven, ook in een digitaal tijdperk en met een ander decreet. Dé grote vraag is evenwel, nu al: waarom zou een mens zijn deur nog uitkomen voor lezen & leren, voor woord en muziek? Toch gebeurt dat en zal dat blijven gebeuren. Tot nog toe stond het aanbod (de collectie) van de bibliotheek vaak centraal. In de toekomst worden m.i. twee andere polen essentieel, nl. de gebruikers enerzijds en het personeel anderzijds. Vier aspecten gaan immers het succes van de toekomstige bibliotheek bepalen: De relatie (band) met je gebruikers en de diversiteit van die gebruikers. De expertise en service die je hen biedt en de betrouwbaarheid daarvan (ook als correctie op de markt).
De eerste twee aspecten impliceren een degelijke publiekswerking, waarbij je het one-to-many-aanbod vervangt door one-to-one service. De laatste twee aspecten veronderstellen dat je personeel de meerwaarde van de perfecte gids aanbiedt. “Als toegang tot actuele informatie heeft Google het volledig overgenomen van de bibliotheek. Voor de bibliotheken betekent dit dat ze hun informatieve rol anders zullen moeten gaan invullen en sterker focussen op de verdieping en verrijking van de kennis van mensen. Dat kunnen ze doen door overzichten te geven, verbindingen te maken, contextgebonden informatie aan te bieden. Bibliotheken kunnen een oriëntatiepunt zijn, complementair aan Google, Wikipedia en andere Microsofts”81. Alle vier samen zorgen ze er voor dat je bibliotheek een plek van rust, concentratie en ontmoeting wordt – drie elementen die in onze huidige maatschappij onder druk staan, toch onontbeerlijk zijn en dus een USP vormen in je aanbod. Meer dan uitleencijfers, zullen deze elementen de maatstaf van de werking worden.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
1. 2. 3. 4.
81
Braeckman, J., De openbare bibliotheek in tijden van Google, Ons Erfdeel, 2009/4, p. 27
124
7 De toekomst gaat dan ook eerder over niet-materiële elementen dan over bakstenen. Toch kun je niet om de bakstenen heen, als je het hebt over een nieuwe bibliotheek - maar dan enkel als veruitwendiging van de inhoud en functies die in jouw specifieke situatie en beleidsopties centraal staan. 3. functies Voor de nieuwe bibliotheek in Kortrijk zien we vier functies, die de bovenstaande opties veruitwendigen in termen van locaties. 1. ‘Het marktplein van informatie en ontspanning’ Met als voornaamste functie: • Toegankelijkheid • Van kennis, informatie en cultuur & erfgoed, maar ook van verhalen, ontspanning, multimedia We denken daarbij dus zowel aan de klassieke bibliotheek, in zijn oude of nieuwe vormen, als aan gaming, (multi)media, interactieve ontsluiting van erfgoed,…
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
2. ‘De huiskamer van de stad’
125
Een bijzondere publieke ruimte voor • Ontmoeting - reële of virtuele agora, als plaats van aanbod, maar ook horeca, winkelruimte in de ruimere stationsomgeving, kinderoppas,… - vergaderlokalen voor het lokale verenigingsleven • Rust (stille ruimte) • Concentratie (bvb. werkruimte voor studenten of treinreizigers) 3. ‘Het levenslange leerpad’ Dat nood heeft aan • Polyvalente educatieve ruimten, met maximaal efficiënte bezetting, in doorgedreven samenspraak en planning tussen dagonderwijs, avondonderwijs, DKO en vormingsorganisaties. • Opleidingscentrum voor muziek • Competentiecentrum in het algemeen en voor muziek en media in het bijzonder
7 4. ‘Het huis van de muziek’ Dat een USP is voor de bibliotheek van Kortrijk. • Een thuis voor professionele muziekorganisaties • dat de gelegenheid biedt tot - Ontsluiten: audiotheek, opzoeken,… - Inspireren: lezingen, informanten,… - Beleven: live-concerten, toonmomenten,… - Creëren (consument wordt producent): residentiebeleid, workshops, repetities, opnames • Werkplaats voor professionele muziekorganisaties - Kantoren voor professionele muziekorganisaties - Voormalige radiostudio’s als unieke repetitie- en opnameruimtes - Concertstudio van middelgrote omvang + kleinere aula • De rol van Track: - Coördinator, organisator & doorgeefluik - Optimale exploitatie - Beleven: live-concerten, toonmomenten,… - Inhoudelijke samenwerking & afstemming met partners (Conservatorium, medialab, Howest, bibliotheek, alle muziekpartners)
•
Wat met de Esperantobibliotheek?
•
Is het digitaliseren van het platenarchief van Radio 2 een opdracht voor een lokale overheid (ook al focust men in eerste instantie op Kortrijk-gebonden LP’s; lokaal erfgoed dus)? Of zoeken we hier een oplossing ism. andere organisaties (VRT , De Krook, Muziekcentrum Vlaanderen)?
•
Wat gebeurt er met de Speelotheek?
•
Quid de ‘Radiocollectie’?
Net als bij de buurtbibliotheken pleit ik voor een goed onderbouwde besluitvorming, waarbij men zich de vraag stelt of deze functies kerntaak zijn voor een lokale bibliotheek, zij het in een centrumstad.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Als er eensgezindheid is over bovenstaande functies, dan moeten we ook bepaalde huidige functies, collecties of taken in vraag durven stellen:
126
7 4. partners In het bovenstaande concept is samenwerking essentieel, zowel met het oog op synergie en expertise als kostenefficiëntie en publiekswerking. De verschillende actoren hebben immers ook gemeenschappelijke partners zoals het basisonderwijs en secundair onderwijs, humuz, vormingplus, evenals de vele muziekpartners. Bij wijze van voorbeeld geven we ook een niet-limitatieve lijst van potentiële partners binnen de muzieksector: Muziekcentrum Track, Conservatorium, Team Jeugd, De Kreun, Happy New Festival, Jeugd & Muziek, Euterpe, Vlamo, CVO’s, Respiro dell ‘Arte, Parkjazz, Koren e.a. Kortrijkse muziekverenigingen, REC, Muziekcentrum Vlaanderen,… Het verdient aanbeveling om hechte en heldere overeenkomsten af te sluiten met deze partners, waarbij je plichten en rechten afspreekt. 5. oppervlakte Een punt van discussie is de oppervlakte. Het is die discussie absoluut waard, want elke m² vertaalt zich in geld. De momenteel voorliggende cijfers qua gevraagde oppervlakte zijn niet haalbaar en m.i. ook niet wenselijk. Zoals eerder gesteld ligt de toekomst van de bibliotheek eerder in het inzetten op de juiste nietmateriële elementen dan in grootschaligheid in specifieke ruimtes.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Ik stel dan ook voor om eerst de discussie te voeren over
127
1. de basiselementen, nl. • De bibliotheek van nu en morgen • Muziek als unieke propositie van de Kortrijkse bibliotheek • Levenslang leren in zijn totaliteit en de mate waarop dit kan en moet verankerd worden in de bibliotheek. 2. de diverse functies en de mate waarin die kunnen uitgebouwd worden in de specifieke stationscontext. Ongetwijfeld is ook hier synergie en kostenefficiëntie te vinden door doorgedreven gesprekken met NMBS en andere partners. Zo moeten we kunnen komen tot maximale synergie en efficiëntie op vlak van educatieve ruimtes, creatieve ruimtes, werkruimtes en ontmoetingsruimte, … ism. NMBS, LLL en andere partners. De ervaring leert ook dat, zowel voor een centrumbibliotheek als voor muziekverenigingen, voldoende bergruimte een aandachtspunt is.
7 3.4. Lokaal erfgoed 3.4.1. Integraal beleid Het is niet evident dat ‘Erfgoed’ behandeld wordt in een hoofdstuk dat gaat over de bibliotheek. Toch volgt dit de logica van deze nota, namelijk dat we niet vertrekken van de klassieke categorieën (musea, cultuur- en ontmoetingscentra, …) maar eerder van de stad als levend organisme, gericht op omgang met bewoners en bezoekers. In zulk een mensgerichte aanpak is erfgoed geen categorie op zich, maar een dienst die draait om vier essentiële begrippen: verzamelen, bestuderen, bewaren en ontsluiten - en uiteraard ook de totaalvisie daarop. Het ontsluitingsaspect staat in deze nota centraal. Dat is geen waardeoordeel over de andere begrippen, maar in eerste instantie een pragmatische benadering, die de rode draad is in deze nota en waarbij we ordenen volgens die finaliteit. Overigens is ontsluiting zonder de drie voorgaande stappen onprofessioneel en ondoelmatig.
De belangstelling voor erfgoed stijgt, althans als de ontsluiting eigentijds en – bij voorkeur- interactief is. Het Prisma-veldonderzoek van erfgoedsteunpunt Faro bracht in 2011 voor het eerst het cultureel-erfgoedveld in Vlaanderen gedetailleerd in kaart. Een bevolkingsonderzoek naar de erfgoedbeleving in Vlaanderen wijst op een heel groot draagvlak voor erfgoed in Vlaanderen. Opvallend is dat heel veel respondenten een sterke tot zeer sterke interesse vertonen in de geschiedenis van de eigen nabije omgeving, vooral de eigen stad of gemeente (44% van alle respondenten). Voor een historische stad als Kortrijk liggen hier kansen. Andere actoren spelen reeds in op de nieuwe dynamiek rond stadsgeschiedenis (STAM Gent, MAS Antwerpen, STEM Sint-Niklaas, Brugs Erfgoednetwerk …). Mensen blijken hun interesse in erfgoed echter ook – zelfs in de eerste plaats - te stillen via allerlei massamediale kanalen zoals radio, televisie en internet. Dat verklaart het succes van lokale en regionale erfgoedbanken. Aangezien de (nieuwe) bibliotheek nog veel meer dan nu zal gelden als dé (permanente) plaats - naast Kortrijk 1302 - waarop het lokale erfgoed ontsloten wordt,
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
In deze nota is ‘erfgoed’ dan ook geen speerpunt op zich, maar het is wél belangrijk voor vrijwel alle speerpunten en meerdere partners (toerisme, musea, bib,…). Dat betekent niet dat de Erfgoedcel in dienst staat van die actoren of, sterker nog, haar autonomie verliest. Het impliceert wel dat de benadering van deze nota die is van een integrale beleidsvisie, waarbij een heldere omschrijving van de eigen missie en maximale synergie centraal staan. Overigens is ‘erfgoed’ in dit hoofdstuk beperkt tot cultureel erfgoed (roerend en materiaal).
128
7 behandelen we de totaliteit van ‘erfgoed’ hier. De bibliotheek van Delft, in 2009 verkozen als beste bibliotheek van Nederland, is op dat vlak overigens een lichtend voorbeeld. Erfgoed is daar een interactieve samenwerking geworden, niet alleen met de specialisten, maar met de hele bevolking. Je kunt er de geschiedenis van je straat of huis reconstrueren via eenvoudige touch-screens en je kunt er zelf elementen aan toevoegen, bvb. hoe je tuin er nu uitziet of een foto van je volledige gezin. Dat is wel een grondig andere keuze dan het ‘Beleidsplan Erfgoedconvenant 20092014’, waarin te lezen staat: “De openbare bibliotheek heeft een beleidsplan, maar daarin worden de erfgoedcollecties slechts kort besproken. Uitgangspunt van de bibliotheek is dat de erfgoedwerking de bevoegdheid is van de erfgoedcel”82. Op vandaag valt de lokale erfgoedwerking in belangrijke mate binnen de werking van de erfgoedcel. Daar staat een all-in-budget van een 295.000 euro tegenover het kader van het cultureel-erfgoedconvenant tussen de stad en de Vlaamse Gemeenschap, waarvan 205.000 euro Vlaamse subsidie en de resterende 90.000 (inmiddels zelfs meer) van de stad. De erfgoedcel heeft vooral expertise opgebouwd op het vlak van publiekswerking en tracht tegemoet te komen aan de diverse noden achter de schermen. De erfgoedcel heeft echter ook een taak op het vlak van netwerking en ondersteuning buiten de stadsorganisatie en is geen collectiebeheerder.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Ook binnen de erfgoedsector dringen keuzes zich op, misschien nog meer dan elders, want de massa erfgoed is immens en er komt er in principe elke dag bij. Dat stelt overigens ook het Agentschap Kunsten en Erfgoed zelf, in de brief van 31 oktober 2008 die de goedkeuring bevestigt van de aanvraag tot het sluiten van een erfgoedconvenant 2009-2014: “De doelstellingen in het beleidsplan sluiten aan bij de gesignaleerde noden. Er dienen echter nog duidelijke keuzes gemaakt te worden in de wijze waarop deze doelstellingen zullen worden uitgevoerd. Het stellen van prioriteiten dringt zich op”83. Zelf geeft de beoordelingscommissie aan waar volgens haar de drie prioriteiten liggen: 1. Het Geheugen van Kortrijk (inventarisatie) 2. De uitbouw van een duurzaam netwerk om tot integrale erfgoedwerking te komen 3. De ontwikkeling van een regionaal erfgoedbeleid 3.4.2. Erfgoed Kortrijk 2014 Het leek ons aangewezen om de eerste twee prioriteiten te combineren en de opmaak van een inventaris te benutten om, in een samenwerking van alle relevante actoren,
82
Van den Abeele, V., Beleidsplan Erfgoedconvenant 2009-2014 Stad Kortrijk, p. 7
83
brief Marina Laureys dd. 31 oktober 2008
129
7 te komen tot een eensgezinde uitwerking van een globaal erfgoedbeleid. Met het oog daarop werden alle stedelijke actoren samengebracht die hierin een rol speelden: uiteraard de Erfgoedcel, maar ook Kortrijk 1302, Broelmuseum, Vlasmuseum, OCMW (ondermeer eigenaar van het Begijnhof), stadsarchief en bibliotheek. Het project ‘Het Geheugen van Kortrijk’ werd op die manier verruimd tot ‘Erfgoed Kortrijk 2014’. Tegen die datum moeten immers zowel de Erfgoedcel als de musea een dossier indienen met het oog op hernieuwde erkenning. Het is in elk geval de ambitie van het traject om 2014 als horizon te hanteren voor een gecoördineerde aanpak van musea en erfgoed in Kortrijk. Het traject moet een antwoord bieden op de grote versnippering op vlak van erfgoed en moet toelaten om de zorg voor en ontsluiting van lokale erfgoedcollecties duidelijk toe te wijzen. Op vandaag is dit immers een grijze zone en vooral op vlak van collectiebeheer stellen zich heel wat problemen. a. Kortrijks erfgoed in kaart
Bij de opmaak van het erfgoedbeleidsplan 2009-2014 werd het erfgoedveld bevraagd, collectieproblematieken kwamen toen al sterk naar voor. Van 2009 tot begin 2011 bracht de Erfgoedcel Kortrijk de collecties erfgoed op het grondgebied van de stad in kaart. Kortrijk telt heel wat collectiebeheerders, het merendeel van de collecties wordt door niet-stedelijke en niet-professionele instanties bewaard. De omvangrijkste collecties bevinden zich evenwel bij de professionele erfgoedbeheerders. Opvallend is het grote aandeel aan audiovisueel en papieren erfgoed binnen Kortrijk, te verklaren door de aanwezigheid van het Rijksarchief Kortrijk en de Stichting de Bethune. De meeste collecties hebben een relatief duidelijk profiel en zijn minstens gedeeltelijk geregistreerd. Er is een overwicht aan collecties uit de 19de en 20ste eeuw. De thema’s die het vaakst terugkomen zijn de geschiedenis van de stad Kortrijk, audiovisuele ontwikkelingen en sociaal-economische ontwikkelingen. Het grootste knelpunt is ontegensprekelijk een gebrek aan expertise en middelen voor collectiebeheer. •
De middelen De stedelijke erfgoedactoren maakten een stand van zaken op van het budget, personeelsbestand en de depotinfrastructuur voor het stedelijk erfgoeden collectiebeleid op vandaag. Ze trachten ook te vergelijken met andere
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Van handschrift tot vlasmachine, van muntschat tot theaterdecors, … Kortrijk is rijk aan cultureel erfgoed. Zowel binnen als buiten de stedelijke erfgoedinstellingen is er een opmerkelijke hoeveelheid, diversiteit en kwaliteit aan erfgoed terug te vinden.
130
7 steden en instellingen, al is dit is niet vanzelfsprekend. Steden hebben vaak geen totaaloverzicht op vlak van erfgoed en werken elk op hun eigen manier, bovendien zijn er nog relatief weinig gedetailleerde gegevens m.b.t. de erfgoedsector beschikbaar. •
Budget Het totale werkingsbudget van de stedelijke erfgoedactoren bedraagt ongeveer 500.000 euro. Meer dan de helft daarvan gaat naar publiekswerking. De personeelskosten bedragen ongeveer 1.500.000 euro. Aan het totale erfgoedbudget van ongeveer 2 miljoen euro draagt de stad zelf 1,7 miljoen bij, de rest bestaat uit subsidies. Het stedelijk erfgoedbudget maakt circa 15% uit van de totale stedelijk cultuurbegroting en circa 1,3% van de totale stadsbegroting. Belangrijkste vaststellingen: • De publiekswerking weegt sterk door tov de (basis)werking achter de schermen. • Het aankoopbudget is versnipperd en bescheiden. • Het budget voor behoud en beheer is te laag om tegemoet te komen aan de noden van alle stedelijke kerncollecties. De bewaarbibliotheek heeft hiervoor zelfs helemaal geen budget.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
•
131
Personeel Op vandaag werken binnen de stad 37,5 VTE binnen erfgoed en toerisme (inclusief stadsarchief), waarvan 5,1 op A niveau, 9,4 op B niveau, 11,3 op C niveau en 11,7 op D niveau. Belangrijkste vaststellingen: • De personeelsbezetting per dienst is vrij minimaal. • Er zijn weinig A-niveau’s aanwezig; dat blijkt uit de vergelijking met andere centrumsteden. • Het aantal experten/hooggeschoolden ligt onder het gemiddelde.
•
Depotinfrastructuur Basisgegevens met betrekking tot de stedelijke erfgoeddepots werden reeds ingezameld maar zijn nog onvolledig. Een grondigere analyse van de beschikbare ruimte, de depotnoden en de bewaaromstandigheden is noodzakelijk. De situatie in Kortrijk sluit aan bij die in de rest van Vlaanderen: gebrek aan depotruimte en depots met bewaaromstandigheden die niet of onvoldoende tegemoet komen aan de professionele kwaliteitsstandaarden. Uit de nulmeting van Faro (Prisma) blijkt collectiebeheer een pijnpunt op
7 Vlaams niveau te zijn: 10% van de collectiestukken heeft nood aan een conservatiebehandeling, 90% van de depots zit vol en 47% van de depots bieden geen goede bewaaromstandigheden. Het is nu al duidelijk dat er een tekort is aan geschikte depotruimte en dat een regionaal erfgoeddepot hoogstwaarschijnlijk slechts een oplossing zal bieden voor een deel van de stedelijke collecties (grote stukken, eventueel archeologie). We moeten rekening houden met de opname van de erfgoedstukken van OCMW en Cultuurcentrum binnen de stedelijke collecties. Op langere termijn stelt zich de vraag naar de toekomst van de erfgoedcollecties van de kerkfabrieken en kloosters. b. uitgangspunten In een tijd waarin budgetten beperkt zijn, is uitwisseling van kennis en expertise cruciaal; de beperkte personeelsbezetting maakt samenwerking over de instellingen heen des te belangrijker. Een verstandige taakverdeling is dan ook nodig en daarvan liggen de grote lijnen inmiddels vast. Het in kaart brengen van collecties, noden en behoeften leidde tot afbakenen van aandachtspunten en het opstellen van een visienota, waarin we vertrekken van volgende inhoudelijke krachtlijnen:
•
•
•
•
Het stedelijk collectiebeleid omvat alle collecties in het beheer van de stad. Hiertoe rekenen we de collecties van de stedelijk erfgoedbeheerders inclusief deze van het OCMW, Cultuurcentrum en het stedelijk archief binnen het Rijksarchief Kortrijk. Het stedelijk collectiebeleid kadert binnen het bredere cultuur- en erfgoedbeleid van de stad. De beleving van erfgoed door het publiek staat centraal. Het stedelijk collectiebeleid is complementair aan de bestaande collectiebeleidsplannen van de musea en de wettelijke verplichtingen op vlak van archief. Iedere instelling blijft verantwoordelijk voor het uitbouwen van een collectiebeleid rond de eigen collecties. Het stedelijk collectiebeleid vertrekt vanuit de roerende erfgoedcollecties en legt van daaruit de link met het onroerend erfgoedbeleid en toerisme.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
1. Het stedelijk collectiebeleid vertrekt vanuit de stedelijke, roerende erfgoedcollecties maar staat niet op zich.
132
7 2. De grote rijkdom aan erfgoedcollecties en –organisaties binnen de stad vereist een algemeen kader met duidelijke prioriteiten en een heldere taakverdeling. •
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
•
133
•
Keuzes zijn noodzakelijk om een verantwoord, professioneel beheer en ontsluiting van het stedelijk erfgoed toe te laten. - Binnen het stedelijk collectiebeleid primeert het onderzoeks- of presentatiepotentieel van collecties met betrekking tot de geschiedenis van de stad en regio Kortrijk. De (semi-)stedelijke collecties kunnen op basis hiervan worden onderverdeeld in topcollecties, kerncollecties, randcollecties en collecties die in aanmerking komen voor afstoting. - We kiezen ervoor om ons te beperken tot de bestaande bovenlokale thema’s, meer bepaald vlas en textiel, toegepaste kunst en design, beeldende kunst, genealogie en 1302. Inzetten op extra bovenlokale thema’s gaat de draagkracht van de stad te boven. Dit houdt in dat we er duidelijk voor kiezen niet actief in te zetten op nieuwe bovenlokale thema’s zoals bijvoorbeeld audiovisueel of agrarisch erfgoed. - Binnen het stedelijk collectiebeleid wordt ook werk gemaakt van een ondersteuningsbeleid m.b.t. niet-stedelijke collecties: welke ondersteuning kan de stad hier bieden, op basis van welke criteria en tegen welke voorwaarden. We zoeken een goed evenwicht tussen het optimaal bewaren van erfgoedcollecties per materiaalsoort en het bijeenhouden van collecties met een sterke inhoudelijke link. Historisch bibliotheekmateriaal, archief en documentair erfgoed en museaal erfgoed worden respectievelijk door de Stadsbibliotheek, het Stadsarchief (i.s.m. het Rijksarchief) en de Stedelijke Musea beheerd tenzij het gaat om stukken die rechtstreeks te linken zijn met de kerncollecties en –thema’s van een andere instelling. Vanaf 2014 gebeurt de ontsluiting naar het brede publiek toe uitsluitend vanuit de bibliotheek (Cel Geheugen), de stedelijke musea en het belevingscentrum Kortrijk 1302. Uiteraard kan iedere instelling een werking blijven ontplooien naar zijn eigen doelpubliek toe, zo hebben zowel stads- als rijksarchief een sterke werking rond genealogische collecties.
3. De stad blijft inzetten op de geschiedenis, het verhaal van de stad (Geheugen van Kortrijk). Deze lokale erfgoedwerking wordt gecontinueerd en verankerd binnen de stadsbibliotheek. •
De coördinatie en uitwerking van het Geheugen van Kortrijk wordt
7 • •
overgeheveld vanuit de erfgoedcel. Een “Cel Geheugen” binnen de bibliotheek neemt het verzamelbeleid en de brede publiekswerking m.b.t. lokale erfgoedcollecties voor zijn rekening, in nauw overleg met de andere erfgoedbeheerders. De bewaarbibliotheek blijft een onderdeel van de (nieuwe) stadsbibliotheek De erfgoedbibliotheek, het stads- en rijksarchief en de Stedelijke Musea staan in voor het behoud en beheer van de lokale erfgoedcollecties.
4. De publiekswerking rond het verhaal van de stad legt de link met het heden en maakt zoveel mogelijk gebruik van digitale tools. • Een erfgoedbank op www.geheugenvankortrijk.be wordt de permanente presentatieplek voor het Geheugen van Kortrijk. Via tijdelijke projecten en in samenwerking met interne of externe partners kan bijzondere aandacht worden besteed aan lokale thema’s of collecties met een ruimere uitstraling, zonder dat we hier weer een speerpunt op zich van maken. De unieke collectie theaterdecors van de Schouwburg, een erfgoedschat van internationaal niveau, verdient hier een bijzondere vermelding. In het belevingscentrum Kortrijk 1302 wisselen tijdelijke presentaties elkaar af, deze krijgen de voorkeur op een eerder statische permanente presentatie. • Ook de lokale erfgoedwerking legt – net als Broel- en Vlasmuseum – telkens de link met het heden.
STAD KORTRIJK • We streven naar een integraal en geïntegreerd lokaal erfgoedbeleid waarin alle relevante collecties een plaats krijgen. De erfgoedcollecties van het Cultuurcentrum Kortrijk en het OCMW Kortrijk worden best geïntegreerd binnen de stedelijke collecties. Hetzelfde geldt bij uitbreiding voor de erfgoedwerking rond deze collecties. • Interne communicatie en uitwisseling van kennis en expertise zijn cruciaal, de beperkte personeelsbezetting maakt samenwerking over de instellingen heen des te belangrijker. Het nieuwe organogram van de stad moet dit ook mogelijk maken. • Waar mogelijk werken we met expertisepools (lokaal erfgoed, behoud en beheer, tentoonstellingen, marketing) voor het hele stedelijke erfgoedveld.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
5. Het stedelijk collectiebeleid vertrekt niet vanuit individuele collecties of collectiehouders maar vanuit een maximale samenwerking en synergie op lokaal en regionaal vlak.
134
7 •
•
Op termijn wordt gestreefd naar een maximale afstemming met externe erfgoedbeheerders in de stad zoals Rijksarchief Kortrijk, KULAK bibliotheek, Stichting de Bethune en de kerkfabrieken. Het verdient aanbeveling om in de mate van het mogelijke ook het onroerend erfgoed en in het bijzonder Historisch Kortrijk maximaal mee te nemen binnen de lokale erfgoedwerking. Dit vereist wel een duidelijke afstemming met Toerisme, Stadsplanning en Facility.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
REGIO KORTRIJK • De stedelijke erfgoedspelers participeren actief aan een regionaal erfgoed-, collectie- en depotbeleid. We vertrekken van het standpunt dat we regionaal samenwerken daar waar dit een duidelijke meerwaarde oplevert. • De coördinerende en ondersteunende taken van de huidige Erfgoedcel Kortrijk worden waar mogelijk overgeheveld naar de regio, in het kader van de groeiende regionale erfgoedwerking van Overleg Cultuur Regio Kortrijk en de totstandkoming van een intergemeentelijke erfgoedconvenant en erfgoedcel.
135
6. Het stedelijk erfgoedbeleid moet – meer dan vandaag het geval is - afgestemd worden op de beschikbare middelen en vice versa. • Een optimale afstemming en realistische planning van de publiekswerking is noodzakelijk om tijd en middelen vrij te maken voor de basiswerking. • Om tegemoet te komen aan de grote noden op vlak van collectiebeheer, moeten er meer middelen worden voorzien voor behoud en beheer van erfgoedcollecties. - We maken werk van één structureel Fonds Geheugen van Kortrijk voor de aankoop, restauratie en digitalisering van lokale erfgoedcollecties. - Aansluitend op het regionaal depotbeleid is er nood aan een globaal stedelijk depotplan. De bewaaromstandigheden in diverse depots zijn op vandaag ontoereikend en vereisen infrastructurele ingrepen. - Een expertisepool behoud en beheer binnen de Stedelijk Musea (Vlasmuseum) moet toelaten om tegemoet te komen aan het grote gebrek aan expertise op dit vlak. • Het opnemen van de erfgoedcollecties en -werking van OCMW en het Cultuurcentrum in de stedelijke collecties kan niet zonder dat hier middelen tegenover komen te staan (overheveling middelen vanuit OCMW, voorzien van facilitaire middelen voor depot theaterdecors, …).
7 • •
Op basis van de huidige middelen is er, zelfs indien scherpe keuzes worden gemaakt, een gebrek aan gespecialiseerd personeel. De financiële middelen zijn beperkt en verdeeld over diverse instellingen en vereist keuzes. Ofwel worden extra middelen voorzien, ofwel moeten er middelen van de publiekswerking naar de basiswerking achter de schermen worden geheroriënteerd.
c. taakverdeling In een tijd waarin budgetten beperkt zijn, is uitwisseling van kennis en expertise cruciaal; de beperkte personeelsbezetting maakt samenwerking over de instellingen heen des te belangrijker. Een verstandige taakverdeling is dan ook nodig en daarvan liggen de grote lijnen inmiddels vast. Uit de situatie AS IS blijkt alvast dat vele actoren met veel taken bezig zijn: SITUATIE NAJAAR 2011
AR-
AR-
CHIEF
CHIEF
Stad
Rijk
Coördinatie beleid, onder-
BIB
X
MUSEA
KOR-
Broel en
TRIJK
Vlas
1302
X
OCMW
ERF-
ERF-
GOED
GOED
Stad
Regio
X
steuning, netwerking Coördinatie Geheugen
X X
X
Verzamelen
X
X
X
X
X
Registreren
X
X
X
X
X
Bewaren
X
X
X
X
X
Bestuderen
X
X
X
X
X
Ontsluiten / doelpubliek
X
X
X
X
Ontsluiten / breed publiek
X
X
X
X
X
X
X
Ontsluiten / educatie
X
X
X
X
X
X
X
X
Halfweg 2011 zitten de roerende erfgoedcollecties die we als “stedelijk” kunnen bestempelen, verspreid over 6 bewaarinstellingen in de stad. Volgende grote knelpunten stellen zich: • Er zijn deelvisies op diverse thematische collecties maar een globale visie op de stedelijke erfgoedcollecties ontbreekt nog. Het is moeilijk om keuzes te maken (wie moet wat bewaren, verwerven/ afstoten, bestuderen, ontsluiten) bij gebrek aan een algemeen kader.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Collectiebeleidsplan
136
7 •
•
• • • •
Er zijn middelen voor het beheer van de stedelijke erfgoedcollecties maar op vandaag volstaan die niet voor een volwaardig beheer van alle relevante collecties. Door de scherpere profilering van de musea en de evolutie van Kortrijk 1302 is er een grote groep van restcollecties ontstaan (“Geschiedenis van Kortrijk”; het is onduidelijk wie hiervoor verantwoordelijk is). Het OCMW bezit waardevolle erfgoedcollecties; het uitbouwen van een werking hierrond behoort niet de kerntaak van het OCMW. Het audiovisueel en papieren erfgoed zit erg verspreid, wat het voor onderzoekers soms erg verwarrend maakt. De toekomst van de bewaarbibliotheek moet worden uitgeklaard in functie van de komst van een nieuwe bibliotheek. Het Rijksarchief is een federale instelling maar beheert wel een deel van het stedelijk archief en diverse lokale erfgoedcollecties. Nog meer afstemming is wenselijk.
Tegen 2014 moeten we komen tot een situatie TO BE waarbij de taken meer verdeeld worden, gebaseerd op een heldere missie enerzijds en een efficiënte taakverdeling anderzijds. Het ontsluiten naar een breed publiek - nu nog bij 8 verschillende instellingen- gebeurt van dan af aan nog uitsluitend vanuit de vier meest geschikte instellingen, namelijk de twee musea, Kortrijk 1302 en de bibliotheek. 2014/2015 EN VERDER
ARCHIEF
AR-
BIB
CHIEF erfgoedbib
Stad
BIB
Broel en
gen
Vlas
Rijk
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Coördinatie beleid, on-
137
MUSEA OCMW
geheu-
X
Collectiebeleidsplan
X X
Verzamelen
X
X
X
Registreren
X
X
X
Bewaren
X
X
X
Bestuderen
X
X
X
Ontsluiten / doelpubliek
X
X
X
Ontsluiten / breed
X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
publiek Ontsluiten / educatie
ERFGOED
Stad
Regio
X
dersteuning, netwerking Coördinatie Geheugen
ERFGOED
7 In aanloop naar 2014 streven we naar een duidelijker afgelijnd beleid met volgende krijtlijnen: • De coördinerende en faciliterende rol van de erfgoedcel op vlak van lokaal erfgoed- en collectiebeleid wordt naar het niveau van de regio getild. Dit sluit alvast aan bij de duidelijke vraag van het Agentschap Kunsten en Erfgoed aan de Stad Kortrijk om zijn “voortrekkersrol” op dit vlak ter harte te nemen en bij de ontwerptekst voor een nieuw cultureel-erfgoeddecreet. • De coördinatie van het Geheugen van Kortrijk (stadsgeschiedenis) wordt overgeheveld naar een cel “Geheugen“ binnen de bibliotheek. Dit sluit aan bij de taak van de bibliotheek als informatiebemiddelaar, het doelpubliek (inwoners uit stad en regio) van het Geheugen en van de bib vallen samen. • Er is een algemeen kader met duidelijke afspraken m.b.t. het bewaren, verwerven, bestuderen en ontsluiten van collecties. Meer details lees je in bijlage 9. d. missie Deze afspraken hebben uiteraard implicaties voor de missie & taken van zowel erfgoedcel als bibliotheek. We gaan hier voorlopig uit van een erfgoedcel voor de regio Kortrijk. Indien de piste van een regionale erfgoedcel wordt verlaten, dient de huidige erfgoedcel te worden geïntegreerd binnen de cel Geheugen van de bibliotheek. 1. Erfgoedcel (regio Kortrijk)
MISSIE ERFGOEDCOLLECTIES KORTRIJK 2014 De erfgoedcel ontwikkelt een visie op het regionaal collectie- en depotbeleid. De erfgoedcel zet in op netwerking, samenwerking en uitwisseling van expertise tussen erfgoedbeheerders in de regio. De erfgoedcel coördineert en ondersteunt gemeenschappelijke trajecten met betrekking tot collectiebeheer (vorming, digitalisering, regionaal depot, calamiteitenplanning, …). De erfgoedcel initieert en ondersteunt publieks- en educatieve projecten
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
MISSIE ERFGOEDCEL De erfgoedcel beheert zelf geen erfgoed maar is op verschillende fronten tegelijk actief rond het cultureel erfgoed (roerend en immaterieel, niet onroerend). Zij bouwt een duurzaam erfgoedbeleid uit, samen met de sector en het lokale of de regionale bestu(u)r(en).
138
7 rond de erfgoedcollecties in de regio, met bijzondere aandacht voor de thema’s “industrieel erfgoed” en “grensstreek”. 2. Bibliotheek CEL GEHEUGEN - CENTRALE SPIL IN BREDE PUBLIEKSWERKING ROND LOKAAL ERFGOED De bibliotheek is de trekker en coördinator van een werking rond de geschiedenis van de stad (cel Geheugen van Kortrijk). De bibliotheek is goed geplaatst om een wervende, laagdrempelige erfgoedwerking te organiseren. Dit omvat het opzetten van publieks- en educatieve projecten binnen en buiten de bibliotheek, het stimuleren van een brede participatie en het permanent verschaffen van en toeleiden naar informatie rond het lokaal erfgoed in brede zin. Deze werking wordt uitgebouwd in samenwerking met de professionele erfgoedwerkers binnen de stad en afgestemd op het lokaal erfgoedbeleid, ontwikkeld vanuit een intergemeentelijke erfgoedcel. Ontsluiting via digitale weg neemt hier een centrale plaats in.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
EEN ERKENDE CULTUREEL-ERFGOEDBIBLIOTHEEK IN VLAANDEREN De bibliotheek bezit een bijzonder waardevolle cultureel-erfgoedcollectie en neemt deze mee als een volwaardig onderdeel binnen haar werking. Afhankelijk van een budgetraming kan de bibliotheek ook een werking nastreven als ‘cultureel-erfgoedbibliotheek’, erkend door de Vlaamse overheid in de vorm van een kwaliteitslabel. De bibliotheek staat daarmee in voor een optimale bewaring van haar collectie en stimuleert onderzoek en ontsluiting op bovenregionaal niveau.
139
e. middelen De implementatie van dit rapport wordt opgestart in de loop van 2012. Zeker voor erfgoedbeleid geldt dat op gezette tijden het algemene kader en de daaraan verbonden prioriteiten zullen moeten getoetst worden aan personele, logistieke en financiële middelen en keuzes. De grootste nood stelt zich op het vlak van de aankoop, restauratie en digitalisering van lokaal erfgoed. Momenteel bedraagt het aankoopbudget voor de stedelijke erfgoedcollecties in totaal – inclusief bovenlokale collecties - 49.500 euro. In verhouding tot het grote aanbod en in vergelijking met andere steden is dat relatief beperkt. Wat het Geheugen betreft is er op vandaag geen aankoopbudget meer voorzien voor museale stukken en een heel beperkt budget voor audiovisueel en
7 papieren erfgoed (maximaal 17.500 euro, dit bedrag wordt echter ook benut voor bewaringsmaatregelen). Ook hier blijkt weer de nood aan keuzes. We adviseren te gaan voor een coherente aankooplijn, eerder dan voor versnippering over al te veel huizen. Het budget voor collectiebeheer moet omhoog, maar dit kan intern wellicht enkel door een deel van de middelen voor publiekswerking te heroriënteren en grote publieksprojecten te spreiden in de tijd. Ook depotnoden laten zich voelen bij de stedelijke erfgoedspelers. Een toekomstig regionaal erfgoeddepot kan alvast een oplossing bieden voor een aantal deelcollecties. Daarnaast is het opstellen van een stedelijk depotplan en het opwaarderen van de bestaande stedelijke depotruimtes een must. f. collectiebeleid: timing
TRAJECT EK 2014 Erfgoedzorg Stappenplan digitalisering stedelijke erfgoedcollecties Aanpak collecties in nood (lokaal, regionaal, nationaal) Opstart stedelijk depotplan afgestemd op regionaal depotbeleid Verzamelbeleid: selectiecriteria, budgetproblematiek Registratiesystemen: maximale afstemming Calamiteitenplanning Onderzoek en ontDigitaal Geheugen van Kortrijk sluiting Iedereen Olympiër Levende Leie WO I Afstemming Terugkoppeling CBS Externe erfgoedbeheerders Werf Intergemeentelijk erfgoedwerking Toerisme / Historisch Kortrijk / Onroerend Erfgoed
TIMING Najaar 2011 Vanaf zomer 2011 Voorjaar 2012 1ste helft 2012 Vanaf 2012 Vanaf 2013 Vanaf najaar 2011 1ste helft 2012 Zomer 2013? Vanaf najaar 2014 Voorjaar 2012 P.M. In uitvoering P.M.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Ook de timing is inmiddels uitgestippeld:
140
7 3.4.3. Regionaal erfgoedbeleid De derde prioriteit die het Agentschap Kunsten & Erfgoed vooropstelde was ‘de ontwikkeling van een regionaal erfgoedbeleid’. Pas recent is - zij het nog officieus- duidelijk geworden dat het komende erfgoedconvenant intergemeentelijk zal zijn. De provincie werkt vanuit de gebiedswerking reeds jaren rond erfgoed. Overleg Cultuur Regio Kortrijk besloot van erfgoed een strategisch speerpunt te maken en binnen dit overleg is de erfgoedwerking één van de meest dynamische. Ook het collectie- en depotbeleid wordt, door de aanwerving van een gespecialiseerd personeelslid, regionaal aangepakt. Hier liggen dan ook kansen om op termijn grensoverschrijdend te werken rond het gemeenschappelijk verleden, i.c. industrieel erfgoed en de grensstreek.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
De voorbije jaren zijn in elk geval via Overleg Cultuur Regio Kortrijk mooie vorderingen gemaakt inzake regionale samenwerking rond erfgoed. Uit een evaluatie van de werking van Overleg Cultuur blijkt erfgoed één van de domeinen bij uitstek waar verdere samenwerking mogelijk en wenselijk is. De Kortrijkse verantwoordelijken namen daar, samen met anderen, beslist hun verantwoordelijkheid op. Ook in nieuwe stedelijke concepten, zoals het Vlasmuseum, is ab ovo een belangrijke lijn ingebouwd naar regionaal erfgoed. De vlasindustrie wordt er gesitueerd in een veel ruimere regionale inventarisering en hopelijk ook ontsluiting van industrieel erfgoed.
141
In afwachting moet inmiddels ook duidelijk zijn dat er op plaatselijk niveau coördinatie, mankracht en visie zal nodig zijn voor de uitbouw van ‘Historisch Kortrijk’ als deel van het stedelijke bezoekerscircuit.
3.5. Missie Bibliotheek Dit alles leidt uiteraard tot een herziene missie van de bibliotheek: De Stedelijke Openbare Bibliotheek van Kortrijk is een basisvoorziening die alle burgers en in het bijzonder de inwoners van Kortrijk kansen en mogelijkheden biedt om een leven lang te leren, zich degelijk te informeren en de veelzijdigheid van cultuur te beleven. Ook neemt de Stedelijke Openbare Bibliotheek een rol op inzake laagdrempelige ontsluiting van erfgoed als belangrijke maatschappelijke bouwsteen.
7 De Stedelijke Openbare Bibliotheek van Kortrijk wil haar missie in praktijk omzetten door:
• • • •
•
•
actieve begeleiding en ondersteuning n.a.v. vragen over kennis, cultuur en informatie en ontspanning en dit zowel naar individuen als naar organisaties toe (onderwijs, cultuurpartners, stedelijke partners,…) het aanbieden van een ontmoetingsplek voor jong en oud, zowel in de publieke ruimte als virtueel (agorafunctie) een degelijk aanbod voor cultureel, informatief, educatief en recreatief gebruik waarbij gedrukte en digitale media elkaar aanvullen expertise vergroten om als gids te fungeren in de steeds complexer wordende informatiemaatschappij het al of niet met andere partners organiseren van kleinschalige en laagdrempelige activiteiten die de cultuurbeleving, de sociale zelfredzaamheid en mediawijsheid bevorderen. een laagdrempelige en wervende erfgoedwerking, in samenwerking met de stedelijke erfgoedpartners, evenals de ontsluiting van haar eigen erfgoedcollectie de actieve participatie aan de uitbouw en doelgerichte benutting van het (digitaal) netwerk van openbare bibliotheken
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
•
142
7
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
143
•
Een globaal plan ontwerpen voor bibliotheekvoorziening in Kortrijk, met zowel aandacht voor de nieuwe bibliotheek (middellange termijn) als voor decentrale dienstverlening (korte termijn).
•
Beslissen over Esperantobibliotheek, digitaliseringsproject platenarchief van Radio 2, Radiomuseum en Speelotheek, in het licht van een kerntakenvisie
•
Aantal openingsuren verminderen, zodat minder maar hoger gekwalificeerd personeel kan ingezet worden.
•
Het voortouw nemen om de succesrijke ICT-uitrusting up to date te brengen, zowel materieel als qua policy.
•
Financieel meerjarenplan uitwerken met juiste prioriteiten
•
De lokale erfgoedontsluiting inbedden in nieuwe bibliotheek, in een heldere rolverdeling met de musea en Kortrijk 1302
•
Enkel collectiestukken aankopen volgens de vooraf afgesproken prioriteiten
•
Standpunt van de stad bepalen inzake de ontwikkeling van een intergemeentelijk erfgoedconvenant en bij uitbreiding regionale erfgoedwerking binnen Overleg Cultuur
4. Cultuurcentrum 4.1. Historiek In zijn huidige constellatie bestaat het Cultuurcentrum (aangeduid met CK*) uit de Kortrijkse schouwburg, Muziekcentrum Track*, de ontmoetingscentra van Marke, Aalbeke, Bellegem, Bissegem en Heule en de buurthuizen van Heule-Watermolen, Heule-Sinte-Catherine, Rollegem en Kooigem.
7 Twee vzw’s staan in voor de programmering. Vzw CK* zorgt voor de programmering en zaalverhuur van de Schouwburg en Track*. De vzw Ontmoetingscentra Kortrijk staat in voor het beheer van de gedecentraliseerde culturele infrastructuur. De schouwburg dateert van 1920 en biedt plaats aan 800 toeschouwers. In I998 startte de grondige renovatie, waarbij vooral het publieksgedeelte werd aangepakt. De renovatie van de zaal was klaar tegen 1 februari 2000; die van de foyer tegen 1 april 2001. Het gebouw bevat ook een kleinschalig vlakkevloer-theater met uitschuifbare tribune, met name het Arenatheater. In het Muziekcentrum bevindt zich de Concertstudio, met 230 plaatsen. De verbouwingen aan deze zaal werden afgerond in 2007.
4.2. Perceptie Uit de bevraging van Callebaut en C° kwam CK* ronduit als het beste naar voor wat Kortrijk cultureel te bieden heeft. Een centrumstad als Kortrijk heeft dit soort ‘generalistische topaanbieder’ absoluut nodig. Het is ook de betonlaag waarop meer specialistische spelers ( bvb. KC Buda) kunnen voortbouwen, de humuslaag zonder dewelke het meer nichegerichte aanbod niet kan gedijen. De voortreffelijke perceptie van CK* is dus een interessante troef voor de stad. Alles ligt klaar om van CK* dé breed-culturele pleisterplek van het zuiden van de provincie te maken en ook voor een deel van het aangrenzende Franstalige gebied (bvb. muziek en dans). Uit de cijferanalyse moet blijken of de middelen deze ambitie haalbaar maken.
“Initiële perceptie en verwachtingen • Kortrijkzanen zijn trots op het imposante Stadschouwburg. • Het biedt een brede waaier van activiteiten aan op een heel toegankelijke manier, waardoor een heel gevariëerd publiek wordt aangesproken: kinderen, jongeren, ouders, senioren,... • Ondanks het feit dat de schouwburg als heel laagdrempelig, gezellig en zelfs volks wordt omgeschreven, heeft het toch een deel van zijn prestige bewaard: zowel het exterieur als het interieur ademen rijkdom, traditie en bourgoisie uit. “De schouwburg maakt cultuur voor een breed publiek.” (vrouw, jonge tweeverdiener, high culture) “Mooi, prachtig, zeer smaakvol en toch een sfeer van iedereen kan en mag hier komen.” (man met jonge kinderen, low culture)
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Hieronder alvast wat het Callebaut –rapport over CK* schrijft:
144
7 “Ik draag altijd een t-shirt, maar als ik naar de schouwburg ga dan doe ik toch een hemd aan.” (man met jonge kinderen, low culture) Relevantie en aantrekkelijkheid • De schouwburg is een culturele trekpleister voor Kortrijkzanen: het is het boegbeeld van cultuur in Kortrijk. Het imposant decor draagt significant bij tot de beleving: er hangt een sfeer van bewondering en verwondering. Beeld van Kortrijk • De schouwburg bevestigt het prestigieuze, traditioneel beeld van Kortrijk, maar reflecteert ook de gezelligheid die eigen is aan de stad. “De schouwburg is traditie, het uithangbord van Kortrijk.” (vrouw, jonge tweeverdiener, high culture) “ De schouwburg doet denken aan veel bourgeoisie. Dat past eigenlijk niet meer bij Kortrijk. Dat zijn eerder de verhalen die ik hoor van mijn vader. Nu zie ik dat niet meer.” (man, student, low culture) “84
4.3. Cijferanalyse
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Tegenover het uitstekende cijfermateriaal dat de bibliotheeksector op Vlaams niveau al langer aanbiedt, zijn de cultuurcentra aan een inhaalbeweging toe. Recent (9 november 2011) presenteerde het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen evenwel de allernieuwste cijfers. Zij maken een systematische vergelijking tussen 2005 en 2009, maar geven ook aan hoe Kortrijk zich verhoudt tegenover de andere 10 A-centra. Het is grotendeels op basis van dit materiaal dat we onderstaande analyse maakten.
84
Zonder tegenindicatie gaan we in de volgende cijfers altijd uit van een vergelijking van CK* met de 10 andere A-centra, voor het jaar 2009. Dat is immers het recentste jaar waarvoor we én lokale én Vlaamse cijfers hebben. Een erg belangrijk kanttekening: de Vlaamse cijfers bevatten zowel de cijfers van CK*/Track* als van de OC’s. Dat geldt niet voor de andere A-centra, waardoor ongenuanceerde vergelijking hachelijk is. De jongste twee seizoenen stond een andere directeur aan het hoofd van CK*; het is best mogelijk dat de cijfers voor 2010 of voor het lopende seizoen een ander beeld geven. Deze analyse geeft dan ook noodgedwongen vooral een beeld van het recentste verleden, niet noodzakelijk van vandaag.
Callebaut & Co, Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk, 2011, p. 69
145
7 a. activiteiten • AANTAL Een gemiddeld A-centrum brengt 314 podiumactiviteiten, tegenover 274 voor Kortrijk ( - 13%)
• RECEPTIEVE ACTIVITEITEN Kortrijk herbergt over de hele lijn aanzienlijk meer receptieve activiteiten dan de benchmark: 2,4 keer meer podiumactiviteiten, ruim het dubbel aan educatieve activiteiten, bijna 40% meer tentoonstellingen en 5,7 keer méér andere activiteiten. Dat alles is uiteraard toe te schrijven aan de drukke benutting van ontmoetingscentra en buurthuizen.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
De oprichting van Humuz (2010) als cultuureducatieve dienst blijkt aan een behoefte te beantwoorden: Kortrijk scoort de voorbije jaren een behoorlijk stuk onder het gemiddelde voor educatieve activiteiten. Andere CC’s hebben evenwel vaak een aanbod cursussen, workshops en lezingen die in Kortrijk door de LLL-centra & vormingplus georganiseerd worden.
146
7
• VERHOUDING EIGEN / RECEPTIEVE ACTIVITEITEN Kortrijk brengt dus minder eigen activiteiten dan het gemiddelde van de A-centra, maar aanzienlijk meer receptieve.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Dat geldt voor alle soorten activiteiten.
147
• GENRES
7
Qua eigen podiumactiviteiten wijkt CK* beduidend af van het gemiddelde in volgende genres (professionele uitvoeringen): dans ( ruim de helft meer), klassieke muziek (de helft minder, maar er is een receptief aanbod via organisaties zoals Festival van Vlaanderen, Euterpe en Jeugd & Muziek).
De grootste deviatie zie je evenwel bij film en aanverwante; daar scoort Kortrijk slechts een kleine 20% van de benchmark. Ongetwijfeld heeft de aanwezigheid van zowel Kinepolis als -vooral- de Budascoop daar veel mee te maken. Het lijkt me volstrekt acceptabel dat CK* in de gegeven omstandigheden op dat vlak slechts een beperkte rol speelt.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Ook voor literatuur (geen activiteiten) en amusement vallen de cijfers op. In die laatste categorie gaat het in 2009 om een verrassende afwijking op de cijfers van de voorgaande jaren en ook de jaren nadien ontbrak humor zeker niet in het aanbod. En wat literatuur betreft: er is een geregeld en hoogwaardig aanbod in de Orangerie, maar het klopt inderdaad dat een grote speler als Behoud de Begeerte ontbreekt in het podiumaanbod.
148
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
7
149
7 Bij de receptieve activiteiten valt op dat er beduidend meer theater, dans, populaire en klassieke muziek en amusement gebracht wordt. Dat geldt zowel voor het professionele als voor het amateuristische aanbod. Bij de andere activiteiten gaat het om veelvouden van het gemiddelde in elk genre: 7 keer zoveel repetities, 5,5 keer het aantal vergaderingen, bijna 5 keer meer ontspannings- en ontmoetingsactiviteiten. Ook hier merk je het intensieve gebruik van de gedecentraliseerde werking, maar er zijn ook heel wat receptieve activiteiten, vergaderingen en repetities in Muziekcentrum.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
b. aantal deelnemers
150
7
Deze cijfers slaan uitsluitend op de eigen activiteiten.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
•
151
Behalve amusement, waarin Kortrijk 30% meer toeschouwers telt, en ontspannings- en ontmoetingsactiviteiten ( 345%) is er geen enkel genre waarin Kortrijk het beter doet dan het gemiddelde. Wetend dat ook het aantal activiteiten doorgaans lager ligt dan de benchmark, hoeft dat niet te verwonderen. Het geeft evenwel ook aan dat er ook intrinsiek problemen zijn: behalve een opstoot in 2007 vertonen de podiumactiviteiten een dalende lijn, van 53.586 naar 43.695 deelnemers. Het totaal aantal deelnemers daalt van 56.832 naar 51.173 (opnieuw met een eenmalige positieve uitschieter in 2007). Voor 2010 zien we evenwel opnieuw een fikse stijging tot 56.401. Bij de andere A-centra is het patroon anders: daar stijgt het aantal deelnemers jaar na jaar, al zie je dat in 2009 de crisis zich al laat voelen bij de podiumactiviteiten.
7
Bij het schoolaanbod nemen we een markante evolutie waar: op 5 jaar tijd zette Kortrijk zijn achterstand in deelnemersaantal om in een voorsprong qua kleuters en lagere school, ook al omdat er in Kortrijk een stijgende tendens was tegenover een dalende bij de andere centra. Het aantal deelnemers in het secundair onderwijs blijft in Kortrijk vrij stabiel; bij de A-centra daalt ook dat cijfer, maar uiteindelijk blijft Kortrijk hier nog altijd steken op 2/3. Vijf jaar geleden haalde CK* op dat vlak evenwel niet eens de helft van het gemiddelde.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
•
152
7 c. omkadering
Inzake Omkadering wijkt CK* vrij grondig af van het doorsnee-patroon, al is er ook intern een opvallende evolutie bij Kortrijk. Door de band genomen is de conclusie evenwel dat Kortrijk beduidend minder ateliers en workshops aanbiedt; dat is ook het geval voor rondleidingen en sfeerscheppende activiteiten. Er zijn aanzienlijk meer dan gemiddeld vernissages. Het aantal inleidingen, nabesprekingen, lezingen en interviews ligt bijna in alle jaren opvallend hoger dan het gemiddelde. d. uitgaven
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Het agentschap presenteert ook financiële gegevens, met name over alle inkomsten en uitgaven, exclusief investeringen in infrastructuur.
153
Daaruit blijkt dat CK van 2005 tot 2009 een uitstekend financieel beleid gevoerd heeft: de uitgaven liggen doorgaans licht onder het gemiddelde van de A-centra, terwijl de inkomsten er continu aanzienlijk boven liggen. Bovendien stijgen de inkomsten van CK in die periode beduidend sterker
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
7
154
7 dan het gemiddelde. Als gevolg van dat alles ligt de veronderstelde bijdrage van de stad in 4 van de 5 jaren sterk onder het gemiddelde. Voor 2009 is het verschil zelfs 36%! CK rijft meer subsidies binnen dan gemiddeld, maar dat geldt ook voor de eigen inkomsten, voornamelijk te danken aan inkomsten uit drank & vestiaire. De programmerings- en marketinguitgaven flirten in absolute cijfers met de benchmark.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
e. personeelsbestand
155
Het personeelsbestand is de afgelopen 5 jaar met ruim 10% verminderd, terwijl het in de A-centra juist steeg. We moeten evenwel opmerken dat een aantal personeelsleden gaandeweg meer en meer voor ‘gebiedswerking’ actief waren alsook voor bvb. ondersteuning van het verenigingsleven of van Overleg Cultuur regio Kortrijk. Dat verklaart ook het iets hoger aantal staffuncties. In de praktijk werkt in 2010 evenwel slechts zo’n 65 à 70% % van de staf voor CK*. Ik meen dan ook dat het onjuist is te concluderen dat de strikt culturele werking van het cultuurcentrum over meer dan gemiddeld personeel zou beschikken.
7
Wat wel opvalt is dat er zowat het dubbel is van onderhoud- & schoonmaakpersoneel, terwijl voor toezicht & bewaking Kortrijk het met een vijfde van het gemiddelde doet. Wellicht speelt voor het eerste ook een effect van de ruime decentrale werking, inclusief Track*. Het valt dan ook te vrezen dat deze cijfers, vanwege de specifieke Kortrijkse situatie, geen echt representatief beeld geven. In realiteit kan het personeel voor CK* en Track samen de laatste jaren eerder op ca. 30 geraamd worden dan op 43 à 44.
• De Kortrijkse situatie is op het gebied van culturele infrastructuur uitzonderlijk. Wellicht is er geen enkele Vlaamse stad die verhoudingsgewijs meer decentrale ontmoetingscentra en buurthuizen heeft. Dat zie je ook in de cijfers: aanzienlijk meer receptieve activiteiten. Het zijn vooral amusement en ontspannings- en ontmoetingsactiviteiten die hier erg hoog scoren. • Daar staat tegenover dat Kortrijk over de hele lijn onder het gemiddelde van de eigen activiteiten blijft van een A-centrum. • In de eigen programmering zie je de helft meer dans dan gemiddeld, maar het aanbod klassieke muziek ligt dan weer de helft lager. Gaandeweg zijn de literaire podiumactiviteiten weggevallen. Voor film zorgen twee privéspelers voor een aanzienlijk en gevarieerd aanbod, met name Kinepolis en de Budascoop (in een zaal die de stad verhuurt). Inzake schoolvoorstellingen voor kleuters en jonge kinderen is de achterstand omgebogen in voorsprong. Het aanbod voor secundair onderwijs blijft ondanks inspanningen 1/3 lager liggen. De omkadering van de eigen activiteiten vertoont op
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
f. conclusies
156
7 meerdere vlakken grote afwijkingen van wat elders gangbaar is. • Dank zij hoge inkomsten en uitgaven rond het gemiddelde heeft het cultuurcentrum de afgelopen jaren relatief weinig ‘gekost’. De veronderstelde bijdrage van de stad ligt in 2009 zelfs 36% lager dan gemiddeld. • CK* heeft op papier zo’n 10% meer personeel dan elders, maar een deel daarvan werkt voor de gebiedswerking e.a.. Verder detailonderzoek is nodig, maar m.i. heeft CK zeker niet méér personeel voor de strikt culturele werking dan de andere A-centra, integendeel. Net als in de bibliotheeksector geldt hier dat de -succesrijke- decentrale werking uiteraard ook implicaties heeft op het vlak van personeel, wat veel minder speelt bij de andere A-centra. In de toekomst zal een helderder beeld mogelijk zijn. Het is ook zeer wenselijk om transparantie en eenduidigheid in de cijfers te creëren.
4.4. Toekomstige werking De Raad van Bestuur van het Cultuurcentrum heeft in mei/juni van dit jaar een strategische oefening gehouden, die geldt als één van de inspiratiebronnen van onderstaande voorstellen over de toekomstige werking.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
1. Relatie CK – OC’s/buurthuizen
157
De jongste jaren is de relatie tussen CK* en de OC’s geëvolueerd, van een rasterstructuur waarbij werkingen & personeelsinzet afgestemd waren op elkaar, langs een overgangsfase met nogal wat spanningen tot het living apart together van vandaag. De achtergrond van dat alles was het decreet Lokaal Cultuurbeleid, waarbij de Stad Kortrijk enerzijds zijn unieke net van decentrale culturele infrastructuur de nodige professionele ondersteuning ter plaatse wou geven, maar anderzijds zijn Vlaamse subsidies niet wou kwijtspelen. Die ondersteuning gebeurde via de inzet van personeelsleden die, met het oog op de Vlaamse subsidiëring, golden als kaderpersoneel van het cultuurcentrum, maar gaandeweg volledig in de Gebiedswerking ingeschakeld werden. Overigens met de uitdrukkelijke afspraak dat cultuur een essentieel deel van het werk ter plaatse bleef. Inmiddels is er het zogenaamde ‘planlastdecreet’, waardoor de Vlaamse regering op 28 oktober 2011 het gewijzigde decreet Lokaal Cultuurbeleid goedkeurde. Daarmee vervallen een aantal verplichtingen, o.a. : •
De verplichting van een cultuurbeleidsplan, waarmee ook de subsidie-
7 •
koppeling verdwijnt tussen uitvoering van het cultuurbeleidsplan en de functie van cultuurbeleidscoördinator. De voorwaarden omtrent personeelsformatie en bezetting.
In de plaats daarvan gelden volgende afspraken: •
•
• •
Elke gemeente die een beroep wil doen op Vlaamse subsidies moet driejarige actieplannen over haar lokaal cultuurbeleid opnemen in de strategische meerjarenplanning. Subsidies worden gekoppeld aan de Vlaamse beleidsprioriteiten, die samen met subsidiecriteria en -verdeling worden uitgewerkt in het uitvoeringsbesluit. De subsidieaanvraag en rapportering verlopen via de strategische meerjarenplanning en de BBC. Controle gebeurt op activiteiten of output - i.p.v. inputniveau.
In het algemeen komt het er dus op neer dat je als stad niet meer beoordeeld wordt op basis van input (aantal personeelsleden, openingsuren…) maar wel op basis van output: meetbare resultaten, prestaties, effecten. Daarmee hoeft Kortrijk zich niet meer in de bochten te wringen die boven beschreven zijn, maar kan een volgende stap gezet worden. M. i. moeten zowel cultuurcentrum als gebiedswerking nu hun eigen missie duidelijk uitschrijven en in nog grotere autonomie hun weg gaan, maar… met heldere en werkbare afspraken inzake samenwerking. Gebiedswerking is ruimer dan cultuur, maar cultuur is er een essentieel onderdeel van. Een SLA moet dan ook duidelijk maken hoe de afspraken zijn over programmering, marketing & promotie, technische bijstand, enz… De Raad van Bestuur van CK* heeft in zijn strategische bezinning van 21 juni 2011 alvast een goede voorzet gegeven inzake missie en taakverdeling. Het uitgangspunt is de drievoudige opdracht van het lokaal cultuurbeleid: • cultuurspreiding (rol binnen het artistieke veld, werkgelegenheid van artiesten, promoten van cultuur, ook de ‘fragielere’ genres); • cultuurparticipatie (deelnemen & deelhebben aan cultuur) • gemeenschapsvorming
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Verder geldt ook ondermeer dat de lokale overheid particuliere verenigingen en instellingen moet ondersteunen ter waarde van min. 0,8 euro/inwoner en moet beschikken over een bibliotheek en een cultuur- of gemeenschapscentrum. Voor Kortrijk vormt dat uiteraard geen probleem.
158
7 Men onderscheidt daarbij volgende elementen als van belang vanuit Raad van Bestuur en Staf CK*: • •
Presentatie: tonen en spreiden van voorstellingen, opzetten van projecten, kunsteducatie. Participatie: mensen motiveren om deel te nemen aan kunst&cultuur, beleving staat centraal, buiten de muren treden.
•
Muziekcentrum Track: belangrijke pijler waarbij men werkt op ontmoeting, educatie, programmatie en creatie.
•
Uit in Kortrijk (nader te onderzoeken): welke rol is weggelegd voor Uit in Kortrijk naar stad/regio?
•
Expertise: CK* wordt erkend door de buitenwereld als expertisecentrum voor artistieke programmering, is trekker op bepaalde projecten.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Twee elementen worden minder belangrijk geacht of niet als speerpunt gezien voor CK*:
85
•
Gemeenschapsvorming: eerder inbreng doen op artistiek inhoudelijk vlak, niet als trekker van dergelijke projecten
•
Puur faciliterende rol naar de verenigingen toe in Muziekcentrum Track.
“Bij cultuurspreiding en -participatie gaat het eerder om het bestaande aanbod tot bij de mensen te brengen. Gemeenschapsvorming focust vooral op de sociale impact en vertrekt van een maatschappelijke diagnose. Hierbij is de publieksopkomst niet de graadmeter, maar wel de mate waarin het samenleven zelf beroerd wordt. Gemeenschapsvorming verankert een centrum ahw in zijn lokale omgeving en kan inspirerend werken voor cultuurparticipatie, spreiding, vorming, … Het spreekt voor zich dat de lijn tussen deze drie opdrachten heel dun is en dat elke opdracht direct samenhangt met de andere”85. Zowel Schouwburg/Track als OC’s en buurthuizen hebben potentieel voor cultuurspreiding en cultuurparticipatie. Als dit strategisch beleidsplan essentieel gaat over keuzes maken, dan mààkt de Raad van Bestuur er alvast inzake gemeenschapsvorming. In wezen pleit hij voor een (genuanceerde)
Gemeenschapsvorming & participatie; voorbereidend document RvB CK* 21 juni 2011
159
7 taakverdeling, waarbij schouwburg/muziekcentrum hun rol vooral zien in cultuurspreiding en -participatie, wat een productmatige invulling geeft aan het begrip gemeenschapsvorming. De gebiedswerking, daarentegen, is door zijn meerprocesgerichte benadering, erg goed geplaatst voor een meer systematische inzet op gemeenschapsvorming. 2. Cultuurcentrum & Track
Hoe positief de huidige werking ook mag overkomen bij het brede publiek, die ambitie waarmaken veronderstelt een verdere doelgerichte opbouw, waarbij er nog meer echte top-selectie op scene gebracht worden. Naar analogie met Radio 1, waarvan de afspraak is dat de luisteraar dààr altijd eerst de belangrijke informatie zal krijgen, moet de afspraak met het publiek zijn: wie vertrouwt op de Schouwburg zal het beste van het seizoen zien. Uiteraard bestaan er op dat vlak geen waterdichte garanties en het publiek zal die ook niet eisen, maar CK* moet gelden als dé geloofwaardige gids in het niet te behappen podiumaanbod. Geloofwaardigheid veronderstelt dat men de sector tot en met kent en volgt, perfect op de hoogte is van evoluties, zowel bij gerenommeerde aanbieders als aanstormend talent en een netwerk, infrastructuur en service heeft waardoor de toppers graag terugkomen, aan betaalbare voorwaarden. Dat alles veronderstelt voldoende, uitstekende prospectoren die het genre waarvoor ze verantwoordelijk zijn door en door kennen en er ook op hun beurt geloofwaardigheid genieten. Dat potentieel is aanwezig; het is nu zaak om het verder kansen te geven. Daarnaast moet ook het Muziekcentrum Track volwaardig uitgebouwd worden als deel van CK* en in samenhang met de muziekorganisaties die nu al
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
De Schouwburg komt in het perceptie-onderzoek (7.4.2.) van Callebaut & C° naar voor als een solide factor inzake cultuur voor een breed publiek. Het is dank zij een sterke ‘generalist’ als CK* dat ‘specialisten’ zoals Track, De Kreun, KC Buda e.a. hun werking des te beter kunnen ontplooien. En omgekeerd is het dank zij zulke gespecialiseerde aanbieders dat de Schouwburg voluit kan gaan voor een breed en gevarieerd aanbod in een grote zaal. Dat is ook de unieke rol van de Schouwburg, niet alleen in Kortrijk, maar ook in de ruime regio. In de ambitie en strategie van Kortrijk als centrumstad moet het beleid dan ook absoluut inzetten op de Schouwburg als dé zaal waar de topvoorstellingen voor de Zuid West-Vlaanderen gebracht worden en zelfs voor een deel van het Franstalige hinterland. En op CK* als essentiële partner in ruimere samenwerkingen rond topevenementen, zoals Next er één aan het worden is.
160
7 geconcentreerd zijn in en om het gebouw op het Conservatoriumplein (en straks ook de Bibliotheek): De Kreun, het Conservatorium, Muziek & Jeugd, Vlamo, het Festival van Vlaanderen, Respiro dell’ arte,… Inmiddels heeft Kortrijk al een zekere track record met eigentijdse muziek (Goose, Ozark Henry, Balthasar, SX,…), maar tot voor kort helaas een weinig assertief communicatiebeleid. Nu het Vlaams Parlement op 14 december 2011 een resolutie heeft aangenomen om werk te maken van een popbeleid, kunnen Track en De Kreun daar op termijn misschien hun voordeel mee doen. Het besef is overigens gekomen dat de stad best met enige trots mag uitpakken met zijn realisaties inzake cultuurproductie. Op dat vlak is er de aanwezigheid van interessante en vakkundige privé-spelers op de professionele en semi-professionele scene: Track, De Kreun, Festival van Vlaanderen, Respiro dell’Arte (muziek) maar ook Antigone, KC Buda, de Unie der Zorgelozen (podium), Passerelle (dans), , … De stad hoeft hier dus geen hoofdrol te spelen, misschien wel een regierol. Een goede ondersteuning van deze partners in elk geval belangrijk (zie verder punt 8. Participatie & samenwerking). We weten immers dat de middelen beperkt zijn, maar CK* moet niet de ambitie hebben om alles zelf te doen. Overigens is er nu al in de feiten een attitude van openheid tegenover deskundige, complementaire partners, wat een uitstekende basis is voor goed begrepen samenwerking op langere termijn. Op het vlak van klassieke muziek bvb., waarin Kortrijk een beperkt eigen aanbod heeft (zie 7.4.3. A), lijkt ondersteuning van de genoemde partners, of van organisaties zoals Euterpe me een zinvoller optie dan te investeren in eigen initiatieven.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
3. Expertisepool ‘podiumprogrammatie’: extra muros & evenementen
161
Recent heeft CK zijn opdracht verruimd, met name naar de publieke ruimte. Het is overigens een trend in alle centra: de voorbije 5 jaar steeg het aantal extra muros activiteiten met liefst 85 % en het aantal openluchtactiviteiten met 50%. Inmiddels organiseren de Vlaamse cultuurcentra ca. 1/5 van hun eigen activiteiten buiten hun muren. In Kortrijk ligt aan de basis van deze verruiming de invalshoek om wat eertijds een ‘culturele infrastructuur’ was niet langer als een gebouw te beschouwen, maar als een ‘expertisepool’. Uiteindelijk is programmeren voor een zaalpubliek of voor een publiek op een plein slechts een gradueel verschil, geen essentieel. En de expertise over ‘podium’ zit ten enenmale bij het team programmatoren van de schouwburg. Dit kadert ook in een denken waarbij we afstappen van ‘gebouwen’ op zich, maar eerder de organisatie inrichten op
7 basis van functies en vakkennis. Op die manier kun je de competenties die in je directie aanwezig zijn, maximaal laten renderen, over de traditionele grenzen van gebouw, ‘dienst’ of ‘afdeling’ heen. Een tweede punt is de versnippering van de visie, budgetten en inspanningen. Ik pleit uitdrukkelijk voor één plaats in de organisatie waar het stedelijke evenementenbeleid gecoördineerd wordt en waar, in het kader van de citymarketing en na het nodige overleg met actoren uit cultuur, sport, jeugd, e.a. de visie ontwikkeld wordt. Nu zijn ‘Evenementen’ zowel administratief als politiek verdeeld over verschillende personen en budgetposten, wat leidt tot verkruimeling en gebrek aan slagkracht. Vanuit deze visie moet een evenementenbeleid ontwikkeld worden, dat ook het belang van deze evenementen vertaalt in globale budgetten. In de gegeven omstandigheden pleit ik niét voor een grootschalig periodiek evenement zoals Brugge Centraal of Lille3000. Dat is niet uit principe, maar uit pragmatiek. De middelen zijn gewoon niet aanwezig en wie dat nu wil forceren, zal moeten vaststellen dat hij geld draineert van al bestaande initiatieven.
Dit geldt als minimum. Het belet niét dat er geen zichtbaarder evenementenbeleid zou kunnen ontplooid worden, via een breed overleg met verenigingsleven, kunstensector (die vragende partij is) en andere relevante partners. Het evenementenbeleid onderscheidt vier categorieën: • • • •
bestaande evenementen (ik pleit ook hier voor keuzes: less is more) nieuwe (waarvoor men vertrekt vanuit een briefing of vanuit een aangereikt idee, gebaseerd op de totaalvisie) ad hoc ( ook hier is selectie nodig, op basis van een nog op te maken lijst van criteria) derden (idem)
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Ik pleit wél voor een mix van eigen CK*-evenementen, vaak in partnership (Student Welcome Concert, Next festival, Spinrag, De Kunstbende, Medialab) ,stadsevenementen (Sinksen, Eindejaar, 11 juli, met State of the Union van de Minister-President, waarna volksfeest op de markt & zomer,…) en een ondersteuning van of zelfs hechte samenwerking met privé-initiatieven (bvb. Interieur), naargelang van hun relevantie. In dat laatste geval is een convenant op zijn plaats, waarbij de stad afspreekt wat er verwacht wordt tegenover de verleende subsidie.
162
7 Overigens moet men zich realiseren dat evenementen voor de uitstraling van de stad per definitie een beperkt, want tijdelijk effect hebben. Naarmate het aantal evenementen overigens stijgt, daalt het soortgelijk gewicht van elk apart evenement. Waar constant muziek is, valt alleen een occasionele stilte op. Het evenementenbeleid mondt uit in een evenwichtige evenementenkalender, zowel qua spreiding in het jaar als over de jaren heen. Het is absoluut noodzakelijk dat hier een bezinning aan voorafgaat, zoals ook Jan Callebaut adviseert, om goed na te denken over de pakweg vijf evenementen waarmee de stad zich wil onderscheiden op jaarbasis. Op basis van het evenementenbeleid worden integrale budgetten gealloceerd. In punt 5.2. ‘Observaties & analyse’ deed ik al de vaststelling dat één evenement tot vijf à zes financiers kon hebben; dermate dat het totaalbudget soms bijna het dubbel was van wat je bij een vluchtige blik zou concluderen. Ik meen dat men andersom moet werken: eerst vanuit een totaalvisie op evenementen bepalen wat het belang is van een bepaald event en daar vervolgens een overeenkomstig integraal budget op plakken.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Al vóór elk evenement wordt een evaluatiedatum afgesproken, waarna het evenementenbeleid eventueel wordt bijgestuurd.
163
Vzw Fik is in moeilijke omstandigheden dapper zijn rol blijven spelen. De doelstelling om sponsoring binnen te halen, was door de constructie zelf geen haalbare kaart. Het is beter om bij het begin van een nieuwe legislatuur te vertrekken van een eenduidige evenementenwerking binnen de stadsdiensten zelf, zoals hierboven geschetst. Daarnaast kan een partnership ontwikkeld worden met een bestaande organisatie wiens doelstellingen voldoende congruent zijn met die van het evenementenbeleid. Op dat vlak zie ik veel potentieel in een samenwerking met vzw Handelsdistrict Kortrijk Centrum. Het kan uiteraard niet de bedoeling zijn dat evenementen herleid zouden worden tot commercieel nuttige organisaties. Ik zie wel nuttige synergie op het vlak van communicatie en promotie (bvb. in Franstalige regio’s), benadering van sponsors en bij specifieke evenementen (bvb. Eindejaar in Kortrijk). Zulk een samenwerkingsovereenkomst kan via een addendum bij de lopende samenwerkingsovereenkomst met de Stad Kortrijk. Voor de rest geldt ook hier wat elders in deze nota een gouden regel is: elke partner vertrekt van zijn eigen missie maar zoekt naar win-wins door samenwerking. Daarnaast is ook synergie met het Kunstenoverleg aangewezen, dat ondermeer in Kortrijk Congé, maar ook in de recurrente activiteiten van zijn leden.
7 4. Cultuureducatie De vijfjaarlijkse publicatie ‘Participatie in Vlaanderen’, waarnaar we herhaaldelijk verwezen in hoofdstuk 5 van dit beleidsplan, bevat minstens één opvallende constante: vrijwel overal geven harde cijfers aan hoe belangrijk de cultuureducatie is voor kinderen die van thuis uit weinig met cultuur in aanraking komen. Bart Caron wijst in zijn recente boek ‘Niet de kers op de taart’ terecht op de noodzaak aan begeleiding als je participatie niet enkel horizontaal ziet , maar ook verticaal. Horizontale spreiding brengt cultuur effectief dichter bij mensen. In het geval van populaire cultuur zie je vaak een snel rendement. “Maar het werkt niet voor ‘hogere’, voor moeilijker of minder toegankelijke cultuurvormen.(…) Hier speelt de verticale spreiding, ook wel sociale cultuurspreiding genoemd. Die is nauw verbonden met kennis en gewoonte. ‘De belangstelling voor kunst ontstaat uit de mogelijkheid en het vermogen om ermee om te gaan. Vandaar dat het aanbod niet voldoende is, ook het vermogen moet ontwikkeld worden”86.
Het ingediende subsidiedossier bij minister Schauvliege leidde helaas nog niet tot bijkomende mogelijkheden, vanwege de bezuinigingen op Vlaams niveau. Toch blijft dit een belangrijk speerpunt in het beleid van de minister. Het is evenwel wachten op deze subsidie eer er meer slagkracht komt van de momenteel noodgedwongen nog ietwat beperkte werking. Vanwege het participatief effect en belang, pleiten we er in elk geval voor dat deze werking verdere kansen zou krijgen.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Het pleit daarom voor de stad dat zij al langer dan vandaag een initiatief als Humuz, de Kortrijkse cel Cultuureducatie, mogelijk maakt. Tot nog toe was deze werking evenwel een soort van enclave binnen cultuur. Omdat één van de doelstellingen op korte termijn is dat iedereen zou weten wat zijn of haar plaats in de organisatie is en dat we daarbij naar logische en werkbare verbanden zoeken, is beslist om Humuz formeel in te bedden in de werking van CK*. In het licht van het ‘stationsproject’ valt overheveling naar de bibliotheek evenwel op termijn te overwegen.
86
Caron, B., Niet de kers op de taart. Waarom kunst- en cultuurbeleid geen luxe is, Kalmthout, 2011, p. 82-83
164
7 5. Samenwerking Horeca
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
In het ‘Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk’ wijzen Callebaut & C° herhaaldelijk op het belang van horeca voor cultuur. In de culturele sector is het besef neergedaald dat een film- of toneelavond geen geïsoleerd gegeven is en soms zelfs niet eens het centrale gebeuren, maar kadert in een veel ruimere beleving. Op de keper beschouwd duurt een modale theatervoorstelling zowat anderhalf uur, maar vaak spreekt men vooraf en vooral nadien af met vrienden om wat bij te praten of iets te gaan eten. Jaren geleden pakte men al uit met Amsterdamse cijfers dat elke gulden subsidie er, ondermeer via horecareturn, vier terugbracht. Kortrijk is Amsterdam niet en spijkerharde bewijzen heb ik nooit gezien, maar het is een feit dat de horeca een serieuze knauw zou krijgen als plots alle culturele beleving wegviel. Omgekeerd - en dat bevestigen de bevindingen van Callebaut & C°- heeft de culturele sector ook de horeca hard nodig. De schouwburg kan de prachtigste voorstellingen programmeren, maar zonder een natje en een droogje nadien, is de beleving onvolmaakt.
87
Ik bepleit dan ook constructief overleg tussen horeca en cultuur, waarbij potentieel en obstakels bekeken worden. Een Brugs initiatief van eerder dit jaar lijkt me voor toepassing vatbaar: “Het Concertgebouw Brugge heeft met negen horeca-uitbaters uit de buurt een overeenkomst afgesloten om cultuur en culinair voortaan te combineren. Het initiatief, dat de naam ‘Concertgebouw Servies’ meekrijgt, moet cultuurfreaks de mogelijkheid bieden voor een concert iets te eten, zonder iets van het concert te missen, maar ook achteraf nog ergens terecht te kunnen voor een hapje en een drankje”87. Algemeen directeur Katrien Van Eeckhoutte gaf me tekst en uitleg. In samenwerking met de dienst lokale economie kwam een partnership tot stand tussen stad, Interparking, het Concertgebouw en 9 horecazaken in de buurt. Deze laatste engageren zich tot een kwalitatief aanbod, tijdige bestellingen vòòr het concert en voldoende openingstijd na afloop. In ruil krijgen ze promotie (zowel print als digitaal) en via Interparking. Er is voldoende variatie in het horeca-aanbod, van kleine hap over wereldkeuken tot culinair. Alle betrokken horecazaken krijgen een label van het Concertgebouw en voeren promotie onder de noemer ‘Concertgebouw Servies’, met als gevatte logo een stemvork. Met 85.000 bezoekers per jaar, waarvan 1 op 3 een concert wil combineren met een horecabezoek in de buurt, voor of na, kom je aan een gemiddelde van ruim 75 horecabezoeken per werkdag en uiteraard beduidend meer per concertdag. Pas naarmate het seizoen vordert zal duidelijk zijn of het initiële succes handhaaft, maar zonder tegenindicatie lijkt dit me een bijzonder interessant proef-
(Belga), Concertgebouw in Brugge combineert voortaan cultuur met culinair, De Morgen, 6 september 201188)
165
7 project. Misschien is zelfs een lanceeractie mogelijk met een all-in-ticket, waarbij theaterbezoekers die de voorstelling combineren met een diner van een gereduceerd parkeertarief kunnen genieten. Promotie van de voorstellingen via alle partners is uiteraard ook een troef. 6. Financieel beleid Ondanks de puike cijfers (zie 7.4.3., D.) blijft het beperkte programmeringsbudget, berekend op maximaal ca. 125.000 euro toegelaten verlies, een rem op de expansie. Ik bepleit een stapsgewijze verhoging, bvb. van 3 jaar à 25.000 euro, zodat er in 2015 een priogrammeringsbudget is van 200.000 €. Dat is nodig om de ambitie waar te maken om dé schouwburg van Zuid West-Vlaanderen te zijn.
Anderzijds heeft het cultuurcentrum binnen zijn autonomie wellicht ook zelf mogelijkheden in handen. Professor Jan Colpaert kwam al eerder tot de bevinding dat de doorsnee cultuurliefhebber bereid is om beduidend meer voor zijn ticket te betalen dan hij in werkelijkheid doet. Wel is er bij lineaire prijsstijging al snel een daling van de participatie. Financieel is het bilan positief (meer inkomsten door iets minder mensen die beduidend meer betalen), maar je boet in aan participatie, zeker in de zwakste groepen.88 Een alternatief is prijsdifferentiatie. Prijsdifferentiatie betekent dat men voor ongeveer hetzelfde product een andere prijs vraagt. Hogere én lagere toegangsprijzen zijn dan mogelijk. Dit wordt momenteel in sommige cultuur- en gemeenschapscentra al toegepast door middel van diverse rangen en abonnementen: voor een zitje met een betere zichtlijn betaalt men iets meer en vroege ‘boekers’ die een bepaald aantal kaarten afnemen, genieten via het abonnementensysteem van een korting. Het rangensysteem heeft evenwel zijn beperkingen en leidt in doorgedreven vorm tot stigmatisering waarbij minder kapitaalkrachtigen de slechtere zitjes betrekken.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Verder is er het probleem van de Europese subsidies voor cultuur, die bedreigd zijn of al uitdoven. Zowel voor een aantal kunstenorganisaties als voor de stad is dit een ernstige situatie, waarop men moet anticiperen. De stichting van een internationale vzw voor Next (of misschien ook Spinrag?) is zeker het overwegen waard en wellicht zijn uitvoeringsbesluiten voor Vlaamse-Waalse samenwerking nu toch eindelijk op til. Gezamenlijke aanpak met Kunstenoverleg en politiek lijkt me hier aangewezen.
88
Presentatie Cultuur en sport; Betalingsbereidheid voor het gebruik van cultuur- en sportgoederen, s.d.
166
7 In een recente, nog niet gepubliceerde case-studie past professor Colpaert prijsdifferentiatie toe op abonnementen. Hij stelt dat men abonnementen nog te vaak ziet als een goedkopere manier om tickets te kopen, maar in een succesrijke omgeving is een abonnement in eerste instantie een garantie op een zetel. De Vlaamse Opera ging concreet in op de theorie van Colpaert en een abonnement werd er slechts 5% goedkoper tegenover losse tickets, in plaats de 20% vroeger. Het resultaat was een meeropbrengst van 100.000 euro op 3 maanden tijd, terwijl het aantal abonnementen stabiel bleef. Ook in het Cultuurcentrum van zijn woonplaats Bierbeek gebeurde hetzelfde, hier weliswaar gecombineerd met een zgn. time-lock (‘tot dan kun je enkel abonnementen kopen; pas enkele weken later losse tickets’). Het aantal abonnementen steeg er van 300 naar 500. Colpaert stelt dan ook dat de meeste centra, zonder verlies aan participatie, hun inkomsten met 30 % tot soms 40 % kunnen optrekken.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Wel pleit hij voor een blijvende aanzienlijke prijsreductie voor bepaalde specifieke categorieën, bvb. jongeren, jonge gezinnen, mensen met bescheiden inkomen. Maar hij adviseert ook om goed na te denken waarom en welke categorieën: een reductie voor 55-plussers is algemeen geaccepteerd, maar nogal wat van de medioren zitten juist in een fase van hun leven die financieel het meest comfortabel is (huis afbetaald, kinderen de deur uit). Een significant deel van de senioren zijn bemiddeld en hebben een hoge betalingsbereidheid die momenteel niet ten gelde wordt gemaakt. Toch is korting voor 55+ of 60+ in vele centra vaste prik, maar niemand piekert er over een reductie te geven voor pakweg alleenstaande moeders, aldus Colpaert. Overigens heeft CK* dit seizoen korting voor +55j afgeschaft. Zonder klachten overigens, maar er zijn algemene abo-kortingen die voor iedereen gelden.
167
Vrienden van...-reductie is een alternatief voor het abonnementensysteem. Men voorziet een reductie voor elk bezoek van het lid/ de vriend van het huis. Iedereen heeft zo op hetzelfde moment toegang tot de verkoop van tickets. De ervaring leert dat het centrum in de loop van het jaar meer tickets verkoopt. De opbrengst van de verkoop van de lidkaarten of vriendenpassen is ook niet onderhevig aan een partageregeling zoals dat bij klassieke ticketverkoop of abonnementen wel het geval is. We moeten nadrukkelijk vermelden dat het verschil tussen een abonnement en losse tickets in Kortrijk niet zo groot is; doorgaans 13 à 20%. Toch verdient het aanbeveling om via een genuanceerde prijszetting en -differentiatie te kijken in welke mate hier eigen meeropbrengsten mogelijk zijn, zonder in te boeten op het vlak van participatie. Andere alternatieven zijn bvb. korting
7 voor een minder populaire dag, al is dat iets wat makkelijker werkt bij reeksen of bij films. Bij ingrijpende veranderingen in het prijsbeleid is een draagvlak binnen de organisatie noodzakelijk. Het onthaal en de collega’s aan de ticketbalie zijn hierbij sleutelfiguren.
4.5. Masterplan In 2006 werd als ‘Slotfase renovatie Kortrijkse Schouwburg’ een masterplan opgesteld en gedeeltelijk uitgevoerd (foyer, scene, trekken,…). Toch zijn een aantal belangrijke zaken nog niet gerealiseerd. Er blijven dan ook problemen inzake Kantoren Uitwinkel Loges en douches Keuken en personeelsruimte Laad- en losruimte; opbergruimte Foyer en bijhorende keukenruimte
Een van de problemen is de atypische indeling van de schouwburg. Doorgaans gaat men uit van 1/3 schouwburgzaal, 1/3 backstage & personeel en 1/3 publieksruimte (foyer, hall,…). In Kortrijk kloppen die verhoudingen historisch niet, vooral de hall is verhoudingsgewijs erg krap. Wat doorgaat voor hall mag die naam eigenlijk niet hebben, terwijl de tentoonstellingsruimte in de Hazelaarstraat straks zonder bestemming is (maar uiteraard niet geschikt als hall). Een globaal plan dringt zich dan ook op, temeer omdat er terecht ook stemmen opgaan om het Schouwburgplein her in te richten, met eventueel een luifel als extensie van de hall en een rechtstreekse toegang van de parkeergarage tot de Schouwburg. Indien het Schouwburgplein overigens heraangelegd wordt, denk ik dat een goede gelegenheid zich aandient om uit te maken welke bestemming Grote Markt en Schouwburgplein prioritair krijgen en welk plein prioritair als evenementenplein moet beschouwd worden. In het nadeel van het Schouwburgplein pleit alvast het gebrek aan horeca, de ‘kale’ wanden en de perceptie van Grote Markt als belangrijkste agora van de stad. Wetend hoe belangrijk en algemeen gewaardeerd de Schouwburg is, kan ik alleen maar aandringen op een globale maar ook grondige aanpak, zij het dat de uitvoering stapsgewijs kan - bijvoorbeeld gespreid over de eerste jaren van de volgende legislatuur. In dezelfde oefening moet m.i. zonder taboes de horeca-inplanting bekeken worden; eerder al is aangetoond hoe belangrijk dat is.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
• • • • • •
168
7 Daarbij moet ook goed nagedacht worden over de Uitwinkel, in een veel ruimere visie over een one-stop-shop met ticketing tot zelfs zaalreservatie. In de implementatie die op de goedkeuring van dit document zal volgen moet een fijnmazige oefening gebeuren, in overleg met de collega’s van jeugd en sport, maar het valt ernstig te overwegen om van de nu al vrij succesrijke Uitwinkel dé balie te maken voor reservaties. Vanzelfsprekend geldt dat niet alleen voor de eigen organisaties, maar evenzeer voor die van socio-culturele verenigingen en kunstorganisaties. Het lijkt me ook niet onlogisch dat hier de centrale zaalreservatie gebeurt, zowel fysiek als online. Een alternatief is de ‘Algemene ondersteuning verenigingsleven’ op het stadhuis. Het is in elk geval geen optie meer om reservaties voor pakweg het Erfgoedhuis enkel daar te laten gebeuren. We moeten de gebruiker één (zowel fysiek als virtueel) loket aanbieden waar hij up-to-date informatie krijgt over de beschikbaarheid van àlle culturele infrastructuur. Daarbij is een onderscheid tussen podium-, tentoonstellings- en vergaderzalen wenselijk.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Of deze dienst ook geldt voor de OC’s en buurthuizen moet blijken. De logica lijkt me: alleen als dat het voor de gebruiker gemakkelijker wordt en dus : als je een zeer accurate on-line-reservatie kunt uitbouwen. Zo niet, dan moet je een inwoner uit Kooigem of Heule niet verplichten om zich tot ‘de centrale reservatie’ te wenden. Maar idealiter is er één module die up to date aangeeft welke lokalen beschikbaar zijn. Zeg maar: een 1777 voor lokaalreservatie. Ter overweging: momenteel kan, in Kortrijk alleen al, iemand die een stedelijk lokaal zoekt voor een culturele bestemming zich wenden tot minstens 10 adressen en telefoonnummers, de gebiedswerking nog niet meegerekend: Muziekcentrum Track*, Erfgoedhuis,Concertstudio , De Kortrijkse Schouwburg, Oranjerie Broelmuseum, Streekbezoekerscentrum 1302, BudascoopBudatoren, Voormalige Sint-Pauluskerk, Dienstencentrum De Zonnewijzer.
169
Verder is er nergens een overzicht over de bezettingsgraad van de zeer uitgebreide culturele infrastructuur. Tezelfdertijd blijft het verenigingsleven op gezette tijden herhalen dat er een tekort aan lokalen is in Kortrijk centrum. Een centrale reserveringsmodule zal ons ook inzicht geven in de effectieve noden: om welke zalen gaat het, hoe groot moeten ze zijn, geldt dat voor alle dagen van de week, enz… Het zou ook kunnen dat via een efficiënte planningsmodule het probleem ook oplosbaar blijkt te zijn via de huidige infrastructuur, wat dan op zijn beurt weer een zicht zal geven op de al of niet noodzaak van investeringen. Overigens lijkt samenwerking met bestaande privé-zalen (bvb. straks Scala) me op zijn minst een optie die het onderzoeken waard is. Overigens zijn er momenteel grote verschillen tussen de deelgemeenten en het centrum op vlak van huurtarieven (gaande van gratis tot vrij duur), winst op drank
7 (gaande van alle winst tot geen winst) en inzetten van personeel (geen personeel, gratis personeel tot personeel te betalen). Transparantie en een billijke regeling zijn wenselijk. Ook moeten de criteria voor gunstige voorwaarden tegen het licht gehouden worden. Het kan niet de bedoeling zijn om een soort verkapte huwelijksfeesten toe te laten in de stedelijke infrastructuur; daarvoor bestaan in Kortrijk genoeg privézalen.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Verder is de nakende integratie in één directie ‘mens’ een gelegenheid om de retributies tegen het licht te houden en er een algemene logica in te krijgen. Door het opgesplitst zitten in diverse directies oogt de retributiepolitiek nogal disparaat en wijken tarieven nogal eens af als je ze vergelijkt met elkaar. Dat geldt ook voor het ter beschikking stellen op langere termijn, bvb. van kantoorruimte. Ik kan slechts wijzen op het nog altijd vigerende artikel Artikel 5 van het Cultuurpact (decreet van 28 januari 1974) dat stelt: “De overheid mag een infrastructuur slechts permanent ter beschikking stellen van een instelling met een ideologische en filosofische strekking, indien zij in staat is binnen een redelijke termijn ook een gelijkaardig voordeel toe te kennen aan de andere instellingen die het vragen. De terbeschikkingstelling mag in geen geval langer duren dan de termijn die loopt tot de vernieuwing bij verkiezing van de vertegenwoordigende vergadering van de overheid die de beslissing neemt.” Het is goed dat Kortrijk aan een aantal (semi-)professionele organisaties deze service verleent, maar een billijk prijsbeleid moet gegarandeerd zijn. We komen daar ook op terug in hoofdstuk 8.
170
7 4.6. Identiteit, branding en missie In de toekomst moet CK voluit zijn potentieel ontwikkelen en effectief een prominente rol kunnen spelen in en voor de centrumstad Kortrijk. Ondermeer door meer extra muros activiteiten en expertise-inbreng in evenementen, maar ook door toppodiumproducties is CK* een essentiële speler om het ‘derde niveau’ van Callebaut & C° te ontwikkelen in de stad: de stad als verrassende, frisse, inspirerende omgeving. De raad van bestuur onderscheidt daarbij 4 pijlers in zijn werking: twee begrippen (presentatie en participatie) en twee ruimten (Track en Uit in Kortrijk) – (zie verder ook bijlage 10): Mijns inziens is het nodig om bij dit alles ook de hele branding te herdenken. CK mét asterisk, as opposed to OC, is een spielerei die weliswaar zijn betekenis had, maar helaas nooit zijn effect. Ik herinner me ook niet dat iemand tegenover mij de term CK in de mond nam; iedereen had het altijd over ‘de schouwburg’. Als iedereen het al gebruikt, en als het zulk een positieve connotatie heeft en bovendien zegt wat het is, met name : een schouwburg, dan moeten we het misschien niet veel verder zoeken. Wel moet de relatie met het muziekcentrum duidelijk zijn, zeker nu dit terecht gedefinieerd is als bestanddeel en zelfs pijler van het Cultuurcentrum. Dat is al langer zo, maar in de perceptie voelt dat helaas niet zo aan. Dit alles moet uitmonden in een nieuwe, scherpere missie voor het cultuurcentrum:
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
Schouwburg Kortrijk organiseert cultuurbeleving en -participatie door middel van een kwalitatieve artistieke podiumprogrammering en unieke projecten voor een zo breed mogelijk publiek in Kortrijk , Zuid West-Vlaanderen en de Eurometropool. De organisatie geldt als dé stedelijke expertisepool voor podiumactiviteiten in zaal of openlucht.
171
Met Muziekcentrum Track ontwikkelt Schouwburg Kortrijk een platform voor muziekcreatie, -educatie en –presentatie. Schouwburg Kortrijk is vaak autonoom initiatiefnemer, maar staat open voor relevante samenwerking en neemt , naargelang het nodig is, de rol op van regisseur, partner, verbinder of netwerker.
7 •
De Schouwburg moet zijn ambitie als hét podium van Zuid-West-Vlaanderen waarmaken, door volgende ingrepen:
•
Helderheid in missie, taken, personeel en cijfers tussen CK en OC’s, met goede SLA’s.
•
Track, met een regierol inzake muziek, ontwikkelen als volwaardig bestanddeel van het cultuurcentrum.
•
CK* stelt ook zijn expertise ter beschikking voor het mken van een evenementenbeleid, het ontwerpen van een evenementenkalender en het programmeren van evenementen. Het evenementenbeleid moet gebaseerd zijn op duidelijke criteria, nuttige partnerships, grondige evaluatie na het evenement en een correcte vertaling van de waarde in eenduidige budgetten. Het is wenselijk dat één schepen de politieke verantwoordelijkheid krijgt over alle culturele evenementen.
•
Zoeken naar win-wins met horeca.
•
Verhogen van het programmeringsbudget met 25.000 € gedurende drie jaar, zodat het opgetrokken wordt van 125.000 tot 200.000.
•
Toepassen prijsdifferentiatie, om de eigen inkomsten te verhogen
•
Anticiperen op het verdwijnen van Europese subsidies, in ruggespraak met politiek en Kunstenoverleg.
•
Het Masterplan planmatig uitvoeren, gespreid in de tijd en in samenhang met de geplande heraanleg van het Schouwburgplein.
•
De Uitwinkel , in collegiaal overleg uitbouwen tot one-stop-shop met ticketing tot zelfs zaalreservatie.
•
Criteria voor erkenning en retributies tegen het licht houden met het oog op transparantie, gelijkheid en billijkheid.
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
172
7
#7 DE VIER SPEERPUNTEN
173
•
Een objectiverend onderzoek voeren rond de nood aan zalen in Kortrijk centrum.
•
Grondig herdenken van de branding van CK* en Track*
PARTICIPATIE & SAMENWERKING
8
1. INTERNE SAMENWERKING 1.1. Schepen van cultuur – ambtenaar De tijd dat het schepenambt in een centrumstad iets was ‘dat je er bij nam’ ligt al lang achter ons. Ook is er inmiddels bijna overal een meer transparante en correcte cultuur ontstaan waarbij de politiek minder gaat ingrijpen in een operationele werking die eertijds erg aanlokkelijk was (bvb. benoemingen). Het is dan ook tijd om heldere afspraken te maken binnen wat nu de directie cultuur is over wat de taken zijn van respectievelijk schepen van cultuur en leidend ambtenaar. Dit onderdeel is overigens het resultaat van overleg tussen schepen van cultuur en intendant. De afspraken zijn in volledige consensus genomen. Voor de details verwijs ik graag naar bijlage 11.
1.2. Voorzitterschappen
In een aantal gevallen loopt dat voorzitterschap voortreffelijk; in andere gevallen ervaren vriend, vijand en helaas ook de betrokkene zelf de functie als een troostprijs. Als een schepen van cultuur voorzitter is, verzeil je soms in de nogal vreemde situatie dat je adviezen aan jezelf moet schrijven, of, erger nog, klachten of protestbrieven naar het college waar je deel van uit maakt. Het lijkt me een goed moment om op zijn minst de vanzelfsprekendheid van dit decennia oude systeem in vraag te stellen. Er zijn namelijk twee goede redenen om voorzitterszetels niet a priori voor meerderheidsleden voor te behouden: 1. Je laat momenteel een soms belangrijk niet-partijpolitiek potentieel liggen 2. Je kunt op die manier de dialoog tussen politiek en veld stimuleren Beide lijken me op zijn minst aan de spirit te beantwoorden van het Cultuurpact. De oppositie moet dan wel de discipline hebben om van bestuursraden geen mini-gemeenteraden te maken. Ik heb overigens het gevoel dat de aanwezigen in die culturele bestuursraden de afgelopen jaren over partijgrenzen heen vooral dachten in
#8 PARTICIPATIE & SAMENWERKING
Kortrijk heeft een lange traditie waarbij het gangbaar is dat politici voorzitter zijn van bestuursraden. De belangrijkste zetels gaan doorgaans naar schepenen; de minder belangrijke naar gemeenteraadsleden van de meerderheid. Op zich is dat niet ondemocratisch; tenslotte zijn politici verkozenen van het volk. Het Cultuurpact van 28 januari 1974 verbiedt het overigens niet, maar beveelt het evenmin aan.
174
8 functie van de organisatie waarvan ze bestuurder waren. Het is precies vanuit die positieve voedingsbodem dat ik nog een stap verder wil gaan en pleit voor voorzitters met een hoge maatschappelijke en intellectuele waarde, die bij voorkeur niét uit de politiek komen, al kan dat niet verboden worden. Het gaat dus eerder om een advies een gentle(wo)man’s agreement, dan om een strikte bepaling. De bedoeling moet zijn om de toppers uit de privé-sector aan te trekken en hen ook verantwoordelijkheid te geven, in een constructieve dialoog met de politiek verkozenen.
1.3. Stadsdiensten onderling Het nieuwe organogram is een opportuniteit om binnen de ruime nieuwe directie ‘Mens’ interne optimaliseringen te realiseren, ondermeer door uitwisseling van best practices:
#8 PARTICIPATIE&SAMENWERKING
1. Nu is de beleidsinvulling vooral sectoraal ingevuld. Door het nieuwe organogram ontstaat een opportuniteit voor een geïntegreerde beleidsvoorbereiding, -planning en -uitvoering vanuit een globale stedelijke visie op ‘mens’, inbegrepen cultuur.
175
2. Uit eerdere contacten tussen de directies Welzijn en Cultuur bleek dat er in beide directies veel expertise in huis is: bij Cultuur eerder aanbodsgericht, bij Welzijn is er dan weer veel kennis van specifieke doelgroepen/flankerende maatregelen (drempels wegwerken/kansarmoede…). Zowel op vlak van middeleninzet (personeel) als op vlak van kennis kan dit efficiënter worden samengebracht/ingezet. Voor de doelgroepenbenadering (zie 8.2.) is dit een uitgelezen opportuniteit. Ook het onderwijs is hier een evidente partner: de Bib kan samen met GOKleerkrachten en het taalbeleid van de stad Kortrijk, onderwijs ondersteunen in de opdrachten rond taalachterstand. 3. Door de jaren heen zijn reglementeringen en dienstverlening nogal uiteengegroeid; het is nu zaak om, waar wenselijk of nodig, te streven naar meer uniformiteit op het vlak van: • • • • •
Subsidieregelementen projecttoelagen (diverse reglementen) retributies infrastructuur : afspraken rond gebruik en aanbod gebouwen éénvormigheid in de ondersteuning van vrijwilligers, vereniging, adviesraden
8 4. De ruimere directie ‘Mens’ is een geschikt moment om een aantal ‘evidenties’ tegen het licht te houden en te streven naar rationalisering, ondermeer op het vlak van: • •
Netwerking: wie zit waar met welk mandaat, met welke stadsvisie en welke opdracht. Adviesraden: optimaliseren van de werking op het vlak van samenstelling, opvolging, uitvoering en rationalisering van de ondersteuning.
2. DOELGROEPENWERKING Doelgroepenwerking is een opdracht van alle cultuurhuizen en zelfs alle directies. Alleen moet deze kunnen aangestuurd worden vanuit mensen die de kennis van doelgroepen hebben. Zoals hierboven aangestipt biedt het nieuwe organogram een opportuniteit. Het huidige D-team, misschien in de toekomst ook in synergie met een het OCMW, kan binnen de nieuwe directie ‘Mens’ op dit vlak een zeer vruchtbare rol vervullen. Bij drie doelgroepen willen we even nader stilstaan. 1. Jongeren
•
Zowat 67% van de jongeren wil zichzelf blijven verder ontwikkelen. Heel belangrijk voor de Vlaamse jongeren is ook om in iets uit blinken (62%). Ze willen hun talenten ontplooien en aantonen dat ze uniek zijn.
•
Verveling is absoluut taboe. Afwisseling en variatie / continu op zoek naar prikkeling (73%). Gamen is terug te vinden in vele facetten van hun dagelijks leven.
•
Muziek speelt een sterke rol in hun leven en is één van de belangrijke elementen waarmee jongeren zich ontspannen (79%) en hun vrije tijd beleven. Muziek heeft ook een belangrijke invloed op wie ze zijn (57%) en ze gebruiken muziek actief om te ontdekken wat ze willen zijn in het leven (47%).89
Het is duidelijk dat naar jongeren toe Track, maar ook De Kreun en organisaties zoals Student Welcome belangrijk zijn in het cultuurbeleid van Kortrijk. Er ligt overigens een ontwerp-convenant op tafel tussen CK*/Track en De
#8 PARTICIPATIE & SAMENWERKING
Wat willen jongeren vandaag? Een recent onderzoek van marktonderzoeker Herman Troch voor Jim-TV geeft alvast enig inzicht:
89
Die jeugd van tegenwoordig, Pub-ezine, 30 mei 2011
176
8 Kreun waarbij beide partijen (de stad, zowel directie cultuur als Team Jeugd enerzijds en De Kreun anderzijds) zich principieel akkoord verklaren om de ‘muzieksite’ om en bij het Conservatoriumgebouw te activeren, door middel van trajectbegeleiding, educatie & vorming, facilitaire ondersteuning (van repetities tot opnames), de uitbouw van een kenniscentrum, ontmoeting en externe communicatie annex ticketing. Ook de problematiek van de jeugdfuiven komt daarbij aan bod. Ik geloof sterk in dat soort afspraken die m.i. via een convenant kunnen gekoppeld worden aan de jaarlijkse subsidie (zie verder punt 8. Participatie & samenwerking). Eerder in dit rapport zagen we al dat de bibliotheek voortreffelijk scoort op het vlak van werking naar jongeren toe en ondersteuning naar het basis en secundair onderwijs. Als het gaat om zelfontwikkeling, dan kan, naast Track voor muziek, Buda als eiland van creatie op diverse andere domeinen een belangrijke rol gaan spelen. 2. Ouderen
#8 PARTICIPATIE&SAMENWERKING
Cultuurbeleidscoördinator Roos Desmet maakte een omvattende analyse van de ouderen-thematiek, met daarbij ook meerdere concrete beleidsaanbevelingen. U vindt de volledige nota als bijlage 12. Hieronder vat ik de voornaamste bevindingen samen:
177
•
Ouderen hebben zelfde cultuurbehoeften als jongere generaties: - Cultuur wordt breed ingevuld: kunst, erfgoed, eetcultuur,… - Vraag naar een regulier & gevarieerd aanbod - Behoefte aan vernieuwing & ontdekking; geen verkleutering - Willen zich minder gebonden voelen, want ook reizen, kleinkinderen, cursussen volgen,…
•
Cultuurparticipatie is ook of zelfs vooral een sociaal gebeuren - Koffie & taart voor de enen - Lunch & causerie voor de anderen
•
De specifieke behoeften hebben te maken met: - Tijdstip - Afstand - Informatie, educatie en toeleiding - Maatschappelijke aandacht en bijdrage
8 •
Beleidsmatig moet je specifieke oplossingen zoeken voor specifieke groepen: - Diverse aanpak is vereist - Waar mogelijk in samenwerking met organisaties
•
Specifiek Kortrijkse beleidsuitdagingen zijn: - De grote concentratie 80+ in centrum - De veroudering in Zuid-Kortrijk: 3 Hofsteden, St.-Elisabeth, Lange Munte - Het onveiligheidsgevoel en de vereenzaming - Nood aan een toegankelijk openbaar vervoer en dito openbare ruimte - Bijblijven (op e-snelweg) en zich intellectueel / sociaal verrijken - Omgaan met kinderen & jongeren - Erbij horen en een stem hebben - De specifieke groep van senioren in armoede, allochtonen, bewoners van rusthuizen
3. Allochtonen In een stad waar 13,8 % van de bevolking van allochtone origine is, heeft cultuur een specifieke opdracht inzake participatie. Ik verwijs graag naar wat we daar eerder in deze nota over schreven (5.5.1. De pluriculturele stad). Zoals hierboven (8.1.3.) al aangegeven, spreekt het vanzelf dat nauw overleg met Welzijn en Team Jeugd aangewezen is, evenals met onderwijs (het 4e middelbaar blijkt een bepalend jaar, waarin men al of niet afhaakt). Integratie blijft een moeilijke opgave , maar er lopen niettemin een aantal initiatieven met enig succes, ondermeer in samenwerking met de cel socioculturele verenigingen. Ook de evolutie die het project ‘Kortrijk aan culturen’ op tien jaar tijd doormaakte is markant: van een begin waarin alles voor hén georganiseerd werd tot de zelfstandige organisatie momenteel. Inmiddels is dit een vaste waarde op het jaarlijkse stadsfestival Sinksen. Verder beschouw ik
#8 PARTICIPATIE & SAMENWERKING
Overigens stellen we in de recente stadsmonitor vast dat de tevredenheid over ‘activiteiten voor ouderen in de buurt’ in Kortrijk vrij fors toegenomen is, met ruim 4 punt, terwijl de algemene trend licht dalend is. Daarmee scoort Kortrijk sterk boven het gemiddelde (68,2 vs. 59, 1). De stad stijgt ook van de 7e naar de 2e plaats!
178
8 een erfgoedproject als ‘Ongelooflijk’ evenzeer als meer dan verdienstelijk op het vlak van diversiteit: een oervlaams thema als het katholieke geloof werd soepel verbonden met de veelheid aan godsdiensten die immigratie met zich meebrengt.
#8 PARTICIPATIE&SAMENWERKING
Taallessen blijven hét belangrijkste, zo stellen schepen Santy en verantwoordelijke ambtenaar Ann Van Damme. De bibliotheek werkt daaraan mee door een niet onaardige collectie van ‘wablieft-boeken’ aan te bieden. Basiseducatie komt systematisch langs met nieuwe groepen taalstudenten. De bib houdt lezingen voor die doelgroep; ook zijn er praattrainingen; de bibliotheek helpt met het nalezen op taalfouten van CV’s, men loopt langs met de vraag om bepaalde administratieve documenten die men thuis ontvangen heeft uit te leggen, enz . De Kortrijkse bibliotheek wordt als laagdrempelig ervaren: veel allochtonen komen over de vloer voor het internet en de scholieren over de middag bestaan vaak voor een groot deel uit allochtone jongeren. Als er effectief een zogenaamd ABC-huis komt in Kortrijk, waarom dan niet in de bib en samen met de bib? De klassen komen toch al langs, het materiaal is toch al aanwezig.
90
Cultuur moet ook eens goed nadenken over mogelijke win-wins, misschien eerder vanuit de gangbare werking dan als apart project. Een combinatie van artisanaal vakmanschap en innovatie kan een specifieke uitdaging zijn voor het Buda-project. Anderhalf jaar geleden al bracht het Vlasmuseum een geslaagde textielpresentatie met allochtone vrouwen. En wetend hoe belangrijk dans en muziek zijn voor vele allochtonen, ligt hier wellicht ook denkstof voor Budascoop/-toren en Track. Ook ‘het kleine ontmoeten’, zoals Ruth Soenen het noemde90, kan een spontane, constructieve rol spelen, in het alledaagse leven. Het zich Kortrijkzaan voelen blijkt immers belangrijk te zijn voor allochtonen en daarbij helpen zaken zoals een stadswandeling of een socio-culturele activiteit in de open ruimte. Ondanks dit alles: het blijkt niet evident om de eigen culturele kring te doorbreken, van weerszijden. Er is tijd nodig en volgehouden inzet.
Soenen, R. en De Brandt, H., Neveneffecten. Over het kleine ontmoeten in het lokaal cultuurbeleid en de resultaten van het onderzoek van Ruth Soenen, Brussel, 2011
179
8 3. KUNSTENOVERLEG 3.1. Een nieuw Kunstenoverleg In het najaar van 2010 hebben we een traject opgezet om het Kunstenoverleg te reactiveren, dat de professionele en semi-professionele spelers uit de Kortrijkse kunstensector samenbrengt. U vindt de ledenlijst in bijlage 13. Op basis van een enquête werd in twee sessies (14/12/10 en 07/02/11) een relancering uitgewerkt, die op 23 maart 2011 formeel werd goedgekeurd door de leden (zie bijlage 14). Het Kunstenoverleg definieert als zijn voornaamste taken: • • • • •
Reflectie over gezamenlijke doelen Samenwerking Uitwisseling van best practices, kennis, informatie, expertise (ook op zakelijk vlak) Communicatie, marketing & promotie. Daarnaast wil het Kunstenoverleg ook het beleid adviseren en gelden als gemeenschappelijke belangenbehartiger voor de kunstensector.
De belangrijkste afspraken zijn: •
De Kunstensector wil meewerken aan een langetermijnbeleid over grote projecten / evenementen.
•
De discussie over de hoogte van de subsidies wordt in een ruimer kader bekeken. Er moet duidelijkheid komen door een all-in benchmark die zowel de financiële subsidie in kaart brengt als de materiële subsidie en rekening houdt met in- en uitgaande huurgelden. Daarna wordt vergeleken met centrumsteden van dezelfde grootte.
•
Stad en Kunstenoverleg zullen samen dossiers verdedigen
•
Beide partijen streven naar een sterk partnership. Met het oog op een goede communicatie zal het Dagelijks bestuur de vraag van de schepen in overweging nemen om ook een vertegenwoordiger van de Directie Cultuur in haar rangen op te nemen.
#8 PARTICIPATIE & SAMENWERKING
Inmiddels is Joost Fonteyne verkozen als nieuwe voorzitter. Er vond ook een eerste overleg plaats met schepen en intendant, op basis van een intentiebrief van het bestuur.
180
8 •
De oorsprong van het Kunstenoverleg gaat terug naar het ‘kunstenplan’ van midden de jaren 90. Tegen medio 2012 zal het Kunstenoverleg opnieuw zulk een nota klaarstomen. Van stadswege pleit men er voor dat het nieuwe Kunstenplan en het Strategisch Beleidsplan van de intendant zoveel mogelijk zouden sporen.
3.2. Een nieuwe samenwerkingsbasis
#8 PARTICIPATIE&SAMENWERKING
Zoals eerder al aangegeven (7.4.4. B) hoeft de stad niét de ambitie te hebben om overal op het culturele veld op te treden. Los van hun intrinsieke waarde, vervullen de professionele en semi-professionele kunstenorganisaties op dat vlak een belangrijke rol in de stad, a fortiori in de ambitie om een ‘boeiend en verrassend speelveld’ te creëren. De doorstart die het Kunstenoverleg in 2011 maakte en de uitdrukkelijke vraag naar synergie met het stedelijk cultuurbeleid maken dat de tijd rijp is om nog intensiever samen te werken - weliswaar met respect voor elkaars autonomie en specificiteit.
181
Zeker voor de acht professionele organisaties geldt dat zij een groot deel van hun subsidies vanwege de Vlaamse overheid ontvangen en dus daar ook de grootste verantwoording voor hun werking moeten afleggen. Toch schakelen deze kunstorganisaties zich ook bewust in in de Kortrijkse context. Het is dan ook van belang dat het stadsbestuur, blijkbaar duidelijker dan vandaag het geval is, hun belang erkent, want onmiskenbaar is bij nogal wat leden van het Kunstenoverleg de perceptie aanwezig dat hun betekenis ondergewaardeerd wordt. Bovendien maken zij dat er een specifiek aanbod is op het vlak van theater, dans, podiumkunst tout court, bioscoop en beeldende kunst, dat er anders niet zou zijn en vaak tot het beste in Vlaanderen mag gerekend worden. Sommigen onder hen kunnen dan ook gelden als ‘ambassadeurs’ voor de stad, maar hebben het gevoelen dat die rol te weinig onderkend wordt door de stad, laat staan in wederzijds belang benut. Op dat vlak is perceptie realiteit. Het voorziene geregelde overleg tussen schepen en Kunstenoverleg kan hopelijk een frustratie wegnemen en een win-wins openleggen. Daarnaast lijkt me de tijd ook rijp om de subsidiëring te herzien. Hierboven vermeldden we al de afspraak om niet alleen de puur financiële subsidie te bekijken, maar ook de ondersteuning op materieel vlak en - al of niet betaald- ter beschikking stellen van infrastructuur. Er is bovendien nood aan transparantie en gelijkheid op dat vlak. Het resultaat van de benchmark (financiële en niet-financiële subsidie samen) en de vergelijking met vergelijkbare centrumsteden moet aangeven in welke mate bijsturing gewenst is. Wellicht kan ook gedacht worden aan innovatieve vormen van ondersteuning. Zo lijkt het me voor meerdere spelers belangrijk om te kunnen
8 participeren in een betere globale cultuurcommunicatie, via eigentijdse en kostenbesparende instrumenten zoals een degelijke CRM. Nieuw voor Kortrijk is ook het systeem van convenanten dat ik bepleit, althans in eerste instantie voor de acht professionele actoren. Tot nog toe beperkte de vraag zich in wezen tot: ‘Welk bedrag krijgen we dit jaar?’. Het lijkt me boeiender en beleidsmatig meer rendabel om voortaan te vertrekken van de vraag: ‘Wat kan ik u bieden en wat geef je me daarvoor terug?’ Dat doet geen afbreuk aan de intrinsieke waarde van kunstenorganisaties op zich, maar geeft een meer doelgerichte dimensie aan de samenwerking waar beide partijen kennelijk voor open staan. Zulk een convenant kan samengesteld zijn uit twee delen: 1. Een generiek deel met afspraken voor alle professionele organisaties 2. Een specifiek deel per organisatie
Een proefproject met De Kreun leidde op zijn minst tot een expliciteren en verdere creatieve uitwerking van de bestaande samenwerkingsintenties. Het systeem van convenanten wordt ook al een tijd, met succes, toegepast in centrumsteden als Mechelen en Turnhout. Finaal moet het doel van deze oefening drieledig zijn: 1. Een doelgerichtheid geven aan de subsidie 2. Een billijke regeling transparant maken 3. De materiële subsidie zichtbaar maken De nieuwe legislatuur is een goede gelegenheid om de convenanten als ‘subsidie- en samenwerkingscontract’ uit te rollen voor de acht professionele kunstenorganisaties, met een evaluatie na één jaar werking.
#8 PARTICIPATIE & SAMENWERKING
In het convenant maken beide partijen afspraken over de verwachtingen voor de duur van de overeenkomst, bvb. op het vlak van aanbod en werking. Deze verwachtingen moeten uiteraard in verhouding staan tot de financiële en niet-financiële subsidie. Het bedrag moet dan wel een vaststaand bedrag zijn, geen percentage van een totale pot, dat varieert naargelang van het aantal gegadigden.
182
8 4. STEDELIJKE CULTUURRAAD SOCIO-CULTUREEL WERK & VERENIGINGSPLATFORM 4.1. Socio-cultureel verenigingswerk en amateurkunsten De ‘Cel Socio-cultureel verenigingswerk en amateurkunsten’ ondersteunt het verenigingsleven en de kunstbeoefening door vorming, overleg, informatie, dienstverlening en belangenbehartiging van de doelgroep. De cel heeft een gediversifieerd subsidiesysteem uitgewerkt en volgt dit ook op. Het team, dat twee personen telt, werkt mee aan bepaalde stedelijke of verenigingsinitiatieven en zet zelf een beperkt aantal projecten op (Week van de Amateurkunst, Kunst te Kortrijk,…). Verder staat de cel ook in voor de ondersteuning van de cultuurraad-verenigingsplatform en voorzittersoverleg. Op beleidsmatig vlak geeft de cel beleidsinsteken of werkt ze concrete initiatieven uit. De werking is ook pro-actief door nieuwsbrieven en initiatieven voor overleg. Ik heb kunnen vaststellen dat er een voortreffelijke verstandhouding is met de sector. Kortrijk kent een sterk cultureel verenigingsleven. In 5.2. gaven we al aan dat de sterke ondersteuning door de stad ook rendeert: Kortrijk bezet in de Stadsmonitor de 4e plaats voor participatie in het verenigingsleven en de 3e (2008) en de 5e (2011) qua aantal amateurgezelschappen per 10.000 inwoners.
#8 PARTICIPATIE&SAMENWERKING
Het verenigingsleven groeit overigens nog altijd aan:
183
AANTAL VERENIGINGEN SUBSIDIEERBARE CULTURELE VERENIGINGEN: LEDEN CULTUURRAADVERENIGINGSPLATFORM:
2007
2008
2009
2010
2011
245
249
260
262
264
375
380
385
385
402
In 2010 kwamen 264 erkende subsidieerbare culturele verenigingen in aanmerking voor een subsidie volgens het gemeentelijke erkenningreglement. Een 100-tal daarvan zijn amateurkunsten verenigingen. Deze verenigingen waren samen goed voor 5.600 activiteiten. Ze zijn zeer heterogeen qua doelstelling, doelgroep en qua activiteiten en zorgen aldus voor een rijke en gevarieerde invulling van wat Callebaut in zijn rapport niveau 1 en 2 genoemd heeft. Niveau 1 staat daarbij voor ‘mijn vertrouwde eigen kleine wereld’, maar het is vooral op niveau 2, als ‘uitnodigende wij-plek’, dat het verenigingsleven een unieke, positieve rol speelt. Deze sector levert dan ook een essentiële bijdrage tot de gemeenschapsvorming. Overigens kun-
8 nen deze organisaties eveneens bijdragen tot het ‘boeiend en verrassend’ speelveld (niveau 3) waar Callebaut het over heeft, al is dat geen evidentie. De subsidie per vereniging varieert tussen 225 euro en 1.500 euro. Het totale subsidiebedrag dat volgens het gemeentelijke erkenningreglement toegekend werd aan de subsidieerbare culturele verenigingen bedraagt 112.500 euro. Overigens werden de subsidies aan verenigingen in 2011 met 50% verhoogd. Zoals eerder al gesteld is er ook een grote ondersteuning op het vlak van (sterk decentrale) infrastructuur, die intensief gebruikt wordt. Er is bovendien ook al jaren lang een beleid van gratis dienstverlening en ontlening; over het algemeen zijn de tarieven zeer laag en bestaan er mogelijkheden om via drankverkoop ook eigen inkomsten te genereren.
De toenemende professionalisering heeft ook in Kortrijk zowel voor kwaliteitsverhoging gezorgd als voor toenemende complexiteit. Daardoor ontstaat soms een spanningsveld vanwege het andere stramien en ritme dat het verenigingsleven soms kenmerkt. En net als elders in Vlaanderen heeft het verenigingsleven hier en daar af te rekenen met een vergrijzing op bestuursniveau en soms ook in het ledenbestand. Anderzijds zie je dat altijd weer nieuwe initiatieven de kop opsteken van groepen mensen die elkaar vinden rond thema’s, ontmoeting of kunstbeoefening.
4.2. Verenigingsplatform De Cultuurraad-Verenigingsplatform telde eind 2011 388 verenigingen en 14 leden die geen vereniging zijn. In 2011 hebben 5 verenigingen hun werking gestopt, maar 21 nieuwe verenigingen werden dan weer lid van het Verenigingsplatform. Samen tellen al deze organisaties van het Verenigingsplatform volgens de Cel Socio-Cultureel Verenigingswerk ongeveer 32.500 leden. Dit Verenigingsplatform kampt met een gestage veroudering. Dat is overigens vrijwel overal in Vlaanderen zo: wie destijds als jonge twintiger of dertiger een lans
#8 PARTICIPATIE & SAMENWERKING
Toch is er de aanhoudende vraag vanuit het verenigingsleven om ook in Kortrijk Centrum’ aangepaste vergader- en ontmoetingsinfrastructuur te hebben. Het wegvallen van de Oude Dekenij laat zich kennelijk blijvend voelen. Perceptie is op dat vlak realiteit. Toch adviseer ik, zoals al aangegeven in het vorige hoofdstuk, om eerst een ruime inventaris te maken van wat op vlak van culturele infrastructuur bruikbaar is. De case van ‘De Zonnewijzer’ gaf al aan dat we daarbij ruimer moeten denken dan de specifiek culturele infrastructuur. Als dan ook nog een vlot toegankelijke, overzichtelijke centralisatie van de zaalverhuur gerealiseerd is, moet een onbevooroordeeld praktijkonderzoek uitwijzen waar de resterende problemen liggen.
184
8 brak voor culturele inspraak, is vaak als rijpe zestiger of zeventig-plusser nog altijd actief binnen het bestuur van de cultuurraad, waarvan hij de oprichting meemaakte. Dat pleit voor hun volgehouden inzet, maar inmiddels doet de veroudering vragen rijzen bij de - toch niet onbelangrijke - representativiteit. De raden zelf werken inmiddels aan een verbetering van de wisselwerking tussen adviesraden en beleid, maar de beste manier om meer impact op het beleid te hebben, lijkt me juist het verhogen van de representativiteit.
#8 PARTICIPATIE&SAMENWERKING
Meestal is het geen kwestie van vasthaken aan de functie; integendeel, doorgaans stelt men met lede ogen vast dat er geen doorstroming en vernieuwing is. Het is mijn overtuiging dat die er ook niet zàl komen, zolang cultuurraden blijven werken zoals ze al veertig jaar werken. Jongeren hebben interesse in cultuur en inspraak is voor hen niets dat moet bevochten worden, maar een manier van leven. Alleen voelen ze niet de behoefte om daarvoor op weekavonden om 20 uur samen te komen in buurthuizen en cultuurcentra. Via Twitter, Facebook, ad hoc-communities en andere sociale netwerken kunnen ze overigens veel sneller en veel ruimer inspraak en dialoog organiseren.Art 61 van het (nog altijd geldende ) Decreet Lokaal Cultuurbeleid stelt: “ De gemeente bepaalt de nadere voorwaarden van de werking van de adviesorganen voor cultuur”. In het ontwerp van nieuw decreet is dat een verder ongewijzigd artikel 42 geworden. Hier ligt een kans voor Kortrijk, als stad die innovatie in het vaandel voert, om een vernieuwend traject af te leggen. Overigens is een deel van wat vroeger puur ‘inspraak’ was, meer en meer ‘co-productie’ aan het worden – en trend die je ook in Kortrijk vaststelt.
185
4.3. Conclusies De ondersteuning van het socio-culturele verenigingsleven en de amateurkunsten is vrij aanzienlijk, misschien niet zozeer puur financieel, maar zeker op het vlak van infrastructuur, tarieven, dienstverlening en ondersteuning. Dit zorgt evenwel voor een belangrijk positief maatschappelijk effect, zoals ook Marc Elchardus al aantoonde. Ik adviseer dan ook om deze inspanningen op peil te houden, al is het de vraag of dat zal blijven kunnen tegen dezelfde voorwaarden (gratis of sterk gereduceerde tarieven). Het lijkt me wel een sector waarin - los van de kwestie van het ‘ontmoetingscentrum Kortrijk centrum’, die objectief onderzocht moet worden- bijkomende investeringen geen prioriteit zijn. Tot nog toe was de Cel Socio-cultureel Verenigingswerk en Amateurkunsten niet vertegenwoordigd binnen de Staf Cultuur. Voortaan moet dat wél het geval zijn. Net als de collega-aanbieders (bibliotheek, schouwburg, Buda, Musea,…) is dit een volwaardig bestanddeel van de huidige directie Cultuur.
8 5. EUROMETROPOOL Op diverse fronten wordt sinds begin 2009 gedebatteerd over de rol van cultuur in de Eurometropool. Voor het culturele veld nemen Franky Devos en Roos Desmet hier een actieve rol in. Er werd een document opgesteld met 19 aanbevelingen, dat een overzicht biedt van mogelijke acties. Met het aantreden van Stef Vandemeulebroucke als directeur van de Eurometropool kreeg het agentschap een grotere staf, met o.m. een verantwoordelijke die cultuur en toerisme zal opvolgen. Binnen de vele uitdagingen die wachten is cultuur evenwel geen prioriteit en dat is een betreurenswaardig hiaat.
Ook in het hoofdstuk over ‘Buda’ (7.2.4.) verwezen we naar een mogelijke grensoverschrijdende werking en bestuur. Europees geld voor cultuur (ondermeer voor Next) is essentieel, maar lijkt steeds moeilijker te worden. Om ons als ‘Kortrijk’ (privé en stadsdiensten) goed te organiseren in de Eurometropool, lijkt het me aangewezen om één centraal punt binnen cultuur te organiseren waar alle internationale projectaanvragen op zijn minst gemeld worden en, indien gewenst, ook ondersteund. Nu werken we zelfs in eigen stad, te veel in verspreide slagorde. Het lijkt me toe dat zulk een ‘Expertisecel internationale projecten’ er best komt in nauw overleg met het Kunstenoverleg. In de marge nog dit. Als we het echt menen met de Eurometropoolgedachte, dan moet drietaligheid (Nederlands – Frans – Engels) bij onze grote culturele instellingen en evenementen (musea, tentoonstellingen, Sinksen, …) gelden als vaste prik. We zien dat ook bij alle nieuwe initiatieven in Noord-Frankrijk (LAM, Cassel). De Eurometropool zou dit beleid kunnen officialiseren door financiële of promotionele stimuli te voorzien. Maar ook zonder moet dit gelden als evidentie. Wie zich om taalpolitieke reden daartegen verzet, dwaalt of erger nog: bleef in een vorige eeuw hangen. Er is ook een verschil
#8 PARTICIPATIE & SAMENWERKING
Wellicht zal de stimulus eerder bottom-up gebeuren. Ik merkte herhaaldelijk dat een aantal professionals buiten en binnen de stadsdiensten en ook sommige politici de Eurometropool effectief als een waardevolle opportuniteit beschouwen. Dat is ook de visie van het Kunstenoverleg, waarin De Kreun aanstipt dat het door zijn volgehouden beleid op dat vlak inmiddels ongeveer 1 bezoeker op 4 uit Franstalige regio’s mag verwelkomen. De kwalitatieve en kwantitatieve groei van een project als Next, waarin KC Buda en CK* constructief samenwerken met Waalse en Noord-Franse collega’s, is daar ook een goed voorbeeld van. Maar ook het Vlamsuseum staat klaar om te functioneren in de ruimere textielcontext die de hele Eurometropool kenmerkt. In tegenstelling met ‘Cultuur’ is ‘textiel’ overigens wél weerhouden als belangrijk thema binnen de Europmetropool.
186
tussen buitenlandse marketing en binnenlandse politiek. Vlaanderen moet vandaag voldoende zelfvertrouwen hebben om zich, a fortiori in een grensstreek, op te stellen als een moderne, open gemeenschap.
#8 PARTICIPATIE&SAMENWERKING
187
•
Best practices uitwisselen in de nieuwe directie ‘Mens’ op het vlak van algemene werking, expertise, reglementering, dientverlening en taalverdeling.
•
Doelgroepenwerking voor jongeren, ouderen en allochtonen.
•
Het Kunstenoverleg betrekken bij een langetermijnbeleid voor evenementen.
•
Via convenanten een gemeenschappelijke doelgerichtheid geven aan subsidies voor kunstenorganisaties
•
Nieuwe vormen van niet-financiële ondersteuning toepassen, bvb. op het vlak van communicatie (CRM)
•
Herbronnen inspraak via nieuwe technieken die ook jongeren aantrekken (bvb. social networks)
•
één centraal punt binnen cultuur organiseren waar alle internationale projectaanvragen op zijn minst gemeld worden en eventueel ondersteund worden.
•
Drietaligheid als minimum in internationale communicatie
CULTUURCOMMUNICATIE
9
In 2010 ging bij de Directie Cultuur 371.000 euro naar communicatie; dat is zowat 4% van het totaalbudget. Dat ¼ van dat bedrag naar CK ging is niet verrassend. Voor elk van de tientallen voorstellingen moet immers zetel na zetel verkocht worden. Het is eerder verwonderlijk dat ¾ naar de rest ging. Bovendien heerst bij niemand het gevoel dat men hier optimaal bezig is. Dat bevestigt ook het onderzoek van Callebaut & Co: “ •
Ruim en gevarieerd aanbod
•
De kleuren wit en rood (die ook de kleur van Kortrijk is) vallen heel sterk op, en komen in verschillende brochures terug
•
De foto’s op de covers van het getoonde communicatiemateriaal over cultuur stralen gezelligheid uit.
•
MAAR: De rode draad in het aanbod is zoek. -
•
Er is geen klaarheid in de belofte van de communicatie waar door alles middelmatig of imitatief lijkt (ck = Calvin Klein, …) De visuele contrasten versterken het gebrek aan eenheid: witte brochures die heel clean overkomen tegenover de gezelligheid die andere brochures uitstralen.
De cultuuraanbod legt geen duidelijke accenten: alle evenementen lijken even belangrijk, er zijn geen hoogtepunten in het aanbod“91.
Een Kortrijkzaan drukt het gevat uit: “Ze zouden het beter toch allemaal bundelen. Het lijken nu allemaal privé-initiatieven”. En Callebaut besluit: “De diversiteit in het communicatiemateriaal geeft een beeld van Kortrijk als een actieve, geëngageerde en gezellige stad maar het gebrek aan eenheid in de communicatie-uitingen wijst op een zwakke cultuurstrategie zonder duidelijke keuzes. Daardoor komt het bourgeois karakter van Kortrijk en de valse pretentie bovendrijven“91.
#9 CULTUURCOMMUNICATIE
•
91
Callebaut & Co, Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk, 2011, p. 73
188
9 1. COMMUNICATIE ALGEMEEN Strikt genomen valt ‘communicatie’ op zich buiten het bestek van mijn opdracht. Alleen: het was me al snel duidelijk dat door enkel te werken aan de cultuurcommunicatie, het probleem slechts zeer oppervlakkig zou bijgestuurd worden. Echte winst op het vlak van efficiëntie en effectiviteit kan er voor de cultuurcommunicatie pas komen als ze zich inschakelt in een grondige vernieuwing van de globale communicatie van de stad Kortrijk. Uitgangspunt is de citymarketing als overkoepelende visie, waarin het College van Burgemeester en Schepenen aangeeft welk soort Kortrijk het nastreeft. Dit is een essentiële oefening die elk nieuw bestuur zal moeten maken, bij het begin van de legislatuur. De ambtenaren kunnen hier een insteek geven, maar uiteindelijk geldt bij de finale beslissing het primaat van de politiek. Alle diensten en geledingen van de stad dienen zich daarin in te schakelen in hun specifieke, diensteigen communicatie. Een stijlboek geeft aan welke formele afspraken er gemaakt worden inzake lettertype, kleuren, ‘signatuur’ enz… Deze oefening is in de 2e helft van 2011 gebeurd, na voldoende overleg binnenshuis.
#9 CULTUURCOMMUNICATIE
Eens citymarketing en stijlboek helder en eenduidig zijn, kan de communicatie beginnen. Ik adviseer om daarbij het systeem te hanteren van ‘de drie S-en’: Sturing, Service en Subsidiariteit.
189
•
Sturing houdt in dat de dienst Communicatie voortaan vanuit zijn terreinkennis en expertise de leiding neemt als het over zijn core-business gaat, nl. communicatiemiddelen, -technieken en -distributie.
•
Service impliceert dan weer dat tegenover deze impact ook een dienstverlening staat waarbij Communicatie de andere diensten de nodige communicatie- en marketingtools ter beschikking stelt en een professionele verwerking of uitvoering garandeert.
•
Het principe van de Subsidiariteit tenslotte houdt in dat men het aanleveren van de basiscontent laat gebeuren op het laagst mogelijke niveau waar dat zinnig en praktisch is, met name daar waar de inhoudelijke kennis aanwezig is (en dat zal doorgaans de gespecialiseerde persoon of dienst zijn). Dat betekent in concreto dat de Communicatieafdeling niet alle inhoud zelf schrijft of dat mensen die nu bvb. op de directie cultuur of sportdienst werken, niet plots naar de Communicatiedienst moeten verhuizen. In principe blijft elke afdeling immers verder de content aanleveren waarin zij gespecialiseerd is, van op de plaats waar zij nu gevestigd is. Wel kan de Communicatieafdeling
9 deze content bewerken naargelang de tekst bvb. bedoeld is voor een generalistisch publiek in het maandblad, dan wel een specialistisch doelpubliek in een folder. Er kunnen ook afspraken zijn, naargelang de capaciteit of competentie die in de diensten aanwezig is, dat ook dat in de dienst zelf gebeurt. De Communicatiedienst beheert overigens de digitale informatie en geldt dan ook als beeldbank (voor al of niet bewegend beeld), ‘eindregie’ voor de plasmaschermen, enz…
In de snelle ontwikkeling van IT de voorbije 2 decennia, zijn er immers recent een aantal grondige veranderingen opgetreden. Vroeger lag de nadruk bij ICT-diensten op het zo goed mogelijk bouwen van allerlei systemen. Om financiële en praktische redenen moest andere diensten dan ook soms geduldig wachten tot zij aan de beurt waren, zoals mensen vroeger moesten wachten op uitbreiding van het gasnet. Momenteel is de uitbouw in grote trekken voltooid en is het veeleer zaak geworden om te concentreren op slimme verbindingen, zoals Peter Hinssen ook aangeeft in zijn voortreffelijk boek ‘Digitaal is het nieuwe normaal’. Immers: waar vroeger IT besliste wat er zou gebeuren, en wanneer - vanuit zijn planmatige discipline - is het in een digitaal tijdperk de eindgebruiker die beslist welke toepassingen en systemen hij gebruikt (vb. iPad, iPhone,…). “In een digitale maatschappij verandert het informatiegedrag sneller dan de informatie-systemen. En IT kan deze looppas niet bijhouden”93. Immers, via cloud computing heeft ook de eindgebruiker snel toegang tot gespecialiseerde leveranciers. Ook een aantal andere wetmatigheden veranderen, aldus Hinssen. We leven in een tijdsgewricht waarin het informatieaanbod exponentiëel toeneemt. 20 petabytes is gelijk aan 20.000 miljoen megabytes. Dat is de hoeveelheid harde schijf ruimte die in 1995 werd geproduceerd. Maar dat is ook de hoeveelheid informatie die Google momenteel op 1 dag verwerkt. Ook dat is een trend, zo stelt Peter Hinssen, die je niet kunt blijven volgen. Hier geldt de zogenaamde Wet van Parkinson: ‘Hoeveel informatiecapaciteit je een persoon ook geeft, hij zal die opgebruiken’. Tot nog toe gingen we er van uit: ‘Het is niet erg dat niemand iets terugvindt, zolang we maar niets kwijtraken’. Voortaan kunnen we beter stellen: ‘Snel zoeken en toegang krijgen tot informatie is belangrijker dan
#9 CULTUURCOMMUNICATIE
Om meerdere redenen is een nauwe samenwerking met ICT wenselijk. In principe pleit ik er zelfs voor om ICT en Communicatie samen te smelten tot één nieuwe dienst, waarin zowel de technologische als de inhoudelijke aspecten van de communicatie aangestuurd worden. Dat kadert overigens in een beweging die je ook elders ziet, nl. de verschuiving van ‘informatietechnologie’ (IT) naar ‘informatiestrategie’. In de Kortrijkse context kun je zulk een dienst ‘Communicatiestrategie’ zien als een unit waarin ‘citymarketing’ de strategische aansturing is en IT & Communicatie de operationele uitvoering. De Provincie West-Vlaanderen heeft overigens IT en Communicatie al samengevoegd, met goed gevolg.
93
Hinssen, P., Digitaal is het nieuwe normaal, Tielt, 2010, p. 104
190
9 niets kwijtraken’. Ook hier moeten dus keuzes gemaakt worden voor de Stad Kortrijk, als organisatie. En het personeel dat men in heel die omwenteling nodig heeft zijn mensen die technische kennis en logica combineren met businesslogica (kennis van eindgebruiker). Zij moeten, aldus Peter Hinssen, zich goed bewust zijn van een aantal nieuwe regels, zoals bvb.: • • •
Verberg de complexiteit van het systeem voor de gebruiker Nultolerantie voor digitaal falen Welkom in het tijdperk van goed genoeg
Heel belangrijk is ook de beweging die zich voltrokken heeft ‘van push naar pull’. Waar men vroeger altijd stelde ‘content is king’ is de kreet nu ‘contact is king’. En dat heeft dan weer alles te maken me de opkomst van de sociale media.
#9 CULTUURCOMMUNICATIE
‘Alleen aanwezig zijn op social media is niet genoeg. Een onderzoek naar het gebruik van sociale media door gemeenten in Nederland’ is geschreven door David Kok, een ambtenaar van de gemeente Amsterdam. In zijn onderzoek (zomer 2011) dat gebaseerd is op desk research en een enquête komt hij tot de vaststelling dat sociale media op vandaag nog altijd worden beschouwd als aanvullend communicatiemiddel, met nogal wat eenrichtingsverkeer. Een kleine helft van de gemeenten heeft ook geen sociale media beleid. Ter troost: dat geldt eveneens voor de meeste bedrijven. David Kok stelt zich de vraag “Waarom hebben de meeste gemeenten wel een (digitale) knipselkrant om te kijken wat er in het nieuws is geweest over de gemeente, maar hebben ze geen digitale knipselkrant om te weten wat er over hen is gezegd op de social media?”94 Je moet de sociale media ook weten in te bedden in je processen. En dat vergt dat je een duidelijke doelstelling hebt. Kok wijst ook op het belang van authenticiteit en geloofwaardigheid, het durven experimenteren en het belang van meten. In zijn adviezen definieert Kok vijf aandachtspunten voor de overheid: • “Sociale media gaan voor een groot deel om loslaten en vertrouwen. Beveiligingsrisico’s kan je beheersen door goede afspraken. • Sociale media zijn nog niet voor iedereen. Ze moeten een onderdeel zijn van je totale communicatiestrategie en nooit alleen komen te staan. • Ook op sociale media voeren de zelfde mensen vaak het woord. Luister niet alleen naar de stem van de meest luidruchtige burger. • Geef duidelijk aan welke termijnen je hanteert voor een reactie, maar reageer altijd. • Er is een vertrouwensrisico. De overheid heeft jarenlang gezonden en moet nu leren interageren“95.
94
paper op http://www.david-kok.nl/publicaties.html
95
paper op http://www.david-kok.nl/publicaties.html
191
9 Inmiddels blijkt dat 5, 2 miljoen Belgen of 64% van de Belgische surfers sociale media gebruikt.“Facebook is de meest populaire site met 59% (4,8 miljoen) gebruikers. 12% van de Belgische surfers maakt gebruik van LinkedIn en Netlog. Twitter komt op de vierde plaats met 7% penetratie onder de Belgische surfers. België heeft een iets lager gebruik van sociale netwerken dan het Europese gemiddelde (73%).‘Deze cijfers tonen dat sociale netwerksites ondertussen in alle lagen van de bevolking zijn doorgedrongen,’ verklaart Steven Van Belleghem, managing partner bij InSites Consulting“96. Als stad heb je dan ook een policy nodig. Ook hier gelden opnieuw de 3 S-en: er zal een ‘sturing’ nodig zijn vanuit de communicatiestrategie. Dit zal ook implicaties hebben op de organisatie. De klassieke informatie van one-to-many blijft natuurlijk nog bestaan, maar we moeten vanuit ‘vrije tijd’ ook aandacht hebben voor coproductie. Zulke uiteenlopende steden als New York en Gent hebben inmiddels immers apps ontwikkeld die veel interactiever zijn. In het Gentse geval gaat het om ‘Wakankdoen?’ waarin men op een leuke manier ( ‘Ja’ is ‘Wijs’ en ‘Neen’ is ‘Nieje’) omgaat met de klant. Een ander gevolg is dat de functie die de voorbije jaren (one way) ‘woordvoerder’ genoemd werd, uitgebreid wordt tot ‘stadsmoderator’ (sociale media: interactie).
2. CULTUURCOMMUNICATIE
“Als museum moeten we leren functioneren als een massamedium. Dat vergt inspanningen, want we zijn die sociale media-aanpak niet gewoon. Museumexpansie is niet alleen investeren –in beton of baksteen, maar ook in nieuwe communicatiekanalen.“ Aan het woord is Chris Dercon, de Vlaming die aan het hoofd staat van Tate Modern in London.97 In een sector als de culturele, met zijn fors toegenomen aanbod én een fors toegenomen aantal aanbieders, is communicatie essentieel. De middelen zijn evenwel niét in dezelfde mate toegenomen en op zich is dat niet erg: het verplicht de cultuurcommunicatoren om na te denken over hun - vaak verouderde - communicatie. Vroeger volstond het om je materie te kennen en dat goed te communiceren. Vervolgens werd het gangbaar om je gebruiker te kennen; dank zij de nieuwe, persoonsgerichte technologie was dat ook mogelijk, bvb. via een CRM. Nu zijn we in het tijdsgewricht dat we met die klant ook een interactie ontwikkelen. Betekent dat het einde van eenzijdige printcommunicatie? Geenszins. Ook hier geldt
#9 CULTUURCOMMUNICATIE
2.1. Algemeen
96
Pub-ezine, 14/09/2011
97
Demeulemeester, T. , Youtube voor estheten, Knack 2 november 2011 , p. 92
192
9 dat een nieuw medium zelden een oud gaat verdringen. Het ‘Onderzoek naar de (digitale) dienstverlening van Kortrijk’ dat het Onderzoekscentrum van KH Mechelen in 2010 bekendmaakte, geeft meer inzicht, concreet toegepast op Kortrijk:
#9 CULTUURCOMMUNICATIE
Print blijft het belangrijkste, maar de website is een stevige tweede, waarvan de trend overigens stijgend is. Niettemin moet een stad blijven inzetten op folders e.d.m., zeker in een samenleving waar 30% nog altijd geen internet gebruikt. En waar folders, flyers en brochures binnen handbereik liggen en direct raadpleegbaar zijn
193
Het komt er dus op aan om een aan de lokale realiteit aangepaste mediamix te ontwikkelen. Over dat alles heeft Leiedal, in redactie van Bart Noels, in 2010 een
9 bijzonder interessante en bruikbare brochure gepubliceerd: ‘Dienstverlening: impact met de glimlach’. De regel “Laat communicatiekanalen naar elkaar verwijzen”98 sluit helemaal aan het pleidooi van Peter Hinssen voor ‘Consistentie tussen de diverse kanalen‘99. Ook de evaluatie van Brugge Centraal100 gaf aan dat zowel oeroude (mond aan mond reclame) als hedendaagse communicatiemiddelen hand aan hand gaan. De top drie was: 1. Internet (ongeveer 80% van de buitenlandse bezoekers haalt daar zijn info!) 2. Artikels in de media 3. Mond aan mond Verder blijven ook affiches en visibiliteit in de stad belangrijk. Wat “geen belang als infobron” heeft zijn eigen publicaties als bijlage bij pakweg De Standaard of De Morgen.
2.2. Kortrijk
So far, so good. Het manco zit eerder in het gebrek aan kennis van de gebruikers en vooral: een systeem om zulk een bestand goed te managen. Eerder gaven we al aan dat een aangepaste CRM (Customer Relation Management) een noodzaak is als we de stap van push naar pull willen zetten, van one-way naar interactie, van one-tomany naar one-to-one. Ook om de succesrijke Cultuurwinkel meer en meer uit te bouwen tot een one-stop-shop, zowel voor de eigen stadsdiensten als voor professionele kunstenorganisaties en verenigingen die daar om vragen, is zulk een module absoluut nodig. Integratie in de bestaande systemen is wenselijk, maar als dat tijdsverlies impliceert, dan mag de staart niet langer kwispelen met de hond en moet men kiezen voor een andere oplossing. Eventueel kan ook gezocht worden naar synergie met Cultuurnet in het algemeen en de Regionale cultuurcommunicatie in het bijzonder. Zowel voor de stad Kortrijk als voor Overleg Cultuur Regio Kortrijk is dit laaghangend fruit qua winst in arbeidsuren, personeel en effect.
#9 CULTUURCOMMUNICATIE
Toegepast op Kortrijk stel ik vast dat een aantal diensten beslist niet achterop hinken. CK* bijvoorbeeld, kwam voortreffelijk uit een test met een zogenaamde Mystery Guest, georganiseerd in opdracht van het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. Er was een erg positieve beoordeling voor online-bestellingen, online- betalingsmogelijkheden en de info op de website. Dat is belangrijk in de wetenschap dat er tussen 2004 en 2009 een spectaculaire stijging plaats vond in Vlaanderen bij informatie zoeken (van 32 naar 54%; bij 55- tot 64-jarigen zelfs verdrievoudiging!) en online-bestellen ( van 19 naar 45%)101.
98
Noels, B., Dienstverlening: impact met de glimlach, Kortrijk, 2010 , p. 77
99
Hinssen, P., Digitaal is het nieuwe normaal, Tielt, 2010
100
Brugge Centraal, Presentatie voor de centrumsteden, 6 april 2011
101
Lievens, J. & Waege, H. (red), (2011), Cultuurparticipatie in Vlaanderen, deel II, Leuven/ Den Haag: Acco, p. 372
194
9 Toegepast op Kortrijk meen ik dat er 3 redenen zijn om de externe communicatie in het algemeen en de cultuurcommunicatie in het bijzonder grondig te hervormen volgens het model dat we in dit hoofdstuk ontplooid hebben:
#9 CULTUURCOMMUNICATIE
1. Efficiëntie
195
•
Maak één dienst Informatiestrategie, waarbij de citymarketing de strategische doelgerichtheid uitstippelt en één cluster van ICT en Communicatie instaat voor een klantgerichte aansturing en service.
•
Pas intern het principe toe van de 3 S-en, in het kader van een globale informatiestrategie.
•
Zorg in die oefening voor een betere casting: plaats de juiste mensen op de juiste plaats (nu moeten grafici soms ook voor teksten instaan) en zorg voor efficiëntie en kwaliteit door op minder plaatsen betere competenties in te zetten op communicatie.
•
Ga op gepaste wijze mee in de beweging van push naar pull: van one-way naar interactie, van one-to-many naar one-to-one
•
Zoek maximale efficiëntie in de samenwerking met de regionale cultuurcommunicatie. In een digitaal tijdperk verzamel je de data één keer in, op één punt. Nadien kun je die eindeloos distribueren, klantgericht en tailor-made.
•
Verwaarloos ook de ‘oude’ cultuurcommunicatie niet en de hartelijkheid die uitgaat van bvb. een welkomstpakket voor nieuwe inwoners met folders en gratis (test)tickets (zowel van stadsdiensten als van privé-actoren).
•
Voer een nieuw merkenbeleid. Een merk is slechts een merk als het staat voor een verzameling (programma)-inhoud die het merk een identiteit geeft, zodat de gebruiker er een betekenisvolle relatie mee opbouwt. Een merknaam als CK* is te abstract om ergens voor te
9 staan en dus betekenisvol te zijn. Ook voor beide musea is, na de herprofilering, een nieuwe beloftevolle merknaam nodig. Ik adviseer om deze nieuwe naamgeving niet stuk per stuk te behandelen, maar in een globale context te bekijken (zeker voor alles wat Buda betreft). Met beperkte kosten kan men hier externe expertise inhuren om zowel inhoudelijk als vormelijk ( maar in de lijn van nieuwe stedelijke vormgeving) een coherente oefening te maken.
•
Ontwikkel een globale strategie over wat print of online zal gedistribueerd worden. Wat de print betreft: evalueer telkens ook je distributie. Al te vaak denkt men dat de kous af is als het geprint is – terwijl het werk dan eigenlijk pas begint: wat niet gedistribueerd is, is voor de potentiële bestemmeling net alsof het niét geschreven of gedrukt is.
•
Zoek maximale synergie via samenwerking, zowel in print als in distributie, met Overleg Cultuur Regio Kortrijk, BID,…
•
Shared services kunnen een nieuwe en belangrijke vorm van subsidies zijn, ook voor de professionele actoren. Niet iedereen kan zich een eigen CRM aanschaffen en onderhouden. Mits goede afspraken ligt hier een tool open. Vb.: CRM als vorm van subsidie?
•
Ook een Service Level Agreement met privé-partners kan zorgen voor een aanzienlijke besparing. Quid een Kortrijkse ‘Zone 056’ (naar analogie met Zone 02, 03 en 09) of ‘Week Up’ (zoals in Gent), waarbij stad en privé-bedrijf via een soort joint venture gezamenlijk hun (cultuur) communicatie op een veel ruimere schaal kunnen verspreiden? Wellicht kunnen ook privé-spelers als Budascoop en Kinepolis en misschien ook BID bijdragen in zulk een communicatie?
3. Kennisopbouw •
De technologische ontwikkelingen zorgen voor een enorme explosie
#9 CULTUURCOMMUNICATIE
2. Kostenbeheer
196
9 van de gebruikerstoepassingen op het vlak van communicatie. De tijd is voorbij dat iedereen dit kan volgen, laat staan: kan anticiperen. •
Er is dus een punt nodig in de organisatie waar de nodige kennisopbouw gebeurt. Als citymarketing geldt als inhoudelijke strategische aansturing, dan zal daar ook technologische kennisopbouw moeten gebeuren. Wellicht hoeft niet alles in één persoon geconcentreerd te worden, maar veeleer in een beperkt maar polyvalent team, dat alle aspecten van ‘communicatietechnologie’ volgt, naast de inhoudelijke sturing.
3. INTERNE COMMUNICATIE
#9 CULTUURCOMMUNICATIE
Daarnaast dient ook de interne communicatie geoptimaliseerd te worden. Een & ander zal moeten geïmplementeerd worden binnen de toekomstige directie ‘Mens’. Een goed uitgangspunt voor zulk een ruime directie lijkt me alvast de visie dat interne communicatie geen one-way-informatiedoorgeefluik is, maar “een bemiddelaar tussen management en medewerkers (…) Luisteren en analyseren van wat er leeft gebeurt aan de hand van interne netwerking, enquêtes, gesprekken met het management, social communities en dergelijke meer”102.
102
Daarnaast is er duidelijk nood aan een ‘Staf’ als geregeld contactplatform. Wellicht is het wenselijk om een onderscheid te blijven maken tussen een Beheersstaf (wekelijks of veertiendaags) en een Beleidsstaf (1 X / maand), maar in beide gevallen moeten, los van diploma en graad, àlle diensten vertegenwoordigd zijn. Twee maal per jaar, zo bleek uit een evaluatie op 15 juni 2011, is er nood aan een ‘Beleidsstaf plus‘ (Zomerstaf / Winterstaf), waarop ook een aantal andere medewerkers met inhoudelijke opdracht uitgenodigd worden. Hier gaat het veeleer om presentatie van de medewerkers voor hun collega’s, maar het is ook een gelegenheid voor schepen of directeur om stil te staan bij belangrijke beleidsaspecten. Verder blijven ook in de toekomst maandelijkse one-to-one vergaderingen van de diensthoofden met de directie aangewezen.
De Moor, W., Interne communicatie aan zet, Pub 9, 2010
197
ALGEMENE CONCLUSIES & AANBEVELINGEN
10
1.SAMENVATTING Kortrijk staat aan de top in Vlaanderen qua uitgaven voor cultuur. Toch is er te weinig geld voor de courante werking en evenmin is er een perceptie van Kortrijk als vooraanstaande cultuurstad.
Dat is lastig, maar de stad zit opnieuw in een opwaartse trend zit en cultuurbeleving is een uitstekend middel (maar ook doel) in heel deze dynamiek. Bovendien beschikt cultureel Kortrijk zowel in de privé-sector als bij de stadsdiensten over een generatie van beloftevolle leidinggevenden, die de komende jaren de visie en dynamiek kunnen uitbouwen. Er is een ruim patrimonium en een bloeiend verenigingsleven. Kortom, zo stelde iemand: “Het gerecht is er, maar de saus ontbreekt”. Het komt er nu op aan de juiste keuzes te maken. In een theoretisch hoofdstuk komen twee vragen aan bod: Welke rol heeft cultuur in een stad als Kortrijk? En welk Kortrijk wil men? Een viertal modellen worden bekeken: de pluriculturele stad, de participerende stad, de aantrekkelijke stad en de boeiende stad. Uitgangspunt is enerzijds de autonomie van de kunst en anderzijds de benadering van cultuur als element in een ruimere stedelijke organisatie. Op die manier helpt ‘cultuur’ mee aan een ruimere dynamiek en versterkt ze haar unieke betekenis, met een specifieke, geïntegreerde bijdrage tot het stadsweefsel. Met 13,8% allochtonen wacht een uitdaging als Vlaamse maar ook pluriculturele stad. Wetend dat het aanbod de participatiegraad doorgaans overstijgt, is er ook werk aan de participerende stad. Minder dingen beter doen, is de boodschap. Cultuur speelt evenwel een niet te onderschatten rol in de aantrekkingskracht van de stad, aldus Gerard Marlet. Een aantrekkelijke stad trekt hoogopgeleiden aan die productiever en flexibeler zijn, meer geld uitgeven en via ondernemingen zorgen voor secundaire tewerkstelling. Jan Callebaut stelt vast dat Kortrijk nood heeft aan een heldere identiteit en persoonlijkheid om zo de identificatie te bevorderen en de emotionele relatie Kortrijkzaan - Kortrijk te versterken. Dit betekent dat duidelijke keuzes dienen gemaakt te worden en de
#10 ALGEMENE CONCLUSIES&AANBEVELINGEN
Wat met succes in de breedte uitgebouwd is, heeft groei in de hoogte belet. De voorbije decennia is een aanzienlijke infrastructuur - ook decentraal - uitgebouwd zowel qua bibliotheekwerking als in buurthuizen en ontmoetingscentra; wellicht verhoudingsgewijs de meest uitgebreide van het land. De lokale bevolking apprecieert die infrastructuur en ze wordt ook intensief gebruikt. Anderzijds leeft ook de ambitie van Kortrijk als centrumstad om onderscheidend te zijn door zijn culturele aanbod en creativiteit. Vanuit de bestaande werking is druk om hiervoor voldoende middelen te voorzien. Aangezien er niet voldoende geld is om voluit te gaan voor beide betrachtingen (de lokale zowel als de bovenlokale), dringen keuzes zich op.
198
10 keuze die hij bepleit is die voor een stad als boeiend en verrassend speelveld. De keuzes die Kortrijk maakt moeten niet alleen de juiste zijn, ze moeten ook een coherent geheel vormen en moeten leiden tot groei in de hoogte, zichtbaarheid. Samenwerking en synergie worden erg belangrijk, temeer omdat een verdere groei voor cultuur duidelijk niet langer zal bestaan uit altijd maar meer middelen.
#10 ALGEMENE CONCLUSIES&AANBEVELINGEN
Vertrekkend van de twee cultuurzones (cultuurtoerisme en cultuurbeleving), stellen we voor om het culturele werkveld in het centrum van Kortrijk uit te bouwen rond 4 speerpunten, telkens twee per zone:
199
•
Cultuurtoeristische zone (Leie-as): 1. Vlasmuseum 2. Buda
•
Cultuurparticipatiezone (as Station-Schouwburg): 1. Bibliotheek 2. Cultuurcentrum
In deze legislatuur heeft de stad vooral geïnvesteerd in de Leie-as. Voor een volgende legislatuur staan, op cultureel vlak, vooral investeringen in de as Station-Schouwburg te wachten. Daarnaast moet iedere dienst binnen de directie Cultuur zijn missie bevragen en definieren wat zijn kerntaken zijn. Gaandeweg is het activiteitenpakket gegroeid, zonder dat opdrachten wegvielen en werd de eigen werking te weinig bevraagd. Intern moeten dus eveneens keuzes gemaakt worden. Die kerntaken moeten vertaald worden in globale budgetten – want ook die zitten nu vaak te verspreid om een helder zicht mogelijk te maken. Op basis van deze keuzes kan Kortrijk beslissen welke zaken het prioritair wil uitspelen, naargelang van de globale beleidsvisie. Het doel moet zijn om de stad, bovenop de bestaande lagen van vertrouwde directe omgeving en uitnodigende wij-plek, een dimensie te geven van boeiend en verrassend speelveld, als open invitatie. Doelgerichte partnerships zijn daarbij ten zeerste aangewezen. Het gaat hier zowel om vitale coalities als om convenanten met de vaak sterke privé-actoren. De vier speerpunten zijn evenwel essentieel in het plan. Ze genieten van het huidige elan, maar kunnen er ook op hun beurt aan meehelpen.
10 Het Vlasmuseum is toe aan een grondige herprofilering. Het tanende bezoekerscijfer (terugval tot 1/6 op 25 jaar tijd) geeft dat duidelijk aan. De nieuwe locatie ligt aan de ‘Golder River’, in het pakhuis waar de Linen Thread Company, één van de belangrijkste associaties van spinners in de wereld, van 1913 tot 1945 actief was. Het is nu zaak om het verhaal van vlas en Leie opnieuw te vertalen voor de generatie die nù leeft of geboren wordt. Het Vlasmuseum moet daarvoor drie stappen zetten: 1. De stap van nostalgisch museum voor oud-vlassers naar actueel, interactief belevingscentrum, waarin ook het sterke verhaal van economische reconversie zijn plaats krijgt. 2. De stap van productgericht naar publieksgericht museum, met het verhaal van mensen in plaats van dat van materie.
Verder is maximale synergie nodig met het Buda-eiland, Overleie, Eurometropool en toerisme. Inmiddels kreeg NoAarchitecten de opdracht, met Madoc als partner voor de scenografie. De Budafabriek is een belangrijk nieuwe element op het Buda-eiland, dat niet langer als ‘kunsteneiland’ omschreven wordt maar als ‘eiland van creatie’. Gelegen in het hart van de stad en omringd door schitterende Leie-boorden, moet Buda geactiveerd worden door een bundeling van vele krachten. Het Broelmuseum zal zich voluit inschakelen in die dynamiek, via een grondige herprofilering. ‘Kunst uit regio Kortrijk’ is onvoldoende als trigger, temeer omdat de collectie weinig onderscheidend is. Het Broelmuseum is binnen de Budaconstellatie evenwel de enige speler die geldt als ‘geheugen van het eiland’. Dat impliceert het conserveren van de actuele creatie voor de toekomst en op die manier gaandeweg de opbouw van een veel relevantere collectie. Ook dienen de hiaten van de voorbije decennia prioritair weggewerkt te worden. Er zijn sterke collectioneurs in regio (zowel vroeger als nu); wij laten hen de dialoog aangaan van hùn collectie met die van het museum. De traditionele historische opbouw van de collectie wordt hoe dan ook verlaten, om plaats te maken voor een thematische opbouw met wisselend karakter.
#10 ALGEMENE CONCLUSIES&AANBEVELINGEN
3. En tenslotte ook de stap van ‘stand-alone-museum’ naar begin- of sluitstuk van een ruimere cultuurtoeristische zone in het centrum, langs de Leie en overvloeiend in het Buda-eiland.
200
10 De expertisepool ‘tentoonstellingen’ wordt geïntegreerd in de totale werking van Broelmuseum en Buda-eiland. Op die manier moeten we komen tot een echt tentoonstellingsbeleid, tegenover de huidige versnippering van op zich vaak waardevolle, maar zelden onderscheidende initiatieven. Tussen Cel Tentoonstellingen, Broelmuseum, Vlasmuseum, 1302/Erfgoed en Budafabriek moeten heldere en hechte afspraken gemaakt worden ivm tentoonstellingsritme en locaties. Zo zal de Benedengalerij van CK*, op zich mooi maar ongelukkig gelegen, niet meer gebruikt worden als expositieruimte. Het tentoonstellingsbeleid moet van financieel realisme getuigen, de expertise bundelen en mikken op publiekswerking en kwaliteit, eerder dan kwantiteit. De ondersteunende dienstverlening van de Cel Tentoonstellingen wordt voortgezet, maar selectief, op basis van het uitgestippelde beleid.
#10 ALGEMENE CONCLUSIES&AANBEVELINGEN
De Budafabriek wil verbindingen realiseren op het raakvlak tussen kunsten, economie, onderwijs, wetenschap, technologie en samenleving, met het oog op sociale, artistieke en economische vernieuwing . Hiertoe ontwikkelt de Budafabriek vitale coalities waarin mensen uit verschillende disciplines en sectoren met elkaar samenwerken, creëren, tentoonstellen en elkaar ontmoeten.
201
Een eerste toepassing zagen we alvast bij de zeven organisaties die elkaar vonden als ‘founding partners’: de Stad Kortrijk/AGB Buda, Leiedal, Designregio Kortrijk, Flanders InShape , Howest , het Broelmuseum en Kunstencentrum Buda . Overigens blijft de Buda-werking open staan voor alle relevante partners, in een transparant afsprakenmodel, met wederzijdse engagementen. Voor een verdere toekomst wordt gedacht aan een uitbreiding tot een regionale constructie, graag zelfs kaderend in de Eurometropool. Dat is echter voor later; inmiddels is de aandacht geconcentreerd op de opening in september 2012 en de intensieve samenwerking met Interieur die zich aanmeldt voor het najaar. Het blijft wel zaak om de nog fragiele Buda-constructie te beschermen via een geschikte organisatiestructuur, waardoor het Buda-project zowel conceptueel als beleidsmatig in de nodige autonomie en in een ruim, pluriform samenwerkingsverband zijn werking kan ontplooien. De Buda-infrastructuur moet prioritair benut worden in het licht van haar missie. We moeten evenwel af van de tempelgedachte dat het eiland alleen door ingewijden kan betreden (laat staan: benut) worden. Enerzijds dringt een dynamisering van het eiland zich op; anderzijds is er nood aan een efficiënte, pragmatische exploitatie van àlle culturele infrastructuur, via een centraal reservatiesysteem met maximale klantvriendelijkheid. Bij wijze van spreken grenzend aan het Buda-eiland heb je Kortrijk 1302. We verlaten de ambitie om hiervan een derde erkend museum te maken. Het blijft wel de plaats waar historisch Kortrijk geëxposeerd wordt.
10 Een derde speerpunt is de bibliotheek: conceptueel en qua publieksbereik jong en mee met zijn tijd, maar gehuisvest in een verouderd gebouw. Toch blijft ook in het digitale tijdsperk een bibliotheek essentieel als plaats van ontmoeting en rust, en als betrouwbare gids in het hand over hand toenemend informatie-aanbod. De uitgebreide decentralisering, waarmee Kortrijk afgetekend aan de top staat in Vlaanderen, is in zijn huidige vorm niet meer haalbaar. Een onbezonnen ingreep is niet aan de orde, Integendeel, een multidisciplinaire werkgroep krijgt tijd tot het vroege najaar om de vraag te beantwoorden wat nodig is op welke plek, voor welke doelgroepen, hoe men dat optimaal kan organiseren, en tegen welke kostprijs.
Een nieuwe bibliotheek is nodig in de volgende legislatuur – maar dan een weloverwogen en écht nieuwe; meer dus dan zomaar een nieuw gebouw voor de bibliotheekwerking van vandaag. De inplantingsplaats nabij het Station blijft uitstekend en een fraaie samenwerking met de daar aanwezige muziekactoren is nu al aan het groeien, in goed collegiaal overleg met CK*/Track. Voor deze ‘bibliotheek van de toekomst’ zien we 4 strategische doelstellingen: 1. Inzetten op wat de bibliotheek uniek maakt bij haar publiek 2. Meer aandacht besteden aan de lokale specificiteit en het gemeentelijke beleid 3. Inspelen op het gewijzigde gedrag van mensen in een digitale omgeving 4. Sterkere organisatie door werkprocessen te optimaliseren, infrastructuur aan te passen aan lokale noden, een nieuw organisatiemodel en een geschikt personeelsbeleid Vier aspecten gaan immers het succes van de toekomstige bibliotheek bepalen: de band met de gebruikers en de diversiteit van die gebruikers; de expertise en service die je hen biedt en de betrouwbaarheid daarvan (ook als correctie op de markt).
#10 ALGEMENE CONCLUSIES&AANBEVELINGEN
Daarnaast moet het afgetekende onevenwicht in A/B-functies versus C/D rechtgetrokken worden. Kortrijk bevindt zich hier ver onder het gemiddelde en in het licht van de snel veranderde bibliotheek is een ingreep absoluut nodig. Wetend dat de financiële middelen beperkt zijn, bepleiten we minder personeel, dat evenwel hoger gekwalificeerd is en minder openingsuren moet verzorgen. Verder is het ook zaak om de nodige ICT-vernieuwing door te voeren, wil de koppositie die Kortrijk op dat vlak inneemt niet in het gedrang komen.
202
10 De publiekswerking op vlak van lokaal erfgoed wordt ingeschakeld in de courante bibliotheekwerking. Dit kadert ook in het project ‘Erfgoed Kortrijk 2014’ van de Erfgoedcel: een belangrijke rationalisering van de werking door met alle relevante spelers samen te denken in termen van kerntaken en complementariteit. Het cultuurcentrum komt uit perceptieonderzoek naar voor als dé culturele trekpleister voor Kortrijkzanen: het boegbeeld van cultuur in Kortrijk. Bovendien is het financieel beleid er verhoudingsgewijs uitstekend.
#10 ALGEMENE CONCLUSIES&AANBEVELINGEN
Nu het decretale kader minder normerend wordt, is de tijd rijp om OC’s en CK*/Track, elk vanuit hun eigen missie grote onderlinge autonomie te gunnen, maar SLA’s te sluiten waar samenwerking en afspraken aangewezen zijn.
203
Wil CK* zijn ambitie kunnen blijven waar maken als dé schouwburg van Zuid-WestVlaanderen, dan is een stapsgewijze verhoging van het programmeringsbudget aangewezen, evenals het op peil brengen van het personeelsbestand, tot het gemiddelde van de A-centra. Ook een stappenplan voor het voltooien van het masterplan in de volgende legislatuur dringt zich op. Track* als muziekcentrum wordt erkend in zijn belang, niet als cavalier seul, maar in een regierol met de andere relevante spelers. Het evenementenbeleid wordt ingebed in de artistieke expertise van de schouwburg en muziekcentrum. Dat is ook zo voor Humuz, dat instaat voor de cultuureducatie. Een geïnspireerde samenwerking met de horeca kan uitmonden in een win-win. Het rapport bevat ook nog een pleidooi voor de explicitering van de verantwoordelijkheden tussen schepen en ambtenaar, doelgroepenwerking (jongeren, ouderen, allochtonen) en een herbronde samenwerking met Kunstenoverleg en Cultuurraad. Convenanten met de lokale professionele partners moeten een doelgerichtheid geven aan de synergie. Cultuur in de Eurometropool is aan het groeien vanuit de basis, helaas alsnog zonder financiële stimulans vanuit de organisatie. Tot slot komt de cultuurcommunicatie aan bod, die voor flink wat verbetering vatbaar is, maar alleen ten gronde kan aangepakt worden binnen een vernieuwd algemeen communicatiemodel van de stad. In zijn totaliteit wil dit rapport getuigen van een duidelijk geloof in het belang en het potentieel van cultuur in Kortrijk. Keuzes en samenwerking zijn de twee sleutelwoorden. Duidelijke keuzes zullen de efficiëntie en effectiviteit aanzienlijk bevorderen. Samenwerking tussen relevante partners zal leiden tot meer zichtbaarheid en betere budgetbeheersing.
10 2. BELANGRIJKSTE ACTIEPUNTEN
2.
Implicaties op het vlak van personeel (competentiebeleid, bib, …)
3.
Implicaties op het vlak van financiën
4. Vlasmuseum • Financiering rondmaken - Faseren - Ondersteunen fondsenwerving • Inhoudelijke herprofilering: - Meer sociale relevantie - Link naar vandaag , met aandacht voor economische reconversie - Interactief belevingscentrum • Uitbreiding van het publieksbereik: - Van productgericht naar publieksgericht museum, met het verhaal van mensen in plaats van dat van materie - Sterke synergie met toerisme / Mice, Eurometropool, Budaeiland en Overleie - Al in voorbereidende fase sterke aandacht voor marketing - Integratie in het totale tentoonstellingsbeleid 5.
Buda(fabriek) • Conceptuele afwerking - Vaststellen definitieve missie - Uitwerken structurele en occasionele financiering - Partnerships definiëren en engagementen vastleggen - Ontwikkelen exploitatie en beheer (ondernemingsplan) - Uitwerken communicatiestrategie • Infrastructurele afwerking - Opvolgen verbouwingswerken • Programmatorische afwerking - programmering in het algemeen - opening najaar 2012 in het bijzonder • Juridische afwerking - Voorbereiden toekomstige juridische organisatievorm
#10 ALGEMENE CONCLUSIES&AANBEVELINGEN
De implementatie van dit rapport start vanaf januari 2012. Dit proces gaat over drie elementen: 1. Organisatorische inbedding in stadsorganisatie en bestuurs-/adviesstructuur
204
10
#10 ALGEMENE CONCLUSIES&AANBEVELINGEN
6.
205
Broelmuseum A. Broelmuseum • Inbedding in de totaliteit van Buda • De traditionele historische opbouw van de collectie wordt verlaten, om plaats te maken voor thematische opbouw met wisselend karakter • Uitwerken van structureel samenwerkingsverband met sterke collectioneurs in regio • Uitbouwen van functie ‘de conservator van de creatie’. Dat impliceert het conserveren van de actuele creatie voor de toekomst en op die manier gaandeweg de opbouw van een veel relevantere collectie. Zo kan het museum ook een rol spelen als mogelijke toonplek voor Designregio Kortrijk. Ook dienen de hiaten van de voorbije decennia prioritair weggewerkt te worden. • Kritische evaluatie van collectie met oog op afstootbeleid B. Tentoonstellingenbeleid • Nieuw tentoonstellingsbeleid: - minder tentoonstellingen, maar beter en zichtbaarder - consolideren van bestaande initiatieven en verder bouwen op successen - tentoonstellingen inschakelen in grote stadsprojecten of festivals: bv. Interieur, Europalia, Lille3000, Mons 2015 •
7.
betere communicatie - extern: > doeltreffender promotie > maximaliseren synergie - intern: > audio, teksten, brochures,… : gelaagde informatie waarbij een select publiek op zijn specialisatie wordt aangesproken en een breed publiek in heldere, begrijpbare taal
Kortrijk 1302 • Inzetten als presentatieplaats voor historisch Kortrijk • Op termijn: werking verruimen naar ‘identiteit’, op een publieksverbredende manier
10
•
9.
Lokale erfgoedwerking - De lokale erfgoedontsluiting inbedden in nieuwe bibliotheek, in een heldere rolverdeling met de musea en Kortrijk 1302 - Enkel collectiestukken aankopen volgens de vooraf afgesproken prioriteiten - Verder uitwerken en voltooien ‘Erfgoed Kortrijk 2014’ Organisatievorm intergemeentelijk erfgoedconvenant
Cultuurcentrum A. Schouwburg / Track • Helderheid in missie, taken, personeel en cijfers tussen CK* en gebiedswerking, met goede SLA’s. • Verhogen van het programmeringsbudget met 25.000 € gedurende drie jaar, zodat het opgetrokken wordt van 125.000 tot 200.000. • Toepassen prijsdifferentiatie, om de eigen inkomsten te verhogen • Track, met een regierol inzake muziek, ontwikkelen als volwaardig bestanddeel van het cultuurcentrum • Het Masterplan planmatig uitvoeren, gespreid in de tijd en in samenhang met de eventuele heraanleg van het Schouwburgplein; daarbij de Uitwinkel , in collegiaal overleg, uitbouwen tot one-stop-shop met ticketing tot zelfs zaalreservatie. • Win-wins uitwerken met horeca B. Evenementen • Ontwikkelen evenementenbeleid en evenementenkalender via duidelijke prioriteiten, nuttige partnerships, systematische evaluatie en correcte vertaling van het belang in een globale begroting per project
#10 ALGEMENE CONCLUSIES&AANBEVELINGEN
8. Bibliotheek • Strategisch - Een globaal plan ontwerpen voor bibliotheekvoorziening in Kor trijk, met zowel aandacht voor de nieuwe bibliotheek (middel lange termijn) als voor decentrale dienstverlening (korte termijn). - Aantal openingsuren verminderen, zodat minder maar hoger gekwalificeerd personeel kan ingezet worden. - Beslissen over Esperantobibliotheek, digitaliseringsproject platenarchief van Radio 2, Radiomuseum en Speelotheek, in het licht van een kerntakenvisie - Het voortouw nemen om de succesrijke ICT-uitrusting up to date te brengen, zowel materieel als qua policy.
206
10 • •
Het Kunstenoverleg betrekken bij een langetermijnbeleid voor evenementen Eénduidigheid in verantwoordelijkheid, zowel operationeel als politiek
10. Dienstverlening • Efficiënt maar publieksvriendelijk management voeren van de Kortrijkse culturele infrastructuur op het vlak van zaalreservatie en ticketing. Dit kadert in een ruimer gesprek over dienstverlening naar burgers, verenigingsleven en kunstorganisaties, met aandacht voor efficiëntie en kostenbesparing, maar ook service, werkbare afspraken en autonomie.
#10 ALGEMENE CONCLUSIES&AANBEVELINGEN
11. Communicatie A. Algemeen • CRM e.a. persoonsgebonden marketing uitbouwen • Drietaligheid als minimum in internationale communicatie
207
B. Efficiëntie • ‘Informatiestrategie’ ontwikkelen, waarbij de citymarketing de strategische doelgerichtheid uitstippelt en één cluster van ICT en Communicatie instaat voor een klantgerichte aansturing en service. • Toepassing van het principe toe van de 3 S-en, in het kader van een globale informatiestrategie. - Betere casting: de juiste mensen op de juiste plaats - meer efficiëntie en kwaliteit door op minder plaatsen betere competenties in te zetten • Van one-way naar interactie, van one-to-many naar one-to-one • Maximale efficiëntie in de samenwerking met de regionale cultuurcommunicatie, ism Cultuurnet Vlaanderen • Nieuw en coherent merkenbeleid ontwikkelen: Buda algemeen & Broelmuseum in het bijzonder, CK, Vlasmuseum,… • Welkomstpakket voor nieuwe inwoners met folders en gratis (test) tickets (zowel van stadsdiensten als van privé-actoren). C. Kostenbeheer • Globale strategie uitstippelen over wat via print of online zal gedistribueerd worden. Wat de print betreft: ook distributie evalueren. • Maximale synergie zoeken via samenwerking, zowel in print als in distributie, met Overleg Cultuur Regio Kortrijk, BID,…;
10 • •
samenwerking met bestaande initiatieven onderzoeken (Week Up, Persgroep, BID, Kinepolis,...) Onderzoeken van shared services in communicatie als vorm van subsidie
B. Participatie • Aandacht voor cultuurparticipatie van allochtonen,jongeren & ouderen via doelgroepenwerking i.s.m. huidige directie Welzijn • Inspraak grondig vernieuwen via nieuwe technieken die ook jongeren aantrekken (bvb. sociale netwerken) C. Ervaringsuitwisseling • Best practices uitwisselen in de nieuwe directie ‘Mens’ op het vlak van algemene werking, expertise, reglementering, dienstverlening en taakverdeling • Criteria voor erkenning en retributies tegen het licht houden met het oog op transparantie, gelijkheid en billijkheid • Eén centraal punt binnen cultuur organiseren waar alle internationale projectaanvragen op zijn minst gemeld en eventueel ondersteund worden, zowel van stadsdiensten als van privé-actoren (in de mate dat ze daaraan willen participeren – te bespreken met Kunstenoverleg). D. Subsidiebeleid • Via convenanten een gemeenschappelijke doelgerichtheid geven aan subsidies voor professionele kunstenorganisaties • Nieuwe vormen van niet-financiële ondersteuning toepassen, bvb. op het vlak van communicatie (CRM)
#10 ALGEMENE CONCLUSIES&AANBEVELINGEN
12. Transversale aandachtspunten A. Onderlinge afstemming • Kortrijk via de juiste instellingen en initiatieven voldoende ontwikkelen als ‘boeiend en verrassend speelveld’ • Herbekijken openingstijden in het algemeen en van de musea in het bijzonder • Organisatie van de algemene diensten van ‘cultuur’ (socio-culturele werking, evenementen, communicatie,…) in het kader van de ruimere directie mens
208
10 13. Laterale aandachtspunten A. Toerisme & strategische cel • Een natuurlijke flow creëren in de stad via 4 zones en 4 culturele speerpunten; ‘poorten’ aanleggen tussen die zones • Erfgoedcircuit in de stad uitwerken (toeristische bewegwijzering) • Omgevingswerken op Buda: verlagen kaai, tuinen, publieke ruimten
#10 ALGEMENE CONCLUSIES&AANBEVELINGEN
B. Toerisme • Grote tentoonstellingen & evenementen als volwaardig toeristisch product vermarkten • ‘Grote namen’ van Kortrijk beter benutten
209
#B BIJLAGEN
STRATEGISCHE OPTIES IN SWOT CORRELATIEKADER
verruimde aandacht voor cultuur vanwege overheid; (vernieuwde) Vlaamse en Europese subsidies
Andere actoren: • groeiend(e) overleg en samenwerking tussen stedelijke en niet-stedelijke actoren in en buiten Kortrijk; tussen cultuur en andere beleidscellen (burger & welzijn, ocmw, monumentenzorg, toerisme, designregio, e.a.) • Overleg Cultuur Regio Kortrijk; communicatieplan Uit in Regio Kortrijk met implementatiemogelijkheden voor Uit in Kortrijk • strategisch toeristisch plan Kortrijk & Leiestreek • sterke (sociale) economie; nieuw winkelcentrum • kwalitatief onderwijs
•
3 VERNIEUWINGSASSEN >stad van creatie, innovatie en design > rasterstad: sterke partnerships; scha kel in eurodistrict >leefbare stad: aantrekkelijke publieke ruimte en woonomgeving (forum); op maat van & met inspraak van de deelgebieden en hun bewoners (ge biedswerking) STADSPROJECTEN als bindmiddel Publiek: • demografische evolutie: blijvende demigratie van jonge gezinnen en jonge werkenden; stijgende multiculturaliteit • steeds hogere verwachtingen van het publiek; individualisering van het cultuuraanbod; ‘een aanbod op maat’ • kloof tussen maatschappelijke groepen; uit de boot vallen van ‘kwetsbare’ groepen • nood aan betrokkenheid tussen stad en deelgemeenten; bonding en bridging
•
•
•
gebrek aan keuzes overwaardering van het evenementiële en het projectmatige t.o.v. de basiswerking van diverse huizen sterke profilering van andere West-Vlaamse centrumsteden (i.c. Brugge, Oostende en Roeselare) aanvaarding natuurlijke centrumpositie Kortrijk in de regio de Kortrijkse openbare ruimte, 15 jaar in continuë verandering
Overheid & andere actoren:
Overheid: • krachtig bestuursakkoord voor uitbouw Kortrijk als centrumstad: • •
BEDREIGINGEN
OPPORTUNITEITEN
BIJLAGEN
B
1. SWOT-analyse
210
STRATEGISCHE OPTIES IN SWOT CORRELATIEKADER (vervolg)
Publiek: •
stijgende participatie van publiek uit de (grens)regio groeiende vrijetijdsmaatschappij culturele diversiteit
Organisatie: • onevenwicht tussen investeringen enerzijds en onderhoud bestaande infrastructuur en werkingsmiddelen anderzijds • nood aan betere afstemming tussen beidsdirecties en beheersdirecties; nood aan rolafbakening en interne communicatie. • te hoge verwachtingen en overbelasting personeel; niet altijd juiste mensen op de juiste plaats een nieuw gemeentedecreet: verminderd belang van het middenveld •
211
• •
Organisatie: • een integrale en projectmatige aanpak van beleidsproblemen • een nieuw gemeentedecreet: beperking aantal vzw’s; band met gemeenteraad; inbreng deskundigheid; heldere beheerscontracten
#B BIJLAGEN
B
#B BIJLAGEN
Cultuuraanbod: • nieuwe concepten: Buda, Muziekcentrum, Kortrijk 1302, Bib van de 21ste eeuw & Levenslang Leren • groot en sterk gespreid aanbod; de volle (feest)kalender • sterk podiumprofiel (dans, humor, theater, hedendaagse muziek); een nieuw élan in de bib • erfgoedconvenant; visieontwikkeling musea • grote verscheidenheid aan verenigingen en professionele actoren in cultuur en aanverwante domeinen; sterke Noord-Franse partners Communicatie en publiekswerking: • - doorgedreven huisstijl, vb. CK* als merknaam • - uitbouw kunsteducatieve trajecten • - Streekbezoekerscentrum voor Kortrijk & de Leiestreek Participatie: • grote participatie aan het aanbod • originele gemeenschapsprojecten en sociaal-artistieke werkingen • sterk uitgebouwde inspraak
STERKTES
•
• •
•
•
•
Zet creatie, innovatie en design in als rode draad van je cultuurbeleid. Versterk het cultureel bewustzijn van de Kortrijkzaan door steun te bieden aan creatief talent binnen een grensoverschrijdende aanpak. Realiseer de Bib van de 21ste eeuw. Zorg voor een geïntegreerd en geprofileerd erfgoedbeleid Maak van de cultuurbeleidsplanning een continu proces. Zorg hierbij voor duidelijke en gedragen beleidskeuzes met een expliciete link naar het bestuursakkoord. Bouw sterke samenwerkingen uit.
-> INVESTEER
•
•
•
•
Blijf investeren in de reguliere werking van de stedelijke actoren (cultuurcentrum, bib, musea, erfgoed, evenementen). Versterk hun profiel en maak hen tot medespelers in de realisatie van grote stadsprojecten. Gebruik de aanwezige expertise om tegemoet te komen aan de individualisering van het cultuuraanbod. Zorg hierbij voor een kwalitatief aanbod met een hoge belevingswaarde en voor een innovatieve en klantvriendelijke communicatie en publiekswerking. Ga radicaal voor een jong cultuurbeleid; maak kinderen, jonge gezinnen en jongeren coproducent van je werking. Heb hierbij bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen en voor nieuwe belgen. Zorg voor een efficiënt gebruik van de aanwezige infrastructuur en houd die ook up to date.
-> VERDEDIG
B
212
STERKTES (vervolg) Personeel: • uitbouw beleidsteam cultuur • grote expertise in diverse domeinen van cultuur; gemotiveerd en flexibel personeel cultuurbeleidsplanning als job actief ondersteuningsbeleid; uitbouw loketfunctie
213
• •
Infrastructuur: • uitgebreide en gedecentraliseerde infrastructuur; kwalitatief ingericht en laagdrempelig naar gebruik
#B BIJLAGEN
B
#B BIJLAGEN
Overheid: • vertaling beleidskeuzes naar de organisatie toe • link design & cultuur Personeel: • gebrek aan sectoroverschrijdend projectmanagement • regelmatige personeelswissels Financies: • beperkte werkingsmiddelen Cultuuraanbod: • verstadsing evenementen; zwak profiel zomer in Kortrijk • nood aan geïntegreerd erfgoedbeleid; geen aansluiting met streekerfgoed • nood aan gemeenschapsvorming in stadscentrum Communicatie en publiekswerking: • nood aan geïntegreerde vrijetijdscommunicatie en aan afstemming met globale citymarketing; gevolg: diffuse beeldvorming over Cultuur in Kortrijk • nood aan uitbouw kalendermanagement Participatie: • blinde vlekken in publieksbereik • verouderde adviesverlening
ZWAKTES
•
•
•
Zet de gebiedswerking in als een instrument voor versterkte participatie en inspraak. Werk aan projecten die bridgend werken voor de Kortrijkse gemeenschap. Zorg voor aangepaste en dynamische beheers- en adviesorganen Ontwikkel expertise in het binnenhalen van subsidies en fondsen.
-> BESLIS
•
•
•
Zorg voor een duidelijk organogram en dito takenpakketten, aangepast aan de actuele noden en uitdagingen; ontwikkel projectmanagement. Zorg voor een constructief en resultaatsgericht overleg tussen beheers- en beleidsdirecties. Verhoog de werkingsmiddelen voor reguliere werking en maak geld vrij voor een selecte keuze aan (grensoverschrijdende) evenementen.
-> SCHADEBEHEERSING
B
214
B Bijlage 2: Namen bekende Kortrijkzanen Exemplarische en dus onvolledige lijst: • Chris Lomme, Lien Van de Kelder, Niels Stadsbaeder (acteurs) • Hugo Claus, Hendrik Conscience, Guido Gezelle, Stijn Streuvels, Luuk Gruwez, André Demedts, Erik Spinoy, Axel Bouts,… (literatoren) • Gerda Dendooven (illustratrice & auteur) • Stephan Vanfleteren, Carl De Keyzer, Bieke Depoorter (fotografen) • Boudewijn Delaere, Arne Quinze, Kunstwerkstede De Coene,… (vormgevers & design) • Robert Gillon, Alfred de Taeye, Dries Dequae (politici – enkel overleden politici hier opgenomen) • Maurice De Bevere (striptekenaar Morris); Ever Meulen (Kuurne) • David Claerbout (video-kunstenaar) • François Glorieux, Sigiswald Kuijken, Ozark Henry, Goose, Balthasar (muzikanten) • Mia Doornaert, Frans Destoop, Martine Tanghe,… (journaliste) • Stéphane Beel (architect) • Anne Demeulemeester (modeontwerpster) • Xavier Malisse, Laurance Courtois, Leif Hoste, Brigitte Becue,… (sportlui) • Sophie De Schaepdrijver (historica)
Bijlage 3: Mapping van de 28 werven over de 2 zones en 4 speerpunten Cultuurtoeristische zone (hoofdstuk 7) •
Speerpunt 1: Vlasmuseum
#B BIJLAGEN
>Nieuwe vlasmuseum (1) >Intergemeentelijke samenwerking (9)
215
•
Speerpunt 2: Buda >Budafabriek (2) >Broelmuseum (6)
•
P.M. >Historisch Kortrijk / 1302 (7)
Cultuurparticipatiezone (hoofdstuk 7) •
Speerpunt 3: Bibliotheek
B >Nieuwe bibliotheek (3) >Erfgoed Kortrijk 2014 (10) •
Speerpunt 4: Cultuurcentrum >Regionale cultuurwerking (4) >CK (5) >Evenementen (8) >Uit in Kortrijk (12) >Doelgroepenwerking (13)
Communicatie (hoofdstuk 8) >Zichtbaarheid (11) >Samenwerking cultuur – BID (15) >ICT (25) >Interne communicatie (26) >Cultuurcommunicatie (27) Participatie & samenwerking (hoofdstuk 9) >Kunstenoverleg (17) >Stedelijke cultuurraad & socio-cultureel werk (18) >Eurometropool (14)
•
Organisatie >Lobbying (16) >Materiaal / ondersteuning evenementen (19) >Werkrelatie schepen – ambtenaren (21) >Organogram (22)
•
Financiën: >Niet-gekwantificeerde subsidie (20) >Financiën (23) >Convenanten (28)
•
Personeel >Personeel (24)
#B BIJLAGEN
Organisatie & implementatie (Dit stuk wordt verder uitgewerkt in de periode november 2011 – juni 2012, als deel II van dit rapport)
216
B Bijlage 4: Doelstellingen herprofilering Vlasmuseum a) Versterking museumfuncties • Versterken van de basispijlers 1. Verzamelen en bewaren: creatie functioneel depot en focus op preventieve conservatie in tentoonstellings- en depotruimtes 2. Onderzoek: creatie van een documentatiecentrum 3. Tonen: permanente presentatie, creatie ruimtes voor tijdelijke tentoonstellingen en ateliers • Actualiseren verhaal permanente presentatie 1. Opentrekken in tijd (middeleeuwen tot vandaag) 2. Opentrekken in ruimte (België en de grensregio’s, met een focus op Kortrijk en de Leiestreek) 3. Opentrekken naar alle afgewerkte producten van vlas 4. Vlashandel evenwaardig opnemen als vlasnijverheid 5. Menselijk aspect gelijkwaardig verhaal aan techniek (o.a. dankzij Vlasparlee en Vlasman) 6. Impact op de Leiestreek centraal stellen (o.a. dankzij Socio-economische streekstudie van het zuiden van West-Vlaanderen en onderzoek naar reconversie) b) Nieuw publiek aanspreken • Versterken naar streekbewoners, streekbezoekers en scholen • Aanspreken van nieuw publiek van zakentoeristen, citytrippers en buitenlandse toeristen. • Versterken educatie (streek) en atelier (materie) c) Verhoging toeristisch potentieel • Onthaal en informatiepunt vlas en textiel • Creatie van MICE-ruimtes
#B BIJLAGEN
d) Relatie met geplande stedelijke ontwikkeling
217
Bijlage 5: wetenschappelijk en publieksgericht comité herprofilering Vlasmuseum a) Wetenschappelijk comité Academici: prof. E. Thoen (Ugent) , prof. I. De Vos (Ugent),prof. L. Van Molle (KuLEUVEN) en prof. Y. Seghers (CAG)
B Lokale specialisten: provincie, Algemeen Belgisch vlasverbond, VVIA & kantdocente. Oud-vlassers b) Publieksgericht comité Musea: museumconsulent, STAM, textielmuseum Tilburg Toerisme: Kortrijk, Leiestreek, Westtoer & Toerisme Vlaanderen Gidsenkring c) Daarnaast worden specialisten betrokken bij specifieke vraagstukken; bvb. FARO voor collectiebeleid, Tapis Plein en Humuz qua educatieve werking en Modemuseum en Kantcentrum Brugge voor de kantafdeling
Functie
Exacte Ruimte
Onthaal
Balie, shop, onthaal Bistro Sanitair, vestiare en folders Pick-nick Totaal Permanent Tijdelijk Totaal Ateliers Auditorium Totaal Depot Documentatiecentrum Schenkingskamer Atelier Totaal Bureau- en vergaderruimte Opslagplaats/technieken Totaal Totaal
Tentoonstellingen
Publiekswerking
Collectie
Personeel
Totaal
Gevraagd in m² 200 200 50
Voorontwerp in m² 335 249 243
50 500 1600 400 2000 140 150 290 600 100 15 60 775 100
0 827 1395 941 2336 144 91,5 235,5 284 101,6 10,7 49,4 445,7 143
50 150 3715
269 412 4256,2
#B BIJLAGEN
Bijlage 6: verdeling oppervlakte nieuwe Vlasmuseum
218
B Bijlage 7: openingsuren Broelmuseum •
•
• • •
Door te openen op maandag bereikt het museum makkelijker >de scholen >de groepen in vrijetijdsverband >de toeristen >zelfstandigen, voor wie maandag een verlofdag is. De woensdag vertoonde in de cijfers 2010 een dip en die trend werd bevestigd in de eerste helft van 2011. Ook een rondvraag bij musea in Gent en Hasselt gaf die tendens aan. De woensdag is bovendien een typische dag voor activiteiten met kinderen, althans bij het kernpubliek van musea, dat uit 45-plussers bestaat. Ook groepen en scholen vonden het interessanter om te switchen. Een doorslaggevend argument kwam van de toeristische dienst: van april tot oktober piekt het eendagstoerisme op maandag. In een stad als Leuven kan je dan algauw nergens terecht.
Bijlage 8: werkingsvoorstellen Budafabriek
#B BIJLAGEN
Permanente werking: • Fablab (uitwerking Designregio Kortrijk) en textielatelier (uitwerking Bolwerk) voor Kortrijkse burgers • Prototypelab (uitwerking Howest) voor studenten en ondernemers (ook voor VHTI / VTI / studenten academie) • Co-workingplace voor ondernemers die niet meteen een vast bureau zoeken (zie Ondernemerscentrum), maar wel een stimulerende omgeving met anderen: ondernemers, studenten en kunstenaars • Een shop met wisselende nieuwe producten van jonge vormgevers / productontwikkelaars (ism De Invasie) • Concrete samenwerkingsprojecten tussen kunstenaars en ondernemers, zowel binnen de Budafabriek, maar ook in de stad, de Eurometropool en België (ism Arteconomy): o.a. regionale projecten ism Unizo • Kantoren voor Designregio Kortrijk (meteen ook permanente balie)
219
Periodieke werking: • Meerdere kleine expo’s • Grote tentoonstellingen • Workshops / ateliers / Buda Libre • ‘Het Gecondenseerd Denkvermogen’ • Partnership met Interieur • 2013 voorjaar fotografie
B • • • •
2013 najaar design uit Indiê in het kader van Europalia India 2014 voorjaar collectie Frac Nord Pas de Calais 2014 najaar Klei of plastic 2015 samenwerking met Mons culturele hoofdstad
Bijlage 9: afspraken inzake bewaren, verwerven, bestuderen en ontsluiten van collecties. 1. Behoud en beheer • Het historisch bibliotheekmateriaal wordt bewaard door de bibliotheek tenzij dit rechtstreeks te linken is aan de kerncollecties van een instelling. • Archief en documentair erfgoed worden ondergebracht in het stadsarchief, tenzij dit rechtstreeks te linken is aan de kerncollecties van een instelling of tot het werkterrein van het Rijksarchief behoort. • Het Rijksarchief beheert nog het Oude Stadsarchief (voor 1796) en andere archieven op basis van een aantal duidelijk afgebakende thema’s zoals notariaat, bedrijfsleven, ... • De Stedelijke Musea nemen het beheer van de restcollecties “Geschiedenis van Kortrijk” op zich.
Bijlage 10: De 4 pijlers van het cultuurcentrum volgens de Raad van Bestuur 1. Presentatie • Kwaliteitsvolle programmatie voor een breed publiek • Met aandacht voor uniciteit en internationaal werk = vuurtorenrol • Doelpubliek: alle leeftijden, met aandacht voor jonge gezinnen & kinderen
#B BIJLAGEN
2. Verzamelen, bestuderen, ontsluiten • De Stedelijke Musea blijven een verzamelbeleid en brede publiekswerking voeren rond de eigen thematische collecties. • De bibliotheek (cel Geheugen) wordt de trekker van het verzamelbeleid en – in samenwerking met Kortrijk 1302 – van de brede publiekswerking rond het verhaal, de “historische” collecties van de stad. Dit in nauwe samenwerking met de andere erfgoedspelers. • De bewaarbibliotheek blijft een onderdeel van de stadsbibliotheek en kan uitgebouwd worden tot een erkende erfgoedbibliotheek. • De collecties van het OCMW worden volledig meegenomen binnen de stedelijke erfgoedwerking. • Afspraken met het Rijksarchief worden geconcretiseerd/geformaliseerd.
220
B •
Beleving, kader, formats zijn belangrijk!
2. Participatie via • Projectwerking • Extra Muros • Onthaal, sfeer, formats, accommodatie • Samenwerking met onderwijs • In overleg leiding nemen op verschillende domeinen 3. Muziekcentrum Track • Ondersteunen lokaal talent, amateurs & professionelen • Opzetten van educatie en trajecten • Gespecialiseerde accommodatie • Trekker van muziekplatform voor regio • Poort naar het grote podium, link schouwburg • Alle genres! • Aantal toonmomenten verhogen 4. Uit in Kortrijk
#B BIJLAGEN
Bijlage 11: Afspraken Schepen – leidend ambtenaar
221
ALGEMEEN 1. De schepen is de politiek verantwoordelijke, zowel qua beleidsvisie en -uitvoering als qua communicatie daarvan. 2. De ambtenaar bereidt het beleid op deskundige en onderbouwde manier voor en voert het beleid uit. 3. Schepen en ambtenaar werken samen op basis van wederzijds respect en loyaliteit. 4. Ze hebben hierbij oog voor hun netwerkende omgeving en de impact ervan op hun beleidsdomein: • de professionalisering van hun vakgebied • de complementariteit van individueel gesprek en teamoverleg • de complementariteit van ambtenaren en private actoren • de raakvlakken van het eigen beleidsdomein met andere beleidsdomeinen binnen de stad en de ruimere (internationale) regio • de continue informatie en afstemming die binnen deze netwerkende omgeving nodig is. TAKEN SCHEPEN EXTERN
B 1. Vergaderingen voorzitten a. Voorzitter van een aantal vaste vergaderingen, bvb. • Adviesraad sculpturen in de stad • Directieoverleg Budafabriek • Raad van Bestuur Musea • AGB Buda • Overleg Cultuur Regio Kortrijk b. Agenda voorgesteld door ambtenaar aanvullen c. Vergadering leiden d. Verslag door ambtenaren gemaakt lezen en eventueel aanvullen e. Opvolgen wat politiek moet gebeuren (to do’s) f. Zorgen voor resultaatsgerichte terugkoppeling met de vergaderingen. 2. Occasionele vergaderingen bijeenroepen, vanuit beleidsmatige noodzaak, al of niet op vraag van de ambtenaar. bv. • Officiële groep West-Vlaamse steden Eurometropool • Vergaderingen met bepaalde organisatoren om beleidssynergie te bereiken (vb. • Kortrijk Congé) 3. Mandaten opvolgen en waar nodig terugkoppelen met de ambtenaar bv. • Politieraad • SOK • Groep cultuur Eurometropool
5. Ontvangen van burgers/verenigingen/initiatiefnemers • verantwoordelijke ambtenaar al meteen betrekken bij gesprek • hun vragen al of niet naar de juiste ambtenaar toe leiden
#B BIJLAGEN
4. Communicatie • perswerking: de persnota ter goedkeuring van ambtenaar ontvangen, het woord • voeren op persbabbel, aanwezigheid op persconferentie. • andere officiële communicatie: overleg publicaties (wie schrijft voorwoord, inhoud,…), • woord voeren op officiële momenten (openingen, academische zittingen e.a.)
222
B 6. Representatie op activiteiten van het stedelijke (private) werkveld • als spreker • of aanwezige • met aandacht voor evenwichtige aanwezigheid over de diverse werkvormen heen 7. Aanwezigheid op en overleg met adviesraden • de schepen ontvangt altijd de agenda en het verslag • is aanwezig indien nuttig of nodig; bij voorkeur minimum één keer per jaar • de schepen zorgt –ondersteund door de ambtenaar – voor de terugkoppeling met CBS en raden. 8. Het gezicht zijn voor het eigen beleidsdomein (en de stad) binnen regionale, Vlaamse en internationale omgevingen bv. • Eurometropool • Mons 2015 9. Middelen zoeken bij de hogere overheid voor de financiering van dossiers INTERN 1. Overleg met ambtenaren • over courante zaken • over speciale aangelegenheden: ad hoc problemen, niet-evidente e-decision nota’s, grotere projecten,… • individueel of in team, naargelang de noodzaak
#B BIJLAGEN
2. Wekelijks college • voorbereiden (ter discussie en anticiperen wat er ter discussie gaat komen) • bijwonen • opvolgen.
223
3. Beleidsstaf • visie bepalen over de toekomst in overleg met & op insteek van de ambtenaren • bijwonen • opvolgen TAKEN AMBTENAAR
B INTERN 1. Beleidsvoorbereiding • beleidsvisie opmaken via meerjarenplan • jaaractieplan opstellen 2. Beleidsuitvoering • correcte uitvoering van beleids- en actieplannen • correcte uitvoering van beslissingen van CBS en GR 3. Beleidsevaluatie • jaarverslag maken 4. De eigen organisatie leiden en de dienstverlening ordelijk realiseren op het vlak van: • inhoud • financiën • administratie • personeel • nfrastructuur 5. Klankbord voor de schepen • bij beleidskeuzes • bij probleemdossiers 6. Geen politiek werk of kabinetswerk (correspondentie, pers,…). EXTERN 1. Vertegenwoordigingsopdrachten • binnen globale structuur van de stadsdiensten • bij relevante organisaties en raden binnen en buiten de stad • en waar nuttig terugkoppeling naar schepen en collega’s
3. Communicatie • de schepen vooraf op de hoogte houden van alle relevante communicatie • voorbereiden en inplannen van communicatiemomenten, in overleg met de schepen.
#B BIJLAGEN
2. Netwerking • binnen en buiten de stad • zoeken naar opportuniteiten om financiële middelen te verzamelen
224
B 4. Vervanging van de schepen • op niet-politieke werkvergaderingen • in overleg met de schepen bij toespraken, openingen en andere representaties 5. Bijscholing en prospectie • om de nodige deskundigheid op peil te houden • en waar nuttig terugkoppeling naar schepen en collega’s
Bijlage 12: advies aan het college van burgemeester en schepen over ‘Ouderen en participatie’
#B BIJLAGEN
RETROACTA
225
1. Op 1 januari 2011 telde Kortrijk 75.217 inwoners, waaronder 19.803 zestigplussers (26,33%) en 4.906 tachtigplussers (6,52%). Vooral in Kortrijk-centrum is het aandeel zestigplussers groot, onder meer door de grote aanwezigheid van zorgcentra en serviceflats. Jongsenioren op hun beurt ruilen hun huis met tuin aan de rand van de stad vlugger in voor een appartement(je) dichtbij allerlei voorzieningen. 2. De Vlaamse Gemeenschap volgt de vrijetijdsparticipatie van haar inwoners nauwlettend op. Er zijn ondertussen twee algemene surveys verschenen: die van 2003 en 2009. Daarnaast onderzoekt de Vlaamse Gemeenschap ook het vrijetijdsgedrag van specifieke doelgroepen. Zo verscheen medio 2010 een onderzoeksrapport – titel: Klaar? Actie! - rond de cultuurparticipatie van senioren. 3. Naar aanleiding hiervan gaven Schepen van cultuur Depuydt en cultuurintendant Vanseveren aan cultuurbeleidscoördinator Desmet de opdracht om het Vlaams onderzoeksrapport ‘Klaar, Actie!’ af te toetsen met de Kortrijkse situatie en een aantal aanbevelingen te doen rond de cultuurparticipatie van senioren in Kortrijk. 4. De cultuurbeleidscoördinator deed hiervoor een bevraging van een 25-tal sleutelfiguren uit - verenigingen en adviesraden - intermediaire organisaties en zorginstellingen - vrijetijdsaanbieders - individuen. Zij vroeg hen naar hun definitie van cultuur, hun positieve ervaringen met cultuur in Kortrijk, hun noden en drempels, hun aanbevelingen. 5. Een rapport met 100 aanbevelingen werd afgetoetst met - de Ouderenadviesraad - de Dienstencentra - de Ontmoetingscentra - het Cultuurcentrum.
B 6. Dit leidde tot een samenvatting met 5 algemene uitdagingen en 11 Aanbevelingen. Noot: Kortrijk evolueert naar een algemene ‘mens’- directie, waarvan cultuur een onderdeel vormt. Dit onderzoek focust op cultuur maar opent zeker wegen voor een bredere vrijetijdsparticipatie van senioren vanuit een algemene ‘mens’-visie. UITDAGINGEN 1. Ouderen blijken niet anders te zijn dan jongeren inzake cultuurparticipatie. Zij houden van een gevarieerd cultuuraanbod, herkenbare zaken maar evengoed iets nieuws en verrassends. Zij beleven cultuur het liefst samen met anderen en met iets lekkers erbij. 2. Maar ze worden wel kwetsbaarder en minder mobiel. Sommigen hebben het financieel niet breed, anderen vinden hun weg niet in de vele brochures. 3. Een grote groep van 65-plussers is alleenstaand en vindt niet direct meer aansluiting bij het verenigingsleven. Zij voelen zich eenzaam en onveilig. Vooral vrouwen. 4. Anderzijds blijken de ouderen beter opgeleid en mondiger dan ooit voorheen. Ze willen bijblijven en zich intellectueel verrijken, ook de hoogbejaarde senioren in zorgcentra. 5. Zij willen actief betrokken blijven bij hun stad en een stem hebben in het beleid.
1. Zorg voor een sterk aanbod (podium, vorming, film) overdag en dichtbij eigen huis. Een ontmoetingscentrum op Sint-Paulus is geen overbodige luxe. 2. Bundel dit aanbod onder de reeds goed ingeburgerde naam ‘Op de koffie met’, zorg voor ‘klare taal en grote letters’ en een goede verspreiding van de brochure, ook in de zorgcentra, serviceflats en appartementen 3. Een fijn familieaanbod is een ware belevenis voor (groot)ouders en kinderen. En jongeren, ga de confrontatie aan met ouderen. En omgekeerd. 4. Zorgcentra, nodig verenigingen en vrijetijdshuizen uit om kleinschalige activiteiten op te zetten binnenshuis. Fotografie, theater en video zijn uitstekende media om hoogbejaarden hun eigen geschiedenis te helpen herbeleven. 5. Dans is van alle leeftijden; dansmatinees houden mensen in beweging en in contact met anderen. 6. Jongsenioren, ga samen op stap (in groep, club of duo) met een hoogbejaarde of iemand die uit zichzelf de stap naar buiten niet gemakkelijk zet. Word cultuurgangmaker, tateraar, babbelaar. 7. Niet elke senior heeft een dikke portemonnee. Hanteer gerichte reducties voor wie het minder breed heeft. Eén contactadres: SURPLUS OCMW.
#B BIJLAGEN
ELF AANBEVELINGEN AAN DE VRIJETIJDSHUIZEN, DE STAD EN HET OCMW
226
B 8. Stad, breng regelmatige reportages over ouderen in de Stadskrant. 9. Verhoog ook de toegankelijkheid van openbare ruimtes en openbaar vervoer. Een grote uitdaging is de aanleg van het nieuwe station. 10. Gebruik de kennis van ouderen, in adviesraden, bij de samenstelling van de programmering, bij grote stadsprojecten. Zorg voor een goede mix tussen jong en oud. 11. En algemeen: senior zijn is een levensfase, geen handicap. Zorg op alle niveaus voor een respectvolle en uitdagende omgang. ENGAGEMENT CULTUURCENTRUM KORTRIJK 1. programmering op toegankelijke tijdstippen 2. inzetten op beleving: aperitief, dansmiddag i.s.m. oc’s 3. fysieke toegankelijkheid HET ENGAGEMENT VAN ONTMOETINGSCENTRA EN DIENSTENCENTRA VOLGT NOG.
#B BIJLAGEN
Voor de ouderenadviesraad Marc Vandenberghe, 13 december 2011
227
B Bijlage 13: Ledenlijst Kunstenoverleg Kortrijk PROFESSIONELEN theater filmhuis, werkplaats voor hedendaagse (podium)kunstenaars, festivals Festival van Vlaanderen Kortrijk festival voor klassieke en hedendaags muziek, geluidskunst Humorologie festival van verwondering (zomer, winter), concours De Kreun concertclub alternatieve popmuziek, muziekeducatie Passerelle werkplaats voor jonge dans, danseducatie Unie der Zorgelozen sociaal-artistieke werkplaats (theater en aanverwanten) vzw Wit.h sociaal-artistieke werkplaats (beeld en aanverwanten)
Korte Kapucijnenstraat z/n Broelkaai 1b
Conservatoriumplein 1 Van Belleghemdreef 6, 8510 Marke Conservatoriumplein 1 Doorniksesteenweg 64 Sint-Jansplein 13 Overleistraat 1
SEMI-PROFESSIONELEN Archeologische Stiching voor Zuid-West-Vlaanderen The Concord Jazz Ensemble
archeologie (opgravingen, voordrachten, publicaties) concertvereniging jazz
Doornhut 82 B, 8310 Brugge Groene Boomgaard, 8501 Heule
#B BIJLAGEN
Theater Antigone BUDA Kunstencentrum
228
B Euterpe Huis van Beeld en Geluid Jeugd en Muziek Kortrijk Brass Band Kortrijks Lyrisch Toneel Novarock Parkjazz Stella Rossa Radical Hearts vzw Respiro Dell’Arte Vorming Plus West-Vlaamse Gidsenkring
concertvereniging hedendaagse klassieke muziek Vlaams filmmuseum en -archief muziekeducatieve organisatie (concerten, ateliers, workshops) concertverengiging voor harmonie en brass operettevereniging festivalvereniging popmuziek festivalvereniging jazz (biënnaal) danseducatieve dienst en straattheater danswerkplaats muziekeducatie organisatie (concerten, ateliers) organisatie levenslang leren verenigingen van gidsen, voordrachten en publicaties
Leonard Vandorpestraat 12 Doornikserijksweg 19 Conservatoriumplein 1 Postbus 11, 8500 Kortrijk Ruitersweg 17, 8520 Kuurne Wijngaardstraat 48 Sint-Sebastiaanlaan 10 Watermolenstraat 35 Koning Leopold I-straat 12 Sint-Sebastiaanlaan 45 Wandelweg 11 Oude Vestingsstraat 7A22
Bijlage 14: Afspraken hernieuwd Kunstenoverleg
#B BIJLAGEN
De voornaamste besluiten zijn:
229
1. Missie Het Kunstenoverleg wil de centrumstad Kortrijk als kunstenstad op de kaart zetten, zowel intern als extern, via volgende focus: • Reflectie over gezamenlijke doelen • Samenwerking • Uitwisseling van best practices, kennis, informatie, expertise (ook op zakelijk vlak) • Communicatie, marketing & promotie. Daarnaast wil het Kunstenoverleg ook het beleid adviseren en gelden als gemeenschappelijke belangenbehartiger voor de kunstensector. Er wordt gezorgd voor een stevige opvolging en wisselwerking met andere adviesplatforms. De focus ligt op de kunsten en kunstenaars, mits ook aandacht voor aansluitende sectoren en nieuwe maatschappelijke trends. Strategisch overleg is de hoofdmoot, maar men gaat operationele zaken niet uit de weg.
B 2. Samenstelling • Een brede uitnodiging naar volgende sectoren of individuen: • Professionele en semi-professionele kunstenorganisaties uit Kortrijk • Deeltijds Kunstonderwijs • Hoger onderwijs (Howest, Kulak, Katho) • Vanuit de stad: musea, expo, bib, CK, Cubeco • Schepen van Cultuur • Facultatief: experten (ofwel ad hoc, ofwel structureel: deskundigen die geen organisatie vertegenwoordigen) De kunstsectoren sturen hun topmensen naar het overleg. Aanpalende sectoren of experts sluiten aan indien ze geïnteresseerd zijn voor het onderwerp. De Schepen wordt steeds uitgenodigd maar beslist samen met het dagelijks bestuur wanneer ze effectief aanwezig is. Dit is minimaal één maal per jaar. Zij is niet stemgerechtigd. 3. Organisatie • De voorzitter, omringd door het ‘dagelijks bestuur’, bereidt de vergaderingen voor. • Het ‘Dagelijks bestuur’ is voldoende divers samengesteld • Voorzitter & DB krijgen een mandaat voor 2 jaar. Dit mandaat is eventueel hernieuwbaar. • Het dagelijks bestuur heeft een belangrijke rol in het detecteren van strategische thema’s en de opvolging van het overleg. Het staat in nauw contact met de Schepen.
5. Werking • Per bijeenkomst wordt één centraal thema behandeld. • Eén à twee keer per jaar wordt tijd uitgetrokken voor een KunstenoverlegXL. Hierop komt externe expertise aan het woord. • De relatie met het stadsbestuur wordt een terugkerend thema. De tijd is rijp voor een sterk partnership.
#B BIJLAGEN
4. Frequentie • 5 X / jaar (tweemaandelijks, uitgezonderd vakantie) • Tussentijds kunnen informatie en advies worden doorgemaild en goedgekeurd.
230
proeve van nieuw concept voor ‘Belevingscentrum Kortrijk 1302’ Op 25 januari 2011 had ik over de Guldensporenslag een boeiend gesprek met auteur en antropologe Marita De Sterck, die vanuit beide invalshoeken sterk bezig is met het
ADDENDUM
A
narratieve. Zij stelt dat ’11 juli 1302’ een sterk verhaal is, vanwege het element David tegen Goliath. Anderzijds weten de leraars er vaak geen weg mee, al duikt het uiteraard op in de geschiedenisboeken. De huidige opstelling is verdienstelijk, maar heeft ook zijn beperking, met name: het gaat rechttoe-rechtaan over de Guldensporenslag. Wie deze gebeurtenis met enige afstand bekijkt, komt - zeker als buitenstaander - tot de vaststelling dat dit een klassiek voorbeeld is van de geboren verliezer die het haalt van de gedoodverfde winnaar. Dat is sympathiek, zeker in Vlaanderen, waar de liefde voor de underdog in de genen zit, maar als we dat niet overstijgen, moeten we ook niet rekenen op veel interesse van buiten ons taalgebied. Voor Vlamingen is 11 juli een erg belangrijke feit maar voor buitenlanders gaat het hooguit om een fait divers, weliswaar markant maar in wezen anekdotisch. Vanuit dit tijdsgewricht kun je de Guldensporenslag ook globalistischer bekijken, wat niet eens haaks hoeft te staan op een nationalistische beleving ervan maar er integendeel een verruiming en verdieping aan geeft, die getuigt van een modern Vlaanderen dat zijn plaats nastreeft in een groeiend Europa en een steeds mondialere samenleving.
Anderzijds merk je dat die snel toenemende globalisering ook angst inhoudt, bvb. voor het verlies van identiteit in een steeds uniformere wereld. Deze gevoelens zijn overigens niet nieuw, maar wel lévend; getuige daarvan het debat over identiteit dat een tijd geleden woedde tussen mensen als Guy Verhofstadt en Bart De Wever. Alleen is men er in ‘Kortrijk 1302’ tot nog toe niet in geslaagd om de vertaalslag te maken tussen ‘cultuur en identiteit’ enerzijds en een brede publieksbeleving anderzijds. Dat komt deels omdat het inderdaad moeilijke en soms vrij abstracte materie is, waarover bovendien radicaal tegenstrijdige visies bestaan. Het kan niet de bedoeling zijn dat ‘Kortrijk 1302’ daarbij een bepaald partijpolitiek standpunt gaat aankleven. Wel is het aangewezen dat, op een toegankelijke manier, toegelicht wordt wat ‘identiteit’ juist is.
#A ADDENDUM
Ik verklaar me nader. Er valt - zeker in deze dagen- veel kritiek te geven op de Europese Unie, die ongetwijfeld een nog onvolmaakte constructie is. Als dat evenwel de prijs is die we moeten betalen om, na eeuwen van vrijwel continu geweld, nu al bijna 7 decennia zonder oorlog te leven in (West-)Europa, dan is die prijs het betalen waard. En dan is het, op een positieve manier, ironisch om te bedenken dat uitgerekend in de stad waar ruim 700 jaar geleden Fransen en Vlamingen met elkaar in de clinch gingen, al een aantal jaren het idee opgeld maakt om grensoverschrijdend te gaan werken. Sterker nog: de Eurometropool symboliseert als organisatie dat twee verschillende landen en twee anderstalige landsdelen samenwerking met elkaar als noodzakelijke toekomst zien.
232
A Zo onderscheiden we collectieve identiteit (= cultuur) en individuele identiteit. Bij dat laatste hebben we 3 factoren: 1. Biologische identiteit(DNA) 2. Psychologische identiteit (karakter) 3. Sociale omgeving als identiteitsvormer Deel van zulk een sociale identiteit kan ook je nationaliteit zijn, wat eigenlijk een idee is van een ‘verbeelde gemeenschap’, die a) soeverein is en b) verbonden aan een territorium. Dat deel van je identiteit is als een petje dat je opzet: in de USA voel je je Europeaan, in eigen land ben je West-Vlaming, in West-Vlaanderen ben je Kortrijkzaan. Die ‘identiteiten’ zijn op zich niet met elkaar in conflict.
#A ADDENDUM
Dit rijke gegeven van ‘identiteit’ kun je ongetwijfeld op meerdere manier vorm geven. Ik pik er, bij wijze van voorbeeld, één uit (nl. ‘biologische identiteit’) om veel meer te gaan werken in de richting van een belevingscentrum. Op korte tijd is het DNA-onderzoek immers dermate geëvolueerd (en ook betaalbaar geworden) dat toepassingen in een publiekscontext zich opdringen. Kortrijk kan zich hiermee bovendien profileren als innovatieve stad. Ik verwijs daarbij graag naar volgende recente projecten of artikels, die aangeven dat dit ‘in de lucht’ hangt:
233
•
Onderzoek Familiekunde Vlaanderen en Centrum voor Menselijke Erfelijkheid van de KU Leuven, waarbij men ondermeer vaststelde dat 12% van het Brabantse DNA afkomstig is van de Vikings; 4% van Romeinse soldaten, Grieken en Feniciërs. (DE STANDAARD 18 OKTOBER 2010)
•
Het onderzoek van journalist Jean-Paul Mulders die zich sinds 2008 verdiept in het DNA van Aldolf Hilter en op die manier de mythe van een zogenaamde zoon van Hitler kon doorprikken. Overigens bleek dat de Führer die dweepte met raszuiverheid genetisch verwant was aan Berbers, Somaliërs en zelfs Asjkenazische joden. (KNACK 18 AUGUSTUS 2010)
•
De recente ontdekking, aan de hand van DNA-onderzoek, dat de eerste moderne mens het Afrikaanse moedercontinent niet in één maar in twee keer verliet. De eerste keer ging het richting Australië; de tweede keer richting de rest van de huidige wereld. (DE STANDAARD, 11 OKTOBER 2011)
Het idee is nu om vanuit deze gedachtengang een multimediaal belevingscentrum rond identiteit & DNA te creëren voor een breed publiek. Op die manier brengt ‘Kortrijk 1302’ een unieke combinatie van twee doorgaans niet
A gecombineerde wetenschappen nl.: positieve wetenschappen (DNA-onderzoek) en humane wetenschappen (geschiedenis, sociologie, antropologie). Daarnaast ligt ook een verbinding met de kunstensector voor de hand. Wie enigszins vertrouwd is met het project ‘The cosmopolitan chicken’ van Koen Van Mechelen, zal direct het verband zien. Sinds 1998 al kruist deze Vlaamse kunstenaar kippen vanuit het besef dat we bastaarden en kruisbestuivingen nodig hebben om voort te kunnen bestaan. Momenteel is het “een wereldwijd kruisingsprogramma met nationale en regionale kippenrassen. Met dit project wil Vanmechelen de universele superbastaard kweken, een metafoor voor de mondiale culturele en genetische smeltkroes. De eerste kruising tussen de Belgische “Mechelse Koekoek” en de Franse “Poulet de Bresse” vond plaats in 2000 tijdens de tentoonstelling Storm Center (curator Jan Hoet) in Watou. Het project is sindsdien uitgegroeid tot de kern van Koen Vanmechelens werk en het vormt voor de kunstenaar een vehikel om aandacht te vragen voor wederzijds begrip en voor het overschrijden van grenzen in de brede zin van het woord. Met dit project bewandelt hij bovendien al enkele jaren de scheidingslijn tussen kunst en wetenschap. In 2008 werd de geneticus Jean-Jacques Cassiman dan ook actief bij het project betrokken. Hij onderzoekt sindsdien het DNA van de gekruiste kippen en probeert zo te achterhalen of de kruisingen leiden tot een verhoging van de genetische diversiteit. Om dit project te ondersteunen, hebben enkele personen zich gegroepeerd in de vorm van de Cosmopolitan Chicken Research Project. Deze foundation kon bij de oprichting onder andere rekenen op steun van het IWT.
Door deze unieke verbindingen (positieve wetenschappen, humane wetenschappen en kunst) is de uitwerking van dit project als het ware gesneden brood voor de Budafabriek. Ik pleit er dan ook voor om dit project niét uit te besteden aan professionele organisaties, maar er een Budafabriek-project van te maken, waarbij zeker ook het hoger onderwijs als partner wordt aangesproken.
De veruitwendiging zal in elk geval heel publieksaantrekkelijk moeten zijn, met bvb. interactieve publieksattracties en games, maar ook spin-offs in televisieformats, wat dan weer voor free publicity zorgt.
#A ADDENDUM
Een tweede project waarbij kunst en wetenschap verenigd worden, is The Walking Egg, een denktank met onder andere fertiliteitsspecialist Dr. Willem Ombelet. Het is een wetenschappelijk-artistiek project dat vragen stelt over de menselijke identiteit want zowel de kunstenaar als de wetenschapper geloven dat enkel het paren van kennis op dit soort vragen een gefundeerd antwoord kan geven. De focus van het project ligt op fertiliteit in ontwikkelingslanden en wordt onder andere gesteund door ESHRE en het WHO“103.
103
Wikipedia
234
A Overigens zijn games, waarbij men “men vlot verscheidene virtuele en reële identiteiten inruilt en omwisselt“ erg geschikt voor deze thematiek: “Jongeren maken deel uit van de netgeneratie en hebben verschillende identiteiten. Hun netwerkleven biedt hen fysieke (face-to-face), virtuele (screen-to-screen) en hybride (face-to-screen) identiteiten. Communicatie en netwerken via gsm, chat en games maken deel uit van hun lifestyle. De contacten kunnen even diep en intens zijn als bij andere, ‘klassieke’ vormen van communicatie“104. De auteur van deze studie van het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek, Benedict Wydooghe, is overigens een docent van Katho. En Howest van zijn kant is toonaangevend op het vlak van hoger onderwijs in gaming. Op die manier kan ook de financiering van deze heroriëntering beperkt blijven, terwijl zulk een werkwijze enerzijds een draagvlak creëert in de stad -zeker bij jongeren, die nu zo afwijzend staan tegenover de klassieke musea; zie ook 7.2.2.3.- en anderzijds een dynamische updating in de toekomst faciliteert. Het hele project overstijgt op die manier ook de museale omgeving, die vaak al te klinisch en cerebraal overkomt. Getransponeerd naar de Kortrijkse situatie ligt hier bovendien een opportuniteit om zowel met de universiteit als met de twee hogescholen samen te werken, rond één innovatief stadsproject: • •
#A ADDENDUM
•
104
Kulak: geneeskunde (DNA-onderzoek) Howest: bedrijfsmanagement / marketing, toerisme en recreatiemanagement, digital arts & entertainment,… Katho: bedrijfsmanagement (eventmanagement, marketing), sociaal-cultureel werk,…
Ook mag zulk een invulling gelden als statement. Dat zulk een pleidooi voor identiteit én grensoverschrijdende samenwerking gebeurt in Kortrijk, maakt het nog des te sterker. Het is de stad van de historische Guldensporenslag, en als dusdanig het zoveelste voorbeeld van één van de vele burenoorlogen die in Europa eeuwen lang schering en inslag waren. Inmiddels profileert Kortrijk zich evenwel tweemaal als grensoverschrijdende stad: één maal als grensstad tussen Vlaanderen en Wallonië, anderzijds als centrumstad in het Zuiden van Vlaanderen, vlak bij de grens met Frankrijk. Overigens werd uitgerekend in deze stad in 1820 het zogenaamde Verdrag van Kortrijk ondertekend, waarmee de grens werd vastgelegd tussen Frankrijk en het huidige België. Een statement voor een Europa met respect voor ieders identiteit dus, maar ook een statement tegen racisme. Wetenschappers als de Belgische DNA-autoriteit Jean-Jacques Cassiman en Jan Dumolyn (UGent) stellen dat volkeren lappendekens zijn van mensen van verschillende origine: “DNA-onderzoek is een fantastische en fascinerende
Wydooghe, B., Game On, Vlaams Instituut voor Wetenschappelijke en technologisch Aspectenonderzoek, Brussel, 2008, p. 30
235
A methode, maar ook en vooral een krachtig tegengif voor racistische vooroordelen over homogene volkeren en culturen”105. Blijft nog de vraag hoe dit project gefinancierd kan worden. Zoals hierboven al aangegeven moeten de context van de Budafabriek en de inherente verbindingen tussen onderwijs, wetenschap en kunst kunnen zorgen voor beheersbare kosten. Voor de rest maak ik me sterk dat voor zulk een project, met zulke statements als uitgangspunt, zowel Vlaamse als Europese funding moet kunnen verkregen worden. Ik adviseer overigens om een beschermcomité op te richten, waarbij Herman Van Rompuy, als president van de Europese Unie peter zou worden en zijn echtgenote Geertrui Windels, die in Kortrijk geboren is, meter.
• • •
Braeckman, J., De openbare bibliotheek in tijden van Google, Ons Erfdeel, 2009 Concertgebouw in Brugge combineert voortaan cultuur met culinair, De Morgen, 6 september 2011 Delepeleire, Y., We hebben weer nood aan dromen, De Standaard 3-4 december 2011,
#A ADDENDUM
Wellicht moet ook ‘Kortrijk 1302’ een nieuwe naam krijgen als belevingscentrum, maar dat is een punt dat op het einde van de lijn kan ingevuld worden, als de conceptuele ontwikkeling gekristalliseerd is in een attractieve, publieksvriendelijke realisatie.
105
Sioen, L., Van aap tot Lieven, DS Weekblad, nr. 7, 8 oktober 2011, p. 39
236
TEKSTBRONNEN
T
• • • •
• • • •
• • • • • • • • • • • • • •
Baeckelandt, D., (2011), Inrichtingsplan Overleie, Kortrijk, Eindrapportage Baekelandt, D. ism Van Den Bossche, F. en Hiergens, P., De rivier maakt de stad, Kortrijk, 2011 Berckmoes, T., Welke bijsturingen Overleg Cultuur regio Kortrijk ?, 2011 Boudry, L., Cabus, P. , Corijn, E., De Rynck, F., Kesteloot, C., & Loeckx A., 2003, De eeuw van de stad. Witboek. Over stadsrepublieken en rastersteden, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2003. Callebaut & Co, Kwalitatief onderzoek inzake cultuur in Kortrijk, 2011 Canfyn, F., (2011) Van sterke stadsvlucht naar stabiele stadsbonding: profielen, prikkels en projecten, Stad Kortrijk Caron, B., Niet de kers op de taart. Waarom kunst- en cultuurbeleid geen luxe is, Kalmthout, 2011 Clark, T.N., Urban amenities: lakes, opera, and juice bars: do they drive development?, in Clark, T.N. (ed): The city an an entertainment machine, Research in urban policy, 9 (Amsterdam: Elsievier) De Brabander, G. en Vandenberghe, K., Doorlichting van de Kortrijkse musea, Eindrapport, 2007 de Botton, A., Religie voor atheïsten; een heidense gebruikersgids. Amsterdam/Antwerpen, 2011 Diverse auteurs, Digitale cinema. Veranderingen, kansen en uitdagingen voor de bioscoop- en distributiesector, Gent, 2009 Diverse auteurs, Visienota Creatieve Industrieën in Vlaanderen, 2011, Leuven, p. 5 Hinssen, P., Digitaal is het nieuwe normaal, Tielt, 2010 Komrij, G. (1985), De gelukkige schizo, Amsterdam: De Arbeiderspers Lievens, J. & Waege, H. (red), (2011), Cultuurparticipatie in Vlaanderen, deel II, Leuven/ Den Haag: Acco Laermans, R. (2003), Buda-eiland als kunstartistiek nest?, Stad Kortrijk Marlet, G.A., 2009, De aantrekkelijke stad, Nijmegen: VOC Uitgevers Noels, B., Dienstverlening: impact met de glimlach, Kortrijk, 2010 Rutten, P., Knelpunten in creatieve productie: creatieve industrie, Delft, 2005, p. 3 Soenen, R. en De Brandt, H., Neveneffecten. Over het kleine ontmoeten in het lokaal cultuurbeleid en de resultaten van het onderzoek van Ruth Soenen, Brussel, 2011 Wilde, O. (1974), The picture of Dorian Gray, London: Penguin Books Wydooghe, B., Game On, Vlaams Instituut voor Wetenschappelijke en technologisch Aspectenonderzoek, Brussel, 2008
2. Kranten en tijdschriften •
Braeckman, J., De lokale bibliotheek en Google, Meta, tijdschrift voor bibliotheek & archief, 2011
#T TEKSTBRONNEN
1.Boeken & gedrukte publicaties
238
T • • • • • • • • • • •
p. 24-25 Demeulemeester, T. , Youtube voor estheten, Knack 2 november 2011 Dercon, C., Kunst voor de Hoera-generatie, De Standaard, 18-19 december 2010 Laureys, M., Brief dd. 31 oktober 2008 Mathys, K., ‘Ik stel dezelfde vragen als Oprah’; Alain de Botton biedt zielenhulp voor heidenen, De Standaard, 24 juni 2011 Nooteboom, C., Donderdag 19-11-09, De Morgen Sels, G. , Privécollecties komen uit de kast; verzamelaars en musea vinden elkaar. De Standaard 14 juni 2011 Sioen, L., Van aap tot Lieven, DS Weekblad, nr. 7, 8 oktober 2011 Van den Abeele, V., Beleidsplan Erfgoedconvenant 2009-2014 Stad Kortrijk Van Der Speeten, G., Kunst voor de hoera-generatie. Chis dercon, weldra onze man in Tate Modern, De Standaard 19-19 december 2010 Vantyghem, P., ‘We zijn groter dan de auto-industrie’, De Standaard, 23 oktober 2010, p. 39 Verbeke, T., Gamen in de bib Knack, 12 oktober 2011
3. Varia • • • • • •
#T TEKSTBRONNEN
• • •
239
• • • •
Advies Beoordelingscommissie 2008, Ontwerp van beslissing over de vraag tot indeling en subsidiëring, Agentschap Kunsten en Erfgoed Brugge Centraal, Presentatie voor de centrumsteden, 6 april 2011 Buyse, L., Van Euroshop tot Vlasmuseum, interne nota, Kortrijk, juni 2010 De Moor, W., Interne communicatie aan zet, Pub 9, 2010 Die jeugd van tegenwoordig, Pub-ezine, 30 mei 2011 Gemeenschapsvorming & participatie; voorbereidend document RvB CK* 21 juni 2011 paper op http://www.david-kok.nl/publicaties.html Pub-ezine, 14/09/2011 Presentatie Cultuur en sport; Betalingsbereidheid voor het gebruik van cultuur- en sportgoederen, s.d. Stadsmonitor 2008 Stadsmonitor 2011 Van Den Broucke, D. , (30/05/2008) Gemotiveerd advies van de beoordelingscommissie Musea Wikipedia
Met op rech t e d an k aan alle geïn t erviewd en , Tin e Vin d evogel en Dan n y Veys, Bart Verh aegh e, d e voorzit t ers en led en van b est u u rs- en ad viesorgan en , d e led en van h et Ku n st en overleg, d e d eeln em ers aan d e b rain st orm sessie over h et Broelm u seu m , Geert Hillaert , Ch rist in e Dep u yd t , Bu rgem eest er en S ch ep en en , Gem een t eraad sled en , d e led en van d e Direct ieraad , d e led en van d e Best u u rsst af cu lt u u r, d e p erson eelsled en van d e d irect ie cu lt u u r en m et sp eciale d an k aan Griet Goossen s en Marleen Geld h of . ( vor m ge ving: M at t hias Casae r t ) * ( c ove r : “Cir ke l e n Vie r kant ” van Tine Vinde voge l - f ot o: Danny Ve ys)
#O OPRECHTE DANK
OPRECHTE DANK
O
*
[email protected]
240