3.3
Werkveld Onderwijs
Datum 30 juni 2010
3.3|Scholingsbeleid
Onderwijs/Scholingsbeleid
Instemming (P)GMR 22 september 2010
Vastgesteld CvB 14 februari 2011
3.3
Inhoudsopgave
1.
Beleidsinhoud 1.1 Faciliteiten
3 3
2.
Beleidsuitwerking 2.1 Scholingsbudget 2.2 Evaluatie van opleidingen 2.3 Scholingsaanvragen 2.4 Lerarenbeurs 2.5 Kwaliteit en efficiëntie
4 4 5 5 6 6
Onderwijs/Scholingsbeleid
2
3.3
1. Beleidsinhoud Scholing omvat alle activiteiten die worden verricht in het kader van deskundigheidsbevordering en vergroting van de inzetbaarheid van het personeel. Scholing kan gericht zijn op: de stichting; om taken en functies op stichtingsniveau te kunnen vervullen, kunnen mensen binnen de stichting geschoold worden. Hiervoor kunnen personeelsleden gevraagd worden of zich opgeven (ambitie). het team, of een deel van het team; schoolontwikkeling vormt hierbij de drijfveer voor de scholingsactiviteiten. Zowel de werkgever als het team en/of directie kunnen het initiatief tot scholing nemen. het individu; hierbij gaat het voornamelijk om het verbeteren van het functioneren of het breder inzetbaar maken van de afzonderlijke medewerker. Het initiatief voor scholing kan zowel bij de werkgever als bij de werknemer liggen. Scholingsbeleid valt binnen de algehele kaders van personeelsbeleid. De werkgever beoogt met dit beleid de doelen van de stichting en de scholen zo optimaal mogelijk te verwezenlijken en daartoe het functioneren van de werknemers en het welbevinden in hun arbeidssituatie te bevorderen. Daarbij is er een directe relatie met het school- en stichtingsbeleid; onderwijskundig, organisatorisch en gericht op kwaliteit. De kosten van scholing t.b.v. de stichting en/of haar scholen komen voor rekening van de werkgever, bovendien worden de individuele scholingsafspraken tussen werkgever en werknemer schriftelijk vastgelegd. De stichting kent een terugbetalingsregeling. (zie beleidsstuk 3.4 Scholingsbeleid – terugbetalingsregeling.) 1.1 Faciliteiten Het benodigde scholingsbudget wordt jaarlijks opgevoerd binnen de exploitatiebegroting van de stichting. Ook zullen, indien mogelijk, extra bronnen worden aangeboord. Het College van Bestuur beoordeelt de plannen en probeert zaken te combineren om zo effectief en efficiënt mogelijk de scholingsmiddelen in te kunnen zetten. In de hierna volgende beleidsuitwerking heeft de Stichting de beide regelingen t.b.v. het onderwijzend personeel uitgewerkt.
Onderwijs/Scholingsbeleid
3
3.3
2. Beleidsuitwerking Het bestuur van de Stichting stelt het beleid voor waarin onderscheid wordt gemaakt tussen scholing op stichtings-, school-, of op individueel niveau. In de praktijk is het lid College van Bbestuur onderwijs verantwoordelijk voor de uitvoering van het scholingsbeleid en het coördineren van de aanvragen. 2.1 Scholingsbudget Het College van Bestuur stelt jaarlijks het scholingsbudget vast. Op stichtingsniveau worden betaald: 1. Opleidingen op stichtingsniveau scholing van management en directie w.o. kweekvijvertrajecten. scholing in het kader van taak- en functiebeleid. 2. Opleidingen op schoolniveau teamcursussen in het kader van onderwijsontwikkeling. opleidingen voor schooltaken als IB’er, BHV’er of ICT’er. 3. Bepaalde individuele opleidingen. scholing voortkomend uit het feit dat een werknemer is geplaatst in het risicodragend deel van de formatie. scholing om het functioneren binnen team/school te verbeteren. scholing om de benodigde bevoegdheden te verkrijgen (b.v. catechese of gymnastiek). 4. Opleiding voor TSO (b.v. BHV, basiscursus en cursus coördinator). Individuele en dagcursussen/bijeenkomsten worden op schoolniveau gepland; zowel organisatorisch als financieel. De school verantwoordt deze uitgaven in de jaarexploitatie. Cursussen die niet rechtstreeks opleiden tot een taak of functie binnen de stichting/school of opleiden tot een functie/taak die voorlopig niet vrijvalt, worden niet betaald. In een gesprek met het lid College van Bestuur met de portefeuille onderwijs kan een deel stichtings-/schoolbelang worden geconstateerd en kan een bijdrage in de studiekosten worden vastgesteld. Ook in deze gevallen geldt de terugbetalingsregeling.
Onderwijs/Scholingsbeleid
4
3.3
Normaal komen scholingsplannen niet uit de lucht vallen en worden wensen in de POP’s vastgelegd. Directeuren hebben een grote rol in het beoordelen van deze wensen: Passen ze binnen school- of stichtingsbeleid ? Is een kandidaat geschikt voor de gewenste functie/taak ? Is er behoefte aan een kandidaat voor de functie/taak ? Voor managementopleidingen wordt een assessment verplicht gesteld. In voorkomende gevallen kan het College van Bestuur een assessment verplicht stellen. 2.2 Evaluatie van opleidingen Ten behoeve van het bepalen van de kwaliteit van de verschillende aanbieders van de nascholing zal personeelsleden gevraagd worden een evaluatieformulier in te vullen na het afronden van de scholing. Dit “evaluatieformulier scholing” wordt vanuit het kantoor van de stichting opgestuurd naar de betrokken leerkracht. Het College van Bestuur gebruikt de gegevens uit deze formulieren bij: Het adviseren van directies bij het invullen van een volgende nascholingsplanning voor het personeel. Het opstellen van een lijst van instituten die voldoen aan de kwaliteitseisen van de stichting. Het lid College van Bestuur onderwijs draagt de zorg voor de inventarisaties en plant de nascholing op stichtingsniveau. De directies leveren daartoe jaarlijks in mei de gegevens aan. Deze gegevens worden door het lid College van Bestuur met de portefeuille onderwijs beoordeeld waarna, in overleg met de scholen een besluit wordt genomen. 2.3 Scholingsaanvragen Scholingsaanvragen gaan altijd gepaard met: een omschrijving van de gewenste scholing het advies van de directie het aantal personen dat aan de scholing deelneemt de start en de duur van de scholing de kosten (incl. middelen, reiskosten en eventuele vervanging zie aanvraagformulier) Scholingsaanvragen zijn niet vrijblijvend. Opgeven betekent, bij toekenning, aanname en doorgaan cursus, meedoen. Voortijdig stoppen met de opleiding leidt tot terugbetaling van de gemaakte en te maken kosten. Onvrijwillig voortijdig stoppen leidt, na vaststelling door het College van Bestuur, niet tot terugbetalingsverplichtingen.
Onderwijs/Scholingsbeleid
5
3.3
Welke bijkomende kosten worden door de stichting vergoed? De noodzakelijk gemaakte reiskosten voor interlokaal vervoer en het daarmee in samenhang optredende vervoer, waarvan redelijkerwijs gebruik kan worden gemaakt, indien de studie in een andere plaats dan de woon- of standplaats moet worden gevolgd. Betrokkene mag niet uit andere hoofde een vergoeding genieten. Kan van het openbare vervoer geen gebruik worden gemaakt, dan worden de kosten vergoed conform de stichtingsafspraken i.d. De werkelijk gemaakte kosten, i.v.m. een examen, conform CAO. Voor een vergoeding van 100 % komen in aanmerking de noodzakelijke gemaakte: aanschafkosten van het verplicht gestelde studiemateriaal examen- of diplomakosten eventuele vervangingskosten Het College van Bestuur beoordeelt de aanvraag in overleg met de directeur. Het budget wordt jaarlijks bepaald. Na overleg met de geledingen stelt het College van Bestuur het bedrag vast. Een tegemoetkoming in studiekosten wordt pas verleend nadat de betrokkene de “Regeling terugbetaling tegemoetkoming studiekosten” ondertekend heeft geretourneerd. 2.4 Lerarenbeurs Leerkrachten kunnen de z.g. lerarenbeurs aanvragen. Aan de toekenning van deze beurs worden diverse eisen gesteld en omdat de beurs eenmalig wordt verstrekt, dient zorgvuldig te worden overwogen in welke gevallen men deze aanvraagt. In de beurs kan een bedrag zijn opgenomen voor vervanging. Als er voor meer dagen vervanging nodig is dan uit de middelen van de beurs kan worden betaald, dan wordt dat geregeld òf intern binnen de school door wisseling van werktijd, en/òf door de wtf van de desbetreffende leerkracht aan te passen. De toegekende lerarenbeurs wordt door de werknemer volledig doorgestort naar het rekeningnummer van Aves. De kosten worden gedeclareerd bij Aves. 2.5 Kwaliteit en efficiëntie De stichting streeft ernaar gebruik te maken van opleidingsinstituten die landelijk erkend zijn (gecertificeerd). Naast deze eis beoordeelt de stichting opleidingsinstituten ook wat betreft: organisatie van de opleiding kwaliteit van de lessen begeleiding van de studenten kwaliteit van de materialen aansluiting bij de praktijk
Onderwijs/Scholingsbeleid
6
3.3
flexibiliteit van het instituut. De eigen beoordeling wordt verkregen door referenties en door de ingevulde evaluatieformulieren van de deelnemende kandidaten van de Stichting. Bij toekenning van een aanvraag wordt altijd gekeken naar efficiëntie. Dat betekent: dat scholing in principe buiten lestijd wordt gevolgd dat deelname alleen is toegestaan bij het dichtstbijzijnde gecertificeerde opleidingsinstituut dat volgens de stichting als goed wordt beoordeeld dat reizen zo efficiënt mogelijk dient te worden geregeld. Dat kan betekenen dat Openbaar Vervoer wordt vergoed en dat, indien mogelijk, verplicht moet worden samen gereisd In gevallen waarin dit beleid niet voorziet, zal het College van Bestuur, na de partij(en) gehoord te hebben, een besluit nemen en dat besluit meedelen aan de betrokkene(n).
Onderwijs/Scholingsbeleid
7