Een manier van leven, denken en doen ‘Het motiveert je. Ik denk dat dat bij heel veel monumenteneigenaren zo is. Het is een band met het verleden. In dit huis hebben drie eeuwen lang mensen geleefd...met hun geluk en verdriet, in tijden van oorlog, dat fascineert me!’ De heer van Leeuwen loopt even weg om een kopje thee in te schenken. Als we ons omdraaien en door het raam naar buiten kijken, zien we een druk kruispunt. Auto’s rijden snel voorbij of stoppen voor het rode licht, voetgangers en fietsers steken over. Binnen is het rustig; het huis moet goed geïsoleerd zijn! Het lijkt alsof in dit huis de tijd een eeuw stil is blijven staan. Alles is van hout: geel en groen schilderderde wanden, een gele houten vloer met donkerrode rand. Achter ons tikt de klok, zo’n oude met koperen gewichten. Overal stapels boeken en op de schouw staan allerlei verzamelobjecten. Het is behaaglijk warm, terwijl de regen op de ruiten ratelt en de wind in de schoorsteen fluit. We drinken thee met koekjes en hervatten ons gesprek over het eigendom van een bewogen ‘monumentenzorger’. Aankoop ‘Het huis staat aan het kruispunt van een provinciale en een gemeentelijke weg en was aanvankelijk in het bezit van de Provincie Noord-Holland. Nadat de vorige bewoners, oudere mensen, in het bejaardenhuis waren getrokken, besloot de Provincie het huis te slopen in verband met eventuele, toekomstige verbreding van de provinciale weg. Wij zijn sinds jaar en dag betrokken bij diverse organisaties op het gebied van monumentenzorg en zijn vlak voor de sloop benaderd met de vraag of we belangstelling hadden voor elementen uit het te slopen pand. Uiteindelijk werd het pand door de Stichting Frans Mars, een dochter van de Stichting Zaans Schoon, aangekocht. Met de provincie werd toen overeengekomen dat, als de provinciale weg inderdaad verbreed zou moeten worden, de Stichting het pand zou verplaatsen. De plannen voor verbreding van de weg zijn nooit uitgevoerd door de aanleg van de Coentunnelweg. Het huis is blijven staan en wij hebben het uiteindelijk zelf gekocht en gerestaureerd.’ Bouwjaar ‘Uit archiefonderzoek blijkt dat het huis in 1688 is gebouwd. We hebben het vermoeden dat er, voordat dit huis werd gebouwd, een ander huis heeft gestaan. Deze streek is aan het eind van de 16e-eeuw door de Spanjaarden verwoest en daarna is er tot de 17e-eeuw niet gebouwd. De oudste huizen in Westzaan stammen dus uit die periode. Het dorp heeft een oude kern, ouder dan die van Zaandam. Met name deze kern was in bestuurlijk opzicht, maar ook in termen van handel en veeteelt van grote betekenis. Er werden veel grote huizen gebouwd door mensen die zich met handel en scheepvaart bezighielden.’ Plaatsing op de monumentenlijst ‘Nadat het pand door de Provincie was overgenomen heeft de Stichting het voorgedragen voor plaatsing op de Rijksmonumentenlijst en sinds jaren is het pand een Rijksmonument. Wij hebben de indruk dat er vaak wordt aangenomen dat
plaatsing van een pand op de monumentenlijst een nadeel is doordat er bemoeienis is van de kant van onder andere de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Men vergeet dat, als men een nieuw huis wil verbouwen of aanpassen, ook ambtelijke molens in gang worden gezet die de nodige beperkingen opleveren. Daarbij komt nog dat de Rijksdienst zich binnen bepaalde grenzen soepel opstelt bij verbouwingen en aanpassingen die nodig zijn voor gebruik van het huis. Wij vinden juist dat de monumentenzorg vaak veel vriendelijker is dan goed voor het behoud van monumenten. Het verhaal dat je niets mag verbouwen aan een monument, vinden we dan ook beslist geen geldig argument.’ Strijdpunt ‘Een wezenlijk probleem waar volgens ons veel monumenteneigenaren mee kampen is de vraag hoe hun nog niet gerestaureerde pand er oorspronkelijk heeft uitgezien en hoe en tot welke staat men zou moeten terug restaureren. Dit is ook een bron van conflict met de Rijksdienst. We hebben zelf flinke discussies gehad met deze dienst over de restauratie van ons huis. De Rijksdienst was van mening dat het pand terug gerestaureerd diende te worden tot de situatie van het midden van de 19e-eeuw, mede omdat de meeste fotografische bewijzen uit die tijd stammen. Wij wilden het zelf verder terug restaureren. En ik vind de 19de eeuw een ‘verarmde tijd’, immers trapgevels werden gesloopt en er kwamen kroonlijsten voor in de plaats. Ook versieringen, windveren en de oude roedeverdeling van ramen verdwenen. In de monumentenwereld is het tot op de dag van vandaag een moeilijke discussie tot hoever terug gerestaureerd zou moeten worden. Het liefst zien wij dat een pand als het onze teruggebracht zou kunnen worden in zijn oorspronkelijke staat.’ We krijgen nog een kop thee, waarna de heer Van Leeuwen lachend vertelt: ‘Overigens heb ik destijds wel besloten het huis van alle moderne gemakken te voorzien, waaronder een gedegen temperatuurs- en geluidsisolatie. Het laatste gaf overigens wat verwarring bij het energiebedrijf door het lage energieverbruik!’ Opmerkelijk vinden wij als auteurs dat de heer Van Leeuwen zijn eigendom zodanig wil reconstrueren zoals het vroeger was. Dick geeft het verschil aan tussen het reconstrueren met verschillende materialen. Hij vertelt dat in de praktijk wordt gekeken naar het huis in zijn hedendaagse staat. Aan de hand van de resultaten van onderzoek wordt zo mogelijk gereconstrueerd en als reconstructie niet meer mogelijk is, wordt een eigentijdse oplossing gezocht. Hij vertelt een anekdote uit de periode waarin hij voor de gemeente Zaanstad een behoefteraming heeft uitgevoerd: ‘Ik heb me maar twee keer vergist in de te beoordelen, 180 panden. De eerste keer in het huis waar we nu zitten en de tweede keer bij een garagebedrijf. De buitengevels van dat pand zijn nog steeds voorzien van hout uit eind 17de eeuw. Dat vond ik zo opmerkelijk, dat geloofde ik niet. Dus ik ben opnieuw gaan kijken...en inderdaad, het was van dat hele zware Amerikaanse grenen!’ Oude aanwijzingen ‘Je bent altijd rondom zo’n huis bezig. Als je nooit een beetje ‘gepakt’ wordt door wat het huis in de loop der tijd historisch, maar ook door de mensen die erin hebben gewoond, betekende, tja, dan blijf je een vreemdeling in je huis!’ De heer van Leeuwen vertelt verder:
‘Aanvankelijk is het huis opgeknapt. Later, van 1990 tot en met 1992 is het grondig gerestaureerd. Er is toen ook bodemonderzoek gedaan, omdat er werd verondersteld dat het huis van oorsprong groter was. Die veronderstelling bleek juist toen we delen van fundamenten achter het huis aantroffen. Ook tijdens de restauratie werden allerlei aanwijzingen aangetroffen over de oorspronkelijke vorm en indeling van het huis. Zo bleek het een “voornaam” huis te zijn geweest, royaal van opzet en tweebeukig. Met tweebeukig wordt bedoeld dat naast de ruimte binnen de stijlen ook ruimte is aangebracht aan een van beide zijden buiten de stijlen. Een huis kan ook driebeukig zijn en dan is aan beide buitenzijden van de stijlen ruimte aangebouwd. Door de zijbeuk van dit pand is de constructie anders dan gebruikelijk. Onder andere de opkamer en de daaronder gelegen kelder bevinden zich in de zijbeuk. De oorspronkelijke indeling was in de loop der tijd verloren gegaan en alleen de balken- en stijlenconstructie was nog intact. Aan de hand van aanwijzingen in de oorspronkelijke en gelukkig nog aanwezige constructie heeft het huis weer zijn historische indeling, vorm en afmeting teruggekregen. Ook de stookplaatsen zijn weer aangebracht, evenals de opkamer. Belangrijk vonden wij ook de aanwijzingen voor de aanhechtingsplaatsen van de stijlen en de 16de en 17de eeuwse raamvorm, die in de originele puibalk, dat is de voorgevel, werden aangetroffen. Het huis was waarschijnlijk op meerdere plaatsen met eikenhout betimmerd, zoals dat nu nog in de hal wordt aangetroffen. Bij het zoeken naar eventuele oude fundamenten van het oorspronkelijke huis en het uitgraven van de waterput en de kelder hebben we veel scherven, maar ook intacte en beschadigde gebruiksvoorwerpen aangetroffen. Naast de gebruikelijke pijpenkoppen en -stelen, vonden we ook veel kruiken. Een bijzondere vondst was de 16e-eeuwse ‘baardman’, een dikbuikige kruik met het reliëf van een baardige mannekop ter hoogte van de overgang van de hals naar de buik van de kruik gestempeld. Al deze vondsten wijzen sterk in de richting van bebouwing die dateert van voordat ons huis er stond, dat immers in 1688 is gebouwd. Omdat ons huis in de loop der tijd nogal is verzakt en het wegdek bij wegwerkzaamheden steeds opnieuw is verhoogd - als het regende liep het water vanaf de weg, over de drempel het huis binnen! - is het huis bij de aanvang van de restauratie 75cm “opgekrikt”. Het huis heeft een nieuw fundament gekregen; het oude is nog aanwezig, maar niet in gebruik. Rondom het huis is opnieuw geheid, daaroverheen is een betonring aangebracht. Vervolgens zijn betonnen dwarsbalken aangebracht en daar bovenop is tenslotte het huis gezet. Wij vonden het een relatief goedkope, maar gedegen methode om een bestaand huis van een nieuwe fundatie te voorzien.’ Kleuren: een modieus verhaal ‘Bij de restauratie hebben we op de oude betimmering, verschillende verflagen aangetroffen. Deze zijn er laag voor laag afgehaald. Het resultaat was een scala van kleuren, die verwijzen naar de tijd waarin dergelijke kleuren werden toegepast en zelfs ‘in de mode’ waren. In het huis hebben we nu ook weer veel kleuren toegepast: geel, verschillende tinten groen, steenrood het zogenaamde ‘ossenbloed’, blauw, roze en rood. In de nog niet afgetimmerde ruimte, achter in het huis, zal waarschijnlijk lichtblauw worden toegepast. Lichte kleuren werden vroeger vaak aan de ‘lichtkant’ van het huis gebruikt.
Overigens vinden we het kiezen van de juiste kleuren bijzonder moeilijk. Door de wisselende lichtval in de verschillende delen van de te schilderen ruimte kan een schijnbaar passende kleur bijzonder slecht overkomen. We hebben bij het kiezen van de kleuren van dit pand gebruik gemaakt van een kleurenplankje. Hierop worden de verschillende, eventueel toe te passen kleuren opgezet en vervolgens werden de kleuren op verschillende plaatsen in de ruimte aangebracht. Afhankelijk van het resultaat besloten we het al dan niet toe te passen.’ Informatie ten behoeve van de restauratie ‘We vonden de restauratie van een huis, vooral als het om de details gaat, niet eenvoudig. Over profielen, lijsten, randjes, versieringen, knopjes, deurknoppen, deuren raamvormen en de daarbij behorende versieringen en de tijd waarin die zaken in hun specifieke vorm werden toegepast, is eigenlijk nog betrekkelijk weinig bekend. Er is wel wat over geschreven en er is een handjevol mensen die er wat meer verstand van heeft, maar voor een juiste toepassing van deze zaken moet je voornamelijk zelf op onderzoek uitgaan. Dit geldt overigens ook voor de Zaanse houtbouw in het algemeen. In de afgelopen jaren hebben we wel veel ervaring opgedaan. Aannemers specialiseren zich steeds meer en dat vinden we belangrijke ontwikkelingen.’ Manier van denken ‘Als je een beetje verstand hebt van Zaanse huizen, dan zie je het gewoon. De huizen zijn allemaal anders, maar toch zit er een zelfde stramien in. Zaanse huizen...het is een manier van denken, van technisch denken. Ik ben nu 35 jaar met Zaanse houtbouw bezig en zo nu en dan kan ik voorspellen wat op een bepaalde plek moet hebben gezeten of hoe de oorspronkelijke constructie of indeling is geweest. Het is helemaal uitgekiend. Ik denk dat dat komt omdat je jezelf de manier van denken van toen een beetje hebt eigen gemaakt.’ ‘Misschien verbeeld ik het mijzelf wel, maar de wijze waarop mensen vroeger met het huis omgingen, dat deden ze zeer bewust. Wij denken wel eens: ‘Dat hadden ze zo niet gedaan.’ En dat ‘ze’, dat is een manier van denken. Men bouwde vroeger praktische, goed te onderhouden huizen en geen toekomstige monumenten. In de loop van de jaren veranderden de huizen door verbouwingen. Over de indeling van de huizen werd goed nagedacht en men woekerde met ruimte. Overal trof men kastjes en luikjes aan, alle open ruimte achter wanden en trappen, in hoeken en nissen werd gebruikt. Het bouwen in de Zaanstreek is volgens mij overigens sterk beïnvloed door Amsterdam. Zakenlieden die de grote stad regelmatig bezochten, kwamen thuis met allerlei nieuwe ideeën voor verbetering en verfraaiing van hun huizen. Zij gaven de timmerlieden opdracht een en ander in of aan hun huizen aan te brengen...van hout!’ Subsidie ‘Omdat het de restauratie van een Rijksmonument betrof, was er subsidie beschikbaar. Maar het probleem is altijd wat wel en wat niet subsidiabel is. De uitbetaling van de subsidie is gekoppeld aan het gemeentelijke budget en we moesten er enkele jaren op wachten voordat het bedrag in porties werd uitbetaald.’ Feeling en bewustwording
‘Ik ben van mening dat de deskundigheid bij de gemeenten ten aanzien van monumenten nog niet optimaal is. Er is wel kennis op dit gebied maar de broodnodige feeling ontbreekt in veel gevallen. Een combinatie van kennis en feeling: dat geeft de echte deskundigheid. Ik ben in het bijzonder beducht op de zogenaamde ‘theoretische kennis’. Net afgestudeerde cultuurhistorici vertonen dit nogal eens. Theorie en realiteit sluiten echter niet naadloos op elkaar aan. Daarom vinden wij het zo belangrijk dat de gemeente mensen interesseert voor monumenten. Het particulier initiatief is bijzonder belangrijk in de monumentenzorg, sterker nog: de monumentenzorg leeft bij de gratie van dit initiatief. Dat moeten wij ons goed realiseren. Het oude centrum van Amsterdam is daar een goed voorbeeld van, maar er zijn nog vele goede voorbeelden te noemen. Met de aandacht, waardering en initiatieven van particulieren en de wil om te investeren is de oude binnenstad weer bijzonder fraai geworden in de afgelopen jaren. Wij vinden het mede daarom van het grootste belang dat mensen in aanraking worden gebracht met hun cultureel erfgoed, het leren kennen en waarderen en er toegang toe krijgen.’ Vorige bewoners ‘Een eeuw geleden was in de hal van het huis een kapperszaak gevestigd. De hal was opgedeeld in twee ruimten, de ene ruimte was de wachtkamer en in de andere knipte en schoor de barbier zijn klanten. De barbier was overigens niet onbemiddeld, zoals op een oude foto bleek. Hij beschikte over een hondenkar op luchtbanden! Daarmee ging hij de boer op. De nu natuurlijk volwassen kinderen van voormalige bewoners van het huis komen van tijd tot tijd nog wel eens naar hun ouderlijk huis kijken. Deze bezoeken gaan vaak gepaard met het vertellen van oude verhalen en het bekijken van foto’s uit het begin van deze eeuw. Overigens zijn we bij het onderzoek naar de historie van het huis op een boedelbeschrijving uit de 18de eeuw gestuit. Kamer voor kamer werd beschreven wat zich in het huis bevond. Daaronder waren bij voorbeeld enkele tientallen stoelen, een aantal losse kasten, schrikbarende hoeveelheden serviesgoed in iedere kamer, tafels, kleding, heel veel linnengoed en...een elektriseermachine, technisch speelgoed, waarschijnlijk voor de heer des huizes. Zo’n beschrijving geeft enige indruk van de bewoners, hoe ze leefden in ditzelfde huis, dat eigenlijk met het ene been in de 17e en het andere in het eind van de 20e-eeuw staat.’