Over Frans in gesprek met … Het wordt een mooie dag … ik voel het. Zorgeloos fietsend onder een stralende zon, de wind in de rug, de geur opsnuivend van vers gemaaid, in de zon drogend gras, ben ik onderweg naar iemand die ik wel eens heb horen omschrijven als “nen hille geleerde mens, die toch heiel gewoon is geblivve”, “nen goeie, rustige, vriendelijke paoter”. Van hem ga ik vandaag zeker een antwoord krijgen op mijn vragen over die bekende uitspraak van Frans van Sales : “Niets vragen, niets weigeren”. Royaal voor de afgesproken tijd bel ik aan bij een ruime tweeonder-één-kapper in de rustige, van veel groen voorziene Bernadettestraat in het landelijke Mariahout. Ik word binnengelaten door een glimlachende Jan van Duijnhoven. “Komt erin, eerst koffie en dan jouw vragen. We kunnen maar beter aan deze tafel in de keuken gaan zitten, want je zult wel het een en ander willen opschrijven”, zegt Jan. Dat heeft hij goed begrepen.
33
Onder het genot van een goed bakje koffie nemen we de vragen nog eens door die ik enkele weken geleden aan hem heb doorgespeeld. Jan is voorbereid en heeft zelfs enkele aantekeningen gemaakt, die ik later van hem mag meenemen voor het schrijven van dit artikel. Met een antwoord op mijn eerste vraag, wat een gemiddelde christen, die nog nooit van Frans van Sales heeft gehoord, zal vinden van de uitspraak “Niets vragen, niets weigeren” , is Jan snel klaar. Volgens hem zal een gemiddelde christen, zo die al bestaat, deze uitspraak van Frans een negatieve vinden. Hij zal waarschijnlijk reageren met de opmerking : “Wat maak je me nou klaar ? Dat is niks voor mij” . Zonder een verdere uitleg, aldus Jan, zonder een verdere verklaring kun je niets met deze uitspraak. Pas na een uitvoerige studie en een goede geestelijke gesteldheid kan deze uitspraak voor jou iets gaan betekenen. Ik kan het alleen maar met hem eens zijn. Als je immers voor het eerst deze uitspraak hoort, dan zou je bijna denken dat je niet al te kritisch moet zijn, dat je altijd een afwachtende houding moet aannemen en dat je maar beter blind kunt gehoorzamen. Je zou gaan denken dat je niet mag aangeven waar je goed in bent, dat je geen ambities mag hebben en dat je niet behoeft te woekeren met je talenten. Je zou zelfs gaan denken dat je God niet mag vragen om sterkte en kracht bij ziekte en ongemak. Dat je in zo’n geval niet op zoek moet gaan naar een dokter of een specialist, maar alles beter op zijn beloop kunt laten. Nee, deze uitspraak kun je niet zomaar aan iedereen voorhouden. Met een uitspraak als “Bloei waar je geplant bent” kun je gemakkelijk de boer op, maar met deze ligt dat toch wel anders, daarover zijn we het wel eens. Deze uitspraak is slechts haalbaar voor mensen die zich geestelijk willen verdiepen, voor mensen die zich ascetisch willen laten vormen, die zich meer gelegen laten liggen aan hogere dingen. Voor de beantwoording van mijn tweede vraag, wat Frans van Sales nu met deze uitspraak bedoelt, heeft Jan aanmerkelijk meer woorden nodig. Frans bedoelde, volgens Jan, zeker niet in strijd te komen met die bekende passage uit het evangelie van Matthëus. In hoofdstuk 7, vers 7 en volgende, staat:
34
“Vraagt en men zal u geven; zoekt en gij zult vinden; klopt en men zal u opendoen. Want wie vraagt, ontvangt; wie zoekt, vindt; en wie klopt, hem doet men open.” Die passage slaat namelijk op deugden en vooral op de liefde die alle deugden insluit. Deze uitspraak van Frans slaat echter op aardse dingen. Hij bedoelt te zeggen dat je niets meer mag willen en verlangen dan wat God van jou wil. Dat we alles moeten verduren, verdragen en aanvaarden wat Gods voorzienigheid over ons laat komen. We moeten proberen om ons zoveel mogelijk te conformeren aan Gods Wil. Je mag God best vragen om kracht bij de verwerking van een ziekte, de goede afloop van een operatie, om steun en wijsheid bij de invulling van je carrière, een goede afloop van een examen enz., maar elke vraag dient volgens Jan wel gevolgd te worden door een: maar Uw Wil geschiede. We moeten eigenlijk alleen maar willen, wat God van ons wil. En wat de Wil van God is, zegt Jan, dat openbaart Hij vooral in datgene wat mijn medemensen, mijn medebroeders van mij vragen. Gods Wil openbaart zich in de omstandigheden. Gods Wil manifesteert zich in de gemeenschap waarin ik woon en werk. Op mijn laatste vraag of de uitspraak “Niets vragen, niets weigeren” invloed heeft gehad op zijn Oblaat-zijn, antwoordt Jan zonder enige aarzeling, dat al de taken en functies die hij heeft uitgeoefend, niet zijn eigen idee of wens waren. Hij is daarvoor steeds door anderen gevraagd. Hij voegt daaraan wel meteen toe, dat hij ook nooit een taak of functie waarvoor hij gevraagd werd, heeft geweigerd. De opdracht om in Rome kerkelijk recht te gaan studeren, om spirituaal en huisoverste te zijn in Beek en Donk, moderator en godsdienstleraar in Helmond, assistent-deken, adviseur van de NCB-KVO, provinciale overste, pastor op de Rode-Kruis-boot en pastor in Beek en Donk: hij heeft het op zich genomen en er het beste van gemaakt. Achteraf zijn enkele taken hem wel zwaar gevallen, zoals het spirituaal en huisoverste zijn in die overbekende roerige tijd in de katholieke kerk: het einde van de jaren vijftig en de eerste helft van de jaren zestig van de vorige eeuw. Ook de functie van provinciale overste, 13 jaar lang, was niet gemakkelijk, maar, glimlacht Jan, die functie had wel het voordeel dat ik nu kan zeggen, dat ik heel erg veel van de wereld heb gezien. 35
Als ik bij deze vraag nog wat meer aandring en Jan vraag of hij niet liever andere taken of functies had uitgeoefend binnen de congregatie, kan hij alleen maar antwoorden met een eerlijk en oprecht: “Nee … ik heb geluk gehad dat bij mij de vraag van mijn gemeenschap geweldig mooi aansloot bij mijn persoonlijke verlangens … daar ben ik God heel erg dankbaar voor”.
In de beginjaren 50 van de vorige eeuw was er overigens , aldus Jan, in de toen nog relatief jonge Nederlandse provincie van de Oblaten weinig te wensen of te verlangen. Alles was in die jaren gericht op opleiding. De behoefte aan docenten op het kleinseminarie Missiehuis Ave Maria en op het grootseminarie Studiehuis Sint Jozef was zo groot dat iedere frater het de normaalste zaak van de wereld vond om direct na zijn priesterwijding - vaak ook nog in een vak waarvoor hij niet was opgeleid - les te gaan geven of om op de universiteit verder te gaan studeren. Een echte keuzemogelijkheid voor missionaris, zielzorg, aalmoezenier, jeugdwerk enz. bestond in die jaren niet. De functies die Jan vanaf 1955 heeft vervuld, heeft hij nooit beschouwd als een bevel van zijn overste. Er was nooit sprake van een jij moet dat doen, omdat ik dat wil, omdat ik dat van jou eis. Hij kon en heeft het altijd beschouwd als een vraag van zijn gemeenschap, van de congregatie waartoe hij behoorde. En als jouw gemeenschap je vraagt, aldus Jan, kun je niet weigeren. 36
Toch wil hij nog wel bekennen dat hij aan het einde van zijn 'carrière' iets voor zichzelf aan zijn overste heeft gevraagd. In 2000, op 72-jarige leeftijd, heb ik gevraagd om te mogen bedanken als Pastor in de parochie Beek en Donk en om in Mariahout te mogen gaan wonen. Dat is me overigens, zegt een tevreden Jan van Duijnhoven, zeer welwillend toegestaan. We zijn het er samen na zo’n anderhalf uur over eens, dat we een goed gesprek hebben gehad. Duidelijk is mij in ieder geval geworden, dat we met de uitspraak “Niets vragen, niets weigeren” zeer voorzichtig moeten omgaan. We moeten steeds voor ogen houden dat deze uitspraak eigenlijk alleen bedoeld was voor zijn Zusters en dus niet voor mensen buiten een klooster of voor mensen die niet gebonden zijn aan een kloosterregel. Deze uitspraak was misschien wel zijn laatste advies aan zijn Zusters van de Visitatie. Moeder-overste vroeg Frans daags voor zijn dood om een laatste raad. En dit was zijn antwoord. Zijn antwoord is door de Zusters opgetekend en opgenomen in de Conferenties over het geestelijk leven. Deze verschenen pas zeven jaar na zijn dood. Het was zijn testament. Misschien, zo bedenk ik later, zou je deze uitspraak wat kunnen aanpassen en kunnen wijzigen in: In mijn relatie tot God moet ik niets verlangen, moet ik niets weigeren. Ik moet blijven leren om goed om te gaan met hetgeen wat God op mijn weg brengt. Ik bedank Jan voor zijn antwoorden. De zon schijnt nog volop wanneer ik buiten kom. Onder het fietsen – terug naar Beek en Donk - merk ik dat ik de wind nu niet meer mee heb. Maar na zo’n gesprek deert mij dat niet.
Jan van de Vossenberg
37
Brandende liefde Op 25 maart 2006 werd het Salesianum geopend. Iedere bezoeker kreeg aan het einde van de dag bij het verlaten van dit nieuwe thuis voor de Oblaten en dit Centrum voor de Salesiaanse spiritualiteit – heel symbolisch - een potje met aarde en zaadjes mee naar huis van een plantje met de wel zeer toepasselijke naam Brandende liefde. In mijn tuin bloeit sinds die tijd ieder jaar weer opnieuw aan het begin van de zomer Brandende liefde. Het plantje betuigt zijn bescheiden dank voor de goede verzorging met kleine, opvallend fel oranje tot vuurrood gekleurde bloemetjes met een doorsnee van slechts enkele centimeters. Kieskeurig als het is, gedijt de Brandende liefde alleen maar op goede grond, op een warme en zonnige plek. Daarnaast is het plantje heel veeleisend als het om water gaat en wil het gesteund worden door stokjes. Na al die jaren is bij mij de liefde nog steeds brandend … ook voor Frans … en dat niet alleen in de zomer ! Jan van de Vossenberg
38