We zijn de klos!
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 1
21-02-2008 15:40:11
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 2
21-02-2008 15:40:12
Wim Huppes
WE ZIJN DE KLOS!
Waarom we te veel betalen voor onze zorg
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 3
21-02-2008 15:40:20
Uitgeverij Veen Magazines B.V. Postbus 256 1110 AG Diemen www.veenmagazines.nl
Titel: We zijn de klos Waarom we te veel betalen voor onze zorg Auteur: Wim Huppes Tekstredactie: Jessie van Loon Ontwerp en opmaak: Studio Bassa, Culemborg Druk: Koninklijke Wöhrmann, Zuthpen © Veen Magazines, Diemen 2008 ISBN-13: 9789085711322 NUR: 801 Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photocopy, microfilm, or any other means without written permission by the publisher.
Dit boek is gedrukt op papier dat het FSC-keurmerk heeft. De productie van dit papier heeft niet tot bosvernietiging geleid en mag daarom het keurmerk van de Forest Stewardship Counsil (FSC) dragen.
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 4
21-02-2008 15:40:20
Inhoud Voorwoord
8
Inleiding
9
1
Belang zorgconsument rechtvaardigt stelselvernieuwing
1.1 1.2 1.3
Inleiding Belangenbehartiging van zorgconsumenten Drie pijlers voor een ‘gezonder Nederland’ 1.3.1 P ijler 1: vertrouw de betalingssystematiek toe aan de markt 1.3.2 Pijler 2: laat innovatie toe 1.3.3 P ijler 3: houd toezicht op zorg aan de hand van resultaten 1.4 Verwijzingen 1.5 Literatuur
11 11 16 20 20 24 31 36 37
2
De onvermijdelijke paradigmaverandering
39
2.1 Inleiding 2.2 Autoriteitsverlies door technocratische consensuspolitiek 2.3 Beleidsmakers verstrikken zich in technocratische consensuspolitiek 2.4 Historische verklaring technocratische consensuspolitiek 2.5 Definitie van legitimiteit 2.6 De moderne free‑riderkwaal van zorgconsumenten 2.7 Indirect wederkerig gedrag van zorgconsumenten stimuleren 2.8 Oriëntatie op de burger past in de trend van legitimiteitsontwikkeling 2.9 Naar ontwikkeld burgerbelang bij de toelating van geneesmiddelen 2.10 Verwijzingen 2.11 Literatuur
39
44 47 53 56 58 61 63 67 70 71
5
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 5
21-02-2008 15:40:21
3
Laat de betalingssystematiek over aan de markt
3.1 Inleiding 73 3.2 Kosten moderne gezondheidszorg onbeheersbaar 77 3.3 Verplichte zorgkosten kunnen aanzienlijk omlaag 80 3.4 De betalingssystematiek is vervreemd van de medische praktijk 83 3.5 Oostblokmodel voor betalingen remt de zorgvraagontwikkeling 87 3.6 De overheid moet het mislukken van de nieuwe betalingssystematiek erkennen 89 3.7 Beslissers als bendeleden van de Zwarte Hand 93 3.8 De financiële norm voor het basispakket 95 3.9 De medische norm voor het basispakket 97 3.10 Politieke nuancering van de twee basispakketnormen 100 3.11 Verwijzingen 102 3.12 Literatuur 102
73
4
Laat innovatie toe
105
4.1 Inleiding 4.2 Verstarring zorgsector door regulering fase 3‑onderzoek 4.3 Resultaten voor burger suboptimaal door hybride translatie 4.4 We moeten van een verrichtingensystematiek naar een resultatensystematiek 4.5 Verkort de translatie met meer fase 4‑onderzoek in de praktijk 4.6 Verwijzingen 4.7 Literatuur
105
108 115 120 123 128 129
5
Stuur aan op de vraag naar gezondheid door de burger
132
5.1 Inleiding 5.2 Laat informatie-uitwisseling tussen burgers en bedrijven toe 5.3 In regionale ontwikkelingssuccessen zijn overheden wel resultaatgericht 5.4 Laat de politieke instituties de gezondheid van de zorgconsument bevorderen 5.5 Hoe gaat het nu?
132
138 141 146 149
6
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 6
21-02-2008 15:40:21
5.6 Wat verandert er voor de zorgconsument? 5.7 Voor de zorgconsument moet gezondheid belangrijk worden 5.8 Speel in op de vraag van zorgconsumenten 5.9 Verwijzingen 5.10 Literatuur
150 155 159 163 164
6
Ontwikkel een legitiem zorgstelsel
166
166 168
6.1 Inleiding 6.2 Informatievoorziening blijft in de kinderschoenen staan 6.3 De overheid moet de integratiekosten van informatie onderkennen 6.4 Disfunctioneren van de overheid los je niet op met nog meer overheidsinstituties 6.5 Stel in het zorgstelsel het leren uit de praktijk centraal 6.6 Positie kennisbanken in legitiem zorgstelsel 6.7 Internationale competitie kennisbanken 6.8 Kennisbanken bieden marktpartijen programmastructuur 6.9 Breng de zorginformatie-economie tot stand 6.10 Verwijzingen 6.11 Literatuur
176 178 180 186 190 193 198 198
Dankwoord
201
171
7
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 7
21-02-2008 15:40:21
Voorwoord Zo’n vijfentwintig jaar werk ik nu in de zorgsector en ik ken de sector vanuit diverse invalshoeken. Al tijdens mijn studie medicijnen hadden de uitgangspunten van het Nederlandse zorgstelsel mijn belangstelling. Naast medicijnen ben ik daarom filosofie gaan studeren. Ik vroeg mij af hoe de fundamenten van de medische wetenschap en praktijk nu eigenlijk in elkaar zitten, vanuit wetenschappelijk, sociaal en antropologisch perspectief. Pas veel later, toen ik na het afronden van mijn promotieonderzoek een MBA‑studie deed, heb ik me verdiept in de economische en bedrijfsmatige aspecten van de zorgsector. Tijdens mijn specialisatie interne geneeskunde werkte ik als arts in verschillende ziekenhuizen. Daarna ben ik werkzaam geweest als onderzoeker in een biotechnologisch lab. Ook ben ik een tijdlang adviseur geweest in het bedrijfsleven, waarbij ik werkte voor de farmaceutische industrie en zorgverzekeraars. De laatste jaren ben ik verbonden aan het ministerie van Volksgezondheid. Al die jaren heb ik de zorgbureaucratie hand over hand zien toenemen. De zorgsector verstikt zichzelf hiermee en verliest zijn innovatieve kracht. Ik vond dat het tijd werd om eens op te schrijven waar volgens mij de weeffouten zitten in het zorgstelsel, en hoe je op een aantal punten fundamentele veranderingen zou moeten doorvoeren. Dit boek is een blauwdruk voor een beter zorgstelsel, waarin innovatie de toon zet. Wim Huppes voorjaar 2008
8
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 8
21-02-2008 15:40:22
Inleiding
De zorgsector in Nederland is verstrikt geraakt in een doolhof van regels dat in stand wordt gehouden door een kluwen beleids- en adviesorganisaties, koepelorganen en belangenverenigingen. Zonder duidelijke criteria stellen deze partijen in onderlinge afstemming het van overheidswege verplichte basispakket vast. Een echtpaar zonder kinderen betaalt € 509,84 per maand (2007) om zich voor dit pakket te verzekeren. Dat is bijna een derde van het modale inkomen van € 1637,46 netto per maand. De premie wordt deels rechtstreeks verrekend en deels verhaald via werkgever en belastingdienst. We betalen veel ten opzichte van landen als Cuba en Costa Rica, waar voor een paar euro per maand burgers een vergelijkbare levensverwachting wordt geboden. In onze staatsgestuurde zorgbureaucratie lijkt maar één ding te tellen en dat is macht over het budget. Vroeger lachten we om het Oostblok, waar een fabriek tractoren bouwde die niemand nodig had, maar nu eenmaal de opgelegde targets moest halen voor dat budgetjaar. In de Nederlandse zorgsector is dit echter dagelijkse kost. Het Oostblokmodel is failliet verklaard, maar blijkbaar goed genoeg voor de aansturing van onze zorgsector. Onder de mom van gelijkheid wordt een machtig, inefficiënt bureaucratisch apparaat in stand gehouden dat allesbehalve gelijkheid levert en bovenal de zorgconsument klein, bang en dom houdt. Als je een wasmachine wilt kopen, krijg je meer relevante informatie dan wanneer je een medische behandeling overweegt. Ons zorgstelsel stimuleert de zorgsector op geen enkele manier om transparante afspraken te maken over prijs, kwaliteit of resultaat van behandelingen. Informatie hierover wordt de zorgconsument onthouden en feiten worden verdoezeld. In de zorgsector heeft ook niemand er belang bij de toegevoegde waarde van de eigen werkwijze onder de loep te nemen. En wie betaalt de rekening voor deze bestuurlijke wanorde? Juist, de zorgconsument!
9
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 9
21-02-2008 15:40:22
WE ZIJN DE KLOS
De overheid zegt dit te veranderen. Er zou met de invoering van het nieuwe zorgstelsel marktwerking komen. Maar deze ingezette ‘revolutie’ mist essentiële onderdelen, waardoor de zorgconsument de klos is en zal blijven. Ondanks decennia van niet-aflatende groei van de zorgbureaucratie gaan nieuwe marktactiviteiten gepaard met onnodige risico’s voor de consument. Dit komt doordat de noodzakelijke kwaliteit van het zorgaanbod onvoldoende is gewaarborgd. De bureaucratische rompslomp zorgt er ook voor dat de zorgconsument vastzit aan dat wat de Nederlandse zorgsector mag bieden. Alleen steenrijke consumenten kunnen in het buitenland op zoek naar de beste behandeling. Dit boek laat zien dat het zorgbeleid op een aantal punten grondig moet worden aangepast om legitimiteit te verwerven. De overheid moet zich beperken tot de rol van toezichthouder en zich niet meer bemoeien met uitvoering en budgettering. Maar bovenal moet de vraag van de consument centraal komen te staan en er moet voldoende en kwalitatief goede informatie beschikbaar komen om de consumenten eigen keuzen te laten maken. Als daarbij de markt zijn werk mag doen, zal de consument uiteindelijk veel beter én goedkoper uit zijn.
10
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 10
21-02-2008 15:40:22
Hoofdstuk 1
Belang zorgconsument rechtvaardigt stelselvernieuwing 1.1 Inleiding In onze geïndividualiseerde informatiesamenleving ontwikkelen burgers, gevoed door de media, een eigen kijk op geneeskunde. Op tv, internet en in de krant zijn programma’s en artikelen over actuele ontwikkelingen in de zorg populair. Er wordt via de media een stroom van medische uitvindingen getoond, die vaak claimen een betere oplossing te bieden dan het bestaande zorgaanbod. De burger kan echter moeilijk vaststellen wat de waarde is van de getoonde uitvindingen, doordat het hem aan betrouwbare, relevante informatie ontbreekt. Hierin zou de zorgbureaucratie een rol moeten spelen. De politieke instituties zouden de belangen van de zorgconsument moeten waarborgen. Ze zijn er echter tot op heden niet in geslaagd de zorgsector zodanig vorm te geven dat het voor consumenten duidelijk is wat de talloze zorgproducten voor hen kunnen betekenen. Ambtenaren slagen er niet in om in te spelen op de informatiesamenleving waarin de burgers leven. Bovendien houdt het overheidsbeleid in toenemende mate vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen tegen zonder dat het lukt om het slechte ontwikkelingen te weren. De overheid is losgeslagen van haar burgers en het lukt haar niet om de zorginformatie-economie vorm te geven. Het meest in het oog springende symptoom hiervan is naar mijn idee de oprichting van de ene na de andere gesubsidieerde autoriteit. Nederland kent een enorm aantal zorginstituties en het worden er elk jaar meer. Zo kennen we de ombudsman, patiëntenverenigingen, vele adviesbureaus en de zorgautoriteiten. Dat lijken misschien nuttige instituties, maar de belangenbehartiging van de zorgconsument wordt door deze instituties niet werkelijk gewaarborgd. Ik ben ervan overtuigd dat de veelheid aan politieke instituties die Nederland rijk is, zelfs contraproductief werkt voor de gezondheid van de burger. De over matige regelzucht van de overheid verstart de zorgsector en maakt de zorg onnodig slecht en duur.
11
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 11
21-02-2008 15:40:23
WE ZIJN DE KLOS
De overheid neigt ertoe om voor elke nieuwe vorm van activiteiten een nieuwe functiegerichte organisatie in het leven te roepen met nieuwe wetgeving. Dit heeft in mijn ogen twee ongewenste effecten: 1. Door het in het leven roepen van een nieuwe organisatie ontsnappen de centrale politieke organisaties aan hervorming. Daarmee laat je mijns inziens kansen liggen om fundamenteel na te denken over de inrichting van de zorgsector. 2. Vanwege het oprichten van steeds weer nieuwe organisaties naast de bestaande, wordt de zorgsector door steeds meer ambtenaren bevolkt. Dit brengt niet alleen extra kosten met zich mee, maar is ook niet effectief. Hierdoor zijn namelijk ook steeds meer instituties in de race om de macht. Met als gevolg dat er geen enkele partij in de zorgbureaucratie sterk genoeg is om een gecoördineerd antwoord op de ontwikkeling bij de burger te geven. In hoofdstuk 2 wordt als voorbeeld hiervan de registratieautoriteit beschreven. Deze autoriteit adviseert de minister van Economische Zaken over het inschrijven van geneesmiddelen in het handelsregister. Net als zoveel andere zorginstituties kent deze autoriteit een werkterrein waarin toezicht houden en uitvoering met elkaar vervlochten zijn. De regelgeving rondom deze zorgautoriteit is inadequaat. Zo is er onvoldoende controle op genomen beslissingen. Als gevolg van deze regelgeving lopen burgers veiligheidsrisico’s, doordat ze soms niet de juiste, of onveilige medicijnen krijgen. Hierdoor verwerft de registratieautoriteit onvoldoende legitimiteit bij de burger. Gebrek aan legitimiteit is iets anders dan gebrek aan legaliteit. Zo is de behandeling met een cytostatica-infuus voor grote groepen zorgconsumenten medisch zinloos en dus niet legitiem. Maar deze pijnlijke, contraproductieve behandeling is wel legaal, want valt binnen de wetgeving. De vele instituties in de zorgsector lossen dit probleem niet adequaat op. Dit creëert een gat tussen legitiem en juridisch handelen. Dat is ook te zien bij de registratieautoriteit. Daar worden geneesmiddelen op de verkeerde manier in het handelsregister ingeschreven. Hierdoor kan uitsluiting van categorieën mensen voor wie het infuus zinloos is, juridisch vaak niet worden onderbouwd. Het legitimiteitsprobleem treedt op in de gehele zorgsector. De ministeries geven, gesanctioneerd door de Eerste en Tweede Kamer, nieuw opgerichte partijen als de registratieautoriteit macht over spe cifieke delen van de zorgsector. Hun legaliteit alleen is echter niet
12
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 12
21-02-2008 15:40:23
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
v oldoende. In een democratie is legitimiteit essentieel, en om die te verwerven is draagvlak bij de burgers nodig. Het gaat erom dat hún belangen voldoende worden gediend. En dat is nu vaak niet het geval. De zich alsmaar vermenigvuldigende politieke instituten zijn naar mijn mening slechts een symptoom van het falende overheidsbeleid. In hoofdstuk 3 ga ik wat dieper in op de regelzucht binnen de zorgsector. Ik laat zien dat die regelzucht is losgeslagen van de werkelijkheid en daardoor niet legitiem. Het gebrek aan legitimiteit van de politieke instituties komt in mijn ogen vooral voort uit het feit dat zij zelf de zorgsector organiseren in plaats van dit te delegeren. Als je als overheid zelf de regels opstelt, zelf de uitvoering én zelf de controle doet, dan bind je de kat op het spek. Je hebt een context gecreëerd waarin de zorg wel móét degenereren. Verantwoordelijk voor dit beleid is de minister van Volksgezondheid. Hij wordt ondersteund door de directie van de talloze instituties die hijzelf heeft opgericht en zelf financiert. De belangrijkste zijn: de Nederlandse Zorgautoriteit, het College voor Zorgverzekeringen, de Gezondheidsraad, de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkelingen, de Raad voor Volksgezondheid en Zorg, de Raad voor Gezondheidsonderzoek, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en het Sociaal en Cultureel Planbureau. De overheid vult het recht op zorg van elke burger in als het leveren van hightech behandelingen, die vooral worden aangereikt aan het eind van het leven en die tot in detail zijn omschreven. Het doel ervan is zelden om de gezondheid van de burger op een doelmatige manier te bevorderen. Het accent in onze zorgsector ligt op de ernstig zieke mensen die zich met klachten hebben gemeld bij de zorgverlenende instellingen. Burgers die nog niet ernstig ziek zijn of zich niet melden, krijgen veel minder of geen medische aandacht (Baumrin, 2002). In de rijke westerse democratieën bestaan vrijwel geen risico’s voor de burgers. De hightech zorg is echter behoorlijk ingrijpend en levert buitengewoon hoge risico’s op pijn, verminking en sterfte. De zorg biedt burgers die zich eraan onderwerpen mogelijkheden tot grootse avonturen en heroïsch gedrag, waar velen hartstochtelijk over praten. Amputaties, bestralingen, chemokuren, transplantaties en stamceltherapie
13
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 13
21-02-2008 15:40:24
WE ZIJN DE KLOS
spreken tot de verbeelding van de bevolking. De moderne instellingen die deze hightech zorg leveren zie ik als moderne tempels waar de burger zijn genezing zoekt. Als het huidige overheidsbeleid niet wordt bijgesteld, vrees ik dat er toch een addertje onder het gras zit. De autonome evolutie van dit beleid is namelijk dat de zorg steeds duurder wordt, terwijl de overheid de zorgsector aanstuurt met een vast budget. Dit budget is in toenemende mate ontoereikend om de voorgeschreven hightech zorg aan iedereen te leveren. Daardoor zijn er steeds meer zorgverlenende instellingen die de burger slechte zorg leveren of niet alle burgers de voorgeschreven zorg kunnen bieden. Hierdoor is de behandeling van burgers in de praktijk soms ongelijk en slecht. Ik vind dat de overheid tot nu toe onvoldoende de samenwerking heeft opgezocht met de zorgsector. Het overheidsbeleid van de afgelopen decennia komt op mij over als een machtsstrijd met de zorgsector. De overheid is in al haar geledingen gericht op het vergroten van haar invloed op de hightech zorg. De sector wordt in alle detail aangestuurd door de overheid onder de mom van gelijkheid, solidariteit, kwaliteit en kostenbewustheid. Dit gebeurt op de enige manier waartoe een overheidsbureaucratie in staat lijkt: via procedures, richtlijnen en formulieren. De zorgverleners doen mij vaak denken aan palingen in een emmer, waar de politieke instituties al veertig jaar zand overheen gooien. Het Nederlandse overheidsbeleid vormt naar mijn idee een rem op de ontwikkeling van de zorginformatie-economie. De overheid ontwikkelt geen medisch-inhoudelijke sturing op het zorgproces en bevordering van de gezondheid van de burger wordt niet ondersteund. De zorg sector mag zelfs niet de best leverbare hightech zorg leveren. Onze zorgsector sluit bijvoorbeeld maar nauwelijks aan op de al dertig jaar voortdenderende biotechnologische revolutie. Deze revolutie blijft ook in de komende jaren wereldwijd de dominante bron van wetenschappelijke en maatschappelijke verandering. Een veelheid aan producten wordt uitgevonden die voor de gezondheid relevant zijn. Dit vormt een markt die met een potentieel van vele duizenden miljarden van groter economisch belang kan worden dan bijvoorbeeld de bancaire sector (Dyson, 2007). De Nederlandse zorgsector gaat hier de boot missen als het huidige beleid wordt voortgezet.
14
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 14
21-02-2008 15:40:24
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
De politieke instituties ontlenen nu hun bestaansrecht aan het toezicht op gelijke behandeling en de borging van kwaliteit en nut van de zorgsector. Maar helaas lijken de duizenden ambtenaren met hun budgetten van honderden miljoenen euro’s daar niet erg in te slagen. Met de uiter lijke schijn van moderniteit remt de overheid de facto de ontwikkeling van de zorgsector. Ze schept vooral werkgelegenheid bij zichzelf. Legitimiteit van de politieke instituties in de zorg is volgens mij een nijpend probleem dat vraagt om een oplossing. Het probleem is zelfs zo groot, dat geconstateerd moet worden dat de politieke instituties alleen in naam autoriteiten zijn. De overheidsinstituties worden niet aangepast op een manier die het legitimiteitsprobleem oplost. De politiek verstikt de zorgsector met inadequate regelgeving. Andere partijen zoals de zorgconsument, de zorgverzekeraars, de farmaceutische industrie en de zorgverleners hebben er geen grip op. Dit vertraagt de marktontwikkeling van de sector. Het gevolg van het overheidsbeleid is dat de rijken zich in toenemende mate onttrekken aan de nationale zorg. Er zijn aanwijzingen dat ook minder rijke mensen zich bij deze trend aansluiten. De helft van de patiënten met prostaatkanker zoekt voor chirurgische verwijdering van zijn prostaat meteen behandeling in het buitenland.1 Zij doen dit ondanks de tegenwerking van de zorgbureaucratie, waardoor ze een gerede kans hebben om met de kosten van de behandeling te worden opgescheept. Hoewel ze desnoods op eigen kosten naar het buitenland gaan, moeten ze in Nederland een aanzienlijke zorgpremie betalen, die in nationaal verband verplicht is gesteld door de overheid. Ik verwacht niet dat dit overheidsbeleid nog lang te handhaven zal zijn. Nederlanders zullen in Europees verband steeds meer kansen krijgen zich in het buitenland te verzekeren en te laten behandelen. Ik verwacht dat vooral rijkere en gezondere mensen zich op termijn zullen onttrekken aan het nationale zorgstelsel. Dat is juist het deel van de bevolking dat nu relatief veel premie betaalt, zonder dat ze hoge kosten maken. Als zij vertrekken, blijft de Nederlandse overheid zitten met het meer kostbare, maar minder premie betalende deel van de bevolking. Op termijn maakt dit het omslagstelsel in Nederland onbetaalbaar. Het legitimiteitsprobleem van de politieke instituties is aan het escaleren, omdat ze onvoldoende bijdragen aan de gezondheid van de burger. Ik denk dat de overheid zich veel meer zorgen moet gaan maken om haar reputatie bij de burgers. Er is een moderne beeldenstorm
15
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 15
21-02-2008 15:40:24
WE ZIJN DE KLOS
aan de gang. De moderne glans die de door de overheid voorgeschreven zorgtempels uitstralen, imponeert de burger steeds minder. Dit keer wordt de beeldenstorm niet aangewakkerd door de boekdrukkunst, maar door de informatie die beschikbaar is via internet en andere media. Hierdoor denken mensen steeds meer voor zichzelf na. Zij onderwerpen zich niet meer klakkeloos aan de zorgbureaucratie waarin Vadertje Staat weet wat goed voor hen is. Ik verwacht dat in Nederland op korte termijn de verplichte zorgpremie voor een echtpaar van € 509,84 per maand niet langer als vanzelfsprekend zal worden gezien. Het ligt volgens mij erg voor de hand dat de burger wil weten wat hij voor dat geld nu eigenlijk mag verwachten. De overheid zal snel moeten handelen, want op dit moment kan ze op deze vraag in de verste verte geen antwoord geven.
1.2 Belangenbehartiging van zorgconsumenten De laatste jaren wordt in Nederland een op liberalisering gerichte verandering van de zorgsector uitgevoerd. Een in mijn ogen zeer halfslachtige liberalisering; de staat blijft namelijk vrijwel alle activiteiten in de zorgsector in detail voorschrijven. Hierdoor kan de zorgsector niet goed op de individuele belangen van burgers inspelen. De liberalisering in de zorgsector is in vergelijking met andere sectoren dus een lachertje. Zolang alle zorg die geleverd mag worden – inclusief de prijs en het budget – vastligt, blijven de belangen van de individuele burger ondergesneeuwd. Dit fundamentele probleem van het huidige beleid zorgt ervoor dat de marktontwikkeling in de zorgsector gedoemd is te mislukken. In hoofdstuk 4 toon ik aan dat de politieke instituties een rem vormen op innovatie. Er worden in de hele wereld voortdurend nieuwe behandelmethoden uitgevonden en ontdekkingen gedaan op het gebied van de biotechnologie. Helaas worden die in Nederland maar zeer beperkt toegepast. Dit is frustrerend voor zorgconsumenten. Op hen komt de bureaucratie conservatief en weinig doelmatig over. Intussen reist een groeiend deel van de burgers naar het buitenland om daar op eigen kosten de beste behandeling te krijgen. De overheidsregulering drijft, mijns inziens geheel onnodig, ook de prijs van vernieuwing op. De gemiddelde ontwikkelingskosten zijn nu meer dan een half miljard euro per product. Het duurt zeven tot acht
16
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 16
21-02-2008 15:40:25
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
jaar voor een uitvinding in de handelsregisters ingeschreven kan worden. De verwachting is dat deze stijgende trend van de afgelopen jaren zich verder zal voortzetten (Ezzell, 2003). Na inschrijving in de handelsregisters volgen nog verdere mistige en nog meer tijdrovende procedures om het product vergoed te krijgen in het basispakket. Dit alles bemoeilijkt innovatie. De industrie betaalt immers al die jaren de rekening voor deze procedures en neemt een behoorlijk risico. De investeringskosten zijn hoog, de doorlooptijd is lang en de terugverdientijd onzeker. Als een product uiteindelijk niet in het basispakket wordt opgenomen, of er wordt een te lage vergoeding door de overheid voor vastgesteld, is alle investering voor niets geweest. Op de persoon afgestemde producten komen nauwelijks op de markt, want voor de ontwikkeling van dergelijke geïndividualiseerde producten is de investering vaak te hoog en te risicovol. De industrie ziet zich – om de immense investeringen terug te verdienen – voor een belangrijk deel genoodzaakt zich met een beperkt assortiment massaproducten te positioneren. Bekende merknamen zijn Viagra en Aspirine. Massaproducten kunnen de consument echter minder gezondheidswinst bieden dan een geïndividualiseerd productassortiment. We hebben dus een overheidsbeleid dat er in de praktijk toe leidt, dat producten die de consument meer gezondheidswinst kunnen leveren, niet op de markt komen. De overheid moet de legitimiteit van de politieke instituties primair maken. De politiek moet een zorgstelsel ontwikkelen dat de vraag van de burger centraal stelt. De markt moet worden gedwongen de risico’s van innovatie in te perken en de consument te informeren over de resultaten die met zorgproducten worden bereikt. Alleen op die manier kan de overheid in een democratie als de onze, legitimiteit verwerven. Al eerder heb ik een voorstel gedaan voor een eerste stap in de goede richting door een Kwaliteit Resultaat Systeem (KRS) voor de zorgsector te ontwikkelen (Huppes, 2001). In de praktijk zou een KRS een soort medische kennisbank kunnen zijn. In hoofdstuk 5 werk ik KRS verder uit. In de zorgmarkt moet een KRS allereerst de prijs-kwaliteitverhouding gaan meten en zorgproducten zoals medicijnen en behandel methoden gaan vergelijken. Vervolgens moet het zich toeleggen op de communicatie met de burger en met zorgverleners. Verder denk ik dat een KRS kan helpen bij het ontwikkelen van geïndividualiseerde producten, zodat het belang van massaproducten afneemt.
17
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 17
21-02-2008 15:40:25
WE ZIJN DE KLOS
Ik vind dat de overheid moet stoppen met het voorschrijven van activiteiten en het daaraan verbonden budget. De centrale politieke instituties zouden de zorgsector moeten verplichten medische kennisbanken in te richten. Deze kennisbanken zouden resultaten van zorgproducten op de kwaliteit van leven en het effect op de levensduur moeten onderzoeken en publiceren. Wanneer een medicijn of behandelingen hetzelfde resultaat heeft, moet de consument worden vrijgelaten zelf een keuze te maken. Bij ongelijk nut moet de consument met een basiszorgverzekeringspakket kiezen voor óf het afnemen van het meest nuttige product óf bijbetalen. Het grote verschil met de huidige situatie is dat er nu nauwelijks informatie over de resultaten van diverse zorgproducten voorhanden is. De zorgconsument kan zich niet zelf informeren en op basis daarvan een beslissing nemen. De burger krijgt wat mij betreft in de toekomst van de met KRS ingerichte kennisbanken een zorgindex met waarde-inschatting van producten en behandelingen op de zorgmarkt. Dit zal producten en behandelingen op de zorgmarkt onderling vergelijkbaar maken, net zoals de Amsterdam Exchange Index (AEX) van Euronext Amsterdam dat voor de waarde van beursgenoteerde ondernemingen doet. Ik denk dat het bijstellen van de politieke structuur van de zorgsector belangrijk is om deze verandering te bewerkstelligen. Om met KRS ingerichte kennisbanken te ontwikkelen, stel ik in hoofdstuk 6 voor om een driedeling te maken in de zorg. De hoogste laag is die van de centrale politieke instituties, die zich moeten beperken tot het politieke beleid. De politieke instituties sturen de tweede laag aan waarin de kennisbanken opereren. De kennisbanken meten het resultaat en de kwaliteit van de derde laag van de zorg waar de zorg operationeel wordt geleverd. Ik denk dat het essentieel is voor de ontwikkeling van de zorgsector dat de politiek zich niet langer met de operationele kant van de zorgverlening bezighoudt. De tweede en derde laag zullen namelijk een echte zorgmarkt vormen. Hier kunnen partijen zich commercieel ontwikkelen of andere erkende bestuursvormen adopteren. De invoering van de tussenlaag van kennisbanken zou het stelsel essentieel veranderen. Wanneer je kiest voor evolutie van het bestaande stelsel zal de invoering van de marktwerking in de zorgsector altijd
18
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 18
21-02-2008 15:40:26
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
halfslachtig blijven. Ik begrijp echter heus wel dat er niet van de ene op de andere dag een nieuw stelsel is met kennisbanken en al. Bij de invoering van het legitimiteitsgerichte zorgstelsel hoeven de kennisbanken niet meteen alle producten in de markt beoordeelbaar te maken. De politiek kan de kennisbanken KRS domein na domein laten invoeren. Mijn advies aan de beleidsmakers is om te beginnen met het ontwerpen van een KRS voor een klein, relatief eenvoudig domein van producten zoals sportschoenen. Dit kan al een enorme impact hebben op de gezondheid, want gewrichtsklachten staan in de top‑5 van behandelingen in de zorg. Het is dus een geschikt domein om ervaring op te doen met het inrichten van het zorgstelsel op preventie en resultaten. Het biedt de centrale autoriteit de gelegenheid om een wettelijk kader te ontwikkelen en daarmee ervaring op te doen. Vervolgens kunnen meer complexe domeinen als preventie en behandeling van kanker en hart- en vaatziekten worden aangepakt. Als alles goed gaat, zal de politieke laag de zorgsector zich meer autonoom laten ontwikkelen dan we nu gewend zijn. Ik wil wel benadrukken dat dit voor de zorgsector een vrijheid in gebondenheid is. De politieke organisaties blijven verantwoordelijk voor het handhaven van de gezondheid van de bevolking. Om de burger zorg bij medische nood te garanderen, zal het ook nodig blijven een basiszorgverzekering af te sluiten. Dit pakket moet echter niet langer in detail worden gedefinieerd door de overheid. De dekking van het pakket zal worden vast gesteld met behulp van financiële, medische en gedragsgrenzen, die door de invoering van de kennisbanken gehandhaafd kunnen worden. Mijn verwachting is dat hierdoor het pakket beter en goedkoper zal zijn dan het huidige basiszorgpakket. Pas in tweede instantie komen innovatiemogelijkheden van aanvullende pakketten en geavanceerde geneesmiddelen en behandelmethoden aan bod. De KRS-kennisbanken zullen hiervoor niet alleen moeten functioneren als zorgindex, maar ook andere gangbare functies van kennisbanken moeten gaan aanbieden. Ze kunnen het bijvoorbeeld voor groepen uitbehandelde aids- of kankerpatiënten mogelijk gaan maken om samen te werken met farmaceutische bedrijven. Binnen beleidskaders van de overheid kunnen ze dan experimentele, nog niet geregistreerde geneesmiddelen uitproberen. Hiervoor moet de zorgsector kunnen aansluiten op de belangen van zorgconsumenten in gedifferentieerde zorgpakketten.
19
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 19
21-02-2008 15:40:26
WE ZIJN DE KLOS
1.3 Drie pijlers voor een ‘gezonder Nederland’ In dit boek wil ik inzicht geven in de principes van marktsturing door de overheid voor een ‘gezonder Nederland’. Ik geef de essentiële elementen aan die nodig zijn om de zorginformatie-economie tot bloei te brengen. Ik onderken drie pijlers: het toevertrouwen van de betalingssystematiek aan de markt, het toelaten van innovatie, en het toezicht houden op de zorg op basis van behaalde resultaten. 1.3.1 Pijler 1: vertrouw de betalingssystematiek toe aan de markt De overheid richt met de nieuwe, in 2006 ingevoerde financiële systematiek de zorgsector nog steeds in als een schadebedrijf. Het zorg aanbod dat met deze nieuwe betalingssystematiek door de overheid betaalbaar wordt gemaakt, kan nog het beste worden vergeleken met een garage die geen onderhoud op auto’s uitvoert, maar alleen schadereparaties. Zorgverleners lijken op monteurs die auto’s niet mogen onderhouden, en erop moeten aandringen dat er wordt doorgereden met verstopte oliefilters, slecht werkende bougies, enzovoort. Pas als schade is ontstaan, wordt de reparatie uitgevoerd en vergoed. Het is niet denkbeeldig dat er hierdoor ongelukken gebeuren. De zorgsector is volgens mij niet eens een erg goed schadebedrijf, en vreselijk ondoorzichtig, inconsequent en omslachtig ingericht. Belangrijke geneesmiddelen worden door het ministerie maar beperkt betaalbaar gemaakt in groepen (clusters). Nu is er op zich niets mis met het idee om producten in groepen te formeren. Maar het gaat bij de overheid wel mis, doordat de groeperingen methodologisch onduidelijk zijn en inconsequent worden toepast. Er zijn geen inhoudelijke criteria, waardoor er appels met peren worden vergeleken. Het clusteren van geneesmiddelen wordt ook gebruikt om de hoogte van de vergoeding te bepalen aan de hand van de gemiddelde prijs van alle geneesmiddelen die binnen een cluster vallen. Vaak ligt de vergoede prijs hoger dan de echte prijs op de markt. Hierdoor kraakt dit betalingssysteem in zijn voegen en kunnen bijvoorbeeld apothekers
20
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 20
21-02-2008 15:40:27
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
flinke marges maken. Wanneer de prijs van een product hoger ligt dan de gemiddelde prijs, moet de patiënt bijbetalen. In de praktijk betalen patiënten zelden bij. Zij vinden blijkbaar dat ze al genoeg betalen aan de verplichte zorgverzekeringspremie, of het ontbreekt ze aan informatie op grond waarvan ze voor een duurder medicijn zouden kunnen kiezen. Bovendien vangen apothekers liever marge (‘kortingen’) over de te dure producten, want dat is lucratiever.2 De vergoeding van geneesmiddelen is dus in alle detail gereguleerd door de overheid. Ik maak nog een keer de vergelijking met het autoschadebedrijf. Het gevolg van de betalingssystematiek van de overheid is, dat bij schade vaak maar één type boutje en één type verf wordt vergoed. Het doet er niet toe of het boutje goed past of dat de kleur verf past bij de auto. De overheid schrijft niet alleen de vergoeding voor geneesmiddelen op deze manier voor aan de zorgsector. Ook de behandelingen die standaard mogen worden gegeven, inclusief de prijs, is op dezelfde manier voorgeschreven. Het belangrijkste directe nadeel van deze betalingssystematiek voor de zorgconsument is, dat de kwaliteit in de zorgsector onder druk komt te staan. De betalingssystematiek staat ook de transformatie van de zorgsector in de richting van een markteconomie in de weg. Alleen al het vergoeden van geneesmiddelen op hoofdindicatie maakt de ontwikkeling van een markteconomie in de zorgsector onmogelijk. Dit komt doordat het bestaan van verschillende groepen patiënten met een verschillende zorgvraag hiermee wordt ontkend (Pronk, 2007). Aansluiten op individueel menselijk gedrag is wat bedrijven zoals supermarkten en reisbureaus allang doen. In de zorgsector zullen partijen dat ook gaan doen, als ze maar de kans krijgen. De regulering van de zorgsector loopt achter bij veel andere sectoren die marktvrijheid kennen. De zorgsector is een centraal geleide planeconomie gebleven. Op enkele drogisterijproducten na ís er helemaal geen zorgmarkt. De prijs van producten kan zich niet vormen door vraag en aanbod, maar is vastgelegd in overheidsbepalingen over het basisverzekeringspakket voor zorgproducten. De betalingssystematiek biedt geen overzicht. Dit heeft als gevolg dat de zorgbureaucratie zich verliest in details, doordat het zorgpakket breed is, en gaat van schimmelinfecties tot longtransplantatie. De toenemende detaillering is de afgelopen decennia gepaard gegaan met enorme groei van de bureaucratie. Deze mate van detaillering zonder overzicht is gewoon niet goed te onderhouden. De betalingssystematiek
21
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 21
21-02-2008 15:40:27
WE ZIJN DE KLOS
biedt ook geen inzicht in de resultaten van de zorgsector. Het biedt belangrijke belanghebbenden als consumenten en zorgverleners ook geen voordelen. Het functioneren van zorgverleners en de resultaten voor de zorgconsument zijn in het huidige stelsel niet van belang en dus volledig ondergesneeuwd. Om dit te veranderen stel ik een marktstructuur voor in de zorgsector, waarin vraag en aanbod van producten plaatsvindt tussen consumenten en producenten. Voor de consument is vrijheid van keuze van zorg mogelijk. En de zorgsector kan een antwoord op de consumentenvraag bieden, dat medisch verantwoord is. Door de betalingssystematiek aan de markt toe te vertrouwen wil ik de positie van de zorgconsument versterken door een meer directe aansluiting op de zorgsector. Hierdoor verschuift de macht van de overheidsbureaucratie naar de burger en de door de burger gekozen partijen, zoals kennisbanken, zorgverleners en zorgverzekeraars. Met pijler 1 krijgt de zorgsector de vrijheid om vrijwel alles aan zichzelf te veranderen. De overheid gaat de burger de gelegenheid geven eigen verantwoordelijkheid voor de gezondheid te nemen. Om de consument te helpen de vraag vorm te geven zal de zorgsector zich meer moeten gaan oriënteren op menselijk gedrag. Hiervoor zal het nodig zijn om gebruik te maken van nieuwe kanalen als internet en nieuwe producten in de informatie- en biotechnologie. De overheid moet ruimte geven aan deze vraagontwikkeling in de zorgsector. Ik denk dat het hiervoor noodzakelijk is om de betalingssystematiek toe te vertrouwen aan de markt. De politiek kan zich beter beperken tot meer afstandelijke, beleidsvormende en inspecterende rollen. Met pijler 1 stel ik voor te breken met de huidige financiering van de zorg als schadebedrijf naar communistisch model. In plaats daarvan moet de markt verplicht worden betaling op Kwaliteit Resultaat Systemen (KRS) te baseren. Een belangrijke rol hierbij is weggelegd voor de zogenaamde kennisbanken. Deze gaan informatie over kwaliteit, verwachte resultaten en de kosten-batenverhouding van een behandeling in de zorg leveren. Communicatie over dit soort informatie met alle belanghebbenden is mijns inziens essentieel. Uiteraard zijn de zorgconsument en de zorgverlener de eerste belanghebbenden. Ik kan me voorstellen dat kennisbanken deze informatie ook aan de overheid leveren en dan voor financiële vergoeding in aanmerking komen. Ook de andere betrokken partijen in de zorgsector moeten deze informatie kunnen verwerven.
22
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 22
21-02-2008 15:40:28
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
Om de levering van deze informatie mogelijk te maken, stel ik aanvullend politiek beleid voor dat de consument motiveert om mee te werken aan de kennisbanken. Op die manier moet de markt gaan bijdragen aan de productie van kennis over bepaalde behandelingen en zorgverleners. Zowel bij routinebehandelingen als bij innovatie is dit soort informatie zeer relevant. Zorgconsumenten spelen in het huidige stelsel een passieve rol. In het legitimiteitsgerichte stelsel zullen zij een veel actievere rol gaan spelen. Ik wil via politiek beleid altruïstisch gedrag van zorgconsumenten stimuleren. Via deze weg is het mogelijk om de kwaliteit van de kennis van de zorg te verbeteren. Ik denk dat dit leidt tot betere gezondheidsresultaten dan we nu gewend zijn. Dit komt doordat de sector niet langer wordt ingericht als schadebedrijf, maar wordt ingericht op het bereiken van resultaten. Hierdoor zullen ook de meer effectieve activiteiten voor onderhoud en preventie vergoed kunnen worden. Met pijler 1 wil ik de zorgsector dwingen betalingssystemen te ontwikkelen die primair medisch-inhoudelijk zijn georiënteerd op het gezondheidsbelang van de zorgconsument. In het oplossingsvoorstel breng ik een splitsing aan tussen het basispakket, aanvullende pakketten en direct betaalde zorg. Deze pakketten worden ondersteund met regelmatige gezondheidsevaluaties voor de gehele bevolking. Ik denk dat het goed is om bonus-malusregelingen in te stellen op de individuele premie voor het verplichte basispakket. Door pijler 1 moet de zorgsector transformeren van schadebedrijf naar een bedrijfstak die laat betalen voor preventie en gezondheidswinst. Daartegenover staat een flink gereduceerde kans op sterfte en een toename van de kwaliteit van leven. Deze prestatie zal gemeten moeten worden over de populatie als geheel en per ziekte. Sterftecijfers zijn de enige cijfers die in het huidige zorgstelsel beschikbaar zijn. Wellicht zijn deze bruikbaar als benchmark. Toename in kwaliteit van leven kan natuurlijk door de consumenten zelf worden beoordeeld. Daarnaast kunnen meer objectieve gezondheidskenmerken worden gehanteerd als cholesterolspiegel, mate van versuikering, alcoholpercentage, resultaten op inspanningstesten enzovoort. De legitimiteitsgerichte stelselverandering stuurt de markt in een richting waarbij zorgconsumenten de vraag formuleren en andere partijen zoals de zorgverleners hun aanbod daar tegenover kunnen stellen. Het lijkt mij een bevrijding van een door de overheid opgelegd zorgaan-
23
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 23
21-02-2008 15:40:28
WE ZIJN DE KLOS
bod. Voor de zorgconsument moet gaan gelden: wie betaalt, die bepaalt. 1.3.2 Pijler 2: laat innovatie toe In een goed functionerende democratie hebben burgers de controle over hun samenleving via politieke partijen. De burgers kanaliseren hun macht in de politieke instituties. De invloed van de burger in de zorgsector is echter zeer gering. De inhoudelijke aspecten van de gezondheidszorg worden grotendeels aan technocratische commissies overgelaten, zoals de Commissie Farmaceutische Hulp en het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Zij adviseren de minister product na product in procedure na procedure. En daarop gebaseerd wordt besluit na besluit genomen, omdat de minister de gegeven adviezen meestal slechts kan volgen. Ik krijg de indruk dat de zorgbureaucratie van de overheid een eigen leven leidt. Besluiten worden genomen op grond van rapporten van ambtenaren. De tienduizenden Nederlandse ambtenaren leveren samen met hun externe adviseurs een flinke output aan papier. Zij spelen hierbij leentjebuur bij andere westerse landen3 en Japan, en proberen met deze landen consensus te bereiken over de voorgeschreven hightech handelswijzen in de zorg. Er zijn op deze manier oerwouden aan voorschriften en classificaties ontstaan die veel omvatten. Maar daarin ontbreekt het vaak aan een medisch-inhoudelijke classificatie. Hierdoor zijn de rapporten niet alleen nooit goed genoeg, maar is er ook eindeloos veel werk voor de ambtenaren. De technocratische commissies hoeven in een dergelijk oerwoud hun verantwoordelijkheden zelden te nemen. Kritiek verzandt in de willekeur van eerdere beslissingen en in een kluwen regels. Dit wordt wel ‘tribunemanagement’ genoemd. De opinieleiders die in de commissies zitting hebben, kunnen namelijk veel gadeslaan – en desgewenst invloed uitoefenen – maar nemen weinig verantwoordelijkheden. De organisatie van de zorgsector heeft op deze manier veel weg van een technocratische oligopolie, waarin de markt door slechts enkele ondernemers beheerst wordt. Verantwoordelijkheden van betrokken partijen wordt zelden gedefinieerd. De minister heeft er belang bij commissieleden te hebben die helpen het budget te handhaven. Het oerwoud aan overheidsbeleid verknoopt de politieke instituties steeds
24
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 24
21-02-2008 15:40:28
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
verder met de belangen van andere partijen. Zo kan via lobby grote invloed worden verkregen op het goedkeuren en vergoeden van medicijnen. Dit is volgens mij onmiskenbaar het geval bij hiv/aids. Het probleem dat ik hiermee vooral heb, is dat de politieke onderkenning van de belangen van specifieke groepen maar niet op gang komt. Verschillen tussen segmenten burgers worden onvoldoende onderkend. Hierdoor komt de vraagontwikkeling niet op gang. In plaats van de vraag te stimuleren, zegt de politiek gericht te zijn op het zorgaanbod en de gelijkelijke toepassing ervan. Ik ben van mening dat de overheid de politieke oriëntatie op gelijkheid alleen met de mond belijdt. Ondertussen groeit de bureaucratie van de zorgplaneconomie ongestoord verder en handhaven de ambtenaren hun macht. De belangen van de burger komen op de tweede plaats. De overheid heeft als uitgangspunt van haar beleid, dat alle burgers gelijke behandeling krijgen in de zorg. Dit is volgens mij een loze politieke uitspraak die in de praktijk niet wordt waargemaakt. In de praktijk wordt de zorg naar mijn mening zelfs zeer ongelijk toegepast. Bovendien stimuleert dit politieke uitgangspunt van onze sociale verzorgingsstaat de burgers niet om gezond te blijven. De huidige politieke uitwerking van het beginsel van gelijkheid in de zorg zet de wereld zelfs op zijn kop. Burgers die gezond gedrag vertonen, betalen evenveel zorgpremie als burgers die ongezond leven en als gevolg daarvan veel ziektekosten veroorzaken. Door vereffening, omslagregels en het verplicht vol meebetalen aan premies en belastingen wordt ongezond gedrag niet ontmoedigd. De ‘vervuiler’ betaalt geen cent extra in ons huidige zorgstelsel. Er is veel meer vraag aan de zorgsector dan er capaciteit beschikbaar is. Hierdoor staat de kwaliteit van de zorg voor iedereen onder druk. Deze overvraging is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan ongezond gedrag. Het is voor mij de vraag of dit wel een eerlijk systeem is voor mensen die gezond leven en altijd vol premie betalen zonder vaak te declareren. Het kan vóórkomen dat zij na vijftig jaar betaald te hebben op een wachtlijst voor kankerchirurgie komen te staan, omdat de zorgsector overvraagd is. Die wachtlijst kan hun dood tot gevolg hebben, doordat de tumor zo de kans krijgt uit te zaaien. Hiermee leg je mijns inziens een bom onder het solidariteitsbeginsel in de zorg, waarop de gelijke behandeling voor iedereen is gebouwd. De politiek is enorm gefocust op die gelijkheid in de zorg zonder dat
25
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 25
21-02-2008 15:40:29
WE ZIJN DE KLOS
ze in de praktijk veel bereikt. De politiek besteedt volgens mij onvoldoende aandacht aan de principes van vrijheid en broederschap. Vrijheid van keuze van een betrokken burger wordt niet nagestreefd. Er wordt ook zelden intensieve behandeling, inclusief innovatieve zorg, betaalbaar gemaakt voor specifieke groepen. Dit gebeurt vooral niet als deze groepen geen politieke druk uitoefenen. Ik denk dat de huidige politieke oriëntatie op het principe van gelijkheid niet goed is. Het is namelijk in de praktijk heel uitzonderlijk als een geneesmiddel of een behandeling algemeen nuttig en toepasbaar is. Dit komt eigenlijk alleen voor bij sommige vaccinaties zoals tegen polio. Alleen bij vaccins verbetert de populatiebescherming naarmate ze meer algemeen worden toegepast. De overheid zou zich niet langer moeten bezighouden met het in detail voorschrijven van activiteiten die voor iedereen gelden in een zorgplaneconomie. In plaats daarvan moet de overheid mandaten verlenen aan marktpartijen voor onderzoek en toepassing van (kandidaat‑)geneesmiddelen en behandelingen. Het accent van de overheid moet verschuiven van voorschrijven voor iedereen naar het resultaatgericht toezicht houden. De overheid moet burgers vrijheid van keuze geven en het mogelijk maken om voor groepen burgers specifieke behandelingen te ontwikkelen. Alleen politiek actieve groepen met een sterke lobby, zoals de hiv-positieve homoseksuelen, lukt het op dit moment om hun belangen behartigd te krijgen. Als uitzondering op de regel hebben deze groepen het wereldwijd voor elkaar gekregen dat kandidaat-geneesmiddelen onmiddellijk worden geregistreerd en vergoed. In veel landen, waaronder ook Nederland, worden met subsidies de werking en de veiligheid van alle hiv-geneesmiddelen voor alle patiënten centraal gemeten. Het is deze groep burgers gelukt om overheden een minder sterke rem te laten zijn op de research en development (R&D) van geneesmiddelen. Daardoor kon de farmaceutische industrie veel nieuwe hiv-producten op de markt brengen. Zo is de kans op het overlijden van hiv-positieve patiënten in relatief korte tijd spectaculair afgenomen. De meeste groepen burgers hebben geen sterke lobby. De meerderheid van de patiënten is niet georganiseerd in belangengroepen. Hoe moeten ze dan krachtig lobbyen voor een oplossing van hun medische problemen? Ik denk dat dit passieve gedrag wordt versterkt door het
26
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 26
21-02-2008 15:40:29
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
overheidsbeleid dat gericht is op het produceren van een eenheidsworst. Met de primaire politieke oriëntatie op gelijkheid worden weinig groepen onderscheiden en zijn er weinig behandelingen gericht op specifieke groepen patiënten. Dan is het moeilijker om elkaar te vinden en samen te vechten tegen de bierkaai om een vernieuwende behandeling te krijgen. Diabetespatiënten met een indicatie voor een bloedsuikerverlagend pilletje zijn erkend door de registratieautoriteit. Deze indicatie doet de patiënt naar mijn idee weinig recht. Sommige patiënten met suikerziekte kunnen relatief veel eten en wat dikker zijn. Andere tolereren amper voedsel en zeker geen fastfood. Weer andere eten dwangmatig onder de invloed van reclame, terwijl weer andere proberen gelukkig te worden door teveel te eten en te drinken. Bij alle subgroepen gaat het om een combinatie van medisch en sociaal bepaalde factoren. Het huidige aanbod aan oplossingen bestaat voornamelijk uit dure medische antwoorden met weinig toegevoegde waarde op de algehele gezondheid. Het zorgaanbod gaat grotendeels voorbij aan de behoeften van al deze subgroepen en is daardoor vaak wel duur maar niet effectief. Grip krijgen op het ontstaan van overgewicht is relevant, want suikerziekte is een veel voorkomende complicatie bij overgewicht die veel leed veroorzaakt en veel geld kost. In de VS worden de extra zorgkosten van deze vorm van diabetes geschat op 117 miljard dollar per jaar (Butler, 2004) en in de Europese Unie op 70 miljard euro per jaar (2004).4 Dit zijn alleen nog maar de extra gerealiseerde zorgkosten, want het is bekend dat diabetespatiënten vaak worden onderbehandeld. Zouden ze allemaal volgens de richtlijnen worden behandeld, dan zouden de extra zorgkosten nog veel hoger uitvallen. Overeten en te weinig lichaamsbeweging leiden samen tot allerlei andere complicaties. Ze vormen waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak van opname van patiënten in een zorginstelling. Ik schat dat de kosten van overgewicht twee tot drie keer hoger liggen dan de extra zorgkosten die door suikerziekte worden veroorzaakt. Daarmee wordt een zesde deel van de totale mondiale kosten van gezondheidszorg van jaarlijks bijna vierduizend miljard euro veroorzaakt door overgewicht (ongeveer drieduizend miljard in 2004).5 Ziekenhuizen en verzorgingstehuizen liggen voor het merendeel vol met patiënten die hiervoor hightech, vooral ‘eind‑van‑leven’ behandelingen krijgen. Behandeling voor complicaties als hersenbloedingen, hartinfarcten, gangreen, dementie, hartfalen, verlies van de nierfunctie, blindheid,
27
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 27
21-02-2008 15:40:30
WE ZIJN DE KLOS
impotentie, depressie, verlies van gevoel aan tenen en vingers, huidzweren en etalagebenen; de lijst van in dit verband vergoede zorgactiviteiten is nog veel langer. Overgewicht is een explosief groeiend verschijnsel. De extra zorgkosten zullen dus alleen maar verder stijgen. Het is in de praktijk onmogelijk om iedereen al deze behandelingen te geven. Hiervoor ontbreken de middelen in termen van geld en opgeleide zorgverleners. Alle reden dus om serieus naar mogelijkheden voor preventie te zoeken. Maar ons zorgstelsel is hierop niet ingericht. Als mensen nog gezond zijn wordt hun behandeling niet vergoed, hoe gewenst en dringend die ook mag zijn. Talloze geavanceerde medische oplossingen mogen niet worden toegepast. Er wordt pas voor betaald als mensen ernstig ziek zijn. Preventie van schadelast wordt niet beloond. Ik vind dat de overheid haar kop niet in het zand mag steken. Ze moet overgewicht en de daaraan gerelateerde overvraag op de zorgsector effectief gaan aanpakken. De overheid zal de ‘overeters’ moeten gaan identificeren en relevante subgroepen definiëren. De huidige groepsdefinities die de overheid hanteert zijn archaïsch. Ze sluiten totaal niet aan bij de grondslag van de biotechnologie waarin een stroom van uitvindingen wordt gedaan die relevant is voor subgroepen. Het is niet goed dat sociale determinanten van fout eetgedrag zelden worden gebruikt, terwijl deze determinanten de belangrijkste aanjagers zijn van de huidige vetzuchtepidemie (Christakis, 2007). Genetische factoren lijken een kleine rol te spelen (The Wellcome Trust Case Control Consortium, 2007). Sociale determinanten die wel gebruikt worden, zijn meestal slechts politiek gebaseerd. Ze worden bijvoorbeeld gebruikt om rijk en arm, en verschillen tussen burgers te nivelleren of om te bepalen op welke uitkering een burger recht heeft. Deze determinanten zullen niet helpen bij het vaststellen van betere individuele behandelmethoden. De ondoorzichtige en medisch irrationele stereotypering van de burger die de overheid de zorgsector oplegt, helpt ook niet bij het ontwikkelen van mensen. Er is vaak op gewezen dat het publiek erbij gebaat zou zijn als mensen het verschil zou leren tussen genetische en sociaal-economische gezondheidsfactoren (Epstein, 2007). Groepen worden in de Nederlandse zorgsector te beperkt, te inconsequent en op historische categorieën gedefinieerd. Groepen worden bovendien zoveel mogelijk weggestreken door de Zorgverzekeringswet.
28
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 28
21-02-2008 15:40:30
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
Dit maakt de bevolking gemiddeld op determinanten als ziekte, leeftijd, geslacht en regio. Het is voor verzekeraars financieel gezien zinloos om bijvoorbeeld risicogroepen voor overgewichtsdiabetes te identificeren. Ik vind dat de zorgsector veel meer impulsen moet krijgen om groepen toch te determineren. Dit biedt de sector kansen om betere oplossingen aan te bieden. Lifestylefactoren en de arbeids- en gezinssituatie hebben een belangrijke invloed op de medische consumptie en het welbevinden. In het huidige aanbod wordt hiermee geen rekening gehouden. Op preventie gerichte coaching is effectief en doelmatig bij sommige burgers die teveel eten. Maar helaas wordt dit niet vergoed. Loodgieterachtige hightech medische verrichtingen zoals dotteren en het plaatsen van een stent kennen wél aantrekkelijke vergoedingen. Deze aantrekkelijke vergoeding verklaart de relatief snelle introductie en het massale gebruik van deze technieken.6 Ik vind dat niet de vergoeding maar de doelmatigheid voor de zorgconsument de keuze voor een behandeling of product moet bepalen. Er zijn veel medische determinanten die van groot belang zijn voor burgers en die de effectiviteit van behandelingen verbeteren. Met behulp van deze determinanten is de zorgverlener veel beter in staat om te bepalen welke specifieke zorgproducten zijn geïndiceerd in een specifiek geval. Deze determinanten worden op dit moment maar beperkt ontwikkeld. Onder de huidige regelgeving is het winstgevender om groepen juist zo algemeen mogelijk te beschrijven. Groepsverschillen en uitzonderingen verdwijnen met statistiek onder het maaiveld. Sommige groepen slikken daardoor middelen of krijgen behandelingen waar zij geen baat bij hebben. Het komt ook voor dat een goede behandeling niet wordt gegeven omdat die niet wordt vergoed. De huidige overheidsbureaucratie staat volgens mij echte innovatie in de weg. Het is goedkoper voor de industrie om te wachten tot de concurrentie een innovatie heeft laten registreren bij de autoriteiten dan dit zelf te doen. Het is winstgevender om met een goedkoper vergelijkbaar ‘me‑too‑product’ als tweede of derde te komen. Het is vrijwel onmogelijk om te proberen de door de overheid aan de sector voorgeschreven activiteiten te veranderen of om een groep te definiëren die haaks staat op een bestaande definitie. Vaak zijn groepen gedefinieerd om historische redenen of omwille van consensus, en als zoiets eenmaal is verankerd in de bureaucratie is er haast niets meer
29
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 29
21-02-2008 15:40:30
WE ZIJN DE KLOS
aan te veranderen. Bijna zonder uitzondering belemmert de regelgeving een meer gedifferentieerde productontwikkeling. Met pijler 2 wil ik het innovatievermogen van de zorgsector verbeteren op een manier die politiek directer is georiënteerd op de belangen van groepen consumenten. Ik verwacht dat daarmee innovatie wordt vergemakkelijkt. Zorgconsumenten zijn niet anders dan andere consumenten. De diversiteit van individuele voorkeuren kan niet zonder meer samengevoegd worden in een algemene voorkeur zonder de individuele voorkeuren geweld aan te doen (Arrow, 1963). Bovendien kan met meerderheidsstemmen in een westerse democratie elk denkbaar resultaat worden verkregen (McKelvey, 1976). Met meerderheidsstemmen kan ook elke oplossing vernietigd worden door een alternatief (Plott, 2001). Ik verwacht dat dit wegstemmen van oplossingen in een meerpartijenstelsel als het Nederlandse vaak optreedt. Innovatie in de zorgsector zal dus langs deze weg niet effectief tot stand kunnen komen. Mijn aanbeveling is dan ook om de overheidsregulatie zodanig aan te passen dat de burger zelf op een directe manier de vraag in de zorgmarkt vorm kan geven. Als basis hiervoor moeten mijns inziens periodieke gezondheidsevaluaties van de bevolking komen. Deze moeten de burger een genuanceerd inzicht bieden in de relatie tussen het individuele gedrag en de vastgestelde gezondheid. Bij een verminderde gezondheid moet de burger zelf een oplossing kunnen kiezen. Oplossingen worden betaald uit het basiszorgverzekeringspakket, uit aanvullende zorgpakketten of rechtstreeks door de zorgconsument. In het voorgestelde politieke beleid is de keuze voor een oplossing niet langer vrijblijvend. Als de burger keuzen blijkt te maken die de eigen gezondheidstoestand verslechteren, leidt dit tot een stijging van de verplichte premie voor het basispakket. Het omgekeerde geldt ook. De premie daalt bij een betere algemene conditie. De kern is dat er zo diversiteit van de vraag kan ontstaan, waarop de zorgmarkt kan inspelen. Het kenmerk van markten is immers dat zij er goed in zijn, grip te krijgen op een geïndividualiseerde vraag. Als de zorgaanbieders, zorgverzekeraars en de farmaceutische industrie in een zorgmarkt opereren, kunnen zij op de gediversifieerde vraag reageren. Er zijn aanwijzingen in de literatuur waaruit blijkt dat groepen die verschillend zijn wat betreft identiteit en functionaliteit innovatiever zijn (Nemeth, 1986). Populaties met groepen met diverse voorkeuren zijn
30
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 30
21-02-2008 15:40:31
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
ook innovatiever dan homogene populaties (Triandis, 1965). Ik denk dat diversificatie van vraag en aanbod gunstig uit zal pakken voor de gezondheid van de Nederlanders, en dat de zorg in Nederland veel beter en goedkoper wordt. 1.3.3 Pijler 3: houd toezicht op zorg aan de hand van resultaten Wat mij het meest bevreemdt aan de regulatie van de zorgsector, is dat er geen sturing wordt gegeven op de gewenste marktontwikkeling. Juist met betrekking tot de zorgsector is er al in de jaren ’60 betoogd dat de politieke instituties structurele veranderingen zouden moeten doorvoeren op dit punt. De klassieke economische wetten van vraag en aanbod moeten gebruikt worden in de zorgsector. George Akerlof argumenteerde bijvoorbeeld al in 1970 dat de overheidsbureaucratie regulatie in het leven moet roepen die de burger zekerheden verschaft over de kwaliteit van de zorgproducten (Akerlof, 1970). Alleen als daarop toezicht wordt gehouden kan de zorgmarkt zich ontwikkelen en de overheid legitimiteit verwerven. Uit economische literatuur is gebleken dat Akerlofs analyse ook van toepassing is op producten uit andere sectoren, zoals hypotheken en tweedehands auto’s. Dit heeft geleid tot herstructurering van die markten en tot nieuwe, op kwaliteit gerichte regulatie. Dit heeft hun ontwikkeling steeds verder versterkt. Het is in deze context onbegrijpelijk dat er bijna veertig jaar later niets is gebeurd aan dit soort regulatie in de zorgsector. In de zorgsector is de noodzaak tot verandering nota bene als eerste onderkend. Bovendien heeft de consument in de zorgsector ook veel belang bij goede regulatie van kwaliteit van zorgproducten, want zijn leven kan ervan afhangen. Zonder toezicht op de kwaliteit van zorgproducten kunnen minder gewetensvolle partijen de sector afromen en humbug verkopen. Dit is moreel verwerpelijk, omdat behandelingen het verschil kunnen betekenen tussen leven en dood. Het is ook economisch niet goed, omdat burgers dan hun vertrouwen in de zorg verliezen, zelfs in goede producten omdat zij het verschil vaak niet kennen. Hierdoor kan prijserosie optreden en kan de zorgsector in verval raken. In de zorgsector in Nederland wordt op dit moment zelden systematisch gemonitord op kwaliteit. Resultaten van behandelingen lijken er
31
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 31
21-02-2008 15:40:31
WE ZIJN DE KLOS
in de zorgsector niets toe te doen. En zonder systematische aanpak kan van resultaten van behandelingen ook niets worden geleerd. Zorgverleners worden zelden betaald om iets van een behandeling te leren. De overheid gaat ervan uit dat dit niet nodig is. De overheid houdt wel toezicht op zaken als de door haar bepaalde budgetten van de instellingen. De bedoeling is dat hiermee dezelfde zorg aan alle burgers wordt aangeboden. Dit is in de praktijk niet haalbaar, en brengt allerlei ongewenste effecten met zich mee. Ik weet zeker dat in februari de kansen op een adequate behandeling in een instelling met veel budget veel beter zijn, dan in december in een instelling met weinig budget. Steeds meer zorgconsumenten komen erachter dat het budget van een ziekenhuis bepaalt of ze een noodzakelijke behandeling ook echt zullen krijgen. De decennia nagestreefde zorgaanbodsturing is dan ook politiek onverstandig. Beloften die niet worden nagekomen zijn rampzalig voor een zorgdragende samenleving. Ze leiden tot af name van vertrouwen van de burger in de overheid. Op sommige terreinen is er in de Nederlandse zorgsector sprake van eroderende prijscompetitie. Bijvoorbeeld tussen zorgverzekeraars onderling wanneer zij werknemers van bedrijven contracteren die een gunstig te verzekeren groep vormen in het huidige stelsel. Erosie is ook merkbaar aan de vertraging waarmee vernieuwingen op de markt komen. Nederland heeft de kraan voor vernieuwingen in de zorgsector flink dichtgedraaid. De zorg in sommige buitenlandse centra is hierdoor beter dan in Nederland. Dit zijn signalen dat onze zorgsector in verval raakt. Met pijler 3 beoog ik dit verval te keren. Het overheidstoezicht moet de kwaliteit van de zorglevering centraal stellen. De markt moet gestimuleerd worden om zorgconsumenten, zorgverleners en andere relevante partijen waardevolle informatie te laten leveren over de zorg. Ik verlang van de overheid een actieve inhoudelijke sturing op resultaten. De markt moet verplicht worden de kwaliteit en resultaten van geleverde zorg te meten. De overheid moet zorgen dat de markt een goede classificatie van groepen en zorgproducten ontwikkelt, zodat resultaten van geleverde zorg met elkaar vergeleken kunnen worden. De overheid zou niet langer zelf het budget en de activiteiten in de zorg in detail moeten bepalen, maar zich beperken tot een beleidsvormende politieke rol. De markt kan dan zijn werk doen. Ik verwacht dat de zorgsector niet op de rem zal trappen maar het innovatietempo juist
32
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 32
21-02-2008 15:40:31
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
zal versnellen. De markt zal op de kwaliteit van behaalde resultaten voor de consument gaan competeren. Ik hoop dat het centraal stellen van de resultaten ook de politieke discussie met de burger over de morele aspecten van de zorg kan nuanceren. De overheid is nu in de discussie over embryonale stamceltherapie ongenuanceerd, omdat ze vrijwel elke verandering in de zorgsector zo lang mogelijk remt. Met een resultaatgericht zorgstelsel heeft de overheid een belang om diversiteit van vraag en aanbod te accepteren. Wellicht zal de overheid diversiteit zelfs gaan stimuleren, om zo bijvoorbeeld op de noden van minderheidsgroepen een specifiek antwoord te krijgen. Het centraal stellen van resultaten stuurt marktpartijen ook veel sterker dan we dat nu gewend zijn. In gedragsconventies en certificaten kunnen de markt concrete kwaliteitseisen en resultaatafspraken worden opgelegd. De overheid houdt in mijn ogen de rol van toezichthouder op de markt. Zij moet immers de zorgconsument zekerheid verschaffen over de kwaliteit van de zorgproducten. De overheid moet daarom de betrouwbaarheid van resultaatmetingen gaan borgen. In het nieuwe stelsel wordt medisch-inhoudelijke informatie over groepen commercieel geleverd door de markt. In kennisbanken worden voorkeuren van groepen zorgconsumenten gerelateerd aan de mogelijkheden van zorgleveranciers. Kennisbanken gaan vraag- en aanbodanalysen leveren. Groepen burgers kunnen dan samen met ondernemers kennis ontwikkelen waarmee de informatie-economie kan groeien. De overheid moet hiervoor de politieke kaders scheppen. Ik verwacht dat resultaatmetingen door de markt anders zullen worden uitgevoerd dan de overheid die nu doet. Zo zette de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) onlangs zorginstellingen op de zwarte lijst, die niet voldeden aan de door dezelfde Inspectie ontwikkelde en uitgevoerde resultaatmetingen, die prestatie-indicatoren worden genoemd.7 De Inspectie nam drie rollen op zich: het kiezen van de criteria waarop werd gemeten, het verrichten van de metingen zelf, en het handhaven van de zorgkwaliteit. Deze rollen horen mijns inziens niet alledrie thuis bij de IGZ en zijn in dit geval ook niet naar behoren ingevuld. Er zijn enkele metingen van verschillende, onsamenhangende medische details verricht, die door hun beperkte aantal te eenvoudig zijn geformuleerd. De metingen zijn medisch-inhoudelijk niet goed gekozen (Zuylen, 2007; Giard,
33
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 33
21-02-2008 15:40:32
WE ZIJN DE KLOS
2007). De belangen van de burger worden er bovendien niet mee gediend (Pillay, 2007). De metingen zeggen eigenlijk niets over de kwaliteit van de geleverde zorg. Op deze manier wordt niet op de juiste manier toezicht gehouden op de complexe geneeskunde. Het aansturen van kwaliteit in de zorgsector is volgens mij een taak van de centrale autoriteit, het ministerie van Volksgezondheid. Het is geen taak voor de Inspectie, omdat het een fundamentele beleidsvormende taak is die gecoördineerd moet worden met de rest van het beleid. De coördinatie van taken bij de overheid faalt in mijn ogen jammerlijk. Een duidelijke afstemming van taken en verantwoordelijkheden tussen de diverse overheidsinstellingen is er niet. Het is een ratjetoe op het ministerie van Volksgezondheid en de diverse daarvan afhankelijke autoriteiten en instituten. De situatie is niet te vergelijken met beter gereguleerde sectoren als de bancaire sector waar één centrale bank de gecoördineerde regie voert over alle commerciële banken, die zelf ook weer politiek gedefinieerde eigen verantwoordelijkheden hebben. Ik vind dat de overheid niet langer zelf metingen moet ontwikkelen en uitvoeren. Ze moet ook geen zwarte lijsten beheren en publiceren. De overheid moet beleid ontwikkelen waarmee de zorgmarkt wordt gedwongen zelf de kwaliteit te bewaken en resultaatmetingen uit te voeren. De overheid moet wel op de uitvoering ervan toezicht houden. Een commerciële partij als Elsevier heeft al een algemene zorgindex ontwikkeld voor ziekenhuizen, zij het dat deze weinig diep graaft. Elseviers eigen organisatie levert het meetsysteem, de meting en de publicatie van de resultaten. Echt informatief over de kwaliteit van de geleverde zorg is deze index niet. De kwaliteit van het eten in een zorginstelling lijkt belangrijker dan de resultaten bij ongevalschirurgie, om maar eens wat te noemen. Elsevier kan hier in mijn ogen niet veel aan doen, omdat er geen geschikte bronnen met zorgresultaten van de zorgsector zijn. Ik vind dat Elsevier in de toekomst bij publicaties gebruik moet kunnen maken van resultaten in de markt die kennisbanken ontwikkelen. Kennisbanken zullen voor partijen zoals Elsevier databronnen worden. Elsevier kan dan bijvoorbeeld analysen hierop loslaten over diverse kennisbanken heen. Een ander mogelijk alternatief is dat Elsevier misschien wel zelf een eigen kennisbank wil ontwikkelen en hiervoor investeerders vindt.
34
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 34
21-02-2008 15:40:32
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
Ik vrees dat onafhankelijke kennisbronnen over de zorg voorlopig een toekomstdroom zullen zijn. In Nederland wordt nog steeds fors geïnvesteerd in het verder optuigen van een zorgplaneconomie. Ook buiten Nederland vindt men geen overheden die met politiek beleid de ontwikkeling van de zorgvraag voor de informatie-economie op gang brengen. Overal bepalen overheden dominant de uitvoering. Via betalingssystemen wordt overal geprobeerd de levering van voorgeschreven medische activiteiten in detail te dicteren. Als voorbeeld noem ik de eis dat bloeddrukmetingen alleen door gecertificeerde zorgverleners mogen worden verricht. Aangezien wel de activiteiten worden gedefinieerd, maar niet de resultaten, werkt dit regime verstarrend. Er zijn nog nauwelijks systemen waarmee resultaten van zorglevering worden gemeten in termen van gezondheidswinst (Rosenthal, 2006). Metingen worden vaak van tevoren aangekondigd, zodat onderzochte centra de gelegenheid krijgen hun resultaten op te poetsen door ziekere patiënten naar andere centra te verwijzen (Lee, 2007). Ook het centraal stellen van patiënten in plaats van overheden, zorgverzekeraars, ziekenhuizen of artsen is nog slechts een denkbeeldige strategie.8 Hierdoor is het vrijwel onmogelijk resultaatgerichte informatie over patiënten te verzamelen (Davis, 2007). Ik vind dit onacceptabel als ik bedenk dat er wel disproportioneel grote uitgaven worden gedaan voor zorginformatiebeleid en de uitvoering van de zorgadministratie. De huidige systemen maken het vrijwel onmogelijk de patiënt te informeren over de resultaten die verwacht kunnen worden bij de zorglevering. De ontnuchterende conclusie is dat de overheid een enorme vinger heeft in de pap van de zorgsector, maar dat er nog geen regulatie is waarmee de zorginformatie-economie zich kan ontwikkelen. Er wordt zelfs niet aan gewerkt. Met pijler 3 stel ik een stelselwijziging voor die de rol van de centrale politieke instituties beperkt tot het ontwikkelen en handhaven van politiek beleid. De overheid zal het gebruik van kennisbanken moeten stimuleren. Dankzij deze kennisbanken kan de doelmatigheid van behandelingen voor omschreven groepen zorgconsumenten worden bewaakt. Verder kan de prijs-kwaliteitverhouding van producten en behandelmethoden worden geborgd. Zo kan de overheid toezicht op de zorgsector houden, zonder alle activiteiten in detail voor te schrijven.
35
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 35
21-02-2008 15:40:33
WE ZIJN DE KLOS
Voorwaarde voor het goed functioneren van de markt is, dat het overheidsbeleid samenhangend is. Ik vind dat het borgen van de productkwaliteit en het toegankelijk maken van resultaatinformatie voor omschreven groepen verplicht gesteld moet worden. Het leveren van deze kennis moet door de centrale autoriteit van het ministerie van Volksgezondheid gedelegeerd worden aan kennisbanken. Ik verwacht dat hun werk deels door de overheid, deels door marktpartijen vergoed zal worden, zodat deze organisaties zich in competitie op de zorgmarkt kunnen specialiseren. De kennisbanken moeten zich ontwikkelen tot door de overheid gecertificeerde informatiebronnen voor alle betrokken partijen van de zorgsector. Dit is in het belang van zowel de zorgconsument, de zorgverleners als de industrie.
1.4 Verwijzingen 1. Persoonlijke communicatie met A.E. Boeken Kruger, kankerspecialist Utrecht Medisch Centrum, 10 augustus 2007. 2. Brouwer, W., F. Rutten, E. Schut. ‘Dure medicijnen geen schuld van apothekers.’ Opinie. NRC Handelsblad, woensdag 9 mei 2007: 6. 3. De westerse cultuur wordt zo genoemd, omdat ze oorspronkelijk ontstond op het westerse deel van de Euraziatische landmassa. Het Westen wordt begrepen als de dominante cultuur van het westerse deel van Europa inclusief etnische afstammelingen in Zuid-Afrika, Australië, Canada, Nieuw-Zeeland en de VS (Huntington, 2002). 4. Vertoog van Eurocommissaris Byrne in EU-gezondheidszorg meeting in Cork, Ierland 12 mei 2004. NRC Handelsblad, donderdag 13 mei 2004. 5. De schatting wordt gemaakt voor landen die zijn aangesloten bij de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) met Gross Domestic Product (GDP) van 27.661 miljard dollar en uitgaven aan gezondheidszorgproducten (inclusief diensten) van 8,9% in 2004. Getallen zijn geïnfleerd voor private zorguitgaven en niet-OECD landen; www.oecd.org. Laatst bezocht 1 oktober 2006 (kosten VS zijn verdubbeld om de mondiale kosten van de gezondheidszorg te berekenen). 6. Lezing ‘Developments in cardiovascular medicine over the decades’. O. Faergeman. Pfizer Vascular Update symposium. St. Olofskapel, Barbizon Palace hotel, Amsterdam, 9 feb. 2007.
36
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 36
21-02-2008 15:40:33
BELANG ZORGCONSUMENT RECHTVAARDIGT STELSELVERNIEUWING
7. A. Brinkman, 2007, ‘Zwarte lijst behoeft alternatief’. Nieuwsachtergrond Mednet magazine 4: 8. 8. American College of Physicians. ‘A system in need of change: restructuring payment policies to support patient-centered care’. www.acponline.org/hpp/statehc07_5.pdf. Laatst bezocht 8 feb. 2007.
1.5 Literatuur Akerlof, G.A., M. Maun, 1970, ‘The Market for ‘Lemons’: Quality Uncertainty and the Market Mechanism.’ Quarterly Journal of Economics 84: 488-500. Arrow K., 1963, ‘Uncertainty and the Welfare Economics of Medical Care.’ American Economic Review. Baumrin, B.H., 2002, ‘Why there is no right to health care.’ In Medicine and Social Justice. Eds. R. Rhodes, M.P. Batting and A. Silvers. Oxford: Oxford Univ. Press: 78-96. Butler, D., 2004, ‘Science of dieting: slim pickings.’ Nature 428: 252-4. Christakis, N.A., J.H. Fowler, 2007, ‘The spread of obesity in a large social network over 32 years.’ N. Engl. J. Med. 357: 370-379. Davis, K., 2007, (Editorial) ‘Paying for care episodes care coordination.’ N. Engl. J. Med. 356: 11. Dyson, F., 2007, ‘Our biotech future.’ The New York Review of Books July 19, 2007: 4-8. Epstein, S., 2007, ‘Inclusion. The politics of difference in medical research.’ Chicago: The University of Chicago Press. Ezzell, C., 2003, ‘The price of pills.’ Scientific Am. July 16 Issue 289: 25. Giard, R.W.M., 2007, ‘Prestatie-indicatoren ongeschikt om complexe zorg te beoordelen én te verbeteren.’ Ned. Tijdschr. Geneeskunde, 2007; 151; 957-959. Huppes, W., 2001, ‘Kwaliteit Resultaatanalyse systeem.’ Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ), Publicatienummer 01/11 VWS Den Haag. Rijswijk: Europrint Meinema. Kuttner, R., 2008, Market-based failure – a second opinion on U.S. health care costs. N. Engl. J. Med. 358: 549-552. Lee, T.H., Torchiani D.F., Lock, J.E., ‘Is zero the ideal death rate?’ N. Engl. J. Med. 111-113.
37
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 37
21-02-2008 15:40:34
WE ZIJN DE KLOS
McKelvey, R.D., 1976, ‘Intransivities in multidimensional voting models and some implications for agenda control.’ Journal of Economic Theory 18: 1-22. Nemeth, C., 1986, ‘Differential contributions of majority and minority influence.’ Psychological Review 93: 23-32. Pillay, J., J.C. van der Wouden, L.P.H. Leenen, 2007, ‘De prestatie- indicator ‘heupfractuur: opereren binnen 24 uur’ retrospectief toegepast bij 217 patiënten in het Universitair Medisch Centrum Utrecht, 2000-2003: postoperatief minder vaak pneumonie, maar niet minder sterfte.’ Ned. Tijdschr. Geneeskunde, 2007; 151: 967-970. Plott, C.R., 2001, ‘Information, Finance and General Equilibrium: Collected Papers on the Experimental Foundations of Economics and Political Science.’ Cheltenham Glos: Edward Elgar Publishing. Pronk, M., C. Schoonderbeek, 2007, ‘Medicijnen met meerwaarde.’ Medisch Contact 62: 632-635. Rosenthal M.B., B.E. Landon, S.-LT. Normand, et al, 2006, ‘Pay for performance in commercial HMOs.’ N. Engl. J. Med. 355: 1895-1902. The Wellcome Trust Case Control Consortium, 2007, ‘Genome-wide association study of 14,000 cases of seven common diseases and 3,000 shared controls.’ Nature 447: 661-678. Triandis, N., E. Hall, R. Ewen, 1965, ‘Member heterogeneity and dyadic creativity.’ Human Relations 18: 33-55. Van Zuylen, A., 2007, ‘Transparantie maakt infarctzorg ondoorzichtig.’ HeathDirectCardiologie 3: 29-30.
38
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 38
21-02-2008 15:40:34
Hoofdstuk 2
De onvermijdelijke paradigmaverandering
2.1 Inleiding Moderne westerse overheidsbureaucratieën zijn ver boven hun efficiënte organisatielimiet uitgegroeid (Huntington, 2002). Nieuwe taken kunnen niet meer in de verticaal georganiseerde vakministeries worden uitgevoerd en worden daarom versnipperd over nieuwe autoriteiten (Tullock, 2005). De afgelopen decennia heeft de overheid een groot aantal van dergelijke nieuwe autoriteiten in het leven geroepen. Recente voorbeelden zijn het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De bedoeling is dat deze instituten de industrie reguleren op een manier die de belangen van de burger waarborgt. Daarbij moeten zij oog hebben voor de industriële innovatiemogelijkheden. Dit klinkt allemaal goed, maar ik ben van mening dat de uitvoering van deze taken voor verbetering vatbaar is. Als voorbeeld van suboptimaal functioneren van de autoriteiten beschrijf ik de geneesmiddelenregistratie door het CBG. Deze autoriteit staat soms in een ongunstig daglicht met gevallen van niet-werkende en/of onveilige producten. Soms moeten geneesmiddelen zelfs worden geschrapt uit het handelsregister, omdat ze teveel risico’s met zich meebrengen. De enorm toegenomen overheidsregulering heeft het proces om een product geregistreerd te krijgen de afgelopen tientallen jaren steeds kostbaarder en langduriger gemaakt. Het is een teken aan de wand dat ondanks al deze regulatie producten niet veiliger zijn geworden. Dit blijkt bijvoorbeeld uit onverwachte bijwerkingen bij het gebruik van antidepressiva bij jongeren. Rampen, zoals met Vioxx, worden ook niet vaker voorkomen. Complicaties van geneesmiddelengebruik blijven een belangrijke doodsoorzaak. In de VS, waar geneesmiddelencomplicaties enigszins geloofwaardig worden geregistreerd, stijgt het aantal mensen dat overlijdt aan de bijwerking van een geneesmiddel jaarlijks. In 1994 overleden 106.000 mensen in de VS aan de neveneffecten van medicijnen. Bijwerkingen vormen er na hartziekten (743.460), kanker (150.108) en beroerte
39
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 39
21-02-2008 15:40:34
WE ZIJN DE KLOS
(150.108) de vierde doodsoorzaak in ziekenhuizen. Ze staan in dit rijtje vóór longziekten (101.077), ongevallen (90.523) en longontsteking (75.719) (Lazarou, 1998). Het is niet te beoordelen of de VS het op dit gebied goed of slecht ‘doet’. De verwachting is dat de situatie in Nederland vergelijkbaar is (Hooft, 2006). De ontwikkelkosten voor nieuwe zorgproducten is de afgelopen jaren significant gestegen. Het aantal nieuwe zorgproducten en het tempo waarin ze beschikbaar komen, neemt echter niet toe. Ik ben ervan overtuigd dat het door de huidige overheidsregulering steeds kostbaarder wordt en langer duurt om nieuwe zorgproducten in de markt te zetten. Hierdoor komen er effectief steeds minder nieuwe zorgproducten per geïnvesteerd kapitaal beschikbaar voor zorgconsumenten. In de literatuur wordt gesteld dat dit niet in het belang is van de burger (Tullock, 2005). Dit lijkt mij plausibel, want de nieuwe technieken en behandelmethoden die op de markt komen zijn vaak beter dan de oude (zie bijvoorbeeld Psaty, 1999). Wanneer deze nieuwe behandelmethoden niet of later beschikbaar komen, is dit niet gunstig voor de patiënt. De rem van de autoriteiten op de ontwikkeling van nieuwe behandelmethoden en -technieken is ook slecht voor andere belanghebbenden, met name voor de industrie. Veel regels hebben die de beschikbaarheid van uitvindingen remmen maar de veiligheid niet vergroten, is een signaal van een legitimiteitsprobleem van de registratieautoriteit. Het signaal is krachtig, wat erop wijst dat het probleem wel ernstig moet zijn. Dit leidt echter tot weinig reflectie bij de registratieautoriteit op het eigen functioneren. Een diagnose wordt niet gesteld. De behandeling van het probleem is in mijn ogen symptomatisch en bestaat uit het voortdurend verder laten toenemen van het aantal regels en het aantal overheidsinstituten. Binnen de huidige aansturing heeft de regis tratieautoriteit er weinig belang bij de eigen werkwijze onder de loep te nemen. Op dit moment is de legitimiteit van geneesmiddelenregistratie nog grotendeels verankerd in de kwaliteit van de onderzoekers. Zij produceren de relevante data in opdracht van de farmaceutische industrie. Daarnaast hangt de legitimiteit af van de kwaliteit van de beoordelaars van de overheid. Zij schrijven de rapporten op grond waarvan de politieke beslissing genomen kan worden om een geneesmiddel in het handelsregister op te nemen.
40
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 40
21-02-2008 15:40:35
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
Als oplossing voor het legitimiteitsprobleem van de registratieautoriteit stel ik voor om een zorgvuldige controle in te richten op de juistheid van genomen beslissingen ten aanzien van geneesmiddelenregistratie. Deze controle moet de markt gaan uitvoeren, terwijl de overheid op die uitvoering toeziet. Zonder correcties op eerdere beslissingen, zoals uiteindelijk is gedaan voor Softenon, verliest de registratieautoriteit haar legitimiteit. Bij het schrappen van de registratie van Vioxx was sprake van zelfregulatie door de industrie. Dit proces moet volgens mij meer centraal komen te staan. Sinds drie jaar is zelfcontrole in opkomst. De overheid pakt dit op door nieuwe afdelingen voor geneesmiddelenregistratie op te richten en die met Chinese muren af te scheiden. Ook worden er nieuwe overheidsinstituten in het leven geroepen voor zogeheten geneesmiddelenbewaking of farmacovigilantie (vigilantie = waakzaamheid). De overheid legt de industrie een risicomanagementplan (RMP) voor geneesmiddelen op. Wanneer de industrie extra veiligheidsmaatregelen krijgt opgelegd bij registratie van een medicijn, moet de industrie actief onderzoek doen naar bijwerkingen van het geneesmiddel. Het toezicht houden op extra veiligheidsmaatregelen en het uitvoeren van bijwerkingenmeldingen wordt beide door de overheid gedaan. De overheid meent zo de veiligheidsrisico’s van geneesmiddelen te verkleinen, maar ik denk dat de overheid zowel in het toezicht houden op de industrie als in het uitvoeren van geneesmiddelenbewaking tekortschiet. Op dit moment bestaat geneesmiddelenbewaking, als een geneesmiddel zonder extra maatregelen is toegelaten, uit de mondiale analyse van spontane meldingen van bijwerkingen door patiënten en zorgverleners. Ik ben van mening dat het voor het functioneren van de registratieautoriteit ongunstig is, dat geneesmiddelenbewaking reactief is georganiseerd; de burger wordt niet pro‑actief benaderd en er wordt in mijn ogen onvoldoende gedaan met de praktijkervaring met geneesmiddelen. Zo worden producten in de praktijk zelden voldoende met elkaar vergeleken. Er is ook geen systematische controle op de ervaringen met het gebruik van een medicijn in de praktijk. De overheid heeft onvoldoende controle ingericht op bijwerkingen, off‑label use, actualiteit van labels en bijsluiters, tijdigheid van toelaten, indicatiebijstelling van toepassing, en veiligheidsmaatregelen. In mijn ogen is de controle op registratiebeslissingen slecht vormgegeven en wordt deze nog slechter
41
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 41
21-02-2008 15:40:35
WE ZIJN DE KLOS
uitgevoerd. Hierdoor is de geneesmiddelenregistratie onvoldoende aangesloten op de belangen van de burger. De meeste burgers kennen de zorgautoriteiten niet, laat staan dat zij zich bewust zijn van de rol die zij zelf zouden moeten vervullen om deze autoriteiten legitiem te laten functioneren. Ik denk dat de geneesmiddelenregistratie een legitimiteitsprobleem heeft, omdat de aansluiting op het belang van de burger afwezig is. Dit wordt versterkt doordat burgers en zorgverleners zich voegen in het overheidskader door bijwerkingen van geneesmiddelen maar gebrekkig te melden en zelf geen initiatieven te ontwikkelen. Ze blijken niet te kunnen opboksen tegen de dominante maar disfunctionerende staat. Niettemin hebben diezelfde burgers er juist wel belang bij dat er kennis wordt opgebouwd met behulp van bijwerkingenregistratie. Ik vraag me af hoe het rapporteren over vermeend onjuiste beslissingen onder deze omstandigheden zou moeten plaatsvinden. Elke kanttekening bij genomen beslissingen is immers een negatief geluid ten opzichte van beslissingen die in consensus zijn genomen door de overheid zelf met alle betrokken instituties op het ministerie, de dochterinstituten, de raden, de colleges, de commissies en het verdere betrokken netwerk van partijen. Ik geloof niet dat deze wereld van verstrengelde belangen, van uitvoeren, toezicht houden en op incidenten reageren, adequaat kan reageren op signalen uit de markt. Voordat er een voor de buitenwereld waarneembaar signaal kan ontstaan dat er mogelijk iets mis is met een zorgproduct, is het allang gesmoord. Alleen wanneer het vuur jarenlang uitslaat, zoals bij Softenon het geval was, is de overheid in staat een eerder genomen beslissing terug te draaien. In mijn ogen vloeit dit voort uit de neiging van de overheid om rollen van toezicht houden en uitvoeren te mengen. De overheid is eigengereid zelf primair aan het uitvoeren geslagen in de zorgsector. Deze directe overheidsbemoeienis met de dagelijkse gang van zaken in de zorg is niet goed. Uit praktisch oogpunt niet, omdat de overheid een dergelijk ingewikkelde taak zelf helemaal niet gecoördineerd krijgt. Bovendien geeft de overheid door zelf te gaan uitvoeren de markt geen kans om in de uitvoering een rol van betekenis te spelen. Meer principieel vind ik dat toezichthoudende en uitvoerende taken gescheiden moeten blijven. Anders gaat de technocratische uitvoering het beleid beïnvloeden en kan belangenverstrengeling optreden. Het leidt ook af van het werk dat eigenlijk bij de overheid moet gebeuren.
42
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 42
21-02-2008 15:40:35
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
De overheid komt in de praktijk niet toe aan de toezichthoudende taak. Wanneer de overheid de rol van toezichthouder beter zou ontwikkelen, verwacht ik dat ze in de ogen van de burger aan legitimiteit zou winnen. Het oplossen van het legitimiteitsprobleem is in mijn ogen cruciaal voor de autoriteit van geneesmiddelenregistratie. De overheid moet beleid gaan ontwikkelen en toepassen, waarin het voor de markt aantrekkelijk wordt burgers en zorgverleners te beïnvloeden. Ik vind dat burgers actiever hun steentje moeten gaan bijdragen aan het collectieve proces van geneesmiddelenbewaking. Ze moeten trouw bijwerkingen van medicijnen gaan melden en de kwaliteit van die meldingen moet omhoog. Alleen dan kan zich werkelijke controle op de juistheid van de registratiebeslissingen van de autoriteit ontwikkelen. Omdat hiermee het belang van de burger wordt gewaarborgd, verwacht ik dat de regis tratieautoriteit zo aan legitimiteit zal winnen. De farmaceutische industrie heeft ook belang bij meer actieve burgers in de zorgsector. Bij goedfunctionerende post‑registratieprocessen worden geneesmiddelen veiliger en dat is ook in het belang van de industrie. De industrie verliest dan bovendien minder geld aan door rechters toegewezen miljardenclaims van burgers wegens laakbare fouten (Avorn, 2005). De kosten hiervan lopen onder het huidige overheidsbeleid voor veel bedrijven in de miljarden euro´s per jaar. Ik verwacht dat ook pre‑registratieprocessen minder streng kunnen zijn wanneer de veiligheid van geneesmiddelen na de registratie beter wordt bewaakt. Ook dit is in het belang van de industrie, omdat innovaties dan goedkoper en sneller toegelaten kunnen worden. Om de burgers in de zorgsector te activeren, moet de overheid in mijn ogen marktpartijen kansen bieden en zelf de meer bescheiden eigen rol van toezichthouder in de zorgsector ontwikkelen. De overheid helpt hierdoor de zorginformatie-economie tot stand te brengen in plaats van alleen maar krampachtig op de rem te staan. Kortom, de registratieautoriteiten zouden hun legitimiteit kunnen vergroten door de markt de melding van bijwerkingen actief te laten organiseren. De maatschappelijke relevantie van een kwaliteitsslag in bijwerkingenregistratie is groot, want deze is essentieel voor: - de kwaliteit van de behandeling van zieke burgers, door up‑to‑date beschikbare geneesmiddelen en systematisch pro‑actief onderzoek naar de effecten ervan in de praktijk;
43
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 43
21-02-2008 15:40:36
WE ZIJN DE KLOS
- de lokale economie, omdat goede registratieprocessen essentieel zijn voor de miljardenmarkt van geneesmiddelenontwikkeling. De autoriteit die geneesmiddelenregistratie daarmee verwerft, is cruciaal voor onder andere de regionale ontwikkeling van biotechnologie. Wereldwijd zal deze technologie de komende eeuw tot de belangrijkste stuwer van de economie uitgroeien (Dyson, 2007).
2.2 Autoriteitsverlies door technocratische consensuspolitiek In mijn ogen is een kwalitatief goede geneesmiddelenregistratie op lange termijn de meest gewenste en dus meest bepalende factor voor het vestigen van autoriteit van de overheid. Omdat autoriteit een tweeledig sociaal-wetenschappelijk begrip is dat geen gemeengoed is in de geneeskunde, zal ik dit begrip toelichten aan de hand van een voorbeeld van het gebruik ervan in een religieuze context. Autoriteit kent aan de ene kant van het spectrum een partij die macht heeft. Dit is bijvoorbeeld de kerk, waarbij uitleg van de regels en de interpretatie van de bijbel (exegese) belangrijk is. De kerk moet deze informatie op een consistente manier hanteren. Als daar geen consensus over wordt bereikt, loopt de kerk het gevaar uit elkaar te vallen. Aan de andere kant moet de kerk door de betrokken gelovigen als legitiem worden ervaren. De door de heersende macht gehanteerde interpretatie van de bijbel moet als zinvol en betrouwbaar worden opgevat. Als de gemeenschap daar geen geloof aan hecht, heeft de kerk geen autoriteit. De gelovigen vormen dus de partij die macht geeft. Naar mijn mening is de overheid in de zorgsector in de eerste plaats gericht op de eerste vorm van autoriteit. Ze beschouwt het verkrijgen van consensus als belangrijkste aspect voor het verkrijgen van autoriteit. Ik zie in de praktijk weinig activiteiten van de overheid in de zorgsector die de tweede vorm van autoriteit, de legitimiteit, centraal stellen. Ik denk dat dit voor een overheid in een westerse democratie een onjuiste opvatting is. Autoriteit kan in een westerse democratie op de lange termijn alleen worden verkregen door het vertrouwen van het publiek te winnen. Consensus is een intern resultaat, en bestaat uit overeenstemming binnen het moderne biomedische industriële complex over de zorgvuldige (‘prudente’) registratie van producten in het handelsregister. Zonder
44
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 44
21-02-2008 15:40:36
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
deze consensus ontstaat gebrek aan consistente uitvoering van registratie, waardoor de kwaliteit ervan arbitrair wordt en geneesmiddelenregistratie haar autoriteit verliest. Voor registratieprocessen is consensus dus belangrijk, maar ik vind dat het accent van het beoordelingsproces nu te eenzijdig hierop is gericht. Op dit moment heeft de registratieautoriteit in de beoordeling van verzoeken tot registratie van geneesmiddelen van de farmaceutische industrie een vrij autocratische positie. De beoordelingen door de autoriteit zijn technocratisch van aard. Benoemd door de Kroon, staat de autoriteit los van de politiek. Maar de minister van Economische Zaken neemt uiteindelijk wel de beslissing om nieuwe producten wel of niet in het handelsregister op te nemen. Bij mijn weten komt het niet voor dat besluiten afwijken van de beoordeling door de autoriteit. Na inschrijving is een product beschikbaar voor de bevolking en kan de overheid vervolgens besluiten of het wordt opgenomen in het basiszorgverzekeringspakket. Al met al is de geneesmiddelenregistratie een geïnstitutionaliseerde worsteling om tot consensus te komen. In goed gedocumenteerde interacties moet tussen een initiatiefnemende industrie en een in mijn ogen vrij autocratisch opererende overheid consensus tot stand komen. De twee partijen zijn tot die consensus gedwongen, want zonder overeenstemming komen er geen nieuwe geneesmiddelen beschikbaar. De manier waarop de overheid het registratieproces en de besluiten over opname van een geneesmiddel in het basiszorgverzekeringspakket op dit moment heeft geregeld, vormt voor de indus trie vaak reden om uitvindingen niet beschikbaar te stellen aan de Nederlandse markt.
45
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 45
21-02-2008 15:40:37
WE ZIJN DE KLOS
De initiatiefnemende industrie en een volgende overheid zijn tot elkaar veroordeeld in een op consensus gerichte geneesmiddelenregistratie. Waar dit toe kan leiden, wordt duidelijk door de nieuwe regulatie van de Prescription Drug User Fee Act (PDUFA), die in 1992 het Amerikaanse Congres passeerde. Hiermee kan de federale Food and Drug Administration (FDA) extra personeel aanstellen dat betaald wordt door de farmaceutische industrie, die toch al flinke sommen neertelt voor handelsregistraties. Het is duidelijk dat de industrie geen enkele mogelijkheid heeft om zich hiertegen te verweren, zonder daarmee de overheid tegen zich in het harnas te jagen. De overheid staat, door personeel op kosten van de industrie aan te nemen, natuurlijk weer bij de industrie in het krijt. De verwevenheid tussen de diverse partijen die zo ontstaat, leidt alles bij elkaar tot de term ‘modern biomedisch industrieel complex’ (Wood, 2007). Het verkrijgen van consensus is in dit complex een buitengewoon wrijvingsvol proces. Dit komt volgens mij doordat de resultaten van de zorgsector zelden worden gemeten, terwijl dit voor registratie eigenlijk wel zou moeten gebeuren. Maar in de geneesmiddelenregis tratie gaat het te vaak niet primair om de resultaten, maar om de consensuspolitiek, al zijn er natuurlijk uitzonderingen. Er is volop bewijs dat sommige toegelaten producten niet werken én ernstige bijwerkingen hebben, maar niettemin zijn geregistreerd en bovendien miljarden per jaar aan industriële omzet genereren (Avorn, 2007). Ik ben van mening dat dit kan worden verklaard door de manier waarop de huidige op consensus gerichte geneesmiddelenregistratie verloopt. Voordat een geneesmiddel wordt toegelaten op de zorgmarkt moet de aanvragende farmaceut in eigen klinisch onderzoek aannemelijk maken dat het een toegevoegde waarde heeft voor de medische praktijk. Dit kan zowel door superioriteit als non‑inferioriteit ten opzichte van de bestaande standaard aan te tonen. De aanvragende industrie moet het onderzoek zelf laten uitvoeren, controleren en betalen. In het beoordelingsproces door de autoriteit krijgt de aanvrager de kans de aanvraag bij te stellen. Bij toekenning van een licentie aan een nieuwe stof of een nieuwe indicatie krijgt de betreffende farmaceut acht tot tien jaar concurrentiebescherming. Dit geldt ook voor de eigen onderzoeksgegevens. Door de complexiteit van de omgeving is het vrijwel onmogelijk voor de industrie het klinisch onderzoek wetenschappelijk sluitend uit te
46
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 46
21-02-2008 15:40:37
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
voeren. Rond het ingediende dossier ontstaan, nadat de beoordelingsprocessen van de overheid zijn doorlopen, niet zelden eilanden van vermeende waarheid. Door de complexe interactie tussen overheid en industrie is het voor burgers onmogelijk en voor zorgverleners lastig de waarschijnlijkheid van die waarheid in te schatten. De conclusies worden door alle betrokkenen in de zorg meestal klakkeloos overgenomen als de nieuwe consensus. Het overheidsbeleid heeft de modernisering van de zorgsector primair ingevuld als een technocratisering. Dit proces heeft veel goeds gebracht, maar heeft mijns inziens ook de doos van Pandora geopend. Niet elke technische verbetering is namelijk ook medisch en sociaal goed, gewenst, veilig en nuttig. Ik vraag mij ernstig af of de zorgsector door de geneesmiddelenregistratie zo hapsnap in te richten, kan aansluiten op de verschillende belangen van de burgers. Ik denk dat de registratie van nieuwe geneesmiddelen in de complexe praktijk van de geneeskunde moet zijn verankerd om legitiem te kunnen worden. Legitimiteit is een extern resultaat, waarin verantwoordelijkheid wordt afgelegd aan de burger voor de geclaimde werking van de ingeschreven producten. Legitimiteit wordt in een op dit moment slecht begrepen wisselwerking tussen overheid en burger verkregen. Legitiem handelen is niet hetzelfde als binnen de wet blijven. Een vaatchirurg wiens kransslagaderchirurgie altijd faalt, maar die bij herhaling niet schuldig wordt bevonden in de rechtszaal, handelt binnen juridische grenzen, maar is niettemin illegitiem bezig. Legitimiteit wordt ten opzichte van de waarden van de burgers verworven. Het is een relatief nieuwe dimensie van organiseren voor de zorgsector, die niet zomaar is in te passen in het huidige moderne biomedisch industrieel complex. Ik denk dat de overheid meer verantwoording aan de burger moet gaan afleggen om in de zorgsector haar legitimiteit te verankeren.
2.3 Beleidsmakers verstrikken zich in technocratische consensuspolitiek De gangbare, internationaal gebruikte term waarmee consensus in de zorg wordt georganiseerd is managed care, opgesplitst in disease management en case management. Dit zijn programma’s die
47
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 47
21-02-2008 15:40:38
WE ZIJN DE KLOS
zorgprocessen en patiënten in bepaalde ziektegebieden organiseren. Disease management baseert zich hierbij op algemene natuurwetenschappelijke regels. Het is iets algemeens, dat van toepassing is op de gehele bevolking. In de westerse landen zoals Nederland wordt de zorg vooral georganiseerd volgens de algemene regels van disease management. Als een partij, bijvoorbeeld de farmaceutische industrie, een geneesmiddel in het handelsregister wil laten registreren en vervolgens wil laten opnemen in het basiszorgverzekeringspakket, dan wordt daarvoor bij de overheid geargumenteerd met disease-managementregels. Case management is daarentegen gebaseerd op de vele factoren die van belang zijn voor de gezondheid van de individuele burger. Het accepteert individuen in hun complexiteit. Naast de geneeskunde omvat het de gedragswetenschappen en de organisatie van kosten en middelen. Neem bijvoorbeeld een groep heroïneverslaafde zwervers in New York bij wie per jaar meer dan twee longontstekingen worden voorkomen met behulp van case management, inclusief gratis drugs, voeding en behuizing. Op dit moment speelt case management geen rol van betekenis in de zorgsector. Het algemene karakter van disease-managementregels valt in de praktijk tegen. Ik vind het opvallend dat algemeen toepasbare, natuurwetenschappelijk onderbouwde richtlijnen niet lijken te bestaan. Het blijkt namelijk dat disease-managementregels van regio tot regio verschillen (zie bijvoorbeeld Steinberg, 2004). Binnen een regio ontstaat consensus tussen betrokken instituties als ziekenhuizen, ministeries en de farmaceutische industrie om consistente regels te hanteren die zijn vervat in richtlijnen. Zo kan in de ene regio de richtlijn zijn om patiënten te gaan behandelden als hun bloedsuikers boven de 10 mmol/liter komen of de bloeddruk boven de 140 mm kwik. In een andere regio kan uit dit consensusproces best een andere norm voor bloedsuikers komen: bijvoorbeeld ≥ 9 mmol/liter. Ook als gekeken wordt per organisatie, dan blijken de gecumuleerde disease-managementregels soms te falen. Het kan voorkomen dat organisaties die de richtlijnen toepassen, minder goede resultaten behalen bij de behandeling van ziekten als kanker, diabetes en hartziekten dan organisaties die hun zorgverleners vrijlaten om zelf de behandeling uit te stippelen. Dit is bijvoorbeeld aangetoond voor de organisaties Aetna en Humana in de VS, die de richtlijnen rigoureus toepassen (Himmelstein, 1999).
48
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 48
21-02-2008 15:40:38
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
Goede disease-managementregels zijn niet beschikbaar voor alle ziektegebieden. Voor bijvoorbeeld knieslijtage zijn er vrijwel geen regels. Voor andere gebieden zoals kanker zijn er wel enige regels, maar kankerspecialisten klagen over de kwaliteit en actualiteit ervan. Er worden veel nieuwe uitvindingen gedaan, maar daarvan komt weinig beschikbaar in de richtlijnen. Het assortiment in het handelsregister bestaat grotendeels uit producten ‘uit de oude doos’, waarmee het gros van de kankerpatiënten slechts enkele maanden levensverlenging kan worden geboden. Voor enkele gebieden zoals suikerziekte zijn er wel veel disease- managementregels. Diabetesspecialisten klagen echter dat geen van de door de richtlijnen voorgeschreven vijf middelen die moeten worden gegeven voorafgaand aan insulinetherapie, een duidelijk effect heeft. Het geringe effect dát er is, ontstaat mogelijk doordat mensen misselijk worden van de medicijnen en zich dan minder overeten. Ik denk dat de in de richtlijn voorgeschreven opeenvolging van therapieën een artefact is van het huidige registratieproces. De industrie heeft bij de regis tratieaanvragen niet de onderlinge plaats van de middelen bepaald. Het oplijnen is niet meer dan een truc om daar onderuit te komen. De gecumuleerde disease-managementregels zijn naar mijn mening deels onwaar, deels te grofstoffelijk en deels onwerkzaam, of een combinatie daarvan. Ze zijn grofstoffelijk omdat de bijzondere behoeften van de individuele burger bij hun toepassing geen aandachtspunt is. Er zijn veel aandoeningen waarvoor weinig of geen richtlijnen bestaan (Moran, 2005). Bovendien wordt in de huidige disease-managementregels maar in beperkte mate voor allerlei groepen burgers gedifferentieerd. Het onderzoek gaat meestal alleen uit naar de meest dominante regels. De regels gelden bijvoorbeeld voor alle doven, terwijl het een groot verschil maakt of doofheid aangeboren is of op latere leeftijd ontstaat, of er doven in de omgeving zijn, of handgebaren aangeleerd kunnen worden, enzovoorts. Van de meeste producten is onbekend wat de waarde is voor de gezondheid voor de individuele patiënt. Er spelen nauwelijks praktische overwegingen mee bij het opstellen en het gebruik van de richtlijnen die door de overheid van bovenaf worden uitgevaardigd. Op de uitvoering van deze richtlijnen in de praktijk wordt geen toezicht gehouden. Dit betekent dat de regels niet gehandhaafd worden door de toezichthouder en dat ook de operationele haalbaarheid in de praktijk niet wordt geëvalueerd. In andere sectoren is vaak veel meer onderhandeling nodig om serviceniveaus in te
49
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 49
21-02-2008 15:40:38
WE ZIJN DE KLOS
richten, omdat hier vaak ook echt op wordt toegezien. Gezien de kwaliteit van de richtlijnen moeten we misschien maar blij zijn dat ze niet worden gehandhaafd. In de richtlijnen zijn mijns inziens grotendeels onuitvoerbare regels vastgelegd voor de zorgsector. De meeste disease-managementregels overschrijden de maximale zorgcapaciteit van de rijke landen vele malen. Om bijvoorbeeld de Nederlandse regels voor bloedsuikers na te leven is, bij de huidige inrichting van zorgprocessen, het honderdvoudige aan middelen nodig dan nu voor de hele zorgsector beschikbaar is.1 Suikerziekte is een aandachtsgebied van het ministerie van Volksgezondheid (Taakgroep Programma Diabetes) dat prioriteit heeft bij ontwikkeling en uitvoering. Zelfs voor een ziektegebied dat prioriteit heeft, lukt het dus niet om in de praktijk uitvoerbare richtlijnen vast te stellen. Richtlijnen voor ziektegebieden worden niet vertaald in bijbehorende middelen voor de praktische uitvoering ervan. Bovendien roepen de algemeen geformuleerde, technische regels van disease management burgerlijk consumentisme op. Ze ontwikkelen namelijk geen burgerschap waarin de vraag centraal staat wat de Nederlandse samenleving zich kan permitteren. De richtlijnen komen op mij over als een verlanglijstje, vol met onvervulbare wensen. Zij bieden aan een land geen concurrentievoordelen, omdat uitvoerders alleen nog maar kunnen falen. Het is voor zorgverleners deprimerend om niet aan de eisen te kunnen voldoen omdat de middelen ontbreken. Bovendien ontlast het onrealistische karakter van de regels hen van iedere verantwoordelijkheid. Dit is niet goed voor de ontwikkeling van het vertrouwen van de burgers in de zorgsector. Het is ook niet goed voor de burgers om te merken dat misschien alleen heel handige mensen in deze omgeving hun wensen vervuld kunnen krijgen. En alleen de rijkere patiënten kunnen zich voor behandeling op eigen kosten in het buitenland melden. Het is volgens mij beter als het zorgstelsel toelaat dat de burgers vanuit hun groepsbelang een reële vraag kunnen ontwikkelen, die is georiënteerd op de middelen die zij erin willen investeren. De econoom Adam Smith heeft erop gewezen dat economische activiteiten niet gereduceerd moeten worden tot de rationele onderbouwing van losse activiteiten en producten. Het is van belang hun samenhang te blijven zien met de complexiteit van het menselijke gedrag dat de sociale normen van een gemeenschap vormt (Smith, 1759). In de zorgsector vindt helaas onvoldoende de afweging plaats van het
50
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 50
21-02-2008 15:40:39
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
belang van de burgers versus de beschikbare middelen. De huidige regulatie geeft niemand grip op de zorgsector. De politiek blijft de overheidsbureaucratie in al haar vertakkingen richten op een machtsstrijd met de zorgsector in een poging consensus over hightech zorg tot stand te brengen. Hierbij blijft het grotendeels duister wat de gerealiseerde bijdrage is van de zorgsector aan de gezondheid van de burger. Het beeld dat dit bij mij oproept, is dat van een orkest waarbij de dirigent aanstuurt op consensus over allerlei technische details als de haren van de strijkstokken, de houtsoort van de violen, enzovoort. De virtuoos opgeleide muzikanten spelen in dit orkest elk een eigen partij, maar niemand houdt zich bezig met het concert zelf of met de snel oplopende prijs van de toegangskaartjes. In twee recente artikelen in het toonaangevende New England Journal of Medicine worden de algemeen geaccepteerde nadelen van het registratieproces samengevat (Ray, 2006; Hunter 2006). Dataproductie is vaak gericht op surrogaateindpunten in plaats van echte eindpunten. De gekozen eindpunten meten de bijwerkingen vaak niet. Onderzoekspopulaties zijn te klein, want zij omvatten meestal maar honderden tot duizenden patiënten. Populaties worden niet goed gekozen; ze zijn relatief gezond en ongevoelig voor bijwerkingen. Het onderzoek duurt meestal niet lang genoeg. In de praktijk is er sprake van systematisch gebruik van producten voor andere indicaties dan beschreven in de registratie. Het is voor de industrie te lastig, te duur en te tijdrovend om aanpassingen van verpakking en bijsluiterteksten goedgekeurd te krijgen. De informatie op verpakking en bijsluiterteksten is niet gericht op communicatie met patiënten. Ik verwacht niet dat de oplossing simpel zal zijn. Het langer of omvangrijker maken van het vooronderzoek voor een registratie is ongewenst. In het eerste genoemde artikel van Ray et al. in het New England Journal of Medicine wordt als oplossing voorgesteld om de Amerikaanse registratieautoriteiten op te splitsen in drie onafhankelijke nieuwe organisaties: - Centrum voor toekenning van nieuwe registraties van geneesmiddelen; - Centrum voor postmarketing studies, inclusief geneesmiddelenbewaking (farmacovigilantie); - Centrum voor geneesmiddeleninformatie. Dit oplossingsvoorstel voor de Amerikaanse registratieautoriteit is in Nederland overgenomen. Het voorstel, waarmee groei boven de eigen
51
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 51
21-02-2008 15:40:39
WE ZIJN DE KLOS
efficiënte organisatielimiet opgelost wordt met de oprichting van nieuwe autoriteiten, getuigt mijn inziens van cultuurarmoede. Zo ontstaan nog meer overheidsinstituten die eisen stellen aan het laatste stukje markt van de zorgsector. Alleen de farmaceutische en hulpmiddelenindustrie is nog aan de markt overgelaten. Deze marktpartijen proberen als enige te onderzoeken wat het nut van hun producten is. In de sociologische literatuur is dit voortdurend verder opdelen van overheidsinstituten als een algemene zwakte van de moderne westerse staat beschreven (Tullock, 2005). De veelheid en diversiteit aan eisen die de overheid stelt, komt mij belachelijk over. Voor werkelijk alles moet de farmaceutische industrie eerst toestemming hebben van de overheid voordat het mag worden toegepast of een toepassing mag worden veranderd. Al betreft het maar een naamsverandering of de honderdste keer dat van een stof een identiek product naar de markt wordt gebracht; eerst moet er formele toestemming van de overheid zijn. Tot in elk detail moet de overheid over alles oordelen en dat leidt tot lange wachttijden en rigiditeit. Voor elke verandering moet de indus trie een fors tarief betalen en een buitengewoon gedetailleerde onderbouwing aandragen. De ambtenaren werken dit om tot rapporten met oneliners als conclusie, zodat Volksgezondheid ernaar kan kijken en de minister van Economische Zaken er een besluit over kan nemen. De nieuwe driedeling van de registratieautoriteiten voor geneesmiddelen geeft volgens mij geen betere aansluiting op de medische praktijk. Het aantal vrijheidsgraden van de overheid ten opzichte van de zorgsector blijft te groot, wat in mijn ogen onherroepelijk leidt tot beider degeneratie. Voor de autoriteit blijft de toekenning van licenties bijvoorbeeld onafhankelijk van post-registratieprocessen, waardoor geneesmiddelenrampen niet minder kansrijk worden. Bovendien komt de nieuwe driedeling niet tegemoet aan eisen die burgers aan dergelijke instituten stellen. Producten blijven te laat op de markt komen, hebben niet de juiste indicatie en hun veiligheid is in de praktijk niet geborgd. Er zijn ook geen adequate maatregelen om dit op te lossen, waardoor het perspectief van de burgers een ondergeschoven kindje blijft. Er is geen systematische evaluatie van registratiebeslissingen, zodat de kwaliteit van geneesmiddelen voor de burger onduidelijk blijft. Ik krijg de indruk dat iedereen bij de overheid bezig is het eigen stoepje schoon te vegen. Niemand is erop gericht de gezondheid van de
52
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 52
21-02-2008 15:40:40
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
burger te bevorderen dan wel de zorgverleners hierbij te ondersteunen of de industrie te stimuleren met nieuwe producten te komen. De goedbetaalde directeuren van diverse zorgautoriteiten komen op mij over als bruinverbrande vutters. Ze hebben in het arbeidsproces geen toegevoegde waarde meer, maar hebben wel leuke bezigheden, maken interessante reisjes en hebben alle vrijheid om te doen en laten wat ze willen. Ik vind het niet teveel gevraagd dat een uit gemeenschapsgeld goedbetaalde directeur in de zorgsector zich bezighoudt met het bevorderen van de gezondheid van de burger.
2.4 Historische verklaring technocratische consensuspolitiek De huidige pogingen tot consensus over hightech producten bij geneesmiddelenregistratie zijn naar mijn idee vooral historisch zo gegroeid. In het huidige tijdsgewricht is dit voor de overheid niet langer voldoende om autoriteit te verwerven. In denk dat in de toekomst het accent van de registratieautoriteit moet komen te liggen op de legitimiteit van haar besluiten. Heroriëntatie op legitimiteit is lastig voor westerse overheidsbureaucratieën, want het vereist het doordenken van de autoriteitsfunctie vanuit een nieuw paradigma. Ik introduceer het begrip ‘kosmopolis’ om dit nieuwe paradigma toe te lichten. Kosmopolis is een concept dat analytisch uiteen getrokken kan worden in de concepten kosmos (universum, natuur) en polis (stad, cultuur). Met het geheel van ‘kosmopolis’ wordt de wereld aangeduid waar de macht zit. De analytische concepten dateren uit de klassieke Griekse tijd. De uitvinding van kosmos (natuur) werd toen door intellectuelen, inclusief Hippocrates (±460‑377 voor Christus), gebruikt om bovennatuurlijke kennisclaims te bestrijden. Hippocrates en zijn volgelingen zetten zich af tegen de tempel, en ze beschuldigden de priesters van een elementaire categoriefout door goddelijke kennisclaims toe te laten. De hippocraten deden dit om meer te kunnen verdienen in hun medische praktijk. Hippocraten deden alleen op de natuur gebaseerde kennisclaims, waarvoor zij de erfenis van oudere medische kennis gebruikten. Zo wordt suikerziekte al in de Ebers papyrus uit de Nijlvallei beschreven rond 1500 voor Christus. Dit natuurdenken is bepalend geweest voor de verdere ontwikkeling van het Westen (Lloyd, 1983, 1991).
53
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 53
21-02-2008 15:40:40
WE ZIJN DE KLOS
Lloyd beschrijft dat het opvalt dat de Chinese medici uit die tijd net zo kritisch waren over bijgeloof als de hippocraten. Maar de opkomst van één paradigmatische nieuwe kijk op kennis, waarin alles wat niet natuurlijk is wordt gediskwalificeerd, was typisch voor de Grieken. De Grieken hadden zelfs de opvatting dat de menselijke cultuur zo gaandeweg verbetert, doordat mensen steeds meer een cultuur selecteren die bij de natuur past. De westerse consensus op het natuurdenken, dat door de Grieken werd geïntroduceerd, is enorm succesvol en heeft wereldwijd ruime aanhang gevonden. Dit denken is nog steeds van grote invloed in de geneeskunde. Zo beschreven bijvoorbeeld Patrick Bracken en Philip Thomas onlangs in het British Medical Journal, dat de meeste artsen hun patiënten nog altijd zien als natuurlijke lichamen die denken (Bracken, 2002).
54
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 54
21-02-2008 15:40:41
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
Vele wetenschappers hebben geargumenteerd dat de komst van het monotheïstische, christelijke geloof, gevoegd bij het eerdere Griekse natuurdenken, het moderne paradigma mogelijk maakte. Met het moderne kennisraamwerk is de medische wetenschap de universele regels in de natuur gaan ontdekken. In het nieuwe paradigma werden de regels niet langer gezien als behorend tot de cultuur, maar als essentiële empiristische openbaring van de natuur zelf. De regels werden natuurdingen. Het moderne kennisraamwerk verplaatste de aandacht nog verder van de cultuur naar de natuur, inclusief de opvatting over waarheid. De verandering is verbonden met de komst van het dualisme, dat de filosoof René Descartes (1596‑1650) aanhing. Hij bevestigde zijn bewustzijn van zijn eigen gedachten, terwijl hij twijfelde aan zijn bewustzijn van zijn omgeving. Zodoende zou hij aangetoond hebben dat het rationele denken aan onszelf als bewuste wezens niet hetzelfde is als de simpele waarneming van de omgeving. Dit bewees een soort dualiteit in kennis, die hij aangreep om het accent te leggen op rationeel denken. Descartes wilde met het accent op het rationele denken de emoties temperen, wat volgens hem de mens zou verlichten. Sir Isaac Newton (1642‑1727) versterkte het moderne paradigma door de empirisch gevonden algemene regels van de natuur wiskundige elegantie toe te dichten. Met zijn boek Philosophia Naturalis Principia Mathe‑ matica brak Newton de weerstand van vooral de Kerk tegen het moderne westerse paradigma. In de negentiende eeuw wordt de moderne westerse cultuur politiekeconomisch versterkt in de industriële revolutie. De productieprocessen worden dan gestroomlijnd volgens de natuurwetenschappelijke, algemene regels. Een voorbeeld hiervan in de huidige registratieprocessen is het fase 1‑ tot 3‑onderzoek van de farmaceutische industrie, waarmee de universele natuurregels in gecontroleerd onderzoek worden gevonden. Dit zijn de regels van disease management. Deze westerse ontwikkeling, die de industriële revolutie is genoemd, is wereldwijd aangeslagen. Vanaf de Tweede Wereldoorlog treedt de bureaucratische verankering van het moderne denken op, die net als de industriële revolutie over de hele wereld buitengewoon succesvol is. Een voorbeeld hiervan is de wereldwijd door overheden toegepaste beoordeling van industriële innovaties van geneesmiddelen en hulpmiddelen op algemene regels die gebaseerd zijn op empirisch onderzoek.
55
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 55
21-02-2008 15:40:41
WE ZIJN DE KLOS
Een verregaand gevolg van de bureaucratische consensus is dat er in mijn ogen een omkering heeft plaatsgevonden in het denken. Het primaire proces van de zorgsector, dat medisch-inhoudelijk van aard is, wordt niet langer als primair gezien. De algemene regels van disease management zijn primair geworden. Ook de processen van de registratieautoriteit zijn in algemene regels vastgelegd. Zo zijn er de zogenaamde 70-, 80-, 90- en 120-dagenbeoordelingen in een grotendeels secretarieel ingevulde mondiale, Europese en Nederlandse bureaucratie. In de evolutie van de modernisering van het Westen is het medische vakmanschap een secundaire categorie geworden waaraan de bureaucratie zich niet graag brandt.
2.5 Definitie van legitimiteit Het moderne consensusbeleid is succesvol in de ondersteuning van de internationale verkoop van massaproducten. Een voorbeeld van dit succes is Viagra, het erectiebevorderende middel van Pfizer. We noemen dit ook wel de ‘McDonaldisatie’ van de wereld. Door het wegmoffelen van de verschillende belangen van diverse groepen mensen treedt er culturele homogenisering op, waarbij zelfs de variatie tussen volken kan verdwijnen (Nederveen, 2003). Ik vind dat het zorgbeleid meer gericht moet worden op het perspectief van de burger. Voor het tot stand brengen van een classificatie onder producten in het handelsregister moeten producten onderling beoordeelbaar worden op medisch nut, originaliteit of risico’s. Op dit moment wordt bijvoorbeeld niet duidelijk gemaakt aan de burger voor welke groepen mannen Viagra het meeste, respectievelijk het minste nut heeft in vergelijking met andere erectieproducten. En dat terwijl er vast grote verschillen bestaan; denk maar eens aan jonge gebruikers die een prostitueebezoek willen uitbuiten, of oudere mannen die hun impotentie willen opheffen na prostaatverwijdering wegens kanker. De registratieprocessen zijn op dit moment niet ingericht op het laten zien van de toegevoegde waarde voor burgers. Ik denk dat de overheid hiermee een risicovol beleid voert, omdat ze zo het vertrouwen van het publiek niet kan winnen.
56
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 56
21-02-2008 15:40:42
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
Legitimiteit is een vorm van macht die niet kan worden verkregen met op consensus rustende autoriteitsargumenten of met geweld van handelen vanuit de gevestigde macht. Autoriteit kan ook niet worden ontleend aan argumentatie over de kwaliteit van de eigen legitimiteit. De legitimiteit van autoriteiten in lokale westerse democratieën rust in het vertrouwen dat de bevolking heeft in die autoriteit. Ik denk dat de burger geneesmiddelenregistratie vrijwillig volgt als het vertrouwen er is. Door aan te tonen dat de belangen van bepaalde groepen burgers ermee gediend blijken, kan een autoriteit legitimiteit verwerven. Bij geneesmiddelenregistratie kan legitimiteit volgens mij dan ook alleen worden verkregen door over de kwaliteit van de producten in de praktijk met de burgers te communiceren. Hoewel autoriteit een duaal begrip is, dat zowel consensus als legitimiteit omvat, is legitimiteit van een westerse staatsautoriteit primair. In de literatuur bestaat er overeenstemming dat het hebben van autoriteit doorslaggevend wordt bepaald door niets anders dan de mening van de lokale bevolking (bijvoorbeeld: Fukuyama, 2006). Het belang van legitiem handelen is de afgelopen jaren onderkend. Op wereldschaal en in Europees verband zijn wetten aangenomen die de Nederlandse overheid verplichten transparant te zijn in geneesmiddelenregistratie. Hierbij is nog niet gepreciseerd wat er transparant moet worden en voor wie, en daar bestaat dan ook onduidelijkheid over. Via transparantie heeft de autoriteit voor geneesmiddelenregistratie de kans om legitimiteit te krijgen. Ik stel daarom voor dat de autoriteit per product over de volgende punten systematisch gaat communiceren naar de burger: 1. Aansluiting op zelfgedefinieerde belangen van groepen burgers bij registratie van zorgproducten als behandelmethoden, geneesmiddelen en hulpmiddelen. 2. Expliciete communicatie naar belanghebbende groepen met aanduiding van standpunten van onderzoekers en beoordelaars met naam en toenaam. 3. Communicatie van politiek-economische context en veranderingsmogelijkheden, zodat burgers ontwikkelingsprocessen kunnen beïnvloeden via de politiek. 4. Nuancering van de indicatie, contra-indicatie en waarschuwing. Dit is de essentie van het mandaat voor toepassing in gedefinieerde groepen burgers.
57
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 57
21-02-2008 15:40:42
WE ZIJN DE KLOS
5. Wetenschappelijke onderbouwing van de indicatie met studies met voor de burger relevante inclusie- en exclusiecriteria, meting van effectiviteit en veiligheid in vergelijking met andere relevante producten. 6. Kwaliteitsparameters van het productieproces die garanderen dat het product medisch voldoende consistent wordt geproduceerd. 7. Resultaten van de controle op vervolgmaatregelen opgelegd aan de industrie. 8. Het aanleggen van gelijke beoordelingscriteria voor overeenkomstige producten of het handhaven van beoordeelbare definities van producten. 9. Uitvindingen tijdig een licentie geven, en het met de medische kennis up‑to‑date houden van productregistraties en het voldoende beschrijven van controversen.
2.6 De moderne free‑riderkwaal van zorgconsumenten De kwaliteit van beoordeling van producten voorafgaand aan de inschrijving in het handelsregister draagt slechts voor een deel bij aan de autoriteit van registratieautoriteiten. Want werkelijke rechtvaardiging van genomen registratiebeslissingen kan alleen achteraf door de juistheid ervan te bepalen in de praktijk. De geneesmiddelenbewaking bestaat op dit moment uit toetsing achteraf van spontane bijwerkingenmeldingen. Geneesmiddelenbewaking onderzoekt veiligheidsaannamen die zijn gedaan tijdens de geneesmiddelenregistratie, maar niet de aannamen over werkzaamheid en nut. De reguliere geneesmiddelenbewaking wordt op dit moment niet ingezet om adequaat te kunnen reageren op de snel vernieuwende inzichten in de geneeskunde. Geneesmiddelenbewaking wordt op dit moment wel strenger ingezet als de autoriteit expliciete veiligheidszorgen heeft. Dit kunnen resterende veiligheidszorgen zijn, die tijdens de registratie in het handelsregister van een product zijn blijven bestaan. Het kunnen ook veiligheidszorgen zijn, die na registratie ontstaan doordat er nieuwe inzichten in de geneeskunde zijn verkregen. De autoriteit legt de industrie dan extra maatregelen op in de vorm van farmaco-epidemiologisch onderzoek, een gebruikersregister en/of klinisch onderzoek (fase 4‑trial) volgens de Wet op medisch-wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO).2
58
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 58
21-02-2008 15:40:42
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
Geneesmiddelenbewaking wordt niet systematisch ingezet door de autoriteiten om zelf actief de eigen beslissingen ten aanzien van geneesmiddelenregistratie te rechtvaardigen. De huidige registraties die de overheid de industrie oplegt bij mogelijk onveilige producten, vind ik onvoldoende. Dit komt doordat daarbij de producten niet worden vergeleken met andere producten, en de veiligheid alleen op een bepaald aspect wordt onderzocht. Ik vind juist dat de resultaten van producten in het gebruik in de praktijk onderling vergelijkbaar zouden moeten zijn. Registratieautoriteiten moeten in mijn ogen geneesmiddelenbewaking actiever en meer systematisch gaan aansturen om de legitimiteit van hun eigen beslissingen te controleren. De beslissing tot toelating van medicijnen moet worden bewaakt door middel van toetsing in de praktijk. De grote verandering ten opzichte van de huidige situatie is dat de overheid dan zelf verantwoordelijkheid neemt voor de gevolgen van het besluit om het gebruik van een geneesmiddel toe te laten. Deze roep om een actievere benadering van de markt door de regis tratieautoriteiten klinkt nauwelijks in Nederland, maar wel in de VS. Daar zijn in de Senaat vragen gesteld naar aanleiding van signalen over onverwachte bijwerkingen van Vioxx. Er werd gesteld dat met een actieve benadering van bijwerkingenmeldingen de consument binnen enkele maanden een oplossing zou hebben gekregen, terwijl dat met de huidige passieve benadering jaren duurde (Wadman, 2007). De reden dat geneesmiddelen jaren door veel mensen gebruikt worden voordat het duidelijk is dat er risico’s aan zitten die dat gebruik niet rechtvaardigen, komt doordat er geen actief toezicht is.3 Actief toezicht is relatief goedkoop en nuttig (Giacomini, 2007). Voor geneesmiddelenbewaking is een extra overheidsinstituut opgericht: het Nederlands Bijwerkingen Centrum (Lareb). Dit is een nieuw onderdeel van het CBG, dat valt onder het ministerie van Volksgezondheid. Lareb onderhoudt een dataverzameling van bijwerkingenmeldingen, en maakt veiligheidsanalysen van geneesmiddelen. Het melden van bijwerkingen (adverse drug reactions, ADR) wordt voor het merendeel door artsen gedaan, maar ook door patiënten. Een vergelijkbare organisatie op Europees niveau is Eudravigilance. Het doen van een melding wordt niet beloond. Er wordt niet voor meldingen betaald. Ook is het melden van een bijwerking niet verplicht. Ik vind dat het melden van bijwerkingen in Nederland actief moet worden georganiseerd. Burgers moeten betrokken raken bij de kwaliteit van de geneesmiddelenbewaking. In analogie op het begrip jager-
59
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 59
21-02-2008 15:40:43
WE ZIJN DE KLOS
verzamelaars, wordt dit communal harvesting genoemd, oftewel ‘het oogsten uit de populatie’. Het melden van een bijwerking is een vorm van sociaal gedrag dat wederkerigheid in zich draagt. Dit gedrag is niet vanzelfsprekend, omdat betrokken patiënten toch al schade hebben opgelopen en artsen geen direct belang bij melding hebben. Om bijwerkingen gemeld te krijgen, vind ik dat de zorgsector altruïstisch gedrag bij het publiek en artsen moet gaan stimuleren. Mensen zijn soms te lui of te druk met andere zaken, waardoor ze er niet toe komen om bijwerkingen te melden. Soms denken ze misschien dat er toch niets zal gebeuren met hun melding. Gevolg is dat burgers een bijwerking vaak niet melden en zich passief opstellen. Deze burgers worden free riders genoemd: ze krijgen wel het goede van de opgebouwde medische kennis, maar dragen er zelf geen steentje aan bij. Het aantal bijwerkingenmeldingen is gering ten opzichte van het aantal onverwachte bijwerkingen. In klinisch onderzoek vooraf (fase 1‑ tot 3‑trials) zijn er altijd veel meer meldingen dan achteraf worden gerapporteerd via geneesmiddelenbewaking. Ik denk dat je dus rustig kunt concluderen dat het optreden van free riding aanzienlijk is. Wie in MEDLINE (www.ncbi.nlm.nih.gov) zoekt onder trefwoorden als underrepor‑ ting, vindt honderden artikelen. Hieruit blijkt dat free riding niet alleen optreedt bij onbelangrijke neveneffecten, maar ook bij belangrijke en zelfs dodelijke bijwerkingen. Het free‑riderverschijnsel wordt niet aangepakt door de autoriteit. In de praktijk kunnen artsen besluiten onbekende bijwerkingen niet te melden. Doordat free riding niet wordt aangepakt, is de uitvoering van de geneesmiddelenbewaking gebrekkig. Dit ondermijnt in mijn ogen de legitimiteit van Lareb. Geneesmiddelenbewaking zou mijns inziens beter werken als het free‑ridingverschijnsel wordt opgelost. Mogelijke methoden om dit probleem op te lossen zijn systemen voor verplicht melden. Ook het signaleren van meldingsgedrag van artsen is volgens mij zinvol. Door middel van labelen (tagging) of selectie van artsen kun je ze een vorm van beloning geven afhankelijk van hun meldingsgedrag. Een voorbeeld is de methode van groepsselectie op reputatie van artsen. Al deze methoden zijn volgens mij gemakkelijk uit te voeren en niet duur. Methoden voor het verbeteren van bijwerkingenmeldingen kunnen snel worden ingezet en vervolgens in de praktijk verder worden ontwikkeld. Hiermee kan de geneesmiddelenbewaking in de praktijk op korte termijn worden verbeterd.
60
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 60
21-02-2008 15:40:43
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
2.7 Indirect wederkerig gedrag van zorgconsumenten stimuleren In gedragsmodellen voor grootschalig samenwerken met een gemeenschappelijk belang speelt het begrip van ‘indirecte wederkerigheid’ een belangrijke rol. Indirecte wederkerigheid treedt op als individuen meewerken aan een collectief goed en daarmee anderen op indirecte wijze helpen. Het doen van meldingen om goedwerkende geneesmiddelenbewakingssystemen tot stand te brengen is een voorbeeld van indirecte wederkerigheid. Indirect wederkerig gedrag van de burgers is mijns inziens wezenlijk voor de legitieme ontwikkeling van de zorgsector. Indirect wederkerig gedrag is een theoretische puzzel. Er is geen theorie die verklaart hoe succesvolle samenwerking door middel van indirecte wederkerigheid tot stand komt. Het is voor mij intuïtief aantrekkelijk om aan te nemen dat mensen op deze manier handelen om hun reputatie te verbeteren, met als uiteindelijk doel daarmee hun toekomstmogelijkheden te vergroten. Er zijn twee manieren om indirecte wederkerigheid in de zorgsector te stimuleren: 1. Het weerhouden van hulp aan diegenen die in het verleden hun steentje niet hebben bijgedragen, de zogenaamde free riders. 2. Het meteen straffen van free riders. Beide oplossingsrichtingen lossen het free‑riderverschijnsel op door reputatie, vereiste actie en straf met elkaar te verbinden. Er is veel literatuur uit andere sectoren waarmee deze oplossingsrichtingen worden onderbouwd. Een oplossing voor het free‑riderverschijnsel is bijvoorbeeld experimenteel getoetst met een financieel spelletje gebaseerd op indirecte wederkerigheid. Toen de free riders gelabeld werden, bleken de deelnemers aan het spelletje collectief en spontaan over te gaan tot exclusie van deelnemers die niet hun steentje bijdroegen. Deze individuen werden dan uitgesloten van de gecreëerde collectieve waarde. Diegenen die wel hun steentje hadden bijgedragen, werden in hoge mate geholpen door anderen, zonder dat die personen daarbij direct eigenbelang hadden. Uit het experiment bleek dat het labelen van de zogenaamde free riders hoogst effectief is. Het bleek dat zelfs zelfzuchtige individuen in het spelletje altruïstisch gedrag vertoonden. Opmerkelijk was hierbij dat de risico’s die inherent aan de straf waren, niet te zwaar mochten zijn. De deelnemers deden alleen collectief en spontaan mee als de straffen in hun ogen rechtvaardig waren (Fehr, 2004).
61
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 61
21-02-2008 15:40:44
WE ZIJN DE KLOS
Het ontwikkelen van dergelijke sociale normen voor de geneeskunde stelt denk ik nieuwe eisen aan registratieautoriteiten. Op dit moment werken daar voornamelijk medewerkers die technisch procedureel sterk zijn ontwikkeld, maar sociaal-wetenschappelijk zwak. Dat vind ik een gemiste kans. Ik denk dat de organisatie van de reputatie van patiënten en hun zorgverleners de bijwerkingenmelding sterk kan verbeteren. Dit kan de kwaliteit van de geneesmiddelenregistratie enorm verhogen. Helaas staat dit nog heel ver af van de huidige praktijk. Dit komt mijns inziens vooral doordat de overheid de uitvoerende processen op ontoereikende afstand van zichzelf plaatst. De overheid houdt zowel het toezicht als de uitvoering van bijwerkingenmeldingen bij zichzelf. De overheid onderzoekt de door haar genomen registratiebeslissingen onvoldoende. Tot slot ontwikkelt de overheid ook geen beleid waarmee de markt de processen van bijwerkingenmeldingen of controle op registratiebeslissingen zelf kan gaan uitvoeren.
62
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 62
21-02-2008 15:40:44
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
2.8 Oriëntatie op de burger past in de trend van legitimiteitsontwikkeling De huidige generatie ambtenaren is mijns inziens goed in moderne regulerende consensusprocessen, die gericht zijn op het publieke belang. Hiermee worden de algemeen geformuleerde, natuurwetenschappelijk onderbouwde claims over industriële producten in bureaucratische banen geleid. Voor de aansluiting op de belangen van de individuele burger is weinig begrip. De gedachte aan een zorgmarkt die weliswaar door de overheid wordt gereguleerd maar waarin processen mede door burgers worden aangestuurd, roept bij de ambtenaren schrikreacties op. Het is niet anders. Ambtenaren staan aan de vooravond van een lang leertraject. Toulmin toont aan dat de moderne bureaucratische inbedding van de samenleving in natuurwetenschappelijk onderbouwde claims een illusie is. Hoewel er al eeuwen aan gewerkt wordt, schiet het amper op. Bovendien is de natuurwetenschap niet de enige relevante kennisleverancier. Toulmin wijst erop dat de moderne aanpak sinds drie tot vier decennia ook niet meer aansluit bij de mening van de burgers. Over de hele wereld zijn burgers het belachelijk gaan vinden om de samenleving in te richten op grond van gevonden natuurwetenschappelijke regels (Toulmin, 1989). Het westerse natuurwetenschappelijke denken heeft veel goeds opgeleverd op het gebied van technische vernieuwing. Ik vind het alleen jammer dat dit denken nog steeds primair is voor de staatsbureaucratie. Doordat burgers niet langer geloven dat de natuurwetenschap alles kan oplossen, is de moderne technocratische aanpak van de overheid uit de tijd. Ik onderschrijf de mening van Toulmin dat het natuurwetenschappelijk denken niet voldoende is om de ontwikkeling van een cultuur vorm te geven. Toulmin en vele andere auteurs hebben erop gewezen dat in het postmoderne paradigma een nieuwe kijk op de wereld nodig is. De natuurwetenschap moet worden opgevat als een onderdeel van politiek-economische processen. In het postmoderne paradigma heeft natuurwetenschappelijke kennis geen absolute status meer. Het wordt niet langer als de enige waarheid, als objectief gezien. De begrippen ‘objectief’ en ‘subjectief’ worden in dit postmoderne paradigma omgedraaid. Ze keren terug naar de positie die zij hadden voordat het Westen moderniseerde. Deze omkering van de begrippen objectief en subjectief blijkt bij-
63
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 63
21-02-2008 15:40:45
WE ZIJN DE KLOS
voorbeeld uit de erkenning die er is gekomen voor de invloed op patronen die de onderzoeker heeft in de natuurwetenschap (Dirac, 1947). Deze erkenning kwam in dezelfde tijd dat de relativiteit en kwantumtheorie in brede kring werden geaccepteerd. Objectiviteit begint volgens deze opvatting bij het persoonlijke, bijvoorbeeld bij de onderzoeker. Subjectiviteit begint bij het subject, de zaak of het onderwerp dat wordt bestudeerd. In de postmoderne tijd zijn feiten dus subjectief, en heeft de persoon die ze uitspreekt autoriteit als er weinig of geen tegenspraak is. De waarheid van feiten is dus weer subjectief geworden. Dit gedachtegoed wordt duidelijk gemaakt door het gebruik van verschillende schalen, zoals van Fahrenheit en Celsius. Zij drukken de subjectiviteit van natuurwetenschappen uit. In de postmoderne tijd verlaat het Westen de dualiteit die Descartes honderden jaren eerder aanhing. De waarde van een product, zoals vastgesteld in natuurwetenschappelijk onderzoek, is nu weer subjectief geworden. Om die waarde te objectiveren in een westerse samenleving is bevestiging ervan door groepen burgers nodig. Het is een overgang naar pluralisme, waarbij groepen burgers verschillende waarden kunnen hebben. In de niet-westerse samenlevingen is dit nooit anders geweest, zodat die het Westen daarin nu vooruit zijn. Voor het Westen is volgens mij de essentie van de verandering dat het accent komt te liggen op de toegekende waarde aan kennis. Overheidsbureaucratieën kunnen zich mijns inziens niet langer primair richten op regulatie in consensusprocessen voorafgaand aan het inschrijven van nieuwe technische producten in handelsregisters. In plaats daarvan moeten zij zich primair gaan richten op legitimiteitsprocessen rondom de toepassing van producten. Deze moeten aansluiten op de samenleving waarin die producten worden gewaardeerd. In de toekomst gaat het er volgens mij om wat in de ogen van de burger de meest redelijke toepassing is in termen van gezondheidseffect, veiligheid en nut. Zoals al in de zeventiger jaren is opgeworpen door de filosoof Michel Foucault, is het onvermijdelijk dat de wereld fragmenteert door machtsspelletjes tussen verschillende groepen in de postmoderne tijd. Voor de huidige informatiesamenleving is de burgergeoriënteerde verandering volgens mij essentieel, omdat burgers een bredere kijk hebben dan de natuurwetenschappelijke visie. De natuurwetenschap wordt in steeds bredere lagen van de bevolking opgevat als een onderdeel van politiek-economische processen, waardoor alles wordt gereduceerd tot machtsspel-
64
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 64
21-02-2008 15:40:45
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
letjes. In de postmoderne tijd is de waarheid aanvechtbaar. Er is een verscheidenheid aan aanspraken op waarheid ontstaan nu de natuurwetenschappelijke bevindingen niet langer beslissende antwoorden geven. De filosoof Richard Rorty nuanceerde deze beoordeling van fragmentatie van de waarheid in de postmoderne tijd door er een cultureel-antropologische dimensie aan toe te voegen. Rorty heeft erop gewezen dat het er vaak niet toe doet dat andere groepen, vooral vanuit andere civilisaties, een andere waarheid hebben. Het gaat erom dat de postmoderne westerse samenlevingen politiek rijp moeten worden door niet langer alleen te wijzen op algemene natuurwetenschappelijke waarheden. Er moet meer pragmatisch worden geargumenteerd over experimenten in de context van innovatie en het belang daarvan voor bepaalde groepen zorgconsumenten. Het postmodernisme wijst het toekennen van betekenis aan natuurwetenschap af buiten de gedefinieerde praktische context. Ik deel de opvatting van Foucault en Rorty dat de waarheid gefragmenteerd is geraakt in de postmoderne tijd. Rorty heeft hierop een pragmatische reactie. Hij heeft erop gewezen dat westerlingen rustig kunnen accepteren dat de empirisch gevonden regels niet méér zijn dan subjectieve concepten van culturele aard. Het Westen kan daar beter mee leren omgaan dan zich er krampachtig tegen verzetten. Ik denk dat partijen in de zorgsector moeten leren dat een bepaalde zorglevering primair gedragen moet gaan worden door voldoende groepen uit het eigen publiek. Daarom is het van primair belang dat de macht in het nieuwe zorgstelsel naar de zorgconsument wordt verplaatst. Het postmoderne inzicht dat het in de zorgsector uiteindelijk gaat om de persoonlijke overtuiging die de consument heeft over de waarde van de zorglevering, vind ik belangrijk. Ik verwacht dat ook in de toekomst de natuurwetenschap bij de onderbouwing van zorgproducten een grote rol zal blijven spelen in het Westen. Het doen van onderzoek en het
65
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 65
21-02-2008 15:40:46
WE ZIJN DE KLOS
uitvoeren van proeven wordt breed gedragen bij het publiek en dat blijft voorlopig denk ik een sterk competitief voordeel van onze civilisatie. De zorgsector doet er in mijn ogen op dit moment onvoldoende aan om de consument te overtuigen van de waarde van zorgproducten en behandelingen. Het komt volop voor dat er proeven zijn gedaan waarvan de resultaten worden achtergehouden, omdat ze niet in het straatje van de industriële marketing passen. Hier wordt al tientallen jaren over geklaagd in medische tijdschriften. Vaak worden medische data van proeven die bij kinderen zijn gedaan, niet gepubliceerd (Benjamin, 2006). Bij mij slaat onmiddellijk de twijfel toe over de geclaimde werking van producten als ik hoor dat niet alle onderzoeksdata zijn gepubliceerd. Ik vind het ronduit stuitend dat de huidige, op technocratische consensus georiënteerde Nederlandse politiek niet in staat lijkt hierop adequaat te reageren. Ik denk dat het vertrouwen van het publiek kan worden gewonnen door beter te communiceren over zorgproducten. Voor elk op de zorgmarkt toegelaten product zouden vanuit het gezichtspunt van de zorgconsument de voors en tegens op een rijtje moeten worden gezet. Ook moet over de toepassing en resultaten van een product bij bepaalde doelgroepen worden gecommuniceerd. Toelichting van onderzoeksresultaten, het hoe en waarom van bepaalde proeven, en het proces van herhalen van het onderzoek zijn naar mijn idee allemaal nodig om het vertrouwen van het publiek te winnen. Ik vind dat Nederland internationaal meer moet gaan samenwerken. Zo is het in mijn ogen niet handig dat de geneesmiddelenregistratie een eigen automatiseringssysteem ontwikkelt, dat niet compatibel is met dat van Europa. Dat is niet goed, omdat Nederland afhankelijk is van registratieprocessen in de andere Europese landen. Geneesmiddelenregistratie moet daarom niet kiekeboe spelen met de Europese Gemeenschap. De aansluiting met veel landen, waaronder het opkomende China en India, moet ook niet langer uitgesteld worden. Dit politieke spel kost de burgers teveel geld en is niet in het belang van hun gezondheid.
66
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 66
21-02-2008 15:40:46
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
2.9 Naar ontwikkeld burgerbelang bij de toelating van geneesmiddelen Het taaie gevecht waarin de overheid en de industrie consensus bereiken over registratieaanvragen, leidt in mijn ogen tot Pyrrusoverwinningen. De registratieautoriteit reageert te passief op ontwikkelingen in de zorgsector en remt vernieuwing. Het is mij ook niet duidelijk waarom de registratieautoriteit alleen geneesmiddelen en hulpmiddelen, maar geen behandelmethoden en verzekeringsproducten inschrijft in het handelsregister. Ondanks tientallen jaren van toename van regulatie en kosten zijn ingeschreven producten niet veiliger geworden. Geneesmiddelen hoeven slechts kortdurend op kleine aantallen, relatief gezonde patiënten te worden uitgetest. Geneesmiddelencomplicaties zijn echter een belangrijke oorzaak van sterfte. Ik denk dat het huidige registratieproces dan ook grondig op de schop moet. Mijn advies is om via overheidsmandaten een nieuwe behandeling bij specifieke groepen zorgconsumenten stapsgewijs te gaan toelaten. Bij groepen patiënten die uitbehandeld zijn met de bestaande oplossingen en kans hebben baat te hebben bij de nieuwe behandeling, kan de eerste keer de behandeling worden uitgeprobeerd. Dit zijn vaak oude en/of ernstig zieke mensen, die zonder de nieuwe behandeling geen zicht op genezing meer hebben. Als deze nieuwe behandeling gezondheidswinst en weinig risico’s laat zien bij deze groep, kan de behandeling worden uitgebreid naar een volgende groep patiënten. De methode van inschrijven in het handelsregister kan dan veranderen van ‘eerst alles uitzoeken en dan de markt op’ naar ‘zo snel mogelijk de markt op’. De huidige aanpak levert volgens mij alleen maar schijnzekerheden. Het biedt namelijk een gebrekkige controle op de praktijk. In plaats hiervan moet er volgens mij met stapsgewijze toelating van nieuwe behandelingen en producten via mandaten gewerkt gaan worden. Mandaten (volmachten) zijn de noodzakelijke bevoegdheden die bedrijven krijgen om in naam van de overheid besluiten te nemen. Mandaten zijn eerst nodig om een nieuw product stapsgewijs voor de gehele markt vrij te geven. Daarna zijn mandaten nodig om de resultaten van producten te blijven monitoren. Het lijkt me verstandig om over de mandaten en de juistheid van de omschrijvingen ervan advies te blijven inwinnen van onafhankelijke, door de Kroon benoemde deskundigen.
67
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 67
21-02-2008 15:40:46
WE ZIJN DE KLOS
Voor de burger heeft dit systeem als voordeel dat nieuwe behandelingen sneller beschikbaar kunnen komen en dat in de praktijk wordt beoordeeld welke resultaten ermee behaald worden. De burger of zorgverlener kan zelf beter beoordelen voor een specifieke situatie of de nieuwe behandeling geïndiceerd is en welke resultaten te verwachten zijn. Ook het monitoren van de resultaten na behandeling is in het belang van de burger, onder meer voor zijn veiligheid. Binnen de mandaten zullen groepen veel beter worden gedefinieerd om de risico’s in de hand te kunnen houden. Zorgconsumenten zullen, zo verwacht ik, kunnen deelnemen aan zorgcontracten wanneer ze in aanmerking komen voor een nieuwe behandeling. Het is hiervoor van groot belang dat informatie over groepen wordt vastgelegd in kennisbanken, zodat de juiste mensen geselecteerd kunnen worden voor een behandeling. Ik denk dat de kwaliteit van de geneesmiddelenbewaking flink zal verbeteren wanneer het de overheid lukt om altruïstisch gedrag bij de burger te stimuleren. Dit gedrag kan de veiligheid van nieuwe producten sterk vergroten. Iedere burger draagt op die manier zijn steentje bij aan het collectieve proces van geneesmiddelenbewaking door bijwerkingen te melden en tijd te steken in een goede kwaliteit van de melding. De overheid moet dan wel actiever reageren op een negatief signaal, want geneesmiddelen doen soms voor bepaalde groepen meer kwaad dan goed (Ravdin, 2007; Ross, 2007). Ik verwacht dat geïnformeerde burgers steeds minder begrip zullen hebben voor het optreden van bijwerkingen als die kunnen worden voorkomen. Burgers zullen er ook steeds minder voor voelen om een passieve, en politiek indirecte rol te hebben in de zorg. Burgers zullen in de toekomst steeds actiever worden en in toenemende mate rechtstreeks willen kunnen communiceren met de zorgverleners en de industrie. De centrale overheid heeft daarin de volgens mij zeer belangrijke rol van toezichthouder. Burgers zullen zich misschien niet altijd kunnen vinden in deze verandering in de zorgsector, omdat zij zich soms een laboratoriummuis gaan voelen. Toch is er denk ik meer draagvlak voor dan sommige ambtenaren ons willen laten geloven. Onlangs stond bijvoorbeeld in de krant dat 42 procent van de ondervraagde burgers in een bevolkingsonderzoek wel eens last heeft van bijwerkingen van geneesmiddelen. Van die mensen leest 95 procent dan de bijsluiter en meldt 55 procent bijwerkingen bij de huisarts.4 Ik vind dat daar meer mee moet worden
68
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 68
21-02-2008 15:40:47
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
gedaan. Met de huidige technologische middelen is er mijns inziens geen enkel argument meer om dit niet onmiddellijk te doen. Als er met een geneesmiddel onverwachte ernstige bijwerkingen zijn, is dat op deze manier beter en veel eerder te achterhalen. Dit is niet alleen van belang voor de consument, maar ook voor de industrie. In het geval van Vioxx liet Merck het geneesmiddel schrappen uit het handelsregister. Dit had als gevolg dat Mercks winst met 12 procent daalde, 5100 werknemers werden ontslagen en dat het bedrijf rijp werd voor overname. Omdat dit in de krant vaak wordt gesuggereerd, zou de naïeve lezer kunnen denken dat de huidige geneesmiddelenrampen toe te schrijven zijn aan de industrie. De oorzaak van deze rampen ligt echter naar mijn overtuiging bij de overheid. De overheid is verantwoordelijk voor de regelgeving die niet goed is voor de industrie. De industrie kan de manier waarop de overheid de zorgsector organiseert alleen maar volgen. De industrie is daardoor helaas inefficiënt in de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. Dat is jammer, want de industrie heeft er juist alle belang bij dat innovaties worden uitgetest op burgers, waarmee gezondheidswinst kan worden behaald en risico’s beperkt kunnen worden. Ik ben ervan overtuigd dat een strikte oriëntatie op legitimiteit in plaats van op consensus beter is voor alle partijen, inclusief de indus trie. De farmaceutische industrie moet in mijn ogen mogen samenwerken met zorgverzekeraars. Ik vind dat de overheid schijnheilig is door deze samenwerking nu te verbieden. De overheid gebruikt zelf bij veiligheidsvragen over geneesmiddelen gegevensbanken, die deze samenwerking nu juist als grondslag hebben. De huidige generatie betekenisvolle gegevensbanken zijn bijna allemaal ontwikkeld door filantropen. De beste is waarschijnlijk die van zorgverzekeraar Kaiser Permanente in de VS. Hoewel dit ook in de VS wettelijk slecht ligt, heeft deze zorgverzekeraar een verticaal geïntegreerde samenwerking georganiseerd met werknemers, werkgevers, groepen zorgverleners en farmaceuten. Kaiser Permanente heeft het doel de resultaten van de zorgverlening voor de verzekerden te controleren. Deze zorgverzekeraar doet dit sinds 1936 door de gedetailleerde gegevens per verzekerde bij te houden vanuit de diverse perspectieven van de samenwerking. Per verzekerde worden gegevens in detail bijgehouden vanuit meerdere bronnen. De
69
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 69
21-02-2008 15:40:47
WE ZIJN DE KLOS
verzekerden wordt toestemming gevraagd om hun gegevens geanonimiseerd te gebruiken om kennis te produceren. Dit maakt het mogelijk om achteraf veiligheidsvragen te stellen over het effect van geneesmiddelen. De Nederlandse overheid maakt gebruik van deze informatie, terwijl ze zelf dit soort samenwerking verbiedt. Ik vind dan ook dat verzekeraars in Nederland ook dergelijke geïntegreerde zorg moeten kunnen leveren. De overheidsregels die samenwerking tussen marktpartijen in de zorgsector verbieden, moeten worden geschrapt; dit verbod maakt het moeilijk om effectief en goedkoop gezondheidswinst te realiseren voor de burgers. Zodra er een nieuwe uitvinding is gedaan die hoop biedt op gezondheidswinst, moet er omvangrijk onderzoek naar plaatsvinden, zodat de voor- en nadelen ervan bekend worden. Kandidaat-geneesmiddelen kunnen denk ik best meteen in zorgverzekeringspakketten opgenomen worden, voordat de registratie voor de gehele Nederlandse markt rond is. Ik denk dat de door de overheid ingerichte organisatiemuren geen enkele zin hebben, en dat er veel effectiever beleid denkbaar is om belangenverstrengeling tegen te gaan. Het ministerie van Volksgezondheid zou centraal het nieuwe, op legitimiteit gerichte beleid moeten aansturen. En de overheid zou zich niet verder moeten opsplitsen in nog meer nieuwe organisaties. Het ministerie moet de eigen rol terugbrengen tot die van centrale toezichthouder die ervoor zorgt dat de zorgsector, inclusief de industrie, de belangen van de burger behartigt bij de ontwikkeling van nieuwe behandelmethoden en geneesmiddelen.
2.10 Verwijzingen 1. Persoonlijke communicatie met B. Bravenboer, Diabetes Expert Catharina Ziekenhuis Eindhoven. Periode 1987‑2004. 2. www.ccmo-online.nl/main.asp?pid=21#wmo. Laatst bezocht 3 okt. 2006. 3. McClellan, M. ‘Fundamental improvements in drug safety for the 21st century.’ Testimony before the Senate Health, Education, Labor, and Pension Committee, Washinton, DC, March 14, 2007. 4. Larebkrant, voorjaar 2006, pagina 7.
70
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 70
21-02-2008 15:40:48
DE ONVERMIJDELIJKE PARADIGMAVERANDERING
2.11 Literatuur Avorn, J., 2005, Powerful medicines: the benefits, risks, and costs of prescribing drugs. New York: Alfred A. Knopf. Avorn, J., 2007, ‘Keeping science on top in drug evaluation.’ N. Engl. J. Med. 357: 633-635. Benjamin, D.K., P.B. Smith, M.D. Murphy, et al., 2006, ‘Peer-Reviewed Publication of Clinical Trials Completed for Pediatric Exclusivity.’ JAMA 296: 1266-1273. Dirac, P.A.M., 1947, Preface to the first edition. The Principles of Quantum Me‑ chanics, third edition. Oxford: Clarendon Press: 7. Dyson, F., 2007, ‘Our biotech future.’ The New York Review of Books July 19, 2007: 4-8. Fehr, E., 2004, ‘Human behaviour: Don’t lose your reputation.’ Nature 432: 449-450. Fukuyama, F., 2006, Nation-Building. Baltimore: The John Hopkins University Press. Giacomini, K.M., R.M. Kraus, D.M. Roden, et al., 2007, ‘When good drugs go bad.’ Nature 446: 975-977. Himmelstein, D., S. Woolhandler, I. Hellander, et al., 2007, ‘Quality of care in investor-owned versus not for profit HMO’s.’ JAMA. 282: 159-163. Hunter, D., 2006, ‘First, Gather the Data.’ N. Engl. J. Med. 354: 329-331. Huntington, S.P, 2002, The clash of civilisations and the remaking of world order. Reading: Cox & Wyman. Lloyd, G.E.R., 1983, Hippocratic Writings. Eerste ed. Blackwell 1950, Middlesex: Penguin Books. Lloyd, G.E.R., 1991, ‘The invention of nature. Methods and problems in Greek science.’ Cambridge: Cambridge University Press: 417-34. Moran, M., 2007, ‘A breakthrough in R&D for neglected diseases: new ways to get the drugs we need.’ PloS. Med. 2: e302. www.doi:10.1371/ journal.pmed.0020302. Laatst bezocht 20 aug. 2007. Nederveen Pieterse, J., 2003, Globalisation & Culture. Oxford: Rowman & Littlefield Publishers: 49. Psaty, B.M., N.S. Weiss, C.D. Furberg, et al., 1999, ‘Surrogate end points, health outcomes, and the drug-approval process for the treatment of risk factors for cardiovascular disease.’ JAMA 282: 786-790. Ray, W.A. en C.M. Stein, 2006, ‘Reform of Drug Regulation, Beyond
71
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 71
21-02-2008 15:40:48
WE ZIJN DE KLOS
an Independent Drug-Safety Board.’ N. Engl. J. Med. 354: 194-201. Smith, A. 1759, The theory of moral sentiments. London: A. Millar, 1790. Sixth edition. Tullock, G., 2005, Bureaucracy. Indianapolis: Liberty Fund. Wadman, M., 2007, ‘Experts call for active surveillance of drug safety.’ Nature 446: 358-359. Wood, S., April 2007, ‘Reauthorizing the prescription drug user fee act: how are PDUFA, the FDA budget, and drugs safely related?’ Washington DC: George Washington University School of Public Health and Health Services. Laatst bezocht 26 jul. 2007 onder www.gwumc.edu/ sphhs/about/rapidresponse/download/RapidResponse_PDUFA.pdf.
72
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 72
21-02-2008 15:40:48
Hoofdstuk 3
Laat de betalingssystematiek over aan de markt
3.1 Inleiding Ook patiënten kunnen zich gedragen als autonome burgers en in andere sectoren doen mensen dat al. Als mensen hun bankzaken via internet afhandelen, een vakantiereis organiseren of een boek uitzoeken in een winkel, maken ze hun eigen weloverwogen keuzen gebaseerd op informatie die ze tot hun beschikking hebben. Ik vind het opvallend dat diezelfde burgers als patiënten vaak onmondig zijn. De autonome patiënt die weloverwogen keuzen maakt met betrekking tot de eigen gezondheid op basis van informatie die voorhanden is, lijkt een relatief nieuw fenomeen. Het valt mij op dat patiënten die zich verdiepen in hun behandel mogelijkheden, tegenwoordig vaak wanhopig worden. Het blijft voor hen onduidelijk of de vele nieuwe middelen uit de laboratoria waar zij in de media kennis van nemen, voor hen geschikt zijn. Het is ook niet helder waar deze verkrijgbaar zijn en wat ze kosten. Patiënten weten niet welke toegevoegde waarde de nieuwe producten voor hen kunnen hebben in termen van kwaliteit van leven en levensverwachting. Overheden zijn in mijn ogen traag in het erkennen van de rol van de burger in de zorgsector. Bronnen van informatie over de zorg blijven onderontwikkeld. Informatie is slechts hapsnap beschikbaar en blijft meestal beperkt tot het uitleggen van een bepaald onderzoek of behandeling. Ik vraag mij af wat de burger denkt van krantenkoppen waaruit al jaren blijkt dat patiënten met kanker vaak niet de goede geneesmiddelen krijgen omdat de ziekenhuizen dat niet begroten. Misschien denken ze dat het niet over hen gaat, omdat hun dokter niet vertelt dat de beste behandeling hun wordt onthouden. Patiënten weten niet wat voor budget het ministerie van Volksgezondheid heeft toegekend aan het ziekenhuis waar ze min of meer toevallig onder behandeling zijn gekomen. Mijn stelling is dat patiënten in de Nederlandse zorgsector geen weloverwogen geïnformeerde keuzen kúnnen maken met betrekking tot
73
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 73
21-02-2008 15:40:49
WE ZIJN DE KLOS
hun eigen behandeling. Natuurlijk willen ze de beste behandeling en het lijkt me voor mensen die in aanraking komen met zorgorganisaties vaak frustrerend om te merken, dat ze onvoldoende informatie krijgen om zelf een afweging te kunnen maken. Zorgorganisaties hebben er in mijn ogen geen belang bij om in te spelen op de behoeften van de individuele patiënt. Hun activiteiten en budget worden voor een groot deel door het ministerie van Volksgezondheid en de daarvan afhankelijke bestuursorganisaties bepaald. Dat de individuele patiënt misschien wel minder kans heeft op overleving door de begrotingssystematiek van een ziekenhuis, doet er denk ik niet veel toe. Daar komt namelijk in het huidige zorgstelsel toch nooit iemand achter. Het gebrek aan informatie houdt burgers handelingsonbekwaam. De gezondheidszorg is nu zo georganiseerd dat burgers die zich niet goed voelen, meestal via de huisarts meteen het zorgstelsel binnenkomen. Verder nadenken wordt niet aangeraden. Burgers worden er zelfs een beetje bang voor gemaakt. Allerlei ziekten zoals kanker en hersenvliesontsteking zijn in vroege stadia moeilijk te onderkennen, terwijl ze alleen dan goed behandelbaar zijn. Aangezien burgers handelingsonbekwaam blijven, kan voor hen elk pijntje op een dergelijke ziekte wijzen. Het advies is daar op aangepast: raadpleeg bij twijfel uw arts. De als gevolg van dit advies massale toeloop van burgers naar zorgverleners met symptoom georiënteerd gedrag, wekt de indruk dat de zorgvraag oneindig groot is. De Nederlandse burger stelt zich afhankelijk op van de medische stand. Dit wordt door de zorgsector bevorderd en verder in de hand gewerkt doordat burgers niet over kosten hoeven na te denken. Deze zijn immers verplicht gedekt door verzekeraars. Het individuele declaratiegedrag werkt vrijwel niet door in de eigen zorgverzekeringspremie. Burgers kunnen het zich daarom veroorloven om handelingsonbekwaam gedrag te vertonen. Ik denk dat ze hierdoor het gevoel kunnen krijgen dat zij de organisatie van hun gezondheid beter aan hun zorgverleners kunnen overlaten. Doordat burgers niet hun eigen belangen formuleren, maar juist ongeïnformeerd en symptoomgericht blijven, is de zorgvraag in Nederland niet erg ontwikkeld. Het zorgstelsel lijkt in mijn ogen op de oude communistische planeconomieën waarin Vadertje Staat bepaalde wat goed was voor de arbeider op basis van bureaucratische meerjaren-
74
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 74
21-02-2008 15:40:49
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
plannen. Informatie wordt in de Nederlandse zorgbureaucratie niet ontwikkeld om autonome burgers te helpen bij het nadenken over hun gezondheid en bij het zoeken naar de beste oplossingen. Ik vind dat in vergelijking met andere sectoren de organisatie van de gezondheidszorg in Nederland kostbaar en ondoelmatig is. Ik verwacht dat dit heel snel zal (moeten) veranderen. De trend is dat burgers veranderen van massaconsumenten naar actieve deelnemers van een informatiesamenleving, en ik denk dat ze steeds minder bereid zullen zijn om slaafs de behandelingen te ondergaan van het moderne biomedische complex. Nu burgers verplicht steeds meer geld moeten uitgeven aan verzekeringspremies en directe betalingen voor zorg, verwacht ik dat zij ook actief willen meebepalen wat zij daarvoor terugkrijgen. Burgers zullen in toenemende mate informatie eisen om zich te laten ondersteunen in hun keuzen. Samenlevingen als de Nederlandse zullen steeds transparanter worden, waarbij burgers in toenemende mate centraal komen te staan. Hoewel de ontwikkeling van burgers in de zorgsector op dit moment nog niet veel voorstelt, zijn er wel tekenen die erop wijzen, dat de burger de zorgvraag mede vorm kan geven. Zo zijn er al voorbeelden van zorgproducten waarbij patiënten zichzelf monitoren en zo betere resultaten behalen (Brazier, 1992; Aaronson, 1992).1 Dit is mijns inziens een belangrijke eerste stap in het zelf meebepalen van de zorgvraag.
Uit praktijkstudies is al sinds 1990 bekend dat ongeveer twee derde van de burgers zonder enige verdere opleiding zijn gezondheid kan monitoren. Met voldoende informatie kunnen zij ook zelftesten als zwanger schapstesten en bloedsuikermetingen uitvoeren. In de behandelsfeer
75
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 75
21-02-2008 15:40:50
WE ZIJN DE KLOS
blijkt dat de enkele eenvoudige zelfzorggeneesmiddelen die via de drogist verkrijgbaar zijn, niet tot extreme misstanden leiden. Burgers kunnen dus best zelf keuzen maken in de zorg en zelf bepalen welke behandeling of welk medicijn nodig is. Het is niet onmogelijk of bijzonder duur om de kwaliteit van de geleverde zorg inhoudelijk te definiëren in termen van toegevoegde waarde voor de burger. De burger kan zo kennis nemen van de waarde van behandelingen en vervolgens daarin een keuze maken. Hoewel de diepgang van de informatie op dit moment nog tegenvalt, zijn burgers op dit vlak behoorlijk actief. Ze gebruiken hiervoor massaal internet en bezoeken in groten getale websites zoals van de BBC en de farmaceut Pfizer. Binnen de zorgsector worden veel voorspellende modellen ontwikkeld, die burgers hierbij ten dienste zijn. Op de site van Pfizer staat een voorspellend model voor hart- en vaatziekten, dat naar mijn mening de gang naar de zorgverlener begint te evenaren. Ik denk dat een volgende stap is, dat het leveren van dit soort informatie geld waard wordt. Bedrijven moeten geld krijgen om de inhoudelijke kwaliteit van hun informatie te verbeteren. Ik vind dat de betalingssystematiek de informatie-economie moet gaan ondersteunen. Dit kan naar mijn mening alleen verantwoord gebeuren als de kwaliteit van die informatie zorgvuldig wordt bewaakt. In de economische literatuur wordt al meer dan vier decennia onderkend dat de klassieke economische wetten van vraag en aanbod niet gebruikt kunnen worden in de zorgsector. Er is in de zorg sprake van een combinatie van factoren die plat ingerichte, klassieke marktorganisaties moreel verwerpelijk maken. Ten eerste is natuurlijk de noodzaak van zorgvoorzieningen voor armlastigen van belang. Ten tweede bestaat er een asymmetrische informatiesituatie tussen consument en zorgleverancier die een klassiek marktmechanisme minder geschikt maakt. Ten derde speelt de desperaatheid van sommige zorgconsumenten een rol. In een klassieke economische marktorganisatie is het hierdoor te gemakkelijk om humbug te verkopen. Het onvoldoende bewaken van de kwaliteit van informatie over producten heeft niet alleen negatieve morele consequenties in termen van gezondheid, maar leidt ook tot marktverstorende prijs inflatie. Hiermee formuleer ik een harde kwaliteitseis aan de revolutie van de zorgsector richting informatie-economie met marktwerking. Maar ik
76
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 76
21-02-2008 15:40:50
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
voorspel dat dit wel enorme ontwikkelingskansen biedt aan burgers, zorgverleners en ondernemers. Overheden moeten toestaan dat bedrijven consumenten informeren over zorgproducten. De randvoorwaarde die ik daarvoor stel, is dat de inhoudelijke kwaliteit en betrouwbaarheid van hun informatie wordt geborgd. In de toekomst moet het mogelijk worden om informatie beschikbaar te stellen die de zorgsector beoordeelbaar maakt voor burgers en andere betrokkenen. Hiermee kan de kans op het behalen van goede zorgresultaten door zorgconsumenten zelf worden beoordeeld. Met de weloverwogen geïnformeerde keuzen die zij zo maken, hebben zij dan rechtstreeks invloed op de zorgsector.
3.2 Kosten moderne gezondheidszorg onbeheersbaar Al enkele decennia is er een cultuurverandering aan de gang. De medische praktijk wordt steeds minder paternalistisch. De zorgverleners passen zich aan aan de nieuwe cultuur van de informatiesamenleving. Het is steeds minder gewenst dat zorgverleners de macht hebben om te bepalen wie welke zorg krijgt volgens het recept ‘wij weten wat goed voor u is’. In Nederland raakte het paternalisme over zijn hoogtepunt in de tachtiger jaren. Zorgverleners begonnen toen behandelingen toe te wijzen op grond van medische indicaties, zonder nog langer een aanvullende oriëntatie te doen op de sociaal-maatschappelijke positie van patiënten. Ik geef een persoonlijk voorbeeld uit 1985, toen ik een vrouw een dialysebehandeling kon voorschrijven, terwijl zij geen ‘economische waarde’ meer had voor de samenleving. Als oudere had zij geen jonge kinderen of een baan. In de jaren daarvoor zou ik haar familie in huis hebben geroepen en het stervensproces hebben begeleid. Dit betekende dus een enorme omslag in het denken. In onze moderne tijd zijn gelijke rechten van burgers een serieuze zaak geworden. Dialyse wordt nu routinematig aangeboden, naar zeggen aan iedereen zonder nierfunctie (Mandigers, 1999; Chandra, 1999). In de medische praktijk mag niet langer gediscrimineerd worden op maatschappelijke status, inkomen, geslacht, leeftijd, of aantal en leeftijd van kinderen. Zorginstellingen moeten uitgaan van indicatie en behandelrichtlijnen, en daarvan afwijken heeft in principe juridische
77
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 77
21-02-2008 15:40:50
WE ZIJN DE KLOS
consequenties. Dat richtlijnen onrealistische verwachtingen scheppen doordat ze een enorme werkbelasting en budgetoverschrijding dicteren, blijft daarbij gemakshalve buiten beschouwing. Als alleen al iedereen met onvoldoende functionerende nieren dialyse zou worden aangeboden, zou de gezondheidszorg onbetaalbaar zijn. Niervervangende therapie kost 40.000 tot 60.000 euro per jaar per patiënt. Het gaat hierbij relatief vaak om dikke mensen met diabetes. In Nederland zijn 600.000 mensen met overgewichtsdiabetes onderkend. De schatting is dat er nog eens 250.000 mensen rondlopen met deze ziekte zonder dat zij dat weten (Bemelen, 2006). De ziekte geeft een scala aan klachten waarvan de behandeling kostbaar is. Een kwart van deze patiënten verliest vroeg of laat de nierfunctie. Vervanging van die nierfunctie is een groeiend medisch terrein. In een studie van de Universiteit van Groningen bleek maar liefst zeven procent van de bevolking tekenen te vertonen van nierfunctieverlies (De Jong, 2003). Op grond van het aantal onderkende patiënten zouden er 150.000 mensen niervervangende therapie moeten krijgen – een aantal dat naar verwachting de komende jaren snel zal stijgen – en nu al een kostenpost van zes tot negen miljard euro per jaar zou betekenen. In werkelijkheid krijgen maar 10.000 patiënten niervervangende therapie, van wie hooguit de helft deze vorm van suikerziekte heeft. De werkelijke kosten zijn dus ‘slechts’ twee- tot driehonderd miljoen euro per jaar (Bemelen, 2006). Dit achterblijvende aanbod ten opzichte van de berekende vraag kan wellicht verklaard worden door de relatieve nieuwheid van de overgewichtsepidemie. Het duurt tien tot twintig jaar voordat nieren aan hoge bloedsuikers bezwijken. De explosieve groei van patiëntenaantallen moet dan dus nog komen. Het kan ook verklaard worden uit onderbehandeling; patiënten krijgen pas dialyse aangeboden als zij ‘slecht genoeg’ zijn. Ze zijn dan vaak al lange tijd ziek thuis op kosten van de werkgever. Tegelijkertijd is dialyse zo’n zware ingreep dat alleen patiënten in een goede algemene conditie dit kunnen doorstaan, met als gevolg dat er ook patiënten zijn die geen dialyse aangeboden krijgen maar sterven. Of ze sterven als restverschijnsel van ‘ouderwets’ paternalisme, vanwege budgetperikelen, of omdat nogal wat zorgverleners niet in de hightech consensus geloven. Ik denk dat onderbehandeling om welke reden dan ook de werkelijke behoefte aan dialyse in Nederland maskeert. Sinds de zeventiger jaren zijn er duizenden artikelen over onderbe-
78
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 78
21-02-2008 15:40:51
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
handeling geschreven, een probleem dat op allerlei terreinen in de medische wereld speelt. Voor suikerziekte door overgewicht geldt dat het afhankelijk van de regio gemiddeld vier tot zeven jaar duurt voordat de diagnose wordt gesteld. Als gevolg van deze lange periode van onderbehandeling is er een toename met twintig procent van onherstelbare complicaties, zoals verlies van nierfunctie en blindheid; complicaties die grotendeels voorkomen kunnen worden als op tijd intensieve behandeling wordt ingezet (Harris, 1992). Eerder behandelen is ook goedkoper (Centers for Disease Control and Prevention, 1998). Diabetesmedicijnen zijn goedkoper dan dialyse en blinden geleidehonden. In veel artikelen wordt dringend geadviseerd de voorgeschreven hightech consensusbehandelingen voor suikerziekte te volgen. Ook in juridische termen moeten zorgverleners zich hieraan conformeren. Ik vind de onderbehandeling van diabetici in Nederland dus merkwaardig. De patiënten hebben namelijk veel herkenbare klachten, de ziekte komt veel voor, de diagnose is eenvoudig te stellen en het is een aandachtsgebied van de overheid. Misschien ligt de verklaring wel in het feit dat veel zorgverleners zich van de richtlijnen niets aantrekken en het oude paternalisme nog niet hebben afgeschud. In de VS is meer technisch ingrijpen uit angst voor juridische sancties bij onderbehandeling. Zorgverleners in de VS kunnen zich dus minder paternalistisch gedragen (Herzlinger, 1997). Uit de literatuur blijkt dat de veel hogere kosten van de gezondheidszorg in de VS zo verklaard kunnen worden. Naar mijn stellige mening zijn de door onze overheidsinstituten uitgevaardigde richtlijnen voor behandeling een moderne technocratische reactie op een onpeilbare zorgvraag. Er ontbreekt regulering van redelijke toekenning in de praktijk op grond van politiek-economische afwegingen. Deze richtlijnen geven mij de indruk dat het in Nederland aan politiek leiderschap ontbreekt. De politiek durft geen keuzen te maken, en de gevolgen zoals onderbehandeling worden afgeschoven op de burger. Moderne politieke leiders zijn in mijn ogen heel onvoorzichtig, omdat de in richtlijnen gevatte zorg vooral politiek correct taalgebruik is. De voorgeschreven activiteiten worden echter vervolgens niet alleen niet-betaalbaar gemaakt, maar hebben vaak ook onredelijk grote proporties. Doordat de middelen voor de uitvoering van de richtlijnen
79
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 79
21-02-2008 15:40:51
WE ZIJN DE KLOS
vaak ontbreken, komen de andere betrokken partijen uit de zorgsector ermee in conflictueuze situaties. Burgers kunnen ervoor kiezen om hard te schreeuwen om zich zo een onevenredig groot deel van de beschikbare middelen toe te eigenen, of bescheiden zijn en ziek blijven. Zorgverleners worden gefrustreerd doordat ze niet aan de vraag kunnen voldoen, waardoor zij vaak achter de feiten aanlopen. Ze hebben vaak het gevoel niet anders te kunnen en voelen zich gedwongen de geneeskunde te zien als schadebedrijf. Ik vind het niet waarschijnlijk, dat de oorzaak van onderbehandeling ligt bij patiënten, het natuurlijke beloop van ziekten, bij zorgverleners, verzekeraars of farmaceuten. De meest waarschijnlijke oorzaak is in mijn ogen de manier waarop onze overheid de gezondheidszorg heeft georganiseerd.
3.3 Verplichte zorgkosten kunnen aanzienlijk omlaag In 2006 is het Nederlandse zorgstelsel vernieuwd. Alle burgers hebben een verplichte premie voor het zogenaamde basispakket opgelegd gekregen. In mijn ogen is dit een bewijs van overheidspaternalisme. Gezien de groei van het budget waarmee de overheid de zorgbureaucratie in stand houdt, en de toename van de centrale bureaucratie van de zorgsector, denk ik dat het staatspaternalisme zelfs in de lift zit. De basispremie voor een echtpaar zonder kinderen bedraagt € 509,84 per maand (2007), deels netto en deels verhaald via werkgever en belastingdienst. Onduidelijk blijft wat zorgconsumenten daarvoor terugkrijgen. De burger heeft geen invloed op het verplichte zorgaanbod. Er bestaan geen mogelijkheden om met een lagere premie uit te komen door bijvoorbeeld van behandelingen als longtransplantatie af te zien. De premie wordt ook niet beïnvloed door gezond gedrag. Het verplichte, door de staat opgelegde zorgaanbod past niet bij de burgerlijke normen en waarden. Veel burgers begrijpen dat zo’n keurslijf niet aansluit bij het postmoderne paradigma. Een nationale enquête in juli 2006 in Amerika wees bijvoorbeeld uit dat een meerderheid (53%) het redelijk vindt wanneer burgers met een ongezonde leefstijl meer zorgpremie betalen dan gezond levende mensen (Steinbrook, 2006). In een bevolkingsonderzoek uit 2005 bleek dat maar liefst 74% van de burgers in ons land er net zo tegenaan kijkt als Ame-
80
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 80
21-02-2008 15:40:52
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
rikanen (Webcongres: Overheid mag zich bemoeien met overgewicht.).2 Gezien de aanzienlijke kosten voor het verplichte pakket in Nederland vraag ik me af of dit een basispakket genoemd mag worden. Ook vraag ik me af of de balans tussen kosten en baten in termen van gezondheidswinst is gevonden met dit basispakket. Bij deze vragen is een internationale vergelijking van levensverwachting inzichtgevend. De kanttekening die ik hierbij wel moet maken, is dat er geen harde conclusies te trekken zijn doordat landen niet alleen verschillende zorgsectoren hebben, maar ook verschillende populaties met verschillend gedrag. In Nederland was de levensverwachting in 2002 voor mannen 76,2 jaar en voor vrouwen 80,9 jaar. Uit onderzoek in 2000 bleek de levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen – dus tot welke leeftijd de mensen gezond bleven – lager te liggen, namelijk bij 69,9 jaar (man) en 69,8 jaar (vrouw). Er wordt dus jaren getobd met de gezondheid aan het eind van het leven. Een belangrijk gegeven hierbij is dat de lengte van deze periode van tobben grotendeels door het eigen gedrag wordt bepaald. Mensen die een intellectueel uitdagend leven leiden, goed eten en dagelijks joggen, tobben gemiddeld maar enkele maanden met hun gezondheid aan het einde van hun leven. Maar anderen, die ongezond leven, tobben vaak meer dan een decennium.3 Dit dominante belang van het eigen gedrag voor de eigen gezondheid verklaart in mijn ogen waarom zorgpremies er weinig toedoen. In arm Costa Rica, waar vrijwel geen budget is voor gezondheidszorg, ligt de levensverwachting met 76,6 jaar niet veel lager dan bij ons. In de Verenigde Staten, met de hoogste kosten voor gezondheidszorg, is de levensverwachting ook vergelijkbaar met 76,4 jaar (Daniels, 2002). Interessant is ook het onderzoek van Amartya Sen. Hieruit blijkt dat de zorgkosten in de arme staat Kerala in India enkele euro’s per maand bedragen, terwijl de levensverwachting er 74 jaar is (Sen, 2002, 2005). De levensverwachting in deelstaat Kerala ligt boven de levensverwachting van India als geheel. India kent een gemiddelde levensverwachting van 64 jaar, terwijl India gemiddeld rijker is dan Kerala. De vraag die het onderzoek van Sen bij mij oproept, is hoe het mogelijk is om gezondheid tegen lage basiskosten te realiseren. Hoewel er geen gecontroleerd onderzoek naar is gedaan, maakt Sen aannemelijk
81
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 81
21-02-2008 15:40:52
WE ZIJN DE KLOS
dat het succes in Kerala wordt bepaald door een brede kijk op gezondheid. Factoren die Sen van invloed acht op de gezondheid, zijn de relatief hoge politiek-economische participatie van de bevolking, en op de burger georiënteerde politieke instituties. Gezondheidseducatie en emancipatie, vooral van vrouwen in armere populatiesegmenten, zijn ook determinanten voor de gezondheid. Verder spelen eenvoudige vormen van zorg een rol, zoals het zetten van botbreuken, vaccinaties en gezondheidscontroles op punten waar interventies veel zin hebben. Deze minimale, op iedereen gelijkelijk toegepaste basiszorg voorkomt de kans op ongewenste ziekteoverdracht, zoals bij open tuberculose. Daarnaast voorkomt deze basiszorg in de meeste gevallen het voortijdig sterven door ziekte. Mijn conclusie is dat het basispakket waar Nederlanders verplicht voor moeten betalen, geen basispakket betreft. Het gaat om een uitgebreide dekking, die vooral duur is door zorg aan het levenseinde voor aandoeningen die grotendeels zijn te voorkomen. Arnold Kling noemt dit premium medicine, en hij laat zien dat dit een belangrijke oorzaak is van hoge kosten van gezondheidszorg in de VS (Kling, 2006). Een écht basispakket kan voor een prikkie worden geleverd. Er moet dan wel aandacht komen voor een aanpak die gericht is op de gezondheid van de populatie met een bredere kijk op geneeskunde dan we nu kennen. Het is vaak aangetoond dat niet-geneeskundige producten betere resultaten geven en tegen lagere kosten dan medicatie. Gezondheidseducatie is bijvoorbeeld veel effectiever dan medicijnen bij de behandeling van diabetes door overgewicht. Op dit moment stopt de educatie echter vaak nadat de diagnose is gesteld, omdat het huidige stelsel educatie niet vergoedt. Een bredere kijk op gezondheid is ook nodig om ellende door ‘ongezonde adviezen’ te voorkomen. Hoe kon het tientallen jaren duren voordat een advies zoals dat van Benjamin Spock, om baby’s op hun buik te leggen, werd doorgeprikt? Dit advies heeft duizenden vermijdbare sterfgevallen onder baby’s veroorzaakt. Het duurde veel te lang voordat werd begrepen dat Spocks advies een belangrijke oorzaak was van wiegendood. Het opleggen van hoge premies voor een basispakket dat geen basispakket is, geeft de overheid in mijn ogen legitimiteitsproblemen. Zeker wanneer dit pakket geen effectieve of doelmatige prikkels geeft om gezondheid te bevorderen, en foute gezondheidsadviezen maar matig tegenhoudt. Het gaat in Nederland om tientallen miljarden euro’s aan
82
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 82
21-02-2008 15:40:52
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
premiegelden op jaarbasis. Veel gezinnen kunnen dit geld volgens mij beter besteden aan de studiekosten van de kinderen, de sportschool en aan meer verantwoorde voeding. De nieuwe betalingssystematiek die in 2006 is opgelegd door de politieke instituties definieert de zorgverlening in alle detail. Het grote nadeel van deze systematiek is dat hierbij niet wordt uitgegaan van de vraag van de burger, maar van een zorgaanbodeconomie. De consument zit echter met een wettelijk opgelegde kostenpost opgescheept, die al decennia lang sneller groeit dan het inkomen. Het is onduidelijk wat de burger hiervoor terugkrijgt.
3.4 De betalingssystematiek is vervreemd van de medische praktijk Onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Volksgezondheid valt het College Tarieven Gezondheidszorg, dat ook wel de Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) wordt genoemd. Hoewel de zorgsector geen vrije markt kent maar een planeconomie, noemt deze autoriteit zichzelf de ‘zorgmarktmeester’. De zorgmarktmeester schrijft in de praktijk de activiteiten op de zorgmarkt en de hiervoor geldende tarieven voor (sic!). De definitie van deze activiteiten komt tot stand in een onnavolgbare wirwar van afstemming met de ziekenhuizen, de wetenschappelijke verenigingen van diverse zorgverleners, ICT-marktpartijen, adviesbureaus, onderhoudsbureaus en door het ministerie van Volksgezondheid betaalde andere zorgautoriteiten. Naast deze uitvoerende taak houdt de NZA ook toezicht op de zorgsector. Bij de invoering van de nieuwe betalingssystematiek is rekening gehouden met historische kostenberekeningen. Het stelsel is grotendeels gebaseerd op gemeten activiteiten van zorgverleners zoals die plaatsvonden toen de betalingen volgens eerdere activiteitensystemen werden gerealiseerd. Op grond hiervan zijn de medische normactiviteiten en normvergoedingen voor het verrichtingenstelsel vastgesteld. Daarbij zijn voor een groot deel ook de oude definities overgenomen. Zorgverzekeraars weten bijvoorbeeld precies hoe groot hun uitgaven aan de post ‘dialyse’ in de afgelopen jaren waren. Ze kunnen trendmatige voorspellingen doen voor de toekomst. Het goede hiervan is, dat als er niets fundamenteels verandert, die voorspelling vrij nauwkeurig is. Dat betekent overigens niet dat de zorgverzekeraars zo te weten ko-
83
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 83
21-02-2008 15:40:53
WE ZIJN DE KLOS
men wat het belang ervan is voor de zorgconsument die uiteindelijk toch de rekeningen betaalt, of wat de kosten ervan zijn in een markteconomie. Buiten de gezondheidszorg, in de meeste andere sectoren, is de aandacht meer gericht op de consument dan op de geschiedenis. Neem bijvoorbeeld een luchtvaartmaatschappij. Historisch zijn er kengetallen over veiligheid, stoelenbezetting, verloren bagage, beenruimte, catering, enzovoort, maar parallel daaraan worden nieuwe strategieën uitgetest die worden gebaseerd op ‘wat‑als‑vragen’. Als de ticketprijs groener wordt en omlaag kan door langzamer te vliegen, dan wordt dit aan de klanten aangeboden. Vervolgens wordt de reactie van het publiek op het langzamere vliegen onderzocht. Het management van grote bedrijven stelt zo duizenden vragen per dag aan het publiek en doet zo steeds weer nieuwe kennis op. Buiten de zorgsector wordt de belangrijkste kennis niet door historische kostenberekeningen voortgebracht maar door analyse van marktontwikkelingen en klantbehoeften. De berekeningen van de actuaris worden constant beoordeeld op aansluiting op de actualiteit. Deze cultuur van voortdurende informatieproductie over de werkelijkheid is onbekend in de gezondheidszorg. Management van zorginstellingen heeft dan ook weinig mogelijkheden om strategisch betrokken te zijn bij ontwikkeling van de vraag. Voor een deel bestaat de nieuwe betalingssystematiek uit het verrichtingenstelsel voor de zorgverleners. Dit stelsel kent een soort ‘activity based costing opzet’ (ABC) en heeft op de rekenmeesters denk ik een intuïtieve aantrekkingskracht, omdat deze het mogelijk maakt om activiteiten op uurbasis uit te betalen. Het lijkt een simpele opzet, waarin alleen de uren die worden besteed aan de activiteiten geadministreerd hoeven te worden. In mijn ogen is dit echter meteen het allergrootste nadeel: het blijft namelijk onduidelijk of de door de sector geleverde uren nuttig zijn besteed, dus wat de toegevoegde waarde van de geneeskunde is voor de gezondheid van de burger. In een weinig complexe omgeving van bijvoorbeeld de uitbetaling van twee knechten die met een boer mee opwerken, kan deze ABC‑ systematiek denk ik wel worden toegepast. De toegevoegde waarde waarvoor de boer betaalt hoeft niet gemeten te worden; de boer merkt heus wel of de knechten voldoende bijdragen aan het productieproces.
84
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 84
21-02-2008 15:40:53
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
Het systeem kan in mijn ogen echter onmogelijk worden toegepast in een complexe omgeving zoals die van de geneeskunde, waarin het meten van de toegevoegde waarde er wel degelijk toe doet. Er zijn bij mijn weten ook geen voorbeelden van complexe omgevingen waarin activity based costing wél werkt of heeft gewerkt; de systematiek is in het bedrijfsleven allang verlaten. De betalingssystematiek heeft een primaire oriëntatie op de benodigde tijd voor het uitvoeren van activiteiten, waarin de intuïtieve ‘logica’ van rekenmeesters wordt gevolgd. De betalingen worden gekoppeld aan de gemiddelde tijd die nodig is om bepaalde activiteiten uit te voeren bij een in algemene termen omschreven ziektegeval. In Den Haag beseft men niet dat de praktijk niet aan zulke regeltjes opgehangen kan worden. In intentie bestaat het stelsel dus uit tarieven voor voorgeschreven medische activiteiten, die ook wel zorgconstructen worden genoemd. De zorgverzekeraars kunnen activiteiten inkopen voor hun verplicht verzekerden bij door de staat voorgeschreven zorginstellingen. De prijzen die de zorgverzekeraar betaalt, zijn ook door de staat bepaald, hoewel daar in de huidige consensuspolitiek nog heel wat spanningsvolle afstemming bij komt kijken. Een uitzondering op deze regel vormen de geneesmiddelen en de zorghulpmiddelen waarvoor de fabrikanten de prijzen vaststellen. In dat laatste geval kan de overheid de prijs beïnvloeden door de producten al dan niet op te nemen in het pakket, en door een clusteringssystematiek en/of prijsreductie toe te passen. Dit prijsbeleid van de overheid staat los van het verrichtingenstelsel. Via het verrichtingenstelsel wordt ongeveer veertig procent van de betalingen uitgevoerd. Daarnaast zijn er andere betalingssystematieken die onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) vallen. Deze worden onder andere uitgevoerd door de gemeenten in regionaal monopolistische zorgkantoren. Er zijn verdere – voor de leek onnavolgbare – opslagen en fondsen, zoals voor ICT, bouw, apparatuur en onderhoud. Het verrichtingenstelsel heeft in principe ook een goede kant, namelijk de verplichte koppeling tussen een diagnose uit de lijst van diagnosen en een behandeling uit de lijst van behandelingen, in de wandelgangen ‘Diagnose Behandel Combinatie’ (DBC) genaamd. Door elke activiteit te voorzien van een uniek zorgvraagnummer dat gekoppeld moet wor-
85
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 85
21-02-2008 15:40:54
WE ZIJN DE KLOS
den aan een diagnose, zijn behandelingen die volgens zorgverleners zijn uitgevoerd te herleiden naar ingevulde diagnosen. Hierdoor kan er helderder geadministreerd worden. De DBC’s zijn echter onnodig ingewikkeld en niet te vergelijken met die van andere landen. Ze versterken daardoor de regionale positie van de verzekeraars. Het Nederlandse zorgverzekeraarskartel is met de DBC‑systematiek in mijn ogen versterkt. In de praktijk is bovendien niet altijd sprake van eenduidige medische activiteiten, gedefinieerd met codes en tarieven. Het ABC‑systeem ‘werkt’ in die gevallen niet. Soms zijn er geen codes voor medische activiteiten voorhanden, of zijn de beschrijvingen van de activiteiten overlappend, of worden in plaats van activiteiten diagnosen, materialen of procedures beschreven. Dezelfde activiteit wordt soms in verschillende secties van de opgestelde tabellen beschreven onder verschillende codes en tarieven. Er zijn correctiefactoren en uitzonderingen, omvattende codes en afrondingsdefinities, met weer uitzonderingen die niet consistent worden toegepast. Er zijn hoofd- en nevenactiviteiten, maar het is niet duidelijk hoe die categorisering tot stand is gekomen. De activiteiten zijn bijna zonder uitzondering niet up‑to‑date. Er is geen gebruikersapplicatie of gebruiksaanwijzing. De regulering verplicht alle burgers hetzelfde af te nemen. Maatwerk wordt niet geleverd. Ik vermoed dat de bureaucratie die om de hele betalingssystematiek is opgetuigd, onmiddellijk op tilt zou slaan bij maatwerk. Aan het verrichtingenstelsel hangen verder bijzondere vereffeningregels. Deze staan naast de algemeen toepasbare regels. Vereffeningregels zijn relationeel bepaalde vergoedingenregelingen, bijvoorbeeld in opslagen van gemiddeld 25 procent op de verrichtingsinkomsten. Deze worden door de staatserkende instelling zelf met de autoriteit uitonderhandeld (Van der Ham, 2006). De verschillen zijn enorm: het universiteitsziekenhuis Amsterdams Medisch Centrum (AMC) krijgt voor elke verrichting bijvoorbeeld 300 procent opslag, terwijl particuliere initiatieven niets extra’s krijgen. Het verrichtingenstelsel maakt het voor de zorgsector moeilijk om nieuwe behandelingen te introduceren. Er zijn tal van medische terreinen waarop geen behandelingen worden toegepast in de praktijk omdat zij geen declaratiemogelijkheden kennen. Er worden vrijwel geen aanvragen gedaan om nieuwe verrichtingen
86
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 86
21-02-2008 15:40:54
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
aan de systematiek toe te voegen. Dit is des te opvallender, omdat tegelijkertijd de uitgaven aan zorg omhoog vliegen en de biotechnologie zich stormachtig ontwikkelt. De Nederlandse zorgsector ontwikkelt zich niet conform de economische macht en de technologische kracht die de sector heeft. Vooral op het gebied van preventie ontbreken declaratiemogelijkheden. Ik ben ervan overtuigd dat bijvoorbeeld op het gebied van liesbreuken, diabetes en hart- en vaatziekten alle partijen gebaat zouden zijn bij preventie. De relatie tussen de declaratiemogelijkheden in het verrichtingensys teem en de gezondheid van burgers is mij geheel onduidelijk. Het DBC‑systeem is een voornamelijk op historische berekeningen gebaseerde systematiek die behalve de vraagontwikkeling ook onze welvaartontwikkeling remt. De door de staat voorgeschreven activiteiten zijn vervreemd van zowel de burger als de medische praktijk.
3.5 Oostblokmodel voor betalingen remt de zorgvraagontwikkeling Een voorbeeld uit mijn eigen ervaring geeft het wereldvreemde karakter aan van het verrichtingenstelsel. Het dichtschroeien van een adertje in de neus kost bij de KNO‑arts ruim 1400 euro, terwijl de schoonheidsspecialist het op de neus doet voor 1 euro (2006). Ik ben bang dat ik niet de enige consument ben, bij wie het vertrouwen in de zorgsector wordt ondermijnd door zulke hoge bedragen voor kleine ingrepen. Het verrichtingensysteem geeft niemand echt inzicht in de kosten en bovendien zijn die kosten nergens aan te relateren. Het zou mijns inziens nuttig zijn om kosten voor verrichtingen te relateren aan de resultaten van de medische praktijk voor de consument. Maar dat is in de huidige systematiek onmogelijk, omdat de resultaten niet worden gemeten. Hierdoor blijft de effectiviteit van de budgetten onbekend en kan er ook niet effectief op worden gestuurd. In de literatuur is veel onderbouwde kritiek op de Nederlandse verrichtingensystematiek voor de zorgsector te vinden. Het verrichtingenstelsel geeft bijvoorbeeld geen inzicht in kosten, sociale effecten, opleiding en verantwoordelijkheid van burgers en medische stand (Geerts, 2004). Vanuit overheidsperspectief maakt het verrichtingenstelsel de financiën oncontroleerbaar. Uit de literatuur blijkt verder dat het vooral de combinatie van onnodige complexiteit en nutteloosheid
87
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 87
21-02-2008 15:40:54
WE ZIJN DE KLOS
is die het verrichtingenstelsel onaantrekkelijk maakt (Berg, 2006). Het verrichtingenstelsel geeft verkeerde prikkels (Grumbach, 1998), waar niet alleen administratief, maar ook medisch-inhoudelijk naar wordt gehandeld door zorgverleners (Weeks, 1996). Voor de VS wordt geschat dat twintig tot veertig procent van de patiënten als gevolg van het verrichtingenstelsel geen adequate behandeling krijgt (Schelleke, 2001; Brook, 1989; Schuster, 1998; Boufford, 2002). Een voorbeeld uit de VS komt van de groep van Moseley, die heeft aangetoond dat de meeste knieoperaties financieel lucratief zijn, maar niet effectief in termen van gezondheidswinst (Moseley, 2002). Het verrichtingenstelsel prikkelt om behandelingen op te splitsen, om chirurgie te bedrijven die voorbijgaat aan natuurlijke openingen van het lichaam. Het stimuleert om geneesmiddelen voor te schrijven in plaats van andere mogelijkheden toe te passen zoals educatie, zelfs als dat effectiever en veiliger is. Er zijn prikkels voor ziekenhuisopname en veel diagnostiek. Er zijn weinig prikkels voor behandeling, hoewel daarop uitzonderingen zijn. Er zijn omvattende codes die onderbehandeling in de hand werken, zoals prikkels om behandelingen uit te stellen, totdat er complicaties optreden die betere vergoedingen kennen. Onnodig complexe, niet te onderhouden regulering, zoals van het verrichtingenstelsel in Nederland, is niet uniek. Uit de literatuur blijkt dat een vergelijkbare systematiek in de VS een opstand gaf onder zorgverleners (Kassirer, 1998) en fraude in de hand bleek te werken. Het afromen van relatief gezonde patiënten (creaming) en het dumpen van zieke, kostbare patiënten (dumping) is in een dergelijk systeem eenvoudig, en vrijwel niet detecteerbaar (Lezzoni, 1998). Het laat het opcoderen en herclassificeren van zieken ten gunste van betere betalingen ongemoeid (Brett, 1998). Dit bleek niet oplosbaar met meer gedetailleerde ABC‑sys temen, omdat de administratieve belasting dan escaleert (Kassirer, 1998). In Nederland wordt volgens mij maar wat gedeclareerd. De gedachte onder de declaranten is gericht op het ‘kwijtraken’ van handelingen in het systeem. Dit lukt tot nu toe denk ik goed, doordat er eindeloos gevarieerd kan worden met zesduizend verschillende categorieën van diagnose en therapie die vrijwel willekeurig gecombineerd worden. Declaranten denken er niet over om bij nieuwe diagnosen of therapieën of combinaties daarvan een nieuwe verrichting aan te vragen. Dat creëert alleen nog maar meer administratie.
88
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 88
21-02-2008 15:40:55
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
Beoordelaars van het verrichtingenstelsel vinden de hiermee verzamelde informatie van weinig belang. De meest gehoorde opmerking is dat de uitgangspunten verwarrend zijn. Het gebruik van de term systematiek is in mijn ogen niet te rechtvaardigen. Daarnaast vind ik de uitvoering mislukt. De informatie is zo ernstig ‘vervuild’ door opportunistische declaranten, dat deze in mijn ogen als onbruikbaar moet worden beschouwd. Controlemogelijkheden zijn met enige moeite nog wel te verzinnen, maar in de praktijk zinloos, doordat de declaranten deze mogelijkheden snel zullen leren omzeilen. De administratiekosten die gemoeid zijn met het Nederlandse verrichtingensysteem zijn hoog. Voor een vergelijkbaar, zij het iets minder complex systeem, zijn die kosten in de VS bepaald. Het bleek dat tussen 1969 en 1999 het aandeel van de administratiekosten was gestegen van 18,2 tot 27,3 procent van de omzet. Ik denk dat in andere westerse landen en Japan de administratiekosten minstens zo hoog zijn. In de Nederlandse ziekenhuizen nam tussen 1997 en 2004 het aantal managers en administrateurs tweemaal zo snel toe als het aantal artsen, tot zeventien procent van het totale aantal banen.4 Daarnaast beschikken verzekeraars en overheden zelf ook nog over administraties en management. Voor zover mij bekend, levert dit geen bijdrage aan resultaten voor de burger, die uiteindelijk de financiering opbrengt. De literatuur overziende vind ik het ongelofelijk om te zien hoe de zorgverrichtingensystematiek in elkaar zit. Zelfs de ABC‑insteek is niet integer. Het is naar mijn mening een ‘doe‑maar‑wat‑systematiek’. Het bizarre is dat er geen enkele medische of sociale reden is om zo ingewikkeld te doen, terwijl de prijs die de burger voor de administratie betaalt hoog is. De invoering van het verrichtingenstelsel is alleen te rechtvaardigen als aangetoond zou worden dat de zorgplaneconomie werkt. De zorgplaneconomie moet bijdragen aan de kwaliteit, toegankelijkheid, betaalbaarheid, vraagontwikkeling en innovatieontwikkeling in de zorg. In mijn ogen zijn geen van deze doelen gehaald.
3.6 De overheid moet het mislukken van de nieuwe betalingssystematiek erkennen Ik vind dat de overheid moet erkennen dat de nieuw ingevoerde betalingssystematiek niet werkt. De systematiek heeft als effect dat farma-
89
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 89
21-02-2008 15:40:55
WE ZIJN DE KLOS
ceuten niet naar gezondheidswinst hoeven te zoeken voor hun producten en dat de prijs niet wordt bepaald door de waarde van een product. Farmaceuten kunnen effectievere producten die minder lucratief zijn, bijvoorbeeld omdat er geen patent op is, afdanken. Wat ik ook onjuist vind aan de huidige betalingssystematiek, is dat het zorgverzekeraars en zorgverleners stimuleert om het zorgaanbod af te romen op minder ernstig zieke, jongere patiënten. Ze kunnen de meer ernstige gevallen vrij gemakkelijk buiten de poort houden. Instellingen willen bijvoorbeeld liever goedbetalende klanten voor liposuctie (creaming) dan een patiënt met hemofilie die antistoffen aanmaakt tegen toegediend factor VIII (dumping). De overheid houdt hierop onvoldoende toezicht. Bovendien maakt de overheid sommige activiteiten goed betaalbaar en andere activiteiten slecht. Hierdoor kunnen partijen zich asociaal gedragen.
Ook al is er een aannameplicht van consumenten voor verzekeraars, er blijft in de praktijk gelegenheid genoeg om verzekerden ‘weg te pesten’. Een verzekeraar kan altijd papierwerk kwijtraken of declaraties bij herhaling niet begrijpen. Zorgverleners kunnen het bijvoorbeeld te druk hebben voor bepaalde patiënten. De verrichtingensystematiek is in mijn ogen een uitnodiging tot institutionele verrijking ten koste van sommige zorgconsumenten. Uit de literatuur blijkt dat dit asociale gedrag mogelijk speelt voor dertig procent van de zieken (Holland, 2005). De overheid kan met de huidige betalingssystematiek niet genoeg doen tegen creaming en dumping, omdat de systematiek geen inzicht geeft in de zorgsector.
90
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 90
21-02-2008 15:40:56
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
De minister van Volksgezondheid heeft een aanzet gegeven om creaming en dumping via een achterdeur op te lossen met het zogeheten zorgverzekeringsfonds. Dit fonds wordt ook wel het ‘vereveningsfonds voor de zorgverzekeraars’ genoemd. Het wordt beheerd door het College voor zorgverzekeringen (CVZ), dat organisatorisch is ondergebracht bij het ministerie van Volksgezondheid. Het fonds herverdeelt vijftien miljard euro ziektepremiegeld per jaar dat door de burgers wordt betaald. Het fonds dient de onevenwichtigheid van de verrichtingensystematiek te compenseren door verzekeraars extra geld te geven voor dure verzekerden. Risicoverevening wordt door het fonds ongelofelijk ingewikkeld en ondoorzichtig berekend, en van enige samenhang met de betalingssys tematiek is geen sprake. Het is een gelijkheid beogend fonds, dat compenseert voor onvoldoende betalingen bij enkele diagnosen als nierinsufficiëntie en bij geneesmiddelengebruik. Dit vermindert de door de huidige betalingssystematiek veroorzaakte creaming en dumping enigszins. Het bijzondere van het fonds vind ik dat het ook sociaal-economische factoren erkent. Het compenseert verzekeraars voor regionale verschillen in leeftijd, geslacht en buurt. Met de sturing op buurt is er een groepsdeterminant voor de zorgsector georganiseerd, die niet medisch is. Voor het publiek onzichtbaar, wordt de zorg vanuit het centrale politieke instituut van het ministerie van Volksgezondheid op een primair sociaal-economische determinant aangestuurd. Het belangrijkste nadeel van verevening vind ik, dat het een negatieve vorm van groepsorganisatie is. Met het fonds worden groepen zoveel mogelijk ‘wegverevend’. Het is daardoor financieel gezien zinloos voor verzekeraars om bijvoorbeeld risicogroepen voor overgewichts diabetes te identificeren en te behandelen. De organisatievorm van het vereveningsfonds draagt niet bij aan de ontwikkeling van broederschappen. Er kan door verevening nauwelijks nog gereageerd worden op vragen vanuit de bevolking of op medische ontwikkelingen. Het vereveningsfonds werkt in mijn ogen innovatie tegen. Ik vind dat het ministerie van Volksgezondheid moet onderkennen dat het sociaal vervreemde karakter van de verrichtingensystematiek onmogelijk via een achterdeur kan worden gecorrigeerd met een vereveningsfonds. Alleen al de coördinatie daarvan met het verdere beleid is een de pan uitrijzende taak. Het maakt de zorgsector ook minder transparant, zeker voor de burger. Het door de overheid beheerde vereveningsfonds moet in mijn ogen onmiddellijk worden opgeheven.
91
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 91
21-02-2008 15:40:56
WE ZIJN DE KLOS
Als algemene verklaring voor de absurd aandoende verrichtingensystematiek heeft de socioloog Paul Starr voor de periode 1888‑1980 laten zien dat de Amerikaanse overheidsregels vooral de macht en de belangen van de medische professionals dienden. Starr laat zien dat het de beroepsgroep lukte om met zekerheid zeer goed betaald te worden. Het medisch handelen werd losgeweekt van verdere overwegingen, vooral van de democratische macht van de burgers. De beroepsgroep verwierf het exclusieve recht om patiënten te bedienen (Starr, 1982). Het onderzoek van Starr is echter gedateerd en kent geen opvolging. Ik denk niet dat zijn verklaring ook geldt voor de periode na 1982 in Nederland, doordat vanaf die tijd de macht van artsen af lijkt te nemen ten gunste van de overheidsbureaucratie. De lonen stegen niet verder en veel medici kwamen in dienstverband. Sindsdien zijn veel overheden overgegaan van verrichtingensystematiek voor diensten (fee for service) naar verrichtingensystematiek voor activiteiten, waardoor de vrijheid van handelen van medici verder is afgenomen. Niet alleen door meer detaillering van voorgeschreven medisch gedrag, maar ook door de budgettering ervan zijn de vrijheden voor de zorgverleners aanzienlijk beknot. Het nieuwe betalingssysteem in Nederland kent vaste prijzen voor het medisch handelen bij bepaalde diagnosen en behandelingen. Het is daardoor nog minder goed mogelijk om de extra’s te doen die soms nodig zijn om voldoende kwaliteit van zorg te leveren. Ik heb deze stelling al eerder onderbouwd met concrete voorbeelden uit een tiental domeinen van de Nederlandse geneeskunde, waaronder kankerbehandeling (Huppes, 2001). Sinds 1982 lijkt het erop dat de politieke instituties toenemend het paternalisme van de medische stand overnemen. De Orde van Medisch Specialisten zegt hierover: ‘In plaats van dat het zorgproces door het verrichtingenstelsel transparant wordt, bepaalt nu het geautomatiseerde systeem hoe het zorgproces eruit moet zien’ (Feijter, 2006). Ambtenaren en politici geloven in dit paternalisme. Zij zijn ervan overtuigd dat het goed is dat de staat de paternalistische rol van de artsen overneemt. Ik vrees dat de staat zijn eigen mogelijkheden overschat en er beter aan zou doen ervoor te zorgen dat de consument zelf volwassen kan gaan handelen in de zorgmarkt.
92
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 92
21-02-2008 15:40:57
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
3.7 Beslissers als bendeleden van de Zwarte Hand Als voor de methode van activity based costing (ABC) wordt gekozen, moet het verrichtingenstelsel eigenlijk de honderdduizenden handelingen omschrijven die medici ter beschikking staan om patiënten te helpen. Voor marktconforme prijzen moeten deze handelingen dan voortdurend in alle relevante opzichten onderzocht worden op hun nut bij toepassing. Bij de Nederlandse zorgverzekeraars en zorginstellingen zijn nu al ideeën dat er misschien wel 10.000 handelingen moeten worden onderscheiden. De Amerikaanse zorgverzekeraar Anthem Blue Cross Blue Shield kent 750.000 elementen waaruit handelingen zouden kunnen worden opgebouwd.5 Wat we nu echter zien, is dat de zesduizend regels van het verrichtingenstelsel die nu door de overheid bij elkaar zijn geharkt, er al veel teveel zijn om verbonden te kunnen worden met de medische praktijk. Het te grote aantal regels schept in mijn ogen alleen maar chaos. De regels houden geen enkel verband met de medische praktijk en zijn losgeslagen van de belangen van de zorgconsument. Ik denk dat de zorgsector in Nederland door het huidige verrichtingenstelsel wel móét degenereren. Waarom reageert de politiek hier niet op? Tot nu toe is het de sociale wetenschappers niet gelukt om verbetering aan te brengen in de politieke cultuur van de zorgsector. Wel is door velen geargumenteerd voor het wonder dat een goed gereguleerde markt tot stand kan brengen in vergelijking tot de chaos van een planeconomie. Dit standpunt heeft tot nu toe (uiteraard) weinig weerklank gevonden in de burelen van onze nationale zorgplaneconomen. Ik vind het voorbeeld van de socioloog Gordon Tullock heel inzichtgevend ter onderbouwing van het pleidooi voor een goed gereguleerde markt. Hij vergeleek de resultaten van het 502e truckbataljon van het Amerikaanse leger met commerciële vervoersbedrijven. Het bleek dat de commerciële markt, ondanks een enorme variatie aan vrachtwagens en operationeel gebied, vrachtwagens relatief veel sneller en goedkoper gerepareerd kreeg dan het leger. En dat terwijl het leger zich nota bene had beperkt tot één type vrachtwagen. Om de wagens te laten rijden was een enorme bureaucratie ter ondersteuning in het leven geroepen. Ondanks enorme investeringen, zoals in onderdelenlogistiek, onderhoud en monteursopleidingen, bleven veel wagens lang kapot (Tullock, 2005). In zijn boek The Road to Serfdom heeft de econoom Friedrich Hayek als een van de eersten geargumenteerd dat het op rampen uitloopt als de
93
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 93
21-02-2008 15:40:57
WE ZIJN DE KLOS
overheid de activiteiten van een sector beperkt tot staatsgedefinieerde activiteiten (Hayek, 1956). Dit argument is later onderbouwd door de wiskundige Michael Polanyi. Polanyi’s getalsmatige onderbouwing, die door Tullock verder is uitgewerkt, laat zien dat de bureaucratie van een zorgplaneconomie met enige complexe reikwijdte altijd faalt. Het blijkt onmogelijk voor een bureaucratie om in te spelen op de diverse belangen van de diverse gebruikers. Vooral de omvang van de coördinatietaak escaleert bij enige reikwijdte. Die escalatie ontstaat door de noodzaak steeds meer lagen aan te brengen in de hiërarchie. Als de reikwijdte verder gaat dan de coördinatie van een simpele activiteit als postzegels verkopen, ontstaat een complexiteit die het organiseren van de coördinatietaak voor de bureaucratie onoplosbaar maakt (Polanyi, 1950). Meer recent heeft de econoom Francis Fukuyama aannemelijk gemaakt dat de overheidsbureaucratieën van zwakke derdewereldlanden ook deze fout maken. Ze overschatten zichzelf in hun coördinatiemogelijkheden van de activiteiten in hun land (Fukuyama, 2004).
Deze argumentatie geldt naar mijn mening ook voor de Nederlandse zorgsector. Er zijn barrières in de vorm van een groot aantal door de overheid opgelegde, gordiaans verknoopte administratieve regels met weinig of geen toegevoegde waarde voor de zorgconsument. De centrale autoriteit vervult rollen in beleid, audit, management en uitvoering, en laat die rollen door elkaar lopen. Vanuit het perspectief van de burger komt de overheid niet veel verder dan het opstellen van ‘wenslijstjes’ in de vorm van voorgeschreven verrichtingen bij diagnosen. Aangezien deze onuitvoerbaar blijken, faalt ogenschijnlijk de zorgsector, maar in feite faalt de overheid. In de opkomende informatiesamen-
94
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 94
21-02-2008 15:40:58
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
leving is dit overheidsfalen een politiek risico geworden, dat in mijn ogen een aanpassing van de rol van de staat afdwingt. Vanuit een democratisch standpunt streven overheden niet langer de best denkbare politieke praktijk na bij de regulering van de zorgsector in een zorgplaneconomie. De ingerichte betalingssystematieken, waaronder het nieuwe verrichtingensysteem, tonen volgens mij alleen maar de arrogantie van de macht. De beslissers bij de overheid vatten het zorgproces in steeds nieuwe zorgplanregulatie, die geen relatie met de burger beoogt en slechts chaos teweegbrengt in de sector. De beslissers raaskallen in mijn ogen als zij beweren dat ze een zorgmarkt aan het scheppen zijn. Het beeld dat de beslissers van de overheid bij mij oproepen, is dat van de jongensbende van de Zwarte Hand. In een cynische bui denk ik wel eens dat de chaos in de zorgsector de bendeleden de gelegenheid geeft om hun zakken te vullen bij het uitvoeren van het ene na het andere vernieuwingsproject. Ik sprak met marketingdirecteuren van ICT- en adviesbedrijven die mij vertelden dat het gebruikelijk is om dergelijke beslissers zo’n dertig procent van de omzet cadeau te doen als er een nieuw project wordt aangenomen, bijvoorbeeld op een bankrekening in Zürich. Omdat verder iedereen hoopt op een orde waar we beter van worden, krijgen de bendeleden steeds meer macht. Zij mogen de baas spelen over steeds meer instituten, peilloze budgetten en duizenden medewerkers. De beslissers krijgen zo steeds fraaiere cv’s in een personeelsmarkt die steeds harder roept om sterke mannen, zodat het lijkt alsof het niet op kan. De zorgconsumenten die dit uiteindelijk allemaal betalen, mogen niet klagen over de chaos die de bendeleden scheppen. Zij krijgen in de Nederlandse zorg geen antwoord op de simpele vraag: ‘Krijg ik waar voor mijn geld?’
3.8 De financiële norm voor het basispakket Alles wijst er in mijn ogen op dat de overheid niet langer de activiteiten in de zorg moet bepalen, en zeker geen kostbare betalingsstelsels meer in de lucht moet houden. De overheid behoort dit aan de markt over te laten en het aantal overheidsregels te verminderen. Nieuwe regels moeten marktsturing geven waardoor het basispakket goedkoper wordt. Voor een zorgpremie ter hoogte van die in een land
95
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 95
21-02-2008 15:40:58
WE ZIJN DE KLOS
als Cuba bijvoorbeeld is al een heel behoorlijk basispakket te bieden. De nieuwe regels moeten niet alleen de basiszorg betaalbaar maken, maar ook de ontwikkeling van additionele pakketten stimuleren. Hierbij moeten verzekerden die daarbij gebaat zijn, ook experimentele behandelingen kunnen ondergaan als zij dat willen. Ik stel voor dat de overheid het basispakket definieert met een simpele financiële en een medische regel. Ik stel een simpele financiële stop‑loss‑norm voor het basispakket voor van 120.000 euro over een periode van vier jaar. Hierna mag de verzekeraar besluiten de kosten niet langer te dekken. Het is eigenlijk vreemd dat er nu geen stop‑loss‑afspraken zijn in de zorgsector, want andere risico’s zoals brand en inbraak zijn zonder stop‑loss‑afspraken niet verzekerbaar. De voorgestelde financiële norm voor het basispakket in Nederland heb ik gebaseerd op gesprekken met de belanghebbende partijen. De zorgverzekeraars willen een dergelijk hoog bedrag, omdat zij bang zijn dat de overheid zich anders met de operationele details van hun pakketten blijft bemoeien. De overheid wil ook een hoog bedrag, omdat Nederland een rijk land is en het daarom niet gepast is weinig te doen voor zieke mensen. Burgers willen ook een hoog bedrag voor gezondheidszorg, omdat zij geen significant verschil willen in overleving tussen rijke en arme mensen in Nederland. Ik verwacht dat zorgverzekeraars in de toekomst echte marketing kunnen bedrijven en zich niet meer kunnen verschuilen achter ‘de minister’ en een oerwoud aan regelgeving. De financiële norm voor het basispakket biedt mijns inziens mogelijkheden om dumping van zorgconsumenten te laten afnemen. Zorgverzekeraars gaan denk ik burgers duidelijk maken tot waar hun dekking gaat, zodat zij zich indien gewenst kunnen bijverzekeren of kunnen bijbetalen als zij meer willen. Ter adstructie van de financiële norm voor het basispakket geef ik hier het voorbeeld van een patiënt met chronische bronchitis die daardoor slijtage aan de longen heeft. De vergoedingsvraag is bij welke gezondheidstoestand (longfunctie) met welk ernstig lijden (benauwdheid) de medische kosten nog gedekt zijn. Omdat het een chronische aandoening is, kan deze beoordeling over een termijn van jaren worden gemaakt. De zorg van deze patiënten blijft lang betaalbaar uit het basispakket, want zolang de longfunctie niet terminaal achteruit gaat, liggen de kosten nu rond de 5000 euro per jaar. Ik verwacht overigens dat in een legitimiteitsgericht zorgstelsel de zorgverzekeraars dit bedrag flink omlaag zullen krijgen.
96
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 96
21-02-2008 15:40:59
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
Als de longfunctie terminaal is, worden de kosten te hoog voor verdere behandeling. De patiënt ligt dan voortdurend in het ziekenhuis en heeft een dure longtransplantatie nodig, die nu overigens ook zelden wordt aangeboden. Belangrijk is dat verzekerden calculerend leren omgaan met een door de overheid helder gemaakte grens aan betaalbaarheid. De financiële norm draagt daar enigszins aan bij; als de zorg voor terminale longslijtage buiten het basispakket valt, krijgen rokers iets meer pressie om te stoppen met roken om zo hun zorg betaalbaar te houden. Roken is namelijk bijna altijd de oorzaak van deze veel voorkomende longkwaal. Rokers kunnen ook een aanvullend pakket nemen. Zij betalen dan extra premie om te zijner tijd een longtransplantatie te kunnen krijgen.
3.9 De medische norm voor het basispakket Naast de financiële norm is er denk ik een medische regel nodig om af te dwingen dat de uitgaven in de zorg zinvol zijn voor de gezondheid. Dit houdt het basispakket goedkoop. De medische regel moet helder zijn, en net zo simpel als de financiële norm. Burgers die meer willen dan het basispakket, worden zo gestimuleerd om zich daarvoor bij te verzekeren of om te sparen zodat ze de extra zorgkosten zelf kunnen betalen. De medische norm moet de effectiviteit van zorgproducten in het basispakket verankeren. Ik stel voor dat behandeling minstens vijf procent meer kans moet geven op overleving of het voorkómen van ernstige invaliditeit over een periode van vijf jaar. De medische norm speelt bijvoorbeeld bij een patiënt met kanker, die te genezen is. De kosten liggen meestal onder de 120.000 euro over een periode van vier jaar. Echter, genezing is soms betrekkelijk, want de behandeling slaat soms niet aan of de kanker komt even later weer terug. De vraag is dan of de behandeling minstens die vijf procent extra overlevingskans biedt over een periode van vijf jaar. Vaak is dat gelukkig het geval, maar een kankerbehandeling die weinig of geen levenswinst geeft, valt met deze norm buiten het basispakket. Er zijn dure behandelingen voor kanker met een marginaal levensverlengend effect zoals Avastin (bevacizumab) van Genentech dat de groei van bloedvaten remt en 100.000 euro per jaar kost (2007). Dit product valt bij de eerste toediening binnen de kostennorm, maar heeft
97
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 97
21-02-2008 15:40:59
WE ZIJN DE KLOS
tot nu toe onvoldoende winst in overlevingstijd gegeven om binnen de medische norm te vallen. Uitzondering hierop is een selecte groep patiënten met verwijderbare darmkanker met een hoge kans op uitzaaiing voor en tijdens de chirurgische ingreep. Met uitzondering van dit specifieke geval gaat deze behandeling in mijn voorstel uit het basispakket. Ik vind het van belang dat dit vooraf helder naar de consumenten wordt gecommuniceerd, zodat zij, indien gewenst, daar additionele verzekeringen voor kunnen afsluiten. De voorgestelde medische norm sluit opvallend veel behandelingen uit die nu wel in het pakket zitten, maar die niet in een periode van vijf jaar het risico op sterven of ernstige invaliditeit terugbrengen met ten minste vijf procent. Zorgverleners schrijven vandaag de dag veel medicamenten voor waarmee het sociaal functioneren van burgers zou toenemen, of die het gevoel van eigenwaarde zouden versterken. Het gaat bijvoorbeeld om ‘geneesmiddelen’ die de aandacht van kinderen op school versterken of erecties verbeteren. Er zijn ook behandelingen waarmee rimpels glad worden getrokken. Hoewel veel hiervan wel in het basispakket is opgenomen, ben ik bang dat bestuurders niet zeker weten of hiermee medische noden worden geadresseerd, of dat er al zorgconsumentisme is ontstaan. Met de medische norm worden ook veel niet-vitale, maar wel bekende aandoeningen als rugpijn, jeugdpuistjes, hoofdpijn, darmkrampen, lichte vormen van astma en bronchitis, hooikoorts en gehoorverlies uitgesloten van vergoeding uit het basispakket. Dit geldt ook voor producten als een rolstoel, de pil, abortus, de sportschool, geslachtsverandering, enzovoort. Uit het pakket vallen ook geavanceerde kankerbehandelingen die weinig kans op overleving bieden, en de zorg voor ernstig demente mensen. Deze behandelingen kunnen dan door burgers zelf direct worden betaald of indirect via een extra verzekering betaalbaar worden gemaakt. De voorgestelde normen zijn een aanmoediging om het publiek te laten nadenken over wat voor hen medisch noodzakelijk is en wat niet. Ik verwacht dat er meer dynamiek ontstaat in de zorgsector als de overheid stopt met sjorren aan het dode paard van het verrichtingenstelsel. De betalingssystematiek moet aan de markt worden overgelaten. Allerlei groepen zorgconsumenten zullen dan geprikkeld worden om oplossingen te zoeken voor hun medische noden.
98
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 98
21-02-2008 15:40:59
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
De nieuwe aanpak kan een aanmoediging vormen om bepaalde extra zorgverzekeringen te nemen, bijvoorbeeld voor ‘alledaagse vragen die door de huisarts opgelost kunnen worden’, of voor ‘doorgaan tot het gaatje’, ‘palliatieve zorg’, ‘plastische chirurgie’, enzovoort. Verzekeraars zijn er goed in dit soort additionele pakketten te ontwikkelen. Zij doen dit al voor bijvoorbeeld poliklinisch bevallen. Gebitsnormalisatie zit ook niet in het basispakket en daar hebben de zorgverzekeraars een additioneel pakket van gemaakt dat goed loopt. Het alternatief voor burgers wordt zelf de betalingen te doen of de behandeling te laten zitten. De aanmoediging om bepaalde extra zorgverzekeringen te nemen maakt de zorgvraag concreet, waardoor ook de zorgsector dynamischer kan worden. Veel nieuwe producten kunnen dan beschikbaar komen als geneesmiddelen en behandelmethoden, en worden opgenomen in zorgpakketten. Als bijvoorbeeld rokers die niet kunnen stoppen met roken zich gaan bijverzekeren voor longtransplantatie, kan de markt snel reageren en bijvoorbeeld organen van dierlijke bronnen beschikbaar maken en ook stamcelorganen ontwikkelen. Ik verwacht dat longtransplantatie dan snel geleverd kan worden, en tegen lagere kosten dan nu. Transplantatieoplossingen voor hart, nier, lever of alvleesklier zullen worden betaald door premiebetalingen van groepen zorgconsumenten. In een legitimiteitsgericht stelsel zullen concurrerende bedrijven er alles aan doen de kwaliteit van producten omhoog en de prijs omlaag te krijgen. Omdat de landelijk bereikte consensus over de hightech zorg een minder grote rol speelt, verwacht ik dat producten die nog erg duur zijn, niet in het basispakket zullen worden aangeboden. Voor veel van de producten zal denk ik gelden dat de concurrentie ervoor zorgt dat producten al snel zo goedkoop worden dat ze via het basispakket aan iedereen aangeboden kunnen worden. Over het algemeen zullen zelfs producten met patentbescherming snel beschikbaar komen via het basispakket, doordat de limiet voor vergoeding in het basispakket hoog ligt. Ik verwacht niet dat het nog langer mogelijk zal zijn de prijzen kunstmatig hoog te houden in Nederland. Zorgverzekeraars en burgers wijken dan uit. Zij gaan de basiszorg dan in India of Brazilië afnemen.
99
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 99
21-02-2008 15:41:00
WE ZIJN DE KLOS
3.10 Politieke nuancering van de twee basispakketnormen Een verplicht basispakket met een financiële en een medische norm is eenvoudiger dan het huidige stelsel. Het stelsel zal misschien niet zo simpel kunnen blijven, omdat de mening van het Nederlandse volk over zorgverlening genuanceerder is. Ik verwacht dat het volk voor sommige groepen meer wil kunnen doen. Als er een bepaald maximum bedrag van zorguitgaven wordt gedefinieerd voor het basispakket, vallen sommige groepen mensen buiten de boot omdat hun zorg te duur is. Dit gebeurt denk ik niet zo heel vaak, omdat het voorgestelde maximaal te vergoeden bedrag hoog ligt. Zinvolle behandelingen van vrijwel alle aandoeningen zullen wel in het basispakket vallen, zoals de meeste genetisch bepaalde ziekten en aids. In de bestanden van de zorgverzekeraars zijn op dit moment vrijwel geen gevallen te vinden die met de financiële norm niet zouden uitkomen. Ik verwacht dat de discussie zal gaan over mensen die veel en langdurig verzorging nodig hebben en exceptionele medische gevallen. Het gaat bijvoorbeeld om groepen zwaar verstandelijk gehandicapten zoals sommige mongooltjes. Ook kan het gaan om mensen die langdurig met een kunstnier moeten worden behandeld en sommige patiënten met lysosomale stapelingsziekten. Enzymtherapie bij een volwassene met lysosomale stapelingsziekte moet levenslang worden gegeven en kost nu 500.000 euro per jaar. Gezondheidswinst staat lang niet altijd vast. De prijs van het enzym is hoog, ondanks de goedkope productietechniek en meerdere producenten. Er zijn volgens mij drie mogelijkheden voor de vergoeding van zorgkosten voor groepen die buiten de financiële en medische norm vallen. Er wordt een politieke oplossing gevonden, de prijs van de behandeling zakt of de betrokkene sterft. Wat betreft de politieke oplossing kunnen aanvullingen op de premie gerealiseerd worden via de algemene middelen of de kosten kunnen worden doorgeschoven naar een ander ministerie. De verzorgingskosten van verstandelijk gehandicapten in verzorgingstehuizen kan bijvoorbeeld worden overgenomen door het ministerie van Sociale Zaken. Ik verwacht niet dat een politiek besluit over extra vergoeding voor de behandeling van bepaalde groepen patiënten vaak zal worden genomen, maar het idee dat het kán, vind ik moreel wel aantrekkelijk in een
100
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 100
21-02-2008 15:41:00
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
rijk land als Nederland. Terminale longslijtage wordt bijvoorbeeld bij een klein aantal mensen in Nederland niet door roken veroorzaakt, maar door genetische aanleg. Hierdoor is rond de leeftijd van 10‑60 jaar een longtransplantatie nodig. Als die behandeling meer kost dan 120.000 euro over een periode van vier jaar, dan kan de genetische oorzaak van de longslijtage een overweging zijn om tot extra vergoeding van zorg voor deze groep mensen over te gaan. Voor de burgers die het ervoor overhebben, is differentiatie van pakketten naast een basispakket een vooruitgang. Ik verwacht dat er veel gezondheidswinst is te realiseren met echte innovatieve medische en niet-medische oplossingen die leverbaar worden met pluspakketten. Ik verwacht dat in de toekomst de meeste burgers hun gezondheid zelf gaan organiseren. Hoewel de keuze bij de zorgconsument komt te liggen, en het dus nog maar moet blijken wat er gaat gebeuren, verwacht ik dat de meeste burgers uitkomen met goedkope zorgverzekeringspakketten. Voor enkelen is de verandering een achteruitgang. Als burgers kiezen voor een minimaal pakket, dan wordt er niet meer behandeld als dat slechts kansen biedt op een paar weken levensverlenging. Oog in oog met de dood hadden sommigen dan achteraf misschien liever veel premie betaald om die extra weken te krijgen. De familie kan het ook een achteruitgang vinden als de stervende dan huis en haard verkoopt voor een paar weken erbij. Een voordeel van een echt basispakket is dat de premie ervoor aanzienlijk omlaag kan. De meeste zorgconsumenten begrijpen dat voor hun beperkte beurs longtransplantatie nu nog een te dure behandeling is zonder relevant effect op de kwaliteit van leven. Als voor het basispakket wordt gekozen, kan er elke maand flink bespaard worden op de huidige premiekosten zonder dat hierdoor de levensverwachting noemenswaardig wordt bekort. Ik verwacht dat het draagvlak voor het collectief omslaan van de kosten van de gezondheidszorg toeneemt, omdat de kosten worden gemaakt voor mensen bij wie de zorg echt zin heeft.
101
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 101
21-02-2008 15:41:00
WE ZIJN DE KLOS
3.11 Verwijzingen 1. www.exit109.com/~zaweb/pjp/econ.htm. Laatst bezocht 19 maart 2005. 2. NRC Handelsblad, zaterdag 5 februari 2005. 3. www.rivm.nl/vtv/object_document/o1335n18839.html. Laatst bezocht 24 augustus 2006. 4. Diverse Nederlandse kranten, dinsdag 4 april 2006. 5. Persoonlijke communicatie met J. Bruscato aug. 1999, manager data warehouse Anthem Blue Cross Blue Shield, VS.
3.12 Literatuur Aaronson, N.,K., C. Acquadro, J. Alonso, et al., 1992, ‘International Quality of Life Assessment (IQOLA) Project.’ Quality of Life Research 1: 349-51. Bemelen, A., 2006, ‘De gevolgen van een te late diabetesbehandeling.’ Bloedsuiker 21: 4-7. Berg, M., C. Bos, H. Brom, 2006, ‘DBC’s kunnen veel simpeler.’ Medisch Contact 5: 196-199. Brazier, J.E., R. Harper, N.M. Jones, et al., 1992, ‘Validating the SF-36 health survey questionnaire: new outcome measure for primary care.’ B.M.J. 305: 160-4. Brett, AS., 1998, ‘New guidelines for coding physicians services, a step backward.’ N. Engl. J. Med. 339: 1705-1708. Boufford, J. I., P.R. Lee, 2002, ‘Health policy making: the role of the federal government.’ In: M. Danis, C. Clancy en L.R. Churchill (red), Ethical Dimensions of Health Policy, Oxford: Oxford Univ. Press. Brook, R.H., 1989, ‘Practice guidelines and practicing medicine.’ JAMA 262: 3027. Centers for Disease Control and Prevention, Diabetes Cost-Effectiveness Study Group, 1998, ‘The cost-effectiveness of screening for type 2 diabetes.’ JAMA 280: 1757-63; Erratum 1999, 27: 325. Chandra, S.M., J. Schultz, C. Lawrence, et al. 1999, ‘Is there a rationale for rationing chronic dialysis? A hospital based cohort study of factors affecting survival and morbidity.’ B.M.J. 318: 217-223. Cohen, D., 2006, Globalisation and its enemies. Translated by J.B. Baker. Cambridge MA: MIT Press. Cutler, D.M., 2007, ‘The demise of the blockbuster?’ N. Engl. J. Med. 356: 1292-1293.
102
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 102
21-02-2008 15:41:01
LAAT DE BETALINGSSYSTEMATIEK OVER AAN DE MARKT
Daniels, N., 2002, ‘Justice, Health, and Health Care.’ In: R. Rhodes, M.P. Batting en A. Silvers (red), Medicine and Social Justice, Oxford: Oxford Univ. Press: 11-12. De Jong, P.E., en D. de Zeeuw, 2003, ‘Screening for microalbuminuria in the general population: a tool to detect subjects at risk for progressive renal failure in an early phase?’ Nephrol. Dial. Transplant 18: 10-13. Feijter, C., 2006, ‘Verbetervoorstellen DBC systeem.’ Mednet magazine 12, 7. Fukuyama, F., 2004, State-Building. Governance and world order in the 21st century. New York: Cornell Univ. Press. Geerts, A., 2004, ‘Hoogervorst hamert op eigen verantwoordelijkheid burger.’ VoedingsMagazine 1: 20-22. Grumbach, K., 1998, ‘Primary care physicians experience of financial incentive in managed care systems.’ N. Engl. J. Med. 339: 1516. Grumbach, K., D. Osmond, K. Vranizan et al., 1998, ‘Primary care physicians experience of financial incentives in managed-care systems.’ N. Eng. Med. 339: 1516-1521. Harris, M.I., R. Klein, TA Welborn, M.W. Knuiman, 1992, ‘Onset of NIDDM occurs at least 4-7 yr. before clinical diagnosis.’ Diabetes Care 13: 815-819. Hayek, F.A., 1956, The road to serfdom. Chicago: Chicago Univ. Press. Herzlinger, R., 1997, Market driven health care. Reading: Addison Publishing Company Inc. Huppes, W., 2001, Kwaliteit resultaatanalyse systeem; Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) Publicatienummer 01/11 VWS Den Haag. Rijswijk: Europrint Meinema. Kassirer, JP, M. Angell, 1998, ‘Risk adjustment or risk avoidance?’ N. Engl. J. Med. 339: 1925-1926. Kassirer JP., M. Angell, 1998, ‘Evaluation and management guidelines – fatally flawed.’ N. Engl. J. Med. 339: 1697-1698. Kling, A., Crisis of abundance. Washington D.C.: Cato Institute. Kronick. R., 2005, ‘Financing healthcare. Finding the money is hard and spending it well is even harder.’ N. Engl. J. Med. 352: 1252-1263. Lezzoni, L.I., J.Z. Ayanian, D.W. Bates, et al., 1998, ‘Paying more fairly for Medicare capitated care.’ N. Engl. J. Med. 339: 1933-1937. MacIntyre, A.C, 1984 (2nd ed.), After Virtue: A Study in Moral Theory. Notre Dame: University of Notre Dame Press. Mandigers, C.M., W. de Jong, A.W. Van den Wall-Bake en P.G. Gerlag,
103
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 103
21-02-2008 15:41:01
WE ZIJN DE KLOS
1996. ‘Renal replacement therapy in the elderly.’ Neth. J. Med. 49: 135-142. Mosely, J.B., K. OMalley, N.J. Petersen, et al., 2002, ‘A controlled trial of arthroscopic surgery for osteoarthritis of the knee.’ N. Engl. J. Med. 347: 81-88. Polanyi, M., 1950, The logic of liberty: reflections and rejoinders. Chicago: University Of Chicago Press. Schuster, M., 1998, ‘How good is the quality of health care in the United States.’ Milbank Q. 76: 517. Shekelle, P.G., 2001, ‘Are appropriateness criteria ready for use in clinical practice.’ N. Engl. J. Med. 344: 677-678. Sen, A., J. Dreze, 2002, ‘India: Development and Participation.’ Oxford: Oxford Univ. Press: 97-101. Sen, A., 2005, The Argumentative Indian. London: Penguin Books. Starr, P., 1982, The social transformation of American medicine. New York: Basic Books. Steinbrook, R., 2006, ‘Imposing Personal Responsibility for Health.’ N. Engl. J. Med. 355: 753-756. Skocpol, T., 2003, ‘Dimished Democracy. From Membership to management in American civil life.’ Oklahoma: Univ. of Oklohoma Press. 2003. Tullock, G., 2005, Bureaucracy. Indianapolis: Liberty Fund: 173. Weeks, J., D.G. Pfister, 1996, ‘Outcomes research studies.’ OncologyHuntingt. 10 (11 Suppl.): 29-34. Zuger, A., 2004, ‘Dissatisfaction with medical practice.’ N. Engl. J. Med. 350: 69-75.
104
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 104
21-02-2008 15:41:02
Hoofdstuk 4
Laat innovatie toe
4.1 Inleiding De overheid reserveert in Nederland een budget van minimaal vijf procent van de zorgkosten voor onderzoek naar nieuwe zorgproducten. Dit is een indrukwekkend bedrag van minstens drie miljard euro per jaar. De researchinvestering wordt gedaan in kennisinstituten en universiteitsziekenhuizen met geavanceerde laboratoria. Helaas leidt te veel onderzoek, ook van hoge kwaliteit, tot een publicatie die daarna alleen maar wordt bewaard in bibliotheken. Dit komt volgens mij voor een belangrijk deel doordat de zorgbureaucratie het proces dat in de geneeskunde translatie wordt genoemd, onvoldoende steunt. Translatie is het vertalen van researchresultaten naar praktijktoepassingen. Ik denk dat met betere overheidsregulatie rondom dit translatieproces de innoverende kracht van de zorgsector sterk zou toenemen. Sinds mensenheugenis is het translatieproces in de geneeskundige praktijk impliciet. Er bestaat bij mijn weten geen beleid dat zorgverleners stimuleert om het proces expliciet te beschrijven. Ook voor de betrokken zorgconsumenten, praktijkondersteuners, ambtenaren en leveranciers van medische oplossingen en producten blijft het translatieproces dat plaatsvindt in de praktijk van de zorgverlener vrijwel ondoorgrondelijk. Aan de ene kant is er de primaire translatie die bestaat uit casuïstische ervaring. Deze wordt opgedaan in de dagelijkse praktijk van de patiënt en de zorgverlener in de spreekkamer. Nieuwkomers in de zorgsector leren door het observeren en kopiëren van gedrag en handelingen van ervaren medici: door erbij te zitten, toe te kijken en na te doen. Deze vorm van primaire translatie is premodern en doet denken aan het gildenwezen uit de middeleeuwen. Deze primaire translatie zit impliciet in de hoofden van de ervaren medici. Aan de andere kant is er de secundaire translatie die bestaat uit algemene regelgeving en richtlijnen, geformuleerd in de moderne zorgbureaucratie. De moderne zorgbureaucratie stuurt in vrijwel alle aspecten van de zorgsector de translatieprocessen aan in algemene termen. Vaak im-
105
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 105
21-02-2008 15:41:02
WE ZIJN DE KLOS
pliciet stuurt de regelgeving het translatieproces via bijvoorbeeld de betalingssystematiek, laboratoriumonderzoek, industriële instrumentatie, de toelating van nieuwe medicijnen, enzovoort. Deze algemene regelgeving voor translatie door de zorgbureaucratie is zorgvuldig gescheiden van de dagelijkse translatie in de medische praktijk. De moderne overheidsregulatie dicteert in detail dat deze twee dimensies van translatie niet met elkaar mogen vermengen. Ik denk dat deze door de overheid streng gereguleerde inperking van kennisoverdracht naar de medische praktijk de meest bepalende factor van de zorg is. Er is hierdoor namelijk geen prikkel voor de medische praktijk om de zorgsector te vernieuwen of kennis over medische praktijkervaring beschikbaar te stellen. De zorg is gereguleerd als een zich in gesloten behandelkamers voltrekkend vakmanschap. Dit vakmanschap ontwikkelt zich in deze context traag en maar in beperkte mate tot een kunde. De overheidsregulatie van het translatieproces staat niet ter discussie. Maar dat is in mijn ogen wel problematisch. Wereldwijd schrijven economische analisten dat het huidige overheidsbeleid niet is vol te houden voor de industrie. Het duurt op dit moment bijna een decennium en het kost honderden miljoenen euro’s om één researchuitvinding, zoals een nieuw medicijn, toegelaten te krijgen op de markt. Op wereldschaal realiseert de zorgsector dit translatieproces maar enkele keren per jaar (Ezzell, 2003). De trend is negatief: het translatieproces wordt steeds duurder en duurt steeds langer. De kans op een succesvolle uitkomst voor de indus trie en de consument daalt. Tegenwoordig sneuvelt de helft van alle kandidaat-geneesmiddelen voor de eindstreep. Er is dan vaak bijna tien jaar over gepraat en vergaderd, en de industrie heeft hiervoor de kosten betaald. Ik denk dat de industrie in toenemende mate aarzelt om nieuwe zorgproducten op de markt te brengen. Je zou bijvoorbeeld verwachten dat de nieuwe kennis van het genoom (DNA) de afgelopen jaren tot een explosieve toename van het aantal nieuwe geneesmiddelen zou hebben geleid. Het DNA-onderzoek veroorzaakt namelijk een uitzonderlijk grote stroom nieuwe uitvindingen. Maar het aantal nieuwe producten dat per jaar op de zorgmarkt werd toegelaten, nam juist af (Wood, 2006). De legitimiteit van het overheidsbeleid voor translatie van nieuwe medische uitvindingen naar toepassing hiervan in de praktijk staat in mijn
106
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 106
21-02-2008 15:41:02
LAAT INNOVATIE TOE
ogen zwaar onder druk. De door regelgeving steeds verder stijgende translatiekosten hebben namelijk de veiligheid van geneesmiddelen niet doen toenemen. De regelgeving rondom het translatieproces vormt echter wel een enorme rem op de beschikbaarheid. Het gebrek aan veiligheid van geneesmiddelen die op de markt zijn, blijkt uit het hoogfrequent optreden van onverwachte bijwerkingen, die soms zelfs de omvang van rampen hebben. Complicaties bij geneesmiddelengebruik blijven ondanks de toename van overheidsregulering van het translatieproces een belangrijke doodsoorzaak. Ik vind dan ook dat het huidige overheidsbeleid op het gebied van translatie alleen maar heel veel geld en tijd kost en niet effectief is. Hoewel zorgverleners onmiddellijk zullen toegeven dat de situatie verre van perfect is, steunen zij de overheidsregulatie die de medische praktijk isoleert. De meeste zorgverleners geloven niet dat zij burgers en ondernemingen toegang kunnen verlenen tot hun praktijk. Ze zijn van mening dat de geneeskunde een moeilijk te leren vak is, dat jaren van afkijken vergt om het zich meester te maken. De zorg is voor leken te complex en de overdrachtsrisico’s zouden te groot zijn. De mening van het door de overheid gefinancierde Nederlandse Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg (CBO) is van mening dat burgers te beperkt zijn geschoold om ze te betrekken bij hun behandelmogelijkheden. Meedenken zou ze bang maken (Maassen, 2002). Ik denk dat de overtuiging dat zorg voor burgers te complex is, wijd verspreid is in de zorgsector. Deze overtuiging draagt eraan bij dat alternatieve oplossingen voor het translatieproces, liefst burgergerichte, niet worden ontwikkeld. Ontwikkelingsprojecten voor nieuwe behandelmethoden ondersteunen het staande hybride translatieproces. Er worden ruime overheidsbudgetten voor research beschikbaar gesteld zonder dat een daarbij passende verplichting wordt gevoeld om de uitvindingen die daarmee worden gedaan in de praktijk toepasbaar te maken. Het impliciet blijven van de primaire translatie die zich in de behandelkamers voltrekt, is in mijn ogen een belangrijke barrière bij de ontwikkeling van de zorgsector. Prikkels om in de praktijk opgedane kennis publiek beschikbaar te stellen, zijn afwezig. Ik denk dat dit wel nodig is om de zorgsector te laten aansluiten op onze informatiesamenleving. Hiervoor moet de kennis over de medische praktijk expliciet beschikbaar komen om uitvindingen efficiënt te leren toepassen. Ik verwacht dat expliciete kennis over de medische praktijk een belangrijk
107
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 107
21-02-2008 15:41:03
WE ZIJN DE KLOS
onderdeel is van het vliegwiel dat de informatie-economie in de zorgsector tot stand kan brengen. Burgers en bedrijven moeten mijns inziens veel meer invloed krijgen op de medische praktijk. De overheid moet ophouden met te betuttelen en krampachtig te reageren op elke vernieuwing. De overheid moet niet proberen via regulering barrières op te richten voor translatie. Ik ben van mening dat de overheid er goed aan zou doen zich te gaan concentreren op de zorgvuldige rapportage van resultaten en risico’s van geleverde zorg in de praktijk. Daar heeft de consument naar mijn mening meer baat bij dan bijna tien jaar vergaderen over nieuwe producten voordat ze in de praktijk mogen worden toegepast. Om de zorgsector dynamischer te maken moet de regulatie van translatie veranderen, zodat de doorlooptijd en de kosten ervan beter behapbaar worden voor de industrie. In de praktijk moet actiever worden gemonitord op de veiligheid en de resultaten van nieuwe producten. Ik verwacht dat innovatie in de zorgsector daarmee sneller, goedkoper en veiliger wordt. Parallel daaraan moet de regulatie ook een marktconforme ontwikkeling van de vraag toelaten. Bij de vorming van de zorgvraag moet de eerste keus bij de burger komen te liggen. Het beleid moet gaan toelaten dat kapitaalkrachtige consumenten, financiële instellingen en andere ondernemingen aan de translatie van uitvindingen meebetalen.
4.2 Verstarring zorgsector door regulering fase 3‑onderzoek Op wereldschaal lukt het alleen de farmaceutische industrie om enkele nieuwe producten per jaar geregistreerd te krijgen. De concerndirecties drinken champagne als na gemiddeld zeven tot acht jaar hard werken en $ 897 miljoen aan kosten consensus met de overheid is verkregen over de goedkeuring van één idee over de toepassing van één vinding in de praktijk (Ezzell, 2003). Als de researchdoorlooptijd – waaraan ook veel regulatie kleeft – erbij wordt opgeteld, kost het zelfs vijftien jaar om een nieuw product in de praktijk toegepast te krijgen (DiMasi, 2003). De Boston Consulting Group heeft laten zien dat daarvan twee jaar en $ 290 miljoen worden veroorzaakt door de chaos van genoom (DNA) researchdata. Deze chaos roept bij de overheidsbureaucratieën een ex-
108
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 108
21-02-2008 15:41:03
LAAT INNOVATIE TOE
tra complicerende rijstebrijberg aan vragen in het beoordelingsproces op (Coghlan, 2002). Hoe belachelijk inefficiënt de zorgsector omspringt met nieuwe uitvindingen blijkt uit het volgende rekensommetje. Wereldwijd worden – grotendeels door overheden – ruime uitgaven voor research gedaan. Deze uitgaven worden geschat op $ 112 tot 224 miljard in 2004.1 Er worden ook flinke uitgaven aan gezondheidszorg gedaan. Deze worden geschat op $ 3100 miljard (3,1 x 1012) in 20042, waarvan $ 300 tot 500 miljard voor producten van de farmaceutische industrie. Het is in mijn ogen treurig dat met beschikbare budgetten van een dergelijk immense omvang maar een paar nieuwe producten per jaar op de markt beschikbaar komen. Volgens mij wordt een dergelijke inefficiëntie veroorzaakt doordat de cruciaal innovatieve stap van translatie – het leren toepassen van research in de praktijk – niet goed is ingericht. Dit heeft als gevolg dat er ondanks de reusachtige investeringen in research en de astronomische omvang van de zorgsector maar mondjesmaat nieuwe producten voor de praktijk beschikbaar komen. Dit wordt niet veroorzaakt doordat er op dit moment te weinig geld wordt uitgegeven aan het translatieproces. Er wordt geschat dat de farmaceutische industrie een derde van haar omzet kwijt is aan translatiekosten (Scherer, 2004), zo ongeveer $ 100 tot 170 miljard.3 Ik denk echter dat minder dan tien procent van dit bedrag wordt uitgegeven om écht innovatieve producten voort te brengen. Van de 78 nieuwe geneesmiddelen die de federale Food and Drug Administration (FDA) van de VS goedkeurde in 2002, waren er slechts 17 die een nieuwe ingrediënt bevatten. Het grootste deel van de nieuwe geneesmiddelen claimden verbeterd gebruik, bijvoorbeeld wekelijks Prozac in plaats van dagelijks. De zeventien echt nieuwe geneesmiddelen waren grotendeels slechts marginaal verschillend van bestaande geneesmiddelen. Substantiële vernieuwing gold maar voor twee of drie producten. Meestal worden de nieuwe producten eerst in de VS geregis treerd en dan in Europa. Het aantal vernieuwingen ligt in Europa op gemiddeld twee producten per jaar (Joppi, 2005). In de zorgsector heerst in mijn ogen terecht de angst dat deze enorme kosten van translatie niet kunnen worden terugverdiend. De industrie voelt zich daardoor gedwongen zich te richten op dure middelen voor massagebruik, vooral in de vorm van zogeheten me too’s, merkgeneesmiddelen die variaties zijn op bestaande medicijnen (Cutler, 2007).
109
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 109
21-02-2008 15:41:04
WE ZIJN DE KLOS
Hierdoor wordt de zorgsector gericht op gebieden van de geneeskunde waar vergoeding van middelen goed geregeld is. Dit zijn de technische interventiemiddelen bij gevorderde ziekteprocessen zoals dotterprocedures voor verstopte kransslagaderen. Nadenken over de toegevoegde waarde van de zorgproducten voor de consument is een luxe die men zich bij dergelijke hoge kosten niet kan veroorloven. De manier waarop het translatieproces is ingericht, leidt tot nieuwe medicijnen als het succesvolle Plavix van Sanofi Aventis, waarvan de werking op aspirine lijkt. Met dit product blijkt de kans dat een slagader openblijft minder dan één procent hoger dan zonder dit product. Het moet mensen toch aan het denken zetten, dat een dergelijk voor de consument weinig nuttig product zo’n succes kan zijn dankzij de huidige overheidsregulering. Het is namelijk veel eenvoudiger een metoo-product ingeschreven te krijgen in het handelsregister dan een echt nieuw product te ontwikkelen. Volgens mij worden daarentegen veel potentieel nuttige uitvindingen door de overheidsregulering niet toegepast. De industrie is denk ik niet gemotiveerd om veel risico’s te lopen door enorm te investeren in het translatieproces van zorgvernieuwende uitvindingen. Het is veel lucratiever om een kleine verbetering te doen aan een bestaand product waarvan de regulering al ontwikkeld is, bij voorkeur door de concurrentie. Deze strategie is bij de huidige regulering rondom het translatieproces begrijpelijk, maar wijkt af van die in andere sectoren. In andere sectoren wordt voor een uitvinding die veelbelovende kansen op de markt heeft, gemakkelijker budget gevonden om een ‘proefballonnetje’ op te laten. Een algemeen geaccepteerd gevolg van de huidige regulering van translatie is dat het voor de farmaceutische industrie nodig blijft om zogenaamde blockbusters te vinden (Hodgson, 1998; Ledley, 1999; Thomas, 2001; Lindpaintner, 2002). Dat zijn massaproducten zoals cholesterolverlagende medicijnen. Nummer één in de wereld is het cholesterolverlagende Lipitor van Pfizer met een omzet van $ 12 miljard in 2005. Het idee dat met genoomdata (DNA) de juiste patiënt behandeld kan worden met het juist gedoseerde medicijn, is vast waar maar blijft dus voorlopig een toekomstdroom (Snedden, 1999). De industrie is nog steeds afhankelijk van de zogenaamde blockbuster-geneesmiddelen (Cutler, 2007).
110
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 110
21-02-2008 15:41:04
LAAT INNOVATIE TOE
De trend van de regulatie waardoor translatie duur is en lang duurt, bevindt zich in een stroomversnelling. In de onderstaande grafiek is de twaalfvoudige toename van de uitgaven aan translatie over de afgelopen veertig jaar te zien, zoals gerapporteerd door de leden van de Vereniging van Amerikaanse Farmaceuten (DeLamarter, 2003). In dezelfde figuur is ook te zien dat het aantal nieuw gerealiseerde producten in dezelfde periode is verdubbeld. Voor deze groep vooraanstaande farmaceutische bedrijven geldt dus dat de inefficiëntie van productontwikkeling in de afgelopen tijd is verzesvoudigd. Het is zorgelijk dat de kosten van translatie exponentieel uit de hand lopen en dat het aantal nieuw ontwikkelde geneesmiddelen per jaar niet of nauwelijks stijgt (Cohen, 2005). Hoewel ook de kosten van huizen en benzine in Nederland omhoog schieten en velen dit als teken van welvaart zien, zie ik hierdoor de geest van Jan Salie toeslaan. Weliswaar is er welvaart en een zeer select aantal mensen is zelfs steenrijk, maar intussen is de dynamiek uit onze economie aan het verdwijnen. Het beleid van de overheid leidt mijns inziens tot verstarring en zal onze zorgsector in de mondiale concurrentieslag ten onder laten gaan. De passieve rol van de overheid bij de aansturing van vernieuwing, het beleid dat translatie erg duur en langdurig maakt, het gebrek aan kapitaalkrachtige vraagontwikkeling bij de burgers, en een losgezongen vergoedingensysteem, zijn in mijn ogen stuk voor stuk desastreus voor de toekomst van onze zorgsector. Ik denk dat op de achtergrond de kramp waarmee de overheid het zorgbudget in handen wil houden, alle verstarring domineert. In de chaos van de zorgaanbodeconomie met lumpsums, budgetten, clawbacks, tariefterugkoppelingen, enzovoort, kan het ministerie van Volksgezondheid natuurlijk elke bewering van mensen die een kritisch geluid
111
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 111
21-02-2008 15:41:05
WE ZIJN DE KLOS
laten horen, tegenspreken. De minister van Financiën bepaalt uiteindelijk het zorgbudget op grond van advies van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS). De macro-economische cijfers vormen daarbij de leidraad, want het centrale idee is dat de gezondheidszorg niet te snel mag groeien in verhouding tot andere sectoren. Gezondheidszorg wordt zo gezien als een kostenpost die ongunstig uitpakt op de internationale concurrentiepositie. Landen met lagere kosten zouden competitief voordeel op ons hebben. Hoewel het logisch klinkt dat innovatie de kosten verhoogt, moet dit kostenargument worden genuanceerd. Opvallend is dat landen als Costa Rica en Cuba met goedkope en goede gezondheidszorg niet concurrerend zijn. En de Verenigde Staten, waar de gezondheidszorg duurder is en twee tot drie innovaties per jaar in de praktijk sneller en breder worden toegepast, zijn niet minder concurrerend dan Nederland. Ik denk dat de kosten voor gezondheidszorg een minder belangrijke rol spelen dan de Nederlandse ministeries aannemen. Belangrijker dan het kostenniveau van een regio is het innovatieve vermogen ervan, omdat dit een hoger rendement op de productiemiddelen geeft. Door het overheidsbeleid treedt in de zorgsector geen winstmaximalisatie op. In het verdere bedrijfsleven is dit wel gebruikelijk, als de burger zich goed bediend voelt met innovatieve diensten waarop een aantrekkelijke marge gemaakt kan worden. In de gezondheidszorg moet het management zich door de regelgeving noodgedwongen richten op de beheersing van directe kosten en de handhaving van administratie van door de overheid voorgeschreven activiteiten. Hoewel aandacht voor kosten op zich wel goed is, geeft de eenzijdige aandacht hiervoor kans op prijserosie. De burger krijgt dan verschraalde diensten, die niet gericht zijn op het leveren van toegevoegde waarde. Ik denk dat dit in de Nederlandse zorgsector al heel lang het geval is. Nieuwe technische hulpmiddelen zoals MRI, niersteenvergruizers, operatierobots en protonenbestralers worden in Nederland vertraagd ingevoerd in vergelijking tot het buitenland. In het huidige zorgstelsel is dat goedkoper dan de nieuwste en beste behandelmethoden aan te bieden aan de consument. Als mensen hierdoor onnodig sterven is de redenering vermoedelijk ‘dat we dat maar op de koop toe moeten nemen’. De gedachte van onze staatseconomen is dat Nederland anders in de concurrentieslag met andere landen te duur zou worden. Ik denk dat de eenzijdige aandacht voor kosten in de zorgsector een gemiste kans is voor onze economie. De zorg is een belangrijke sector,
112
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 112
21-02-2008 15:41:05
LAAT INNOVATIE TOE
die door opgelegde regulering niet kan fungeren als trekker. De staatsgereguleerde zorgplaneconomie remt de overgang van de agrarischindustriële economie naar de opkomende informatie-economie. De wereldhandel bestaat nu nog voor tachtig procent uit landbouwgoederen en industriële producten. Deze producten zorgen echter in de rijkere landen maar voor twintig procent van de werkgelegenheid, terwijl de overwegend dienstverlenende sectoren als de zorgsector tachtig procent van de werkgelegenheid verzorgen (Cohen, 2006). Ik vind het opmerkelijk dat de overheid ondanks alle tekortkomingen trots is op de rol van de staat in de gezondheidszorg. De beslissers bij de overheid gaan ervan uit dat de staat tot in detail gedefinieerde activiteiten moet aanbieden. Zij menen dat de vrije markt dat niet beter kan. Ze zeggen in de wandelgangen dat als marktpartijen denken dat zij het beter kunnen, zij dat zelf maar moeten doen. Ze zijn ervan overtuigd dat hun houding zelfs goed is voor de concurrentiepositie van Nederland, omdat de gezondheidssector op deze manier klein wordt gehouden. En dat de zorgsector anders vier tot vijf keer zo groot zou worden en Nederland dan failliet gaat. De beslissers in de overheidsbureaucratie hebben onvoldoende in de gaten dat de aanbodgedreven structuur van de Haagse politiek niet goed meer werkt in dit tijdsgewricht. De medisch-inhoudelijke complexiteit neemt exponentieel toe en is echt niet meer centraal vanuit Den Haag tot in alle detail voor te schrijven. Zelfstandig denkende burgers in de informatiesamenleving laten zich niet meer betuttelen en willen zelf keuzen kunnen maken over hun behandeling. Informatie over werkelijke kosten, resultaten en risico’s van behandelingen zijn hierbij essentieel. Bij de overheid zal het roer snel om moeten, want voor Nederland is het goed als marktsectoren groeien, omdat er dan hoogwaardige werkgelegenheid wordt gecreëerd. De huidige oriëntatie van de Nederlandse overheid op een zorgplaneconomie, die de ontwikkeling van de commerciële dienstverlening van de informatie-economie remt, maakt dat de concurrentiepositie van Nederland verslechtert. Naar mijn mening zou het ministerie van Volksgezondheid zich veel meer zorgen moeten maken over de problemen van de industrie, zoals van Organon en Philips. Ik ben bang dat dit besef er bepaald nog niet is bij de overheid, want op dit moment wordt de zorgplaneconomie alleen maar verder opgetuigd. Waarschuwingen van de industrie dat het verrichtingenstelsel innovaties remt en ongun-
113
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 113
21-02-2008 15:41:05
WE ZIJN DE KLOS
stig is voor de Nederlandse economie, zijn bij de invoering ervan in de wind geslagen. Een bijkomend gevaar van een overheid die blijft wedden op de Nederlandse zorgplaneconomie, is dat Nederlanders meer massaal zorg gaan afnemen in regio’s waar de kwaliteit veel hoger ligt. Het is in mijn ogen onacceptabel dat, ondanks de hoge zorgkosten, de geleverde zorgkwaliteit achterloopt bij de wereldtop. Het ministerie moet leren van de ervaring in andere sectoren. Neem de auto-industrie die niet het hoofd kon bieden aan de internationale concurrentie: Nederlanders gingen heus niet allemaal in een DAF rijden. De overheidsregulering maakt de zorgsector in mijn ogen bijzonder kwetsbaar voor concurrentie uit landen als China en India, want daar vindt een inhaalslag plaats. Als zij de potentie van de biotechnologie wél te gelde kunnen maken en honderden of duizenden vernieuwingen in de zorgmarkt gaan storten, spat onze nationale luchtbel uit elkaar. Ik voorspel dat het huidige staatsgestuurde zorgaanbod in Nederland de concurrentie niet aan zal kunnen. De muur zal vallen, net zoals indertijd de Berlijnse Muur is gevallen. De inrichting van de zorgsector is teveel een door de staat opgelegde dure eenheidsworst, terwijl burgers veel meer maatwerk verwachten tegen redelijke prijzen. De door de overheid in gang gezette ‘revolutie’ van de zorgsector richting een markteconomie is in mijn ogen een lachertje. Het overheidsbeleid in Nederland zal grondig moeten worden aangepast aan de gangbare economische eisen van een markt. Hoewel de paradigmaverandering in de zorgsector grotendeels nog op gang moet komen, is die in de meer commerciële sectoren van media, toerisme, handel en banken al enkele decennia lang bezig. Het oude paradigma is de moderne materialistische oriëntatie op technisch superieure massaproducten. Het nieuwe postmoderne paradigma is georiënteerd op door consumenten gedefinieerde resultaten van producten inclusief diensten, waarin informatie een centrale rol speelt. In de zorgsector zijn de werknemers in mijn ogen al lang klaar voor deze paradigmaverandering. Voor hen is het veel bevredigender als het werk bestaat uit de toepassing van nieuwe behandelmethoden waardoor zieke mensen opeens beter worden. In werkelijkheid is de Nederlandse zorgsector als geheel helaas nog lang niet klaar voor deze postmoderne paradigmaverandering. Translatiegelden worden grotendeels niet benut om betere behandelingen te realiseren. Veel translatie-
114
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 114
21-02-2008 15:41:06
LAAT INNOVATIE TOE
geld wordt ook besteed aan beïnvloeding van artsen. Marketingafdelingen van de farmaceutische industrie lijken wel reisbureaus die leuke tripjes voor artsen organiseren. De pogingen van de industrie om artsen te beïnvloeden, is verklaarbaar uit de centrale rol die artsen hebben bij het terugverdienen van de investeringen voor de ontwikkeling van een product. Wereldwijd zijn er ongeveer twee miljoen artsen, die patiënten hebben die vaak voor dure hightech zorg zijn verzekerd. Bijvoorbeeld bij suikerziekte controleert een arts al gauw tien verpleegkundigen, die ieder zeshonderd tot zesduizend diabetici begeleiden. Deze patiënten hebben elk meer dan drie geneesmiddelen nodig, waarop voor de industrie marges zitten van enkele centen tot een paar euro per dag. De industriële omzet kan door het beïnvloeden van artsen oplopen tot 600.000 euro per dag per arts. In het theoretische geval van een volledig beïnvloede arts met heel veel diabetici in zijn bestand kan een arts op deze manier in 1500 dagen de translatiekosten van een medicijn voor de industrie terugverdienen. Het huidige translatieproces in de zorgsector is kostbaar en duurt te lang. Ook is het proces meestal niet erg inspirerend voor de werknemers in de zorgsector, omdat het zelden is gericht op het ontwikkelen van producten die burgers meer gezondheidswinst leveren. De consument is uiteindelijk de klos, want die draait op voor de rekening. Ik verwacht dat de consument voor de beste zorg steeds vaker zal (moeten) uitwijken naar het buitenland, vaak ook nog op eigen kosten.
4.3 Resultaten voor burger suboptimaal door hybride translatie Op dit moment moet translatiekennis over uitvindingen van de overheid vrijwel exclusief opgedaan worden in extreem duur fase 3 klinisch onderzoek. Dit onderzoek heeft de intentie algemeen formuleerbare regels over indicatie, risico’s en nut van een product te onderbouwen. Dit dient allereerst beslissingen van registratieautoriteiten over het opnemen ervan in het handelsregister (Lindpaintner, 1999; 2002; Birmingham, 2001; Norton, 2001; Ward, 2001; Hawkes, 2002). Er zijn veel artikelen over fase 3 klinisch onderzoek geschreven waaruit blijkt dat de hoge kosten en de lange duur ervan veroorzaakt worden door ineffectieve zorgstelsels. Wereldwijd is de zorgsector niet
115
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 115
21-02-2008 15:41:06
WE ZIJN DE KLOS
aste volgorde van de fasen waarin de registratie van V geneesmiddelen verloopt
Fase 1 Onderzoek naar de optimale dosis van een geneesmiddel, vaak op gezonde proefpersonen (pre-registratie) Fase 2 Onderzoek naar de werkzaamheid van een geneesmiddel op specifiek geselecteerde proefpersonen, soms gecontroleerd door vergelijkend onderzoek met placebo of bestaande standaardbehandeling (pre-registratie). Fase 3 Het onderzoek uit fase 2 wordt met grotere groepen gecontroleerd (pre-registratie). Fase 4 Aanvullend onderzoek met geregistreerde middelen, vaak naar de veiligheid en soms ook naar het nut ervan (dus nadat de geneesmiddelen op de markt zijn toegelaten).
op het bepalen van resultaten georganiseerd. Daardoor moet dit voor fase 3‑onderzoek alsnog worden geregeld, omdat anders de resultaten van een nieuw product niet vastgesteld kunnen worden. Goed uitgevoerd fase 3‑onderzoek is zeldzaam. De Cochrane Collaboration, dat de wereldwijde medische literatuur bijhoudt, heeft maar 4000 reviews over medische toepassingen verzameld in de loop van haar decennialange bestaan (2006). Cochrane beoordeelt de kwaliteit van het toepassingsonderzoek bijna zonder uitzondering als matig, moeilijk te extrapoleren en voor patiënten vrijwel irrelevant. Helaas is fase 3‑onderzoek voor de medische praktijk zelden relevant. De schatting is dat op wereldschaal ongeveer vierduizend miljard euro per jaar (3x1012) wordt uitgegeven aan traditionele zorg. Dat is zorg die niet is gebaseerd op moderne wetenschap. Toch worden aan de hand van fase 3‑onderzoek door overheden vele richtlijnen opgesteld voor de zorgsector, die in totaal op ongeveer tien procent van de patiënten van toepassing zijn (Califf, 1986). Het medisch handelen blijkt dan toch vaak anders dan de richtlijn voorschrijft in ongeveer de helft
116
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 116
21-02-2008 15:41:06
LAAT INNOVATIE TOE
van de gevallen. Dus ongeveer vijf procent van het medisch handelen is gebaseerd op een richtlijn en daarmee op fase 3‑onderzoek. Deze vijf procent is waarschijnlijk nog een te hoge schatting. Nieuwe inzichten in het genoom (DNA) laten zien dat er veel meer verschillen zijn in de reactiepatronen op ziekten en behandelingen dan tot nu toe was aangenomen. Hierdoor blijken voor allerlei subgroepen de richtlijnen niet te kloppen. Richtlijnen zouden dus in principe op vijf procent van de medische handelingen kunnen worden toegepast. Ik plaats echter kanttekeningen bij de waarde van de op fase 3‑onderzoek gebaseerde richtlijnen in de praktijk. Het fase 3‑onderzoek (clinical trials) wordt namelijk uitgevoerd met extra budget. Het extra budget ter waarde van 10.000 tot 23.000 dollar per patiënt wordt gebruikt voor extra verpleging (trial nurses), extra zorg, motivatie voor therapietrouw, budget voor openbaar vervoer, extra laboratoriumonderzoek, extra behandeling door artsen, enzovoort. Hierdoor is fase 3 feitelijk een experiment dat van de werkelijkheid losstaat. De resultaten van dit experiment zijn daardoor niet een‑op‑een toepasbaar in de normale praktijk, want dan is dit extra geld er niet (Ezzell, 2003). De feiten wijzen erop dat de toepasbaarheid van op fase 3 gebaseerde richtlijnen in de praktijk zeer beperkt is. Zelfs binnen door zorgverleners geambieerde terreinen, zoals chirurgische behandeling van kransslagaders, blijkt het aantal patiënten dat behandeling krijgt op grond van goede studies beperkt (Califf, 1989; Shekelle, 1989). Van de voor katheterisatie naar het Amerikaanse Duke Universiteitsziekenhuis verwezen patiënten viel respectievelijk slechts dertien, acht en vier procent binnen de criteria van de drie gecontroleerde fase 3‑studies die daar toen uitgevoerd werden. Een op fase 3 gebaseerde richtlijn is dus maar van toepassing op een heel klein deel van het grote aantal patiënten dat zich voor deze behandeling bij de zorgverlener meldt. In Nederland wordt dit soort loodgieterswerk veel gedaan en goed betaald, terwijl de resultaten van deze behandeling slecht zijn. Het Nationale Instituut voor Gezondheid (NIH) van de VS schat dat negentig procent van de patiënten die kransslagaderchirurgie ondergaat, daar vrijwel geen gezondheidswinst mee behaalt. Het is algemeen bekend dat preventie veelal goedkoper en effectiever is (zie bijvoorbeeld McTaggart, 1999). Fase 3‑onderzoek maakt geneesmiddelen ook niet veiliger. Fase 3 klinisch onderzoek wordt grondig geacht als er twee- tot vijfduizend
117
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 117
21-02-2008 15:41:07
WE ZIJN DE KLOS
patiëntenexposities zijn geweest. Meestal zijn dan enkele honderden relatief gezonde patiënten enkele maanden met het middel behandeld. Hierna volgt registratie in wereldwijde handelsregisters, waarna het middel wordt gebruikt door miljoenen patiënten. Er zijn echter veel ernstige bijwerkingen met lage frequenties van één op duizend, één op tienduizend en zelfs nog minder. Deze worden pas gevonden als het geneesmiddel inderdaad door miljoenen patiënten wordt gebruikt, en kunnen dan tot rampen leiden. Omdat de veiligheid niet voldoende bekend is ten tijde van de registratie, is er soms een soort pingpongeffect. Onbekende bijwerkingen in de praktijk leiden ertoe dat de autoriteiten of een industrie bang worden en een geneesmiddel onmiddellijk schrappen. Soms wordt het dan later met aanpassingen weer toegelaten. Met het accent op fase 3‑onderzoek bij registratie van geneesmiddelen krijgen rampen als die met Vioxx en Softenon een kans. De indus trie ontwikkelt bij registratie vooral de financieel lucratieve indicaties, ook al zijn die medisch minder aangewezen. De overheid registreert die minder aangewezen indicaties voor het geneesmiddel en vervolgens worden veel gebruikers aan veiligheidsrisico’s blootgesteld. Softenon is indertijd geregistreerd als slaapmiddel zonder goed onderzoek naar de risico’s. Later bleek dat Softenon wel effectief is tegen sommige, meer zeldzame auto-immuunziekten waarbij men meer risico’s moet nemen. Vioxx had bij registratie vergeleken moeten worden met bijvoorbeeld aspirine. Mogelijk is Vioxx meer aangewezen bij een zwakke maag, terwijl voor anderen aspirine net zo effectief is, maar veiliger en veel goedkoper (Chan, 2007). Wereldwijd komen er per jaar maar twee of drie werkelijk nieuwe met fase 3‑onderzoeken onderbouwde producten op de markt. In de politieke instituties zijn echter in de hele wereld tienduizenden ambtenaren bezig de diverse zorgaanbodeconomieën eromheen te organiseren. In Nederland wordt het fase 3‑onderzoek ook gebruikt bij beslissingen over opname in het basiszorgverzekeringspakket. Dit onderzoek wordt gedaan door van het ministerie van Volksgezondheid afhankelijke instituten in een mengeling van uitvoerende en toezichthoudende rollen. Hierbij wordt ook het nut van een product beoordeeld, voornamelijk in termen van zogeheten QALY’s. QALY staat voor Quality Adjusted Life Year en geeft de behandelmeerkosten aan van een nieuwe behandeling ten opzichte van de standaardbe-
118
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 118
21-02-2008 15:41:07
LAAT INNOVATIE TOE
handeling voor één jaar extra in goede gezondheid. In Nederland dienen QALY’s om de minister van Volksgezondheid te informeren bij beslissingen over het betaalbaar maken van geneesmiddelen. Dit eenzijdige accent op geneesmiddelen is naar mijn mening zonder meer bevreemdend. De gemiddelde QALY van een geneesmiddel is namelijk 11.000 dollar, terwijl de gemiddelde QALY van andere vormen van behandeling op 140.000 dollar ligt (Neumann, 2000). Bij QALY-definities van nut van behandeling en kosten wordt meestal gedaan alsof het onderzoek is te standaardiseren met één eenvoudige analysemethode voor alle te beoordelen middelen. Het QALY-onderzoek is daardoor vaak methodologisch onbegrijpelijk, doordat het te simpele instrument de complexiteit van de omgeving van de zorgsector negeert. Het roept bij mij het beeld op van het wegen van olifanten op dezelfde grammenweegschaal als mussen, ondanks het doorslaan van de weegschaal bij olifanten. Hierdoor is de betrouwbaarheid van QALY in mijn ogen vaak dubieus. Daarnaast wordt er door de overheid in willekeur naar gehandeld. Om begrijpelijk te worden voor de burger die hiervoor betaalt, vind ik dat het beoordelen van zorgproducten net zo eenvoudig moet zijn als bij wasmachines en koelkasten. Het gaat er niet om wasmachines en koelkasten te vergelijken, want dat interesseert de consument die een wasmachine nodig heeft niet. De consument die een wasmachine zoekt, heeft alleen maar iets aan het vergelijken van wasmachines met elkaar. Bovendien willen sommige mensen weten of het apparaat ‘groen’ is, terwijl andere juist willen weten hoe duurzaam het is. De prijs is voor de meeste consumenten ook van belang. In de zorgsector geldt hetzelfde als in de witgoedbranche. Het beoordelen van een behandeling bij kanker is essentieel verschillend van de beoordeling van een gehoorapparaat. Het nut van behandelingen kan dus niet met hetzelfde QALY-instrument worden beoordeeld. Bovendien berekent QALY de kosten van levensverlenging ten opzichte van de standaardbehandeling voor de hoofddiagnose. Ik denk niet dat zorgconsumenten daar in hun specifieke geval iets aan zullen hebben. Ik vind het ook niet goed dat zowel initiatie van meting als onderhoud van QALY door de autoriteiten zelf wordt gedaan, want de markt kan dit beter (Pronk, 2007). Ik vind dat de overheid zich tot het toezicht houden op de ontwikkeling van meetsystemen zou moeten beperken. De waarde en de betrouwbaarheid van QALY zijn per definitie niet groot. De minister neemt de beslissing over QALY namelijk vooraf-
119
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 119
21-02-2008 15:41:08
WE ZIJN DE KLOS
gaand aan toelating van producten in het pakket. De industrie is daarom gevraagd QALY-onderzoek te doen in fase 3‑onderzoek, wanneer een product nog niet op de markt is. De aantallen patiënten zijn dan nog klein en de selectie ervan komt vaak niet overeen met het aanbod dat later optreedt in de medische praktijk. De QALY is naar mijn mening een fantoom dat alleen maar bestaat in het hoofd van een paar ambtenaren. Het nut van QALY is voor de burger nagenoeg nihil en kost alleen maar geld. Onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen wordt vrijwel uitsluitend geleverd door de industrie in fase 3‑onderzoek. Vervolgens beoordeelt de overheid dit onderzoek. De overheid stuurt de industrie niet aan op de medische waarde van nieuwe producten voor de burger. Dus worden er vooral me‑too‑producten ontwikkeld waarvan de verkoopbaarheid groot is. De effectiviteit van dergelijke producten is vaak gering, de veiligheid meestal onbekend. Het nut is onderbouwd in QALY’s en daar heeft de burger niets aan. Het gebrek aan effectiviteit in de zorgsector wordt volgens mij versterkt doordat de overheid geen goed kader ontwikkelt waarmee de medische waarde van producten kan worden beoordeeld. Hierdoor is het niet alleen voor de zorgconsument niet goed mogelijk de eigen opties te wegen, maar ook voor de zorgverleners is dit lastig. Hierdoor worden er naar mijn mening te vaak producten gebruikt die weinig toegevoegde waarde hebben voor de gezondheid van de consument, maar wel veel geld kosten.
4.4 We moeten van een verrichtingensystematiek naar een resultatensystematiek Er zijn niet alleen teveel overheidsregels, maar de regels voor de zorgsector zijn ook verkeerd. Dit in de literatuur algemeen geaccepteerde standpunt wordt bijvoorbeeld door Alasdair MacIntyre beschreven in After Virtue. De moderne bureaucratische regelgeving ondermijnt de traditionele praktijken door geen oog te hebben voor het echte werk. Gestapeld brengen de moderne bureaucratieën eerst kunstmatig een scheiding aan tussen vorm en inhoud, om vervolgens de aandacht te beperken tot de vorm (MacIntyre, 1984). Ik denk dat de analyse van MacIntyre van toepassing is op de Nederlandse zorgsector. De overheid legt zich bijvoorbeeld alleen vast op de
120
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 120
21-02-2008 15:41:08
LAAT INNOVATIE TOE
doorlooptijd van de beoordeling van het fase 3‑onderzoek, niet op inhoudelijke resultaten in de praktijk. De Nederlandse zorgbureaucratie is naar mijn mening op dit moment ‘losgezongen’ van de werkelijkheid. Er wordt niet eens een poging gedaan om een verband te zoeken met de praktijk van de geneeskunde. Dit wordt in mijn ogen verergerd door de eveneens losgezongen betalingssystematiek. Met het verrichtingenstelsel organiseert de overheid betalingen op grond van normtijden en niet op grond van inhoudelijke praktijkresultaten. Markant is dat het meeste op preventie gerichte werk in deze betalingssystematiek niet wordt beloond. Dit ondanks het feit dat preventie betere gezondheidsresultaten geeft. Jaar op jaar blijkt dit bijvoorbeeld uit de rapporten ‘Volksgezondheid Toekomstverkenningen’ (VTV) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De schatting is bijvoorbeeld dat slechts bij 0,5 tot 1,0 procent van de patiënten met een overgevoeligheid voor gluten de diagnose wordt gesteld, en dat na gemiddeld dertien jaar ziekte. Dit vind ik vreemd omdat het een ernstige ziekte is die bij één op de honderd mensen voorkomt, en waarvan preventie met een glutenvrij dieet gemakkelijk, goedkoop en effectief is. Het vóórkomen van deze ziekte bij één op de honderd mensen is voldoende frequent om zorgverleners regelmatig in contact te brengen met mensen met deze ziekte. Het gaat echter mis doordat zorgverleners geen tijd nemen voor een gesprek en ontmoedigd worden om kosten voor diagnostiek te maken. Ze denken dan gemakshalve aan onschuldige darmkrampen en de patiënten moeten maar leren leven met hun klachten. De focus op de inhoud van de geneeskunde is bij de moderne overheidsaansturing grotendeels verloren gegaan. Hierdoor kon in de recent ingevoerde verrichtingensystematiek een belangrijk zorggebied als preventie ondergesneeuwd raken. Ik denk niet dat het eenvoudig zal zijn om in de huidige betalingssystematiek wel aandacht hiervoor te krijgen. Aan een simpel preventief voedingsadvies als een glutenvrij dieet kan niet zomaar voldoende verdiend worden, dus de prikkel om te handelen ontbreekt voor de zorgverlener. Een glutenvrij dieet is ook geen kandidaat industrieel massaproduct, waarin geïnvesteerd kan worden. Ook de industrie wordt dus niet geprikkeld om voor deze ziekte iets te ontwikkelen. Preventie is in mijn ogen in de Nederlandse zorgsector vaak afhankelijk van vrijwilligerswerk, omdat er geen kosten voor gemaakt mogen worden.
121
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 121
21-02-2008 15:41:08
WE ZIJN DE KLOS
Dit standpunt is door Theda Skocpol uitgewerkt in haar boek Diminished Democracy. Zij laat zien dat de opkomst van het vrijwilligerswerk parallel verloopt met de opkomst van westerse moderniteit in Amerika. Daarbij blijkt dat over de afgelopen drie eeuwen betaald werk niet effectief kon worden ontwikkeld uit vrijwilligerswerk (Skocpol, 2003). Ik verwacht dat dit in Europa ook het geval is. Hoewel de naamgeving anders doet vermoeden, is het verrichtingenstelsel in Nederland een besturingssystematiek die zich niet bezighoudt met de inhoud van de medische praktijk. Er wordt weinig kennis mee geproduceerd over behandelresultaten in de praktijk. Hierdoor blijven innovaties moeilijk beoordeelbaar op hun resultaten voor de burger. Op dit moment brengen alleen grote industriële partijen nog af en toe kennis over resultaten voort, omdat zij voor de registratie van innovaties daarvoor onderzoek uitvoeren. Dit onderzoek valt echter buiten het verrichtingenstelsel. MacIntyre stelt dat de dominante positie van moderne bureaucratieën, die niet geïnteresseerd zijn in inhoud, slecht is voor de ontwikkeling van de kwaliteit van de traditionele praktijken. Het heeft volgens MacIntyre ook moreel nadelen om niet de focus te hebben op de praktijk. Om legitiem te zijn moet een bureaucratie de cultuur van de praktijk begrijpen en respecteren. Het is volgens mij heel goed mogelijk dat dit gebrek aan begrip en respect eraan bijdraagt, dat medici steeds minder tevreden zijn met hun baan. In 1973 dacht 15 procent van de artsen in Nederland dat zij een verkeerde beroepskeuze hadden gedaan; in 2001 was dit toegenomen tot 58 procent (Zuger, 2004). Sinds enige jaren worden zorgverleners aangestuurd door de ABC‑sys tematiek van het verrichtingenstelsel. In elk managementboek staat dat hoogopgeleide professionals niet aangestuurd moeten worden op activiteiten, maar op behaalde resultaten. De processen van de zorgsector zijn te complex om de activiteiten ervan met een bureaucratie te kunnen coördineren. Het verrichtingenstelsel doet volgens mij geen recht aan de complexiteit van het zorgveld en de inhoud van de medische praktijk. Resultaatoriëntatie blijkt de enige systematiek die het plezier in het werk kan verbeteren in de medische praktijk (Grumbach, 1998). Het is volgens mij ook de enige manier om van innovatie een meer alledaags proces te maken. Nu wordt resultaatmeting van de zorgsector grotendeels overgelaten aan consumentenorganisaties, patiëntenverenigingen en de zorgverleners zelf. De bureaucratie werkt er zelf ook wel aan mee, maar alles bij
122
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 122
21-02-2008 15:41:09
LAAT INNOVATIE TOE
elkaar biedt dit de patiënt naar mijn mening onvoldoende inzicht in keuzemogelijkheden, kwaliteit, kosten en resultaten van zorgproducten. Het grootste voordeel van overstappen naar resultaatoriëntatie in de zorgsector is dat de burgers hierdoor geholpen zullen worden in het maken van keuzen. Burgers kunnen dan inzicht krijgen in de welzijnswaarde van behandelingen. Ze kunnen zelf een kosten-batenafweging en risico-inschatting maken, die zijn gebaseerd op resultaten in de praktijk bij vergelijkbare gevallen. Het voordeel van een resultatensystematiek ten opzichte van de verrichtingensystematiek is dat er geen sturing in al te groot detail vereist is. Bovendien heb je met relatief eenvoudige regelgeving en minder administratieve rompslomp veel meer grip op de inhoud en de kwaliteit van de zorgpraktijk. De nieuwe regelgeving van de overheid zou in mijn ogen aan de zorgsector eisen moeten stellen over zorgresultaten. De oriëntatie op resultaten in de zorgsector is ook van belang voor de industrie. Dit kan namelijk de ontwikkeling van uitvindingen makkelijker maken in termen van afnemende investeringskosten en doorlooptijd. Ik verwacht dat de zorgsector – wanneer de regulering op resultaten is ingericht – zal zitten te springen om nieuwe behandelmogelijkheden. Hierdoor kan het innovatietempo omhoog, waardoor allerlei groepen burgers eerder oplossingen aangeboden krijgen.
4.5 Verkort de translatie met meer fase 4‑onderzoek in de praktijk Er is weinig bekend over fase 4‑onderzoek, dat wordt uitgevoerd wanneer een geneesmiddel al beschikbaar is. Fase 4 dient vanuit het standpunt van de overheid om ontbrekende data te verkrijgen, meestal veiligheidsdata (Rees, 2002), maar het kan ook om aanvullend QALY-onderzoek gaan. Ik denk dat fase 4‑onderzoek mogelijkheden zou kunnen bieden om onderzoek te doen naar de resultaten van het gebruik van nieuwe geneesmiddelen in de dagelijkse behandelpraktijk. Moderne overheidsregulatie in Nederland vormt geen aanmoediging voor de autoriteiten om het accent te verleggen naar fase 4‑trials. Op
123
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 123
21-02-2008 15:41:09
WE ZIJN DE KLOS
dit moment is de regelgeving gebaseerd op consensus over een product voorafgaande aan registratie. De autoriteiten kennen daarna weinig controle-instrumenten meer, die bovendien tandeloos zijn. Onderzoek van de Amerikaanse geneesmiddelen registratieautoriteit (FDA) uit 2005 laat zien dat van de 1191 opgelegde fase 4‑verplichtingen, de industrie er slechts 114 nakwam (10%). Het niet nakomen van de verplichtingen leidde bovendien nooit tot sancties (Wood, 2006). De industrie is op dit moment matig positief over fase 4‑onderzoek. Het geneesmiddel is dan al op de markt, zodat het vaak slechts wordt beschouwd als marketing. Maar daarvoor is het niet zo doelmatig, omdat goed uitgevoerd fase 4‑onderzoek ongeveer 100 miljoen euro per product extra kost (DiMasi, 2003). Ik vind dat het beleid voor fase 3‑ en fase 4‑onderzoek zou moeten veranderen. Het is vanuit het industriële perspectief gunstig als aan fase 3‑registratieonderzoek veel lagere eisen worden gesteld, ook al betekent dit meer fase 4‑onderzoek. De industrie heeft het voordeel van een snellere en goedkopere registratie van producten, zodat investeringskosten dan sneller terugverdiend worden en patenten beter renderen. Uitzondering op deze regel voor de industrie is de zeer zeldzame situatie dat de industrie al vóór registratie ervan overtuigd is een zogenaamd blockbuster-geneesmiddel in handen te hebben. Maar ook in dat geval is het in mijn ogen aantrekkelijk voor de industrie om veiligheidsrisico’s goed te bewaken om geneesmiddelenrampen te voorkomen. Voor de burger is het accent op fase 4‑onderzoek in plaats van fase 3‑onderzoek gunstig, omdat nieuwe producten dan sneller beschikbaar komen voor de groepen die er de meeste gezondheidswinst mee kunnen behalen. Verder is er meer zekerheid over de veiligheid van producten te krijgen, omdat dit in de dagelijkse zorgpraktijk veel beter kan worden getoetst dan in de proefsituaties van het huidige fase 3‑onderzoek. Hiervoor zou dan uiteraard wel de huidige regulering rondom fase 3‑ en fase 4‑onderzoek aangepast moeten worden. Voor zorgverleners is fase 4‑onderzoek ook gunstig, omdat zij in de dagelijkse praktijk actief betrokken kunnen zijn bij de ontwikkeling van nieuwe middelen. Voor hen is het ook belangrijk om meer zekerheid te krijgen over de in de praktijk bereikbare resultaten bij het toepassen van nieuwe middelen. Een signaal van verandering op dit punt is dat de autoriteiten zeggen fase 4‑onderzoek serieuzer te willen nemen. De verandering bij de overheid is echter nog niet gepaard gegaan met betere regulatie van het
124
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 124
21-02-2008 15:41:10
LAAT INNOVATIE TOE
onderzoek in deze fase. Overheden kunnen zich dit in mijn ogen niet langer permitteren. Het fase 4‑praktijkonderzoek moet beter in overheidsregels worden gestructureerd dan nu het geval is. Fase 4‑onderzoek moet naar mijn overtuiging gebruikt gaan worden om een stapsgewijze markttoelating van producten te organiseren bij groepen burgers. Hierbij moet het bereiken van veel medisch relevante gezondheidswinst voor de burger centraal staan. Ik verwacht dat het dan relatief makkelijker wordt een vernieuwend product te ontwikkelen dan een product dat weinig toegevoegde waarde heeft. Op dit moment loopt ongeveer tien procent van de nieuw toegelaten geneesmiddelen het risico om in de eerste jaren te moeten worden teruggetrokken wegens onverwachte, ernstige bijwerkingen (Lasser, 2002). Dit komt volgens mij doordat het accent wordt gelegd op klinische trials in fase 3. Ik vind het niet verstandig dat na een fase 3 klinisch onderzoek van relatief beperkte omvang een medicijn geregistreerd wordt voor onmiddellijke toepassing bij alle geïndiceerde patiëntengroepen zonder dat er serieuze monitoring van de resultaten in de praktijk is ingericht. Het accent kan in mijn ogen beter komen te liggen op gefaseerd fase 2‑onderzoek voor registratie, gevolgd door fase 4‑onderzoek naar toepassing, resultaten en risico´s in de praktijk na regis tratie. Ik verwacht dat hierdoor een ramp door onverwachte bijwerkingen kan worden voorkomen, en tegelijkertijd het kostbare en weinig effectieve fase 3‑onderzoek overbodig wordt. Ik pleit dus voor een stap‑voor‑stapproces waarin meer gedetailleerde ervaring wordt opgedaan over nieuwe zorgproducten in de praktijk. Hiervoor is het noodzakelijk om eerst onderzoeksgroepen in de populatie te definiëren waarop een nieuw zorgproduct toepasbaar zou kunnen zijn. De volgende stap is om te bepalen wat de effectiviteit en de veiligheid is van dit nieuwe zorgproduct voor deze groepen patiënten. Dit begint met fase 2‑onderzoek, dat ongeveer zeventien miljoen euro per onderzoek kost en een doorlooptijd heeft van twee jaar (DiMasi, 2003). Overheden moeten hierbij snel leren schakelen met de indus trie, zoals de Amerikaanse FDA dat nu al vaak doet. Zo zal de industrie steeds na enkele maanden al toestemming krijgen over een eventuele volgende stap in het fase 2‑onderzoek. Nederland heeft op dit terrein weinig ervaring en de registratieprocessen zijn ook geheel vrijblijvend ingericht. Dat vrijblijvende karakter van de huidige overheidsregulering moet in mijn ogen veranderen, want de industrie doet de investering en loopt dus financieel risico.
125
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 125
21-02-2008 15:41:10
WE ZIJN DE KLOS
Zodra in fase 2‑onderzoek de doelgroep voldoende is bepaald, zal het onderzoek in een vergelijkbare groep in een andere populatie herhaald moeten worden. Ik verwacht dat de translatie van uitvindingen gemakkelijker en sneller kan gaan verlopen wanneer de informatie-economie tot ontwikkeling komt in de zorgsector. Registratieautoriteiten zullen de farmaceutische industrie toestemming geven om samen te werken met andere partijen zoals verzekeraars. Deze partijen kunnen samen mandaat krijgen om in gedefinieerde populaties gecontroleerd fase 2‑onderzoek te doen. In een legitimiteitsgericht stelsel zitten vele partijen, waaronder de verzekeraars, te springen om dat fase 2‑onderzoek. Als de bevindingen in dat onderzoek herhaalbaar blijken, vind ik dat onmiddellijke registratie moet volgen. Uitvindingen komen dan snel en tegen lage kosten beschikbaar. Gezondheidswinst en mogelijke alternatieven bepalen vervolgens de zwaarte van het fase 4‑onderzoek. Kostbaar fase 3 klinisch onderzoek met weinig waarde voor de zorgpraktijk is in mijn ogen helemaal niet meer nodig. Dit beleid wordt door de overheid op dit moment al gevolgd bij het toelaten van hiv/aids-middelen. Alle nieuwe hiv-uitvindingen worden zeer snel op de markt toegelaten, vaak met slechts flinterdun fase 2‑onderzoek. Vervolgens wordt in fase 4‑onderzoek van de Stichting HIV Monitoring (SHM) uitzonderlijk goed de werking en de veiligheid gemonitord. De stichting verzamelt data van de in totaal 23 door de minister van Volksgezondheid erkende hiv-behandelcentra. Door de centrale aanpak en het consistent bijhouden van onder andere een belangrijke immuniteitsparameter (aantal CD4‑cellen per milliliter bloed) maakt het datadossier een waardevol behandelregister. Wereldwijd zijn hiv/aids-middelen snel beschikbaar en wordt veel van het toepassingsonderzoek aan de zorgsector overgelaten. Deze strategie moet in mijn ogen door overheden veel vaker gehanteerd worden. Registratie moet bijna zonder uitzondering gepaard gaan met fase 4‑onderzoek dat de toepassing in eerste instantie inperkt tot enkele groepen patiënten. In fase 4‑onderzoek moet duidelijk worden welke burgers in de praktijk hun voordeel kunnen doen met de nieuwe medicijnen en welke risico´s eraan zijn verbonden. Autoriteiten moeten op korte termijn het fase 4‑onderzoek beter gereguleerd gaan ondersteunen. Hierbij vind ik het essentieel dat de zorgsector wordt gedwongen begrijpelijke rapportage over resultaten in de praktijk aan te leveren. Ik vind ook dat verplicht moet worden gesteld dat zorgproducten onderling vergeleken worden.
126
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 126
21-02-2008 15:41:11
LAAT INNOVATIE TOE
Focus op fase 4‑onderzoek kan in mijn ogen veel beter tegemoet komen aan de wetenschappelijke onderzoekseisen dan onder de huidige regulering met fase 3‑onderzoek mogelijk is. Fase 4‑onderzoek biedt ook de ruimte om subpopulaties beter te definiëren en te onderzoeken, zodat meer bekend wordt over de toepassing en resultaten van nieuwe geneesmiddelen in de praktijk bij specifieke doelgroepen. Ik vind dat bij betere regulering van fase 2‑ en fase 4‑onderzoek past dat partijen in de zorgsector én burgers strakker worden aangestuurd. De overheid moet partijen in de zorgsector dwingen over de praktijkervaring met zorgproducten te rapporteren, zodat er betere kennis kan worden verworven over de juiste indicatie, de effectiviteit, de kosten en de veiligheid van producten in de zorgpraktijk. Burgers moeten in mijn ogen meewerken aan het onderzoek naar nieuwe zorgproducten. Ik verwacht dat daarmee de betrouwbaarheid en de resultaten van de geneeskunde voor de gezondheid van de burger snel kunnen toenemen. Wanneer fase 3‑onderzoek zou worden afgeschaft, heeft dat waarschijnlijk ook wetenschappelijke consequenties. Ik merk dat burgers steeds minder gemotiveerd zijn om met placebo of bij hen niet optimaal werkende standaarden behandeld te worden. Het is hierdoor moeilijker om controlegroepen te vormen. Ik verwacht dat het daarom alleen nog maar belangrijker zal worden bij de ontwikkeling van een nieuw zorgproduct om de groepen van de populatie te kennen waarvoor het product geschikt zou kunnen zijn. Als de informatie-economie aantrekt in de zorgsector, verwacht ik dat het onderzoek in dergelijke groepen spectaculair toeneemt. Vanuit het juridische perspectief zijn deze veranderingen eigenlijk al opgetreden. Voor het gebruik van geneesmiddelen geldt dat het nut van middelen niet langer eerst in fase 3‑onderzoek moet zijn bewezen, voordat burgers erover mogen beschikken. Toegang tot experimentele geneesmiddelen is in rap tempo een nieuw burgerrecht aan het worden. In de Verenigde Staten bleek bijvoorbeeld dat de registratieautoriteit FDA de bevolking niet langer researchvindingen mag onthouden. In de toonaangevende rechtszaak in 2006 van de patiëntenbelangengroep Abigail Alliance tegen de FDA hebben Amerikaanse burgers gewonnen. Ze hebben het constitutionele recht gekregen op experimentele middelen, zelfs als de effectiviteit, de veiligheid en het nut ervan niet zijn bewezen.
127
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 127
21-02-2008 15:41:11
WE ZIJN DE KLOS
Het is van belang dat overheden de regulering van de zorgsector aanpassen om de ontwikkelingen in de maatschappij in goede banen te leiden. Zoals George Akerlof al in 1970 argumenteerde, is de essentie daarbij dat de overheidsbureaucratie regulatie in het leven roept die betrokken groepen burgers zekerheden verschaft over de kwaliteit van zorgproducten (Akerlof, 1970). Pas als aan deze noodzakelijke voorwaarde is voldaan, kan in de zorgsector de innovatie-explosie ontstaan, die door iedereen al lang is voorspeld. Bovendien kunnen de risico’s dan beter in de hand worden gehouden. Ik denk dat de overheid veel gezondheidswinst voor de burgers kan bereiken door de kennisproductie in de praktijk van de zorgsector beter te organiseren. Door het accent bij de ontwikkeling van geneesmiddelen te verleggen naar fase 4‑onderzoek, kan kennis worden opgebouwd over de toepasbaarheid, de resultaten en de risico´s van een nieuw zorgproduct. De oriëntatie op fase 4‑onderzoek is in mijn ogen ook een betere basis voor het onderzoek naar het nut van producten (QALY). Met het huidige QALYonderzoek zullen we er waarschijnlijk nooit achter komen wat het nut is van de zorg, ondanks de verplichte hoge uitgaven aan premie. Ik vind dat in een nieuw zorgstelsel het accent van innovatie moet komen te liggen op de behaalde resultaten bij toepassing op burgers. Voor een individuele farmaceutische firma kan de omzet daardoor soms langzamer groeien, wanneer dit beter en veiliger is voor de bevolking. Ik denk dat een dergelijke innovatiestrategie moreel superieur is en breed wordt gedragen (zie bijvoorbeeld Mertens, 2005).
4.6 Verwijzingen 1. Er zijn geen betrouwbare bronnen die de uitgaven en resultaten van biomedisch research in relatie tot die van andere sectoren beschrijven. Op wereldschaal is de grootste biomedische researchinvesteerder de federale overheid van de VS. De grootste uitgavenpost in 2004 is het National Institute of Health (NIH) dat $ 28 miljard krijgt. Het is een grote uitgave vergeleken met de uitgave aan ruimteonderzoek van $ 15 miljard (NASA). De verdere wereldwijde overheidsuitgaven voor research zijn ten minste gelijk en mogelijk het dubbele van de NIH-uitgave. De wereldwijde industrie van de zorgsector zal deze overheidsuitgaven minstens matchen. De schatting van de wereldwijde researchuitgaven in de zorgsector is $ 93 - 217 miljard, wat met drie tot zeven procent
128
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 128
21-02-2008 15:41:11
LAAT INNOVATIE TOE
van de omzet van $ 3100 miljard (2004) relatief veel is. Voor bijvoorbeeld de bank- en handelssector worden de researchuitgaven geschat op minder dan 1 procent van de omzet. 2. De schatting wordt gemaakt voor landen die zijn aangesloten bij de Or‑ ganisation for Economic Co-operation and Development (OECD) met een Gross Do‑ mestic Product (GDP) van $ 27.661 miljard en uitgaven aan gezondheidszorgproducten (inclusief diensten) van 8,9% in 2004. Getallen zijn geïnfleerd voor private zorguitgaven en niet-OECD-landen; www.oecd.org. Laatst bezocht 1 oktober 2006. 3. Public Citizen Congress Watch, ‘Rx R&D Myths: The Case Against the Drug Industry’s R&D Scare Card,’ July 2001 (www.citizen.org); NIHCM, ‘Changing Patterns of Pharmaceutical Innovation,’ May 2002 (www.nihcm.org); CenterWatch, 2001, ‘An Industry in Evolution,’ third ed., ed. M.J. Lamberti 22. www.centerwatch.com. Laatst bezocht 14 april 2005.
4.7 Literatuur Akerlof, G.A., M. Maun, 1970, ‘The Market for ‘Lemons’: Quality Uncertainty and the Market Mechanism.’ Quarterly Journal of Economics 84: 488-500. Birmingham. K., 2001, ‘Experts predict bleak post-genomic era for drug R&D.’ Nat. Med. 7: 262. Califf, R.M., D.B. Pryor, J.C. Greenfield Jr., 1986, ‘Beyond randomised clinical trials: applying clinical experience in the treatment of patients with coronary artery disease.’ Circulation 74: 1191-1194. Chan, A.T., Ogino, S., Fuchs C.S., 2007, ‘Aspirin and the risk of colorectal cancer in relation to the expression of COX-2.’ N. Engl. J. Med. 356: 2131-2134. Check, E., 2004, ‘Trial analysis questions use of antidepressants in children.’ Nature 428: 2004; 682. Coghlan, A., 2002, ‘Gene data slows drug discovery.’ New Scientist 2361: 11. Cohen, F.J., 2005, ‘New uses for old drugs.’ Nature Rev. Drug Discov. 4: 78-84. Cutler, D.M., 2007, ‘The demise of the blockbuster?’ N. Engl. J. Med. 356: 1292-1293.
129
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 129
21-02-2008 15:41:12
WE ZIJN DE KLOS
DeLamarter, J., 2003, ‘Biotechnology partnerships: medicine for an ailing industry?’ Nature Biotech. 21: 847-848. DiMasi, J.A., R.W. Hansen, H.G. Grabowski, 2007, ‘The price of innovation: new estimates of drug development costs.’ J. Health Econ. 22: 151-185. Ezzell, C., 2003, ‘The price of pills.’ Scientific Am. July: 16. Joppi, R., Bertele, V., Garattini, S., 2005, ‘Disappointing biotech.’ B.M.J. 331:895-897. Hodgson, J., A. Marshall, 1998, ‘Pharmacogenomics: Will the regulators approve?’ Nat. Biotechnol. 16: 243-246. Holland, P., 2005, ‘Laat professionals de geneesmiddelen kiezen.’ Bogin Bericht 5: 3. Hooft, C.S., M.C.J.M. Sturkenboom, K. Van Grootheest, et al., 2006, ‘Adverse drug reaction-related hospitalisations.’ Drug Safety 29: 161-168. Huntington, S.P., 2002, The clash of civilisations and the remaking of world order. Reading: Cox & Wyman. Lasser, K.E., 2002, ‘Timing of new black box warnings and withdrawals of prescription medications.’ JAMA 287: 2215-2220. Lazarou, J., B. Pomeranz, P. Corey, 1998, ‘Incidence of adverse drug reactions in hospitalised patients: a meta-analysis of prospective stu dies.’ JAMA 279: 1200-1205. Ledley, F.D., 1999, ‘Can pharmacogenetics make a difference in drug development?’ Nat. Biotechnol. 17: 731. Lindpaintner, K., 1999, ‘Genetics in drug discovery and development: challenge and promise of individualizing treatment in common complex diseases.’ Br. Med. Bull. 55: 471-491. Lindpaintner, K., 2002, ‘The importance of being modest: reflections on the pharmacogenetics of Abacavir.’ Pharmacogenomics 3: 835-838. Hawkes, N. 2002, ‘Medicines priced high to recoup research and marketing cost.’ The Times, August 13, 4. Maassen, H., 2002, ‘Verantwoord visiteren.’ Medisch Contact 48 (29): 57. McNeil, B., (2001), ‘Shattuck Lecture. Hidden barriers to improvement in the quality of care.’ N. Engl. J. Med. 345: 1612-1620. McTaggart, L., 1999, What Doctors Don’t Tell You: The Truth About The Dangers Of Modern Medicine. Reprint Ed. New York: Avon. Mertens, G. Last visited 29 April 2005, ‘Beyond the Blockbuster Drug.’ www.globalbusiness insights.com/content/rbhc0132t.pdf.
130
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 130
21-02-2008 15:41:12
LAAT INNOVATIE TOE
Neumann, P.L., E.A. Sandberg, C.M. Bell, et al., 2000, ‘Are pharmaceuticals cost-effective? A review of evidence.’ Health Aff. (Millwood) 19: 92-109. Norton, R.M., 2001, ‘Clinical pharmacogenetics: applications in pharmaceutical R&D.’ Drug Discov. Today 6: 180-186. Okie, S., 2007, ‘New York to trans fats: you’re out!’ N. Engl. J. Med. 356: 2017-2021. Owens, J., B. Ramster, R.N. Lawrence, 2001, ‘Impact of SNP genoty ping could save millions by 2010.’ Drug Discov. Today 6: 450. Pronk, M., C. Schoonderbeek, 2007, ‘Medicijnen met meerwaarde.’ Medisch Contact 62: 632-635. Rees, J., 2002, ‘Complex disease and the new clinical sciences.’ Scien ce 296: 698-700. Roses, A.D., 2000, ‘Pharmacogenetics and the practice of medicine.’ Nature 405: 857-865. Scherer, F.M., 2004, ‘The pharmaceutical industry. Prices and progress.’ N. Engl. J. Med. 351: 927-932. Shekelle, P.G., M.R. Chassin, R.E. Park, 1998, ‘Assessing predictive validity of RAND/UCLA appropriateness method criteria for performing carotid endarterectomy.’ Int. J. Technol. Assess. Health Care 14; 707-727. Snedden, R., 1999, ‘Pharmacogenetics Workshop: Background Paper.’ The Wellcome Trust, London. Steinberg, E.P., 2004, ‘Improving the quality of care.’ N. Engl. J. Med. 348: 2681-2683. Thomas, S.M., 2001, ‘Pharmacogenetics: the ethical context.’ Pharmacogenomics J. 1: 239-242. Ward, S.J., 2001, ‘Impact of genomics in drug discovery.’ Bio Techniques (Euro Edition) 2001: 64-69. Wood, A.J.J., 2006, ‘A proposal for radical canges in the drug-appro val process.’ N. Engl. J. Med. 355: 618-623.
131
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 131
21-02-2008 15:41:13
Hoofdstuk 5
Stuur aan op de vraag naar gezondheid door de burger
5.1 Inleiding Het afgelopen decennium is onder bewind van de overheid tal van maatregelen genomen dat de dominantie van de staatsbureaucratie over de zorgsector vergroot. De invoering van het verrichtingenstelsel en de oprichting van de Nederlandse Zorgautoriteit zijn voorbeelden van de laatste jaren. Ze passen in de trend van belastingdrukverhoging voor de collectieve sector. Tussen 1900 en 2006 is de collectieve belastingdruk gestegen van 10 tot 53 procent van het Bruto Nationaal Product (BNP). Voor de zorgsector is een moderne bureaucratie opgetuigd. De vernieuwing van de zorgsector door ontwikkeling van nieuwe producten heeft de overheid passief georganiseerd. De overheid heeft zich voor vernieuwing afhankelijk gemaakt van de input van ondernemingen. Ondanks de enorme uitgaven van de burger aan de overheid, is de ontwikkeling van de zorg dus eigenlijk gebaseerd op kapitalistisch ondernemersschap. We rekenen op het modern biomedisch industrieel complex om de zorgsector te vernieuwen. Ik ben bang dat dit op de lange termijn destructief uitpakt voor deze sector in Nederland: ondernemingen houden zich toch vooral bezig met de barrières voor de korte termijngroei van hun imperia (Hampsey, 2004). De moderne overheidsbureaucratie stelt zich dus passief op in de vernieuwing van de zorgsector, maar werpt zich wel op als beschermer van de onnozele burger tegen vernieuwers uit de private sector. De overheid heeft regulatie in stelling gebracht, die moet voorkómen dat de ondernemers rechtstreeks met de burgers communiceren. Ondernemingen mogen van de overheid dus wel de ontwikkeling van de zorgsector trekken, maar diezelfde overheid verbiedt hun om dit in afstemming met de burger te doen. Daardoor raakt de ontwikkeling van de zorgsector losgeslagen van de behoeften van die burger. Ik onderschrijf het standpunt van de sociologe Jane Jacobs, dat de moderne westerse overheidsbureaucratieën snel moeten veranderen. Ze zijn on-
132
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 132
21-02-2008 15:41:13
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
voldoende actief georiënteerd op de burger, inefficiënt en gevaarlijk, en hebben de menselijke maat van de dingen verloren (Jacobs, 1992). De moderne inrichting van ondernemingen maakt het mijns inziens wel begrijpelijk dat artsen niet graag hun monopolie op het patiëntcontact opgeven ten gunste van ondernemers. Artsen zijn er trots op dat zij in hun praktijk nog steeds premodern zijn georganiseerd. Ook zij beschermen de onmondige burger door voor hen te bepalen welke behandeling het beste is. Zij stellen zich over het algemeen ook passief op ten aanzien van vernieuwing. Vernieuwing bestaat voor hen grotendeels uit het voorschrijven van moderne industriële producten en het aanbieden van hightech behandelingen, die zijn ontwikkeld in de private sector. Het grootste probleem met het zorgstelsel is, dat de staat naar mijn overtuiging niet legitiem handelt. Ik verwacht dat de overheid daarom de huidige regulering in de zorg op termijn niet zal kunnen volhouden. De staat verbiedt bedrijven aan te sluiten op de burger en houdt deze laatste handelsonbekwaam. Dit is niet verenigbaar met populaties van actief betrokken groepen, die op dit moment buiten de zorgsector in samenwerking met het bedrijfsleven een informatie-economie aan het ontwikkelen zijn. Dit standpunt werd eerder in de literatuur geformuleerd. Moderne westerse zorgstelsels doen geen recht aan de gedifferentieerde belangen van groepen burgers en spelen niet in op de individuele portemonnee en zorgbehoefte. De huidige zorgstelsels spelen ook niet in op wat zorgaanbieders, industriëlen en zorgautoriteiten redelijk of interessant vinden, ieder vanuit hun eigen perspectief (Sen, 2002).
133
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 133
21-02-2008 15:41:13
WE ZIJN DE KLOS
De overheid compenseert in mijn ogen het gebrek aan legitimiteit met een overdreven accent op het principe van gelijkheid dat sterk betuttelend wordt uitgewerkt. In de praktijk wordt de in de aanbodeconomie voorgeschreven hightech zorg allesbehalve gelijkelijk geleverd. Door de focus op het principe van gelijkheid raken de belangrijke democratische waarden van vrijheid en broederschap ondergesneeuwd. Deze waarden zijn in mijn ogen nodig om het mogelijk te maken om groepen zorgconsumenten hun eigen zorgvraag te laten ontwikkelen. Gebrek aan ontplooiing van deze waarden leidt in de zorgsector tot een eenheidsworst in het aanbod, waar eigenlijk niemand mee is gediend. De gedachte dat met aandacht voor gelijkheid de bevolking afgekocht kan worden door een bevoogdende overheid, heeft denk ik haar grenzen bereikt. De gezondheidszorg in Nederland is verknoopt geraakt met sociale wetgeving waarin de budgettering van de zorg bij de staat is gelegd. In richtlijnen en betalingssystematiek dicteert de overheid in alle detail de behandelingen. Maar deze richtlijnen zijn in toenemende mate niet méér dan politiek correct taalgebruik, omdat ze in de praktijk volstrekt onuitvoerbaar zijn. Ik vind dat de zorgsector faalt en ben bang dat uiteindelijk heel veel burgers ontevreden zullen worden. Er moet een echte oplossing komen, want het gooien met geld zonder structureel vermogen om oplossingen te bieden, wordt op een gegeven moment vrijwel iedereen een doorn in het oog. Niet alleen een toenemend aantal zorgconsumenten is ontevreden, de industrie en de verzekeringsbranche morren ook. Uiteindelijk keert de wal het schip. Socialistische gelijkheidsbureaucratieën zoals die van de Sovjet-Unie hebben in de negentiger jaren hun failliet moeten onderkennen. Hoge kosten voor een falende zorgsector is reden voor ontevredenheid, niet alleen van minvermogende groepen, maar van bijna iedereen. Het afnemende vermogen tot politieke interventie met gelijkheidsmaatregelen zal in mijn ogen snel gecompenseerd moeten worden door de zorgsector structurele oplossingen te bieden. Mijn verwachting is dat anders de ontevredenheid van de bevolking alleen maar verder toeneemt. Ontevredenheid over de zorgsector is niet hetzelfde als het optreden van ziekte. Ontevredenheid wordt bij mensen veeleer veroorzaakt door hoe er door de zorgsector wordt omgegaan met ziekte. Een individu of een groep ervaart een gebeurtenis als het krijgen van een diagnose als diabetes vooral traumatisch wanneer de zorgsector inadequaat georganiseerd is. Zeker wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de
134
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 134
21-02-2008 15:41:14
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
aandoening en eventuele complicaties eenvoudig te voorkomen waren geweest als de diagnose jaren eerder was gesteld en toen meteen adequate behandeling was gestart. Frustratie kan ontstaan als de zorgsector niet adequaat reageert of als hij beloften niet waarmaakt, en dit kan leiden tot pijn, sterfte of ernstige handicaps. Dergelijke frustratie verergert als klagen geen zin blijkt te hebben en de autoriteiten alternatieve oplossingen niet nastreven of zelfs actief uitsluiten. Het levenslang verplicht betalen van premie en dan niet goed geholpen worden, kan eveneens frustrerend werken. Studies onder getraumatiseerde mensen laten zien dat dit kan leiden tot disfunctioneren gedurende een langere periode met een overmaat aan agressie, depressie, angsten, kwetsbaarheidsgevoelens en asociaal gedrag. Als sociale instituties niet goed georganiseerd zijn, kunnen de inadequate processen sociale conflicten teweegbrengen. Typisch voor de moderne tijd in een dergelijke situatie is dat de centrale politieke instituties dan reageren met de oprichting van intermediaire groepen. Die groepen missen echter in mijn ogen legitimiteit en spreiden soms gedrag tentoon dat niet te rechtvaardigen is. De politieke instituties veroorzaken zo een serieuze kostenfactor voor de samenleving. In de zorgsector sluiten de politieke instituties zelfs de ontwikkeling van een zorgmarkt uit. Hierdoor treedt verlies aan volksgezondheid op bij hoge kosten aan premies en belasting. Burgers hebben weinig mogelijkheden om hun frustratie over de zorgsector te kanaliseren. Het is moeilijk om sturing te geven aan de politiek-economische instituties als die zijn losgeslagen van de behoeften van burgers. Burgers kunnen zich uiten door niet te stemmen, maar de invloed van stemmen is indirect. Dit onvermogen voor burgers om invloed uit te oefenen, ondermijnt het vertrouwen in het politieke leiderschap. In het Mori-onderzoek in Engeland bijvoorbeeld bleek dat maar achttien procent van de Britten de politici vertrouwt. Dit vertrouwen was voor alle andere onderzochte beroepen hoger (Rogers, 2003). Ook Nederlanders hebben een vernietigend oordeel over de overheid.1 In cultureel-antropologische termen is deze situatie te beschrijven als een laagintensief conflict (LIC). Steeds hoger opgeleide burgers in kennisintensieve netwerken kunnen steeds preciezer bepalen waarom zij geen waar voor hun geld krijgen in de zorgsector en daar politieke consequenties aan verbinden. Dit leidt niet tot een burgeroorlog met de ambtenarij, maar tot lage verkiezingsopkomsten, tenzij er mogelijkhe-
135
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 135
21-02-2008 15:41:14
WE ZIJN DE KLOS
den zijn tot het uitbrengen van proteststemmen. Het leidt ook tot voor ambtenaren onbegrijpelijke afwijzing van voorstellen, ongelofelijk laag vertrouwen in de politiek en dramatische afname van ledenbestanden van politieke partijen. Ik vind dit niet goed voor de ontwikkeling van onze cultuur, omdat er zo nooit een spiraal omhoog uit dit moeras ontstaat. In mijn ogen moet de overheid in de zorgsector een stelselverandering opzetten, die gericht is op de ontwikkeling van de gezondheid in broederschappen. Om de burgers en de markt daarbij voldoende sturing te geven en aan te laten sluiten op elkaar, moet het voor de markt interessanter worden om zorgproducten niet alleen als massaproduct in te zetten. De toepassing van een product moet worden gebaseerd op de keuze van burgers zelf. Burgers hebben hiervoor transparante informatie nodig over de verschillende alternatieve oplossingsscenario’s in hun persoonlijke geval. De burgers moeten kunnen beschikken over informatie over werking en bijwerking van behandelingen in de praktijk bij vergelijkbare gevallen. Ik verwacht dat burgers, al of niet georganiseerd in groepen, prima in staat zullen blijken om keuzen te maken die betrekking hebben op hun eigen gezondheid. De uitwerking van gelijkheid in het verleden heeft veel goeds gebracht in de zorg. Overheden hebben vanuit de gelijkheidsgedachte binnen hun nationale domein zorg ontwikkeld tegen ziekten die algemeen bestreden kunnen worden zoals polio, cholera en difterie. Ook de Amerikaanse Centers of Disease Control en de Finse Infectie Registratie hebben voor dit soort infectieziekten registraties van goede kwaliteit ontwikkeld. In samenwerking met de Verenigde Naties en internationaal opererende stichtingen is ook buiten het domein van de nationale overheden op gelijkheid gebaseerde zorg beschikbaar gekomen. Maar gelijkheid is uiteindelijk maar één dimensie van zorg die bovendien haar beperkingen kent. Om een stap verder te komen denk ik dat de westelijke politieke instituties ‘slimmer’ moeten worden. Het accent moet worden verlegd naar het cultiveren van gezondheidsontwikkeling van groepen. Aandacht voor socialisatie in groepen door het accent op broederschap te leggen, is een beginsel dat je nodig hebt bij de ontwikkeling van informatiesamenlevingen. Daar heb je in de huidige samenleving meer aan dan aan het principe van gelijkheid. Filantropische organisaties proberen het accent van overheden al enige jaren en met enig succes in de richting van aandacht voor groepen om te buigen. De Bill en Melinda
136
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 136
21-02-2008 15:41:15
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
Gates Stichting richt zich, zelfs als de stichting samenwerkt met overheden, op de dorpsgemeenschap en probeert bij alle zorg zo nauw mogelijk aan te sluiten op de lokale cultuur. In de postmoderne tijd wordt de waarde van de dingen cultureel bepaald. De politiek moet hierop reageren door meer in te spelen op het principe van broederschap met een binding aan concrete belangen van individuele burgers. In de moderne tijd werd het accent op vrijheid gelegd, dat later onder invloed van de socialistische bewegingen werd gecombineerd met het accent op gelijkheid. In het huidige zorgstelsel in Nederland is de abstracte gedachte aan gelijkheid van individuen die in vrijheid mogen handelen ver doorgevoerd. In de postmoderne tijd wordt het accent meer op broederschap gelegd, dat cultureel bepaald en concreet is. Het nieuwe ambtelijke werkterrein van het stimuleren van broederschappen was tot nu toe geen westerse competentie. Het is daarom denk ik allemaal nog wat onwennig. Het naast vrijheid en gelijkheid creëren van broederschap is ook moeilijk en zelfs spanningsvol maar in mijn ogen niet incompatibel. In de vrije markt zijn de waarden van vertrouwen en wederkerigheid, die van oorsprong tribaal zijn, van groot belang. Het toelaten van broederschappen van burgers is dus evolutionair primair. Ik stel niet voor om in onze postmoderne tijd terug te gaan naar evolutionair primitieve tribale waarden. Wel stel ik voor dat de overheid de huidige abstracte preoccupatie met gelijke verdeling van de middelen aan in vrijheid levende individuen, even loslaat. Het lijkt mij aan te bevelen om de macht in de zorgsector te verschuiven naar groepen zorgconsumenten, naar broederschappen dus. Deze verschuiving van de macht van de overheid naar groepen zorgconsumenten zal waarschijnlijk invloed hebben op veel processen in de zorgsector. Ik voorspel het einde van de huidige manier van marketing in de zorgsector. Op dit moment bedenkt de industrie een lucratieve toepassing voor een zorgproduct, laat het als zodanig in het handelsregister inschrijven, om vervolgens de verkoop via de zorgverlener te promoten. In de toekomst verwacht ik dat de toegevoegde waarde van een nieuw product van meet af aan moet worden aangetoond voor groepen burgers. De paradigmaverandering die ik voorsta in de zorgsector, kenmerkt zich door overheidsbeleid dat de zorgvraag van broederschappen centraal stelt.
137
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 137
21-02-2008 15:41:15
WE ZIJN DE KLOS
5.2 Laat informatie-uitwisseling tussen burgers en bedrijven toe Momenteel is het leveren van zorginformatie aan groepen moeilijk, omdat overheidsregulatie bedrijven en instellingen verplicht zich op te splitsen. Hierdoor kunnen broederschappen zich niet ontwikkelen. De overheid legt dit opsplitsen van organisaties op om belangenverstrengelingen in de zorgsector tegen te gaan. Hierdoor kunnen bedrijven geen informatie leveren die voor burgers relevant is, omdat zij zelf ook niet over deze nuttige informatie mogen beschikken. Bedrijven mogen maar een deel van het proces zelf uitvoeren. Een voorbeeld van opgedeelde processen is te vinden bij het toepassen van nieuwe producten in de praktijk. Hierbij is de farmaceutische industrie afhankelijk gemaakt van zorgverleners. Om belangenverstrengeling daarbij te voorkomen, staat de wetgeving niet toe dat zorgverleners hiervoor betaald worden door de farmaceutische industrie. Hierdoor heeft zich de afgelopen decennia een groot intermediair aanbod van zogeheten trialbureaus ontwikkeld dat snel groeit. Deze trialbureaus zijn verknoopt met lokale zorgverlenende instellingen, die op hun beurt weer verknoopt zijn met geldstromen van de overheid. De bureaus kopen data over de toepassing van nieuwe producten bij patiënten in bij zorgverleners, en leveren die data terug aan de farmaceutische industrie. De meest complete set informatie blijft uiteindelijk bij de zorgverleners liggen, meestal opgeslagen in hun hoofd. Een ander voorbeeld van opgedeelde processen is te vinden bij de ziekenhuizen, die afhankelijk zijn gemaakt van adviesbureaus voor budgetonderhandelingen met zorgverzekeraars en overheid. Door de voorgeschreven organisatie van informatiestromen door de overheid ligt een groot deel van de gegevens over de ziekenhuizen, die belangrijk zijn bij deze onderhandelingen, bij adviesbureaus zoals Prismant, dat veel overheidssteun krijgt. De huidige overheidsregulering, die belangenverstrengeling tegengaat door bedrijfsprocessen te scheiden in aparte organisaties, roept daarmee intermediaire partijen in het leven. Deze partijen moeten door bedrijven worden ingehuurd om te voorzien in hun informatiebehoefte. Door het verplicht opknippen van organisaties wordt namelijk informatie gemist in de eigen productie- en informatieprocessen. Door de staatsgereguleerde splitsing van organisaties ontwikkelen deze niet alleen minder eigen slagkracht, maar weten zij helaas ook erg weinig over de eindgebruikers, de zorgconsumenten.
138
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 138
21-02-2008 15:41:15
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
De zorgsector kent een groot aantal intermediairs, verknoopt met de overheid in regulatie en geldstromen. Farmaceuten en zorgverleners werken bijvoorbeeld samen via trialbureaus, die ook wel contract research organisaties (CRO’s) worden genoemd. Als intermediairs moeten ook de commerciële adviesbureaus niet worden vergeten. Het aantal adviesbureaus in Nederland wordt geschat op 27.000 (2006). Opvallend vind ik verder de ongeveer vierhonderd bijna geheel van overheidsgelden afhankelijke, zogenaamd onafhankelijke, intermediaire instituten, zoals het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO en het Voedingscentrum. De huidige regulatie geeft een ordening die wordt aangeduid als dendritisch of sprietig vertakkend, wat het tegenovergestelde is van globulair of rond. Er is in de literatuur aangetoond dat het sprietige patroon in een dergelijke omgeving ontstaat doordat de meest winstgevende positie die van de intermediair is. De intermediaire bedrijfsstrategie is het meest succesvol als ze precies het omgekeerde belang zoekt als de staande bedrijven, zorginstellingen en burgers. Een dergelijke dendritische omgeving is te kenmerken als overbevolkt door een veelheid aan partijen die niet de belangen van de burger dienen (Meadows, 1972). De intermediaire instituten hebben er alle belang bij de resterende mogelijkheden tot samenwerking tussen instituties en burgers te hinderen om daarmee hun eigen werkterrein uit te breiden en veilig te stellen. Ze hebben er voordeel bij om de politiek erop te wijzen dat de zorgsector verder opgeknipt moet worden. Het dendritische patroon van intermediairs, bedrijven en zorginstellingen wordt verder versterkt doordat de beste carrièrekansen voor individuele werknemers ontstaan door samen te werken met de intermediaire instituten. Binnen de bestaande bedrijven en zorginstellingen werken individuele werknemers daardoor soms aan een strategie, die de belangen van het eigen instituut niet dient. Zo kan het bijvoorbeeld gunstig zijn voor een individuele zorgverlener om een opinieleider te worden die de verkoop van een duurder geneesmiddel promoot, terwijl een goedkoper substituut beschikbaar is. Deze strategie kan van persoonlijk belang zijn voor hem, omdat hij via intermediairs geholpen kan worden met budgetondersteuning voor onderzoek, congressen en artikelen. De belangen van een farmaceutische reus die het duurdere geneesmiddel produceert, worden gediend op een manier die ook het persoonlijke belang van de opinieleider dient. Tegelijkertijd is dit niet in het belang van het eigen ziekenhuis
139
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 139
21-02-2008 15:41:16
WE ZIJN DE KLOS
waar hij in dienst is. De intermediair werkt de ziekenhuisstrategie tegen om bij gelijke kwaliteit het goedkoopste middel voor te schrijven. De genieën in dit spel zijn goed in manipulatie. Zij worden ook wel Spinmeisters genoemd. Een Spinmeister weekt een werknemer los en werkt deze op tot opinieleider die de verdere omgeving beïnvloedt. Dan kan er een nieuwe dendritische structuur ontstaan door verder te vertakken in de eigen organisatie (bijvoorbeeld een academisch ziekenhuis), in de omgevende organisaties (bijvoorbeeld huisartsenpraktijken) en in de commissies van de overheid. Werknemers en de intermediaire bedrijven in de breukzone kunnen het meeste profiteren, wat tot verdere groei van de dendritische structuur leidt. De samenwerking via intermediairs levert een werksituatie op die aan elkaar hangt van verborgen opposities. Dit komt doordat in een dendritisch georganiseerde sector inhoudelijke prestaties er niet toe doen. Alleen de kwaliteit van het dendritische netwerk is van belang, zoals het netwerk van opinieleiders die op sleutelposities zitten. Bijvoorbeeld als lid van beleidsbepalende commissies van de overheid, waarin wordt besloten welke producten op de markt komen. Of in commissies die besluiten nemen over de producten in het basispakket of in het Rijksvaccinatieprogramma. Een overbevolking van intermediaire instituties was al voorspeld door de Club van Rome in de zeventiger jaren.2 In de literatuur is al eerder gewezen op de nadelen van het voortdurend verder opknippen van bedrijven. Er is bijvoorbeeld op gewezen dat de eruit volgende bedrijfsmatige nadelen verdisconteerd moeten worden bij de ontwikkeling van overheidsregulatie (Porter, 2004). De huidige regulatie ondermijnt oprechte samenwerking van organisaties in globulaire clusters. Door onderhuids in concurrerende organisaties te vertakken, worden concurrenten tegengewerkt. Zonder dat ze het merken, worden hun werknemers losgeweekt en overgenomen. Deze ieder-voor-zich-strategie zet een sterke rem op het expliciet maken van informatie. Daarom is het eigenlijk heel logisch dat de burger zo weinig informatie kan krijgen over het nut, de resultaten en de risico´s van behandelingen in de zorgsector. Organisaties in complexe omgevingen als de geneeskunde kunnen in mijn ogen beter niet opgesplitst worden. Je kunt van organisaties geen systematische antwoorden verwachten als zij door de overheid verplicht worden zich op te splitsen ten gunste van intermediairs. Zeker niet als die intermediairs veel regulerende, financiële en organisatori-
140
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 140
21-02-2008 15:41:16
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
sche overheidssteun krijgen. Ik krijg de indruk dat er dan te gemakkelijk parochiale belangen kunnen gaan spelen, die de zorgconsument niet dienen. De overheid moet stoppen met het opdelen van processen, bedrijven en instellingen, omdat dit een barrière is voor de ontwikkeling van de zorginformatie-economie.
5.3 In regionale ontwikkelingssuccessen zijn overheden wel resultaatgericht Bij de ontwikkeling van regulering van de zorgsector vraagt de overheid vaak om advies van intermediairs. De overheid heeft dit advies nodig, omdat de bestaande structuur een complexiteit vormt die door ambtenaren niet meer is te overzien. Door het opsplitsen van politieke instituties zitten ambtenaren toenemend in verkokerde posities, waardoor hun overzicht afneemt. Door hun intermediaire positie kunnen de adviesbureaus goed inspelen op de ambtelijke belangen. Bijvoorbeeld door een groot project te adviseren waarmee politieke carrière kan worden gemaakt en de zekerheden van de ambtelijke baan worden vergroot. Het borgen van banen is belangrijk voor ambtenaren, omdat de zekerheid van de eigen baan aan het afnemen is. Taken worden bijna eindeloos dubbel uitgevoerd in nationale ministeries, in Europese, provincie- en stedenorganisaties, de nieuw opgerichte autoriteiten, en in andere westerse landen en Japan. Hetzelfde werk wordt ook steeds vaker gedaan in landen in opkomst zoals China, India en Brazilië. Herhaling van taken is niet goed voor de internationale samenwerking en bovendien erg kostbaar. Als niet veel van elkaar wordt overgeschreven, vind ik het ook erg ambitieus om alles zelf te willen blijven doen als nationaal ambtenarenkorps, want de zorgsector is veelomvattend en complex. De gewenste ambtelijke zekerheden zijn een belangrijke factor die verklaart waarom de overheid de zorgsector een aanboddictaat oplegt. De enorme werklast van het organiseren van het zorgaanbod versterkt het gevoel van bestaanszekerheid in de bureaucratie. De ambtelijke evaluatie is dat de overheid niet alleen de handeling van de zorgsector in activiteiten en budget moet voorschrijven, maar ook de technische kwaliteit van nieuwe zorgproducten moet borgen. De ontwikkeling van de nieuwe zorgproducten behoort echter niet tot de overheidstaken. Niet alleen de Nederlandse overheid, maar ook bijvoorbeeld die van Noorwegen, Zweden, Canada en Korea hebben bij
141
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 141
21-02-2008 15:41:16
WE ZIJN DE KLOS
de ontwikkeling van zorgproducten de opvatting dat dit moet gebeuren in een lineair model. Nadat de overheid vaak de research heeft laten doen, is er een klein stukje marktwerking, want de industrie moet de uitvindingen verder ontwikkelen. Zij moet immers zorgen voor de translatie, het ontwikkelen van uitvindingen tot producten die geregis treerd kunnen worden in handelsregisters. Daarbij blijft de overheid wel meebeslissen over de chemisch-biologische kwaliteit, laboratoria, proefdieren, proefpersonen, proefopzetten, enzovoort. De overheid blijft ook meebeslissen over de prijs. In de literatuur is erop gewezen dat deze lineaire manier van investeren van overheden in research en translatieprocessen weinig rekening houdt met het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven ziet techniek als secundair aan het genereren van waarde voor betrokkenen als aandeelhouders. Aangezien de aansluiting op het bedrijfsleven niet optimaal is, verliezen researchinstituten geld op hun patenten (Wallsten, 2004). De aannemelijke verklaring die gewoonlijk wordt gegeven, is dat het bedrijfsleven niet geïnteresseerd zou zijn in gepatenteerde uitvindingen. Ik denk echter dat het bedrijfsleven niet buiten de vraag van de burger kan, en die laat de overheid buiten beschouwing bij haar enorme investeringen in research. Voor de industrie is het bestaande translatiebeleid van de overheid niet gunstig. Ik durf te stellen dat de huidige, door de overheid aan de zorgsector opgelegde financiële systematiek en regelgeving geen enkele toegevoegde waarde heeft voor de ontwikkeling van nieuwe zorgproducten. Op de industrie komen de beslissers van de overheid vrees ik over als een stelletje heikneuters dat struisvogelpolitiek bedrijft. De ontwikkeling van nieuwe zorgproducten kan ook anders worden ingericht door de overheid. Zo zijn er voorbeelden van succesvolle regio’s die het regelmatig lukt nieuwe medische producten in wereldwijde handelsregisters ingeschreven te krijgen. Ik noem de regio’s New England, Californië, Bazel en Zuidoost-Engeland. Het verschil met Nederland is dat deze succesvolle regio’s het kennis vergaren over de toepassing van nieuwe zorgproducten binnen de bestaande overheidsregels zo goed mogelijk organiseren. Er worden lange termijnsamenwerkingsverbanden aangegaan tussen overheid, zorgverlenende instellingen en industrie. In Zuidoost-Engeland doet bijvoorbeeld de Stichting Wellcome dat. Het succes van Wellcome zit in het accent op het sociaal-cultureel uitwerken van toepassingen in directe samenwerking met zorgverlenende
142
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 142
21-02-2008 15:41:17
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
instellingen. Verder vergaart Wellcome informatie in directe samenwerking met patiënten. Hoewel Wellcome geen directe vraag ontwikkeling bij de burger faciliteert, geeft ze wel richting aan de researchactiviteiten vanuit de toegevoegde waarde ervan voor de zorgsector. Wellcome is hierbij niet afhankelijk van intermediairs. Het ontwikkelingsmodel van Wellcome is niet lineair maar complex. Het vermogen om werkelijke waardevolle vernieuwing in de sector te zetten, dankt de stichting vooral aan de eigen controle op het gehele proces. Naast realisatie van licentie-inkomsten controleert Wellcome ook projectbijdragen van universiteiten, zorginstellingen en overheden. In de literatuur is beschreven dat succesvolle organisaties als Wellcome zich onderscheiden door over de grenzen van de traditionele competenties te coördineren. Complexe taken worden door mensen uit diverse disciplines gecoördineerd, zoals chemici, medici, wiskundigen, economen en sociologen (Bouchie, 2006). Wellcomes succes hangt ook samen met nuttige steun van de overheid. De financiële en organisatorische bijdrage van de Engelse overheid aan de regionale zorginstellingen is namelijk afhankelijk gemaakt van hun bijdrage aan de projecten van de stichting. Hierdoor is bijvoorbeeld zorginformatie over burgers centraal beschikbaar. De samenwerking in de regio is complex en weinig transparant georganiseerd. Beschuldigingen van verstrengelde overheidssteun aan de lokale industrie worden echter voorkomen door goede verantwoording van geldstromen. Dit vergt een slimme organisatie waaraan lokale overheden en burgers goed meewerken. Een tweede voorbeeld van regionaal succesvolle samenwerking met politieke instituties is dat van Medicare/Medicaid. Dit Amerikaanse ziekenfonds helpt de industrie de ontwikkelingskosten van enkele uitvindingen op kapitaalkrachtige burgers te verhalen. Met uitgaven van $ 320 miljard in 2005 is dit fonds de grootste betaler van gezondheidszorg ter wereld. Beslissingen met betrekking op de zorgdekking van Medicare beïnvloeden alle andere verzekeraars en worden vrijwel altijd wereldwijd gevolgd. Toch heeft dit belangrijke en invloedrijke fonds weinig grip op de gang van zaken in de zorgsector. Medicare vergoed over het algemeen alles wat artsen voorschrijven en rekent dit door aan derden (Eddy, 1996). Wat redelijk of nodig is, wordt zelden gevat (Foote, 2002). De organisatie beoordeelt maar enkele diensten op kosten en resultaten (Tunis, 2001; Sabin, 2002). Beoordeling op kosten en resultaten vond wel plaats bij de beslissing
143
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 143
21-02-2008 15:41:17
WE ZIJN DE KLOS
om kunstharten en defibrillatoren te vergoeden (Gillick, 2004). Hoewel Medicare niets over de eigen strategie zegt, denken analisten dat het ziekenfonds met de industrie is gaan samenwerken om betaalbare producten te ontwikkelen. Kunstharten kosten nu nog $ 600.000 per stuk, waarvan Medicare $ 70.000 betaalt en de geïnteresseerde burger de rest (Samson, 2000). De kosten voor de zorgconsument worden in dit geval dus maar voor een klein deel vergoed. Toch is de voorspelling van Medicare dat zorgconsumenten kunstharten zullen afnemen in een volume van 200.000 stuks per jaar. Medicare is van plan de vinger aan de pols te houden bij dit programma. Het fonds kiest ervoor burgers hierbij toenemend van informatie te gaan voorzien over de ontwikkelingen van dit type producten. De beslissing om de ontwikkelingskosten van kunstharten op deze manier bij kapitaalkrachtige consumenten te leggen, is baanbrekend. Medicare voorkomt ontoelaatbare belangenverstrengeling met de industrie door pompen van alle leveranciers, wereldwijd, onder de regeling te laten vallen. Het meest opvallende aan het beleid rond de kunstharten is dat Medicare zich voor het eerst niet laat leiden door het principe van gelijkheid. Voorop staat de vrijheid van ondernemerschap, die is gekoppeld aan de belangen van een groep burgers. Dit geldt ook voor het tweede opvallende besluit van Medicare over defibrillatoren, waarbij het overheidsfonds handelt in strijd met de overheidsregels. Uit de voorschriften blijkt dat Medicare alleen tot vergoeding van defibrillatoren overgaat, wanneer verzekerden over hun gebruik rapporteren aan een register waarmee ervaringsonderzoek wordt gedaan. Zij moeten de keuze voor een bepaald merk aangeven, wanneer het apparaat werkt en hoe hun hartziekte zich ontwikkelt. Als zij dit niet doen, draaien ze zelf op voor alle kosten, inclusief de kosten van hun polikliniekbezoeken (Bardy, 2005). Medicare heeft een paradigmabrekende beslissing genomen, die het fonds in mijn ogen meer legitimiteit geeft. Nog niet eerder werd de patiënt onvrijwillig ingeschakeld bij onderzoek van een medisch product. In dit geval betreft het fase 4‑onderzoek, dat tot op heden alleen bij twijfel aan kwaliteit of nut van een product wordt uitgevoerd, aan een fabrikant wordt opgelegd door een zorgautoriteit en waaraan deelname door de patiënt vrijwillig is. Het besluit van Medicare is dus flagrant in strijd met nationale Amerikaanse regels en internationale regels van de Verenigde Naties waarin gesteld wordt dat patiënten alleen vrijwillig mogen meedoen aan medisch onderzoek (Wadman,
144
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 144
21-02-2008 15:41:18
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
2005). Het is ook ongebruikelijk, want verzekeraars leggen fabrikanten meestal geen producteisen op. Dat het toonaangevende Medicare dit soort vergelijkend resultaatonderzoek naar een product doet en de resultaten beschikbaar stelt voor het publiek, is in mijn ogen dus een opmerkelijke trendbreuk. Het is belangrijk dat Medicare hiermee niet alleen de burger is gaan helpen bij de keuze voor een bepaalde defibrillator, maar ook zorgverleners en de industrie beter is gaan informeren. Dit is een voorbeeld van hoe een Kwaliteit Resultaat Systeem (KRS) in de praktijk kan werken. Analisten denken dat Medicare zo de ervaring opbouwt om meer met KRS te kunnen gaan doen (McClellan, 2005). De industrie gaf eerder geen bruikbare informatie over het functioneren van defibrillatoren, en de registratieautoriteit FDA legde dit ook niet op. Het effect van de door Medicare beschikbaar gekomen informatie over het functioneren van defibrillatoren was groot bij het publiek; er vielen namelijk soms doden door slecht werkende defibrillatoren. Niet alleen bleek de tolerantie voor dit soort fouten klein, maar ook het geheimhouden ervan bleek niet goed te vallen bij de bevolking. Als reactie op Medicares onderzoek is de industrie snel de defibrillatoren gaan verbeteren en gaan communiceren over resterende onvolmaaktheden. De industrie heeft ook een commissie ingesteld om te onderzoeken wat er van Medicares bevindingen geleerd kan worden. Deze commissie concludeert dat de registratieautoriteit te veel is gericht op technische en statistische procescontrole en onvoldoende op het publiek. De commissie beaamt de bevinding van Medicare dat bepaalde typen apparaten jarenlang konden disfunctioneren zonder dat daarop actie werd ondernomen. Dat kon gebeuren doordat de gerelateerde sterftefrequentie beneden de aanvaarde grens bleef waarop de FDA actie onderneemt. De industrie werd niet geprikkeld om het gebrek te verhelpen, hoewel dat wel mogelijk was. Het advies van de commissie is een kennisbank op te zetten (Myenburg, 2006). Hoewel ik het helemaal met de commissie eens ben, is het advies van de commissie gratuit: zonder legitimiteitsgerichte stelselverandering is het economisch onaantrekkelijk om kennisbanken te ontwikkelen. Uit de literatuur blijkt dat op een paar uitzonderingen na de wereldwijde kennisbankinitiatieven in de zorgsector in constante crisis verkeren (Merali, 2005).
145
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 145
21-02-2008 15:41:18
WE ZIJN DE KLOS
5.4 Laat de politieke instituties de gezondheid van de zorgconsument bevorderen De mate waarin een democratie functioneert, wordt in mijn ogen niet alleen bepaald door de participatie van de burgers in de politiek, maar ook door de kwaliteit van de politieke instituties. Ik vind dat instituties in de zorg autonoom moeten zijn, om onafhankelijke normen en gedrag te kunnen handhaven. De burger moet ervan uit kunnen gaan dat de kwaliteit van de geleverde zorgproducten goed is. En als burgers iets doms willen of ongewenst gedrag vertonen, moeten zij dat ook te horen krijgen. Ik vind dat instituties democratisch moeten zijn en zich voortdurend moeten aanpassen aan de burgers. Als ze niet aansluiten bij de zich ontwikkelende burger, zullen instituties minder snel worden geaccepteerd. Ik denk dat in de huidige informatiesamenleving de overheid er goed aan doet zich aan te passen en de zorgsector aan te laten sluiten bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Op dit moment is een van de beste medische kennisbedrijven dat van de nationale geneeskundige bibliotheek van Amerika (NLM).3 Deze is via internet toegankelijk. Veel topwetenschappelijke tijdschriften als het British Medical Journal routeren hun internetkanaal over NLM.4 De bibliotheek geeft toegang tot de wereldwijde medische wetenschap, waarvan stukken speciaal voor de leek zijn vereenvoudigd en samengebracht onder ziekte- en behandelingskopjes. Voor de argeloze burger blijft het echter lastig om informatie te vinden. Het intypen van het woordje ‘kanker’ bijvoorbeeld is onverstandig, want daarmee worden meer dan een miljoen referenties gevonden. Er zijn nog onvoldoende instrumenten ontwikkeld die de grip van de burger op een dergelijke informatiestroom vergroten. Ik vind dat burgers zich hiervoor niet hoeven te schamen, want zelfs voor hooggeschoolde medische specialisten is het moeilijk de juiste informatie boven water te krijgen. Een organisatie als het Amerikaanse internetbedrijf WebMD biedt onder de naam Find‑a‑Physician bijvoorbeeld aan om te helpen een dokter te vinden in een databestand van 500.000 artsen. Gegevens zijn beschikbaar over opleiding, institutionele betrekkingen, geboden diensten, en praktijkinformatie over zaken als openingstijden.5 Specifiek medisch-inhoudelijk gaat dit soort informatie niet in op vragen van burgers. Er zijn bijvoorbeeld geen case matching procedures die de ervaring
146
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 146
21-02-2008 15:41:18
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
van een zorgverlener toont of zijn succes bij specifieke behandelingen. Er is op dit moment nog onvoldoende kader waarbinnen vergelijkingen van producten gemaakt kunnen worden. Ik verwacht dat een stelselverandering dit type bedrijven als NLM en Find‑a‑Physician die nu al gericht zijn op informatie voor burgers, zorgconsumenten veel meer grip gaat geven op de zorg. In Nederland heeft het ministerie van Volksgezondheid, goedgekeurd door de Tweede Kamer, meerdere autoriteiten in het leven geroepen die zorginformatie leveren. Dit zijn zorginformatie-instituties zoals het RIVM. Deze instituties worden maatschappelijk niet begrepen. De meeste burgers weten niet eens dat ze bestaan of hebben er geen positief beeld bij. Ik vind dat deze instituties zich direct moeten gaan richten op de burger. Ze moeten niet langer uitgaan van de bestaande gedetailleerde zorgaanbodsturing. Ik verwacht dat het anders mis zal blijven gaan, hoeveel nieuwe zorginformatie-instituties de overheid ook zal oprichten. Als voorbeeld noem ik het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Volgens deze zorgautoriteit is preventie grotendeels niet nuttig. Dit komt doordat het RIVM uitgaat van kosten op basis van de gemiddelde, leeftijdafhankelijke verdeling van ziekte bij de Nederlander. Preventie is niet nuttig, omdat het tot meer jaren met ziekte leidt. Voor de cijfers van het RIVM zou het ‘goed’ zijn als iedereen jong sterft, voordat mankementen optreden die medische kosten met zich meebrengen.6 Dit kostenmodel van het RIVM is gebaseerd op het huidige stelsel waarin preventiemogelijkheden beperkt zijn. Het gaat bij de berekeningen van het RIVM om het nut van het wegnemen van een enkele risicofactor op het gebied van roken, eten of bewegen. Want door dergelijke voorgestelde lifestyle-interventies leven mensen langer en consumeren zij meer zorg: de QALY wordt hoger en overschrijdt zelfs de grens van 20.000 euro. Het RIVM legt daarmee de bal eigenlijk bij de zorgverleners. De gezondheidszorg in Nederland is in mijn ogen vaak erg duur. De Diabetes Complications and Control Trial (DCCT) in de Verenigde Staten kende veel lagere kosten voor lifestyle-interventies. De DCCT toonde aan dat een interventie ter preventie van overgewicht het aantal complicaties met 50 tot 75 procent, en de kosten met 7000 euro per patiënt per jaar reduceerde. In de VS kan dus wel winst worden behaald met preventie. Overigens gaat het wat mij betreft in de VS ook niet goed genoeg, om-
147
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 147
21-02-2008 15:41:19
WE ZIJN DE KLOS
dat het stelsel ook daar nadelen heeft voor verzekeringsmaatschappijen die preventieactiviteiten ontplooien.7 Het RIVM is onderdeel van het ministerie van Volksgezondheid. Ik hoop maar dat de minister het advies van het RIVM dat preventie niet nuttig is, zal begrijpen, want ik begrijp er niets van. Hier hebben we in mijn ogen een voorbeeld van een overheidsbureaucratie die in een kringetje blijft rondlopen in haar eigen zorgstelsel. Let even op! Voor het mogen verkopen van preventieproducten is een vergunning nodig. Voor vergunningen in de zorg is het nodig dat producten nuttig zijn. Preventie is niet nuttig volgens het RIVM, geredeneerd vanuit de eigen bureaucratische gedachtegang. Dus zullen preventieproducten ook nooit vergoed worden. Ik vind het dan eigenlijk niet zo vreemd dat burgers geen positief beeld hebben bij de zorginformatie-instituties van de overheid. Een democratie functioneert niet goed als de overheidsinstituties achterblijven bij de ontwikkeling van de burgers, vooral niet als burgers daar concreet last van krijgen. De situatie van een belangenconflict tussen burgers en instituties kan rustig verlopen in een laagintensief conflict. Het kenmerkt zich in proteststemmen en laag vertrouwen in de politiek, zoals in Nederland momenteel het geval is. Ik verwacht dat de overgang naar postmoderne politieke instituties een radicale verandering wordt, die ontwikkelingskansen biedt aan de zorgsector ten gunste van de burger. Ik verwacht dat de politiek daarmee het vertrouwen van de burgers weer kan terugwinnen, omdat ze dan beter inspeelt op hun belangen. Om een meer legitiem zorgstelsel in Nederland te realiseren, moet ondernemersvrijheid worden toegelaten en moet er op worden toegezien dat de belangen van groepen burgers hiermee worden gediend. De overheid moet in mijn ogen een stap terug doen en zich niet langer bemoeien met de uitvoering van de zorg. De overheid moet expliciete normen gaan aanreiken aan de marktpartijen en de burger, waarbinnen de zorgsector kan gaan functioneren op een manier die de belangen van de burger respecteert. Het is in mijn ogen dan ondenkbaar dat de overheid de huidige impliciete norm die preventie ontmoedigt of onnuttig acht, kan handhaven. Uit een recent artikel in het NRC blijkt dat de minister van Volksgezondheid nog niet aan deze verandering toe is. Het goede nieuws vind ik dat hij erkent dat er zorgconsumenten zijn en dat zij bescherming
148
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 148
21-02-2008 15:41:19
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
nodig hebben. Het is ook goed nieuws dat hij vindt dat de kwaliteit van zorg omhoog moet. Het slechte nieuws is echter dat de minister geen relatie legt tussen de lage kwaliteit van zorg in verhouding tot de premiekosten, en de opgelegde zorgaanbodeconomie. Sterker nog, uit het artikel blijkt dat de minister de zorgaanbodeconomie in stand wil houden.8 De minister lijkt op Breznew, die in het oude communistische Rusland riep dat de kwaliteit van de tractorfabrieken omhoog moest, maar niets aan het stelsel wilde veranderen. In het Westen lachten we daar indertijd om.
5.5 Hoe gaat het nu? Volgens een artikel in het NRC kunnen huisartsen in Den Haag zwaarlijvige bewoners van achterstandswijken op recept naar een sportschool sturen op kosten van de zorgverzekeraar.9 Het is een initiatief van de gemeente, het ministerie en zorgverzekeraar OHRA. Het College van Zorgverzekeringen heeft de minister geadviseerd om dit bewegen op recept, aangevuld met stoppen met roken op recept, op te nemen in het basispakket. Mensen komen in aanmerking als zij in een achterstandsbuurt wonen en veel te dik zijn. Voor vergoeding van het stoppen met roken op recept moeten zij een longziekte hebben (chronisch obstructieve bronchitis). Volgens het persbericht in het NRC is de minister enthousiast. De minister verklaart een groot voorstander van preventie te zijn. Het is in mijn ogen een vreemde vorm van gelijkheid om de sportschool te vergoeden voor arme, veel te dikke mensen met premiegeld dat collectief wordt opgebracht. Het persbericht stelt dat anders de medische kosten van deze groep nog veel hoger worden. Hier spreekt de verzorgingsstaat, die primair op gelijkheid is gericht. Gelijkheid is het vrijblijvend beschikbaar stellen van gelden aan achtergestelde burgers. Ik verwacht dat deze vrijblijvende vergoedingen zullen gaan werken als een beloning voor te dik zijn, en weinig effect hebben op de medische kosten die deze groep maakt. De plannen van de minister zijn helaas niet vrijblijvend voor de rest van de Nederlanders. Hun premie gaat omhoog zonder dat zij zelf voor de regeling in aanmerking komen bij gelijke medische indicatie. Vanuit het perspectief van broederschappen is dit niet eerlijk: sommige mensen krijgen – op kosten van de gemeenschap – een vergoeding
149
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 149
21-02-2008 15:41:20
WE ZIJN DE KLOS
voor de sportschool, terwijl andere dat niet krijgen. Dat doet pijn, vooral voor mensen die wel proberen gezond te leven, maar voor wie de sportschool te duur is. Zij moeten bij weer en wind de bossen intrekken, vaak ’s avonds laat na het werk als het al donker is, nadat zij eerst aan een worteltje hebben geknaagd. Zij vervreemden op die manier van de politieke instituties, want velen van hen maken zich hierover terecht boos. Voor hen is het de vraag of een sportschool voor dikke mensen thuishoort in het basispakket waar zij flink aan meebetalen. De huidige oriëntatie op gelijkheid door de minister van Volksgezondheid betekent dat de gevolgen van het teveel eten zoveel mogelijk worden opgeheven door de welvaartsstaat. In de door het ministerie van Volksgezondheid bepaalde aanbodeconomie voor de zorgsector krijgen mensen die langdurig teveel eten naast de vergoeding voor de sportschool soms ook vetschortoperaties, huidinkortingsoperaties, maagoperaties, dieet, voettherapeuten, enzovoort vergoed. Ik vind het onvoorstelbaar dat er in deze preventieplannen wordt gewacht met gedragsveranderingen tot het te laat is. Het ministerie van Volksgezondheid gaat verward om met het begrip preventie; het huidige basiszorgverzekeringspakket gaat pas over tot vergoeding als de vetzucht de gezondheid bedreigt en het dus te laat is. In het basispakket ontbreekt de prikkel om in een vroeg stadium wat aan het gedrag te veranderen wanneer er nog sprake kan zijn van preventie.
5.6 Wat verandert er voor de zorgconsument? De overheid compenseert het eigen gebrek aan legitimiteit met steeds verdere detaillering van regelgeving naar het grondbeginsel van gelijkheid in een staatsopgelegde zorgaanbodeconomie. Deze aanpak lijkt een verbetering van de zorg na te streven. Maar dat is in mijn ogen in werkelijkheid niet zo. Overheden kunnen dergelijke gedetailleerde regels namelijk helemaal niet coördineren voor de complexe zorgsector. Hierdoor is de moderne overheidsbureaucratie niet meer efficiënt, zelfs niet als technocratisch systeem. In de negentiende eeuw, toen in het Westen het industriële paradigma in opmars kwam, is de burger onderdeel geworden van de ‘massa’. Voor de filosoof Walter Benjamin betekent massa: ‘dat wat er gebeurt als de menselijke uniciteit wordt ontkend’ (Benjamin, 1983). De ontkenning van de individuele uniekheid maakte industriële productie-
150
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 150
21-02-2008 15:41:20
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
processen efficiënt, maar dit model is naar mijn mening over zijn hoogtijdagen heen. De kern van de postmoderne paradigmaverandering is dat burgers weer gerespecteerd worden als soevereine en unieke wezens. Deze trend werd bijvoorbeeld door Kofi Annan uitgedrukt bij de aanvaarding van zijn positie als secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Hij liet vastleggen niet alleen landen te vertegenwoordigen, maar ook de mondiale individuele burgers (Fasulo, 2004). De trend van samenlevingen om te individualiseren, verandert ook de kijk op de mens in de zorgsector. Van een opvatting over mensen als min of meer identieke fysieke organismen is de nadruk komen te liggen op de mens als een cultureel, zelfgemotiveerd, onafhankelijk en van elkaar verschillend wezen. Het postmoderne paradigma onderstreept de waarde van de uniekheid van de mens. De markt wil daarop reageren door de mogelijkheid te scheppen individuele gezondheidsdoelen te realiseren in gedifferentieerde scenario’s die gelden voor bepaalde groepen burgers. Als de overheid de markt zijn werk zou laten doen in een aangepast zorgstelsel, verwacht ik dat er verschillende scenario’s beschikbaar komen, waarin burgers zelf kunnen aangeven hoe zij hun gezondheid gaan verbeteren. Ik verwacht dat sommige burgers dan mee gaan doen aan het ontwikkelen van de gezondheidszorg op voorwaarde dat iedereen, inclusief zijzelf, er beter van kan worden. Communicatie over ziekte en gezondheid met denkende burgers vergt transparantie over de mogelijke gezondheidswinst van producten en goed aansluitende communicatie. In het Engels wordt de term citizen empowerment gebruikt. Dit is vooral een educatief proces, waarvoor controleerbare kennis en vaardigheden moeten worden gedefinieerd. De hoeksteen van burgerlijke soevereiniteit is de mogelijkheid om persoonlijke wensen vast te leggen en uitgevoerd te krijgen. Als voor-
151
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 151
21-02-2008 15:41:21
WE ZIJN DE KLOS
beeld noem ik een ‘eind‑van‑leven‑programma’. Burgers kunnen een globale richtlijn voor hun behandelwensen afspreken, zoals ten aanzien van sondevoeding, beademing of euthanasie. Deze ‘eind‑van‑leven‑wensen’ horen in mijn ogen in principe gehonoreerd te worden. Burgers die algemene informatie tot zich hebben genomen, moeten daarna toegang kunnen krijgen tot geïndividualiseerde behandelmogelijkheden. Hierin moeten de resultaatgegevens van de behandelingen van andere burgers verwerkt zitten. Dit moet wel op zo´n manier gebeuren dat de privacy van de burgers wordt beschermd en er een stimulans is om mee te werken aan het opbouwen van dit soort informatie. Ik verwacht dat dit kan gaan werken door het principe van wederkerigheid toe te passen. Burgers die zelf niet hun steentje bijdragen, krijgen geen beschikking over informatie over geïndividualiseerde behandelmogelijkheden. Wereldwijd kan zo ervaring met behandelingen in de praktijk worden gedeeld. Burgers helpen elkaar op basis van wederkerigheid om gezonder te worden. Om de informatie-economie daarbij te laten groeien moet moreel aanvaardbaar gedrag van zorgleveranciers en industriële partijen worden beloond en immoreel gedrag worden uitgesloten en gestraft. Ik verwacht dat zogenaamd free‑ridinggedrag van partijen – inclusief de zorgconsument – vrijwel zal uitsterven vanwege de nadelen die het oplevert. Het lastige bij oplossingen op basis van wederkerigheid is dat de wensen van de burgers hiervoor geïnventariseerd moeten worden. Medische informatieprocessen kunnen alleen in overeenstemming met die wensen worden uitgerold. Medische kennis die individueel van toepassing is, kan niet zomaar worden aangereikt. Er zijn burgers die niet willen weten wat hun medisch gezien kan of zal overkomen, omdat ze dit niet kunnen verwerken en in de put raken. Andere burgers willen heel strikte privacy handhaven en geen gegevens beschikbaar stellen aan wie dan ook. Uiteindelijk moeten de processen zo werken dat alleen de burgers die dat willen, erbij betrokken raken. Ik vind het terecht als deze burgers daar dan ook voordeel van kunnen hebben. Ik denk dat het leveren van een maatwerkbehandeling aan een burger zeker in het begin best veeleisend zal zijn. Er zal in de zorgsector op andere manieren gewerkt moeten gaan worden dan men nu gewend is. Het achterliggende proces kan heel complex zijn, heel uitgebreid en moeilijk te begrijpen. In de medische praktijk bestaan veel zorgpro-
152
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 152
21-02-2008 15:41:21
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
ducten en kunnen veel partijen betrokken zijn bij een medische behandeling. Daar zal de zorgsector dus op ingericht moeten worden en dat zal niet meevallen in het begin. Op dit moment is het oprichten van multidisciplinaire teams in de zorgsector rondom specifieke ziektegebieden nog een uitzondering. Ik verwacht dat de zorgsector dit in de toekomst vaker zal doen, om beter in staat te zijn maatwerk te leveren. Ik verwacht dat de eenheidsworst die burgers nu vaak standaard voorgeschoteld krijgen, in de toekomst van het menu zal gaan. Het leveren van maatwerk is uiteindelijk alleen maar ingewikkeld voor de organisatie van de zorgsector zelf. Het is naar mijn mening helemaal niet moeilijk voor de burger. Voor de burger die dat wenst, kan de behandeling zelfs beperkt blijven tot het kopiëren van behandelingen bij groepsgenoten. Ik verwacht dat een groot deel van de burgers behandelplannen of leefregels van anderen deels of geheel zal kopiëren. Maar voor mensen die dat willen vind ik dat het mogelijk moet zijn om eigen programma’s tot in detail te ontwikkelen. Organisaties als de Anonieme Alcoholisten en Weight Watchers beogen kopieergedrag. In groepen heeft meestal maar een beperkt aantal individuen strategisch inzicht. Dit is typisch voor sociale soorten. Een klein deel van in groepen levende vissen en olifanten hoeft bijvoorbeeld maar geïnformeerd te zijn om de groep nauwkeurig richting te geven (Couzin, 2005). Groepsgedrag geeft migrerende sprinkhanen een sterftekansafname van vijftig tot zestig procent (Sword, 2005). Ik verwacht dat dit bij groepen mensen niet veel anders zal zijn. Een deel van de mensen ontdekt misschien liever in interactieve spelletjes hoe zij door aanpassing van leefregels het beste hun gezondheidsdoelen bereiken. Een demo van een spelletje dat die kant op gaat, is te vinden onder www.fas.org/immuneattack (laatst bezocht 9 januari 2008). Kopieergedrag of met een spelletje gemaakte keuzen blijken net zo goed gezondheidswinst op langere termijn te kunnen geven. Ik verwacht dat het accent van zorgverlening in de toekomst komt te liggen op coachen en het rapporteren over de effectiviteit van behandelingen. Coaching heeft tot doel burgers antwoorden op gezondheidsgebied steeds beter zelf te laten formuleren. De bedoeling hiervan is, dat burgers gaan begrijpen hoe ze hun eigen gezondheid kunnen verbeteren. Ik verwacht dat veranderingen in lifestyle zo meer kans van slagen hebben, omdat ze op deze manier zelfopgelegd zijn. De coach heeft kennis van medische oplossingen, inclusief experimentele behandelingen. Hiervoor zullen ook expertsystemen worden gebruikt (Collins, 1990).
153
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 153
21-02-2008 15:41:21
WE ZIJN DE KLOS
Deze kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt om in een computerspel virtuele resultaten van scenario’s met elkaar te vergelijken. Neem bijvoorbeeld borstkanker. Met een MRI‑scan kan bij tien procent van de vrouwen een tweede haard van behandelbare borstkanker worden opgespoord, die de standaard diagnostiek mist. Het toepassen van deze MRI acht de overheid echter niet doelmatig en die MRI wordt dus niet aangeboden in de praktijk (Lehman, 2007). Sommige burgers zouden denk ik de huidige kosten van 1000 à 1500 euro van het onderzoek best willen betalen, als ze hierover informatie zouden krijgen. In een vraaggestuurd stelsel denk ik dat een MRI voor enkele tientallen euro’s kan worden aangeboden. Dit is behapbaar voor de meeste zorgconsumenten. In het begin zal misschien een enkeling zo´n MRI‑scan afnemen op eigen kosten, maar ik denk dat als er een aanzienlijke afname in kanker blijkt bij deze mensen, de MRI vaker wordt afgenomen. Het is belangrijk dat de zorgsector burgers steeds vraagt om hun ervaring beschikbaar te stellen aan anderen. In de informatie-economie zal dit systematisch gebeuren en daarom is het nodig de ervaring beschikbaar te stellen via kennissystemen. Het is lastig voor de beleidsmedewerkers in de zorgsector om zich voor te stellen hoe kennissystemen in de zorg eruit zullen gaan zien. Echte voorbeelden zijn er op dit moment eigenlijk niet. Het sterrensys teem van boekbeoordelingen door consumenten bij internetwinkel Amazon werkt bijvoorbeeld op vrijwillige basis. Het blijkt dat weinig burgers zich geroepen voelen een beoordeling aan te leveren. Er is zodoende weinig informatie en er is geen controle ingericht op corrupt gedrag van bijvoorbeeld uitgevers. Boekbeoordelingen van lezers worden ook niet afgezet tegen bijvoorbeeld de mening van recensenten of tegen de uitleen top‑10 van bibliotheken. Op de keper beschouwd is het sterrensysteem denk ik zelfs geen systeem. Doordat uitgeverijen in prijscompetitieve moderne markten opereren, kan Amazon het sterrensysteem niet professionaliseren, omdat het budget daarvoor ontbreekt. Als Amazon daaraan budget zou besteden, zouden lezers van hun informatie gebruik maken en vervolgens elders tot een goedkopere aanschaf van het boek overgaan. Dit gedrag van de consument is onoplosbaar voor de internetwinkel in de moderne markt. Het maakt het onmogelijk voor de boekuitgever de informatieeconomie te betreden. Daarvoor moet eerst postmoderne overheidsregulatie komen. Een ander voorbeeld is het onafhankelijke Michelin-sterrensysteem
154
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 154
21-02-2008 15:41:22
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
voor restaurants. Maar denk ook aan het ministerie van Volksgezondheid dat over het gebruik van vetten bij snackbars rapporteert. Dit zijn op zich gewenste controlesystemen, maar ze zijn niet verbonden met de ervaringen van de consument. Aangezien deze informatiesystemen op zichzelf staan, ontwikkelen zij de informatie-economie niet. In een tijd waarin de bevolking deel is gaan uitmaken van de informatiesamenleving, is de huidige vorm van bestuur uit de tijd. De moderne staat verliest grond, omdat het grondbeginsel broederschap belangrijk is geworden, maar niet wordt gerespecteerd.
5.7 Voor de zorgconsument moet gezondheid belangrijk worden Steeds vaker worden de wensen van burgers gerespecteerd in de zorgsector. Formeel blijkt die verandering in de VS uit jurisprudentie. In de periode tussen 1960 en 1970 was de wil van behandelende artsen bepalend in geschillen over de zorgverlening, terwijl dat nu de wil van de burger is geworden met zijn eigen contracten met zorgverzekeraars (Hanchett, 2004). Opvallend vind ik dat de zorgsector nog maar weinig inzicht heeft in het beperkte belang van de gezondheidszorg voor de gezondheid. Ook wordt vanuit de zorgsector onvoldoende gehandeld naar het inzicht dat gezond gedrag grote invloed op de gezondheid heeft. De overheidsregulering vormt hierin zelfs een sterke belemmering. Er is veel literatuur die de voordelen van lifestyle-interventies op de gezondheid aantonen. Deze literatuur betreft meestal de analyse van deelaspecten. Bijvoorbeeld van het effect van dieetaanpassingen en lichamelijke activiteit op het optreden van overgewichtsdiabetes. Uit de literatuur blijkt een groot en blijvend effect van gezond gedrag (bijvoorbeeld Gaede, 2008). Een schatting van de grootte van dit effect is vreemd genoeg moeilijk te maken. Richtinggevende schattingen geven aan dat over het algemeen veertig tot tachtig procent van gezondheidsklachten wordt veroorzaakt door eigen gedrag (Schroeder, 2007; Horton, 2003). Bij gezond gedrag neemt het gemiddelde aantal jaren dat in gezondheid wordt geleefd aanzienlijk toe. In het huidige zorgstelsel wordt preventie als onnuttig aangemerkt. Dit is naar mijn overtuiging dus niet principieel zo, maar een artefact van ons huidige Nederlandse stelsel. Principieel heeft preventie van ziekte door gezond gedrag wel degelijk zin.
155
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 155
21-02-2008 15:41:22
WE ZIJN DE KLOS
Voor zover bekend bestaat gezond gedrag uit: - bezigheden hebben, zoals werk, waarin men geestelijk kan groeien; - gezonde relaties met andere mensen hebben; - vrijwel dagelijks gezond eten; - vrijwel dagelijks een forse lichamelijke inspanning leveren; - gezondheidscontroles waardoor tijdig kan worden ingegrepen als het misgaat. Ik verwacht dat zorgconsumenten met het aanleren van gezond gedrag in toekomst flink geholpen zullen worden. Op de zorgmarkt verwacht ik, naast het bekende aanbod van medici, een multidisciplinair aanbod van psychologen, sociologen, filosofen, enzovoort, ter motivering van een gezonde lifestyle. Ik verwacht ook dat er geavanceerde, ondersteunende automatisering wordt ontwikkeld die is gericht op gedragsverandering van de consument. Ik verwacht dat dit multidisciplinaire aanbod de markt gaat domineren, omdat een bredere kijk op gezondheid meer resultaat heeft dan het huidige zorgaanbod. Ik denk dat de aanpak van ziekte een secundaire, ondersteunende rol krijgt. Gezondheidswinst kan ook geleverd worden door goedkope preventie van ziekte. Zo kan iemand met een genetische aanleg voor hoge cholesterolwaarden vanaf de vroege jeugd een generiek geneesmiddel gebruiken. Ik verwacht dat dit aanbod vanzelf tot stand komt, als klein onderdeel van lifestyleprogramma’s voor deze doelgroep. In lijn hiermee pleit Univé‑VGZ‑IZA‑Trias (kortweg UVIT), een van de grootste verzekeraars van Nederland, voor meer handelingsvrijheid. Het zorgstelsel moet vervangen worden door een stelstel waarin de overheid zich beperkt tot het toezicht houden op de marktpartijen. De marktpartijen moeten verplicht de gezondheidstoestand van de burgers gaan registreren.10 UVIT meent dat de zorgkosten zo met 25 procent kunnen afnemen, omdat bij meer handelingsvrijheid de verzekeraars gaan wedijveren in de gezondheid van burgers. Deze afname van zorgkosten ontstaat door meer vroege diagnostiek van ziekte als de behandeling nog effectief is en de kosten ervan relatief laag zijn. Zorgverzekeraars zijn financieel slecht af als zij in het huidige stelsel geld vrijmaken voor preventie. In de schatting van een daling met 25 procent van de zorgkosten verdisconteert UVIT niet de effecten van een ander zorgstelsel, waarin burgers minder zorgpremie hoeven te betalen wanneer ze gezond leven. Ik verwacht dat in een ander zorgstelsel het bereiken van gezondheidswinst effectiever zal verlopen, omdat burgers daarin meer gemotiveerd zullen zijn om gezond te leven. Ik geloof dat
156
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 156
21-02-2008 15:41:23
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
dit aanvullende gezondheidswinst zal geven. Het gaat hierbij om de verandering in de burger van passieve zorgconsument naar een consument die actief inspeelt op factoren die de eigen gezondheid in de weg zitten. Lifestyle is volgens mij de belangrijkste factor voor de volks gezondheid. Ik ben het met UVIT eens dat het belangrijk is dat de marktpartijen de gezondheidstoestand van de burger gaan registreren. Zo kan een competitie tussen zorgverzekeraars worden bevorderd die is gericht op gezondheidsbevordering. In de toekomst moeten alle Nederlanders regelmatig een medische evaluatie van de gezondheid aangeboden krijgen. Dit wordt nu al bij baby’s en kinderen tot een bepaalde leeftijd gedaan. Het voorstel is dit levenslang voort te zetten. Als bij medische evaluatie een suboptimale gezondheid wordt geconstateerd, krijgt de burger coaching aangeraden om de eigen aanpak hierop te bepalen. Het doel hiervan is de volksgezondheid naar een hoger plan te tillen door burgers tot meer gezond gedrag aan te zetten, dan wel aan vroege behandeling te laten meewerken. Het traject van gezondheidsevaluatie, coachen en het afnemen van zorgproducten dient ook om de resultaten van gebruikte zorgproducten te evalueren. Dit past bij een legitimiteitsgerichte stelselverandering, waarbij het gaat om de ontwikkeling van de zorgvraag van de burger. Om de burger hierbij gestructureerd te helpen, is regelmatige evaluatie van de gezondheid belangrijk. Ik verwacht dat bij veel burgers het belang van gezond blijven dan duidelijk wordt, en dat veel burgers geholpen kunnen worden om dit te bereiken. Inzicht in de vele factoren die een rol spelen bij gezondheid en ziekte kan ontstaan door de eigen gezondheidstoestand te vergelijken met bepaalde herkenbare groepen. Vervolgens kan verdere nuancering worden aangebracht door de eigen individuele kenmerken hieraan toe te voegen. Iemand valt bijvoorbeeld binnen de categorie van overetende mensen met suikerziekte, waarbij dit gedrag wordt onderhouden door pesten op het werk. De nuancering is bijvoorbeeld een verhoogd risico op hersenbloedingen vanwege het vaak optreden daarvan in de familie. Nuancering kan ook bestaan uit opties op ander werk, opleidingsniveau, mate van beweging, bloeddruk, enzovoort. Hoewel burgers het eigen gedrag bepalen ten aanzien van hun gezondheid, zal een regelmatige gezondheidscontrole en een gedifferentieerde zorgpremie voor het basispakket hen dwingen tot genuanceerde keu-
157
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 157
21-02-2008 15:41:23
WE ZIJN DE KLOS
zen. Dit gebeurt door betere informatie en doordat hun standpunt ten aanzien van de eigen gezondheid niet vrijblijvend blijft. Als burgers op een oplossingsvoorstel ingaan en hun gedrag aanpassen, kunnen zij een premiestijging voorkomen. Ik stel voor dat burgers premiestijging alleen kunnen voorkomen als ze goede resultaten bereiken en inderdaad hun eigen gezondheid bevorderen. Dit geldt niet alleen voor preventie door bijvoorbeeld gezonder te gaan eten, maar ook voor het meewerken aan opsporing van ziekten die in een vroeg stadium goed behandelbaar zijn. Het alternatief is dat burgers niet op oplossingsvoorstellen ingaan of bij herhaling slechte resultaten boeken bij het veranderen van hun gedrag. Zij krijgen dan een premiestijging van hun zorgverzekering voor het basispakket, omdat er dan een toename in hun medische consumptie wordt verwacht. Mijn voorstel is premieverschillen te introduceren ten gunste van burgers die door hun gedrag een uitstekende gezondheid onderhouden. De premie van een redelijk, matig en slecht onderhouden gezondheid wordt respectievelijk twee, drie en vier keer zo duur als die van een uitstekend onderhouden gezondheid. Dit idee van zorgpremiedifferentiatie is vernieuwend, want de overheid verplicht nu zorgverzekeraars iedereen hetzelfde te behandelen. Ik wil echter wel enige nuance aanbrengen. Voor groepen van ziekten en aanleg tot ziekten waar gedrag geen invloed op heeft, geldt geen premiedifferentiatie. Burgers blijven dan in de goedkoopste zorgverzekeringspremie van het basispakket vallen. Een genetisch bepaalde klepziekte van het hart leidt bijvoorbeeld niet tot premieverhoging. Dit ondanks het feit dat het met aanzienlijk verhoogde zorgkosten en verdere genetisch bepaalde gezondheidsrisico’s gepaard gaat. Voor aandoeningen die buiten de invloedssfeer van het individu vallen, geldt wat mij betreft mededogen. Nuancering van een op sociale contracten gebaseerd zorgstelsel op grond van mededogen is al eerder beschreven (Nussbaum, 2007). Als burgers wel op een oplossingsvoorstel ingaan, is het belangrijk om hun vertrouwen op goede gronden te winnen. Hiervoor is het nodig om duidelijk onderscheid aan te brengen tussen algemene informatie en specifieke zorgproducten. Burgers mogen hun weg naar specifieke zorgproducten vinden, nadat zij zo zorgvuldig mogelijk zijn geïnformeerd. Hiervoor is het belangrijk dat burgers bereid zijn hun ervaringen met anderen te delen. Ik vind dat free riders nadeel moeten ondervinden van hun asociale gedrag. Mijn voorstel is om burgers die
158
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 158
21-02-2008 15:41:24
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
hun ervaringen niet willen delen met anderen, uit te sluiten van experimentele behandelingen. Burgers gaan een overeenkomst aan voor een bepaalde behandeling op de zorgmarkt. Dit is niet een heel eenvoudig proces dat gezien kan worden als het kopen van een bioscoopkaartje bij een loket. De bedoeling is dat het kaartje niet alleen toegang geeft tot een zorgproduct, maar dat het kaartje de zorgconsument ook contractueel bindt. De consument sluit voor elke behandeling een zorgcontract af met rechten én plichten. Het wordt gemakkelijk om een kaartje voor een product te krijgen als de persoon ervoor verzekerd is of de betaling anderszins regelt. Ik vind dat er sterke prikkels moeten komen om de afname van een zorgproduct vergezeld te laten gaan van afspraken over het meewerken aan de behandeling en de evaluatie ervan op resultaten. Informatie hierover heeft waarde voor andere burgers. Het laat ook het vertrouwen in de zorgmarkt groeien.
5.8 Speel in op de vraag van zorgconsumenten De zorgsector in Nederland presteert naar mijn mening matig in de mondiale competitie tussen regio’s om de politiek-economische macht. Ondanks omvangrijke investeringen van de overheid in research bij de universiteiten en onderzoeksinstellingen, en enorme uitgaven aan gezondheidszorg ontwikkelt de research zich nauwelijks. Het merendeel van het ontwikkelingsbudget voor zowel geneesmiddelen, hulpmiddelen als behandelmethoden gaat naar de VS. De regio New England rond Boston wordt ‘de magneet’ genoemd, omdat deze regio, vergelijkbaar met Hollywood voor de filmindustrie, het merendeel van het budget aantrekt. Om de ontwikkeling van de geneeskunde, die van groot politiekeconomisch belang is, naar onze regio toe te trekken, moet innovatie in mijn ogen beter worden gereguleerd. Op dit moment heerst er echter een regenteske cultuur in Den Haag, waarbij innovatie wordt tegengewerkt. Het verkrijgen van een licentie in de zorg wordt vrijwel onmogelijk gemaakt. Vernieuwingen in de zorg worden in Nederland niet betaalbaar gemaakt, en als het dan toch moet zo laat mogelijk. In navolging van de rest van de wereld en met het doel corruptie tegen te gaan, schrijft Den Haag het opsplitsen van bedrijfsprocessen voor. Hierdoor komen informatieprocessen steeds meer in handen van inter-
159
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 159
21-02-2008 15:41:24
WE ZIJN DE KLOS
mediairs. Dit heeft in mijn ogen alleen maar nadelen. Met de toename van intermediairs is de controle op de processen zodanig afgenomen dat corruptiemogelijkheden juist groter worden. Negatieve berichten lijken vaker en langduriger onderdrukt te worden. De kwaliteit van het onderzoek van geneesmiddelenontwikkeling is afgenomen, terwijl de kosten van het onderzoek enorm zijn gestegen. De ontwikkeling van geneesmiddelen is steeds meer gericht op verkoopresultaten en steeds minder op het ontwikkelen van medische kennis (Shuchman, 2007). De opkomst van de kenniseconomieën versterkt de mondiale regionalisering. Dit komt doordat overheden ongelijke competenties hebben bij het ontwikkelen van bij de informatie-economie passende regelgeving. De Nederlandse overheid mist op dit moment de boot bij de ontwikkeling van de kenniseconomie in de zorg. In de zorgsector zijn er al regionale clusters op het gebied van farmaceuticaontwikkeling, maar die hebben grotendeels nog een oriëntatie op massaproducten. Deze massaproducten worden wereldwijd snel, meestal binnen drie maanden, gekopieerd. In de verdere regionale, zorgverlenende productieprocessen is differentiatie nog minder opgetreden. Ik denk dat er voor Nederland nog kansen zijn in de zorgsector, maar dan moet de overheid de regulering snel aanpassen. Iedereen begrijpt dat de zorgconsument meer betrokken moet raken om de zorgsector vraaggestuurd te kunnen maken, de resultaten centraal te stellen en zo productdifferentiatie te stimuleren. Ik vind het opmerkelijk dat deze ontwikkeling in de zorgsector nog zo beperkt is, terwijl de technische mogelijkheden volop beschikbaar zijn. De kennis in de zorg is niet gericht op de belangen van de geïndividualiseerde burgers. De zorgsector in Nederland ontwikkelt zich op deze manier niet als een kenniseconomie. Zelfs in succesvolle kennisregio’s in de VS en Finland lukt het de zorgsector niet de zorgvraag te ontwikkelen. Alle regio’s blijven zich in de zorg beperken tot technische push strategieën, die bijvoorbeeld worden geformuleerd in disease-managementregels. Het enige informatieproces dat voldoende serieus genomen wordt, is dat van de bijsluiters. Maar dit proces is vooral juridisch van aard en is niet dusdanig vormgegeven dat de consument op basis hiervan zijn vraag naar gezondheidsproducten kan formuleren. Natuurlijk zijn over researchvindingen, zoals biomarkers van kankerstamcellen, wel algemeen geldende regels te formuleren. Hier wordt
160
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 160
21-02-2008 15:41:24
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
wereldwijd veel in geïnvesteerd en er liggen wereldwijd duizenden uitvindingen klaar voor het toepassingsonderzoek. De toepassing van deze algemene bevindingen in de praktijk is echter populatiespecifiek. Die stap wordt vaak overgeslagen. De oprichter van de Cochrane Collaboration Sir Iain Chalmers zegt hierover: ‘Als je gestructureerde reviews doet, dan kom je erachter dat er wel veel evidence beschikbaar komt, maar dat de onderzoeksresultaten vaak nutteloos zijn voor patiënten en dokters.’11 De AACR kankerstichting in de VS heeft, om de toepassing van algemene onderzoeksresultaten in de praktijk te verbeteren, een populatiescreening ontwikkeld voor mensen met alvleesklierkanker. De resulterende mogelijkheid voor maatwerk heeft de genezingskansen bij behandeling toe laten nemen van minder dan 1 procent tot 95 procent. Slechts vijf procent van de mensen bleek onbehandelbaar. De toxiciteit van de behandeling bleek flink omlaag te kunnen, evenals de behandelkosten.12 Veel betere resultaten van behandelingen voor de patiënten tegen lagere kosten is in mijn ogen inderdaad mogelijk met maatwerk. Voor de huidige moderne tijd is het typisch dat deze nuttige uitvinding werd gedaan met voluntaire stichtinggelden. Het is nog een kostbare klus om de toepassing geregistreerd te krijgen. Hierbij moet de stichting eerst met farmaceuten in fase 3‑trials verder onderzoek doen. Vervolgens kan de stichting van de verzekeringsautoriteiten en de verzekeraars vergoeding lospeuteren om dan uiteindelijk de nieuwe behandeling bij zorgverleners te kunnen promoten. De kans op succes is er wel, maar niemand hoeft jaloers te worden op de ontwikkelaars. Zelfs bij verbluffende praktijkresultaten van een nieuwe behandeling is het dus een enorme klus om een uitvinding toegelaten te krijgen in de zorgsector. Uit de literatuur blijkt dat er veel nuttige uitvindingen worden gedaan, die onder de huidige regulatie-eisen grotendeels niet op de markt komen (Gewin, 2007). Het is een afschuwelijke gedachte dat patiënten die nu ernstig ziek en onbehandelbaar zijn, in een ander zorgstelsel oplossingen aangeboden zouden kunnen krijgen. Iedere zorgverlener kent er wel verhalen over. Neem bijvoorbeeld de ontwikkeling van Gleevec, een wondermiddel voor leukemie. Dit middel is onder sterke druk van een aantal artsen ontwikkeld, tegen het oordeel van bedrijfsanalisten van de farmaceutische industrie in. Deze analisten waren bang de enorme investeringskosten van het translatieproces niet terug te verdienen. In hun ogen liep het bedrijf teveel risico, omdat het een erg vernieuwende uitvinding was. Gelukkig is het goed
161
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 161
21-02-2008 15:41:25
WE ZIJN DE KLOS
afgelopen en is Gleevec nu een belangrijke oplossing geworden voor patiënten met kanker. Het is voor Novartis zelfs een belangrijke money maker. Meer gedifferentieerde producten voor specifieke doelgroepen kunnen helaas niet ontwikkeld worden onder de huidige regulatie. De industrie kan dit niet betalen door de hoge translatiekosten die gemaakt moeten worden voor productregistratie. Dit moet gaan veranderen door het accent te leggen op fase 2‑onderzoek. Uitvindingen moeten zo makkelijker in de praktijk kunnen worden toegepast. De zorgsector kan zo meer op andere sectoren gaan lijken, waar translatie 3 tot 24 maanden vergt, de kosten variëren van duizenden euro’s tot enkele tientallen miljoenen, en voortdurend ontwikkeling van uitvindingen en ideeën plaatsvindt. Door andere overheidsregulatie is grotere productdifferentiatie mogelijk, waardoor de zorgconsument beter wordt bediend en de indus trie minder kwetsbaar wordt. Bijvoorbeeld door het verlopen van patenten, zoals voor Plavix (een medicijn tegen hart- en vaatziekten), dat met zes miljard dollar per jaar dertig procent van de inkomsten van Bristol‑Myers‑Squibb uitmaakt. Denk ook aan Prozac, Prilosec en Paxil, waarbij de diverse ondernemingen meer dan twee miljard dollar omzet per jaar per middel verloren bij patentverval (Shuchman, 2006). Bij een vraagoriëntatie van de zorgsector kunnen individuele keuzen van burgers worden toegelaten. De overheid schrijft dan niet langer de activiteiten van de zorgsector voor. In plaats daarvan ontstaan producten door het door de overheid gereguleerde vraag en aanbod van marktpartijen in de zorg. Regulering van de markt door de overheid blijft nodig om slechte producten van de markt te houden, maar dat moet in mijn ogen wel anders worden georganiseerd dan nu. In de zorgsector moet de vraag van de individuele zorgconsument centraal komen te staan. Door middel van case management wordt maatwerk geleverd dat zelden onder een richtlijn valt. Een kankerpatiënt die kansen heeft, maar niet genezen wil worden, kan palliatieven krijgen. Een vrijwel kansloze patiënt die daarvoor kiest, kan soms toch nog een experimentele therapie krijgen. Het denken over groepen met paradoxale wensen ontwikkelt zich zo al dertig tot veertig jaar. In de economie heet dit toelaten van paradoxen het ‘onmogelijkheidstheorema’. Dit theorema stelt dat er voor een volk geen algemene regel is die de specifieke waarden van individuele burgers combineert, en geen para-
162
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 162
21-02-2008 15:41:25
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
doxen geeft ten opzichte van die specifieke waarden. Een voorbeeld hiervan is stamceltherapie: sommigen zijn ertegen en willen het voor niemand, anderen zijn ervoor. Er ontstaan veel vragen bij de ontwikkeling van vraagdifferentiatie. Is het bijvoorbeeld redelijk dat een zorgverzekeraar verzekeringen verkoopt die in het geheel geen behandeling vergoeden na een hersenbloeding? Of mag dat misschien alleen als de resttoestand na een hersenbloeding minder dan dertig procent van het betreffende orgaan intact laat? Wat betekent het als een burger spijt heeft van een bepaalde zorgverzekering die dure, niet in het pakket zittende behandelingen van boven de 10.000 euro uitsluit? Is het redelijk dat de eigen inzet om de lichamelijke conditie goed te houden mede de premie bepaalt?
5.9 Verwijzingen 1. NRC Handelsblad, donderdag 21 april 2005: 3. 2. www.clubofrome.org/archive/reports.php. Laatst bezocht 5 mei 2005. 3. www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/; www.nlm.nih.gov/medlineplus/. Laatst bezocht 26 september 2006. 4. www.bmj.com/. Laatst bezocht 20 april 2005. 5. www.my.webmd.com/find a phys/doctor. Laatst bezocht 20 april 2005. 6. www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/260901001.html. Laatst bezocht 22 april 2007. 7. www.diabetes.niddk.nih.gov/dm/pubs/control/. Laatst bezocht 22 april 2007. 8. Kliniek moet complicaties openbaren. Interview met de Zorgminister Ab Klink. NRC Handelsblad, zat. 31 maart 2007: 1-2. 9. Reerink, A., ‘Op doktersrecept vijftien kilo eraf sporten.’ NRC Handelsblad, zaterdag 16 mei 2007: 2. 10. Zevenbergen, B., 2007, ‘Zorgstelsel moet op de schop. Marktleider Uvit roept op tot preventieve zorg.’ Het Financieele Dagblad 10-5-2007: 1. 11. Persoonlijke communicatie met D.D. von Hoff, International Symposium (3rd) on Targeted Anticancer Therapies. Amsterdam, March 3-5, 2005. D.D. von Hoff is Director, Translational Genomics Research Institute Phoenix, AZ, VS. 12. Persoonlijke communicatie met H. Hillege, informatie-expert, Baarn.
163
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 163
21-02-2008 15:41:26
WE ZIJN DE KLOS
5.10 Literatuur Allott, S., 2005, ‘People, not ideas.’ Prospect April: 17-19. Bardy, G.H., K.L. Lee, D.B. Mark, 2005, ‘Amiodarone or an Implan table Cardioverter–Defibrillator for Congestive Heart Failure.’ N. Engl. J. Med. 352: 225-237. Benjamin, W., 1983, Das Passagen-Werk. Frankfurt am Main: W. Fink. Bouchie, A., 2006, ‘Getting the right mix.’ Nature 442: 860-861. Bradshaw, G.A., N. Allan, J.L. Schore, et al., 2005, ‘Elephant Breakdown.’ Nature 433: 807. Collins, H.M., 1990, Artificial experts. Social knowledge and intelligent ma‑ chines. Cambridge: MIT Press. Couzin, I.D., J. Krauze, N.R. Franks, et al., 2005, ‘Effective leadership and decision-making in animal groups on the move.’ Nature 433: 513-516. Fasulo, L., 2004, An insider’s guide to the UN. New Haven: Yale Univ. Press. Foote, S.B., 2002, ‘Why Medicare cannot promulgate a national co verage rule: a case of regula mortis.’ J. Health Polit. Policy Law 27: 707-730. Fukuyama, F., 2006, Nation-Building. Baltimore: The John Hopkins University Press. Gaede, P., H. Lund-Andersen, H.H. Parving, et al., ‘Effect of a multifactorial intervention on mortality in type 2 diabetes.’ N. Engl. J. Med. 358: 580-591. Gewin, V., 2007, Crunch time for multiple-gene tests. Nature 445: 354-355. Hampsey, J.C., 2004, Paranoia And Contentment. Virginia: Univ. Press. Hanchett, J.M., T. Powell, M.R. Gillick, 2004, Advance Care Planning. N. Engl. J. Med. 350: 1470-1471. Horton, R, 2003, Health Wars: On the Global Front Lines of Modern Medicine. New York: New York Review Books. Jacobs, J., 1992, The Death and Life of Great American Cities. New York: Vintage Books, Random House. Lehman, C.D., Gatsonis C., Kuhl, C.K., et al., 2007, ‘MRI Evaluation of the Contralateral Breast in Women with Recently Diagnosed Breast Cancer.’ N.Engl.J.Med. 356: 1295-1303. Lonsdorf, E.V., L.E. Eberly, A.E. Pusey, 2004, ‘Sex differences in lear ning in chimpanzees.’ Nature 428: 715-716. McClellan, M.B., S.R. Tunis, 2005, ‘Medicare Coverage of ICDs.’ N.
164
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 164
21-02-2008 15:41:26
STUUR AAN OP DE VRAAG NAAR GEZONDHEID DOOR DE BURGER
Engl. J. Med. 352: 222-224. Meadows, D.L., 1972, The limits to growth. New York: Universe Books. Merali, Z., J. Giles, 2005, ‘Databases in peril.’ Nature 435: 1010-1011. Ostbye, T., K.S. Yarnall, K.M. Krause, et al., 2005, ‘Is there time for management of patients with chronic diseases in primary care?’ Ann. Fam. Med. 3: 209-214. Peters, P. en J. Pouw, 2004, Intensieve menshouderij. Schiedam, Scriptum Management. Porter, M.E., E.O. Teisberg, 2004, ‘Redefining Competition in Healthcare.’ H.B.R. OnPoint 6964: 65-76. Rogers, B., 2003, ‘Explaining apathy. Social capital explains less than its proponents think.’ Prospect 91: 16-17. Sabin. D.N., 2002, Setting limits fairly. New York: Oxford University Press. Samson, D., ‘Special Report: Cost-effectiveness of left-ventricular assist devices as destination therapy for end-stage heart failure.’ TEC Assessments 19: 36-41. Schroeder, S.A., 2007, ‘We can do better – improving the health of the American people.’ N. Engl. J. Med. 357: 1221-1228. Shuchman, M., 2007, ‘Commercializing clinical trials – risks and benefits of the CRO boom.’ N. Engl. J. Med. 357. Shuchman, M., 2006, ‘Delaying generic competition. Corporate payoffs and the future of Plavix.’ N. Engl. J. Med. 355. Sen, A., 2002, Rationality and Freedom. Boston: Belknap Press. Sword, G.A., P.D. Lorch, D.T. Gwynne, 2005, ‘Migratory bands give crickets protection.’ Nature 433: 703. Tomasello, M., 1999, The cultural origins of human cognition. Boston: Harvard University Press Tomasello, M., A.C. Kruger, H.H. Ratner, 2003, ‘Cultural learning.’ Behavioural and Brain Sciences 16: 495-552. Tunis, S.R., J.L. Kang, 2001, ‘Improvements in Medicare coverage of new technology.’ Health Aff. [Millwood] 20: 83-85. Wadman M., 2005, ‘Medicare compels heart patients to enlist in follow-up research.’ Nature 433: 341. Wallsten, S., 2004, ‘High-tech cluster bombs. Why successful biotech hubs are the exception, not the rule.’ Nature 428: 121-122.
165
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 165
21-02-2008 15:41:26
Hoofdstuk 6
Ontwikkel een legitiem zorgstelsel
6.1 Inleiding Voor het beoordelen van de kwaliteit van de zorgverlening is de burger vrijwel geheel afhankelijk van de integriteit, kennis en ervaring van de zorgverlener. Aangezien er nauwelijks informatie beschikbaar is over de kwaliteit van een behandeling, moet de burger het doen met de status van de zorgverlener als arts. Artsen krijgen echter steeds meer andere belangen en er wordt discussie gevoerd of de patiënt de arts eigenlijk nog wel kán vertrouwen (Piccard, 2007). Het blijkt niet eenvoudig de macht van de arts naar de burger te verleggen. Dit komt doordat de omgeving complex is en veel prikkels kent om inadequaat te handelen. Ook is het vakgebied ingewikkeld en grotendeels verborgen in de hoofden van ervaren zorgverleners. De overheid heeft wel informatie geproduceerd of laten produceren, maar deze biedt de burger geen inzicht in de verschillende behandelmogelijkheden. Een voorbeeld is de informatievoorziening door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Deze zorgautoriteit heeft als een van de belangrijkste resultaatmetingen het sterftepercentage in instellingen bij hersenbloedingen. Maar de populatiezwaarte wordt niet goed gedefinieerd, waardoor een gebied als Zeeland, waar relatief veel ouderen wonen, slecht af is. Bovendien wordt het ziektegebied niet gedifferentieerd. Daardoor komen instellingen die patiënten in leven houden als ‘plant’, er in een vergelijking beter vanaf dan instellingen waar dat deel van de patiëntenpopulatie sterft. In het formuleren van het beleid voor de zorgsector is er verwarring over het scheiden van verantwoordelijkheden tussen bestuur en informatievoorziening. Beide liggen nu in handen van de staat, en de informatie is van onvoldoende kwaliteit om de burger geïnformeerde keuzen te laten maken. Het gebrek aan gescheiden verantwoordelijkheden ten aanzien van de informatievoorziening is niet typisch voor Nederlandse zorgsector. Overal ter wereld leveren de zorgbureaucratieën zelf zowel de regels als de informatie over de behandelingen van de zorgsector. En overal is die informatie medisch-inhoudelijk van lage kwaliteit.
166
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 166
21-02-2008 15:41:27
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
De burger kan hierdoor geen zorgvraag ontwikkelen op basis van kennis van het gewogen nut van diverse behandelingen. Zorgverleners, zorginstellingen noch zorgproducten kunnen door de burger op hun merites worden beoordeeld. Mijn aanbeveling is de regulering van de gezondheidszorg zo te veranderen dat er sprake is van sturing op resultaten die zorgconsumenten informeert. Zij kunnen dan zelf op die basis hun eigen kosten-batenanalyse uitvoeren. Afwegingen zijn niet altijd even gemakkelijk te maken doordat ervaringsinformatie ontbreekt. Medische en andere autoriteiten die in het verleden hebben geprobeerd een standpunt te onderbouwen over gezondheidswaarde van een product, zijn daar al eerder tegenaan gelopen. Door de invoering van een vraaggeoriënteerde betalingssystematiek kan mijns inziens veel beter worden voorzien in die ervaringsinformatie, op grond waarvan de zorgconsument beter zijn keuzen kan maken. Voor de ontwikkeling van de zorgsector is het nodig dat er informatie over behandelingen en medicijnen komt, die onafhankelijk is van de overheid. Aangezien de regulering van zorginformatie een overheidsverantwoordelijkheid is, zou de overheid niet zelf ook informatieleverancier moeten zijn. Het lijkt me evident dat deze informatie anders door belangenverstrengeling principieel onbetrouwbaar blijft. Dat is de kat op het spek binden. Bovendien is de geneeskunde te complex om door een overheid inhoudelijk bestuurd te kunnen worden. Overheidsbureaucratieën kunnen dergelijk zware coördinatietaken niet aan. Markten zijn daarentegen – mits goed gereguleerd – prima in staat om te opereren in complexe omgevingen. De overheid dient de sector dus door meer op afstand te gaan reguleren, zodat de sector zich als een markt kan ontwikkelen. De overheid moet die markt dwingen zelf in de nodige informatieproductie te gaan voorzien. De overheid dient de eigen rol te beperken tot die van een regelgevende en toezichthoudende centrale autoriteit. In deze aanbeveling tot een legitimiteitsgerichte stelselvernieuwing zal de overheidsregulering de commerciële sector stimuleren om zelf de gewenste informatie te leveren. De overheid moet zich hierbij richten op een normatieve definitie van resultaatanalyse in de zorgsector. Deze analyse moet de grondslag vormen voor de beoordeling van de bijdrage van producten aan de gezondheid van groepen burgers. De overheid moet mijns inziens de commerciële sector gaan stimuleren om kennisbanken te implementeren. De regels van de centrale au-
167
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 167
21-02-2008 15:41:27
WE ZIJN DE KLOS
toriteit zullen deze kennisbanken moeten dwingen onafhankelijke informatie te leveren. Die informatie moet worden verkregen van de burgers en de zorgverlenende instanties. De normen moeten de eerlijke concurrentie op kwaliteit van geleverde diensten stimuleren. Als de commerciële sector zo wordt aangestuurd, zal deze in mijn ogen prima in staat blijken om de vereiste informatievoorziening te leveren over de zorg. Dit is de essentie van mijn voorstel tot paradigmaverandering. De focus van de zorgsector moet veranderen van een zorgplaneconomie gebaseerd op de belangen van de huidige zorgbureaucratie, naar een zorginformatiemarkt gebaseerd op belangen van groepen burgers.
6.2 Informatievoorziening blijft in de kinderschoenen staan De zorgsector is een indrukwekkende sector met moderne gebouwen en apparatuur. De enorme investeringen die gedaan worden in research zouden de burger gemakkelijk het idee kunnen geven dat er in de geneeskunde gehandeld wordt op grond van kennis. De indruk zou zomaar kunnen worden gewekt, dat evidenced based medicine een beslissende rol speelt in de dienstverlening van zorgverleners, zorgverzekeraars en farmaceuten. In werkelijkheid is die evidence vrijwel niet aanwezig (McNeil, 2001) en verbergt de zorgplaneconomie vaak het gebrek aan onderbouwing van het zorgaanbod in technocratisch taalgebruik. Om tot een legitiem zorgstelsel te komen, zal er op dit gebied veel moeten veranderen. Behandelingen die dokters voorschrijven houden vaak geen rekening met de specifieke achtergrond van de patiënt. Zelden zijn ze gebaseerd op data die verkregen zijn uit de analyse van vergelijkbare behandeling van vergelijkbare patiënten. Als de informatievoorziening zoals in 6.1 beschreven georganiseerd was, zouden hierin legio zwarte gaten aan het licht komen. Voor zover het medisch handelen met kennis is onderbouwd, is het versimpelde karakter van die kennis vaak bekritiseerd. Zo wordt in het handelen zelden de veelheid van factoren die optreden, meegewogen. Er wordt vaak alleen gekeken naar enkele technische parameters zoals bloeddruk en cholesterolspiegels. Het leren in de zorgsector is georganiseerd als het feodaal gestructureerde leren in de gilden in de middeleeuwen. Geneeskunde is een vak-
168
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 168
21-02-2008 15:41:28
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
gebied waarin imitatie en praktijkoefening worden gebruikt als manier van leren, en in meerdere studies is aangetoond dat dit niet de beste manier is. Dit maakt het moeilijk om verbeteringen door te voeren in de medische praktijk; een probleem dat nog eens wordt versterkt doordat wetenschappelijke analyse van behandelingen en producten, inclusief diensten, grotendeels onhaalbaar is in de modern georganiseerde medische praktijk. Dit blijkt het meest duidelijk als naar gewone, hoogfrequent toegepaste procedures als bijvoorbeeld de verwijdering van de baarmoeder wordt gekeken. Er zijn weinig of geen gecontroleerde studies naar gedaan. Door het gebrek aan betrouwbare analysen is er maar weinig expliciete wetenschappelijke informatie over behandelingen voorhanden. De wetenschappelijke onderbouwing van richtlijnen is dan ook vaak zwak. De uitkomsten die worden gemeten zijn in veel gevallen van twijfelachtige waarde voor de medische praktijk (zie bijvoorbeeld Check, 2004). Studies zijn soms onduidelijk van opzet. Van de conclusies die worden getrokken is de validiteit vaak dubieus (Pocock, 1989; O’Brien, 1994; Slutsky, 2004). In de wetenschappelijke tijdschriften wordt geklaagd dat significantie van gepubliceerde data vaak slecht is (Matthews, 2003) en dat in onderzoeken onvoldoende zekerheid bestaat over de juistheid van de resultaten. Dit alles steekt schril af tegen de hoge bedragen die aan research worden uitgegeven. Gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing leidt ertoe dat zorgverleners te gemakkelijk beïnvloed kunnen worden door (de verkoopbelangen van) de industrie. In de VS bleek onlangs dat negentig procent van de artsen banden met de industrie onderhoudt (Campbell, 2007). Bovendien heeft het onderzoek minder voorspellende waarde voor burgers dan het zou hebben als de analysen, inclusief de determinanten, geplaatst zouden worden in de context van het dagelijks leven (Groopman, 2007). Resultaten voor de ‘leegpompfractie van bloed uit het hart’ zegt de gewone burger niets. Determinanten als ‘overleving’ of ‘vermogen tot traplopen’ zijn uiteindelijk veelzeggender. Preventiemogelijkheden worden nauwelijks onderzocht. De hoogte van uitgaven aan preventie is moeilijk in te schatten. In Nederland is het gebudgetteerd op 0,2 procent van het totale budget voor de zorg (2003/2004), exclusief de kosten voor onder andere vaccinaties. De werkelijke kosten liggen waarschijnlijk rond twee procent van het
169
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 169
21-02-2008 15:41:28
WE ZIJN DE KLOS
zorgbudget. Dit is preventie waarmee investeringen in gezond leven worden gedaan en die de levensverwachting verhogen. In sommige rapporten, zoals van het RIVM en het Erasmus Medisch Centrum worden getallen tot vijf procent voor preventie genoemd, maar dan zijn er posten voor zogenaamde secundaire en tertiaire preventie opgenomen. Dit zijn de kosten voor behandeling van ziekten zoals een hartinfarct om de recidivekans te verminderen. Keer op keer is aangetoond dat de investeringen in echte preventie veel te laag liggen, zonder dat er veel aan verandert. Een evidence based medicine analyse van de resultaten afgezet tegen kosten van twee verschillende behandelingen op populatiebasis wordt zelden geleverd. Een afweging van de bereikte resultaten van symptomatische behandelkosten tegen preventiekosten is al helemaal een zeldzaamheid. Met andere woorden, het aantal zorgproducten dat een betrouwbare, wetenschappelijk onderbouwde preventiestrategie voor bepaalde bevolkingsgroepen levert, is klein. Ik schat het op minder dan één procent van het totale budget voor de zorg. Dit getal is gebaseerd op claims van enkele geneesmiddelen die preventief ingezet kunnen worden. De toegevoegde waarde van het ‘wetenschappelijk’ onderzoek voor de praktijk is helaas gering. Er wordt wereldwijd ongeveer vierduizend miljard dollar aan zorg uitgegeven. De levering is grotendeels ambachtelijk bepaald in plaats van wetenschappelijk onderbouwd. Kortom, zorg is één groot experiment waar bovendien vrijwel niets van wordt geleerd. Ondanks de enorme waardering voor de moderne gezondheidszorg en de afhankelijkheid van iedereen ervan, beginnen veel burgers zich terecht te realiseren dat er veel verbeterd moet worden. Zij geloven niet meer blind dat hun premie-uitgaven goed besteed zijn en dat alle zorgverleners het vak in de vingers hebben. Een vloed van duizenden artikelen toont sinds de zeventiger jaren aan dat de zorg vaak suboptimaal is. Er is vaak aangetoond dat er weinig aandacht voor preventie is en dat onder- en overbehandeling frequent voorkomen. Dit versterkt de indruk bij zorgconsumenten dat de zorgsector maar gebrekkig aansluit op hun behoeften.
170
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 170
21-02-2008 15:41:28
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
6.3 De overheid moet de integratiekosten van informatie onderkennen Uit literatuur, zorgonderzoek en ervaringen in andere sectoren blijkt dat kennisbanken nuttige en goedkope individuele behandeladviezen kunnen leveren aan patiënten en zorgverleners. Als ze worden gecombineerd met ‘intelligente agenten’ die zijn gebaseerd op het leren van de ervaring van anderen, zijn de mogelijkheden ongekend. Intelligente agenten zijn in de geneeskunde bekend van bijvoorbeeld de hartmonitor, die een piepsignaal laat klinken als het hart van de patiënt stilstaat. Ze worden in de gezondheidssector gebruikt in technische omgevingen als medicatiesystemen en intensive care. Bij hartfalen biedt bijvoorbeeld Spartanburg in de VS met ICT‑agenten patiëntspecifieke adviezen aan artsen. Het valt mij op dat er een aanzienlijke hoeveelheid literatuur is over het gebruik van intelligente agenten, maar dat vraaggeoriënteerde toepassing ervan zeldzaam is in de zorgsector. Onderzoek heeft laten zien dat intelligente agenten aan artsen informatie kunnen leveren op een manier die hun voorkeur heeft. Met intelligente agenten heb je de mogelijkheid om in specifieke casussen algemene patronen te herkennen en gebruik te maken van informatie van andere casussen. De ervaring is dat artsen graag en snel met intelligente agenten leren werken (Hallber, 1998). Hoewel het aannemelijk is dat dit ook voor patiënten geldt, ontwikkelt de markt van artificiële intelligente zorgagenten zich amper (Vimarlund, 1999). Ook de ontwikkeling van kennisbanken verloopt zeer stroef in de zorgsector. Als er al ergens kennisbanken zijn, zijn ze meestal sterk lokaal als informatie-eilanden georganiseerd rond één bepaalde praktijk. Zo zijn er bijvoorbeeld kennisbanken rond de laboratoria die het DNA ontrafelen, of rond een bepaalde medische praktijk, zorgverzekering of farmaceutische ontwikkeling van een product. De kennisbank van het Amerikaanse bedrijf Fresenius beschikt wel over integratieve kennis van lokaal uitgevoerde dialyses en gerelateerde operaties. De kennis beperkt zich echter tot een overzicht van technische gegevens als de bloeddruk, waarvoor gegevens worden gebruikt van lokaal opgestelde apparaten. Je kunt echter pas van echte kennis spreken als je ook medicatiegegevens zou meewegen, zoals het gebruik van bloedverdunners (Riley, 2002). Doordat de ontwikkeling van kennisbanken in de zorgsector nog niet zo ver gaat, kan ik me voorstellen dat het moeilijk is om het strategische
171
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 171
21-02-2008 15:41:29
WE ZIJN DE KLOS
belang ervan voor de gezondheidszorg te begrijpen. Er is geen standaard kennisbank te gebruiken uit andere sectoren, waar ze al wel voor verschillende doelen worden ingezet. De les die we kunnen leren van andere sectoren is dat een kennisbank geen kant‑en‑klaarproduct is. De ontwikkeling van de kennisbank van Wal‑Mart heeft bijvoorbeeld vijftig jaar geduurd. Om dit te bereiken was ruim budget nodig, sponsoring door de top van het bedrijf en de medewerking van alle bedrijfsonderdelen, de toeleveranciers en de klanten. Deze grootste commerciële kennisbank ter wereld biedt up‑to‑date geïntegreerde kennis over 2,5 miljoen verschillende categorieën die gerelateerd zijn aan individuele klanten en andere databronnen (2003). Zonder daar op uit te zijn geweest, voorspelt deze kennisbank griepepidemieën sneller en beter dan de World Health Organisation (WHO).1 De zorgsector moet een kennisbank mijns inziens zien als een proces, dat de voordelen van geïntegreerde informatie voor de betrokken partijen centraal stelt. Procesgeoriënteerd denken is belangrijk, omdat zelfs in een omgeving waarin oprecht kan worden samengewerkt de integratiekosten van informatie hoog zijn. Een goede vuistregel is dat meer dan tachtig procent van de totale kosten van informatievoorziening bestaat uit kosten voor integratieactiviteiten. In de zorgsector zullen de integratiekosten waarschijnlijk nog hoger liggen en langere tijd exponentieel blijven toenemen. Dat komt doordat er een niet-aflatende vloedgolf aan gegevens is, waarvan nu al vaststaat dat die complex is. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de integratie van persoonlijke levensstijlkenmerken en genoom (DNA) data. Het goede nieuws is dat er in de medische sector veel mogelijkheden zijn om informatie te vergaren. Bovendien heeft de informatiesector ruim voldoende technische mogelijkheden om burgerspecifieke informatie te verzamelen, te ordenen en weer beschikbaar te stellen. Het is de ICT‑wereld van elektronische agenten en kennisbanken, die in het bedrijfsleven bijvoorbeeld in de handel en de bankensector goed zijn ontwikkeld. Ervaring om kennisbanken te ontwikkelen in overeenstemming met de regulerende controle van de overheid is dus volop aanwezig. Voor het goed kunnen werken van de zorgsector is het essentieel dat de overheid het toezicht houdt op de resultaten van de zorglevering. Maar ik denk dat de overheid nog een stapje verder moet gaan. De overheid moet de zorgsector verplichten om met behulp van kennisbanken de publicatie van resultaten op zich te nemen. Deze kennisbanken
172
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 172
21-02-2008 15:41:29
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
moeten de inhoudelijke kwaliteitsbewakende verantwoordelijkheid op zich nemen. Zij moeten ervaringsinformatie van zorgproducten verzamelen en beschikbaar stellen aan betrokkenen op de zorgmarkt. Hierbij kan de bestaande, niet-specifieke regulering van andere markten overgenomen worden. Op gebied van vertrouwelijkheid, informatie over die producten, onafhankelijkheid, veiligheid, beroeps- en klachtenprocedures zijn er mijns inziens voldoende raakvlakken. Essentieel is dat de zorgconsument in de toekomst, net als de consument van bankproducten, binnen deze regulering vrijheid van productkeuze krijgt. De postmoderne markt kenmerkt zich door regulering van informatieprocessen in de markt die het aantrekkelijk maakt kennisbanken om commerciële redenen op te richten. Centrale autoriteiten moeten daarbij belangenverstrengeling voorkomen door zich te beperken tot het stellen van normen aan de kennisbanken en het uitvoeren van inspecties. Ik vind dat er wat voor te zeggen is om kennisbanken te financieren uit de btw op zorgproducten (Kronick, 2005). Als voor informatievoorziening betaald wordt, kan deze ook worden geleverd, en helpen de zorgvraag van de consument te ontwikkelen. Belangrijk is dat de financiering voldoende is om betrouwbare informatie te krijgen, omdat anders het vertrouwen in de zorgmarkt verloren gaat. Een andere mogelijkheid is om kennisbanken van meet af aan financieel afhankelijk te maken van de bediende burgers en hun zorgverleners. In elk geval moet de regulatie veranderen, omdat het op dit moment economisch niet interessant is om patiëntgerichte kennisbanken op te richten. Zo had het Massachusetts Institute of Technology (MIT) in 1994‑1995 een kennisbank opgericht waarmee het diabetesadvies werd geautomatiseerd in een programma genaamd Guardian Angel, Your Personal Lifelong Active Medical Assistant. Het programma werd gestopt, ondanks het feit dat het welzijn van patiënten toenam tegen lage kosten.2 De reden was simpel: de kennisbank bleef afhankelijk van subsidiegelden. Voor preventie was geen zorgpremiegeld beschikbaar. Voor kennisbanken zijn de investeringskosten initieel hoog door barrières van bestaande belangen. Deze drempels moeten worden geslecht om de informatievoorziening op gang te brengen. Dit vereist hogere vergoedingen en een nauwe samenwerking met de overheid om het zorgstelsel te veranderen. Ik verwacht, dat wanneer de kennisbanken eenmaal een goede positie op de markt hebben veroverd, de kosten van de informatievoorziening omlaag zullen gaan. Kennisbanken zullen ook inkomsten uit licenties op uitvindingen krijgen, eventueel als part-
173
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 173
21-02-2008 15:41:29
WE ZIJN DE KLOS
ner van de farmaceutische industrie. Kennisbanken gaan denk ik in de toekomst ook inkomsten realiseren als informatieleverancier van zorgverzekeraars. Een goed voorbeeld is de Stichting Wellcome, die met een initieel legaat van een filantroop al decennialang een zelfstandige positie in de Engelse zorgsector onderhoudt, waarbij het eigen vermogen groeit. Dit dankt de stichting allereerst aan de regionale samenwerking. De Engelse overheid legt de zorgverlenende instellingen en universiteiten in Zuidoost‑Engeland op om Wellcome als kennisbank te gebruiken. Ten tweede komt dit door licentie-inkomsten van vooral de farmaceutische reus GlaxoWellcome. Het lijkt mij verstandig om in de toekomst kennisbanken een cruciale – en door overheidsregulering financieel aantrekkelijk gemaakte – rol te geven bij de informatievoorziening op de zorgmarkt. Kennisbanken moeten in het ontwikkelingsproces van uitvindingen de ervaringsinformatie gaan leveren waaruit de mogelijke meerwaarde van nieuwe behandelingen en producten blijkt. Afhankelijk van de resultaten kan op basis van de resultaten in de praktijk een stapsgewijze toelating van nieuwe producten op de markt plaatsvinden. Eenmaal op de markt moeten kennisbanken producten blijven monitoren op resultaten. Ik vind dat de kennisbanken burgers in staat moeten stellen de resultaten die zijn behaald met zorgproducten, zelfstandig te kunnen beoordelen met behulp van een ‘zorgmarktindex’ voor producten voor groepen zorgconsumenten. Als resultaten afwijken van de resultaten die behaald worden door de wereldtop, dan moeten burgers hiervan bewust gemaakt worden, zodat zij desgewenst kunnen veranderen van leverancier. Kapitaalkrachtige burgers zullen innovatieve producten kunnen betalen die niet in het basispakket zitten. Betaling kan direct bij afname plaatsvinden, of indirect via hun zorgverzekeraar, die daarvoor dure polissen moet kunnen voeren. In de VS wordt al enige jaren geëxperimenteerd met het laten meebetalen door kapitaalkrachtige consumenten aan de ontwikkeling van hartpompen. Nederland moet ook de markt gaan inzetten om ontwikkelingsgeneeskunde aantrekkelijker te maken. De overheid is op dit moment echter totaal niet bezig met de ontwikkeling van de geneeskunde of de integratie van zorgkennis; haar regulering werkt zelfs averechts. Zo probeert de Nederlandse overheid angstvallig de grenzen van haar
174
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 174
21-02-2008 15:41:30
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
k oninkrijk dicht te houden door bijvoorbeeld betalingen aan zorg consumenten die in het buitenland behandeling hebben gezocht, tot een minimum te beperken. Den Haag blijkt creatief in het vinden van verrichtingencodes die recht geven op een lagere vergoeding voor de behandeling dan de declaraties van buitenlandse zorgverleners. Dit leidt tot hoge bijbetalingen voor de zorgconsument die in het buitenland zorg afneemt. Met uitzondering van steenrijke burgers wordt de bevolking op deze manier natuurlijk snel afgeleerd in het buitenland zorg in te kopen. Gepensioneerde Nederlanders in bijvoorbeeld Spanje betalen nu flink premie, maar kunnen de zorg waarvoor ze zijn verzekerd vaak niet afnemen. En voor Spaanse zorg laten hun zorgverzekeraars ze in veel gevallen flink bijbetalen. Klachten hierover zijn tot nu toe ongegrond verklaard door de zorgverzekeraars en de Nederlandse overheid. Verder is de Nederlandse overheid heel druk bezig met een verdeel‑en‑heerspolitiek in de zorgsector in plaats van zich druk te maken over de ontwikkeling van de geneeskunde of de integratie van zorgkennis. Voor alle technieken en verrichtingen wordt door de overheid vastgelegd op welke locatie deze mogen worden uitgevoerd. Ik herinner mij bijvoorbeeld de invoering van de magnetic resonance imaging (MRI) in de tachtiger jaren. Het ziekenhuis in Sittard mocht geen MRI aanschaffen, en werd verplicht de patiënten te verwijzen naar Maastricht. Dokters waren daarover ontsteld, omdat zij heel tevreden waren over de kwaliteit van de MRI‑beoordelingen van een ziekenhuis in het Duitse Aken. De reisafstand voor de patiënten was gelijk, maar als patiënten naar Aken wilden, moesten zij voortaan bijbetalen. Dit lokale licentiebeleid van de overheid bemoeilijkt in mijn ogen het onderzoek naar effectiviteit van de zorg. Bij de evaluatie van het nut van diverse behandelingen zijn er gegevens nodig van gemeenten, provincies, ziekenhuizen en bestralings centra, enzovoort, die allemaal geografische overlappingen met elkaar hebben. Het licentiebeleid van de overheid zou zich moeten richten op het reguleren van het integreren van benodigde zorginformatie in plaats van het stichten van lokale koninkrijken. Zorgverzekeraars kunnen in het huidige zorgstelsel niet zelf onderhandelen over de prijs van zorgproducten, omdat de overheid in de prijsbepaling een dominante rol heeft. Dit aspect van het Nederlandse overheidsbeleid heeft een averechts effect op de ontwikkeling van de geneeskunde. Hierdoor zijn bijvoorbeeld patiënten met hemofilie, die
175
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 175
21-02-2008 15:41:30
WE ZIJN DE KLOS
antistoffen aanmaken tegen toegediend factor VIII, nu ten dode opgeschreven. Ik denk echter dat dit een artefact is van het huidige stelsel. In de huidige regelgeving mag niet te veel factor VIII worden gegeven omdat dit zo duur is. Daardoor rijzen de behandelkosten in het huidige stelsel op een gegeven moment de pan uit, terwijl commercieel gezien factor VIII heel goedkoop te produceren is. Ik denk dat deze patiënten bij een ander overheidsbeleid wél geholpen zouden kunnen worden.
6.4 Disfunctioneren van de overheid los je niet op met nog meer overheidsinstituties De overheid verkeert volgens mij in constante crisis. De overheid kan de coördinatie van de diverse taken niet meer aan, waardoor overal voortdurend brandjes uitbreken. Deze brandjes leiden de aandacht af van het eigenlijke doel van de zorgbureaucratie: het gezonder maken van de burgers. Als er een brandje uitbreekt, dan stellen intermediaire instituties als oplossing vaak nieuwe taskforces voor, die in nieuwe overheidsorganisaties de vereiste coördinatietaken moeten gaan uitvoeren (Berkhout, 2003). Met die gedachte moet naar mijn mening radicaal worden gebroken door een legitimiteitsgerichte overheid. Ik begrijp de gedachte achter het oprichten van steeds weer nieuwe units door de overheid wel. Ik neem aan dat men hoopt op organisatiefocus en grotere kans op resultaten. Het betekent echter ook dat de overheid als geheel in nog meer opponerende richtingen uiteen gaat lopen. De kans dat er gefocust kan worden op de burger neemt uiteindelijk af. Een voorbeeld van opponerende krachten binnen de overheid zijn het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en het College voor zorgverzekeringen (CVZ) dat het zorgverzekeringspakket vaststelt. Het CBG heeft onlangs de doorlooptijd van beoordeling van een geneesmiddel voor registratie in sommige gevallen verkort. Het CBG probeert zo de industrie sneller de enorme investeringen in het onderzoek terug te laten verdienen. Als een middel sneller wordt toegelaten op de markt legt dit college relatief vaker aanvullend fase 4‑veiligheidsonderzoek op. Dit is een betrekkelijk gunstig scenario voor de industrie, omdat in deze fase aan producten op de markt verdiend kan worden. Deze inkomsten staan dan tegenover de kosten van het fase 4‑onderzoek.
176
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 176
21-02-2008 15:41:31
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
Tegelijkertijd heeft het CVZ een rem gezet op de winstopbrengsten van de industrie voor de zogenaamde ‘dure intramurale geneesmiddelen’. In ministeriële besluiten krijgt de industrie tot drie jaar nadat een nieuw middel op de markt is toegelaten doelmatigheidsonderzoek opgelegd. Pas als hieruit doelmatigheid blijkt, kan een nieuw middel de vraagprijs krijgen. Het gaat om een vorm van fase 4‑onderzoek waarin naast effectiviteit en veiligheid, vooral economische eindpunten in het onderzoek worden betrokken. Maar een vernieuwing begint meestal klein en kan vaak pas na een serie van bijkomende aanpassingen aan de praktijk goedkoper zijn dan de standaard. Het is dus aannemelijk dat baanbrekende vernieuwingen niet aan de doelmatigheidseisen van het CVZ zullen voldoen en daarom lange tijd niet de vraagprijs mogen voeren. Dit maakt het voor de industrie onaantrekkelijk om fase 4‑onderzoek te doen, en zo werkt het CVZ de beleidsverbetering van het CBG tegen. Geen enkel overheidsinstituut lijkt erin te slagen de van tevoren afgesproken doelen te bereiken, en de overheid kan beter stoppen met alsmaar nieuwe intermediaire activiteiten te ontwikkelen via diverse van de centrale autoriteit losstaande partijen als CBG en CVZ. Ik denk dat de centrale bureaucratie beter de eer aan zichzelf kan houden. Ze zou zich moeten beperken tot de kerntaak van normatieve regulerende controle van de zorgsector. De noodzaak vervalt dan om de zorgautoriteit te versnipperen over talloze instituten en decentrale overheden om taken uitgevoerd te krijgen, die over het geheel genomen nog tegenstrijdig zijn ook. Als de centrale overheid zich beperkt tot toezicht houden en normeren, heeft ze wellicht de mogelijkheid een passende cultuur neer te zetten. De in de literatuur beschreven stelling dat dit nodig is om op lange termijn goed te kunnen functioneren (Tullock, 2005), vind ik plausibel. De macht zal verschuiven naar de zorgconsument. Beslissings bevoegdheden over bijvoorbeeld preventie worden dan niet langer door de minister van Volksgezondheid genomen. Vergunningen die verleend worden op grond van adviezen van door het ministerie betaalde Zelfstandige Bestuursorganisaties (ZBO’s) als de Gezondheidsraad staan niet langer centraal. In plaats daarvan komt de vraag van de zorgconsument centraal te staan, zij het binnen de te ontwikkelen beleidskaders van het ministerie. Het ontwikkelen van beleidskaders voor de zorgsector, waaronder gedragsconventies voor de industrie, is een belangrijke taak die thuis-
177
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 177
21-02-2008 15:41:31
WE ZIJN DE KLOS
hoort bij de centrale overheid. Dit mag niet worden verplaatst naar overheidsafhankelijke, nieuwe of al bestaande instituten. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen, het College voor zorgverzekeringen, de Nederlandse Zorgautoriteit, DBC-onderhoud, de Gezondheidsraad, de centrale commissie mensgebonden onderzoek (CCMO), het centrum voor ethiek en gezondheid (CEG) dat een samen werkingsverband is van de Gezondheidsraad en de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ), en het ministerie van Volksgezondheid hebben duizenden medewerkers in dienst. Van hen beschikken er bij elkaar hooguit tweehonderd over medisch-inhoudelijke kennis. Zij zouden groepsnormen en gedragsconventies kunnen ontwikkelen waaraan groepen zorgconsumenten, zorgproducten, inclusief verzekeringspakketten en marktpartijen moeten voldoen. Bijkomende competenties, zoals economische en juridische, zijn voorhanden of kunnen van buiten worden aangetrokken. Met dit team kan de overheid de normen laten ontwikkelen waarbinnen farmaceuten, instrumentenmakers, zorgverzekeraars en zorgleveranciers moeten functioneren. De overgebleven medewerkers kunnen mijns inziens wel nuttiger werk verrichten in de zorgsector dan ze nu doen.
6.5 Stel in het zorgstelsel het leren uit de praktijk centraal De zorgsector kan leren van de ervaring die in andere sectoren is opgedaan met vraagsturing. Uit de literatuur blijkt dat burgers, als zij daarin worden ondersteund, heel goed vragen kunnen formuleren, zelfs in complexe omgevingen. Dit is een sterk trekje van mensen. De meeste mensen blijven zelfs op koers als zij rekening moeten houden met veel conflicterende perspectieven (Tomasello, 1999). De mens blijkt zich hierbij niet zozeer van de dieren te onderscheiden in creatief vermogen om oplossingen te vinden, maar vooral in het vermogen oplossingen vast te leggen (Kummer, 1985). In tegenstelling tot dieren kunnen mensen het leerproces organiseren, waarin dan als groep geopereerd wordt (Lonsdorf, 2004). Het proces van het vastleggen en toegankelijk maken van oplossingen uit de praktijk heeft het symbool van de culturele ratel gekregen (Tomasello, 2003). De terugslagpen op de ratel zorgt voor het behoud van nuttige crea-
178
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 178
21-02-2008 15:41:32
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
tieve uitvindingen, zodat het terugvallen in oude gewoonten wordt voorkomen. Bij vraagsturing gaat het erom dat de zorgconsument de keuze voor een bepaalde dienst vastlegt en vervolgens rapporteert over de behaalde resultaten. Het vastleggen van resultaten is nodig om van de opgedane ervaring te kunnen leren. Dit expliciete leren moet goed georganiseerd worden en dat is in mijn ogen de crux van de informatie-economie. Want hoewel het sociale leren een typisch menselijk trekje is, organiseert het zich niet spontaan. Laat staan dat de sociale structuur van een sector, zoals die van de zorg, zich ongedwongen zo zou reguleren. Zowel het sociale leren als het aansturen ervan via regulatie moet georganiseerd worden. Ik denk dat het organiseren van het sociale leren over producten en behandelingen in de zorgsector niet eenvoudig zal zijn. Dit komt doordat de geneeskunde een frustrerend complexe praktijk is. De meeste huisartsen blijken bijvoorbeeld te denken dat de kennis en ervaring die van hen wordt verlangd boven de menselijke vermogens liggen (Ostbye, 2005). Als de complexiteit van de geneeskunde wordt ontkend, zal het sociale leren niet goed worden georganiseerd. Om te kunnen leren van opgedane ervaring in de geneeskundige sector moeten burgers gestimuleerd worden om hun ervaringen vast te leggen. Er moeten analysesystemen komen om het medische nut van bepaalde ervaringen te kunnen beoordelen. Deze systemen moeten door de overheid gecontroleerd en begrensd worden. Dit is nodig om grip te krijgen op de collectiviteit (Fukuyama, 2006). Als dit niet lukt, gaan de medewerkers in de bureaucratieën langs elkaar heen werken. Uit diverse literatuur blijken zij dan te focussen op risicovermijdend gedrag en de eigen belangen (zie bijvoorbeeld Peters, 2004). De regulerende rol van de overheid is voor het sociale leren in mijn ogen cruciaal. De zorgmarkt is onvoldoende gereguleerd met het simpele recht van de burger op het formuleren van een zorgvraag. Hiervoor is het nodig dat de sector voldoende informatie beschikbaar stelt. Het gevaar is namelijk dat met deze toename van de rechten van de burger, andere partijen zoals zorgverleners en zorgverzekeraars meer macht over de burger krijgen door beïnvloeding. Uiteindelijk kan de burger er dan op achteruitgaan, doordat uit onwetendheid of gebrek aan vermogen om een alternatief te organiseren, ingestemd wordt met een inferieure behandeling. Commerciële organisaties en lokale over-
179
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 179
21-02-2008 15:41:32
WE ZIJN DE KLOS
heden hebben nu eenmaal de neiging parochiale belangen voorop te stellen. De soevereiniteit van de burger om zelfstandig de zorgvraag te formuleren, vraagt dus ook om regulatie. Als de overheid hierbij de markt de ontwikkeling laat trekken, hoeft het inspelen op de vraag van de zorgconsument geen probleem te zijn. Dit door velen aangeduide ‘wonder van de markt’ kenmerkt zich door het vermogen complexe coördinatietaken efficiënt uit te voeren. Voorwaarde is dat het nut van producten beoordeelbaar wordt in een door de overheid gecontroleerd en genormeerd legitiem zorgstelsel. Alleen dan kan het wonder van de zorgmarkt plaatsvinden en op lange termijn een succes blijven.
6.6 Positie kennisbanken in legitiem zorgstelsel De macro-economische structuur is in beweging, maar heeft zich nog niet aangepast aan de informatiesamenleving. Om de huidige lacune tussen regelgeving van de overheid en de behoeften van patiënten te dichten, moet naar mijn idee de markt gestimuleerd worden om te investeren in kennisbanken. De overheidsbureaucratie zal regelgeving moeten ontwikkelen om deze kennisbanken bestaansrecht te geven. Kennisbanken krijgen een autonome rol als informatieleverancier. Hun functie mag niet verenigd worden met regulerende of zorgverlenende rollen zoals nu meestal wordt gedaan. Kennisbanken mogen rechtstreeks met de patiënt communiceren. In de praktijk zullen patiënten in het contact met de kennisbank echter vaak bijgestaan worden door zorgverleners, met name als het contact kan leiden tot medisch onderzoek van nieuwe producten. Wellicht zijn sommige moderne universiteiten, onderzoeksinstituten en trialbureaus geschikt om deze rol als kennisbank op zich te gaan nemen. Onder de huidige regulatie is dit nog niet mogelijk, maar uit gesprekken blijkt dat de meeste partijen er in principe wel veel in zien, al schrikken ze enigszins als zij zich realiseren dat zorgverlenende, uitvoerende taken moeten worden afgestoten en ondernemende taken beperkt moeten blijven tot handel in licenties en informatie. De legitimiteitsgerichte stelselvernieuwing positioneert kennisbanken tussen de regelgevende centrale autoriteit en de dienstverleners. Zo zitten ze in een goede positie om de inhoudelijke kwaliteitsbewakende verantwoordelijkheid uit te voeren. De zorg kent dan drie partijen:
180
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 180
21-02-2008 15:41:32
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
(1) centrale zorgautoriteiten – regelgeving – mandaat (2) kennisbanken – kennisproductie – kwaliteit (3) burgers/zorgverleners – uitvoering – vertrouwen Het huidige werkterrein van de centrale zorgautoriteit is naar mijn mening een verwarrende mix van audit, regelgeving en uitvoering. Dit moet in de toekomst worden vermeden. Taken zullen worden toebedeeld aan de drie verschillende domeinen: regelgeving, kennisproductie en uitvoering. De regels van de centrale zorgautoriteit moeten de kennisbanken dwingen onafhankelijke informatie te produceren. De gegevens waarop deze informatie gebaseerd is, zal moeten worden aangeleverd door burgers en hun zorgverleners, om zodoende de eerlijke concurrentie op kwaliteit van geleverde diensten te stimuleren. Ik vind dat de centrale autoriteit in de regelgeving focus moet aanbrengen op transparante beoordeelbaarheid van producten en hun bijdrage aan de gezondheid. Hoewel de inbreng van de industrie belangrijk blijft, moeten nieuwe producten en behandelingen van meet af aan in de context van concrete patiënten beoordeeld worden. Zodra de resultaten van een product beoordeeld kunnen worden door de toepassing bij een groep patiënten, verleent de centrale overheid toepassingsmandaat aan commerciële partijen zodat het onderzoek kan worden uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten kan vervolgens stapsgewijs verder onderzoek bij dezelfde of andere groepen patiënten plaatsvinden. Dit sluit aan op vernieuwingsvoorstellen van analisten. Marktmandaten voor zorgproducten moeten afhankelijk zijn van het belang voor de volksgezondheid, het belang voor patiënten, van innovatierisico’s, effectiviteit, veiligheid, het nakomen van afspraken, het doen van adequate studies en respect opgebouwd in eerdere werkrelaties (Wood, 2006). Ik vind dat er tijdens de uitvoering van een toepassingsmandaat door de industrie of door anderen resultaatmetingen uitgevoerd moeten
181
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 181
21-02-2008 15:41:33
WE ZIJN DE KLOS
worden door kennisbanken. Als in dit onderzoek de gewenste kwaliteit van nieuwe producten wordt bevestigd, kan uitbreiding van het toepassingsmandaat plaatsvinden naar andere groepen. Ik verwacht dat groepen geïndiceerde burgers door communicatie een toenemend vertrouwen in het product zullen krijgen. Deze aanpak is in mijn ogen heel anders dan nu. Burgers hebben nu een passieve rol en moeten er vaak maar het beste van hopen. Ik verwacht dat door het invoeren van een nieuw autoriteitspatroon in de Nederlandse zorgbureaucratie zich een voor de consument veilige zorgmarkt kan ontwikkelen. De zorgautoriteiten moeten de huidige aanbodsturing in de vorm van voorgeschreven activiteiten, op basis van onder andere de zorgverzekeringswet, loslaten. In mijn ogen kan de zorgsector niet langer in een consensuspolitiek worden georganiseerd, waarin alle zorginformatie er bovenal op is gericht om de budgetbesluiten van de minister van Volksgezondheid te onderbouwen. Als voorbeeld noem ik het product ‘cholesterolmeting’. Volgens door mij geïnterviewde diabetesspecialisten brengt het betrekken van burgers bij de kwaliteit van zo’n product flinke verschuivingen in de zorgsector teweeg. Tegenwoordig weerspiegelen cholesterolmetingen vaak niet voldoende de werkelijkheid. De meetresultaten zijn grotendeels slechts afgeleide getallen met een geringe voorspellende waarde. De kwaliteit van de geleverde informatie is laag, omdat het huidige zorgstelsel niet op resultaten competeert, maar wel soms kwaliteitseroderende competitie op kosten kent. Om dit te veranderen denk ik dat kennisbanken de resultaten van producten moeten gaan publiceren. Een belangrijk deel van dat werk bestaat uit resultaatmetingen voor producten zoals de kwaliteit van cholesterolmetingen voor bepaalde patiëntengroepen. Die resultaatmetingen moeten ook voor patiënten te raadplegen zijn als onderdeel van een specifiek zorgpad (behandelscenario). Naarmate patiëntengroepen en behandelresultaten beter worden omschreven, kunnen bepaalde type producten steeds beter worden ingepast in specifieke behandelscenario’s. Ik denk dat burgers in de toekomst op deze manier in toenemende mate op individuele kenmerken bediend kunnen worden, bijvoorbeeld via case matching. De resultaatmetingen zullen, zo verwacht ik, door de kennisbanken ook als algemene informatie in ‘zorginformatie‑indexen’ worden gepubliceerd. Ik vind dat overheden aan kennisbanken de verplichting moeten opleggen om ook deze meer algemene informatie te produce-
182
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 182
21-02-2008 15:41:33
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
ren. Hiervoor zullen groepen patiënten worden geaggregeerd en resultaten van behandelingen en producten worden geclusterd. Zo zou je bijvoorbeeld alle groepen mensen waarbij LDL‑C‑metingen zijn gedaan kunnen clusteren. Een voorbeeld van een clusterresultaat voor cholesterolwaarden is het bij elkaar nemen van getallen over sterfte, en het optreden van een hart- of herseninfarct. Ik verwacht dat door aggregatie en clustering bepaalde productresultaten onderling beter vergeleken kunnen worden. Bovendien kunnen op die manier ook de resultaten van verschillende kennisbanken vergelijkbaar worden. Om dit eerlijk te doen, moeten de groepsdefinities, de resultaatsdefinities en de zorgzwaartecategorieën goed gekozen worden. Het lijkt mij een taak van de overheid om deze definities in de toekomst te gaan certificeren. Ik zou me kunnen voorstellen dat alle Nederlanders in de toekomst regelmatig een medische evaluatie van de gezondheid krijgen aangeboden en dat bij de kennisbanken informatie beschikbaar zal zijn over preventie-indexen en behandelindexen van diverse producten. Hierdoor zal het inzicht bij de bevolking in de mogelijkheden om gezond te blijven of weer gezond te worden in de loop der jaren zeker verbeteren. Burgers zullen veel beter geïnformeerd zijn over de resultaten van een bepaalde behandeling, maar ook over de prijs ervan en het al dan niet in het basispakket vallen van die behandeling. Ik verwacht bijvoorbeeld dat als burgers beter over cholesterolmetingen worden ingelicht, ze de gebruikelijke meting niet meer zullen vertrouwen en massaal kiezen voor een cholesterolmeting met meer voorspellende waarde. Ik verwacht dat commerciële partijen daarop hun aanbod zullen aanpassen. Afhankelijk van de toegevoegde waarde van een product voor de gezondheid kan het worden ingeschreven in het handelsregister en al dan niet worden opgenomen in het basispakket voor bepaalde gebruikers. Ik verwacht dat onder andere het benodigde medische onderzoek voor de preventie van hart- en vaatziekten en kanker voldoende toegevoegde waarde zal hebben om in de toekomst onder het basispakket te vallen. Vergelijkingen met mensen uit andere landen is bevorderlijk voor de positie van Nederland in de internationale informatie-economie. De overheid moet in mijn ogen proberen de zorgindexen vergelijkbaar te houden met Europese en mondiale resultaatmetingen. Dit is een paradigmaverandering van een zorgsector gebaseerd op de belangen van de huidige zorgbureaucratie naar een zorginformatie-
183
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 183
21-02-2008 15:41:34
WE ZIJN DE KLOS
markt gebaseerd op de belangen van de burgers. In de overgangsfase zullen er, vooral in het begin, structurele gaten zitten in het aanbod van de kennisbanken. De vraag in de zorgsector is op dit moment nog sterk ondergedefinieerd. De huidige betalingssystematiek heeft geen toegevoegde waarde voor de kennis over zorgresultaten, en is niet georiënteerd op de belangen van de burger. In de loop der tijd verwacht ik dat het aantal gaten zal afnemen en zal er overlap ontstaan tussen kennisgebieden. Hierdoor wordt het eenvoudiger voor iedereen om fouten in het zorgaanbod te ontdekken en neemt de betrouwbaarheid van informatie over zorgproducten toe. De regels van de centrale zorgautoriteit voor burgers en hun zorgverleners moeten in mijn ogen primair betrekking hebben op de aanlevering van gegevens voor kennisproductie. Door hun medewerking te eisen aan de productie van kennis, kan de kwaliteit van de kennis over de zorg verbeteren. Op termijn zal de markt zijn werk doen en kunnen zorgverleners die slechte zorg leveren, geen aantrekkelijk inkomen handhaven. Mijn verwachting is dat dit gepaard gaat met een toename van het vertrouwen van de burgers in de autoriteiten. De oriëntatie op groepen verlegt het accent van de markt naar het ontwikkelen van broederschappen. De zorginhoudelijke heroriëntatie moet ervoor zorgen dat de zorgsector de waarde van producten voor bepaalde groepen zorgconsumenten centraal stelt. De organisatie van zorgconsumenten in belangengroepen zal volgens mij worden versterkt door deze medisch-inhoudelijke oriëntatie. Medische vraagstukken clusteren namelijk vaak rond bepaalde sociale en biologische kernvraagstukken. Het voorgestelde legitimiteitsgerichte stelsel rust op de drie ouderwetse imperatieven van geloof, hoop en liefde. De politieke laag is gericht op het scheppen van vrijheid die is begrensd door de gebondenheid
184
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 184
21-02-2008 15:41:34
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
van naastenliefde. Dit uit zich bijvoorbeeld in de handhaving van een basispakket. De functionele laag geeft het recht dat is gericht op het brengen van gelijkheid. Dit wortelt diep in ons rechtsstelsel en is terug te voeren op ons geloof. Door de transparantie die deze laag aanbrengt in de zorgsector, zal het basispakket werkelijk gelijk toegankelijk worden voor alle burgers. De operationele laag krijgt van de andere twee lagen de macht van handelen (empowerment). Deze laag is erop gericht groepen burgers hoop te geven op gezondheid, zodat die er belang bij krijgen hun steentje bij te dragen door zich te organiseren in broederschappen. De kennisbanken zullen de toegang, het monitoren en de accounting leveren van producten op de markt. Ik verwacht dat de hogere kosten van de kennisbanken ruim opwegen tegen de huidige bureaucratische inertie, inefficiëntie en slechtere volksgezondheid. Een dynamische partij als Wal‑Mart stelt zevenduizend vragen per dag aan haar kennisbank, waarop ook evenzoveel onderbouwde antwoorden komen. In schril contrast hiermee staan de enkele nieuwe antwoorden per jaar die nu worden gegeven in de huidige zorgsector op mondiale schaal. Als ook voor deze sector wereldwijd kennisbanken ontstaan, neemt het innovatietempo enorm toe. Commerciële kennisbanken moeten mijns inziens gestimuleerd worden om te competeren op toegevoegde gezondheidswaarde van diensten. Het zal niet anders zijn dan in de handelssector van Wal‑Mart nu. Zorgpartijen moeten hun diensten gaan aanbieden en hun marketing inrichten op behaalde resultaten in gerenommeerde kennisbanken. Ik verwacht dat meestal geëist zal worden dat producten vergeleken worden met concurrerende producten en soms met placebo’s, omdat anders geen betrouwbare kennis wordt opgebouwd. Regio’s met stringente regels hierover zullen verwacht ik meer respect opbouwen dan regio’s waar geen stringente eisen aan het onderzoek worden gesteld. Voor de prijs van producten en behandelingen moet beoordeelbaar worden of ze hun geld waard zijn.
185
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 185
21-02-2008 15:41:35
WE ZIJN DE KLOS
Dergelijke marktwerking prikkelt aanboddifferentiatie en maakt preventie en innovatie lonender. Het maakt ook het werk in de medische sector interessanter. De belangrijkste verandering ten opzichte van de huidige tijd is in mijn ogen dat behaalde resultaten voor de gezondheid centraal staan. Een andere essentiële verandering is dat patiënten die dat willen vanuit kennisbanken geholpen worden bij het maken van behandelkeuzen.
6.7 Internationale competitie kennisbanken Ik verwacht dat ontwikkelingsprogramma’s voor nieuwe producten en behandelingen in de toekomst kleiner worden in termen van kosten, doorlooptijd en doelpopulatie. Tegelijkertijd gaat de actieve betrokkenheid van consumenten ervoor zorgen dat onderzoeksgroepen groter worden. Dit zal mede mogelijk worden gemaakt doordat wordt toegelaten dat andere partijen, zoals de zorgverzekeraars, aan onderzoek meebetalen en meewerken. Ik verwacht dat de kwaliteit en de kwantiteit van het zorgonderzoek spectaculair zullen toenemen. In plaats van tientallen nieuwe producten per jaar zullen het er duizenden worden. De verscheidenheid zal ook toenemen. Deze innovatieve groei zal gepaard gaan met een toenemende focus op bepaalde gebieden van de geneeskunde door organisaties en zelfs door regio’s. In de toekomst legt de zorgautoriteit kennisbanken op om de geleverde zorg op resultaten te beoordelen. Ik verwacht dat burgers disloyaal worden aan hun regionale centrale zorgautoriteit, als de resultaten lokaal tegenvallen.
Ik verwacht dat er regionale competitie zal ontstaan tussen zorgautoriteiten op regelgeving en controle van kennisbanken. Kennisbanken kunnen zich tot grote virtuele organisaties ontwikkelen. Zij zullen gemakkelijk een regio kunnen verlaten als die commercieel niet meer interessant is door het disfunctioneren van de lokale autoriteiten of zorgverleners.
186
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 186
21-02-2008 15:41:35
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
Op de lange termijn zijn zorgleveranciers en zorgconsumenten niet aan landsgrenzen te binden. De trend van informatie-economieën is om cultuurcentrisch te worden. In het Westen staat de cultuur voor vrijheid. Hoewel dat in Nederland nu niet zo is, verwacht ik dat burgers op niet al te lange termijn de vrijheid krijgen om als zorgconsumenten te gaan en staan waar ze willen. Een paradigmaverandering is denk ik niet te stoppen omdat cultuurveranderingen dominant zijn in historische processen. De verandering gaat gewoon door, omdat steeds meer individuen de informatiesamenleving gewoon gaan vinden. Doordat er steeds meer burgers komen met de wil en de middelen om zelf de markt te bepalen, zal de zorginformatie-economie groeien. De economische versnelling van de informatie-economie dwingt de zorgsector en de overheid te focussen op innovatieve zorgstrategieën. Deze moeten worden ingepast in de medische praktijkkennis en gedijen door de resultaten bij zorgconsumenten. Alle betrokkenen, inclusief de overheid moeten goed functioneren om de internationale concurrentie het hoofd te bieden. Ik kan mij zo voorstellen dat in de toekomst de zorg voor diabetes bijvoorbeeld door een Engelse kennisbank wordt aangestuurd, waarop de Nederlandse burger, industrie, overheid en dienstverlening zich aansluiten. Voor anticonceptie gaat het misschien andersom. Uitgezonderd de zorgautoriteit zullen de partijen in de zorgsector niet meer territoriaal, maar door de zorgconsument bepaald zijn. De sociale categorieën respect en vertrouwen, die de zorgconsument ertoe brengen een relatie aan te gaan met een zorgverlenende partij, gaan een belangrijkere rol spelen op de westerse zorgmarkten. De Nederlandse overheid zal de controle hebben op de productie van zorgresultaten in Nederland. Bij de controle op buitenlandse kennisbanken waar de eigen burgers gebruik van maken, kunnen ook de nationale kennisbanken worden ingezet. Het doel kan zijn om slechte ervaringen van Nederlanders in het buitenland te voorkomen. Een bijkomend doel kan zijn om andere regio’s te beconcurreren met het eigen aanbod. De overheid en de regionale kennisbanken hebben er belang bij de eigen burgers in beeld te houden en te volgen. Ik verwacht dat ze hun klanten zullen monitoren, wanneer zij naar kennisbanken en zorgverleners buiten de eigen regio stappen. Dit laat zien dat er in de informatie-economie processen gaan optreden, die in de sociale wetenschappen worden aangeduid als de‑territo-
187
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 187
21-02-2008 15:41:36
WE ZIJN DE KLOS
rialisatie en re‑territorialisatie. In deze processen zijn het eigen territorium en de relaties die de eigen burgers aangaan betrokken. Deze processen hebben impact op zowel het scherper definiëren van de gezondheidsbelangen van groepen burgers, alsook op de regionale politiek-economische ontwikkeling. Volgens de medisch directeur van de Ziekenhuisautoriteit van Hongkong die ik hierover in 2002 sprak, moet een legitimiteitsgericht zorgstelsel primair gebaseerd zijn op menselijke relaties. Dit is de aanpak van vele, zo niet alle niet-westerse samenlevingen. De door mij voorgestelde stelselvernieuwing kan volgens hem pas secundair op regels zijn gebaseerd. Hij argumenteerde dat Chinezen geloven dat regels altijd snel moeten komen, maar pas nadat de minimaal noodzakelijke menselijke relaties zijn aangegaan. Tegenwoordig wordt de relatie met de burger in de zorgsector primair in de kamer van de zorgverlener gelegd, die als enige de mogelijkheid heeft een directe relatie met de patiënt aan te gaan. Dit op oeroude tijden teruggaande gebruik ten gunste van de zorgverlener is op mondiale schaal in wetten verankerd, ook in Hongkong. De medische directeur van de Ziekenhuisautoriteit van Hongkong deelde mijn mening dat dit geen optimale grid is voor de opkomende informatie-economieën. Dit komt doordat door deze exclusieve positie van de zorgverlener de medische kennis impliciet (tacit) blijft. Het is beter de zorgmarktgrid, oftewel de structuur van de zorgmarkt, te veranderen. Allerlei partijen moeten via de kennisbank een relatie met de patiënt aan kunnen gaan. Zij doen dat dan in sociale contracten, die gereguleerd zijn door overheden. Deze nieuwe structuur is in mijn ogen breed toepasbaar in zowel westerse als niet-westerse samenlevingen. Het laat globale allianties en competitie van regio’s toe, afhankelijk van de belangen van de burger en de andere betrokken partijen op de zorgmarkt. Een recente steekproef laat zien dat de meeste Nederlanders ook willen dat de politiek-economische instituties zich primair relationeel op hen oriënteren.1 Ik verwacht dat de invoering van kennisbanken enorme politiekeconomische consequenties heeft. Nederlanders kunnen door kennisbanken zorg krijgen die niet langer door de overheid is gedefinieerd. In plaats daarvan komen vrijheid van keuze voor zorgconsument en ondernemers centraal te staan. Hierbij zorgt het legitimiteitsgerichte stelsel ervoor, dat iedereen er belang bij heeft dat de zorgconsumenten zich als broederschappen ontwikkelen.
188
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 188
21-02-2008 15:41:36
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
De overheid kan nog steeds de politieke gelijkheid aan de markt opleggen via de kennisbanken. Ze kan dit echter niet meer vrijblijvend doen, zoals dat nu vaak het geval is. Politiek correct taalgebruik van de overheid zal niet langer volstaan, verwacht ik: de werkelijke resultaten zullen blijken uit de resultaatanalysen die de kennisbanken publiceren. Ik vind dat het voorgestelde basispakket ook echt geleverd moet kunnen worden in Nederland. Als uit de resultaatanalysen blijkt dat dit niet kan, dan moet het basispakket snel worden bijgesteld, omdat ik verwacht dat gebrekkige levering politiek ondermijnend zal werken voor de machthebbers. Het politiek-economische inzicht in dit toekomstperspectief begint wat mij betreft met vrijheid van ondernemerschap. Er zijn bijvoorbeeld verschillen in zorgaanbod tussen China en het Westen. Recent werd onder andere gerapporteerd dat de Chinese overheid embryonaal stamcelonderzoek niet op algemene regels stuurt. Ze stuurt dit onderzoek op de reputatie van behandelende medici die zelf toponderzoeker moeten zijn en toplaboratoria moeten hebben. Vervolgens zijn er dan ook nog strenge institutionele controles. Maar dit is toch heel wat anders dan de wijze waarop westerse overheidsbureaucratieën stamcelonderzoek aan regels binden. Een stamcelonderzoeksinstituut in Singapore heeft onlangs Amerikaans toptalent op het gebied van embryonale stamceltransplantaties geworven dat zich in het werk te sterk belemmerd voelde door de Amerikaanse regulering (Murray, 2006). De volgende bouwsteen van een nieuw zorgstelsel is vrijheid van keuze van zorgconsumenten. Sommige Nederlanders willen misschien de Chinese stamcelzorgproducten afnemen. Zij hebben er alle belang bij dat te doen als groep. Die zou in de toekomst, als alles goed werkt op de Nederlandse zorgmarkt, de vorm krijgen van één of meer broederschappen, die deze zorg inkopen op de Chinese markt. Ik vind dat het vormen van dit soort broederschappen gestimuleerd zou moeten worden in Nederland. Deze broederschappen kunnen het voortouw nemen in nieuwe ontwikkelingen in de zorg. Als de resultaten van een behandeling goed zijn, kan deze wellicht betaalbaar worden voor grotere groepen mensen, ofwel via het basispakket, ofwel via extra verzekeringspakketten. Wanneer een behandeling onvoldoende effectief is om volgens de Nederlandse normen opgenomen te worden in het basispakket, kunnen burgers die vrezen dat de gelijkheid in het gedrang komt druk op de politiek uitoefenen.
189
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 189
21-02-2008 15:41:37
WE ZIJN DE KLOS
De door mij voorgestelde norm dat een behandeling minstens vijf procent meer kans moet geven op overleving over een periode van vijf jaar, komt misschien onder druk te staan. Wellicht blijkt dan dat vier zes procent beter aansluit op het rechtsgevoel van de Nederlanders en geen onoverkomelijke premiestijging tot gevolg heeft. Een alternatief is dat de overheid incidenteel voor deze groepen financieel bijspringt.
6.8 Kennisbanken bieden marktpartijen programmastructuur Bij het naar de markt brengen van een nieuw zorgproduct stemmen kennisbanken allereerst hun mandaten af met hun sponsors in algemeen geformuleerde belangen en doelen (stap A). Sponsors zijn meestal zakelijk georiënteerde industriëlen, hoewel ook partijen als overheden en goededoelenorganisaties opdrachten verlenen. Stap A leidt tot de publicatie van een kort document, waarin de beslissers hun gewenste product vermelden, inclusief de gewenste verkoopopbrengsten en research & development investeringen (R&D). Hiermee is de zakelijke omgeving bepaald waarin een medische uitvinding ontwikkeld kan worden. Een kennisbank moet in deze afstemming belangen en doelen formuleren waarin de relatie met de burger kan worden gelegd, zodat hen een onderzoeksvraag kan worden voorgelegd. In dit proces wordt de zorgvraag van de burgers ontwikkeld. Om groepen participerende burgers en hun zorgverleners hierbij steeds weer hun bijdrage te laten leveren, hebben zij evolueerbare doelen nodig. De doelen moeten kunnen meegroeien met de bevindingen in het onderzoek en de ontwikkeling van de wensen van burgers. Er is ruime literatuur waaruit blijkt dat alleen richtinggevende doeldefinities nodig zijn, die langzaam preciezer worden in het interactieproces met de verschillende andere partijen (Simon, 1957; Olson, 1976). Hoewel het met de sponsors afgestemde mandaat nog nader moet worden gedefinieerd voordat het bindend kan worden, blijft het mandaat een belangrijke samenvatting. Deze samenvatting is ook van belang voor het krijgen van toestemming van de overheid voor het toepassingsgerichte onderzoek. De volgende stap, stap B, moet leiden tot een visiedocument. Hierin wordt meer specifiek afgesproken wie de doelgroep vormen en wat de
190
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 190
21-02-2008 15:41:37
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
bereikbare gezondheidswinst voor hen is. De op te starten projecten worden gedefinieerd. Hoewel dit tegenwoordig niet zo wordt gedaan, is er veel literatuur waaruit blijkt dat werken vanuit de belangen van een lokale populatie zowel ethisch als medisch beter is voor burgers (Menzel, 1990; Hall, 1998; Menzel, 1999). De indicatie, populatiekeuze en argumentatie voor de aanpak worden als onderdeel van het visiedocument gepubliceerd. Ik verwacht dat in de toekomst automatisering van de medische praktijk door grote kennisbanken kan helpen bij beslissingen over de zorgleverantie. Het zal in de toekomst gemakkelijker worden om de indicatie en verwachte resultaten van behandelingen voor groepen te definiëren. Dit komt door de mogelijkheden die de computer biedt om op zeer veel criteria en data gedetailleerd groepen te definiëren. Hieraan kunnen ook gedragsmatige elementen als therapietrouw, begrip voor het onderzoek of individuele medische achtergrond worden toegevoegd. Ik verwacht dat kennisbanken gaan competeren op relevante historische kennis van individuele casussen en gedetailleerde achtergrondinformatie over groepscohorten. Een democratie functioneert in mijn ogen goed als veel verschillende groepen burgers zich emotioneel en verstandelijk betrokken voelen bij de politiek, en actief handelen om hun doelen te realiseren. De politieke kracht van de burgers is groot als zij de organisaties en hun medewerkers en procedures op handen dragen. Dit acht ik ook de kerncompetentie van kennisbanken die er in stap B toe gaat doen. In stap B organiseren kennisbanken namelijk de concrete groepsbelangen. Zij helpen populaties oplossingen te vinden door zorgproducten stapsgewijs op de markt te brengen. De kortetermijnplannen worden in stap C gemaakt, waarin ook het budget wordt vastgesteld. In stap C gaat het om definities van producten servicekwaliteit, de verwachte werkzaamheid en veiligheid, en andere medische-inhoudelijke bepalingen. Deze belangen voor marketing en R&D moeten in relatie gebracht worden met de in stap B bepaalde groepen. Het resultaat van stap A tot en met C is een op de visie afgestemd onderzoeksprogramma, inclusief de financiële voor- en nadelen in een business case. De stappen worden ineens, stapsgewijs of in interactie goedgekeurd door de centrale autoriteit. Pas daarna kan stap G worden uitgevoerd. Het organisatieproces van de kennisbank kan intussen uitgevoerd worden in stap D tot en met F.
191
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 191
21-02-2008 15:41:37
WE ZIJN DE KLOS
In stap D worden de belemmeringen voor burgers om tot de behandeling over te gaan geïdentificeerd. Dit kan liggen in de sfeer van gedrag, waarvoor educatie of een contract op zijn plaats kan zijn. Er kunnen ook specifieke medisch-inhoudelijke of kostentechnische belemmeringen zijn. Stap E is het voorbereiden van de behandeling. Kennisbanken mogen geen zorgleveranciers zijn, maar ik verwacht dat ze grote inbreng zullen hebben op de zorgverleners in dit soort processen. Zolang de behandelingen ‘in couveuse’ zijn, is daar denk ik geen bezwaar tegen. Er moet wel voor gewaakt worden dat kennisbanken de toepassingen, zodra deze zijn gevormd, uitgetest en nuttig zijn bevonden, overdragen aan andere marktpartijen. In stap F worden de rapportages, reviews en auditprocessen gedefinieerd. Rapportageverplichtingen voor alle betrokkenen worden nu vastgelegd. Zo kan bijvoorbeeld met de betrokken patiënten worden afgesproken dat zij meewerken aan het actief melden van bijwerkingen. Auditprocessen zijn cruciaal om het vertrouwen van zorgconsumenten te winnen of te behouden. Moderne adviseurs vinden dat eerst de financiële stromen anders ingericht moeten worden – zodat partijen niet langer zelf betalen voor grotendeels zelfgeorganiseerde controle in processen waar amper toezicht van buitenaf op wordt gehouden – voordat er serieus gepraat kan worden over audit. Keer op keer blijkt het nu in
192
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 192
21-02-2008 15:41:40
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
het belang van de industrie en de overheid om informatie over bijwerkingen en risico’s vertrouwelijk te houden (Giles, 2007). Auditbudgetten moeten van tevoren worden ingeruimd, en niet, zoals nu uit de literatuur blijkt, gemengd worden met andere taken (Ackhoff, 2003). In stap G wordt de nieuwe behandeling getest met zorgconsumenten en hun zorgverleners. De resultaten worden besproken met de sponsor. Resultaten moeten ook worden gevalideerd bij externe experts. Alle resultaten pro en contra moeten openbaar worden gepubliceerd met nota daarvan bij de centrale autoriteiten. Verdere toepassing in de markt zal verwacht ik afhankelijk zijn van de leesbaarheid, relevantie, validiteit en kracht van de bevindingen.
6.9 Breng de zorginformatie-economie tot stand Een legitimiteitsgericht zorgstelsel maakt de democratie directer. Directe communicatie tussen burgers en kennisbanken is een nieuw mechanisme. Ik verwacht dat het voor de burger makkelijker zal worden om zijn belangen af te stemmen met partijen als de zorgverleners, de farmaceutische industrie en de zorgverzekeraars. Ook denk ik dat er een beter begrip ontstaat over de wensen van de burger. De zorgsector verandert met dit nieuwe zorgstelsel van een kostenpost in een markt met ondernemerskansen, die alleen bijzonder is omdat de productie van gezondheidswaarde centraal staat. Ik denk dat dit de zorgsector aantrekkelijker maakt voor risico-investeerders. In een legitimiteitsgericht zorgstelsel gaan Nederlanders zich internationaal oriënteren. Dit zal waarschijnlijk leiden tot lagere zorgpremies, betere zorg, en ook tot afname van de belastingdruk door minder ambtenaren. Ook ambtenaren worden gedwongen internationaal mee te komen, want in de wereldwijde strijd om de zorgconsument worden ze anders zomaar ingeruild voor Fransen of Koreanen. In de toekomst wordt het denk ik belangrijk dat het overheidsbeleid zich focust op bepaalde aandachtsgebieden waarmee internationaal gescoord kan worden. Het ligt voor de hand dat de Nederlandse overheid hiervoor gaat samenwerken met regionale krachtpatsers zoals Philips en Organon. Ik kan mij voorstellen dat er in samenwerking met Philips een kennisbank wordt ontwikkeld, zodat met beeldtechnieken vroegdiagnostiek voor hart- en vaatziekten en kanker kan worden uitgevoerd als een Kwaliteit Resultaat Systeem (KRS).
193
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 193
21-02-2008 15:41:40
WE ZIJN DE KLOS
Trends in de zorgsector
Bestaand
Toekomstig
Organisatieprincipe Gelijkheid Broederschap Procedure Resultaat Vorm Inhoud Informatie Aanbodgericht Vraaggericht Betaling Historisch Toegevoegde waarde Macht Overheidsbureaucratie Maatschappij Intermediairs Burger Zorglevering Versnipperd Geïntegreerd Markt Stagnatie Innovatie Massaproducten Geïndividualiseerd productassortiment
De politiek-economische dimensies van de zorg zullen niet impliciet blijven. Het aanbieden van niervervangende therapie aan te dikke, zichzelf overetende mensen met vrijwel onbehandelbare vormen van diabetes wordt straks doorgeprikt als een illusoir aanbod. Op dit moment denken bestuurders dat dit niet hardop gezegd kan worden, en dat dit een schok zou zijn voor de burgers van wie de meeste het naar mijn verwachting allang begrepen hebben. Maar er mag niet over gesproken worden, en dat geldt bijvoorbeeld ook voor het feit dat het huidige zorgaanbod voor sommige mensen geen goede resultaten levert; hierop rust een politiek taboe omdat het riekt naar ongelijke behandeling. Het nieuwe zorgstelsel zal adequaat moeten en kunnen reageren op trends. Na ruime aandacht in de media zijn velen aan het joggen geslagen. Een dergelijk verschijnsel brengt onder andere orthopedische consequenties met zich mee, omdat het huidige schoeisel niet goed genoeg is om tot op hoge leeftijd te kunnen blijven joggen. Met het verrichtingenstelsel wordt langzaam of helemaal niet gereageerd. Dat is jammer, want met toegankelijke feedback over resultaten, bijvoorbeeld over veelvoorkomende blessures bij bepaalde hardloopschoenen, kan de industrie snel reageren.
194
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 194
21-02-2008 15:41:41
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
Ik vind het belangrijk dat bestuurders gaan begrijpen dat vraagoriëntatie voor hen een oriëntatie op innovaties is. Innovaties moeten beoordeeld worden in termen van welzijnswaarde. Dit is geen klein werkveld, omdat het niet alleen het toezicht houden op het leveren van resultaten betreft, maar ook de beoordeling van die resultaten. Bestuurders zullen zich geconfronteerd zien met vele vragen hierover. Welk resultaat is nog aanvaardbaar? Wat te vinden van vetafname door liposuctie en weggenomen rimpels? Is het goed als mensen weer gaan urineren met geïmporteerde nieren uit India? Is dit misschien afhankelijk van de prijs en de kansen die het de verkopende partij biedt? Moet de overheid dan een minimumprijs vaststellen of is dat niet nodig? Is het inderdaad zo dat het afstaan van een nier geen medische nadelen heeft? Mag embryonale stamceltherapie ingezet worden voor intelligentieverhoging? In de beginfase zal de overheid waarschijnlijk vooral barrières voor de ontwikkeling van groepen zorgconsumenten moeten slechten. Op langere termijn, als de informatie-economie op gang is gekomen, zal het vertrouwen van zorgconsumenten in de zorgsector verwacht ik toenemen. Mijns inziens is het vertrouwen in kennisbanken de essentie van de ‘klantenbinding’. Dát is waar de informatie-economie haar legitimiteit aan ontleent. De overheid zou er in mijn ogen verstandig aan doen als zij voor wat betreft het toezicht houden, afscheid neemt van het huidige beleid waarin het eigen gedrag geen effect heeft op de hoogte van de zorg premie of het zorgaanbod. Het kan vind ik niet langer zo zijn dat de premiedruk omhoog gaat omdat bijvoorbeeld fundamentalistische christenen zich niet laten vaccineren, waardoor ze polio-epidemieën veroorzaken en mensen hierdoor levenslang aan beademingsmachines komen te liggen. Nu stellen fundamentalistische moslims geen organen beschikbaar, maar bij orgaanfalen, oog in oog met de dood, nemen zij wel organen van anderen aan. Zorgverleners willen al jaren een systeem waarin mensen die zelf bereid zijn hun organen beschikbaar te stellen, boven aan de wachtlijst voor transplantatie komen te staan. Het is voor commerciële partijen heel gebruikelijk om gedrag mee te wegen in de premie of het aanbod dat ze iemand doen. Er zijn bijvoorbeeld veel weggebruikers die voorzichtig rijden omdat de no-claimkorting op de premie hen beïnvloedt. Niet alle mensen kunnen een consumptief krediet afsluiten. Ik vind dat verzekeraars zorgpremieverhogingen mogen doorvoeren voor ongezond gedrag. Ik vind ook dat
195
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 195
21-02-2008 15:41:41
WE ZIJN DE KLOS
zorgverzekeraars condities mogen stellen aan het aanbieden van een deel van het zorgaanbod. Het zal niet altijd mogelijk zijn om een stelsel volledig te laten sturen door de rechten die groepen claimen, omdat burgers onredelijke waarden kunnen hebben (Fukuyama, 2007). Hoewel de informatie-economie in de literatuur ‘popkapitalisme’ wordt genoemd, naar populair kapitalisme (Zuboff, 2002), kan deze beoogde en vernieuwende vrijheid niet zonder inperking door de overheid; burgers mogen ook geen gevaarlijk virus tegen kanker ontwikkelen in de huiskamer. De ontwikkeling van beleidskaders en gedragsconventies vereist morele discussies met betrokken partijen, en beslissingen in de Tweede Kamer. Over de huidige morele bezwaren tegen het aanbieden van bijvoorbeeld stamceltherapie in Nederland kan in de Kamer worden gestemd. Zo kan ik me ook een morele discussie voorstellen over het aanbieden van groeihormoon in Nederland voor ouders die graag lange kinderen willen zodat die later mee kunnen spelen in de basketbalcompetitie. De discussie zal zich vooral richten op de vraag wát in Nederland aangeboden mag worden. Ik verwacht dat we over enkele jaren niets meer kunnen inbrengen tegen reislustige patiëntengroepen die voor stamceltherapie naar China gaan. Verder verwacht ik dat politici meer vragen over de zorg in Nederland expliciet in de politieke arena gaan brengen. Er zijn allerlei biotechnologische producten als groeifactoren ontdekt, bijvoorbeeld om gehoorachteruitgang te voorkomen. De beschikbaarheid hiervan zal toenemen en de prijzen zullen veel lager uitvallen dan we nu gewend zijn. Gezien de toename in levensplezier die van een hersteld gehoor uitgaat, hebben de meeste mensen daar wel een paar honderd euro voor over. Toch is het zaak voor de overheid om vinger aan de pols te houden, want burgers slaan zomaar door. Bestuurders hebben nu al het gevoel te weinig gezag te hebben over de zorgmarkt. Zij zien met argusogen dat de gezondheidsstatus onderdeel is geworden van hypotheekbesluiten en dat burgers klagen over pesterijen van hun zorgverzekeraar. Bijzonder aan dit tijdsgewricht is dat moderne ambtenaren dan denken dat de dominantie van de overheid moet toenemen, terwijl de rest van Nederland denkt dat deze moet afnemen. Bestuurders hebben een gevoel van morele degelijkheid bij het huidige stelsel, dat vooral goed is in het níét leveren van vernieuwing. De zeggenschap van de burger neemt toe bij meer legitieme bestuursvormen, en dit jaagt menig bewindvoerder schrik aan. De balans van de
196
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 196
21-02-2008 15:41:41
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
macht kantelt dan naar de zorgverleners, de farmaceutische industrie en de zorgverzekeraars, die de overheid zullen confronteren met een stroom aan vernieuwingen. Ik verwacht dat die vernieuwingen heus niet allemaal spontaan moreel goed zullen zijn. Bestuurders vrezen dat verzekeraars in de premie voor het basiszorgpakket de gezondheidsstatus zullen verdisconteren. Ze zijn bang dat door prijscompetitie zorgverzekeraars genetisch gaan selecteren op laagrisicopatiënten. Zij pleiten ook tegen genetische manipulatie. Ik denk dat veel burgers vinden dat de bestuurders het zichzelf te gemakkelijk maken door voortdurend meer macht te nemen en die te gebruiken om vernieuwing in de zorgsector verder te remmen. Door op geen enkele manier voorop te lopen, kunnen de bestuurders rustig de kat uit de boom kijken. De VS heeft bijvoorbeeld al wetgeving die genetische discriminatie voorkomt. Onze bestuurders gaan ongetwijfeld consensusbijeenkomsten hierover houden en dan in select gezelschap snoepreisjes naar de VS maken, zodat onze markt over enkele jaren op dit punt ook gaat functioneren. Met legitieme bestuursvormen komt hier, zo verwacht ik, verandering in. Gezien de internationale oriëntatie van de Nederlander en de toenemende globale competitie denk ik niet dat het ministerie van Volksgezondheid zijn huidige positie zal kunnen handhaven. Nederlanders gaan zich, veel gemakkelijker dan in Den Haag wordt gedacht, vinden in het Finse infectieziektebeleid en misschien zelfs ook wel in de Finse infectieziektekennisbank. De Zwitserse kennis over botbreuken is goed genoeg om kanshebber te zijn op dit terrein. Met internationale samenwerking hebben veel partijen in de zorgsector, inclusief het ministerie van Volksgezondheid, nu al meer dan voldoende ervaring. Deze ervaring is vaak positief. Ik denk dan ook dat er misschien wel verrassend snel een einde komt aan ons nationale staatsgestuurde zorgaanbod.
197
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 197
21-02-2008 15:41:42
WE ZIJN DE KLOS
6.10 Verwijzingen 1.
Persoonlijke communicatie met H. Hillege, Informatie Expert, Baarn.
6.11 Literatuur Ackhoff, R.L., S. Rovin, 2003, Redesigning society. Stanford: Stanford Univ. Press. Berkhout, A.J., 2003, De innoverende overheid. Den Haag: AZ Grafisch Servicebureau. Bracken, P., P. Thomas, 2002, ‘Time to move beyond the mind-body split.’ B.M.J. 325: 1433-1434. Brown, J.S., P. Duguid, 200, The social life of information. Boston: Harvard Business School Press. Campbell, E.G., R.L. Gruen, J. Mountford, 2007, ‘A national survey of physician-industrie relationships’. N. Engl. J. Med. 356: 1742-1750. Eddy, D.M., 1996, ‘Benefit language: criteria that will improve quality while reducing costs.’ JAMA 275: 650-657. Fukuyama, F., 2007, ‘Identity and migration.’ Prospect Feb. 2007: 26-31. Giles, J., 2007, ‘Court case to reclaim confidential data.’ News. Nature 446: 838-839. Gillick, M.R., 2004, ‘Medicare Coverage for Technological Innovations-Time for New Criteria?’ N. Engl. J. Med. 350: 2199-2203. Groopman, J., 2007, How doctors think. Wilmington: Houghton Mifflin. Hall, M.A., R.A. Berenson, 1998, ‘Ethical practice in managed care: A dose of realism.’ Ann. Int. Med. 128: 395-402. Hallberg, N., T. Timpka, V. Vimarlund, 1998, ‘Heuristic walkthrough evaluation of a prototype computer network service for occupational therapists.’ Medinfo. 9: 869-873. Kronick, R., 2005, ‘Financing healthcare.’ N. Engl. J. Med. 352: 1252-1263. Kummer, H., J. Goodall, 1985, ‘Conditions of innovative behaviour in primates.’ Philosophical transactions of the Royal Society of London B308: 203-14.
198
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 198
21-02-2008 15:41:42
ONTWIKKEL EEN LEGITIEM ZORGSTELSEL
Lynd, L.D., B.J. O’Brien, 2003, ‘Cost-effectiveness of the implantable cardioverter defibrillator: a review of current evidence.’ J. Cardiovasc. Electrophysiol. 14 Suppl. 2003: S99-S103. Matthews, R., 2003, ‘The numbers don’t add up.’ New Scientist 2385: 28. Menzel. P., 1990, Strong Medicine: The ethical rationing of health care. New York: Oxford Univ. Press. Menzel, P., M.R., GoldNord, E. Nord E, et al., 1999, ‘Toward a broader view of values in cost-effectiveness analysis of health.’ Hastings Center Report 29: 7-15. Murray, F., D. Spar, 2006, ‘Bit player or powerhouse? China and stemcell research.’ N. Engl. J. Med. 355: 1191-1194. Myerburg, R.J., D.W. Feigal, B.D. Lindsay, 2006, ‘Life-threatening malfunction of implantable cardiac devices.’ N. Engl. J. Med. 354: 2309-2311. Nussbaum, M.C., 2007, Frontiers of Justice: Disability, Nationality, Species Membership. Cambridge, Ma.: Belknap Press of Harvard University Press. O’Brien, P.C., T.R. Fleming, 1994, ‘A multiple testing procedure for clinical trials.’ Biometrics 35: 1341-1352. Olsen, J.P., J.G., March, 1976, Ambiguity and choice in organisations. Bergen: Universitetsforlaget. Piccard, M., A. Goldhirsh, et al., 2007, (Editorial) ‘Keeping faith with trial volunteers.’ Nature 446: 137. Pocock, S.J., M.D. Hughes, 1989, ‘Practical problems in interim analysis, with particular regard to estimation.’ Control Clin. Trials 10 Suppl. 209S-21S: 1341-1352. Riley, J.B., G.A. Justison, D. Povrzenic, et al., 2002, ‘Designing an integrated extra corporeal therapy service quality system.’ Ther. Apher. 6: 282-287. Simon, H., 1957, ‘Administrative behaviour: a study of decision-ma king processes in administrative organisations.’ New York: Free Press. Slutsky, A.S., J.V. Lavery, 2004, Data safety and monitoring boards. N. Engl. J. Med. 350: 1143-1146. Toulmin, S., 1989, ‘Cosmopolis: The Hidden Agenda of Modernity’. Original publication Free Press. Chicago: Reprint edition of 1991 of University of Chicago Press (Trd). Tullock, G., 2005, Bureaucracy. Indianapolis: Liberty Fund.
199
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 199
21-02-2008 15:41:43
WE ZIJN DE KLOS
Vimarlund, V., T. Timpka, V.L. Patel, 1999, ‘Information technology and knowledge exchange in health-care organizations.’ Proc. AMIA Symp. 632-636. Vimarlund, V., T. Timpka, N. Hallberg, 1999, ‘Healthcare professio nals demand for knowledge in informatics.’ Int. J. Med. Inf. 53: 107-113. Wallsten, S., 2004, ‘Do science parks generate regional economic growth?’ AEI-Brookings Working Paper, Washington, D.C. Wood, A.J.J., 2006, ‘A proposal for radical canges in the drug-appro val process.’ N. Engl. J. Med. 355: 618-623. Zuboff, S., J. Maxmin, 2002, The Support Economy: Why Corporations Are Failing Individuals and The Next Episode of Capitalism. New York: Viking Press.
200
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 200
21-02-2008 15:41:43
Dankwoord
Ik bedank alle betrokkenen voor hun bijdragen aan deze bespiegeling op autoriteitsontwikkeling van de Nederlandse zorgbureaucratie. Mijn vrouw Mirjam Kemp voor het helpen schrijven en mijn kinderen Nova en Alle voor hun meningen. Jan Bergstra van het Instituut voor Informatica van de Universiteit van Amsterdam voor zijn begeleiding. Diederick Raven van de Sociale Faculteit van de Universiteit van Utrecht voor zijn hulp bij de toepassing van de gespecialiseerde middelen van culturele antropologie bij de bespiegeling. Organisatieadviseur Alexander Robles de Vries voor het doordenken van voorwaarden van groei voor de zorginformatie-economie in diverse toekomstscenario’s. Zelfstandig informatieadviseur Denison Chapman, voorheen werkzaam bij IBM en NCR, voor strategiediscussies. Huub Hillege, voormalig informatieadviseur NCR, voor het doordenken van zorgmodellen. Bert Bravenboer, internist bij het Catharina Ziekenhuis Eindhoven, farmacoloog bij de Universiteit van Utrecht en voorzitter van de Diabetes Federatie en het Wetenschappelijke Comité van de Orde van Medisch Specialisten, voor schoolvoorbeelden waaruit blijkt dat de huidige regelgeving het de praktijk moeilijk maakt om aan te sluiten op de belangen van de burger. Organisatieadviseur Bradford Kirkman-Liff van de afdeling Administration and Policy van de School of Health van het College of Business van de Universiteit van Arizona te Tempé en commissaris bij veel zorgorganisaties, voor zijn advies om de innovatieve koplopers in het onderzoek te betrekken. Rii Dalitz en Hansje Braam, beiden filosoof, voor het meedenken. Tot slot bedank ik uitgever Erno Eskens voor ideeën, het ontwerp van het boekomslag en taalkundige correctie. En Jessie van Loon voor het redigeren en drukklaar maken van de tekst.
201
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 201
21-02-2008 15:41:43
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 202
21-02-2008 15:41:44
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 203
21-02-2008 15:41:44
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 204
21-02-2008 15:41:44
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 205
21-02-2008 15:41:44
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 206
21-02-2008 15:41:44
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 207
21-02-2008 15:41:44
Opmaak_totaal_We zijn de klos_3.indd 208
21-02-2008 15:41:44