RV 44 (2008)
RIS153074_06-NOV-2008
Wie de mus niet eert, is de ooievaar niet weerd!
Een initiatiefvoorstel van Willem Minderhout PvdA Den Haag
Inhoud 1 2 3 4
Wij willen de mus terug! ................................................................................................................3 Wat is het probleem? .................................................................................................................... 4 Concrete maatregelen die nu al genomen kunnen worden .........................................................5 Wat kunnen we doen om de kans te vergroten dat de mus weer terugkomt? ............................5 4.1 De restanten van de mussenpopulatie in kaart brengen.....................................................5 4.2 Succesfactoren onderkennen en behouden .........................................................................5 4.3 De leefomgeving - het ‘biotoop’ – van de mus herstellen ................................................. 6 4.4 De voedselvoorziening van mussen optimaliseren ............................................................ 6 4.5 Voldoende nestgelegenheid bieden..................................................................................... 6 4.6 Ook de gierzwaluw is voor zijn nestgelegenheid afhankelijk van de mens. .......................7 5 Wat kunnen wij bewoners doen?.................................................................................................. 8 6 Financiële consequenties.............................................................................................................. 9 BESLUIT ................................................................................................................................................. 9
PvdA Den Haag
Wie de mus niet eert, is de ooievaar niet weerd
5 maart 2008
2
1
Wij willen de mus terug!
Het is rustig geworden in de stad. Vrijwel nergens in Den Haag zie je nog zwermen luid tsjilpende mussen om een korst brood vechten. Je kunt tegenwoordig zelfs in Kijkduin poffertjes eten zonder dat er een enkele mus probeert de kruimels van je bord te jatten. Het is te rustig geworden. Veel te rustig. Wij zijn die rust zat. We willen de mus terug in de stad! Maar hoe doe je dat? Wij weten het niet precies, maar we hebben wel een aantal suggesties. Misschien zijn er andere en betere ideeën. Het is in ieder geval de hoogste tijd om te bezien of we wat kunnen doen om de mus weer in groten getale in de stad terug te krijgen. We verwachten ook niet dat ‘de gemeente’ het wel even zal regelen. De gemeente kan wel stimuleren dat er over wordt nagedacht en dat er concrete maatregelen worden genomen om de kans dat de mus terugkeert te vergroten. Met dit initiatiefvoorstel willen we iedereen uitdagen om na te denken over wat hij of zij als inwoner van deze stad, of als medewerker van een bedrijf of instelling, kan doen om te helpen de mus weer terug in de stad te brengen. Met zijn allen moet het lukken om plannen te verzinnen en uit te voeren om die vogel, die vroeger zo’n vanzelfsprekende bewoner van onze stad was, weer zijn oude plaats terug te geven. Denk mee! Doe mee!
PvdA Den Haag
Wie de mus niet eert, is de ooievaar niet weerd
5 maart 2008
3
2
Wat is het probleem?
Er is tot nu toe nog geen sluitende verklaring gevonden waarom de huismus zo snel verdwijnt uit ons gebied. De stand van de huismus gaat vooral achteruit in de grote steden. In het landelijk gebied in 'hoog Nederland' is deze stabiel. Het vreemde is dat de meeste mussen altijd te vinden waren in de steden en dat ze juist daar verdwijnen. Deze achteruitgang is zo groot dat de huismus op de rode lijst van Nederlandse broedvogels staat. Dit verschijnsel speelt zich niet alleen af in Nederland, maar in de meeste West-Europese grote steden. In Groot-Brittannië staat de huismus ook op de rode lijst. Er gaan vele theorieën de ronde over het verdwijnen van de huismus uit het stedelijk gebied. •
In het AD/HC stond op 11 nov. 2006 een stuk waarin de Engelse onderzoeker Dennis Summers-Smith de theorie verkondigt dat het ligt aan de overgang naar ongelode benzine. De boosdoener zou een giftige stof zijn die voor het lood in de plaats is gekomen.
•
Ook de mierenlokdoos zou een schuldige kunnen zijn. Mussen eten ook mieren en de stof in de mierenlokdoos is zeer giftig voor vogels. Maar heeft iedereen zo’n doos? En komen mieren dan weer levend uit die doos om zich door een mus te laten opeten?
•
Recent kregen in Amsterdam de sperwers de schuld. Nu heb ik nog nooit een sperwer in Amsterdam zien rondvliegen. Ze zullen er ongetwijfeld zijn, maar of ze in staat geacht moeten worden om alle mussen uit te roeien lijkt me overtrokken.
Dit zijn slechts drie van de mogelijke verklaringen. Ik denk dat er maar één conclusie uit te trekken valt: we weten het niet precies. Aangezien het hier een landelijk - zelfs Europees - probleem betreft zou de gemeente dit bij de landelijke overheid kunnen aankaarten. Een landelijk onderzoek naar het verdwijnen van de mus zou een mooie taak voor het Ministerie van LNV kunnen zijn.
De gemeente kan echter zelf ook wat doen. Recent hebben meerdere gemeenten die te kampen hebben met de mysterieuze kastanjeziekte zich verenigd in de Stichting Aesculaap. In deze stichting worden de kennis van en ervaring met de kastanjeziekte gedeeld met als doel van elkaar te leren en ‘best practices’ te onderkennen. Voor de mus zou een dergelijke aanpak – samenwerking met andere steden die ook de verdwijning van de mus uit het straatbeeld willen stuiten – gevolgd kunnen worden.
PvdA Den Haag
Wie de mus niet eert, is de ooievaar niet weerd
5 maart 2008
4
3
Wat maakt onze leefomgeving onaantrekkelijk voor de mus?
In afwachting van een definitieve verklaring van de achteruitgang van de mussenstand, meent de Vogelbescherming dat er nu concrete maatregelen genomen moeten worden. De Vogelbescherming schrijft in het Actieplan Huismus: De voornaamste oorzaken van de achteruitgang in steden, waar het merendeel van de broedpopulatie zich bevindt, zijn het verdwijnen van binnenstedelijk groen en het dichtstoppen van geschikte nestholten. 1. Met het verwijderen van struiken en heggen ging dekking verloren. 2. Er zijn veel minder onkruidveldjes en rommelhoekjes, die vanwege zaden en insecten een bron van voedsel vormen. 3. Moderne nieuwbouwwijken bieden nauwelijks nestgelegenheid omdat gaten en kieren zijn dichtgestopt en de toegang onder de dakpannen met vogelschroot wordt versperd. Ook bij renovatie van oudere huizen wordt vogelschroot aangebracht, waardoor bestaande nestplaatsen verloren gaan. Het gaat dus om (1) leefgebied, (2) voedselvoorziening en (3) nestgelegenheid. Als een van deze factoren ontbreekt in een bepaald gebied zullen er geen mussen voorkomen, zo blijkt uit recent – nog niet gepubliceerd – onderzoek van de Universiteit van Leiden.
4
Concrete maatregelen om de kans te vergroten dat de mus weer terugkomt
Alleen het aanbrengen van nestgelegenheid is niet voldoende. Zoals bij alle vogelsoorten zijn in het biotoop van de huismus drie aspecten van belang: nestgelegenheid, voedsel en veiligheid. Als deze drie in orde zijn dan kan de soort er voorkomen. Wij stellen de volgende stappen voor: 4.1 De restanten van de mussenpopulatie in kaart brengen Rond Den Haag, in dorpen als Katwijk en Wateringen lijkt de mussenstand nog redelijk in stand te zijn gebleven. De mus is ook nog niet helemaal uit Den Haag verdwenen. Wij hebben in Duindorp, rond de Hellingweg en in Kijkduin recent nog kleine groepjes mussen waargenomen. Valt het in bepaalde delen van Den Haag toch best wel mee met de mussenstand? Alleen een inventarisatie kan deze vraag beantwoorden. Heel precies hoeft die niet te zijn, een indicatie dat ergens regelmatig mussen waargenomen worden is in feite al genoeg. Zo’n inventarisatie lijkt ons een uitgelezen taak voor de Haagse afdelingen van KNNV, Vogelbescherming en AVN. Iedere Hagenaar kan aan deze inventarisatie meedoen, want iedereen herinnert zich nog wel hoe een mus eruit ziet. 4.2 Succesfactoren onderkennen en behouden Als er nog gebieden zijn in de stad waar de mus nog niet geheel verdwenen is, waar ligt dat dan aan? Waar schuilen, eten en broeden de mussen hier? Blijven die ‘voorzieningen’ behouden, of worden ze bedreigd? Is die bedreiging weg te nemen? Ook hier zou een beroep kunnen worden gedaan op de natuurorganisaties aangevuld met de specialisten van DSO en DSB van de gemeente. PvdA Den Haag
Wie de mus niet eert, is de ooievaar niet weerd
5 maart 2008
5
4.3 De leefomgeving – het ‘biotoop’ – van de mus herstellen Is er teveel ondergroei verdwenen in deze stad? Ligt dat aan de gemeente, of zijn de tuinen van particulieren ‘musonvriendelijk’ geworden? Volgens de Vogelbescherming is voldoende dekking een essentieel onderdeel van het huismussenhabitat. Een begroeide gevel of schutting is het best, bijvoorkeur met een altijd groene plant zoals klimop, maar een dichte bosrank [clematis], bruidssluier of kamperfoelie volstaat ook. Dichte groene heggen zijn ook prima. Dit zijn maatregelen die zowel aan gemeentezijde als door bewoners genomen kunnen worden. 4.4 De voedselvoorziening van mussen optimaliseren Dit actiepunt hangt nauw samen met herstel van de leefomgeving. De Vogelbescherming adviseert ondermeer om weer het tafelkleed buiten uit te slaan, maar als er geen mussen zijn, denk ik niet dat ze alleen daardoor terug zullen komen. Gelukkig melden ze ook dat het voeren van mussen het hele jaar rond niet overmatig en dus niet schadelijk is en dat dit zelfs zal helpen. Er bestaan tegenwoordig tal van mogelijkheden om kleine vogels te voeren zonder dat duiven of ratten en muizen daarvan kunnen profiteren. Het bekendste voorbeeld zijn de cilindervormige ‘birdfeeders’. Wordt er bij de aanplant en het beheer van het groen wel genoeg rekening gehouden met grassen en andere zaaddragende kruiden? De Vogelbescherming schrijft: “Volwassen huismussen zijn zaadeters. Het voedsel bestaat voornamelijk uit zaden van grassen, russen en kruiden als ganzenvoet, varkensgras en muur. In steden wordt het dieet aangevuld met menselijke etensresten en bewust verstrekt vogelvoer. Verder eten ze knoppen, scheuten, fruit en voorjaarsbloemen. In het broedseizoen vormen insecten een cruciale voedselbron. Vrouwtjes hebben voldoende eiwitrijk voedsel nodig om eieren te kunnen leggen en jonge mussen worden zeker de eerste dagen vrijwel exclusief gevoerd met een eiwitrijk insectendieet.” Je zou verwachten dat het ecologisch groenbeheer rond bijvoorbeeld de Laak en de Haagse Beek en het verruigen van veel bermen in deze stad tot terugkeer van de mus zou hebben moeten leiden. Waarom is dat niet gebeurd?
4.5 Voldoende nestgelegenheid bieden Het verdwijnen van nestgelegenheid is vooral een bouwkundig probleem . Huismussen bouwen hun nesten bij voorkeur onder dakpannen of in holtes van huizen. Zijn die mogelijkheden door nieuwbouw en renovatie verdwenen? Als dat zo is dan loopt ook een andere vogel, de gierzwaluw, gevaar. De Vogelbescherming meldt hierover: Huismussen zijn bijzonder vindingrijk als het gaat om het vinden van een nestplaats. Ze nestelen in holtes bij voorkeur in huizen, maar ook wel in nestkasten en bij hoge uitzondering bouwen ze zelf een bolvormig nest in een dichte struik. Het verdwijnen van nestgelegenheid is niet de enige, maar wel een belangrijke oorzaak van de achteruitgang van de huismus. Eeuwen lang heeft de mens de huismus onbedoeld een ruime keuze aan nestmogelijkheden geboden in gebouwen en huizen, met name onder daken. Vanaf 1993 is middels het Bouwbesluit verplicht om gaten groter dan 1 cm doorsnede dicht te maken, dit gebeurt onder PvdA Den Haag
Wie de mus niet eert, is de ooievaar niet weerd
5 maart 2008
6
daken door middel van het aanbrengen van vogelschroot. Vogelschroot, officieel vogel- en muiswering, maakt daken ontoegankelijk voor vogels zonder dat de voor het dak noodzakelijke ventilatie wordt teniet gedaan. Als alternatief voor vogelschroot is de Vogelvide ontwikkeld door de firma Comfortdak in samenwerking met Vogelbescherming Nederland. Het heeft bouwtechnisch dezelfde functie en eisen als vogelschroot, maar het maakt de onderste rij dakpannen geschikt als nestplaats voor huismussen en andere kleine vogels. De Vogelvide is specifiek ontwikkeld voor hellende daken. In de regel moeten huismussen erg wennen aan veranderingen in hun leefomgeving. Daarom wordt de Vogelvide momenteel getest in vier steden. De Vogelvide komt dit voorjaar op de markt en wordt gepresenteerd op de bouwRAI. Het feit dat er alternatieven bestaan en er dus mogelijkheden zijn voor bouwers en corporaties om vogelvriendelijk te bouwen, maakt dat wij een oproep aan hen op zijn plaats achten. Ook zij zijn immers gebaat bij een prettige leefomgeving waar comfort voor de mens en behoud van de natuur hand in hand gaan. De Vogelbescherming noemt in het kader van nestgelegenheid ook de term 'overhoekjes', die vaak in relatie met huismussen wordt gebruikt. Zij doelt op plekken waar onkruid blijft staan. Op het onkruid zitten bladluizen die het belangrijkste voedsel zijn voor de jongen in de eerste twee weken van hun leven [de nestfase]. Bij een tekort aan bladluizen en andere langzame kleine insecten neemt het broedsucces van de huismus af. Het stedelijk groen is tegenwoordig vaak afwezig en indien aanwezig van dergelijk [gekunsteld] hoge kwaliteit dat bladluizen ontbreken. Vaak gaat het om uitheemse plantensoorten, waar inheemse insecten niet op kunnen leven. In de rest van hun leven zijn huismussen weinig kieskeurig als het om eten gaat. Bij voorkeur zitten ze op plaatsen waar een constant voedselaanbod is. Kinderboerderijen en dierentuinen zijn een paar van de laatste bolwerken van huismussen in het stedelijk gebied.
4.6 Ook de gierzwaluw is voor zijn nestgelegenheid afhankelijk van de mens. Deze zomergast is ogenschijnlijk nog niet zeldzaam in Den Haag, maar ook deze vogel is afhankelijk van nestgelegenheid onder dakpannen. Een ongewenst bijverschijnsel van de opknap van de woningvoorraad en de nieuwbouw zou kunnen zijn dat deze karakteristieke vogel steeds minder nestgelegenheid kan vinden. Op dit gebied zouden woningcorporaties, architecten en bouwondernemingen een voortrekkersrol kunnen spelen. Houden zij bij nieuwbouw en renovatie wel voldoende rekening met huismussen en gierzwaluwen? (www.gierzwaluw.com) Kunnen we geen competitie tussen de corporaties tot stand brengen over wie de meeste mussen en gierzwaluwen huisvest?
PvdA Den Haag
Wie de mus niet eert, is de ooievaar niet weerd
5 maart 2008
7
5
Wat kunnen wij bewoners doen?
Mussen voelen zich het meest thuis in dichtbebouwde wijken. De aanwezigheid van grote groengebieden is voor deze vogel minder relevant dan de kwaliteit van het snippergroen en de achtertuinen. Bij de inrichting van tuinen kan door iedere tuinbezitter rekening gehouden worden met de wensen van vogels als de mus, maar ook bijvoorbeeld van egels. Er zijn ook nestkasten in de handel die speciaal voor mussen geschikt zijn. De relatief nieuwe mussenstraten en mussenflats zijn echter nog niet heel makkelijk verkrijgbaar, bleek ons toen wij deze wilden aanschaffen voor clubhuis De Mussen in de Schilderswijk. Aan leveranciers, zoals tuincentra, dus de oproep om deze kasten beter beschikbaar te maken en wellicht zelfs het hele jaar rond. Wij kunnen ons ook voorstellen dat er aan de Haeghe Groep opdrachten worden verstrekt om nestkasten te bouwen die elders weer verkocht kunnen worden. Wellicht kan de gemeente ervoor zorgen dat ze bij gemeentelijke locaties zoals de Groenvoorziening te verkrijgen zijn. Als je handig bent kun je deze nestkasten natuurlijk ook zelf maken. Bij onder andere de Haagse Vogelbescherming en Vogelasiel De Wulp is hiervoor informatie beschikbaar. Echter van groot belang is de plek waar de kast komt te hangen. Zo moet de mus voldoende ‘aanvliegruimte’ hebben en mag de kast nooit op het zuidwesten hangen. Ook hierover is informatie beschikbaar bij de Haagse vogelinstanties.
De Vogelbescherming waarschuwt ons echter. Al deze en eerdergenoemde voorzieningen zijn eenvoudig te treffen, maar daarmee is de huismus nog niet terug. Huismussen zijn niet alleen standvogel (het tegenovergestelde van trekvogels), maar – eenmaal gesetteld – zeer honkvast. Gedurende het hele leven beweegt de huismus zich binnen een gebied van een paar honderd meter en in het broedseizoen nog veel minder dan dat. Nest, voedsel en veiligheid moeten alledrie binnen een straal van enkele meters te vinden zijn. Daarbij komt dat huismussen altijd in kleine kolonies nestelen. Deze kolonies wisselen onderling wel met elkaar uit [hierbij gaat het voornamelijk om jonge vogels]. Gezien de geringe afstand die mussen afleggen, mogen de kolonies niet te ver uit elkaar liggen. Dan ontstaan geïsoleerde populaties, als een soort eilandjes. Kolonies met minder dan 10 paar hebben over het algemeen een te gering broedsucces om te zorgen voor voldoende aanwas en sterven langzaam uit. Kolonies met meer dan 25 paar kunnen zich over het algemeen wel goed handhaven. Misschien is het een idee om ‘mussenactiegebieden’ aan te wijzen. Gebieden waar de kans dat de mus daadwerkelijk terug kan komen groot is. In deze gebieden kan de bevolking worden opgeroepen om ‘mussenflats’ op te hangen en ‘mussenstruiken’ (zie het succes van de vlinderboom) te planten. Verder is het van belang dat er goede informatie aan bewoners wordt verstrekt over het belang van ‘groene tuinen’ en wat we daar zelf aan kunnen doen.
PvdA Den Haag
Wie de mus niet eert, is de ooievaar niet weerd
5 maart 2008
8
6
Financiële consequenties
De acties om de mus terug te brengen kunnen grotendeels binnen de bestaande begroting, door de mus prioriteit te geven, worden ondernomen. Voor de volgende activiteiten wordt extra geld uitgetrokken Inventarisatieproject Voorlichting (Milieueducatie) Verspreiding voorlichting / informatie ‘groene tuinen’
€ 1.000,€ 6.500,€ 17.500,€ 25.000,-
GEWIJZIGD BESLUIT De raad van de gemeente Den Haag, gezien het initiatiefvoorstel ‘Wie de mus niet eert, is de ooievaar niet weerd' van het lid Minderhout van de PvdA-fractie, Besluit het college van B&W te verzoeken: I.
In samenwerking met het Haags Milieu Centrum en de Haagse natuurorganisaties een musseninventarisatieproject op te zetten, waarbij de burgers worden gestimuleerd mee te doen.
II.
De ministers van VROM, Wonen, Wijken en Integratie (WWI) en LNV de bezorgdheid van de gemeente Den Haag kenbaar te maken over het afnemen van nestgelegenheid voor mus en gierzwaluw door nieuwbouw en renovatie.
III.
Met andere gemeenten die activiteiten ten bate van de terugkeer van de mus ondernemen en de Vogelbescherming ervaringen (best practices) uit te wisselen.
IV.
De afdeling Milieueducatie van de Dienst Stadsbeheer op te dragen voorlichting te geven het belang van ‘groene tuinen’, over de mus en de maatregelen die burgers zelf kunnen treffen om de mus terug te brengen in de stad d.m.v. het bieden van nestgelegenheid, voedsel, schuilgelegenheid, e.d.
V.
In overleg te treden met de woningcorporaties, architecten (BNA), projectontwikkelaars en bouwondernemers ten einde er voor te zorgen dat bij nieuw- en verbouw nestgelegenheid voor mussen en gierzwaluwen gecreëerd wordt, respectievelijk niet verloren gaat.
VI.
Bij het groenbeheer te zorgen voor voldoende voedsel- en beschuttingbiedende vegetatie voor mussen.
VII.
Hiervoor een bedrag van € 25.000,- beschikbaar te stellen vanuit de bestaande budgetten voor Groen en Milieueducatie.
De griffier
PvdA Den Haag
De voorzitter
Wie de mus niet eert, is de ooievaar niet weerd
5 maart 2008
9
Dit initiatiefvoorstel kwam tot stand met medewerking van en dank aan: Vogelbescherming Nederland De Haagse Vogelbescherming (HVB) Het Haags Milieucentrum (HMC) Bronnen: www.vogelbescherming.nl/content.aspx?cid=2115 www.vogelbescherming.nl/documents/pdf-files/nestkast_huismus.pdf www.haagsevogels.nl www.haagsmilieucentrum.nl
PvdA Gemeenteraadsfractie Den Haag Postbus 19157 2500 CD Den Haag 070 – 353 37 24
[email protected] www.denhaag.pvda.nl
PvdA Den Haag
Wie de mus niet eert, is de ooievaar niet weerd
5 maart 2008
10