Marieke Saelens
Woord vooraf
Celestien
Woord vooraf
Een aantal mensen wil ik hier bedanken voor de hulp die zij mij hebben geboden bij het voorbereiden en schrijven van deze scriptie. In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar mijn promotor, professor dr. Anne Marie Musschoot, die me tijdens het proces bijstond en de correctie van de verschillende hoofdstukken op zich nam. Daarnaast wil ik ook de medewerkers van de bibliotheek van de vakgroep Nederlandse
Letterkunde
hulpvaardigheid
tijdens
van de
de
Universiteit
zoektocht
naar
Gent
relevante
bedanken artikels,
om boeken
h un en
verhandelingen. Ik ben tevens een woord van dank verschuldigd aan de Heemkundige kring Het Land van Nevele, in het bijzonder Jan Luyssaert, en de medewerkers van de bibliotheek van Landegem. Zij verleenden mij toegang tot hun knipselarchieven over Monika van Paemel waar ik bijkomende interessante informatie vond. Ook de familie Verhoye verdient mijn oprechte dank omdat ze mij v ertrouwd maakte met de schrijfsters familiale geschiedenis langs moederszijde, wat mijn inzicht in en betrokkenheid tegenover het werk van Van Paemel ten goede kwam. In het bijzonder wil ik Willy Verhoye bedanken omdat hij mij toegang verleende tot zijn privé-archief van familiefoto‟s. Ten slotte wens ik ook mijn ouders te bedanken voor de kansen die ze mij gedurende de afgelopen jaren hebben geboden, voor hun steun en waardering. Marieke Saelens mei 2007
1
Marieke Saelens
Inhoudsopgave
Celestien
Inhoudsopgave Woord vooraf........................................................................................................................................... 1 Inhoudsopgave......................................................................................................................................... 2 Inleiding .................................................................................................................................................... 3 Hoofdstuk 1 Korte samenvatting ................................................................................................................................. 6 Hoofdstuk 2 „Celestien‟ in het oeuvre van Monika van Paemel ............................................................................ 17 1
LEVEN EN WERK ............................................................................................................................... 18
2
CONTEXT EN TRADITIE ................................................................................................................ 23
3
WERKELIJKHEID EN FICTIE ....................................................................................................... 31
Hoofdstuk 3 Romanpersonages.................................................................................................................................. 35 1
CENTRALE PERSONAGES ............................................................................................................. 36
2
OVERIGE PERSONAGES ................................................................................................................ 57
Hoofdstuk 4 Celestien, een anekdote in de marge .................................................................................................. 66 1
SCHADUW, GETUIGE, MEDEPLICHTIGE .............................................................................. 67
2
PERSONAGES VERBONDEN MET CELESTIEN ................................................................... 70
3
EEN MEID IS EEN MEID IS EEN MEID ................................................................................... 73
Hoofdstuk 5 Van de wieg tot het graf. Thema‟s en motieven in „Celestien‟ ....................................................... 80 1
DOOR VERBEELDE BANDEN MET ELKAAR VERBONDEN ......................................... 81
2
DE ONGELIJKE STRIJD TUSSEN DE WOLF EN DE GEIT ............................................... 85
3
VERMALEDIJD EN GEBENEDIJD .............................................................................................. 88
4
OUD EN OPZIJ GEZET .................................................................................................................... 93
5
DE TIKKENDE TIJDBOM ............................................................................................................... 95
6
DE TIJD AAN DE KETTING GELEGD ....................................................................................101
7
WAT OVEREIND BLIJFT ...............................................................................................................104
Besluit .................................................................................................................................................... 112 Bronvermelding ................................................................................................................................... 115
2
Marieke Saelens
Inleiding
Celestien
Inleiding
Celestien is voorlopig het meest recente werk van Monika van Paemel. Het is een lijvige roman die in 2004 verscheen en door de meerderheid onder de critici meteen werd gepresenteerd als een teleurstellende tegenhanger van het meesterwerk De vermaledijde vaders uit 1985. De literaire kritiek focust zich de afgelopen jaren sterk op de reputatie van schrijfster sinds het verschijnen van De vermaledijde vaders. Monika van Paemel wordt getypeerd als een egocentrische mannenhaatster en vooral haar latere werken worden gelezen als feministische pamfletten. De critici worden verblind door het imago van de schrijfster als de „blonde Vlaamse heks‟ en gaan voorbij aan de rijkdom van haar werk. Ook vanuit academische hoek valt op dat de aandacht voor Monika van Paemel systematisch verzwakt. Over De vermaledijde vaders verscheen een massa aan publicaties terwijl Celestien het moet stellen met bedroevend weinig en voornamelijk negatieve recensies. Het werk van Monika van Paemel kreeg bijzonder veel aandacht door de publicatie van haar magnum opus in 1985. Het boek werd door nagenoeg alle recensenten geprezen waarop een stroom aan beschouwingen volgde, ook over de drie eerste romans van de schrijfster. Aan de Universiteit Gent verschenen in de late jaren ‟80 twee scripties. Van leerling tot meester: studie van de thematiek in de werken van Monika van Paemel, door Katrien de Neve 1, had de eerste vier romans tot onderwerp. Schrijven in een land dat nooit een land zou worden, van de hand van Reinilde Verhoeven 2, belichtte de parallellen tussen Het verdriet van België van Hugo Claus en Van Paemels De vermaledijde vaders. In de jaren ‟90 verschenen de romans De eerste steen en Rozen op ijs, die op minder aandacht en lof konden rekenen. Samen met De vermaledijde vaders vormden ze het studieobject van Kathelijn Vervarcke 3, die in 2000 een scriptie schreef over Van Paemel en de écriture féminine. In datzelfde jaar verscheen van de hand van Monika van Paemel Het verschil, een roman die door de literaire kritiek met de grond gelijk werd gemaakt. De drie tot dan toe laatste romans werden in 2004 door Nele Claeys 4 besproken in het kader van haar onderzoek naar de vrouwelijke
1 Katrien de Neve, Van leerling tot meester: studie van de thematiek in de werken van Monika van Paemel , ongepubliceerde licentieverhandeling, Gent, 1987. 2 R e i n i l d e V e r h o e v e n , S c h r i j v e n i n e e n l a n d d a t n o o i t e e n l a n d z o u w o r d e n : H u g o C l a u s ’ ‘ H e t v e r dr i e t v a n België’ versus ‘De vermaledijde vaders’ van Monika van Paemel , ongepubliceerde licentieverhandeling, Gent, 1988. 3 Kathelijn Vervarcke, De deconstructie van de fallocratische orde, sporen van de écriture feminine in het latere werk van Monika van Paemel , ongepubliceerde licentieverhandeling, Gent, 2000. 4 Nele Claeys, Je mag me berijden, maar niet zadelen : een studie van de vrouwelijke hoofdpersonages uit de drie meest recente romans van Monika Van Paemel: De eerste steen; Rozen op ijs en Het verschil , ongepubliceerde licentieverhandeling, Gent, 2004.
3
Marieke Saelens
Inleiding
Celestien
hoofdpersonages in deze romans. Nog in 2004 vergeleek An Poppe 5 De vermaledijde vaders met een boek van Renate Dorrestein: De ontaarde moeders. Celestien is hetzelfde lot te beurt gevallen als de latere romans van Van Paemel: een ongenuanceerde , bevooroordeelde en vaak negatieve kritiek. De roman wordt ditmaal voorgesteld als een ongecompliceerde familiekron iek waarin de vroegere thema‟s van de schrijfster eenzijdig herkauwd worden. Ikzelf ben een andere mening toegedaan. Reeds na een eerste lectuur van het boek, verrasten mij de creativiteit en vindingrijkheid van de schrijfster, die met oude materialen, oude verhaallijnen, een nieuwe geschiedenis had gesponnen. De herkenbaarheid van de personages en gebeurtenissen droegen bij tot een intrigerende en beklijvende leeservaring. Het doel van deze scriptie is dan ook meervoudig. In de eerste plaats wens ik met mijn onderzoek een basis te bieden voor wie zich in de toekomst op bepaalde aspecten van Celestien wil concentreren. Ik wil aantonen hoezeer Van Paemel gebruik maakt van een reservoir aan verhaalingrediënten waarmee ze haar oeuvre telkens opnieuw vorm geeft. Ik tracht bovendien in de mate van het mogelijke te wijzen op de biografische achtergrond van deze elementen om de spanning tussen werkelijkheid en fictie te benadrukken. Deze doelstellingen verwerk ik in een onderzoek dat uitgaat van de meest recente rom an Celestien. De gebenedijde moeders. Ik hoop hiermee een nuancering te kunnen aanbrengen in de beschouwingen van dit boek en in het tot nog toe gevoerde discours rond het latere werk van Van Paemel. Immers, nagenoeg alle besprekingen concentreren zich op dichotomieën die op het verhaaloppervlak aanwezig zijn, en in het bijzonder de tegenstelling tussen mannen en vrouwen. In mijn uiteenzetting wil ik bewijzen dat de schrijfster op een dieper niveau niettemin veel raakpunten tussen deze uitersten biedt en ha ar werk daarmee van een sterke complexiteit voorziet. Ik ben ervan overtuigd dat een diepgaande studie van Celestien niet los van de vorige romans van Van Paemel kan worden uitgevoerd. Het miskennen van de bijzondere vorm van intertekstualiteit die door de schrijfster wordt gehanteerd zou haar werk ten zeerste tekortdoen. Ik heb mij dan ook in de eerste plaats ingewerkt in het gehele oeuvre. De vroegere romans heb ik getaxeerd volgens hun relevantie voor mijn eigen onderzoek. Vandaar dat ik in alle hoofdstukken teruggrijp naar personages, gebeurtenissen en fragmenten uit eerdere romans van Monika van Paemel. Deze werkwijze bood me rijke perspectieven voor de interpretatie van verscheidene elementen in Celestien. Omdat er betreffende deze roman geen 5 An Poppe, De vermaledijde vaders van Monika Van Paemel versus ontaarde moeders van Renate Dorrestein: een vergelijkende analyse , ongepubliceerde l icentieverhandeling, Gent, 2004.
4
Marieke Saelens
Inleiding
Celestien
toereikend basisonderzoek voorhanden is, poog ik verscheidene aspecten van verhaalstudie in mijn onderzoek te integreren. Ik heb mij daarbij laten leiden door een beperkt structuuranalytisch model, aangevuld met een thematische analyse. Ik wijk echter op verschillende punten af van de standaardindeling en -invulling, omdat niet alle aspecten even uitgebreid kunnen worden uiteengezet en temeer omdat ik aanvoelde dat de roman zich niet zonder meer laat vatten in een strak model. Zo bespreek ik ruimte en tijd beperkt als componenten van de thematische analyse. Het leidt echter geen twijfel dat deze elementen in toekomstig onderzoek een aparte en uitgebreidere uitwerking verdienen. Mijn uiteenzetting vangt aan met een korte samenvatting van het verhaal dat in Celestien wordt gepresenteerd. Ten behoeve van de duidelijkheid kies ik daarbij zoveel mogelijk voor een chronologische voorstelling van het verhaalverloop. Het tweede hoofdstuk situeert Celestien binnen het oeuvre van Monika van Paemel. Drie deelaspecten komen daarbij aan bod. Ten eerste bied ik een beknopt overzicht van het leven en werk van de schrijfster. Vervolgens situeer ik Van Paemel en haar romans binnen een historische context en verklaar ik haar aandacht voor genealogie. Daarnaast geef ik aan bij welke literaire tradities de schrijfster aansluit en heb ik oog voor het feministische aspect van haar werk. Ten slotte wijd ik binnen dit hoofdstuk een onderdeel aan de verhouding tussen werkelijkheid en fictie in het oeuvre van Monika van Paemel. In hoofdstuk drie concentreer ik me op de romanfiguren in Celestien. Ik maak daarbij een onderverdeling tussen centrale en overige personages om het overzicht te behouden. De centrale personages worden gevormd door het gezin Van Puynbroeckx zelf, hun verwanten worden als overige personages behandeld. Hoofdstuk vier wijd ik integraal aan de figuur van Celestien, de dienstmeid van de Van Puynbroekxen die tevens de vertelster is. In drie hoofdstukonderdelen komen aan bod: een uitgebreide beschrijving, personages die met haar zijn verbonden, haar positie in het verhaal en de keuze voor haar vertelperspectief. Het vijfde en laatste hoofdstuk werpt licht op enkele belangrijke thema‟s
in
Celestien.
achtereenvolgens
de
In
de
eerste
thematiek
vijf van
hoofdstukonderdelen verwantschap
en
behandel afkomst,
ik de
genderproblematiek, het moederschap, de ouderdom en de oorlog. Deze concepten vormen de ankerpunten waaraan ik verscheidene interpretaties en motieven vasthecht. Bovendien voeg ik binnen het bestek van mijn thematische anal yse twee hoofdstukonderdelen toe vanuit de vaststelling dat de thema‟s in Celestien vanuit de perspectieven van respectievelijk tijd en ruimte kunnen worden benaderd. Tot slot vorm ik een algemeen besluit waarin ik mijn conclusies bondig en op een overzichtelijke manier voor de lezer herneem. 5
Marieke Saelens
Hoofdstuk 1
Celestien
Hoofdstuk 1 Korte samenvatting
Ik was veertien toen mijn moeder mij bij Augustijns ouders op Mon Repos afleverde, op klompen, met een bundeltje schoon ondergoed en de opdracht: werken, mond dicht en benen bij elkaar.6
Celestien treedt in de eerste helft van de twintigste eeuw als jong meisje in dienst bij de welstellende Vlaamse burgerfamilie Van Puynbroeckx. Aanvankelijk helpt ze het huishouden van de oude mevrouw bestieren, daarna legt ze zich toe op het gezin van de jongste zoon Augustijn, voor wie ze heimelijk een boontje koestert. Aan het eind van haar leven wordt ze door de kinderen van Augustijn en zijn vrouw Madame zonder pardon afgeleverd in het bejaardentehuis Welverdiend, een landhuis in de streek van Gent dat Celestien beter bekend is als Mon Repos, de vroegere woonplaats van de Van Puynbroeckxen. Ze wacht er op Bertje, de jongste zoon, die haar beloofd heeft enkele meubelstukken te komen brengen. Intussen mijmert ze over haar leven dat ze als dienstmaagd heeft versleten. Haar verknipte herinneringen schetsen het beeld van de familie Van Puynbroeckx tijdens een bewogen halve eeuw in Vlaanderen. Celestiens eerste werkgevers, de oude mijnheer en de oude mevrouw zoals ze hen noemt, hebben twee zonen: Herward en Augustijn. Tijdens de Groote Oorlog treden de broers vrijwillig in dienst zonder te beseffen hoezeer de onmenselijke gruwel hun toekomst zal tekenen. Geplaagd door zijn verleden als frontsoldaat zal bijvoorbeeld Augustijn meermaals met de grenzen van het gevaar spelen wanneer hij met zijn motorfiets over de wegen raast. Andere keren sluit hij zich op in zijn kantoor en wordt langzaam dronken terwijl de treurnis om zijn gesneuvelde kameraden van hem een gebroken man maakt. Zijn oorlogsverhalen zullen niettemin een grote aantrekkingskracht uitoefenen op Celestien, terwijl de echtgenote van Augustijn, naar wie Celestien steevast naar verwijst als „Madame‟, er geen woord meer over wil horen. Oorspronkelijk fokten de Van Puynbroeckxen paarden maar na de Groote Oorlog blijkt het financieel onmogelijk om de stoeterij nog draaiende te houden. De
6 Monika van Paemel, Celestien. De gebenedijde moeders , Amsterdam, Meulenhoff, 2004, p. 13.
6
Marieke Saelens
Hoofdstuk 1
Celestien
oude mijnheer beslist om zich aan het bouwen van noodwoningen te wagen. Hij is echter een weinig getalenteerd zakenman en wanneer een reeks woningen ni et op tijd kan worden afgeleverd, schiet hij zichzelf door het hoofd. Na de dood van haar man vertrekt de onverbiddelijke en ongenaakbare oude mevrouw samen met haar oudste zoon Herward naar het kasteeltje van een vriend of voormalig minnaar waar ze tot aan haar dood zal blijven wonen. Haar andere zoon, die het bouwbedrijf nu in handen heeft, stort zich na de oorlogsgruwel halsoverkop in de armen van Madame en vlucht enkele maanden later naar Engeland om met zijn zwangere geliefde te trouwen. Celestien en een andere meid Rosa worden als dienstmeisjes aan het jonge paar overgeleverd dat zich bij hun terugkeer in Mon Repos vestigt. Het eerste kind is een meisje, Angelique, dat moeizaam in stuitligging wordt geboren na dagenlange barensweeën. Augustijn ontpopt zich bij de geboorte van zijn dochter tot bevelhebber tegenover zijn vrouw: “Hij ontwikkelde zelfs een systeem om haar weeën te regelen met het fluitje waarmee hij aan het front de aanval had geblazen.”(p.40). Meteen na de geboorte wordt Celestien de rol toebedeeld de zuigeling warm te houden. Er ontstaat een vorm van gedeeld moederschap met Madame waarbij, volgens Celestiens inzicht, zijzelf vooral met de zorg wordt opgezadeld. Dat geldt al evenzeer wanneer een volgend kindje dood aan Madames moederschoot moet worden ontrukt. Het is het eerste van vijf „engeltjes‟, “geboren met oranje kopjes alsof ze van een sinaasappelboom waren geplukt, maar al vlug verloren ze hun kleur. Het werden asgrauwe oude mannetjes.”(p.33). Terwijl Madame na elk verloren kindje gek wordt van verdriet, torst Celestien de last van het huishouden alleen op haar schouders en brengt ze de engeltjes de laatste zorgen toe: “Ik heb de kleintjes allemaal gewassen en in batisten jurkjes in hun witte kistje gelegd.”(p.33). Madame wordt na elke miskraam de aanblik van het verloren vruchtje op aandringen van Augustijn bespaard. Terwijl hij zich om zijn vrouw bekommert, krijgt Celestien het dode wezentje in handen gestopt zonder enig idee hoe ervan af te geraken. Ondertussen worden ook nog gezonde kinderen geboren, alhoewel het met elke bevalling lastiger wordt. Het gezin Van Puynbroeckx raakt uiteindelijk vervolledigd met vier zonen: Marius en Reinout, die net als zijn oudere zus dwars lag bij de bevalling, Herward en het jongste zoontje Albert, doorgaans Bertje genoemd. Van kindsbeen af blijkt dat de kinderen over een stalen willetje beschikken. Het zijn stuk voor stuk overmoedige vrijvechters en onredelijke hemelbestormers, kleine duiveltjes en brokkenmakers die zich boven de wet achten. “Te veel temperament en te weinig gezond verstand.”(p.36) oordeelt Celestien. Vaak maakt deze combinatie 7
Marieke Saelens
Hoofdstuk 1
Celestien
van de jonge generatie Van Puynbroeckxen trieste helden. Hoewel Celestien meermaals opmerkt dat de kinderen het verkeerde pad dreigen op te gaan, kan ze weinig gezag doen gelden omdat ze niet hun moeder is. Daar wordt ze niet enkel door Madame op gewezen, ook de kinderen zelf benadrukken hoe weinig Celestien in de pap te brokken heeft. Op anekdotische wijze doet de dienstmeid verslag van het reilen en zeilen bij de Van Puynbroeckxen. Ze verhaalt over de kinderen, haar enkele aanbidders, haar verborgen liefde voor Augustijn, de relatie tussen hem en Madame… Ze schetst een beeld dat niet weinig doorspekt is van spijt en treurnis en voelt zich tekortgedaan door Bertje en co. In vele opzichten is Celestien een medeplichtige aan de levensloop van de Van Puynbroeckxen. Als schaduw van Madame, kent ze de meest intieme zijde van haar leven en heeft ze ook inzicht in de relatie met Augustijn. Ze is vaak getuige van vertrouwelijke gesprekken en geheime gebeurtenissen, zoals wanneer Madame haar stervende stiefmoeder een hoofdkussen op het gezicht drukt tot de dood erop volgt. Celestien voelt zich het meest verbonden met Herwardje, de meest zachtmoedige
onder
de
kinderen.
Ze
vergezelt
hem
met
plezier
op
de
nieuwjaarsvisites bij oom Herward, die Herwardjes peter is, op het kasteeltje. Herwardje is echter net als zijn broers een onvervaarde en onbuigzame keikop. Op zijn achtste laat hij het leven bij een weddenschap om he t langst onder water blijven. Aanvankelijk lijkt het huishouden na zijn dood te ontaarden in anarchie: Augustijn en Madame zijn gebroken en de kinderen lijken onhandelbaar. Een geslaagd ordeherstel zorgt ervoor dat de rust weerkeert, maar schrapt Herwardje tevens uit de levens van de Van Puynbroeckxen: “Zijn foto verdween uit de albums en van de bijzettafeltjes.”(p.
52).
Celestien
verdraagt
het
niet
dat
Herwardje
wordt
doodgezwegen. Ze blijft aan hem denken en ziet hem in haar fantasie opgroeien. Met haar verdriet en gemis kan ze echter niet bij de Van Puynbroeckxen terecht: “Er was ook een soort onderdrukte wrevel alsof ik mij iets had toegeëigend en er een verhaal bij verzon.”(p. 52). Haar wordt aanstellerij verweten en vooral de kinderen maken haar duidelijk dat ze geen deel uitmaakt van de familie en als het ware geen recht op verdriet heeft. Zo merkt Angelique koeltjes op “dat Herwardje niet eens familie was, hij was feitelijk niets van me.”(p. 55) Celestiens taken beperken zich niet steeds tot de dage lijkse sleur van het huishouden. Er wordt haar ook een verzetje gegund. Zo mag ze soms mee uit winkelen in Gent. Terwijl Madame inkopen doet, krijgt Celestien vrij of trekt ze met 8
Marieke Saelens
Hoofdstuk 1
Celestien
de kinderen de stad in. Op een van hun dwaaltochten, komt het gezelschap voo rbij het Gloazen Stroatje, “dat was een besloten doorgang met een boogvormig glazen dak en aan weerszijden kleine winkels waarin vrouwen ten toon zaten.” (p. 231). Wanneer er een onweer uitbreekt en ze met kinderen moet schuilen in het Gloazen Stroatje, wordt Celestien geholpen door Blanche, één van de dames van dienst. Er ontstaat een warme band tussen de twee vrouwen waardoor Celestien Blanche nog vaak zal opzoeken. Evenmin als zijn vader blijkt Augustijn een succesvol zakenman te zijn. Wanneer het bouwbedrijf door zijn toedoen op het randje van een faillissement komt te staan, neemt Madame de touwtjes in handen. Ze beslist om de zaak naar de stad Antwerpen over te brengen en niet veel later verhuist het hele gezin Van Puynbroeckx mee, allemaal zeer tegen de zin van Augustijn. Bovendien dwingt de verhuis naar de stad hem tot het achterlaten van zijn geliefde paard Bogo II. De inboedel van Mon Repos ondergaat een openbare verkoop en het huis wordt van de hand gedaan. Celestien wendt de verhuis aan als excuus om haar onhandige vrijer Karel, of Sjarel, af te wijzen. Hij vraagt dan maar de andere meid ten huwelijk, Rosa, die wel instemt en de Van Puynbroeckxen definitief verlaat. Met de nieuwe woonplaats breekt voor Celestien en de Van Puynbroeckxen een nieuwe tijd aan. Celestien mag zich dan wel ontheemd voelen in de stad, ze heeft nu als enige meid haar handen vol met het huishouden en de kinderen: “Ik vervulde tegelijk de rol van de eerste, de tweede en de derde meid.” (p. 158). Omdat ze zich in de stad nog meer dan ooit een lompe boerenmeid voelt, neemt ze zich voor zich uit de onmondigheid te verheffen: “Ik legde woordenlijsten aan, zocht de betekenis op en leerde elke dag zes woorden uit het hoofd.” (p. 159). Bovendien pikt ze zo goed ze kan een mondje Frans op. Intussen beheert Madame het bedrijf voortreffelijk en genieten de kinderen van enkele nagenoeg onbezorgde jeugdjaren. Ze groeien uit tot jongvolwassenen. Angelique kan haar rechten als eerstgeborene niet langer doen gelden en moet steeds vaker het onderspit delven voor haar broers, die zich beter achten dan een meisje. Nu ze haar tengere meisjeslichaam ontgroeid is, bekoort de adembenemende verschijning een hele reeks aanbidders voor wie Angelique bijzonder weinig interesse toont. Ze leeft zich uit in het ontwerpen van kleding maar haar ambitieuze handel in kleren wordt door Augustijn brutaal stopgezet. De onbezorgde bloeiperiode is echter van korte duur. De stad kampt met groeiend antisemitisme en een sfeer van dreiging komt als een donkere wolk bove n 9
Marieke Saelens
Hoofdstuk 1
Celestien
de Van Puynbroeckxen te zweven. Het is „de stem‟ op radio die de nakende oorlog tot in de huiskamer van de familie brengt. Celestien omschrijft de stem als “een laag uithalen, een aanzwellend geloei, een uitbarsten, een ketteren van alle duivels” (p. 164). Het gebrul jaagt haar de stuipen op het lijf maar zorgt bij de Van Puynbroeckxen voor verdeelde reacties. Terwijl de stem aan Marius een woedende blik ontlokt, wordt Reinout erdoor verleid. Het begin van de tweespalt wordt echter nog niet waargenomen. Augustijn en Madame bereiden zich intussen voor op het ergste. Er komt een schuilkelder en er worden grote voorraden ingeslagen. Ook zal Madame tijdens de mobilisatie een scheepslading schapenwol kopen om een clandestiene handel op te zetten waarvan het gezin in de oorlogsjaren kan leven. In de aanloop naar de oorlog mengen de kinderen zich hartstochtelijk in het politieke debat. Reinout en Marius nodigen daartoe geregeld jonge heertjes uit om aan het heen en weer gepraat deel te nemen. Wanneer Angelique h aar zegje wil doen, wordt ze weggelachen of genegeerd. Ze laat zich echter niet kisten en komt op een dag met Davy aanzetten, een joodse jongen van Poolse afkomst , de zoon van een koelkastenfabrikant. Het zijn woelige tijden en zowel de Van Puynbroeckxen als de vader van Davy beseffen dat de verliefden geen goede partij voor elkaar vormen. Augustijn beslist dan maar om Angelique op reis te sturen, samen met haar broers. Dan kan ze rustig over haar besluit nadenken. Maar Angelique is vastbesloten en in een gesprek met Davy‟s vader, stelt Augustijn dat zij na de reis uitsluitsel zal geven. “Daarmee gaf hij zijn dochter weg en hij besefte het.”(p. 264). De trouwpartij wordt tot in de puntjes geregeld maar omdat Angelique weigert dispensatie aan te vragen wordt het geen kerkelijk huwelijk. Madame en haar dochter laten zich echter niet kennen en organiseren voor de burgerlijke plechtigheid een bruidsstoet vol pracht en praal. Maar op de bruiloft ontbreken van beide kanten vele bekenden waaronder ook de vader van Davy. Aan de vooravond van de oorlog komt het bouwbedrijf van de Van Puynbroeckxen in een malaise terecht. Madame schuimt alle mogelijke banken af maar niemand wil het falende bedrijf nog krediet verlenen. Uiteindelijk komt ze terecht bij de Ochsenbergs, joodse geldschieters voor wie Madame wel een gokje waard is. Het zakelijke verbond tussen de twee families wordt uitgebreid met pokerspelletjes op vrijdagavond. Algauw brengen de Ochsenbergs de Mayers mee, eveneens joodse bankiers, om de kaartclub te vervolledigen. Wanneer de oorlog uitbreekt vluchten de Ochsenbergs naar Frankrijk maar na de capitulatie komen ze terug. Omdat ze niet snel genoeg onderduiken, worden ze zoals vele joodse families naar Polen gedeporteerd. 10
Marieke Saelens
Hoofdstuk 1
Celestien
Bij de aanvang van de oorlog verzoent Davy zich met zijn vader. Hij wil samen met zijn zwangere vrouw opnieuw bij de oude man intrekken. Angelique voelt daar weinig voor maar moet zich uiteindelijk schikken naar de wens van haar man en haar schoonvader. Na de geboorte van haar zoontje ontwikkelt zich echter een nieuw conflict. Angelique weigert het kind te laten besnijden, zoals het joodse geloof voorschrijft. Intussen wordt Augustijn door zijn broer op de hoogte gebracht van de oorlogsontwikkelingen.
Herward
informeert
hem
over
een
opkomende
verzetsbeweging van oud-strijders en spoort hem, zeer tegen de zin van Madame, aan actie te ondernemen. Wanneer Augustijn bij het vallen van de avond de wapens wil opgraven die hij eerder in de tuin begroef, blijkt dat Marius die taak al op zich heeft genomen. Marius engageert zich hartstochtelijk voor het verzet. Dankzij zijn contacten met de vader van Davy kan hij wapens bewaren in koelkasten in het pakhuis van de ijskastenfabrikant. De wapenopslagplaats wordt echter ontdekt bij een inval van de Gestapo. De schoonvader van Angelique wordt bij de inval neergeschoten en haar man aangehouden. Zijzelf vlucht met de baby de straat op. Dagenlang verkeren Madame en Augustijn in onzekerheid over hun dochter en kleinkind. Ook Marius komt niet opdagen. Bovendien verklaart Reinout zich te hebben aangemeld. “Hij zou worden opgeleid voor de radio. Hij mocht door heel Europa reizen om reportages over cultuur te maken.”(p. 357) Aan zijn vastberadenheid om bij de Duitsers in dienst te gaan, kunnen Madame en Augustijn niets meer veranderen. Dat haar oogappel heult met de vijand kan vooral Madame niet verkroppen. Vertoornd maakt ze hem duidelijk dat hij niet meer terug hoeft te komen. Reinout pakt zijn koffers en verlaat de woning. Wanneer het gevaar enigszins is geweken komt Marius terug naar huis. Hij weet te vertellen dat Angelique met de baby haar toevlucht heeft gezocht in het Gloazen Stroatje bij de hoeren. Angelique vindt dankzij de verzetsmensen voor zichzelf en haar zoontje een schuilplaats in het Chinese paviljoen in Gent waar ze aanvankelijk bevoorraad wordt door Bertje. Nadat hij als smokkelaar wordt gearresteerd, neemt Celestien de gevaarlijke bevoorradingstaak over. Bertje meldt zich “na een ongenadige ondervraging en een flink pak rammel” (p. 381) „vrijwillig‟ aan voor het werk aan de Atlantikwal, met de bedoeling een gevangenisstraf te omzeilen. Hij brengt de winter van ‟42 in Siberië door waar hij wordt verondersteld bruggen en wegen te helpen bouwen maar Bertje is vastberaden om zo snel mogelijk te vluchten. Hij raakt echter verstrikt in het wapengekletter aan het Oostfront en zoekt dekking in een ruïne. Het is veertig graden onder nul en wanneer Bertje 11
Marieke Saelens
Hoofdstuk 1
Celestien
ontwaakt uit zijn slaap blijkt dat zijn voet met laars en al aan de grond is vastgevroren. Hij slaagt erin zichzelf los te rukken maar bij het verlaten van zijn schuilplaats wordt hij door Duitse soldaten als een deserteur beschouwd en beschoten. Bertje strompelt tot bij een landingsbaan waar een vliegtuig op gewonden wacht om te repatriëren en neemt er de plaats in van een kansloze gewonde soldaat door deze van het leven te beroven. “Zijn revolver had hij onder die deken gestopt, zodat het schot min of meer werd gedempt.”(p. 300-301) Na een herstelperiode in een Duits veldhospitaal kan hij naar huis terugkeren. Augustijn is Marius van dienst bij diens verzetsactiviteiten . Omdat de Mayers dringend een onderkomen nodig hebben, wordt beslist dat ze kunnen onderduiken bij de Van Puynbroeckxen. Ze verblijven in een geheim achterkamertje dat kan worden afgesloten door een vitrinekast. Meneer en mevrouw Mayer en hun zoontje Junior zijn erg gesloten en beschroomd. Ze weigeren het
toilet van de Van
Puynbroeckxen te gebruiken en willen aanvankelijk een aparte maaltijd bereiden. Mevrouw Mayer is bovendien herhaaldelijk ziek. Het zijn er echter de tijden niet naar om hoge eisen te stellen en Madame houdt de Mayers koest met haar scherpe tong en zet ze aan het spinnenwiel. Na de terugkeer van Bertje wordt besloten dat hij maar beter kan onderduiken. Hij brengt dan ook de rest van de oorlog door bij de Mayers in het achterkamertje, waar hij erg bedreven raakt in het spinnen. Omwille van zijn betrokkenheid in het verzet is Marius vaak lange tijd van huis. Op de hielen gezeten door de vijand vermomt hij zich als pastoor alvorens opnieuw de deur uit te gaan en zijn activiteiten verder te zetten. Tijdens de oorlog leert hij Eliane kennen, een wulpse cafémeid die hem het hoofd op hol brengt. Het café waarin Eliane is opgegroeid is een ontmoetingsplaats voor verzetslui en allerlei zwarthandelaren. De mannen die er over de vloer komen kunnen amper aan haar charmes weerstaan. Met Marius speelt ze gedurig een kat-en-muisspelletje. Ze wimpelt zijn aanzoeken af en flirt ook met andere mannen. Ook Reinout ontmoet zijn toekomstige vrouw tijdens de oorlogsjaren. Omdat het contact werd verbroken, weet niemand bij de Van Puynbroeckxen dat hij met zijn geliefde trouwt en een zoon verwekt. Angelique slaagt er na enige tijd in naar huis terug te keren met haar zoontje. Van Davy is er nog steeds geen nieuws en het lijkt aannemelijk dat hij na zijn arrestatie op transport naar het oosten werd gezet. Omdat Angelique haar dank wil betuigen aan Blanche en ook omdat tussen de twee vrouwen een band is gegroeid, neemt Angelique het hoertje op als huishoudster. Dat voorkomt echter niet dat 12
Marieke Saelens
Hoofdstuk 1
Celestien
Blanche haar vak blijft uitoefenen en via een goede klant betrokken raakt bij het verzet. In de loop van de oorlog wordt ze opgepakt en ondervraagd ma ar Blanche blijft zwijgen tot haar hart het begeeft. Samen met Celestien gaat Angelique het lijk identificeren. Ze voelt zich verplicht om de zorg om de zoon van Blanche op zich te nemen na de dood van zijn moeder. De jongen wil echter niet deugen en wanneer hij oud genoeg is, zet Angelique de wees aan de deur. De Duitse bezetter ontdekt tijdens de oorlog enkele sporen die leiden naar de Van Puynbroeckxen. Wanneer de soldaten op een dag bij hen binnenvallen, kan Augustijn weinig meer ten laste worden gelegd dan smokkelactiviteiten . Hij wordt ervoor opgepakt en ondervraagd maar door het koelbloedige optreden van Madame en de hulp van Marius en Eliane wordt hij na enkele dagen opnieuw vrijgelaten. De Mayers blijven de hele oorlog buiten gevaar en kunnen na de bevrijding hun leven opnieuw aanvangen. Het einde van de oorlog brengt bij de Van Puynbroeckxen heel wat teweeg. De repressie zorgt ervoor dat Reinout in de boeien wordt geslagen. Hij wordt zwaar berecht voor zijn daden, ook al omdat hij onwillig is zijn fouten toe te geven en het proces met een versteende grijns doorstaat. Hij zit zijn gevangenisstraf geduldig uit en wordt daarbij soms bezocht door Augustijn, Bertje of Celestien. Madame weigert resoluut haar zoon te bezoeken en ook Marius kent geen genade. Wanneer Reinout wordt vrijgelaten, trekt hij in bij de halfbroer van zijn vrouw, met wie ze sinds jaren samenwoont. Zijn zoontje Frans is intussen helemaal van hem vervreemd geraakt en laat zich na de verwennerij van zijn moeder geen regels meer opleggen. Reinout onderwerpt zich aan de huiselijke regerls van de halfbroer van zijn vrouw vanwege de financiële steun die deze hem biedt bij het ontwikkelen van zijn t alent als meubelontwerper. Zoontje Frans wordt een compleet onhandelbaar kind dat zich uiteindelijk, zoals het een Van Puynbroeckx betaamt, door het strijden wil l aten gelden
en
zich
daarom
als
huurling
ten
dienste
stelt
van
het
Franse
Vreemdelingenlegioen. Hij laat zijn ouders en zusje Marguerite achter, geboren enkele jaren na de vrijlating van Reinout. De keuze van Frans zorgt voor een breuk tussen zijn ouders. Reinouts vrouw verlaat hem en gaat dichter wonen bij haar halfbroer, die intussen in een rusthuis verblijft. Na de bevrijding wordt Elianes verzet tegen een huwelijk met Marius gebroken wanneer ze zwanger blijkt. Marius trekt bij zijn verloofde in maar wordt na een ruzie naar huis gestuurd. Het is Augustijn die erin slaagt de brokken te lijmen. In naam van zijn zoon vraagt hij haar officieel om haar hand waarop Eliane ja zegt. 13
Marieke Saelens
Hoofdstuk 1
Celestien
In sneltempo wordt de bruiloft georganiseerd, enerzijds “vanwege de gezegende toestand van de bruid, maar ook omdat we vreesden dat ze van mening zou veranderen.”(p. 398). Volgens de wens van Eliane wordt het geen kerkelijk huwelijk. De plechtigheid wordt weinig glansrijk voltrokken in het stadhuis. Enkele maanden later volgt de geboorte van een dochter Regina. Marius is vervuld van trots maar al vlug blijkt dat Eliane zich verveelt als brave huismoeder. Haar man stemt er na veel geruzie in toe dat ze haar eigen sigaren- en likeurwinkel opent, een luxezaak met haar eigen schoonvader als voornaamste vaste klant, al wordt Augustijn niet enkel door de koopwaar van zijn schoondochter aangetrokken. Bertje huwt na de oorlog halsoverkop met Dora, het jonge boerenkind dat hij tijdens de oorlog heeft leren kennen. De nieuwe schoondochter past echter niet bij de Van Puynbroeckxen. Ze is ongemanierd en lui en wanneer Eliane haar enkele dagen in de week laat meehelpen in de sigarenhandel, klopt de kassa niet langer. Dora wordt alleen maar geduld omdat ze Bertje een zoontje heeft geschonken. Het huwelijk stelt verder weinig voor. Bertje wil zich als harde werker doen gelden en stort zich hartstochtelijk op de wederopbouw. Het familiebedrijf neemt de taak op zich enkele herenhuizen die voor de oorlog door joodse families werden bewoond, opnieuw bewoonbaar te maken. Wanneer hij op een uitzonderlijk warme dag net zoals de andere werklui wat citroenlimonade wil drinken, grijpt hij een flesje dat vitriool bevat. Hij raakt inwendig zwaar verbrand en van zijn tanden blijven alleen nog zwarte stompjes over. Bertje is zowel zijn geur als zijn smaak kwijt en zijn eten moet voortaan doorheen een vernauwde slokdarm passeren. Hij wordt wel nog geopereerd om meer comfortabel te kunnen eten maar toch blijft Bertje zich vaak verslikken en zal hij nooit nog grote stukken voedsel kunnen innemen. Het paar blijft geruime tijd bij Augustijn en Madame wonen, vooral omdat Bertje herhaaldelijk in het ziekenhuis moet worden opgenomen en Dora zich alleen niet kan behelpen. Ze laat de zorg voor het kind en het huishouden aan haa r schoonmoeder en aan Celestien over. Er wordt ook bij Bertje en Dora een tweede kind geboren, een dochter, maar omdat de ouders de mening zijn toegedaan dat je met een dochter niets kunt aanvangen, wordt het kind bij de moeder van Dora gestald. Marius is na de oorlog en de bevrijding van de kampen vastbesloten om Davy terug naar huis te halen. Hij slaagt erin zijn schoonbroer levend bij Angelique af te leveren maar de strijd met de dood zal Davy blijvend in de ban houden. Het paar betrekt opnieuw het ouderlijk huis van Davy en Angelique beweegt hemel en aarde om haar man er bovenop te krijgen. Ze is onverzettelijk in haar 14
Marieke Saelens
Hoofdstuk 1
Celestien
vastberadenheid hem in leven te houden. Davy daarentegen wordt verteerd door schuldgevoelens en blijft steken in de ellendige kampherinn eringen. Wanneer Angelique enkele jaren later voor de tweede maal zwanger is blijken beide partners weer op te leven. Maar het geluk is van korte duur want in de achtste maand van haar zwangerschap wordt het kind, een zoontje, dood ter wereld gebracht. Cel estien tracht de boel draaiende te houden in Gent terwijl de echtelieden in de ellende verzinken. Het andere kind verblijft intussen in Antwerpen en wordt in de watten gelegd door Augustijn. Madame kan na enkele maanden niet langer aanzien hoezeer haar dochter zich wentelt in de miserie en beslist om zelf orde op zaken te gaan stellen. Haar optreden mist zijn effect niet, al geldt dat niet voor Davy. Elke poging blijkt vruchteloos en hij raakt steeds verder van het leven verwijderd. Zijn dood zal Angelique meer dan ooit een vorm van ongenaakbaarheid verschaffen. “Ze had de rouw aangenomen als een habijt en zich in haar weduwenstaat gepantserd.” (p. 473) Het zit ook Marius niet mee in de decennia die volgen op de oorlog. Hij raakt verbitterd omwille van het succes dat zijn broer heeft als meubelmaker. Marius heeft architectuur gestudeerd maar slaagt er niet in grootse projecten te verwezenlijken en naam te maken zoals zijn Reinout dat doet. Ook zijn ambitie als auteur van een boek over de oorlog is ontoereikend om het werk tot een bevredigend einde te brengen. Bovendien lijkt Eliane haar gezond verstand te verliezen. De sigaren- en likeurwinkel wordt opgedoekt en Marius ziet zichzelf genoodzaakt alle huiselijke besognes op zich te nemen. Uiteindelijk zal zijn vrouw helemaal haar verstand verliezen en moet Marius haar laten interneren. De zorg en het verdriet zorgen echter voor een intense band met zijn dochter Regina. Zowel Reinout als Madame zijn te koppig om de eerste stap tot vergiffenis te zetten. Pas wanneer Madame door een beroerte getroffen wordt, keert de verloren zoon terug naar huis. Hij wordt er echter allesbehalve hartelijk ontvangen door zijn broer. Madame laat er geen twijfel over bestaan: “voor Reinout lichtte haar blik op, van Marius keek ze weg.”(p. 58). Maar het bezoek van Reinout neemt de demonen van het verleden niet weg. Zijn isolement breekt hem en na een ruzie met de vriendin met wie hij de laatste jaren een relatie had, blaast hij zichzelf in huis op. Hij komt er “geblakerd, edoch, levend”(p. 499) uit maar in het ziekenhuis overlijdt hij aan zijn verwondingen. Het nieuws wordt de stervende Madame bespaard en het zijn Augustijn en Celestien die het verminkte lichaam gaan identificeren. Na zijn dood komt Reinouts dochter Marguerite op bezoek. Ze vertelt onder meer over haar vaders relatie met Edith, waarop Angelique het initiatief neemt de vrouw te bezoeken. De confrontatie met de succesvolle kledingontwerpster doet Angelique 15
Marieke Saelens
Hoofdstuk 1
Celestien
beseffen welk leven ze zelf had kunnen leiden en ze verwijt haar va der haar gemiste roeping: “Dat had ik ook gekund, als men het me niet had verboden.” (p. 511) Na de dood van Madame probeert Bertje het heft in handen te nemen. Hij krijgt de leiding over het bouwbedrijf en tracht Celestien haar spaarcenten te ontfutselen. Angelique toomt haar broertje in maar is het er mee eens dat de dienstmeid nu maar beter in een rust- en verzorgingstehuis kan worden opgeborgen. Hoewel dat niet naar haar zin is, heeft Celestien niet veel keuze. Angelique en Bertje willen vooral vermijden dat het bejaarde hulpje alsnog zou aanpappen met hun vader. Dus belandt Celestien op haar oude dag in Welverdiend, toevallig het voormalige Mon Repos. Ze bewoont er de salon en wacht ongeduldig op de komst van Bertje, die haar heeft beloofd enkele meubels te komen brengen. Haar tijd brengt ze door met het ophalen van herinneringen en mijmeren over haar lot. Ten slotte beslist ze haar kamer te verlaten en een tocht te ondernemen tot op de zolder. Celestien heeft altijd al willen kunnen kijken door het ovale raampje in het fronton. “Daarboven, dacht ik, zou ik de hele wereld kunnen zien.” (p. 543) Zo goed als ze kan sluipt ze door de gangen van Welverdiend en klimt ze tot op het zolderkamertje. Ze veegt het raam schoon en tuurt tevreden naar het landschap dat zich voor haar ogen openvouwt.
16
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
Hoofdstuk 2 ‘Celestien’ in het oeuvre van Monika van Paemel
Na al die jaren kon ik me met een zeker gemak en een zekere humor hieraan zetten - je moet ook het juiste geluid vinden. Ik moest de stem van Celestien vinden, als het ware.7
Celestien verschijnt in het jaar 2004, bijna twee decennia na het veelbesproken boek De vermaledijde vaders. De nieuwe roman, die de veelzeggende ondertitel De gebenedijde moeders draagt, roept onvermijdelijk de referentie naar het gepr ezen meesterwerk uit 1985 op. Celestien wordt beschouwd als het spiegelbeeld 8 van en een antwoord 9 op de wereld van de heren die in De vermaledijde vaders wordt geschetst. Hoewel Van Paemel met Celestien onmiskenbaar naast de mannelijke stem van toen een vrouwelijke tegenhanger wil plaatsen, lijkt mij de verwijzing naar één roman uit haar oeuvre verre van voldoende om Celestien in al haar aspecten te kunnen vatten. In dit hoofdstuk bied ik in een eerste paragraaf een overzicht van het leven en werk van Monika van Paemel. Ik beperk me daarbij evenwel tot een ruwe schets omdat meerdere biografische details en verwijzingen naar vorige boeken belangrijk zullen blijken bij de bespreking van specifieke aspecten in Celestien. Bijgevolg wijd ik er pas aandacht aan in latere hoofdstukken. In een tweede paragraaf behandel ik enkele bredere contextuele aspecten aan de hand waarvan we het oeuvre kunnen plaatsen en tracht ik te bepalen bij welke literaire tradities haar werk aansluit. Bovendien geef ik aan in welke mate Celestien aan de besproken karakteristieken beantwoordt. Ten slotte onderzoek ik in het gehele oeuvre de verhouding tussen werkelijkheid en fictie en tracht ik de plaats van Celestien daarin te duiden .
7 Herman Jacobs, „Bang van sterke vrouwen‟, in Knack, 8 september 2004, p. 102-107, p. 104. 8 Jooris van Hulle, „Vermaledijd en geb ened ijd‟, in De Leeswolf, jg. 10, 2004, nr. 7, p. 519 -521, p. 519. 9 Jooris van Hulle, „Monika van Paemel‟, in Vlaanderen, jg. 54, 2005, nr. 307, p. 252.
17
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
1
Celestien
LEVEN EN WERK
Pamela werd geboren op 4 mei 1945 en stierf in het jaar 2000 en zoveel. De tijden veranderen maar alles w o r d t n o g a l t i j d n e e r g e s c h r e v e n t u s s e n t w e e d a t a . 10
Op 4 mei 1945 wordt Monika van Paemel geboren in de Poekestraat 29, toen
║LEVEN
nog de Mortierstraat geheten, in de landelijke gemeen te Poesele in Oost-Vlaanderen. De dochter van Alfons van Paemel en Irène Verhoye, die tijdens de oorlog van Antwerpen naar Gent waren uitgeweken, wordt ter wereld gebracht in de woning van haar tante Angèle Verhoye en haar man René Lossy. 11 De geboorte verloopt echter nogal moeizaam en het kind komt gehavend ter wereld. Het meisje groeit op bij haar grootouders en andere familieleden in haar geboortestreek. Zo raakt ze niet alleen vertrouwd met Poesele maar ook met de Leiedorpen Lotenhulle, Nevele en Vinkt. 12 Omdat Monika werd geboren met een gebarsten schedel die niet adequaat is behandeld, lijdt ze reeds als kind onder veelvuldige migraineaanvallen. Vanwege haar zwakke gezondheid is ze niet de meest regelmatige leerlinge tijdens haar kinderjaren. Monika volgt les in het kloosterschooltje waar aanvankelijk jongens en meisjes samen zitten. Vanaf het derde leerjaar vertrekken de jongens naar de jongensschool. Hoewel de meisjes worden verondersteld bij de nonnen te blijven, geldt dit niet voor Van Paemel: “Ik maakte het blijkbaar zo bont dat ik naar de jongensschool werd verbannen.” 13 Op negenjarige leeftijd zorgt een hersenaandoening ervoor dat ze in het ziekenhuis moet worden opgenomen. Ze wordt twee jaar lang verpleegd in het SintLukasziekenhuis in Ekeren. 14 De jarenlange herstelperiode brengt Monika door bij pleegouders in Essen-Nispen, nabij de Nederlandse grens. 15 Uit die tijd stamt haar intensieve contact met Nederland, dat ze nooit meer verloren heeft. 16 Tijdens deze 10 M o n i k a v a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , A m s t e r d a m , M e u l e n h o f f , 2 0 0 4 1 1 , p . 9 . 11 A n d r é B o l l a e r t , D e G a z e t v a n K o n g a r i j e , P o e s e l e , e e n u i t g a v e v a n h e e m k r i n g H e t L a n d v a n N e v e l e vzw i.s.m. het gemeentebestuur van Nev ele, 14 mei 2005. 12 D i r k D e G e e s t , „ M o n i k a v a n P a e m e l ‟ , i n K r i t i s c h l i t e r a i r l e x i c o n , f e b r u a r i 1 9 8 7 , p . 1 . 13 M o n i k a v a n P a e m e l , H e t w e d e r v a r e n , A m s t e r d a m , M e u l e n h o f f , 1 9 9 3 , p . 4 1 - 4 2 . 14 E t i e n n e C l a e y s , „ B i o g r a f i e ‟ , i n : D o c u m e n t a t i e m a p p e n V l a a m s e a u t e u r s , n r . 3 , A n t w e r p e n , V l a a m s e Bibliotheek Centrale vzw, 1991, p. 1. 15 D e G e e s t , „ M o n i k a v a n P a e m e l ‟ , i n K r i t i s c h l i t e r a i r l e x i c o n , p . 1 . 16 H e n k E g b e r s , S c h r i j v e n i s e e n v o r m v a n v r i j h e i d v o o r m e , i n : D e G e l d e r l a n d e r , 2 6 a p r i l 1 9 7 7 , p . 40-41, p. 40.
1
LEVEN EN WERK
18
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
herstelperiode
krijgt
ze
privé-lessen
van
Celestien de
paters
Redemptoristen.
Haar
bedlegerigheid beschouwt Van Paemel als een godsgeschenk. Het biedt haar de kans om zich met de hartstocht van een nieuwsgierig kind op allerhande lectuur uit de kloosterbibliotheek te storten. In 1959 wordt Monika weggehaald van het platteland. Haar vader, die haar voorbestemde om later chef op het kantoor van de familiezaak te worden, schrijft haar in aan de handelsafdeling van de kostschool het Heilig Graf in Turnhout, waar Monika met een enorme tegenzin gaat studeren. 17 In 1963 slaagt ze voor haar staatsdiploma middelbare school en huwt Monika van Paemel ondanks het protest van haar ouders met Theo Butzen, een ingenieur elektronica die haar bijles wiskunde gaf. 18 Het koppel vestigt zich in Boeckhout en een jaar later wordt het huwelijk gezegend met de geboorte van een dochtertje Saskia. In 1968 volgt een tweede dochter, Hendrika. Haar jongste dochter berooft zich echter in 1985 van het leven.
Figuur 1 Monika van Paemel met man en kinderen in de jaren ‘70
Van Paemel staat bekend als een geëngageerd schrijfster. Ze is actief in de vrouwenbeweging in België en zet zich in voor de belangen van de auteur. In 1988 aanvaardt ze het voorzitterschap van het PEN-centrum Vlaanderen “waarin ze vooral ijvert voor een beter statuut van de schrijver” 19. Bovendien ervaart Van Paemel een sterke betrokkenheid bij de slachtoffers van het geweld tijdens het uitbreken van de oorlog in de Balkan en bijgevolg engageert zij zich bij het opzetten
17 C l a e y s , „ B i o g r a f i e ‟ , i n : D o c u m e n t a t i e m a p p e n V l a a m s e a u t e u r s , p . 1 . 18 I b i d e m . 19 B o l l a e r t , D e G a z e t v a n K o n g a r i j e .
1
LEVEN EN WERK
19
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
van hulpactiviteiten door Vlaamse gemeenten. Ze zet zich, als voorzitster van het PEN-centrum, ook in voor het Salman Rushdie Defense Committee. In oktober en november 1991 is Monika van Paemel gastschrijfster aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze geeft er gastcolleges onder de titel: „Schrijven vanuit het landschap‟ en verwerkt haar ervaringen in twee openbare lez ingen onder de noemer „Het voordeel van het verschil‟. 20 Op 16 juli 1993 wordt Monika van Paemel bij koninklijk besluit door koning Boudewijn tot barones verheven. Ze is sinds 1998 lid van de Koninklijke academie voor taal- en letterkunde en is tot in 2002 bestuurslid van het Fonds voor de letteren. Monika van Paemel woont sinds jaren in Mechelen. Op haar 6 2 ste is ze nog actief binnen het literaire circuit: ze geeft vele lezingen, ook buiten de Vlaamse grenzen en werkt al enkele jaren intensief aan het tweede deel van haar laatst verschenen roman. In 1969 verschijnen twee gedichten van de debuterende Monika van Paemel
║WERK
in het Nieuw Vlaams Tijdschrift: „Ma soeur, van lang voor ‟t concilie‟ en „Mensen met grote geesten hebben mij verteld‟. Twee jaar later volgt de publicatie van haar eerste roman Amazone met het blauwe voorhoofd, een zeer dynamisch werk geschreven in een sterk associatieve, organische en ritmische schrijfwijze. In haar debuutroman voert Monika van Paemel een jong vrouwelijk hoofdpersonage op dat worstelt met de strenge, conservatieve moraal in de maatschappij waarin ze werd grootgebracht. Haar vrijheid vindt ze in een kosmisch-vitalistische natuurbeleving 21. In De confrontatie uit 1974 hanteert de schrijfster nog explicieter een modernistische , experimentele schrijfwijze. De complexe structuur van het boek ontstaat uit de onafgebroken tegenstellingen die met elkaar worden geconfronteerd, belichaamd door de twee tegenstrijdige hoofdpersonages. Ook hier verschijnt opnieuw de dualiteit tussen de ongeremdheid van de natuur en het verstarrende effect van maatschappelijke normen en regels. Beide romans tonen jonge vrouwen op zoek naar hun eigen identiteit. Dat geldt ook voor Marguerite, een werk uit 1976 waarin het hoofdpersonage zich ontplooit in een proces van aantrekking en afstoting tegenover haar grootmoeder. Stilistisch en structureel sluit deze roman nog nauw aan bij de vorige werken.
20 M o n i k a v a n P a e m e l , „ H e t v o o r d e e l v a n h e t v e r s c h i l ‟ , i n D e b r a k k e h o n d , 1 9 9 2 , p . 8 0 - 1 0 0 . http://www.dbnl.org/tekst/_bra004199201_01/_bra004199201_01_0009.htm 21 D e G e e s t , „ M o n i k a v a n P a e m e l ‟ , i n K r i t i s c h l i t e r a i r l e x i c o n , f e b r u a r i 1 9 8 7 , p . 5 - 6 .
1
LEVEN EN WERK
20
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
De thematische samenhang tussen de drie eerste romans vindt zijn sluitstuk in 1985 in het meesterlijke De vermaledijde vaders. Het boek verkent dezelfde thema‟s en motieven maar plaatst ze binnen een breed spectrum. De individuele geschiedenis van het hoofdpersonage Pamela van Puynbroeck wordt verweven met het beeld van het twintigste-eeuwse Vlaanderen. Bovendien voegt Monika van Paemel een agressieve mannelijke toon aan het boek toe. Pamela construeert haar eigen identiteit op basis van het verzet tegen de vaders en de heren die de vrouwen onderdrukken. Opnieuw kiest de auteur niet voor een rechtlijnig verhaalverl oop. Het boek is sterk fragmentarisch opgebouwd, verkent verscheidene literaire technieken en wisselt verschillende structurele principes met elkaar af. Van Paemel zegt hierover: “De vermaledijde vaders heb ik toen ook geschreven met het idee: ik zal eens laten zien wat ik kan. […] je haalt alles uit de kast hè.” 22 Drie jaar na haar magnum opus, verschijnt van de hand van Monika van Paemel de novelle De eerste steen die naar aanleiding van de boekenweek als geschenk wordt aangeboden op de Antwerpse boekenbeurs. In 1992 schrijft Van Paemel onder dezelfde titel een roman waarin het hoofdpersonage het verwerkingsproces na de zelfmoord van haar dochter een plaats tracht te geven en haar eigen leven opnieuw in handen probeert te nemen. Bovendien expliciteert Van Paemel in deze roman haar engagement door de Israëlisch-Palestijnse problematiek in het verhaal te verweven. Hoewel nog steeds gebruik wordt gemaakt van een fragmentarische structuur zonder duidelijk chronologisch verhaalverloop, heeft de barokke overdaad van het vroege werk plaats gemaakt voor een sobere taal. Een jaar later verschijnen enkele autobiografische bespiegelingen van de schrijfster in Het wedervaren. Het boekje ontstaat vanuit een intiem interview met zichzelf en biedt naast Van Paemels beschouwingen over het leven, vooral inzicht in haar schrijverschap. In 1997 volgt Rozen op ijs, een roman over een vrijgevochten milieuactiviste die een expeditie naar de Noordpool onderneemt. Van Paemel thematiseert in deze roman niet alleen een ecologische problematiek maar knoopt opnieuw een individueel conflict aan het verhaal vast. Het hoofdpersonage kijkt terug op haar liefdesleven en het moederschap, twee elementen die ze in het heden niet langer kan plaatsen. Wederom wordt een beeld geschetst van een vrouw die zich wil handhaven in de maatschappij en een evenwicht wil vinden tussen de zorgende functie van een vrouw en moeder, en de mannelijke wereld van ambitie en geldingsdrang. Het verschil, dat in 2000 verschijnt, sluit aan op het voorgaande werk omdat opnieuw een
22 J a c o b s , „ B a n g v a n s t e r k e v r o u w e n ‟ , i n K n a c k , p . 1 0 3 - 1 0 4 .
1
LEVEN EN WERK
21
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
persoonlijke geschiedenis wordt verbonden met een grotere maatschappelijke thematiek. Het vrouwelijke hoofdpersonage maakt een verslag van een reis die zij met drie mannen naar Sarajevo onderneemt. De Balkanoorlog roept bij de schrijfster herinneringen op aan de Eerste Wereldoorlog, die zij heeft leren kennen door de verhalen van de grootouders. Andermaal betekent de reis van het hoofdpersonage zowel een vlucht van als een confrontatie met het verleden. Bovendien integreert Van Paemel in dit boek een sprookjesachtig element in de vorm van de Lippizaner Siglavy, een sprookjespaard dat de schrijfster tijdens de reis in haar verbeelding vergezelt. In 2002 verschijnt Het kind met de alwetende ogen: Over kinderen in oorlogsgebieden en kindsoldaten. Het is een fotoboek met poëtische teksten door Monika van Paemel, dat wordt uitgegeven naar aanleiding van een tentoonstelling over kindsoldaten. Celestien, verschenen in 2004, sluit dicht aan bij De vermaledijde vaders. Andermaal wordt een beeld geschetst van een brok Vlaamse geschiedenis uit de twintigste eeuw. Opnieuw is de grote geschiedenis verweven met de levensloop van een familie. Het is de dienstmeid, Celestien, die de kroniek van drie generaties Van Puynbroeckxen verhaalt. Monika van Paemel publiceert tijdens haar literaire loopbaan niet enkel romans. Geregeld verschijnen haar bijdragen in tijdschriften zoals Dietsche Warande & Belfort, De Vlaamse Gids, Nieuw Vlaams Tijdschrift, Vrij Nederland, De Morgen, Knack etc. Bovendien verzorgt ze sporadisch ook impressies over haar geboortedorp Poesele. Daarnaast werkt ze mee aan programma‟s voor de Nederlandse en Vlaamse radio en televisie. De waardering voor het oeuvre uit zich door de jaren heen in het toekennen van verschillende literaire prijzen. In 1972 wordt haar eerste roman bekroond met de prijs voor het beste literaire debuut. Voor Marguerite ontvangt Van Paemel drie jaar later de literaire prijs van de provincie Oost-Vlaanderen. De vermaledijde vaders krijgt de Dirk Martensprijs van de stad Aalst en de Prijs voor letterkunde van de Vlaamse provincies in 1985. In 1987 wordt aan Van Paemel voor hetzelfde werk de Driejaarlijkse Staatsprijs voor de Roman toegekend en een jaar later ontvangt zij er de prijs van de Vlaamse lezer voor. Haar latere romans worden minder positief tot zelfs
ronduit
negatief
ontvangen.
Ook
Celestien
wordt
bedroevend weinig
gewaardeerd.
1
LEVEN EN WERK
22
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
2
Celestien
CONTEXT EN TRADITIE
Ach, wij zijn allemaal zo overtuigd van ons allerindividueelste ik, maar men maakt ook deel uit van e e n b e p a a l d t a a l g e b i e d , e e n g e n e r a t i e , e e n t r a d i t i e [ … ] . 23
In dit onderdeel tracht ik een aantal contextuele factoren te onderscheiden die belangrijke aspecten binnen het werk van Monika van Paemel hebben beïnvloed. Ik schets eerst en vooral de historische context waarin Van Paemel is opgegroeid en waarin haar werk is verankerd. Het zal de lezer die vertrouwd is met het oeuvre van deze schrijfster verder weinig verbazen dat ik ook aandacht schenk aan haar fascinatie voor genealogie. Daarnaast behandel ik tevens de verwantschap met andere auteurs en de plaats die het feminisme in Van Paemels werk krijgt . Monika van Paemel wordt geboren op de breuklijn tussen een oude en een
║HISTORISCHE ║CONTEXT
nieuwe wereld. Het einde van de Tweede Wereldoorlog tekent de kiem van haar bestaan en laat zijn sporen na in de omgeving waarin ze wordt grootgebracht. De beide oorlogen die Europa tijdens de voorbije decennia teisterden blijven enerzijds voortleven in de verhalen van de grootouders van Van Paemel, anderzijds woeden ze onderhuids verder na afloop ervan. In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog was binnen de familie langs vaderszijde immers een conflict tussen verzet en collaboratie ontstaan. Deze ideologische tegenstelling zal ook in de toekomst blijven doorwerken en haar invloed doen gelden op de thematiek in het werk van Monika van Paemel. In De vermaledijde vaders leert Pam dat het verleden die vierde mei niet ophield, “en de toekomst was alweer fout begonnen” 24. Die toekomst begint met de repressie. Elke vorm van collaboratie met de bezetter wordt hardhandig bestraft, “want voor de uitzonderingsrechtbank moester er koppen rollen, terecht of onterecht” 25. Daarbij hoort ook de vader van Monika, die aan het Oostfront had gevochten. In Celestien neemt Van Paemel de problematiek rond verzet, co llaboratie en repressie weer op. Ik wil hier dieper op ingaan in de paragraaf over de oorlog in hoofdstuk
vijf.
In
dat
onderdeel
komt
eveneens
de
karakterisering
van
oorlogsvoering zelf aan bod. De impact van oorlogshandelingen is in alle romans 23 p. 24 25
2
Willem M. Roggeman, „Gesprek met Monika van Paemel‟, in De Vlaamse Gids, nr. 1, jg. 70, 1986, 2-10, p. 2. Ibidem, p. 10. Van Paemel, Celestien, p. 189.
CONTEXT EN TRADITIE
23
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
van Monika van Paemel zeer prominent aanwezig. Het universele karakter ervan wordt benadrukt in de verbinding die Van Paemel maakt tussen het Vlaamse verleden en een meer actuele problematiek zoals in Israël en de Balkan in de respectieve werken De eerste steen en Het verschil. Deze stelling vinden we ook terug in De vermaledijde vaders in de beschrijving van de gruwelijke gebeurtenissen in het dorpje Vinkt in mei 1940. Het dorp kan evengoed in Polen liggen. In de Oekraïne of in Normandië. Eventueel in Gelderland. In Vietnam of Cambodja. Tussen de ceders van de Libanon of aan de rand van de Sinaï. Maar ook in Vlaanderen Het kan Lidice, My Lai, Oradour, Putten of Vinkt heten. Alle dorpen zijn goed, en alle namen onvergetelijk. Een wegenkruispunt, een rivier of kanaal… Onverwachte tegenstand, een kogel in een generaalsjas, een opgeblazen brug… Elk voorwendsel kan worden aangegrepen, elk excuus is bruikbaar. Niet te begrijpen, maar wel uit te leggen. Het dorp is van alle landen en van alle tijden. Ook als het toevallig een stad wordt en we het Warschau of Beiroet noemen. het scenario blijft hetzelfde. Aan de Oder of de Leie, de Mekong of de Litani. Alle water vlucht naar zee, alsof het zich in water wil verbergen. Vlottende lichamen… En de soldaten kunnen grijze of zwarte, kaki of bruine uniformen dragen. Ze kunnen als dieven in de nacht komen, of zingend in de vroege morgen. Alle soldaten zijn bang, en alle soldaten zingen. Zij kunnen Kurt of John, Thy of Isi heten. Dat zijn ze zelf vergeten. Alleen de vrouwen weten het nog. Alle soldaten moorden. En elke man kan de verkeerde man zijn. 26
Bovendien blijft na 1945 de oorlog binnenskamers voortwoekeren in de vorm van de strijd tussen de seksen. Vanaf haar debuut thematiseert Van Paemel de schijnbaar
onverzoenbare
tegenstellingen
tussen
mannen
en
vrouwen.
De
vaderfiguur dient hierbij tot inspiratie voor de karakterisering van „de heren‟, verantwoordelijk voor de vernietigingsdrang en de tirannie. 27 De andere pool wordt gevormd door moederfiguren die een zorgende, zogende fu nctie hebben. In De vermaledijde vaders wordt deze thematiek al zeer treffend vooropgesteld en ook in Celestien wordt de tegenstelling uitvoerig uitgewerkt. Dat in Celestien dezelfde draad weer wordt opgenomen en met het relaas van Stientje eveneens een portret van een tijd wordt geschetst, hoeft niet te verbazen want Van Paemel gaat haar eigen historische bepaaldheid niet uit de weg: Nu, ik kom uit een traditie, of je dat wilt of niet; mijn traditie is niet zozeer het pastorale Vlaanderen maar de historische context vanaf de Eerste Wereldoorlog. Je hebt altijd weer een omslag in de tijd; na de Eerste Wereldoorlog veranderde de sociale positie van de burgerij en natuurlijk ook de positie van de vrouw. En uiteraard ook de positie van hun meiden, van Celestien.28
26 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 2 5 1 . 27 C l a r y R a v e s l o o t e n A n n i e v a n d e n O e v e r , „ D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s ‟ , i n L e x i c o n v a n l i t e r a i r e werken, nr. 13, februari 1992, p. 13. 28 P a u l D e p o n d t , „ E e n m e i d i s e e n m e i d i s e e n m e i d ‟ , i n D e V o l k s k r a n t , 2 7 a u g u s t u s 2 0 0 4 , p . 2 2 - 2 3 , p. 23.
2
CONTEXT EN TRADITIE
24
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
Een belangrijk deel van de historische context bij Monika van Paemel wordt gevormd door de voorgeschiedenis van haar familie. De impact daarvan behandel apart in het volgende onderdeel van deze paragraaf. Monika van Paemel wordt grootgebracht door haar grootouders en andere
║GENEALOGIE
familieleden, voornamelijk langs moederszijde. Het zijn haar beide grootmoeders die een diepe indruk nalaten op de schrijfster en al vanaf het begin een rol worden toegedicht in haar romans. In Marguerite tracht Van Paemel haar grootmoeder langs vaderszijde van zich af te schrijven maar ze komt tot de vaststelling dat ze niet van haar losraakt. Deze „Marguerite‟ komt in elk volgend boek voor, telkens als grootmoederpersonage. En in Celestien geeft ze de figuur van Madame vorm. In een interview met Brigitte Raskin erkent Van Paemel deze autobiografische noot in haar oeuvre: Ja, de grootmoederfiguur is geïnspireerd op mijn grootmoeder, een aannemer van bouwwerken. Ze zit in al mijn boeken, heeft allerlei namen en is sinds Marguerite literair geëvolueerd. Op het eind van dit verhaal is deze gebenedijde moeder meer zichzelf dan ze in werkelijkheid was. […] Intussen groeide ik naar mijn grootmoeder toe, wat natuurlijk ook een kwestie is van leeftijd. Ik begreep gaandeweg beter waarom ze bepaalde dingen wel en andere dingen niet deed.29
In hoofdstuk drie bespreek ik onder andere de figuur van Madame in Celestien en zoek ik naar de sporen van haar aanwezigheid in de voorgaande werken. Samen met de tantes en de ooms bij wie Monika van Paemel opgroeide, vormen de grootouders ankerpunten voor haar begrip van de familiegeschiedenis. Aan de hand van de verhalen die haar als kind worden verteld, reconstrueert Van Paemel de geschiedenis van haar voorouders. De neerslag daarvan vinden we terug in de fictie, in de romans die ze schrijft. De genealogie loopt als een rode draad door haar oeuvre heen en vormt voor de personages een kader waarin andere gebeurtenissen worden geplaatst. In dit verband wil ik reeds verwijzen naar de volgende paragraaf die verkent in welke mate de grenzen tussen werkelijkheid en fictie door Monika van Paemel al dan niet scherp worden gesteld. Wat de familiegeschiedenis betreft, wijst de schrijfster ons erop dat er geen sprake kan zijn van puur autobiografisch materiaal: [H]et verhaal is dominant. De familiegeschiedenis wordt familiemythe. Er is het feitenmateriaal en daar heb ik dingen aan toegevoegd en van weggehaald. De werkelijkheid wordt vertaald naar de literatuur en die wordt een beeld van de werkelijkheid.30 29 B r i g i t t e R a s k i n , „ I n d e k e u k e n p a s s e e r t a l l e s ‟ , i n M u z i e k & W o o r d , o k t o b e r 2 0 0 4 , p . 1 0 - 1 1 , p . 1 1 . 30 R a s k i n , „ I n d e k e u k e n p a s s e e r t a l l e s ‟ , i n M u z i e k & W o o r d , p . 1 1 .
2
CONTEXT EN TRADITIE
25
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
Van Paemel raakt hierbij een belangrijk punt. Zelf stelt ze: “Wie mij wil kennen, vindt mij in mijn boeken.” 31 maar tegelijkertijd wijst ze erop dat het biografische reservoir waaruit ze put, niet alleen getransformeerd wordt tot literatuur, maar tevens gemythologiseerd wordt. Daarvan vinden we een mooi voorbeeld in de debuutroman Amazone met het blauwe voorhoofd. Een passage uit dit werk beschrijft de verwekking en geboorte van de schrijfster, haar eigen bestaan wordt hier ingebed in een sprookjesachtig verhaal. Het fragment opent met: “Er was eens, niet eens zo heel lang geleden,” 32 Dergelijke mythische elementen zijn niet vreemd aan het oeuvre van Monika van Paemel: “Ik denk dat het verhaal, de mythe primeert, en niet de feiten.” 33 In De confrontatie wordt eveneens zo‟n verhaal opgenomen: het sprookje van Mirjam. De vermaledijde vaders kent vreemdsoortige feeërieke figuren in de vorm van „petemoeien‟ en in Het verschil duikt een sprookjespaard
op.
Vaak
schuilt
in
deze
mythische
dimensie
een
sterke
verbondenheid met de natuur. Het belang van de natuur in Celestien komt aan bod in hoofdstuk vijf. Het genoemde fragment uit de debuutroman illustreert tevens hoezeer het verhaalverloop kadert binnen een historische context zoals besproken in het vorige onderdeel
en
welke
rol
het
genealogische
schrijven
binnen
haar
werk
vertegenwoordigt: Het spook van de oorlog waarde rond en zaaide dood en vernieling. Mensen brandden andere mensen een stervormig merkteken, een doodskruis, spleten kinderschedels en joegen gestroomlijnde spitsneuzen door de lucht, die willekeurig toesloegen.34 Weldra kwamen echter de oude moei, de schoonmoeder, de grijze vader, en de zusters van de vrouw […].35 […] de eenvoudigen, de kromgewerkte kabouters, de leeggezogen vrouwen, het simpele molenvolk, zij bouwden een hemel van zorg en liefde rond een kind en leerden het leven.36
De fascinatie die Monika van Paemel vertoont voor haar familie hangt naar mijn inzicht samen met de positie die zij daarbinnen inneemt. Z e wordt van kindsbeen af door haar ouders verstoten omdat ze een meisje is. Met een dochter kunnen
haar
ouders
klaarblijkelijk
weinig
aanvangen.
Haar
broer
Robert
daarentegen, die enkele jaren later het levenslicht ziet, wordt niet van de hand gedaan. Monika kent als kind een aantal vervangmoeders, met name haar 31 32 33 34 35 36
2
Tessa Vermeiren, „Monika van Paemel‟, in Knack, 15 september 2004, p. 10 -11, p. 11. Monika van Paemel, Amazone met het blauwe voorhoofd , Amsterdam, Meulenhoff, 19874, p. 48. Van Hulle, „Vermaledijd en gebenedijd‟, in: De Leeswolf, p. 520. Van Paemel, Amazone met het blauwe voorhoofd , p. 49. Ibidem. Ibidem, p. 51.
CONTEXT EN TRADITIE
26
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
grootmoeders en tantes, aanvankelijk langs moederszijde, een familie van pachtboeren. Later komt ze meer in contact met haar burgerfamilie langs vaderszijde. Tegenover haar eigen moeder, die nauwelijks naar haar omkijkt, voelt Monika van Paemel een mengeling van angst en weerzin. Ook haar vader roept deze gevoelens bij haar op maar tevens geeft ze bij zeldzame gelegenheden blijk van enige bewondering voor de man. Haar verhouding tegenover haar ouders komt vanaf Marguerite aan bod in nagenoeg elke roman. Aanvankelijk verwijst Monika van Paemel naar de moederfiguur met het naamloze „Zij‟. Het gaat telkens om een onverantwoordelijke, labiele vrouw. In De eerste steen krijgt ze de naam „Irina‟ toegewezen. Haar pendant in Celestien wordt in hoofdstuk 3 uitvoerig besproken. Het betreft „Dora‟, de vrouw van Bertje, die we bijgevolg kunnen terugsporen naar de vaderfiguur. Ook hij blijft in vroegere werken naamloos, behalve als „Leonce‟ in De eerste steen. Dit personage geldt steeds opnieuw als het prototypische voorbeeld van wat verstaan wordt onder „de heren‟. Het is een figuur die zich steeds opnieuw wil laten gelden, niet het minst tegenover vrouwen. In hoofdstuk drie wijd ik ook een onderdeel aan de karakterisering van dit personage. Omdat ze als een ondergeschoven kind door haar ouders werd verstoten, beschouwt Monika van Paemel zich als een buitenstaander, een wees bijna. Hoewel ze wordt opgevangen door haar vervangmoeders, groeit in haar het besef dat ze nergens bij hoort. Hoe de schrijfster hiermee omgaat, kunnen we distilleren uit haar werk. Elk boek voert een vrouwelijk personage ten tonele dat op zoek is naar de eigen identiteit. Die zoektocht wordt bemoeilijkt door de woorden van de moeder: “Jij had er beter niet kunnen zijn!” 37 Zoeken naar de zin van het bestaan, wordt voor deze vrouwen dan ook het zoeken naar een vorm van bestaansrecht. Deze thematiek komt aan bod in hoofdstuk 5. De positie van de buitenstaander wordt in Celestien immers geëxpliciteerd in de figuur van Celestien zelf, die vanaf haar veertiende in huis wordt genomen door een vreemde familie. Celestien hoort in zekere zin wel bij de Van Puynbroeckxen maar ze maakt er geen deel van uit. In vergelijking met de vorige werken van Monika van Paemel is Celestien de meest uitgesproken genealogische roman. Alleen al de stamboom die aan het verhaal voorafgaat, wijst daarop.
37 M o n i k a v a n P a e m e l , H e t v e r s c h i l , A m s t e r d a m , M e u l e n h o f f , 2 0 0 0 , p 2 3 7 .
2
CONTEXT EN TRADITIE
27
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
Elke Brems wijst er terecht op dat de anonieme dochter onderaan rechts niemand minder is dan Monika van Paemel zelf, “die hier in deze ro man een gefictionaliseerde familiegeschiedenis heeft geschreven” 38. Vanuit het oogpunt van de dienstmeid
Celestien biedt
dit
boek
een familiekroniek van
de Van
Puynbroeckxen, de literaire tegenhanger van het geslacht Van Paemel. Binnen het Vlaamse proza staat Monika van Paemel met haar belangstelling
║TRADITIE
voor genealogie niet alleen. In de nasleep van een generatie literatoren op zoek naar hun eigen identiteit, ontwaakt in de tachtiger jaren van de 20 ste eeuw de belangstelling voor de familiegeschiedenis. Een pionier binnen het genre van de familiekronieken is Walter van de Broeck, die door Hugo Bousset in diens essays over de actuele roman al voor het voetlicht werd geplaatst omwille van zijn belangstelling voor genealogie: In het drieluik - Aantekeningen van een stambewaarder (1977), Brief aan Boudewijn (1980) en Het beleg van Laken (1985) - onderzoekt de auteur wat hem historisch, ruimtelijk en tekstueel heeft bepaald. In het eerste deel gaat hij op zijn zoektocht naar zichzelf terug tot in de achttiende eeuw, waarbij hij zijn familiekroniek tegen de achtergrond van de wereldgeschiedenis plaatst aan de hand van een grote hoeveelheid zorgvuldig gemonteerde documenten, gesprekken, herinneringen, beschrijvingen van foto’s .(mijn cursivering - M.S.)39
Deze passage zouden we, behoudens het aanpassen van enkele details, net zo goed kunnen toepassen op De vermaledijde vaders van Monika van Paemel. Bovendien geldt dit ook voor Het verdriet van België, een roman van de hand van Hugo Claus die eveneens in 1985 verscheen. Deze beide werken hebben trouwens gemeen dat ze de
38 E l k e B r e m s , „ I e d e r e e n m o e s t l a n g s h a a r p a s s e r e n ‟ , i n : O n s E r f d e e l , n r . 1 , j g . 4 8 , 2 0 0 5 , p . 1 3 1 134, p. 131. 39 H u g o B o u s s e t , B e v l o g e n l i c h t h e i d . E s s a y s , A m s t e r d a m , M e u l e n h o f f , 1 9 9 9 , p . 1 4 .
2
CONTEXT EN TRADITIE
28
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
gevoelige geschiedenis van de Vlaamse collaboratie onder de loep leggen en de naoorlogse sfeer beschrijven. Naast de thematische verwantschap kunnen we Van Paemel ook op poëticaal en stilistisch gebied binnen een traditie plaatsen. Over haar schrijverschap getuigt ze zelf: Ik ben voortgekomen uit Cyriel Buysse, niet uit Simon Vestdijk. Buysse komt bovendien uit mijn streek, er zijn overeenkomsten met de taal. Hij is nooit aangeslagen in Nederland, was voor zijn tijd heel maatschappelijk gericht. Hij toonde Vlaanderens imago, dat strijdbaar was. Dat was een imago dat niet werd verwacht.40
Deze
maatschappelijke
gerichtheid
maakt
van
Monika
van
Paemel
een
afstammelinge, niet alleen van Cyriel Buysse, maar ook van Louis Paul Boon. “Zij wil, als Boon, […] de stukken geschiedenis die vergeten dreigen te worden voor dit lot behoeden. Zij wil stelling nemen met haar werk.” 41 Met Boon deelt Van Paemel trouwens niet alleen haar engagement maar ook de stilistische eigenschappen van haar werk. Monika van Paemel hanteert diens collagetechniek met verve: “Ze verweeft herinneringen, verhalende elementen en beschouwingen met sprookjes, kinderversjes, volkswijsheden, documentairemateriaal, filmfragmenten en historische feiten.” 42 Van Paemels polemische en retorische toon, haar associatieve schrijfwijze en haar streven om de taal zuiver te houden kunnen we tevens in verband brengen met de écriture féminine. Deze koppeling wordt knap uiteengezet in de scriptie van Nele Claeys. 43 Ook in Celestien blijkt de tekst geconstrueerd volgens de principes van de écriture féminine. Het verhaal ontwikkelt zich als een complex weefsel, een fijnmazig netwerk van associaties verbonden door een vloeiende, niet -hiërarchische schrijfstijl. 44 Ik beperk me echter in de context van dit onderdeel tot een bespreking van de feministische aspiraties van Monika van Paemel. Uit Van Paemels boeken spreekt een hevig verzet tegen de heren, de mannen
║FEMINISME
die het voor het zeggen hebben en daarmee de vrouwen onder drukken. In Amazone met het blauwe voorhoofd lezen we: “Er was laaiende opstand tegen de vaders en de zonen. Een rebellie die nooit zal eindigen.” 45 Dirk de Geest merkt echter terecht op dat men het werk van Monika van Paemel niet zonder meer kan onderbreng en bij de
40 V r a a g g e s p r e k m e t H a n s v a n d e W a a r s e n b u r g v o o r h e t N C R V - r a d i o p r o g r a m m a L i t e r a m a v a n 8 mei 1978, opgenomen in: Bulkboek, nr. 128, jg. 10, 1983, p. 32 -35, p. 34. 41 R a v e s l o o t e n v a n d e n O e v e r , „ D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s ‟ , i n L e x i c o n v a n l i t e r a i r e w e r k e n , f e b r u a r i 1992, p. 9. 42 I b i d e m . 43 C l a e y s , J e m a g m e b e r i j d e n , m a a r n i e t z a d e l e n . 44 B r e m s , „ I e d e r e e n m o e s t l a n g s h a a r p a s s e r e n ‟ , i n : O n s E r f d e e l , p . 1 3 2 . 45 V a n P a e m e l , A m a z o n e m e t h e t b l a u w e v o o r h o o f d , p . 5 2 .
2
CONTEXT EN TRADITIE
29
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
feministische literatuur. 46 Niettemin spreekt uit haar oeuvre een geëngageerde visie tegenover man-vrouw-verhoudingen in de maatschappij. In hoofdstuk 5 wordt dit thematisch aspect uitgebreid behandeld vanuit haar prominente rol in Celestien. Haar betrokkenheid bij de emancipatieproblematiek en het feminisme verklaart Van Paemel vanuit haar persoonlijke geschiedenis: Het streven voor emancipatie van de vrouwen is me niet van buitenaf aangewaaid. Zoals voor de meeste vrouwen komt het voort uit pijnlijke ervaringen en een reeks bewustzijnsschokken. De neerslag daarvan vind je ook in mijn creatieve werk dat daarom onder meer aanslaat bij een feministisch gevoel.47
De emancipatiedrang die Monika van Paemel ervaart, ontstaat vanuit het verzet tegen het autoritaire optreden van haar afwezige vader. Ze verklaart jarenlang te hebben geleden onder een negatief vaderbegrip en dat ze “nu nog altijd, als ik tegenover een man sta die probeert me iets vanuit een autoriteit op te leggen, gegarandeerd daar regelrecht tegenin zal gaan” 48. Dit persoonlijk verzet koppelt Van Paemel aan het feminisme in de betekenis van een politieke ontvoogdingsstrijd en een streven naar rechtvaardiging. Bovendien is haar betrokkenheid ook geworteld in de historische werkelijkheid. Over de roman De confrontatie verklaart Van Paemel dat het boek “niet toevallig [is] geschreven toen de tweede golf van het feminisme er kwam aanrollen” 49. Ze maakt evenwel het nodige voorbehoud bij een drammerige sectaire en benepen vorm van feminisme die in zelfbeklag verdrinkt en zich onverdraagzaam opstelt. Dat is het soort feminisme dat aan de wereld waarin mannen en vrouwen in verschillende hokjes zitten, nieuwe hokjes toevoegt: […] met geëmancipeerde vrouwen en bijgedraaide mannen en zo. Laten we proberen naar een wereld te gaan waarin dat soort dingen bijkomstig is. Het verschil tussen de mensen zou de charme moeten uitmaken. 50
Het is net deze visie die vooral in het latere werk een belangrijke positie gaat innemen. Van Paemel wil iedere mens in zijn waarde laten, ongeacht sekse, leeftijd, nationaliteit etc.
46 47 48 49 50
2
De Geest, „Monika van Paemel‟, in Kritisch literair lexicon , februari 1987, p. 8. Vraaggesprek met Hans van de Waarsenburg , in: Bulkboek, p. 33. Vraaggesprek met Hans van de Waarsenburg, in: Bulkboek, p. 34. Roggeman, „Gesprek met Monika van Paemel‟, in De Vlaamse Gids, p. 4. Vraaggesprek met Hans van de Waarsenburg, in: Bulkboek, p. 34.
CONTEXT EN TRADITIE
30
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
3
Celestien
WERKELIJKHEID EN FICTIE
En het witte landhuis is als een poppenkast, waarin de poppen voor de ramen aarzelend het leven n a s p e l e n . 51
Uit de vorige paragraaf blijkt hoezeer de historische context en de voorgeschiedenis van de eigen familie het werk van Monika van Paemel hebben bepaald. De spanning tussen autobiografie (of werkelijkheid) en fictie ontstaat omdat Van Paemel in haar romans een autobiografische grondlaag integreert. Toch benadrukt ze dat ze geen autobiografieën schrijft. De schrijfster verklaart deze paradox in een interview als volgt: In de moderne roman is het spanningsveld tussen het autobiografische en wat je er literair van maakt, een van de gegevens. Maar ik wil er toch op wijzen dat een autobiografie een levensbeschrijving is met de auteur zelf als object. Dat is dus bepaald niet wat ik doe. Als ik ooit heb verklaard over geen verbeelding te beschikken, bedoelde ik daarmee geen verbeelding in de betekenis van de klassieke roman, waarbij een alwetende auteur een verhaal en personages bedenkt en daar eventueel ook nog een thesis of een strekking in stopt. Dat is niet de manier waarop ik werk, verbeelding is er in de manier waarop ik schrijf, in het taalgebruik, en in de compositie of de struktuur. De basis, het stramien, dat zijn natuurlijk de dingen die je zelf hebt meegemaakt of waarvan je getuige was, die je op de een of andere wijze hebben getekend of geraakt, alles wat je ervaart en voelt. Vergelijk het maar met het weven van een wandtapijt, de keperdraden zijn de gegevens, daarop wordt de voorstelling geweven. (mijn cursivering M.S.)52
Elk van haar romans is op die manier geworteld in de werkelijkheid en in de herinneringen van de schrijfster. Over deze herinneringen maakt de schrijfster twee opmerkingen. Ten eerste gaat het niet alleen om persoonlijke herinneringen, maar ook die van het collectieve geheugen dat wij allemaal delen en dat zowel het heden als de toekomst bepaalt. Ten tweede is de herinnering een zeer ambivalente vorm van geheugen. Van Paemel deelt met andere woorden de postmoderne opvatting dat de werkelijkheid niet kan worden gegrepen zonder de interferentie van het subject en de bemiddeling van de taal. De werkelijkheid wordt op dat moment „een‟ werkelijkheid, een verhaaltje dat telkens opnieuw kan worden verteld. Het is een stelling die in verscheidene romans wordt geëxpliciteerd: Als het verleden een verhaaltje is dan ook zo de toekomst. 53
51 V a n P a e m e l , C e l e s t i e n , p . 1 0 . 52 R o g g e m a n , „ G e s p r e k m e t M o n i k a v a n P a e m e l ‟ , i n D e V l a a m s e G i d s , p . 2 . 53 V a n P a e m e l , A m a z o n e m e t h e t b l a u w e v o o r h o o f d , p . 8 5 .
3
WERKELIJKHEID EN FICTIE
31
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
Morgen zal ik dezelfde woorden anders gebruiken. 54 Ze hadden beiden hun verhaal, maar voor Marguerite-Leonia was het bittere werkelijkheid waaraan niet viel te ontkomen, en voor Karel-August een achterpoortje om aan de consequenties van zijn daden te ontsnappen. 55 Ik ben mezelf opnieuw aan het uitvinden. Wat is waar? Wat is verzonnen?56
De hoofdpersonages, die vaak onmiskenbaar het alter ego vormen van de schrijfster, begeven zich in het spanningsveld tussen werkelijkheid en fictie. Ze vertellen een verhaal en maken er zelf deel van uit. De plaats van het verhalende wordt in verscheidene romans naar voren gebracht: Toen ze een kind was had ze de gewoonte verhalen in haar leven te smokkelen. Mocht may iemand, dan nam ze die in haar verbeelding op, en wel zo dat ze ongemerkt een beetje op de geliefde persoon ging lijken.57 Zij begreep dat ze de opdracht ook had aanvaard omdat de reis haar naar de pool zou brengen, waar de geheimen als goed geconserveerde lijken waren ingevroren en waar ze ofwel afscheid van het verleden zou nemen, ofwel voorgoed in het verhaal zou verdwijnen.58 Op school begonnen de verhalen, de zuster kon goed vertellen en Perla was bereid alles te geloven, het was alsof de wereld zich opsplitste in datgene wat er was en wat je kon waarnemen, en datgene wat zich onder het oppervlak verborg en de verhalen die daarbij hoorden. Zo was er het leven dat ze dagelijks ondergingen en het grenzeloze, verbeelde leven, zo was ze zichzelf en tegelijk haar personages. Alsof je droomde en toch wakker was, alsof je in de spiegel keek en erdoorheen stapte. 59 Ik zat in het verkeerde boek of in het verkeerde leven, de onvrede werd ondraaglijk.60 Ik was een toeschouwer, een bespieder, een herkauwer en een verhaler. 61 Maar wat doe je als de feiten ondraaglijk zijn? Als fabuleren de enige uitkomst is? Was dat het dan waaraan mensen behoefte hebben als ze met het ondraaglijke worden geconfronteerd?62 Je krijgt geen kinderen om ze voor jou te zien sterven, je schrijft geen boeken om vergeten te worden. Je leeft niet zonder verhaal. En het verhaal bestaat niet als niemand er kennis van neemt.63
Ook in Celestien wordt een verhaal verteld. De motto‟s die vooraan in het boek zijn opgenomen, verklappen dat ook deze roman zijn ankerpunten in de werkelijkheid niet mist, maar evenmin biedt ze een beeld van hoe het echt is geweest: “Zo is het waarlijk wat het was, de herinnering van de herinnering. Niet
54 55 56 57 58 59 60 61 62 63
3
Monika van Paemel, De confrontatie, ‟s Gravenhage, Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1974, p.5. Van Paemel, De vermaledijde vaders, p. 63. Ibidem, p. 197. Monika van Paemel, De eerste steen, Amsterdam, Meulenhoff, 19935, p. 19. Monika van Paemel, Rozen op ijs, Amsterdam, Meuenhoff, 1997, p. 18. Ibidem, p. 229. Monika van Paemel, Het verschil, p 9. Ibidem, p. 112. Ibidem, p. 180. Ibidem, p. 274.
WERKELIJKHEID EN FICTIE
32
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
waar, maar waarachtig en echt.”(p. 6) Op de bladzijde ernaast vinden we een citaat van Péter Esterházy: (Als dit zo is, dan ren je vergeefs, dan loop je vergeefs weg. Als er weinig meer te vertellen valt, dan zou ik er alles bij verzinnen, maar dat zal niet nodig zijn, het leven… tja, het leven, zolang het leeft is het onuitputtelijk.)(p. 7)
De herinneringen waarop Van Paemel zich beroept zijn die aan haar vele moeders. De schrijfster werd opgevoed door verschillende vrouwen, niet het minst door haar grootmoeders en tantes. “Die moeders gingen dood en daar kraaide geen haan naar. Dat revolteerde mij,” 64 en dus krijgen ze een stem in Celestien. In vroegere romans vinden we aanwijzingen over de mate waarin Van Paemel daarbij ook een beroep heeft moeten doen op haar fantasie, vooral bij de karakterisering van Madame en de relatie met Augustijn: Bijna alles wat ik van haar afweet bestaat trouwens uit herinneringen en verhalen. Maar men hoeft niet alles te weten om veel te kunnen veronderstellen, en zij was iemand die verhalen over haarzelf alle eer aandeed.65 En ik kan niet verzinnen of zij hem heeft liefgehad, of ze elkaar ooit achterna zaten lachend rond datzelfde bed, zij in een lange witte nachtjapon, haar haren los.66 Ik had je willen zien toen je hopeloos verliefd was op die knapperd met zijn lange benen, of toen je dagenlang op het graf van jullie eerste kind zat te huilen.67
Celestien is met andere woorden een constructie van de verbeeld ing van de schrijfster. Het is geen waarachtige reconstructie van de feiten. De schrijfster verklaart nochtans dat het moeilijkste is geweest, zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid te komen. 68 De spanning tussen werkelijkheid en fictie wordt in het boek consequent doorgetrokken door middel van het motief van de schijn. Een uitgebreidere analyse hiervan komt in hoofdstuk vijf aan bod. Ik wijs echter nu al op een aantal voorbeelden teneinde mijn stelling te onderbouwen. De roman opent met een beschrijving van het landhuis dat door het verhaal heen afwisselend Mon Repos en Welverdiend wordt genoemd. De passage eindigt als volgt: En het witte landhuis is als een poppenkast, waarin de poppen voor de ramen aarzelend het leven naspelen. Soms staat een van de poppen stil, soms steekt er een de handen op, soms valt er eentje om. Het huis slokt hen op, in de nacht staat het bleek zijn tijd te verbeiden. (p. 10) 64 65 66 67 68
3
Raskin, „In de keuken passeert alles‟, in Muziek & Woord, p. 10. Monika van Paemel, Marguerite, Amsterdam, Meulenhoff, 19853. Ibidem, p. 22. Van Paemel, Rozen op ijs, p. 286. Raskin, „In de keuken passeert alles‟, in Muziek & Woord, p. 11.
WERKELIJKHEID EN FICTIE
33
Marieke Saelens
Hoofdstuk 2
Celestien
Het witte landhuis wordt beschreven als een poppenkast, het decor voor een theaterstuk waarbij de personages zelfs geen mensen van vlees en bloed zijn, maar wel poppen. De lezer wordt meermaals herinnerd aan het theatrale karakter van het verhaal. Alle Van Puynbroeckxen hebben een soort aangeboren pretentie. Zowel Madame als Angelique slijten uren voor de spiegel. Uiterlijk vertoon is voor hen het hoogste goed: “Met haar gepoederde neus en rode mond vertoonde Madame zich, maar wat er achter de opschik schuilging, dat hield ze voor zich.” (p. 126) Wanneer ze een grammofoon koopt schalt elke dag „Het land van de glimlach‟ door het huis. De andere meid Rosa zingt “al zemend en zwabberend mee: „Wat er ook gebeurt en hoe het er vanbinnen ook uitziet … altijd lachen, immer tevree.‟” (p. 89-90) Augustijn is een grote theaterliefhebber en zelf een geboren komediant terw ijl voor Madame het leven volstaat als spektakel. Ook Celestien ervaart dit zo: “Ik was opgenomen in het huis van de hoge woorden en de grote gebaren. Het was constant theater, en niet voor een zaaltje in de provincie, maar voor de Weltbühne.” (p. 190) De kinderen koesteren elk op hun beurt grootse toneelambities maar brengen er weinig van terecht: De Van Puynbroekckxen verbeeldden zich heel wat, maar de werkelijkheid zette hen voor schut. En naarmate ze verder verstrikt raakten in hun verbeelding, gaven ze het toneelspelen op. Marius heeft het nog het langst volgehouden; het toneel bevrijdde hem, alsof hij slechts als een ander zichzelf kon zijn.(p. 188)
Van Paemel expliciteert meermaals het toneelmatige karakter van haar personages en de handelingen die ze stellen. Zoals reeds vermeld behandel ik de motieven van schijn en vertoon in hoofdstuk vijf, naar aanleiding van het oorlogstrauma.
3
WERKELIJKHEID EN FICTIE
34
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Hoofdstuk 3 Romanpersonages
D e e e r s t e f o t o i s e e n f a m i l i e p o r t r e t . 69
Ruim twintig personages bevolken het verhaal dat in Celestien wordt verteld. Het is het relaas van een meid over het gezin waar ze haar leven lang dienst heeft gedaan. In de raamvertelling duikt de huishoudster op als een bejaard vrouwtje in het rusthuis Welverdiend. Ze haalt er herinneringen op aan de Van Puynbroeckxen en het leven dat ze met hen heeft gedeeld. Ze speelt dus evengoed een belangrijke rol in het verhaal dat ze vertelt. Haar positie en de keuze voor haar vertelperspectief worden uitgebreid toegelicht in een volgend hoofdstuk. In dit hoofdstuk wil ik in de eerste plaats een nauwgezette beschrijving bieden van de Van Puynbroeckxen en hun verwanten. Daarnaast zoek ik naar sporen van deze literaire figuren in vroegere romans van Van Paemel en tracht ik aan te tonen hoezeer de schrijfster haar werkelijke familieleden in haar oeuvre smokkelt. De eerste paragraaf concentreert zich op het gezin Van Puynbroeckx: Augustijn, Madame en hun kinderen. Naast een nauwgezette karaktertekening worden de personages indien mogelijk teruggekoppeld naar andere personages uit het oeuvre van Monika van Paemel. Daaruit zal tevens blijken hoezeer het gezin Van Puynbroeckx is geïnspireerd op het gezin Van Paemel, Monika‟s familie langs vaderszijde. In paragraaf twee komen de overige personages aan bod, namelijk de verwanten van de Van Puynbroeckxen. Ze zijn relevant voor het verhaalverloop en ook zij kennen vaak antecedenten in het leven en werk van Monika van Paemel.
69 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 8 6 .
35
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
1
Celestien
CENTRALE PERSONAGES
Moeizame huwelijken, zelfmoord, invaliditeit. Wat viel er ook te verwachten van een familie die ‘puin’ i n z i j n n a a m v o e r t ? 70
De Van Puynbroeckxen vormen in Celestien de centrale romanpersonages. Het gezin bestaat uit Augustijn en zijn vrouw „Madame‟ en hun kinderen. De verhaallijn wordt bepaald door hun lotgevallen in de eerste helft van de twintigste eeuw. In deze paragraaf belicht ik systematisch de karakterisering en de mogelijke antecedenten van deze personages. Augustijn is de jongste zoon van de oude meneer en de oude mevrouw bij
║AUGUSTIJN
wie Celestien op veertienjarige leeftijd in dienst treedt. Evenals zijn oudere broer Herward trekt hij na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog als vrijwilliger naar het front. Onder het bevel van Augustijn sneuvelen heel wat jongens . Hijzelf komt uiterlijk ongeschonden maar als een gebroken man terug naar huis. Aanvankelijk tracht Augustijn zijn traumatische ervaringen te ontvluchten. In de armen van Madame vindt hij troost maar ze kan hem het verleden niet doen vergeten. Regelmatig zondert haar man zich af in zijn kantoor, “en treurde om zijn gesneuvelde kameraden. Terwijl hij langzaam dronken werd, vulden zijn ogen zich met tranen, tot ze van zijn wangen lekten.”(p. 23). De frontgruwel zal hem levenslang kwellen, vaak in de vorm van vreselijke visioenen. Het oorlogstrauma van Augustijn wordt in hoofdstuk vijf verder uitgewerkt. Ook binnen het huwelijk met Madame en tegenover zijn kinderen toont Augustijn zich als een bevelhebber. Bij de geboorte van zijn eerste dochter, die bijzonder moeizaam ter wereld komt, is hij als het ware weer aan het front en commandeert hij zijn vrouw op een toon die geen tegenspraak duldt. De geboortes van zijn kinderen hebben voor Augustijn veel weg van militaire operaties. Maar ook hierin wordt hij getroffen door verlies. Slechts de helft van de kinder en die door zijn vrouw worden gebaard overleven de geboorte. Voor Augustijn zijn de verloren zonen “[f]rontsoldaatjes, verwant aan zijn gesneuvelde makkers, die in het niemandsland zwierven en geen rust konden vinden.”(p. 35) Niettemin tracht hij 70 J a n e t L u i s , „ O n g e c o m p l i c e e r d e f a m i l i e r o m a n v a n M o n i k a v a n P a e m e l , i n : N R C H a n d e l s b l a d , 2 7 augustus 2004.
1
CENTRALE PERSONAGES
36
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
vooral zijn vrouw te sparen wanneer er zich opnieuw een engeltje aandient. Hij stopt Celestien het dode zieltje toe en ontfermt zich liefdevol over zijn vrouw. Een nauwkeurige beschrijving van de relatie tussen dit huwelijkspaar vormt de aanzet in de paragraaf over de man-vrouwproblematiek in hoofdstuk vijf. Ondanks zijn wil om de touwtjes in handen te hebben, slaagt Augustijn er niet in het meesterschap over zijn vrouw en kroost te verwerven. Evenmin brengt hij het er goed vanaf als zakenman. Na de dood van zij n vader, wordt hij de zaakvoerder van het familiebedrijf. Hij blijkt echter een beroerd zakenman te zijn en brengt het bouwbedrijf op het randje van de afgrond. Een nakend faillissement dwingt hem ertoe afstand te doen van zijn positie. Het is Madame die v oortaan de zaken beheert. Lijdzaam ziet Augustijn toe hoe zijn vrouw de zaak naar de stad Antwerpen overbrengt en haar van daaruit opnieuw opbouwt. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wil Augustijn zich opnieuw laten gelden. Hij ontpopt zich tot een verbeten smokkelaar en, aangespoord door zijn broer Herward, wil hij zich engageren in verzetsactiviteiten. Al vlug blijkt dat hij daarin voorbijgestreefd wordt door zijn oudste zoon Marius. Zijn zonen heeft hij bij de aanvang van de oorlog niet langer in de hand. Hij kan niet vermijden dat Reinout collaboreert met de bezetter en dat Bertje aan het Oostfront verzeilt raakt. Ook na de Tweede Oorlog voelt Augustijn dat hij gefaald heeft: Hij had zijn dochter niet afdoende kunnen beschermen, hij had de tweespalt tussen zijn zonen niet kunnen voorkomen. […] De wereld draaide averechts en de kinderen waren hardleers.(p. 297)
Meer dan ooit wordt Madame zijn rots in de branding. Wanneer ze op latere leeftijd
steeds
meer
reisjes
en
bedevaarten
alleen
ondern eemt,
Augustijn
toevertrouwend aan de zorg van Celestien, blijkt hoezeer hij op haar is aangewezen: Hij was haar man, maar hij was ook haar kind. Hij kon haar nog veel minder missen. Hij trok zich terug in de slaapkamer en deed de deur op slot. Hij ging buitenshuis dineren en als ik hem wat vroeg, antwoordde hij met een grauw en een snauw.(p. 427)
Na de dood van Madame blijft haar man dan ook compleet ontredderd achter. Hij verstopt zich in haar kleerkast en snuift in haar jassen, jurken en mantelpakken d e geur van zijn overleden vrouw op. Tussen de lakens troost hij zich met haar lingerie. Hij besteedt niet langer aandacht aan zijn uiterlijk en “[t]oen Augustijn ophield met huilen, begon hij te knarsetanden.”(p. 171)
1
CENTRALE PERSONAGES
37
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Ondanks zijn vele tekortkomingen moet worden opgemerkt dat Monika van Paemel de karakterisering van Augustijn op een milde manier aanpakt. Het beeld dat ze schetst is sterk genuanceerd. Daarover zegt ze zelf: Kijk, die Augustijn is natuurlijk een goede man, in alle opzichten. Als het erop aankomt, gaat hij toch beschermend vóór de zijnen staan en probeert hij de boel mee overeind te houden. Hij is het ook die in de oorlog vaak een oplossing vindt, mensen redt. Hij heeft de pest in dat zijn vrouw de baas is in de zaak, maar allez, hij probeert ervan te maken wat ervan te maken is. Tegelijk staat hij op zijn privileges, en zoals veel mannen heeft hij er moeite mee te begrijpen dat zijn privileges vaak zijn geluk in de weg staan.71
Deze mildheid is kenmerkend voor het latere werk van Van Paemel. De figuur van Augustijn is immers in het hele oeuvre van de schrijfster aanwezig. Hij belichaamt er de grootvaderfiguur en krijgt verschillende namen: Karel-August, Constant, Charles. We kunnen hem in de eerste plaats herkennen aan de hand van beschrijvin gen die de vertelster biedt: Zijn ogen zijn blauw. Hij heeft een snor. Hij ruikt heerlijk naar leder en tabak en nog iets dat ik niet ken.72 Mijn grootvader was een meter tachtig en had een snor, een volbloedhengst. 73
In Celestien wordt hij gelijkaardig omschreven: “[d]e mooiste man die er ooit heeft bestaan: twee meter lang, blond, blauwe ogen, een forse maar rechte neus, een gewelfde mond.”(p. 32). Ook dragen verschillende anekdotische fragmenten bij tot een vergelijking van Augustijn met de grootvaderfiguur uit vorige werken. Celestien beschrijft hem als een geboren komediant, een natuurtalent. Hij houdt de Gestapo moeiteloos voor de gek en speelt jaarlijks met veel overgave de rol van Sinterklaas voor zijn opgroeiende kinderen. We herkennen ook zijn ervaringen aan het front en zijn verdriet bij het verlies van zijn vrouw. Uit de volgende citaten blijkt hoezeer Van Paemel Augustijn daarmee laat aansluiten op haar vorige romans: Maar mijn grootvader ontdekt een nieuw talent, hij is een meesterlijk komediant en kan uitstekend camoufleren.74 Mijn grootvader had tijdens de eerste dagen van haar ziekte enorm gehuild, hij zat als een berg ellende in de keuken en snikte tegen ons: „Bid voor uw grootmoeder, want ze gaat sterven.‟75 Zijn lievelingsrol is die van Sinterklaas.76 Constant was een begenadigd leugenaar, hij verstond de kunst in zijn eigen leugens te geloven en die van anderen te doorzien. Hij haalde er geen voordeel uit. Dat was hem te min.77 71 72 73 74 75 76
1
Jacobs, „Bang van sterke vrouwen‟, in Knack, p. 105. Van Paemel, Amazone met het blauwe voorhoofd, p. 14. Van Paemel, Marguerite, p. 80. Ibidem, p. 30. Van Paemel, Marguerite, p. 97. Van Paemel, De vermaledijde vaders, p. 51.
CENTRALE PERSONAGES
38
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Een heer in het diepst van zijn gedachten. Een gentleman-oplichter. Men had hem met zijn hoge hoed moeten begraven.78 Vier jaar tot de navel in de modder, gas dat als een witte wade over de loopgraven dreef, geen vrouw of het was een fronthoer, vrienden die voor je ogen aan flarden werden geschoten.79
Augustijn en zijn fictieve antecedenten zijn niet zuiver aan de verbeelding van de schrijfster ontsprongen. Als model voor deze figuren stond telkens de grootvader van Monika van Paemel langs vaderszijde: “Hij had een grote zaak, maar als man en vader was hij volstrekt onberekenbaar; speelschulden en zo.” 80 Maar ook de charmante zijde van deze figuur is niet louter fictioneel. Van Paemel omschrijft haar grootvader als “het Clark Gable-type. Als ik vandaag in Poesele kom, zeggen de vrouwen nog altijd dat hij toch zo‟n smakelijke was.” 81
Figuur 3 Monika van Paemel op de arm van haar grootvader
Figuur 4 Op de achterzijde van de foto (figuur 3) staat te lezen: Karel Van Pamel met zijn kleindochterken Moniquesken twee maanden oud Juli 1945
Madame is de vrouw van Augustijn, met rode filigraankrulletjes wild om haar
║MADAME
hoofd en ogen als gloeiende kooltjes, “[k]lein, maar goed voorzien van voor- en achtersteven, een vrouwtje dat als een duveltje uit een doosje kwam gespron gen.”(p. 32). Haar precieze afkomst is haar onbekend, al wil het verhaal dat ze “als boreling in een wasmand werd afgeleverd door de man die zijn kinderloze vrouw wilde
77 V a n P a e m e l , D e e e r s t e s t e e n , p . 1 0 7 . 78 V a n P a e m e l , R o z e n o p i j s , p . 2 1 . 79 V a n P a e m e l , H e t v e r s c h i l , p . 7 . 80 H a n n e k e v a n B u u r e n , „ T a a l v a n v r o u w e n , d a t i s v l o e i e n d e p o t e n t i e ‟ , i n : D e N i e u w e L i n i e , 3 oktober 1976, p. 31-34, p. 31. 81 R a s k i n , „ I n d e k e u k e n p a s s e e r t a l l e s ‟ , i n M u z i e k & W o o r d , p . 1 1 .
1
CENTRALE PERSONAGES
39
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
verrassen.”(p. 68). Ook in Rozen op ijs vinden we dit verhaal terug over de grootmoederfiguur: Sido was „ergens aan de Donau‟ geboren, haar stiefvader - mogelijk haar vader - had de baby in een wasmand mee naar Vlaanderen gebracht. De man was een handelaar in veren en dons en Sido was tussen het pluis en de dwarrelende veertjes opgegroeid, kussens en bedden waren ook de enige verbinding met haar herkomst. […] Haar stiefouders deden weliswaar zaken met vreemden, maar ze pasten er wel voor op een adoptiekind op hun stamboom te enten. Het moest een aardigheidje blijven, een levende pop voor de kinderloze vrouw, het zonnetje in huis voor de vereenzaamde man. 82
Het verhaal wordt op meerdere plaatsen in het oeuvre van Monika van Paemel hernomen. Telkens opnieuw wordt de grootmoederfiguur geassocieerd met Boheemse kenmerken en een onkekende afkomst. Dat het verhaal echter net zo goed een fabeltje zou kunnen zijn, lezen we in Het verschil: En dat de man zich met al zijn geleerdheid verkeek op mijn blauwe ogen en blonde haar, had mij dusdanig geprikkeld dat ik terstond een ingewikkelde afkomst bedacht. Over een grootmoeder die als baby naar Vlaanderen werd gebracht in een wasmand door een verenkoopman die Midden-Europa afschuimde voor het zuiverste dons en de zachtste veren. (mijn cursivering M.S.)83
Omdat Madame in Vlaanderen bij haar stiefouders opgroeit, wordt ze in haar jonge meisjesjaren geconfronteerd met het uitbreken van de Groote Oorlog. Deze vier oorlogsjaren brengt ze veilig in Holland door met breien en borduren. Bij haar terugkeer naar Vlaanderen wordt ze uitgenodigd op een bal in Mon Repo s om het einde van de oorlog te vieren. Daar danst ze met Augustijn die net van het front is teruggekomen. Wanneer drie maanden later blijkt dat Madame zwanger is, neemt het paar de boot naar Engeland om te trouwen. Ze wordt moeder “zoals een boom vruchten draagt, vanzelfsprekend en zonder zich te beklagen,”(p. 425) maar de bevallingen verlopen moeizaam en van de tien vruchtjes die ze draagt, komt slechts de helft levensvatbaar ter wereld. Wanneer Madame zich, na het zoveelste engeltje, uit verdriet aan de waanzin overlevert, grijpt Celestien in: Ik greep haar bij de schouders, dit moest ophouden, de anderen hadden ook recht op leven. Madame ontweek mijn blik, maar ik schudde haar door elkaar: „Marguerite!‟ Ze verstarde, schudde haar hoofd, trachtte haar oren dicht te stoppen. Ik had haar aangesproken met haar naam; de enige die haar Marguerite mocht noemen was Augustijn, maar nood breekt wet.(p. 456-457)
Hiermee wordt de verwantschap tussen Madame en de grootmoederfiguren in de vorige romans, waaronder ook Marguerite (1976), onmiskenbaar geëxpliciteerd. Monika van Paemel verklaarde destijds haar dominante grootmoeder langs vaderszijde, Leonie Verbrugge, van zich af te willen schrijven. Maar door haar
82 V a n P a e m e l , R o z e n o p i j s , p . 7 4 . 83 V a n P a e m e l , H e t v e r s c h i l , p . 1 2 4 - 1 2 5 .
1
CENTRALE PERSONAGES
40
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
oeuvre heen blijkt dat ze als grootmoederpersonage telkens opnieuw een plaats inneemt als literaire figuur: “Nu doet zich het eigenaardige feit voor dat ze, aan het eind van acht of negen boeken, meer mijn grootmoeder is geworden dan bij het eerste boek.” 84
Figuur 5 Op deze foto zien we in het midden de ouders van Monika van Paemel op hun huwelijksdag. Naast Irène Verhoye staat haar moeder, naast Alfons van Paemel staat zijn moeder, die in het werk van haar kleindochter een prominente plaats inneemt.
Madame weerspiegelt Van Paemels grootmoeder eveneens in haar kwaliteiten als zakenvrouw: “Zij was een kleine vrouw maar een grote madame. Omdat ze moest. Hij faalde en zij hield de boel recht.” 85 Dat Madame het commando overneemt is te wijten aan het falen van Augustijn. In geen tijd ontpopt zijn vrouw zich tot een geduchte zakenvrouw, “de patronne, en met de portemonnee had ze ook de familie in de hand”(p. 112). De rol van het bouwbedrijf, geld en zaken en de invloed daarvan op Madame worden besproken in hoofdstuk vijf. Madame bestiert samen met Celestien het huishouden. Zij is het die de boel draaiende houdt wanneer Augustijn het laat afweten, die de kinderen intoomt, die de beslissing neemt het familiebedrijf en haar gezin te verplanten naar de stad. Met een stenen koppigheid weigert ze haar lievelingszoon opnieuw in de armen te sluiten na zijn collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ze blijft onberoerd bij de tranen van Augustijn wanneer ze weer eens alleen op reis of bedevaart vertrekt. Ontevredenheid en frustratie maken van haar opgejaagd wild, af en toe moet ze haar gezin kunnen ontvluchten. Madame geniet van een meer dan Bourgondische levenstijl tot ze getroffen wordt door een beroerte. Omdat ze het vermogen om te spreken verliest, moet ze de zaken voortaan aan haar jongste zoon Bertje overlaten en kwijnt ze langzaam dementerend weg. Ze doet er niettemin nog enkele jaren over vooraleer ze sterft. 84 V a n H u l l e , „ V e r m a l e d i j d e n g e b e n e d i j d ‟ , i n : D e L e e s w o l f , p . 5 1 9 - 5 2 0 . 85 V e r m e i r e n , „ M o n i k a v a n P a e m e l ‟ , i n : K n a c k , p . 1 1 .
1
CENTRALE PERSONAGES
41
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Ik heb reeds verwezen naar het grootmoederpersonage zoals zij in het oeuvre van Monika van Paemel opduikt. In de volgende selectie van fragmenten herkennen we niet alleen uiterlijke kenmerken, maar ook de beroerte die volgde op haar eetverslaving en haar onverzettelijkheid. Grijs dun haar zat rond haar hoofd in een wirwar van krulletjes. […] Vrouwen minachte [sic] ze, een soort verlengde baarmoeders die jammerden en onwijs giechelden. Toen in haar betere jaren de reislust haar te pakken kreeg, mende ze eens een heel gezelschap dames op uitstap, dwars door een snikhete stad tot ze begonnen flauw te vallen. Zij stond op een plein onder haar parasol en keek met oneindig misprijzen op hen neer.86 Een meter zestig groot, onvervaard grijs, schoenen, kousen, mantelpak en haar. De ogen bedierven de hele prent, bruine ironische duivels. Marguerite. 87 De deur van de flat stond op een kier, toen ik hem verder openduwde zag ik haar op het tapijt liggen, haar hoofd was naar één kant gezakt, haar lippen zagen blauw en haar mond stond scheef, naast haar lag een plasje braaksel. Ze had een beroerte gekregen.88 Ze begon zich stelselmatig het graf in te eten, niet door een rijstpapberg maar door een slagroomzee, en hield geduchte strooptochten in alle bekende banketbakkerszaken.89 Maar dat zij zich daar goedschiks bij neer zou leggen… Op de kop laten zitten. Monddood maken. Een veredeld fornuis om mannetjes in te bakken. Met die ogen. Dat figuur. De paraplu in de aanslag… Een temperament om u tegen te zeggen.90
Van de vijf Van Puynbroeckxjes die het tot duiveltjes schoppen, zijn er vier
║KINDEREN
die het er levend vanaf brengen: Angelique en haar drie broer s Marius, Reinout en Bertje. Celestien krijgt nooit echt vat op de kroost van haar werkgevers. Behalve Bertje beschouwt de dienstmeid haar deugnieten als zijnde vroegrijp, maar “[a]chter de beleefde façade waren het woestelingen”(p. 25). De kinderen hebben te veel temperament en te weinig gezond verstand volgens Celestien. Alsof de hele wereld bij hen in het krijt staat, achten ze zichzelf boven de wet, zijn ze voor geen rede vatbaar, nemen ze zichzelf te ernstig en maken ze zich ongeliefd bij anderen. Vooral de jongens blijken vervuld te zijn van overmoed, ze eisen de vrijheid op en willen de baas spelen. Hun koppigheid, vrijmoedigheid en apenstreken plaveien de weg naar Madames graf, maar daar zijn de brokkenmakers zich niet van bewust. Het zijn stuk voor stuk trieste helden:
86 87 88 89 90
1
Van Paemel, De confrontatie, p. 140-141 Van Paemel, Marguerite, p. 7. Ibidem, p. 43. Ibidem, p. 79. Van Paemel, De vermaledijde vaders , p. 296.
CENTRALE PERSONAGES
42
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
De mensheid zat echter niet op hen te wachten, ze moesten zich eerst bewijzen, hoe knap en flink ze ook waren. Het was geen kwestie van willen maar kunnen. Ze ondervonden al vlug dat ze hun wil niet konden opleggen of hun gelijk afdwingen. Ze probeerden dan maar hun gezicht te redden door plaatsvervangend op te treden. Marius in het verzet, Reinout onder de Fritzen, Bertje voor zijn moeder. Maar hoe hoog ze ook van de toren bliezen, ze hadden zich ten dienste gesteld. Alleen Angelique is soeverein haar gang gegaan. Ze is ook nooit naar huis gekomen om haar wonden te likken of haar nederlagen op ons te verhalen.(p. 96)
Celestien zal meermaals herhalen dat de kinderen uiteindelijk geen van allen goed terecht zijn gekomen. Ze dragen de wonden van de oorlog, betreuren de gemiste kansen uit het verleden en slagen er niet in hun huwelijken behoorlijk overeind te houden. Het eerstgeboren kind is een dochter. Ze wordt geboren in stuitligging en is
║ANGELIQUE
“met het uiterlijk van haar vader en het karakter van haar moeder een moorddadig wicht”(p. 32). De trots van haar moeder en de oogappel van haar vader, maar Angelique draagt de koppigheid en hoogmoed die de Van Puynbroeckxjes eigen is en krijgt het soms hard te verduren. Als oudere zus heeft ze haar broertjes aanvankelijk mooi in de hand: „De bende van drie‟. Onder die noemer werden de broers berucht in de dorpen. […] Angelique verborg haar voornemens achter haar maniertjes, maar dat lachje kon ze niet van haar gezicht wissen. Drie keer raden wie van deze schattige broertjes de bendeleider was.(p. 37)
Maar de jongens zullen haar meer en meer ontglippen. Ze mag dan wel de oudste zijn, ze is een meisje en terwijl de broers zich als heren willen doen gelden wordt Angelique verondersteld te zwijgen en mooi te wezen. Alleen op Bertje kan ze een enigszins blijvende invloed verwerven. Voor haar kleine broertje vat ze een soort moederliefde op die niet zal doven. Celestien is niet de enige die opmerkt dat de intimiteit tussen broer en zus zelfs gênant wordt. Ze wordt echter snel opzij geschoven door Bertje, ten voordele van haar broers, de heertjes. Angelique voelt zich van kindsbeen af door iedereen tekortgedaan. Ze gedraagt zich onhebbelijk tegenover haar omgeving, niet het minst tegenover Celestien. Ze is bedreven in het maken van scènes en weet van haar ongenaakbaarheid haar handelsmerk te maken. Ze bestookt Celestien met vrome praatjes en legt zich hartstochtelijk toe op het geloof tot Augustijn haar laat kennismaken met de realiteit van het kloosterleven. Het bezoek aan Tante Octavie, die deel uitmaakt van een contemplatieve orde en zichzelf daardoor langzaamaan levend begraaft, volstaat om het kind van haar vrome ambities te verlossen.
1
CENTRALE PERSONAGES
43
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Als jongedame slaagt Angelique er niet in voor zichzelf uit te maken wat ze precies met haar leven wil aanvangen. Op haar zestiende gaat ze van school af om haar tijd te verdoen voor de spiegel, of met het spelen van piano of toneel , waarvan ze haar beroep wil maken: “Het was niet alleen voor de roem, de bloemen en het applaus. Ze verklaarde „groots en meeslepend‟ te willen leven.”(p. 241) Augustijn en Madame zien een toneelopleiding echter niet zitten. Wanneer Angelique uiteindelijk haar roeping vindt in het ontwerpen van kleding en er al snel kleine successen mee boekt, verbiedt Augustijn haar die handel verder te zetten. In de daaropvolgende jaren blijft haar toekomst onbeslist. Er komen zich meerdere aanbidders aandienen maar geen van hen slaagt erin haar hart te veroveren. Zelf komt ze aan de vooravond van Wereldoorlog II met de schuchtere joodse Davy aanzetten. Ze haalt zich daarmee vooral de jaloezie van Bertje op de hals maar is, “verliefd of niet, vastbesloten haar wil door te drijven”(p. 262). In een wanhoopspoging stuurt Augustijn zijn dochter samen met haar broers op een rondreis door Eu ropa teneinde haar op andere gedachten te brengen. Angelique komt echter niet op haar beslissing terug: Er werd dus getrouwd, en volgens het principe: als je iets doet, moet je het goed doen. Ook al is iedereen ertegen. Zelfs de bruidegom, die op de valreep kranig verklaarde dat hij Angelique de verbintenis niet kon aandoen. „Gezien de omstandigheden.‟(p. 286)
Ondanks deze omstandigheden en het feit dat het huwelijk niet in de kerk wordt voltrokken, is het geen plechtigheid in mineur, al ontbreekt het het paar aan huwelijksvreugde: “Je hoefde maar naar de bruidegom te kijken: die was tegelijk zielsgelukkig en zielsongelukkig. De bruid, wasbleek van opgekropte emotie, was niettemin een kunststuk.”(p. 287) Het huwelijk wordt gezegend met een gezonde zoon, Micha, maar niet veel later ziet Angelique zich genoodzaakt met de baby op de vlucht te slaan na een inval van de Gestapo waarbij haar schoonvader wordt terechtgesteld en haar man wordt opgepakt. Angelique vindt een tijdelijk onderkomen in de hoerenbuurt van Gent en dankzij verzetsmensen kan ze onderduiken in het Chinese paviljoen, waar ze door Bertje wordt bevoorraad. Het lijdt intussen weinig twijfel dat Davy is gedeporteerd naar een concentratiekamp. Marius brengt hem na de bevrijding terug tot bij zijn vrouw en kind. Angelique laat zich niet kennen, ze ontfermt zich over het koelkastenbedrijf van Davy‟s vader en is vastberaden haar man in leven te houden: “Ik twijfelde er niet aan dat Angelique van haar man was gaan houden.”(p. 436). Met een nieuwe
1
CENTRALE PERSONAGES
44
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
zwangerschap lijken voor Davy en zijn vrouw de zwaarste pijnen te zijn geleden, maar in de achtste maand krijgt Angelique weeën en het kind, een zoontje, komt dood ter wereld. Angelique voelt zich verraden d oor het leven: “Daar had ze één keer zonder voorbehoud haar hart en schoot opengesteld en ze onderging het lot van
haar
moeder.”(p.
476).
De
tegenslag
breekt
de
moed
en
het
doorzettingsvermogen van beide partners. De uiteindelijke dood van haar man verleent haar de ongenaakbaarheid van een in rouw geharnast e weduwe. Angelique duikt als romanpersonage slechts sporadisch op in het oeuvre van Monika van Paemel. In De vermaledijde vaders lezen we enkele vage fragmenten die mogelijk naar haar equivalent verwijzen. In De eerste steen speelt de figuur „Angelica‟ een prominentere rol al blijken uit deze passage ook sterke verschillen met de levensloop van Angelique in Celestien: Jongste dochter heeft er zich aardig uit gered. Koelkastenfabrikant.91 Zij zit, nota bene in een Chinees paviljoen, tussen bordpapieren wanden, honger en kou te lijden.92 Angelica was een schoonheid geweest. Enig meisje tussen vier broers. Rank en teer, met een dromerige blik. Geld en schoonheid hadden zich in haar verenigd. Ze was een schitterende partij. Voor haar achttiende verjaardag hadden haar ouders een groot feest gegeven. De broers trokken de wereld in en trouwden. Angelica had zich in haar meisjeskamer verschanst. Het ene aanzoek na het andere wees ze van de hand. Ze kon of wilde niet. Het deed haar aan een openbare verkoop denken wat het officiële gedeelte betrof en aan dieren wat het intieme aanging. Ze had ten einde raad haar leven aan Maria gewijd. Voor het klooster was ze te koket. Urenlang maakte Angelica toilet. Ze sliep met een neksteun om haar kapsel niet in de war te brengen. Haar corsetière moest aldoor passender korsetten maken. De boezem hoog, de taille ingesnoerd, de billetjes als van een veulen. En niet te genaken. „Une allumeuse!‟ had een afgewezen minnaar bitter gezegd. Angelica hield ervan te flirten, liefdesdrama‟s te verzinnen. Ze dreef haar ouders tot wanhoop. Haar broers haalden hun schouders op. Zo bleef het erfdeel van hun zuster wel in de familie. Angelica hield niet van haar neven en nichten. Kinderen waren te druk, hadden kleverige vingers. De nichtjes werden te vlug jongedames. Met een afgewend gezicht liet Angelica zich de hand kussen. 93
De geboorte van Marius blijkt al meteen exemplarisch voor de aard van het
║MARIUS
kind. Celestien moet hem tot driemaal toe onderdompelen in een badje met lauw water alvorens de boreling een kreet slaakt. Marius groeit op als een zwijgzaam en eenzelvig kind. Hij heeft de vuurrode krullen van zijn moeder en stottert. Omdat hij behoorlijk wil leren spreken, traint hij zichzelf met het zinnetje „De ka t krabt de krullen van de trap‟: “Hij stotterde niet meer, maar hij bleef zijn woorden wikken en 91 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 3 1 92 I b i d e m , p . 9 2 . 93 V a n P a e m e l , D e e e r s t e s t e e n , p . ? .
1
CENTRALE PERSONAGES
45
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
wegen. Geharnast ging hij door het leven.”(p. 366) Marius krijgt af te rekenen met pesterijen en spot omwille van zijn rode haren en nadrukkelijke wijze van spreken. Maar de jongen gaat door het leven als een onverstoorbare binnenvetter. Met de hoogmoed en arrogantie die de Van Puynbroeckxjes eigen zijn, treedt hij zijn tegenstanders tegemoet. Het dichtgeknoopte kind vindt een uitlaatklep in het schrijven van zwaarwichtige en doorwrochte gedichten onder het pseudoniem „De Zwijger‟ en in het toneelspelen. Hij is bezeten van de tragedies van Shakespeare en loopt, bij gebrek aan een schedel, dagenlang door het huis met een glazen sneeuwbol. Het is een intelligente jongen, maar Marius gedraagt zich ook pedant tegenover Celestien in zijn voornemen haar de beginselen van de logica bij te brengen. Hij duldt geen tegenspraak en uit zijn lessen blijken vooral zijn autoritaire opvattingen: “Elkeen heeft zijn plaats, en die wordt bepaald door de verhoudi ngen, of alles verhoudt zich in een bepaalde orde tot elkaar.” (p. 159) Naarmate Marius ouder wordt en de oorlog dichterbij komt, eist ook hij zijn plaats op. De jongeman beschikt over een uitgesproken mening en toont zich deze keer minder zwijgzaam dan voorheen: Met de geletterdheid had ook de politiek haar intrede gedaan. Het was als een drift, een koorts, die van een stotteraar een redenaar kon maken. Zelfs Marius, de zwijgzame, mengde zich hartstochtelijk in het debat. Hij verklaarde voor de vrijheid - dat leek een ander woord voor zijn mening - te zullen vechten.(p. 259-260)
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog engageert Marius zich in het verzet. Tijdens de oorlogsjaren laat hij zich dan ook weinig zien omdat hij moet onderduiken voor de bezetter. In een café waar verscheidene verzetslui regelmatig samenkomen, raakt hij ondersteboven van de cafémeid Eliane, die de verzetsheld verstrikt in een kat- en muisspelletje. Ettelijke aanzoeken en een onverhoedse zwangerschap later huwt Marius zijn vrijgevochten geliefde. Het koppel krijgt een dochtertje, Regina of Reintje. Aan zijn huwelijk houdt Marius niettemin een stevige kater over. Zijn liederlijke echtgenote maakt het hem niet gemakkelijk en wanneer ze op jonge leeftijd haar verstand begint te verliezen, staat haar man haar met roerende zorg bij. Marius voelt zich hoe langer hoe meer tekortgedaan. Temeer omdat hij naar zijn eigen mening te weinig wordt gewaardeerd in vergelijking met Reinout, in het bijzonder door zijn moeder. Tussen Marius en Reinout komt het nimmer meer goed. Tijdens de repressie en het proces waarop Reinout als collaborateur wordt veroordeeld, gedraagt hij zich harteloos wrokkig en weigert hij te getuigen voor zijn broer. Later kan hij het succes van zijn Reinout als meubelontwerper niet verkroppen:
1
CENTRALE PERSONAGES
46
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Een stoel was bedoeld om op te zitten, niet om naar te kijken. Hij had op een blauwe maandag architectuur gestudeerd, hij kon het weten. Maar het stak hem dat hij geen huizen had ontworpen, geen flatgebouwen had opgericht, geen teken van grandeur zou nalaten.(p. 491)
Zijn poging een boek te schrijven over de oorlog draait nergens op uit en zijn job bij de overheid schenkt hem weinig voldoening. Wat Celestien aan Marius echter niet als mislukt beschouwt, is zijn vaderschap. De bijzondere band met zijn dochter plaatst hem in een ander licht dan zijn broers en vader. In hoofdstuk vijf wordt de thematiek van het vaderschap in Celestien nauwkeuriger uitgewerkt. Na Marius volgen twee engeltjes waarna Madame Reinout ter wereld
║REINOUT
brengt. De bevalling verloopt erg moeizaam omdat het kind in stuitligging moet worden verlost. Even ziet het er zelfs naar uit dat de boreling het niet zal halen. Maar omdat Reinout en Madame samen over de dood zegevieren, ontstaat tussen hen een onverbrekelijke band. Reinout is de oogappel van zijn moeder en de hartendief van Celestien: “De knapste en de slimste en hij wist het.” (p. 56). Als een echte Van Puynbroeckx is hij een onbuigzame en roekeloze betweter, maar dat de jongen dreigt te ontsporen, dat hebben noch Madame, noch Celestien in de gaten. Als koning der spotters, zoals de dienstmeid hem noemt, is hij hard voor zijn broers en zus, maar ook voor zijn geliefde moeder en Celestien: “Reinout gebruikte charme om macht over zijn slachtoffers te verwerven. Vrouwen waren voor dat streven proefkonijnen, zijn moeder en ik voorop.”(p. 59) Het getreiter waarmee hij Angelique tijdens hun jeugdjaren terroriseert, brengt echter niemand ertoe hem op zijn plaats te zetten: Als ik toen had geweten wat ik nu weet, of had begrepen wat het inhield dat Reinout ervan genoot te pesten, vrouwen om te beginnen, maar ook in het algemeen, dat hij zijn voldoening vond in het breken van weerstand, en zich almachtig waande als zijn slachtoffer door de knieën ging en raasde of smeekte, als ik had kunnen voorzien waartoe dat zou leiden, dan had ik het plagen serieus genomen en er wat aan gedaan.(p. 99)
Evenals alle andere Van Puynbroeckxjes legt ook Reinout zich toe op het schrijven. Het zijn pretentieuze en sensationele verhalen over het veroveren van onbekende gebieden en het onderwerpen van vreemde volkeren. Daarnaast ontpopt de jongen zich als dirigent van een denkbeeldig orkest dat st ukken van Richard Wagner speelt. De totale en goddelijke overgave waarmee Reinout met een meetlat staat te zwaaien, boezemt Celestien angst in, maar opnieuw wordt de jongen niet ingetoomd. Dat hij dezelfde muziek door het huis laat weerklinken wanneer blijkt dat Wagner, de hond van de buren is vergiftigd, roept aanvankelijk geen vragen op. Het is Marius die later de betrokkenheid van Reinout bij de dood van de hond
1
CENTRALE PERSONAGES
47
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
suggereert. Hij is tevens de eerste om op te merken hoezeer zijn broer het fascistische gedachtegoed in zich draagt. Wanneer in de aanloop naar de oorlog op de radio de stem van Hitler te horen is, brengt deze bij de Van Puynbroeckxen ontzetting teweeg, behalve bij Reinout: Maar Reinout grijnsde, hij kon die stem best verdragen, er zat vaart achter, en je hoefde niet alles letterlijk te nemen. Reinout was bij de tijd. Hij kon organiseren, hij wilde niet aan zijn moeders rokken blijven hangen. De wereld lag aan zijn voeten, hij was maar één keer jong, hij kon niet wachten tot na de oorlog. Want dat die eraan kwam, was zeker, en wie hem zou winnen stond ook al vast.(p. 165)
Het hoeft dan ook niemand te verbazen dat Reinout zich aanmeldt bij de bezetter. Zijn verbond met de duivel wekt de woede van zowel Augustijn als Madame maar omdat bij de Van Puynbroeckxen het gegeven woord hoog in aanzien staat, laten ze hem vertrekken, al is hij daardoor thuis niet langer welkom. Reinout mag dan wel collaboreren met de bezetter, met de jodenvervolging heeft hij naar eigen zeggen maar weinig te maken. Wanneer hij in de laatste uren van het oorlogsgeweld doodleuk komt aankloppen bij zijn familie, “in burgerklere n, zich overal doorheen gebluft, geen haartje gekrenkt”(p. 59), wordt de lievelingszoon door Madame, ondanks een tegenstribbelende Augustijn, kordaat de deur gewezen. In de komende jaren zal Reinout niet één keer door zijn moeder bezocht worden. Na de bevrijding volgt de repressie waarbij de collaborateurs in de eerste plaats door verzetshelden worden aangepakt. Reinout toont zich ook in zijn ongelijk een Van Puynbroeckx. Terwijl hij door het losgeslagen volk met vuil wordt bekogeld, spreekt hij geen woord, kijkt hij “met oneindig misprijzen, zijn moeder waardig,
op
zijn
belagers
neer”(p.
133).
Hij
wordt
berecht
door
de
uitzonderingsrechtbank en blijft daarbij niet gespaard. De versteende spottende grijns op zijn gezicht verschaft hem zijn verdiende straf met nog een flinke schep erbovenop. In de gevangenis wordt Reinout om de zes weken bezocht door Augustijn, die voedselpakketten voor hem meebrengt. Van verbondenheid met de familie is er nochtans geen sprake, alleen Bertje blijft al die jaren intensief contact houden met zijn broer. Bij zijn vrijlating keert Reinout terug naar zijn echtgenote die hij tijdens de oorlog had leren kennen. Zij en hun zoontje Frans je wonen intussen bij haar halfbroer, die door zijn krenterigheid de bijnaam Mijnheertje Penning verwerft. Reinouts vrouw overtuigt haar halfbroer te investeren in het meubelatelier van haar man. De financiële afhankelijkheid van Mijnheertje Penning en van zijn eigen vrouw zorgt ervoor dat Reinout zich boetvaardig onderwerpt aan hun huiselijke autoriteit. Op zijn zoontje laat hij wel zijn rechten gelden. Hij legt het
1
CENTRALE PERSONAGES
48
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
kind een soldatenregime op dat een einde moet maken aan het verwaande gedrag van Frans. Wanneer Reinouts vrouw opnieuw zwanger blijkt, stemt zij erin toe om hun gedragsgestoorde eerstgeborene op kostschool te doen. Haar uitgeputte halfbroer beslist naar een verzorgingstehuis te gaan. Een dochtertje wordt geboren met de naam Marguerite op verzoek van Reinout. De jaren die volgen lijken hem voorspoed te brengen. Hij verwerft succes als meubelmaker en laat een ultramoderne woning bouwen in een bosrijke omgeving. Maar het huwelijk tusse n Reinout en zijn vrouw wankelt en wanneer de onhandelbare Frans zich na een finale ruzie aanmeldt voor het Vreemdelingenlegioen, gaat zijn moeder er met Margriet vandoor. Reinout trekt zich na de breuk met zijn vrouw terug uit de openbaarheid en leeft alleen en geïsoleerd in het bos. Nadat Madame door een beroerte wordt getroffen komt hij voor het eerst terug naar huis. Tegen de zin van Marius holt hij de trappen op naar de ouderlijke slaapkamer waar hij zijn moeder woest op de lippen kust alsof hij haar opnieuw leven wil inblazen. Voortaan verschijnt hij elke zondagochtend voor een blitzbezoek. Het gaat Reinout intussen professioneel voor de wind en sinds enige tijd heeft hij een relatie met Edith, een couturière die echter weigert bij hem in te trekken omdat ze haar eigen leven wil behouden. Reinout verzinkt in zijn isolement en slaagt er niet in het verleden los te laten. Hij pleegt ten slotte op een spectaculaire manier zelfmoord: Even voor twaalf knalde het, zo hard alsof het munitiedepot de lucht in ging, en toen de rook optrok was de omheining geslecht en het huis een rokende ruïne. Niet te geloven dat daar nog iemand levend was uitgehaald, maar de pompiers vonden Reinout, geblakerd, edoch, levend.(p. 499)
De zwaargewonde wordt nog naar het ziekenhuis overgebracht maar sterft enkele dagen later. Madame wordt het slechte nieuws bespaard. Het is Augustijn die het verminkte lichaam van zijn zoon officieel gaat identificeren, vergezeld door Celestien. Op haar oude dag speculeert de dienstmeid over Reinouts beweegredenen. Ze ziet in dat hij door angst werd verteerd en zich in zijn liefde voor een vrijgevochten vrouw te kwetsbaar moet hebben gevoeld: “angst alweer, dat die mooie vogel zou gaan vliegen, en dat hij alleen zou blijven, overgeleverd aan zijn demonen.”(p. 514) In het oeuvre van Monika van Paemel zijn personages die gelijkenissen vertonen met Marius en Reinout eerder zeldzaam. Toch lezen we in Marguerite en De vermaledijde vaders enkele fragmenten die nauw aansluiten bij de beschrijving, ook wat de verhouding tussen de beide broers betreft:
1
CENTRALE PERSONAGES
49
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Maar zo was het de eerste keer niet, het hele huis was in beroering. Een van haar zoons kwam weer naar huis, ze had hem twintig jaar niet gezien. En nooit over hem gesproken. Nu stond hij aan haar bed maar ze zag hem niet. 94 Hij was haar oogappel, een van de weinigen die ongeschonden uit de genenslag te voorschijn was gekomen. Een durfal die in de dakgoten bengelt, zijn broers geld en snoep aftroggelt, de enige die haar partij durft te geven, de enige die haar ooit onder de armen kriebelde, „vooruit moeder laat eens zien of dat ge nog kunt lachen.‟ Maar de glorie is hem naar het hoofd gestegen. „Ik had je beter doodgeknepen,‟ zucht ze. Vijf jaar later is hij terug, de oorlog is dan bijna voorbij, het zijn de laatste stuiptrekkingen, en daar is hij, leren laarzen en grijze suède handschoenen, de broek in de plooi. Ongekreukt door de linies.95 Beide broers doen aan tempelwachters denken, maar we moeten ons vooral niet vergissen, ze zien er evenmin uit alsof ze met een bijrol genoegen zullen nemen. De oudste kijkt zuur, alsof hij vermoedt bij de erfopvolging te zullen worden overgeslagen ten voordele van zijn jongste broer. De eenzelvigheid in persoon, maar uiterlijk lijkt hij nog het meest op zijn vader. Het enfant terrible staat aan de andere kant, een verdacht licht in de ogen, lichtjes vooruitgeschoven onderlip, vrijmoedig treedt hij voor het voetlicht. Men weet, daar staat er eentje die brokken gaat maken. Niet te temmen door zijn vader, de oogappel van zijn moeder, gezegend met een onuitputtelijke levensdrift, maakt hij het verlies van vele zonen goed. […] En toch zal hij fataal de verkeerde kant kiezen. […] „Nagel aan mijn doodkist,‟ lachte de moeder toen ze er nog om kon lachen. Maar hij was minstens tien nagels waard, en de ander tien werden aangedragen door het jongetje.96
De derde zoon die levensvatbaar ter wereld komt, wordt vernoemd naar zijn
║HERWARDJE
dooppeter Herward. Net als hij is Herwardje zwijgzaam en schijnbaar gedwee. Het kind erft het blonde haar van Augustijn en de bruine ogen van Madame, “[d]e gelijkenis met zijn broers was onmiskenbaar, al gedroeg hij zich niet als dat stelletje druktemakers”(p. 45). Celestien heeft een zwak voor het zachtmoedige jongetje. Maar het kind is en blijft niettemin een Van Puynbroeckx. Wanneer Marius één van Herwardjes meikevers verminkt, raakt hij buiten zichzelf van woede. Omdat Celestien merkt dat Herwardjes wrok tegenover zijn broer blijft aanslepen, beveelt ze hem het weer goed te maken. De kinderen schudden elkaar de hand maar Herwardje zal het voorval met de meikever niet vergeten: “Bij de geringste onmin werd de meikever erbij gehaald. Hij kon niet vergeten en zon op wra ak.”(p. 46) Een ander familietrekje kost Herwardje zijn leven. Wanneer de kinderen een weddenschap sluiten om te zien wie het langst onder water kan blijven, is de jongen vastberaden om zijn broers te overtroeven. In een ontluisterende passage beschrijft Celestien zijn verdrinkingsdood:
94 V a n P a e m e l , M a r g u e r i t e , p . 2 1 . 95 I b i d e m , p . 2 9 . 96 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 8 7 - 8 8 .
1
CENTRALE PERSONAGES
50
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
De andere jongens waren een voor een om adem happend opgedoken, maar Herwardje hield zijn adem in tot hij bewusteloos raakte. Twee dagen later spoelde hij stroomafwaarts aan land. Paars, met opgetrokken bovenlip. Moeizaam werd hij door een palingvisser de dijk op gedragen, het water had hem zwaar en onhandelbaar gemaakt. Ik stond klappertandend op de dijk, verloren in een landschap van schuin gewaaide populieren en boterbloemen. Ergens blaatte een schaap, dat zou mij nooit meer uit de kop gaan. Herwardje staarde me aan met vissenogen terwijl ik hem trachtte te fatsoeneren voor zijn moeder hem onder ogen zou krijgen. Ik hield zijn handen in de mijne alsof ik ze wilde opwarmen.(p. 46-47)
Herwardje heeft zijn dood te danken aan zijn prestatiedrang en hardnekkig oninschikkelijk karakter. Het inspireert Celestien er vele jaren later toe op te merken dat Herwardje “[f]amilie van Reinout”(p. 321) was. Ten slotte wordt enige tijd na de dood van Herwardje en na nog een enge ltje,
║BERTJE
het laatste zoontje geboren. Anders dan zijn broers en zus hoeft Madame op dit premature kind geen uren te wachten: “hij ontglipte haar zowaar, ik kon hem nog net opvangen. Bertje spartelde tegen en zette een keel op. Ik wist meteen dat het een blijvertje was.”(p. 19) Madame staat erop de boreling Albert te dopen, naar de heldhaftige „ridderkoning‟ maar de jongen wordt steevast Bertje genoemd. Hij mag dan wel de kleinste onder de Van Puynbroeckxen zijn, het kind heeft de grootste mond van allen. De kleine duivel is een haantje-de-voorste: “Altijd drie stappen voor de anderen uit. Ongrijpbaar voor vriend en vijand.” (p. 11). Bertje lijkt met zijn blauwe ogen en scherpe profiel sprekend op zijn vader, die hij zijn leven lang wil overtroeven. Wanneer Augustijn op een Pinksterzondag wordt opgeroepen voor een paardenkeuring, vergezelt het hele gezin hem. Maar Bertje verveelt zich er stierlijk en hangt als een dreinende kleuter aan zijn vaders jasslippen. Voor de ogen van het prominente gezelschap waarin Augustijn vertoeft, haalt Bertje zijn piemeltje tevoorschijn en richt hij het op de rijlaarzen van zijn vader: “Het voorval werd als een kinderstreek afgedaan, maar Augustijn keek voortaan met een zekere oplettendheid naar Bertje.”(p. 252) Bertje is een moederskind en de oogappel van Angelique. Hoewel hij zijn zus levenslang blijft adoreren, zal hij haar ook verloochenen ter gunste van zijn trouw tegenover Reinout. De radio-uitzending die de stem des duivels tot in de huiskamer van de Van Puynbroeckxen brengt, ontstelt het gezin maar “Bertje, ach arme, keek naar zijn broers om uit te vinden wat gepast was”(p. 165). Net als Reinout wil Bertje schitteren en nog liefst van al meer dan zijn broers. Hij maakt zich niet zonder enige trots bekend als leider van de jeugdbeweging:
1
CENTRALE PERSONAGES
51
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Hij was zijn broers voor geweest, daar was het hem om te doen, en om zijn vader te bewijzen dat hij geen ongelukje was. Een misser die raak bleek. Een schreeuwlelijk die je niet kon terugsturen naar waar hij vandaan kwam. […] Het zat Bertje hoog, de broers die een koplengte voorlagen, de vader waar hij niet overheen geraakte. Als hij niet de beste kon zijn, dan maar de vlugste.(p. 250-251)
Wanneer Angelique zich net voor het uitbreken van de oorlog met Davy verlooft, wordt haar broertje verteerd door jaloezie. Onbeheerst schalt hij dat die jood weg moet. Na de inval van de Duitsers ten huize Rozenstajn waarbij Davy wordt opgepakt, neemt hij wel de bevoorrading van zijn ondergedoken zus op zich: Angelique en Bertje, dat was altijd al iets bijzonders, en in de maanden dat hij voor haar zorgde, waren ze elkaar weer nader gekomen. Hij deed alle boeren aan die ham of aardappelen versjacherden, hij fietste gezwind naar zee om haring in te slaan. Hij had er alles voor over om zich tegenover haar een man te tonen.(p. 381)
Maar Bertje verbeeldt zich een held te zijn en is niet voorzichtig genoeg wanneer hij beladen met smokkelwaar naar het Chinese paviljoen fietst. Hij wordt tijdens een van zijn ritjes opgepakt en hardhandig ondervraagd. Omdat hij een gevangenisstraf wil omzeilen, stemt Bertje erin toe zich „vrijwillig‟ aan te melden voor het werk aan de Atlantikwal, met het voornemen om bij de eerste de beste gelegenheid ervandoor te gaan. Hoewel hij door de bezetter wordt ingehuurd om bruggen en wegen te bouwen, verzeilt Bertje aan het Oostfront. Tijdens een van de gevechten zoekt hij dekking in een ruïne maar het is veertig graden onder nul en wanneer hij de volgende morgen ontwaakt, blijkt dat zijn rechtervoet, met laars en al, aan de grond is vastgevroren. Bertje rukt zich los en slaagt erin tot bij een vliegtuig te strompelen. Hij moet er een andere gewonde doden alvorens hij zijn plaats kan innemen en teruggevlogen wordt naar Duitsland. Daar kan Bertje revalideren en vervolgens naar huis terugkeren. Omdat hij als deserteur na de winter van „42 terugkomt, besluiten Madame en Augustijn hun zoon te laten onderduiken in de achterkamer bij de Mayers. De resterende oorlogsjaren brengt Bertje aan het spinnewiel door waar hij zich tot een buitengewone werkkracht ontpopt. Na de bevrijding legt hij zich bij de wederopbouw hartstochtelijk toe op het familiebedrijf: Nauwelijks was de wapenstilstand afgekondigd of Bertje maakte zich op voor de volgende veldtocht. Hij zou de bouw veroveren, zijn vingers jeukten, hij trappelde van ongeduld. […] Niets of niemand stond hem in de weg. Behalve Madame, die niet toeliet dat Augustijn opzij werd geschoven. Toen is de lange strijd om de zaak ingezet; een uitputtingsslag om de zeggenschap. Het was Bertje niet zozeer om het geld te doen, hij wilde vóór alles de baas zijn. Om dat te bereiken koppelde hij zijn kwiekheid aan zijn werkkracht. Hij was de ideale ondernemer, altijd opgewekt en altijd bedrijvig. De eerste op de bouwplaats en de laatste om huiswaarts te keren. Daar had hij overigens zijn
1
CENTRALE PERSONAGES
52
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
redenen voor. De oorlog had hij in recordtijd achter zich gelaten, zijn vrouw ontweek hij, zijn moeder zou hij de zaak ontfutselen. Alleen zijn vader stond hem in de weg.(p. 296-297)
Hoewel hij liever aan nieuwbouw zou doen, stort Bertje zich overmoedig op de renovatie van een rij herenhuizen die tijdens de oorlog door bombardementen werden vernietigd. Wanneer hij evenals de werklui zijn dorst wil laven aan de citroenlimonade die door de Engelsen in een van de panden werd ac htergelaten, zet hij per ongeluk zijn mond aan een flesje vitriool. Het zwavelzuur richt zware inwendige verbrandingen aan maar Bertje “doorstond de operaties, hij verbeet de pijn en hij ging weer aan het werk voor halve dagen.”(p. 299). Niettemin bezorgt het voorval hem een levenslange zware handicap. Na de oorlog is Bertje halsoverkop met Dora gehuwd, de boerenmeid die hij nog voor zijn avonturen in Rusland heeft leren kennen. Hij gaat met zijn kersverse vrouw echter niet het huis uit maar blijft met zij n aanhang onder de vleugels van Madame en Augustijn wonen, temeer omdat hijzelf gedurig in het ziekenhuis moet worden opgenomen en omdat zijn vrouw niet op haar eigen benen kan staan . Al snel kondigt zich de geboorte aan van Benjamin. Later zal Dora ook no g een ongewenste dochter ter wereld brengen. Zijn houding tegenover zijn vrouw en dochter typeert Bertje als huistiran: “Onder geen beding zou hij aanvaarden dat een vrouw iets te zeggen kreeg; Madame volstond.”(p. 490) Bertje aanvaardt het meesterschap van zijn moeder en probeert haar gunst te verwerven met allerlei cadeautjes opdat hij vennoot in de zaak zou kunnen worden. Wanneer ze door een beroerte wordt getroffen, ziet haar zoon zijn kans. Dat het Madame aan de taal ontbreekt, volstaat voor Bertje om haar het zakelijk recht te ontfutselen. Nu hij aan juk van de moederlijke controle is ontsnapt, tracht hij ook aan zijn vader voorbij te gaan. Augustijn stemt erin toe dat Bertje zaakvoerder wordt, “maar meer niet. „In het bedrijf heb ik ook een woordje mee te spreken,‟ besloot hij.”(p. 82) Zijn ongeduld om voor eens en voor altijd heer en meester te zijn, laat Bertje blijken bij de dood van zijn moeder, ze kan niet snel genoeg heengaan. Om zijn vader voortaan tegen zichzelf te beschermen, wil zijn jongste zoon hem het beheer van zijn middelen ontnemen en daarbij zelf als voogd optreden. Het voorstel van Marius om Celestien de zorg voor Augustijn te laten, wordt door Bertje bovendien van de hand gewezen als zijnde te duur. Hij tracht zelfs haar spaarcenten aan Celestien te ontfutselen. Hij zal haar ten slotte naar Huize Welverdiend brengen. En omdat hij de dienstmeid enkele meubelstukken heeft laten uitkiezen, belooft hij deze later te komen leveren. Of hij net als de andere Van Puynbroeckxen een man van zijn woord is, komen we niet te weten.
1
CENTRALE PERSONAGES
53
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
De typering van Bertje in Celestien vertoont opvallend veel gelijkenissen met enkele vorige romanfiguren uit het oeuvre van Monika van Paemel. Bertje verwijst kennelijk telkens opnieuw naar de vaderfiguur die de schri jfster in haar vroegere werken gestalte heeft gegeven. Vooral in De vermaledijde vaders vinden we anekdotische elementen terug die in Celestien worden herwerkt. We herkennen bijvoorbeeld het oorlogsverleden van deze vaderfiguur. Evenals Bertje blijkt hij tijdens de oorlogsjaren aan het Oostfront te verzeilen: Maar wie zou het er in die omstandigheden niet op wagen? Alles is beter dan aan de grond vast te vriezen. aan boord een paar hoge pieten, en gewonden, waaronder een buikschot. Twijfelachtig of dat de aankomst haalt. Ontstoken vlies, hoge koorts… Een kwestie van snel handelen. Kan het u horen zeggen. Beenwonde tegenover buikschot. Natuurlijke selectie. Wie nog op eigen kracht in een toestel kan kruipen heeft gelijk dat hij het doet. […] Benijd niemand erom te moeten bestaan ten koste van anderen. 97
Ook het ongeluk met het flesje vitriool, waaraan Bertje in Celestien zware inwendige verbrandingen overhoudt, is de uitwerking van een oude verhaallijn die we in meerdere romans aantreffen: Haar vader was ook donker, maar hij had blauwe ogen, en na de vitriool was er van zijn mooie tanden niet veel overgebleven, men had de zwartgeblakerde stompen onder narcose uit het kaakbeen moeten hakken. 98 Ze herinnerde zich dat gat waarin de groene draad met loodjes vertrok die er langs zijn neus weer uitkwam. Het humeur van een vitriooldrinker.99 […] die fijne mijnheer die zo nodig in een fout uniform had moeten paraderen, en in zijn haast om de wereld te veroveren onachtzaam een flesje vitriool had leeggedronken, zodat hij alleen nog vet of vloeibaar voedsel tot zich kon nemen. als hij er tenminste de tijd voor nam, hij zat altijd op hete kolen, klaar om weg te stormen. De spanning was om te snijden, een verkeerd woord en hij verslikte zich.100 Mijn vader had een verbrande slokdarm en van zijn maag bleef maar een klein stukje over. Toen hij dacht dat de oorlog voorbij was ging hij fluitend aan de wederopbouw en dronk op een warme dag van een flesje vitriool dat soldaten in een geteisterd huis hadden achtergelaten. Zo hadden ze hem toch nog te pakken gekregen. Eten was een kwelling en als compensatie rookte hij zich te pletter. Hij was dan ook niet gestikt, of van verhongering omgekomen, al scheelde het niet veel, nee hij had een banale kanker gekregen. 101
97 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 2 8 9 . 98 I b i d e m , p . 1 6 . 99 I b i d e m , p . 3 6 8 . 100 V a n P a e m e l , R o z e n o p i j s , p . 3 8 0 . 101 V a n P a e m e l , H e t v e r s c h i l , p . 2 5 9 .
1
CENTRALE PERSONAGES
54
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Hoewel de lezer niet zonder meer mag aannemen dat de vaderfiguur in het werk van Monika van Paemel haar werkelijke vader weerspiegelt, heeft de schrijfster het autobiografische karakter van deze figuur nooit onder stoelen of banken gestoken.
Figuur 6 Alfons van Paemel bij zijn huwelijk met Irène Verhoye.
Naast de vijf besproken duiveltjes baart Madame tussendoor nog vijf
║ENGELTJES
levensloze vruchtjes. De kinderen zijn het slachtoffer van „de oude man‟, iets onverenigbaars tussen vader en moeder waardoor ze niet levensvatbaar zijn. Het onnoemelijke verdriet dat Augustijn en Madame ervaren na het verlies van een engeltje grenst aan de waanzin. Vooral Madame dreigt af en toe haar zinnen te verliezen: Zie blies haar adem over de blauwe lipjes en probeerde het schepseltje wakker te schudden. Als het witte kistje werd gesloten, werd ze gek van het gehamer. Ze trok haar haren uit en bonkte haar voorhoofd tegen de muur. […] En ik vreesde dat ze inderdaad gek was geworden toen ze met een schop naar het kerkhof wilde trekken. Omdat ze meende dat er zich wat had geroerd in het nog ongedekte graf.(p. 269-270)
Ze begint in voortekens te geloven geeft zich ondanks de woede van Augustijn, over aan tovenarij: “Madame gedroeg zich alsof ze een tijdbom onder het hart had. Of een demon moest uitdrijven. Het zwangerschapsmasker gaf haar het starre aanzien van een beeld.”(p. 271) Ze vertrouwt op toverkollen om het ongeluk af te zweren en legt zich toe op kaartleggen. Madame bestudeert alle mogelijke voortekenen om uit te maken of er zich een engeltje dan wel een duiveltje aankondigt. Aan het einde van haar leven meent Celestien de engeltjes te benijden: “Zij hebben nauwelijks een verhaal, zijn vrij en onbelast ten hemel gevaren.” (p. 26-27)
1
CENTRALE PERSONAGES
55
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Haar opmerking dat de kinderen bovendien aan het verval zijn ontsnapt, doet enigszins paradoxaal aan in het licht van de volgende uitspraak door Elke Brems: De duiveltjes zijn de kinderen die bleven leven en de engeltjes zijn de kindjes die kort na de geboorte stierven aan een erfelijke ziekte die “de oude man” wordt genoemd. De sombere aanwezigheid van die “oude man” is symptomatisch voor de motieven van verval, destructie, treurnis en dood die door het verhaal geweven zijn.102
Celestiens beschouwing keert deze logica om. De doodgeboren kinderen en mislukte vruchtjes symboliseren voor haar het eeuwig jonge, het onbeschreven blad en onaangetaste leven. Het zijn daarentegen de duiveltjes die ten prooi vallen aan het verval. In het voorlaatste deel van hoofdstuk vijf wil ik aantonen dat dergelijke processen van omkering de dichotomieën in Celestien sterk nuanceren. Ten slotte wil ik erop wijzen dat ook de engeltjes hun plaatsje binnen het oeuvre van Monika van Paemel opeisen. Twee fragmenten uit Marguerite en De eerste steen voeren de grootmoederfiguur en haar verloren kinderen ten tonele. Een passage uit De vermaledijde vaders belicht de figuur van de grootvader tegenover zijn doodgeboren zonen. Ze deed het deksel van de doos en keek ongelovig naar de ontelbare doodsprentjes die er netjes rug aan rug in opgestapeld lagen. 103 „Je loopt met je kop tegen de muur,‟ placht Poldine te zeggen, maar die had zich haar leven lang bij niets of niemand neergelegd, en zeker geen verbond met de schimmen van de overkant gesloten. Ofschoon haar dode kinderen als een cortège bruidsjonkertjes achter haar aan huppelden om de loodzware sleep te dragen. Al haar verloren zonen. Geen wonder dat Poldine altijd in het zwart gekleed ging. Eén keer per jaar zette ze een bos witte chrysanten op hun graven en verder verkoos ze te doen alsof ze er niet waren, al wist ze best wie bij het vallen van de avond de honden de stuipen op het lijf joegen. Poldine was door de hel gegaan en bleef steenkoud onder hun bedreiging. „Kom mij maar halen!‟104 Zijn zonen zullen niet over hem heen lopen…, ze krijgen de kans niet, ze sterven in de wieg.105
102 103 104 105
1
Brems, „Iedereen moest langs haar passeren‟, in: Ons Erfdeel, p. 132. Van Paemel, Marguerite, p. 72-73. Van Paemel, De eerste steen, p. 60. Van Paemel, De vermaledijde vaders , p. 51.
CENTRALE PERSONAGES
56
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
2
Celestien
OVERIGE PERSONAGES
‘Celestien’ heeft iets van een goeie ouwe epische Vlaamse familiekroniek, met vele personages die naar a l l e k a n t e n u i t w a a i e r e n . 106
In de vorige paragraaf heb ik uitgebreid aandacht besteed aan de kern van de romanpersonages, met name het gezin Van Puynbroeckx waarbij Celestien als meid in dienst is geweest. In dit hoofdstukonderdeel wil ik een korter overzicht bieden van de andere personages die in deze roman een rol spelen. Het gaat om verwanten van de Van Puynbroeckxen: de ouders van Madame en Augustijn, diens broer Herward, de partners van de kinderen en hun eigen nakomelingen. In dit onderdeel belicht ik hun karakterisering evenals hun rol binnen het verhaalverloop en de mogelijke gelijkenissen met romanfiguren uit vroegere werken van Monika van Paemel. De oude meneer en de oude mevrouw zijn Celestiens eerste werkgevers. Het
║AUGUSTIJNS ║OUDERS
zijn de ouders van Herward en de jongere Augustijn. Het is een familie van paardenfokkers, een lucratieve en delicate maar ook prestigieuze bezigheid. De Van Puynbroeckxen zijn geen onbekenden in de mondaine kringen die zich rond de renbaan verzamelen. Maar de Groote Oorlog maakt een einde aan hun rijkdom en omdat het onbegonnen werk is om erna de stoeterij weer op te zetten, beslist de oude meneer om noodwoningen te bouwen, waar aan niet alleen veel nood is maar waarmee ook veel geld te verdienen valt. Wanneer een reeks noodwoningen echter niet op tijd kan worden afgeleverd, schiet de oude meneer zichzelf eervol door het hoofd. Zijn ongenaakbare weduwe vertrekt samen met de oudste zoon Herward na de dood van de oude meneer naar een kasteeltje. Hoewel het fortuin van de familie aanzienlijk is geslonken, doet de oude mevrouw er alles aan haar eervolle leventje te blijven leiden, ook wanneer de ouderdom haar tol gaat eisen. Ze is onhebbelijk voor het personeel maar ook tegenover Celestien en Madame, de vrouw van haar jongste zoon. Wel aanvaardt ze het meterschap van het eerste kleinkind, haar lieveling Angelique: “[e]en kleindochter naar haar beeld en gelijkenis”(p. 43). Van haar roem als veelbelovende amazone in haar jonge meisjesjaren, blijft aan het einde van haar leven alleen nog maar de houding over. De oude mevrouw sterft als een vertoornde koningin in haar bed, omringd door twee Groenendaelers, twee zwarte hellehonden die de familie, de dokter en de pastoor op afstand houden. Wanneer de honden hun 106 J o s B o r r é , „ D e e n g e l i n h u i s ‟ , i n : D e M o r g e n , 8 s e p t e m b e r 2 0 0 4 , p . 8 - 9 , p . 8 .
2
OVERIGE PERSONAGES
57
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
meesteres na drie dagen nog steeds onvermurwbaar bewaken, vult de sterfkamer zich met een zoete geur van bederf. Herward besluit de Groenendaelers neer te knallen en begraaft ze op het kerkhof bij zijn moeder. In De vermaledijde vaders vinden we het pendant van de oude mevrouw heel duidelijk terug. Een passage uit Rozen op ijs toont ons de vader van Charles, het equivalent van de vader van Augustijn in Celestien. Over zijn moeder die de baljurken op haar lichaam liet naaien maar die zo vaak migraine had. En die als weduwe haar dagen op „Het kasteeltje‟ zou slijten.107 Charles over zijn vader: „Die had karakter!‟ Drie vrouwen versleten, zoon kreupel geslagen, al zijn huizen vergokt. Een paardengek, maar ook een mijnheer om u tegen te zeggen, hij had niet over zich heen laten lopen en wist waarvoor hij stond. […] Charles had vermoedelijk zijn vader gehaat, hij had hem in ieder geval de vernederingen niet vergeven, maar: karakter moest je bewonderen.108
Augustijns oudere broer Herward is een bijzonder zwijgzame en beheerste
║HERWARD
man. Hij vertrekt tijdens de Groote Oorlog als vrijwilliger naar het front om als een held van de IJzer terug te keren en ook tijdens de Tweede Oorlog vervult hij zijn plicht. Hij laat Duitse soldaten in de aalput van de stallen verdwijnen, “ omdat het geen honden waren, maar mensen die beter hadden moeten weten. ”(p. 23). Diezelfde anekdote vinden we ook terug in een fragment uit De vermaledijde vaders waarin Pam verslag doet over een van haar oudooms: Mijn oudoom had zo‟n helm als schep in de haverkist liggen. Hij hield zijn vinger voor het gaatje om niet te morsen. Ik vroeg hem waar de soldaat gebleven was, in de beerput, zei hij, en ik geloofde hem niet, hoewel het best waar geweest kon zijn.109
Herward is Augustijns betere ik en heeft hem leven gered tijdens de frontjaren. Augustijn is dan ook ontroostbaar wanneer Herward tijdens een strenge winter aan een hartstilstand bezwijkt. Dat zijn broer met het oorlogsverleden nog niet had afgerekend blijkt uit de passage waarin hij een sneeuwman kroont met een soldatenhelm: “„Zo word je toch nog herdacht, sloeber,‟ had hij gemompeld. Zijn vrouw had bevreemd gevraagd tegen wie hij het had. Herward had niet geantwoord.”(p. 31). Vervolgens slaat hij zijn armen om de sneeuwman en kieperen ze samen om. Herward wordt in het familiegraf bijgezet.
107 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 6 2 . 108 V a n P a e m e l , R o z e n o p i j s , p . 2 9 . 109 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 2 2 5 .
2
OVERIGE PERSONAGES
58
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
De pleegouders bij wie Madame opgroeit zijn kinderloos. De man die als
║MADAMES ║OUDERS
verenkoopman Midden Europa doorkruist op zoek naar het zachtste dons , brengt een vondelingetje mee voor zijn vrouw, een pianiste. Het leidt echter weinig twijfel dat de man de werkelijke vader is van de boreling. Met haar stiefmoeder blijft Madame levenslang verwikkeld in een problematische relatie. Wanneer de oude vrouw haar verstand verliest en aan haar ziekbed gekluisterd raakt, wordt Celestien gestuurd om er orde op zaken te stellen. Het taaie oudje ziet citroengeel en verspreidt een pestlucht in haar omgeving maar omdat haar hart het niet begeeft, komt ze niet aan sterven toe. Celestien brengt haar dagelijks schoon linnen maar op een dag treft zij er Madame aan die haar stiefmoeder met een hoofdkussen dooddrukt. De brieven die de stiefmoeder jarenlang aan Madame schreef worden door haar bewaard. Het zijn lange epistels vol levenslessen om het ongetemde kind, de wildebras met de rode haren, in te tomen. Ze schenkt weinig aandacht aan de inhoud van de brieven maar bewaart ze omdat ze het geheim van haar afkomst in zich dragen. Het papier draagt immers een monogram van dooreengevlochten letters: de initialen van de vader van Madame en haar onbekende moeder. Davy is de joodse jongen met wie Angelique aan de vooravond van de
║DAVY
Tweede Wereldoorlog komt aanzetten, “een mollig manspersoon, donkerharig en kort van stuk, […] die van verlegenheid niet wist waar te kijken.”(p.262) Hij aanbidt Angelique en overstelpt haar met rozen en diamanten, die door zijn koele geliefde gretig in ontvangst worden genomen. Davy is een doodernstige en timide jongen, met het talent om Lehrer of Dichter te worden maar als enige zoon wordt hij gedwongen de koelkastenhandel van zijn vader over te nemen. Davy‟s vader ziet zijn zoon liever huwen met een vrouw die bij de achtergrond van de familie past maar Augustijn stemt in met de keuze van Angelique en dus komt het tot een trouwpartij. Het huwelijk wordt op het stadhuis voltrokken en gevolgd door een weinig vrolijk bruiloftsmaal, waarop de vader van Davy de grote afwezige is. Nagenoeg iedereen is het erover eens dat Davy geen geschikte man is voor Angelique. Hij is te bang, te schuchter, te weinig man. Het paar heeft een eigen woonst maar Angelique blijft haar ouderlijke huis trouw. Davy verzoent zich bij het uitbreken van de oorlog met zijn vader, bij wie hij samen met zijn vrouw zijn intrek neemt. De oude man wordt echter bij een inval door de Gestapo standrechtelijk doodgeschoten en zijn zoon aangehouden en gedeporteerd. Hoewel na de bevrijding niemand weet of haar man nog in leven is, wil Marius Davy gaan zoeken en terug naar huis brengen. Hij reist de kampen af om een wandelende dode te vinden:
2
OVERIGE PERSONAGES
59
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Wat Marius thuisbracht was een spook, dat met mondjesmaat moest worden gevoed en waarvoor moest worden opgepast dat het in een onbewaakt ogenblik niet de koelkast plunderde. […] Hij was vel over been, en dat vel was glazig als een overjaarse aardappel. Zijn neus stak als een haak uit zijn gezicht, zijn lippen waren opgetrokken over de tanden.(p. 406)
Angelique wijdt zich met volle overgave aan de zorg voor haar man, alsof ze nu pas van hem kan houden. Davy doet zijn best om voor haar en hun zoontje te blijven leven maar hij worstelt met zijn schuldbesef. Hij legt zich toe op studieboeken en zoekt in de geschiedenis naar de verklaring van het onbegrijpelijke. Evenals alle anderen moet ook hij het antwoord schuldig blijven. Hij leeft eindelijk weer op wanneer zijn vrouw voor de tweede maal zwanger blijkt. De blijdschap van het koppel wordt echter abrupt vernietigd omdat Angelique in de achtste maand van haar zwangerschap van een levenloos kind bevalt. De ontreddering is groot, temeer omdat beide partners bij elkaar geen steun en troost kunnen vinden. Het verlies van het kind, een zoontje, geeft Davy de genadeslag. Het gaat hoe langer hoe meer bergaf met hem tot hij het leven laat. Omdat de karakterisering en het lot van Davy nauwelijks gelijkenissen vertonen met mannelijke figuren uit vroegere werken van Monika van Paemel, kunnen we stellen dat dit romanpersonage relatief nieuw is binnen haar oeuvre. In één opzicht sluit de echtgenoot van Angelique echter wel aan op vroegere personages, hij is namelijk joods. Zowel in De eerste steen als in Rozen op ijs is het hoofdpersonage gehuwd met een joodse man. In de eerstgenoemde roman blijkt dat dit personage bovendien eveneens „Davy‟ heet. Dat de hoofdpersonages vaak onmiskenbaar alter ego‟s vormen van Van Paemel kunnen we ook hier illustreren. De schrijfster trad in 1963 immers zelf in het huwelijk met een joodse man. Het zoontje van Angelique en Davy wordt geboren net na het uitbreken van
║MICHA
de oorlog en wordt Micha genoemd. Het is een lusteloos kind: “De baby huilde klaaglijk; er zat geen kracht bij, het was alsof hij op taptemelk werd grootgebracht.”(p. 381). Tijdens de afwezigheid van haar man, tracht Angelique haar zoontje te spenen van zijn joodse achtergrond. Het kind draagt voortaan de naam Michiel en moet de familienaam van zijn moeder gebruiken. Dat dit van hem geen Van Puynbroeckx maakt beseft ook Davy na zijn terugkeer: “hij had zijn zoon nooit als een loot van die stam gezien. „De jongen staat daarbuiten,‟ zei hij.”(p. 437) De jongen mag dan wel zijn stam toebehoren, een hechte band heeft Davy niet met zijn eenzelvige zoon. Van zijn vader wil de kleine aanvankelijk niet weten en bovendien weigert hij zich Micha Rozenstajn te laten noemen. De leergierige en rustige Micha
2
OVERIGE PERSONAGES
60
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
verschilt aanzienlijk van de Van Puynbroeckxjes die zich als baby reeds profileerden als eigenzinnige dwarsliggers. Binnen de nieuwe generatie blijft hij dan ook een buitenbeentje. Eliane is de cafémeid die erin slaagt de eenzelvige en ernstige Marius om
║ELIANE
haar vinger te winden, “een natuurtalent, met haar hartvormige gezicht, haar ravenzwarte kapsel, en haar figuur als een zandloper.”(p. 369). Ze verleidt hem maar houdt hem ook op afstand terwijl ze zich ongebonden en flirtend amuseert met andere mannen. Eliane is Marius van dienst bij zijn verzetsacties maar blijft hardnekkig weigeren zich aan hem te binden. Ook na de bevrijding wijst ze zijn aanzoeken af tot ze zwanger blijkt te zijn. Ze schenkt het leven aan een dochter Regina. Terwijl Marius zich ontpopt tot een modelvader, verveelt zijn vrouw zich als huismoeder. Omdat ze met een scheiding dreigt, stemt Marius erin toe dat Eliane haar eigen sigarenwinkel opent, een luxezaak waar ze ook likeur verkoopt. Augustijn is haar voornaamste klant, al zoekt hij bij zijn appetijtelijke schoondochter niet alleen sigaren en likeur. Dankzij de bemoeienissen van Celestien komt het echter niet tot een overspelige relatie tussen de twee. Wanneer Eliane haar verstand verliest, wordt ze verzorgd door Marius. Hij geeft zijn carrière op om bij haar te kunnen zijn, “[o]m haar te kleden en te voeden. Om op het gas en het vuur te passen. En te voorkomen dat zij zichzelf van kant zou maken.” (p. 417). Eliane moet ten slotte voor haar bestwil in een verzorgingstehuis worden opgenomen. De dochter van Marius en Eliane wordt Regina gedoopt en krijgt al snel de
║REGINA
koperkleurige krullen van haar vader en grootmoeder. Ze mag dan wel uiterlijk op haar grootmoeder lijken, haar karakter heeft ze niet van de Van Puynbroe ckxen mee: “Zo gelijkmoedig als die kleindochter was Madame nooit geweest en zou ze nooit worden.”(p. 491). Regina, Reintje of Roodkapje, zoals Augustijn haar soms noemt vanwege haar rode haren, is een innemend meisje en de oogappel van haar vader. Tegelijkertijd wordt ze als jong meisje reeds belast met de zorg om haar moeder. Hoewel Regina daardoor met haar vader nog sterker verbonden raakt, houdt Marius haar niet tegen haar om wat verder van huis, in Brussel, te gaan studeren. Via Bertje komen de Van Puynbroeckxen en Celestien na de oorlog te weten
║REINOUTS ║VROUWEN
dat Reinout een getrouwde man is en een zoontje heeft. Ze zullen het gezin echter nooit goed leren kennen. De Van Puynbroeckxen vragen zich af waarom de knappe Reinout met deze vrouw is getrouwd: “wit en week en even plat als breed. Ze had een kleurloze stem en maakte een afwezige indruk.”(p. 448) Reinouts vrouw houdt zich afzijdig van haar schoonfamilie. Ze woont tijdens de gevangenschap van 2
OVERIGE PERSONAGES
61
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Reinout bij haar halfbroer in zijn villa en weigert haar man in de gevangenis te bezoeken. Haar liefde lijkt vooral uit te gaan naar haar rentenierende halfbroer, wiens huizen ze beheert. Ook na Reinouts vrijlating wil zijn vrouw in de villa blijven wonen, samen met haar man en kinderen. Wanneer de vrouw opnieuw zwanger is, vertrekt de halfbroer naar een verzorgingstehuis en blijft het gezin van Reinout in de villa wonen. Het kind dat wordt geboren is een dochter, Marguerite. Nu haar halfbroer is vertrokken, delft Reinouts echtgenote steeds meer het onderspit tegenover haar man. Hij biedt de villa te koop aan en laat een ultramoderne woning bouwen in een bos. Zijn vrouw heeft het moeilijk met de eenzaamheid en het isolement en keurt de beslissingen van haar man over hun kinderen af. Na het vertrek van haar zoon Frans naar Algerije gaat ze apart wonen, dichtbij haar halfbroer. Reinout brengt de resterende jaren door met Edith, een bekende modeontwerpster. De liefde loutert Reinout maar Edith weigert zich aan hem te binden. Een huwelijk zit er niet in, “niet vanwege het leeftijdsverschil, of omdat de moeder van Edith joods was, daar ging het niet om, het was dat zijzelf ook iemand was”(p. 507). Het is een vrijgevochten vrouw die haar werk en haar leven niet voor de liefde wil offeren. De relatie wordt abrupt beëindigd door de zelfmoord van Reinout. Fransje wordt in zijn kinderjaren erg verwend door zijn moeder en haar
║FRANS EN ║MARGRIET
halfbroer, waardoor het kind gedragsstoornissen ontwikkelt: “De kleine was een varken. Als hij zijn zin niet kreeg, deed hij het opzettelijk in zijn broek.” (p. 327) De terugkeer van zijn vader uit gevangenschap maakt aan de jaren van verwennerij een einde. Reinout wil zijn zoon discipline opleggen en bestraft ongehoorzaamheid met opsluiting. Maar Fransjes moeder en haar halfbroer bevrijden het kind en vertroetelen hem. De opvoeding en het onhebbelijke gedrag van Frans lokken heftige ruzies uit bij zijn ouders. Hoe ouder de jongen wordt, hoe meer hij ook zelf weerstand biedt aan zijn vader. Reinout aarzelt niet om zijn zoon een klap te verkopen waaraan de kleine een gebroken neus overhoudt. Bij de geboorte van zijn zus wordt Frans op kostschool gedaan. Maar een halfjaar voor de jongen afstudeert, vlucht hij met gestolen geld uit de kas van de sportclub. Hij wordt teruggevonden in het houten speelhuisje van zijn zus: “Marguerite had hem dekens bezorgd en bracht hem eten.”(p. 463) Frans kiest ervoor om zijn vader te helpen in het atelier maar na een finale ruzie vertrekt hij voorgoed om zich aan te melden bij het Vreemdelingenlegioen. Marguerite, het aanvallige zusje van Frans dat haar broer bewondert en haar vader vereert, wordt eveneens op kostschool gedaan waardoor ze vervreemdt van de Van Puynbroeckxen. Na de dood van haar vader wordt ze door Augustijn en Bertje mee naar huis gebracht tot bij het ziekbed van haar 2
OVERIGE PERSONAGES
62
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
grootmoeder. De rustige Margriet, zoals ze zichzelf laat noemen, vertelt de Van Puynbroeckxen over haar vaders relatie met Edith en haar plannen om te gaan reizen met het geld dat hij haar heeft nagelaten: “De wereld zien, mensen leren kennen. Dat had Madame ook altijd gedaan.”(p. 509) Bertje trouwt na de oorlog met Dora, een jonge boerendochter die in Bertje
║DORA
haar kans ziet om aan de armoede en het harde labeur van het boerenleven te ontsnappen. Bertje blijft met zijn kersverse en zwangere vrouw bij Augustijn en Madame wonen. Zijn boerenbruid gedraagt zich lui en ongemanierd ten huize Van Puynbroeckx. Ze heeft immens veel ontzag voor Madame en aanbidt Augustijn als haar god, maar gedraagt zich ontzettend arrogant tegenover Celestien en ze is bijtend jaloers op Angelique en Eliane. Dora kan bovendien geen weerstand bieden aan de verlokkingen van de drank. Omdat haar echtgenoot bij vele gelegenheden niet weet wat hij met zijn onhandelbare vrouw moet aanvangen, stalt hij haar regelmatig bij haar moeder. Alleen omdat Dora haar taak volbrengt een zoon te baren, wordt ze geduld bij de Van Puynbroeckxen. Aanvankelijk wentelt ze zich in het prille moedergeluk en heeft ze haar zoontje overweldigend lief. Maar al snel wordt de verantwoordelijkheid haar te zwaar en st oot ze de baby af. De dochter die ze enkele jaren later ongewenst ter wereld brengt, wordt met de goedkeuring van haar man bij haar familie gedropt. Drie middagen per week helpt Dora haar schoonzus Eliane in de sigarenhandel. Maar Dora blijkt ook met finan ciële verantwoordelijkheden niet overweg te kunnen en wanneer de kassa niet langer klopt, wordt ze ontslagen. Dora wordt steeds krankzinniger en luier. Als ze uit bed komt “met een gezwollen gezicht moest je uitkijken. Ze zocht een voorwendsel om ruzie te maken.”(p. 408-409). Alleen voor haar zoon heeft ze alles over: “Het mocht Benjamin aan niets ontbreken. […] En van haar zoon slikte Dora alles. Zijn misprijzen leek haar een teken van zijn superioriteit.”(p. 489) De karakterisering van Dora vertoont opvallend veel gelijkenissen met de afwezige, labiele moederfiguur in vroegere werken van M onika van Paemel, waarin de vertelster worstelt met haar angst en misprijzen tegenover haar moeder. In de volgende selectie van fragmenten herkennen we de luiheid en waanzin van het equivalent van Dora, haar drankverslaving en grillige gemoed, en haar houding als moeder: Nee, het is Zij, en niet zonder reden, die mij angst aanjaagt. Vooral op die dagen dat ze niet of heel laat opstaat en dan in haar nachtjapon blijft rondlopen met een gezwollen gezicht, huilend en kijvend, uren aan een stuk,
2
OVERIGE PERSONAGES
63
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
op en neer, als een onweer dat aftrekt, nog wat narommelt en dan onverwacht weer in alle hevigheid losbarst.110 Niet hoeven werken en nooit meer gebrek lijden, daarvoor was Irina getrouwd. Ook wel omdat ze niet beter wist, en zwanger was. Ze had de rest van haar leven geen klap meer uitgevoerd en zoveel mogelijk tijd in bed doorgebracht. Het was haar dus gelukt. Toch voelde ze zich bekocht. Het ging van kijven naar zeuren. Ze werd almaar depressiever en, na haar jeugdig geweld, ook tammer. Op den duur kon ze alleen nog op pillen en drank slapen. […] Dronk whisky per fles, vrat zich te pletter en kotste alles er weer uit. Was ze een paar keer opgewekt dan wist je dat het op huilen zou uitdraaien.111 […] Perla kende geen rust zolang haar moeder in huis was en al helemaal niet als zij haar broertje, die nog maar een baby was, mee naar bed nam. Ademloos stond ze aan de slaapkamerdeur te luisteren, ze was met geen stok weg te slaan. Haar moeder kon in een aanval van woeste tederheid de baby knuffelen, knijpen en in de billetjes bijten. Hij lachte, gilde en begon ten slotte te huilen. Dan nam Sido met berekenende kalmte de baby over, ook zij was op haar hoede voor de gemoedsaandoeningen van haar schoondochter. […] Excessieve liefde slaat vlug om in haat. […] Nooit zou ze haar dochter bij de naam noemen, soms veinsde ze haar niet te kennen. 112
Over het zoontje van Bertje en Dora komen we weinig te weten, behalve dat hij de lieveling is van zijn vader en moeder: “Hij was zo knap, zo slim, hij zou het nog ver brengen.”(p. 489). Zijn zus, die enkele jaren later wordt geboren, blijft
║BENJAMIN ║EN DE ║ANONIEME ║DOCHTER
anoniem in het verhaal. Ze wordt reeds als baby bij de familie van Dora gestald en speelt in Celestien geen rol. Ze wordt daarna nog één keer vermeld: En dan heeft hij nog ergens een dochter die in het vrije opgroeit, geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, heb ik me laten vertellen. Bertje, alweer zegezeker, verbeeldt zich dat hij het wicht mores zal leren. Dat moeten we nog zien. Korte rokjes, laarzen, goed gebekt. Eens kijken of hij haar verkocht krijgt.(p. 526)
Dat zijn dochter op straat gaat demonstreren tegen de oorlog in Vietnam, komt Bertje te weten via Benjamin en wekt zodanig veel woede dat hij zich e rnstig verslikt. De anonieme dochter die haar vader dwarszit is niemand minder dan het fictieve equivalent van Monika van Paemel zelf. Dat zij in het verhaal van de Van Puynbroeckxen geen noemenswaardige rol speelt, verwijst naar de positie van Van Paemel binnen haar familie langs vaderszijde. Wanneer we een blik werpen op de stamboom die vooraan in Celestien is opgenomen, en we Monika van Paemel invullen op de plaats van de anonieme dochter, dan zien we hoezeer de familie Van Paemel de blauwdruk vormt vo or de stamboom van de Van Puynbroeckxen: 110 V a n P a e m e l , M a r g u e r i t e , p . 4 9 . 111 V a n P a e m e l , D e e e r s t e s t e e n , p . 1 0 6 . 112 I b i d e m , p . 3 1 9 .
2
OVERIGE PERSONAGES
64
Marieke Saelens
Hoofdstuk 3
Celestien
Figuur 7 Stamboom van de familie Van Puynbroeckx in relatie tot de familie Van Paemel
Ik wil hier dan ook terugverwijzen naar het citaat in de paragraaf over werkelijkheid en fictie in het werk van Monika van Paemel: De basis, het stramien, dat zijn natuurlijk de dingen die je zelf hebt meegemaakt of waarvan je getuige was, die je op de een of andere wijze hebben getekend of geraakt, alles wat je ervaart en voelt. Vergelijk het maar met het weven van een wandtapijt, de keperdraden zijn de gegevens, daarop wordt de voorstelling geweven.113
In Celestien worden de keperdraden gevormd door de herinneringen aan familieleden van de schrijfster. Deze figuren eisen ook in andere romans hun rol op maar zijn zelden zo dominant aanwezig. Dat wil echter niet zeggen dat Van Paemel zich met Celestien op het autobiografische terrein begeeft. De hiaten in haar herinneringen worden door middel van de verbeelding gevuld en sommige elementen worden weggelaten of toegevoegd. Zo is Angelique geïnspireerd op een tante van Van Paemel die in werkelijkheid nooit huwde. Bovendien kent de schrijfster zichzelf amper een rol toe en verschuilt ze zich in de vertellerspositie van Celestien, een dienstmeid. Haar rol en perspectief komen in het volgende hoofdstuk aan bod. Naast de figuren die het familiale leven van de Van Puynbroeckxen vormgeven, spelen ook nog andere personages een rol. De meest noemenswa ardige onder hen zijn de Mayers, Blanche en Goldbergje. Omdat deze figuren nauw verbonden zijn met de oorlogsthematiek, worden ze behandeld in de tweede paragraaf van hoofdstuk vijf.
113 R o g g e m a n , „ G e s p r e k m e t M o n i k a v a n P a e m e l ‟ , i n D e V l a a m s e G i d s , p . 2 .
2
OVERIGE PERSONAGES
65
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
Celestien
Hoofdstuk 4 Celestien, een anekdote in de marge
Je kunt met het huishouden geen naam maken, meer dan een voetnoot in de geschiedenis ben je niet . […] Ik zal wel bij de petite histoire horen. Met mijn potten en pannen. Mijn dweilen en poetslappen. En mijn gezeur. Als ik niet oppas, ben ik al vergeten voor ik ben b e g r a v e n . 114
Hoewel in Celestien het verhaal wordt verteld door de dienstmeid, kunnen we haar bezwaarlijk het hoofdpersonage noemen. Celestien is, zoals ze zelf zegt, een zijlijn, een anekdote in de marge van het verhaal van de Van Puynbroeckxen. Maar zij is tevens degene door wiens ogen we hun lotgevallen te zien krijgen. Alle personages, hun handelingen en uitspraken worden gefilterd door de herinneringen van de vertelster. In dit hoofdstuk wil ik aantonen dat de keuze voor het vertelperspectief van Celestien niet toevallig is. De eerste paragraaf wijd ik aan een beschrijving van de dienstmeid als romanpersonage. Andere figuren die met Celestien verbonden zijn, haar ouders, aanbidders en de andere meid Rosa, komen aan bod in een tweede paragraaf. In het derde en laatste onderdeel van dit hoofdstuk ga ik dieper in op haar positie binnen de familie van de Van Puynbroeckxen en belicht ik daarbij de keuze voor Celestien als vertelster.
114 V a n P a e m e l , C e l e s t i e n , p . 4 4 1 .
66
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
1
Celestien
SCHADUW, GETUIGE, MEDEPLICHTIGE
Voor mijzelf was het alsof ik, voor ik in dienst ging, niet bestond. Alsof ik pas werd geboren toen mijn m o e d e r m i j b i j h e t w i t g e p l e i s t e r d e l a n d h u i s a f l e v e r d e . 115
De veertienjarige Celestien is een meisje van het land, een jonge boerenmeid, wanneer ze door haar moeder naar Mon Repos wordt gebracht. Ze treedt er in dienst bij de oude meneer en de oude mevrouw en hun zonen Herward en Augustijn. Tot drie keer toe gaat het jonge kind ervandoor maar wordt ze terug naar het landhuis gebracht. Al snel raakt ze hopeloos verliefd op de jongste zoon in het gezin van haar werkgevers. Ze is helemaal in de ban van de knappe officier die na zijn frontervaringen als een gebroken en gekweld man terug naar huis komt. Hoewel h aar held zich overgeeft aan gokspelletjes, liederlijke braspartijen en talloze amoureuze escapades, staat Celestien telkens opnieuw voor Augustijn klaar om hem te sussen met oeverloos geduld en tedere zorg: Ik zong de liedjes die mijn moeder zong toen zij nog mijn moeder was en niet die geslagen vrouw die mij had weggebracht. Ik zat op het zacht verend tapijt en leunde tegen de knieën van Augustijn. Zo voelde ik hem verstillen, en als hij insliep, waakte ik over hem.(p. 49)
De meid beeldt zich niet in dat het tussen haar en haar droomprins ooit iets zou kunnen worden. Toch wordt ze verteerd door verdriet wanneer Augustijn met zijn kersverse vrouw uit Engeland terugkeert. Celestien wordt, samen met een andere meid Rosa, aan het jonge paar overgedaan als een soort bruidschat en ze beslist om de ongelijke strijd met Madame aan te gaan. Hoewel ze snel haar plaats leert kennen, blijkt Celestien niet alleen maar een dienstmeid te zijn. Ze vormt een haast noodzakelijke
aanvulling
op
Madame,
niet
het
minst
in
haar
taak
als
schaduwmoeder. Bij elke geboorte van een duiveltje, wordt Celestien met de boreling opgescheept terwijl Madame en Augustijn zich na de geleverde prestatie terugtrekken in hun zalige twee-eenheid: Ik heb in mijn meisjestijd altijd naar pap, talk en de luierwas geroken. Er tekenden zich blauwe kringen af onder mijn ogen door het gebrek aan slaap. […] Ik kon me ongeremd uitleven, met het kindje in de kinderkoets flaneren, het neuriënd in slaap wiegen, het met een badje vertroetelen. Pouponner was een van mijn eerste Franse woordjes en ik was er dol op.(p. 41)
115 V a n P a e m e l , C e l e s t i e n , p . 2 0 .
1
SCHADUW, GETUIGE, MEDEPLICHTIGE
67
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
Celestien
Zo houdt Celestien niet alleen het huishouden draaiende, maar draagt ze ook zorg voor de kleintjes. Haar inspanningen mogen echter niet baten. De meid is immers niet hun moeder en kan dus niet op ontzag, respect of gehoorzaamheid rekenen. Ze moet lijdzaam toezien hoe de Van Puynbroeckxjes zich op allerlei manieren willen laten gelden en de scepter proberen zwaaien over de wereld. Celestien ervaart niet alleen tegenkanting van de kinderen. Ook tussen haar en Madame heerst enige rivaliteit, niet het minst vanwege Celestiens gevoelens voor Augustijn: Augustijn was alles voor mij: man en minnaar, vader en zoon. Dat hij dat niet zag, of niet wilde zien, veranderde daar weinig aan. En dat ik nooit het bed met hem heb gedeeld, maakte het niet minder, al heb ik daar zeker naar verlangd. Maar ik gaf het mezelf niet toe.(p. 178)
Het zijn net die gevoelens die ervoor zorgen dat de dienstmeid haar kansen bij andere mannen verspeelt. Drie aanbidders passeren de revue maar Celestien wordt verscheurd door twijfels, angst en een schuldgevoel tegenover haar grote liefde. Er is geen enkele man die aan Augustijn kan tippen, “[e]n voor minder deed ik het niet, dat hadden mijn aanbidders nog eerder begrepen dan ikzelf.”(p. 178) Het ontbreekt haar aan wilskracht en durf om de Van Puynbroeckxen te verlaten en dus stelt ze haar eigen toekomst systematisch uit. De verhuis van Mon Repos op het platteland naar de grootstad Antwerpen is voor Celestien een ingrijpende fase in haar leven. Het kost haar veel moeite om zich aan te passen aan het stadsleven en zijn ritme. Maar omdat ze haar boerse afkomst wil verhullen, tracht Celestien zich enkele steedse eigenschappen aan te meten. Ze legt zich intensief toe op haar taalgebruik en verdiept zich in de schoolboeken van de kinderen. Niettemin maken de hooghartige Van Puynbroeckxjes haar al vlug duidelijk dat ze als meid haar plaats dient te kennen. Met de aanvang van de oorlog breken voor Celestien angstige tijden aan. Ze vreest voor het lot van de kinderen die in onveiligheid verkeren en staat doodsangsten uit voor zichzelf en haar werkgevers. Zelf bevoorraadt ze Angelique in het Chinese Paviljoen na de arrestatie van Bertje en ze voert een clandestien handeltje in naaktfoto‟s die ze in het paviljoen vindt. Wanneer Augustijn tijdens een huiszoeking van de Duitsers wordt opgepakt, slaan bij Celestien de stoppen door. Terwijl Madame haar man vrij krijgt dankzij een som losgeld, gaat de dienstmeid als een halve gare met ongekamde haren en op pantoffels de straat op. De bevrijding maakt echter geen einde aan de rampspoed van de Van Puynbroeckxen en hun
1
SCHADUW, GETUIGE, MEDEPLICHTIGE
68
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
Celestien
nakomelingen. Naarmate ze ouder wordt, koestert Celestien steeds meer mededogen voor de kinderen die haar vroeger het leven zuur maakten. Over Marius en Angelique spreekt ze mild en met warmte. De meid voelt zich met hen verbonden omdat ook zij tekort werden gedaan door het leven en hun geliefden. Haar herinneringen aan Reinout zijn doorspekt met spijt en treurnis. Haar geweten gebiedt Celestien zichzelf de vraag te stellen of ze hem niet hadden kunnen redden, indien zij, en vooral Madame, vergevingsgezinder waren geweest. Alleen Bertje kan niet op de sympathie van de ouder wordende Celestien rekenen. Hij is degene die beslist dat ze in het rusthuis Welverdiend wordt opgeborgen na het overlijden van Madame en dat neemt de meid hem niet in dank af. In Welverdiend ontpopt Celestien zich tot een bitter oud wijfje. Ze neemt zich voor om veeleisend en lastig te zijn, al was het maar omdat de Van Puynbroeckxen dat ook waren. Het leven van Celestien is aan haar voorbijgegaan maar dat ze nu van haar rol als dienstmeid is verlost, schenkt haar weinig genoegen: “Zie me hier zitten. Ik, die geen ledigheid heb gekend, die altijd tijd tekortkwam , ik weet niet wat te beginnen. Voor mij strekt zich een niemandsland uit.”(p. 69) Dat niemandsland tracht Celestien te vullen met herinneringen en met de opgekropte frustraties die ze nu eindelijk kan uiten. De schuld legt ze in de eerste plaats bij zichzelf: Ik ben kwaad op mezelf omdat ik zo mijn best heb gedaan. En waarom was ik tevreden met minder dan me toekwam? Durfde ik niet of wilde ik niet? Nu ik mezelf niet meer kan ontlopen, verkeer ik in het ongewisse en word ik gekweld door onaangename vragen. Waarom mocht ik mijn leven niet ten einde leven zoals het was? Ik stond achter het fornuis als een schipper op de brug, bereid om als laatste het zinkende schip te verlaten of ermee naar de kelder te gaan.(p. 98)
Het vervult Celestien met schaamte en woede te denken dat ze haar leven zo aan zich heeft laten voorbijgaan en het nu voor alles te laat is. Haar woede ruimt langzamerhand plaats voor de weemoed waarmee Celestien aan Madame en vooral aan Augustijn terugdenkt. En dan beslist ze om een oud voornemen te verwezenlijken. Het ovale raam in het fronton van Mon Repos, en nu van Welverdiend, heeft Celestien altijd al aangetrokken: “Daarboven, dacht ik, zou ik de hele wereld kunnen zien.”(p. 543) Celestiens verhaal eindigt dan ook met de klim naar de zolder en de blik die ze door het ovale oog van het fronton werpt. Of daarmee tevens haar leven ten einde is, blijft onzeker, al sust de voormalige meid zich vóór haar laatste avontuur met een oud Weens volkswijsje: “Stil maar mijn hart, je krijgt wat je begeert. „Ach du lieber Augustin‟, weldra is ook het „Madl hin‟.”(p. 537) In deel vier van het volgende hoofdstuk kom ik op deze passage terug .
1
SCHADUW, GETUIGE, MEDEPLICHTIGE
69
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
2
Celestien
PERSONAGES VERBONDEN MET CELESTIEN
Een slavenziel, zal men zeggen, maar bij gebrek aan beter had ik mij geënt op een gegeven familie. Het kwam heus wel bij me op de benen te nemen, maar ik kon n i e t , t o e n n i e t , e n n u n o g n i e t . 116
Het vervult Celestien aan het eind van haar leven met spijt dat ze zichzelf altijd aan de Van Puynbroeckxen heeft gewijd en nooit een e igen familie heeft gehad. Ook tijdens haar jaren van dienstbaarheid houdt ze de buitenwereld op afstand en saboteert ze haar kansen om een eigen leven op te bouwen. De personages die zich in die buitenwereld bevinden, zijn haar ouders en aanbidders, en de meid Rosa, die wél huwt en de Van Puynbroeckxen verlaat. In dit onderdeel behandel ik de genoemde personages en hun belang voor de identiteit van Celestien. Celestiens moeder is de vrouw die het jonge dienstertje “op klompen, met
║CELESTIENS ║OUDERS
een bundeltje schoon ondergoed en de opdracht: werken, mond dicht en benen bij elkaar” bij de oude meneer en de oude mevrouw op Mon Repos aflevert. Z elf is ze ook huishoudster en geeft ze haar dochters vooral de waarden dienstbaarheid en fatsoenlijkheid mee. Celestien houdt geen contact met haar moeder, noch met haar zussen, die eveneens in dienst gingen of huwden, of met haar broer, die naar Amerika emigreerde. Haar vader heeft ze nooit gekend, al weet ze dat hij na de Groote Oorlog is bezweken aan de Spaanse Griep. Hoewel Celestien haar best doet om haar boerse afkomst te vergeten, lijkt ze in vele opzichten op haar moeder. Het ontbreekt beide vrouwen aan durf om een eigen leven op te bouwen. Celestien maakt zich kwaad over haar moeders verloren kans “om te ontsnappen aan de horigheid. Waar was mijn moeder beducht voor? Ze had toch handen aan haar lijf?”(p. 182) Pas later stelt ze ook zichzelf die vragen en beseft Celestien hoezeer ze in haar moeders voetsporen is getreden: “Wat heb ik mijn moeder te verwijten? Dat ik haar heb nagedaan?”(p. 175) Ze raakt vervuld van spijt omdat ze haar moeder niet beter heeft gekend en haar heeft achtergelaten: “Wat ik voor Madame heb opgebracht, heb ik voor mijn moeder niet kunnen opbrengen.”(p. 172) Tijdens de jaren die Celestien in dienst bij de Van Puynbroeckxen
║CELESTIENS ║AANBIDDERS
doorbrengt, passeren drie aanbidders de revue. Karel, de boerenzoon die de meid 116 V a n P a e m e l , C e l e s t i e n , p . 6 4 .
2
PERSONAGES VERBONDEN MET CELESTIEN
70
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
Celestien
schutterig het hof maakt, en die door de Van Puynbroeckxen steevast Sjarel wordt genoemd, kan ze afwimpelen wanneer ze met haar werkgevers naar Antwerpen verhuist. Sjarel huwt dan maar met zijn tweede keus, de andere meid Rosa. Een nieuwe aanbidder dient zich aan tijdens de oorlog. De Duitse soldaat Franz heeft een oogje op Celestien, en wacht haar op wanneer ze ‟s morgens in de vroegte melk gaat halen, om haar te trakteren op chocolade. Een zeldzame keer krijgt hij door Celestien een kop koffie aangeboden, maar op haar liefde hoeft hij niet te rekenen: “Ik wist niets van Franz, wilde ook niets weten, ik huiverde voor zijn hunkeren. […] Ik verschool me achter plichtplegingen om niet bij hem betrokken te raken.”(p. 174 175) Deze „Fritz‟ kan Celestien dan ook niet bekoren temeer omdat ze verknocht is aan Augustijn en zijn duivelse gebroed: Mijn Frits, alla, Franz, maakte geen enkele kans, ik had me kunnen laten overhalen voor een gestolen uur, maar me met hem verbinden, nee. Ik kon me niet indenken met een man het leven aan te gaan zonder kinderen van hem te krijgen. Maar de man die dat soort verlangen in mij kon opwekken, was door een ander in beslag genomen.(p. 175)
Wel laat ze zich verleiden door Jan, een Hollandse metselaar die na de oorlog aan de slag gaat in het bouwbedrijf van de Van Puynbroeckxen. Ook al is Jan “met zijn schonkige lijf en zijn gekke kop niet bepaald een Adonis”(p. 129), toch betovert hi j Celestien met zijn charmes. Ze begint naar zijn komst uit te kijken en verbaast zich erover dat ze voor hem valt. De Hollander brengt Celestien, die in de liefde onhandig, verlegen en terughoudend is, in vervoering. Hij kust haar wanneer ze het niet verwacht en maakt haar vaak op weinig fatsoenlijke wijze het hof. Maar in Holland heeft Jan een vrouw en dochters. Hij maakt Celestien wijs dat zijn vrouw is gestorven en de kinderen door zijn zuster zijn opgenomen maar die leugen wordt door Madame ontmaskerd. Zij is het die Celestien wijst op het bedrog van haar aanbidder: “Hij plakte zijn leven aan elkaar met leugens, en het had geen zin hem daarop aan te spreken. Het was niet kwaad bedoeld, hij wilde niemand kwetsen.”(p. 422). Ook al beseft Celestien dat Jan een getrouwde man is en wordt ze er door Madame meermaals op gewezen, zelf krijgt ze niet de kans hem uit haar leven te bannen. Op een maandagmorgen arriveert de Hollander immers te laat en nog niet nuchter op de bouwplaats en valt hij van de stellage. We zouden ons kunnen afvragen of Celestien Jan al dan niet de deur zou hebben gewezen mocht hij niet zijn overleden. Ze denkt aan hem terug als “de man van de laatste kans”(p. 177) en betreurt dat ze de durf niet had om aan haar eigen verlangen toe te geven: Dat hij „de Hollander‟ werd genoemd kwam van Madame, en Augustijn vond hem een praatjesmaker. Ik slikte het en schaarde me aan hun kant. Spijt om al je haar bij uit te trekken, maar ik wist niet beter of zij gingen altijd voor…(p. 215)
2
PERSONAGES VERBONDEN MET CELESTIEN
71
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
Celestien
Jan is voor Celestien ook werkelijk de laatste kans. Na zijn dood verpandt ze haar hart voorgoed aan Augustijn. Rosa is de andere meid die bij de Van Puynbroeckxen in dienst is. Ze spreekt
║ROSA
in clichés en verkondigt haar adviezen voor Celestien als algemene wijsheden. Haar lessen in het diensterschap behandelen steeds opnieuw de schijnbare stomheid van een dienstmeid: “Spreken is zilver, zwijgen is goud!”(p. 33) en “horen, zien en zwijgen”(p. 207) en “Het is wijzer je van de domme te houden”(p. 480). Haar goede raad wordt door Celestien meer dan eens in de wind geslagen, temeer omdat ze zichzelf gaat beschouwen als een Van Puynbroeckx in plaats van hun meid. Rosa verschilt in vele opzichten van Celestien. Ze neemt het leven zoals het komt, “zonder zich te kwellen met vragen over hoe het had kunnen zijn.”(p. 118). Ze gaat in op het huwelijksaanzoek van Sjarel, Celestiens afwezen aanbidder, en vertrekt met hem naar diens hoeve, waar ze het leven van een taaie, hard werkende boerin leidt. Hoewel Rosa geen gelijkenissen vertoont met personages uit vorige romans van Van Paemel, herkennen toch één detail van de relatie tussen de twee dienstmeiden: Ik ben bang voor de kou, altijd een koukleum geweest. Dan kwam ze, Rosa, in kille nachten in mijn bed. Zachtjes zodat de veren niet piepten. Ze schuurde met haar eeltige hielen langs mijn benen. Als muizen konden giechelen, dan deden wij het zo. Het volle van haar warme lijf, al borsten en buik, ging samen met haar huid, die van haar hals af wit was - als albast, las ik later - en afstak tegen haar blozende wangen.(mijn cursivering - M.S.)(p. 336)
Deze passage doet denken aan de hoofdpersonages uit De vermaledijde vaders en Rozen op ijs, die in hun kinderjaren het bed delen met een ongehuwde tante, respectievelijk Elisabeth en Elisa geheten. In een fragment uit Rozen op ijs zien we in welke mate Celestiens beschrijving van Rosa‟s lichaam door deze ervaring is bepaald: Toen Perla er als bijslapertje in terechtkwam, had Elisa de lust al tot last omgebouwd. Zij ging gekweld te bed, haar volle lijf onder de katoenen nachtjapon verwensend, maar Perla mocht zich er graag tegenaan nestelen. Zij maakte Elisa‟s koperen vlecht los en wikkelde de haren om haar vingers, maar algauw werd het gebaar van verzoening door het gezeur van Elisa bedorven.(mijn cursivering - M.S.)117
117 V a n P a e m e l , R o z e n o p i j s , p . 2 6 8 .
2
PERSONAGES VERBONDEN MET CELESTIEN
72
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
3
Celestien
EEN MEID IS EEN MEID IS EEN MEID
Ik was hun moeder niet, maar ik was evenmin hun meid. Kun je iets verliezen wat je nooit hebt bezeten? Of je beroepen op iets wat je nooit bent geweest? Ik dacht een schakel te zijn in een onverbrekelijk verbond, maar a l s h e t e r o p a a n k w a m , b l e e k i k e e n l o s s e f l o d d e r . 118
In deze roman is Celestien aan het woord, een eerder marginale figuur in de levensverhalen van haar werkgevers, de Van Puynbroeckxen. Hoewel de narratieve lijn zich concentreert op hun lotgevallen, kan de lezer aan het belang van Celestien niet voorbijgaan. Wat volgt, is een beschrijving van het kwetsbare evenwicht in de identiteitsbepaling van deze vrouw, tussen iemand en niemand. Daarnaast zoek ik naar de beweegredenen van de auteur om Celestien aan het woord te laten en spoor ik haar antecedenten op in het oeuvre van Van Paemel. De vertelster is bijzonder zelfreflexief en construeert haar zelfbeeld in relatie tot de Van Puynbroeckxen. Celestien is naar eigen zeggen een voet noot in de geschiedenis, een anekdote in de marge. Een eigen identiteit lijkt ze niet te hebben want “[v]oor mijzelf was het alsof ik, voor ik in dienst ging, niet bestond.”(p. 20). Ze beschouwt zichzelf als een onbeschreven blad, onaangetast door haar eig en afkomst en achtergrond. Voor haar werkgevers is ze niets anders, of niets meer dan „Celestien‟, “zonder iets ervoor of iets erna”(p. 54). Dat deze gedachte een vertekend beeld oplevert, beseft ze zelf pas wanneer ze door Bertje in Welverdiend wordt afgeleverd en zij hem haar volledige naam hoort uitspreken. Celestiens afkomst en haar verloochening ervan worden nader besproken in het eerste deel van hoofdstuk vijf. Haar zogenaamde naamloosheid ervaart Celestien als bevrijdend want de naam van de Van Puynbroeckxen hing hen “als een halster om hun nek”(p. 54). De meid hoeft zich niet te doen gelden om haar naam eer aan te doen. Ze heeft de vrijheid om zichzelf te maken maar die constructie heeft zowel voor- als nadelen: Het was alsof ik een zekere Celestien had uitgevonden. Ik stelde me op als mijn eigen dubbelganger. Gaandeweg was het geval een eigen leven gaan leiden, en zat ik vast aan mijn rol. Maar ik kon me ook achter Celestien verschuilen, ik kon me dommer voordoen dat ik was. Dat gaf mij ruimte en 118 V a n P a e m e l , C e l e s t i e n , p . 3 4 1 - 3 4 2 .
3
EEN MEID IS EEN MEID IS EEN MEID
73
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
Celestien
stelde de Van Puynbroeckxen gerust. Ze hoefden zich niet het hoofd te breken over wie ik werkelijk was of wat ik in de zin had. Als ik het zelf al wist.(p. 176)
Celestien kan voor zichzelf niet uitmaken wie ze nu echt is: “Zelden had ik het gevoel dat ik heel was, dat de toestand waarin ik me bevond, of wat ik meemaakte, waarachtig was. Er ontbrak wat aan, en ik was ook nog iemand anders.”(p. 147). Ze heeft de Van Puynbroeckxen nodig als houvast. Bij hen kent ze zichzelf als de tweede viool en kent ze haar plaats. Maar in hun huishouden voelt Celestien zich ook „iemand‟: Ik was niemand die graag iemand wilde zijn, maar ervoor terugschrok. Als je iemand was, kon je daar ook op worden aangesproken. […] Ik had wel weg willen lopen, maar ik bestond in de ogen van de Van Puynbroeckxen. In hun huis was ik iemand. (p. 112-113)
Ze hunkert ernaar de onzichtbare grens tussen zichzelf en haar werkgevers op te heffen en deel uit te maken van wat Madame en Augustijn verbindt. Daar zal ze echter nooit in slagen: “Ik verkeerde tussen beiden als in een niemandsland.”(p. 111) Uiteindelijk beseft ze dat ze niet meer is dan de naaste vreemde: “Ik had niets voortgebracht, ik was toegevoegd, als het erop aankwam: overbodig.”(p. 420). Pas wanneer ze door de Van Puynbroeckxen van de hand wordt gedaan, ontdekt Celestien de lacunes in haar persoonlijkheid. In een droom verbindt ze de hoofden van de Van Puynbroeckxen met hun achtersten: “Vraag me niet hoe ik wist welk hoofd bij welk achterste hoorde, ik wist het, het enige achterste waaraan ik twijfelde was het mijne.”(p. 214). Celestien betreurt dat ze zichzelf heeft tekortgedaan. Ze voelt zich ontheemd in Welverdiend en weet niet wat ze met haar verkregen vrijheid aan moet: “Wie ben ik als ik alleen voor mezelf besta? Ik behoor tot het soort dat ergens bij wil horen, tot het soort dat zich nodig, en zelfs onmisbaar, wil weten.”(p. 64-65). Nu ze het zonder de Van Puynbroeckxen moet stellen, heeft ze het gevoel “tussen de overbodige tafel en het wankele bed onzichtbaar te worden.”(p. 136) We kunnen dan ook stellen dat Celestien, als geïsoleerd personage, haar identiteit verliest en leeg wordt. Ze is niet langer het onmisbare familiestuk zoals tijdens haar jaren in dienst. Als
meid bij de
Van Puynbroeckxen
vormt
Celestien
vooral
een
onmiskenbare dubbelganger van Madame. Ze is haar schaduw, haar getuige, haar medeplichtige. Het hulpje spiegelt zich aan haar bazin door de lingerie van Madame voor zich te houden, haar parfum om zich heen te verstuiven, zich met haar opschik te tooien maar steeds moet ze erkennen dat ze niet meer dan een flauwe afspiegeling
3
EEN MEID IS EEN MEID IS EEN MEID
74
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
Celestien
van Madame is: “Zij had de volheid van het leven geproefd, terwijl ik verdorde zonder genoegdoening”(p. 216). Mettertijd maakt Celestien zich ook negatieve trekjes van Madame eigen: “Ik kon het misprijzen niet van mijn gezicht wissen en verleerde het in de spiegel te kijken. Ik vreesde dat ik als een hond op mijn meester zou gaan lijken.”(p. 114). Tegelijkertijd vormt de dienstmeid een onmisbare aanvulling op Madame. Ze is de tweede moeder van haar kinderen maar dat is hen soms te veel: “Ik fungeerde als een stootkussen voor Madame. Het broed had liever helemaal geen moeder gehad.”(p. 420). Daarnaast vangt ze ook Madames tekortkomingen als vrouw op. Celestien vervult de zorgende functie terwijl Madame als zakenvrouw deelneemt aan de maatschappij. In het tweede deel van hoofdstuk vijf wordt dit problematische aspect van het vrouwzijn uitgebreid belicht. Celestien is dus niet alleen een flauwe afspiegeling maar tevens een noodzakelijk pend ant van haar werkgeefster: Madame en ik, wij waren elkaars pendant. Of zij dat erkende of niet. Zij sprak en ik sprak haar tegen, maar we waren met hetzelfde begaan. Wij zijn samen scheefgegroeid als bomen die gedurig in de wind staan.(p. 318)
Celestien ontleent haar onmisbaarheid ook aan haar relatie met Augustijn want “[h]ij had me nodig om zijn demonen te bezweren”(p. 49). Bovendien houdt ze de boel draaiende wanneer bij het heengaan van de engeltjes en de dood van Herwardje, het huishouden in chaos dreigt te verzinken. Met het verscheiden van Madame, sterft Celestien een beetje met haar mee. Hoewel de voormalige meid zich in de steek gelaten voelt, blijft ze Madame trouw: “Als het erop aankomt, zijn Madame en ik twee handen op één buik. Als vanouds en voor altijd. Zolang ik haar niet vergeet, laat zij mij niet los.”(p. 70). In welverdiend beseft Celestien dat het makkelijker was “mij met de Van Puynbroeckxen bezig te houden dan me om mezelf te bekommeren.”(p. 87). Wil ze niet helemaal verloren zijn, dan moet ze zich als vanouds met hen bezighouden en alles nog een herkauwen. Ik ben als een niet gemolken koe met een uier van drie dagen, barstend van de melk, beroofd van het kalf, en loeiend om dan in hemelsnaam maar te worden gemolken.(p. 87)
Uiteindelijk mag het de Van Puynbroeckxen dan wel toeschijnen dat hun meid een weglaatbaar onderdeel vormt van hun leven, zelf denkt ze daar anders over. In een passage waarin ze door de SD-mannen wordt ondervraagd over Marius, behandelen de Duitsers de meid alsof ze achterlijk is. Het kwam niet bij hen op dat ik de kroongetuige was, meer nog, dat ik deel uitmaakte van het verhaal. Het was een kwelling dat ik hen niet wijzer mocht
3
EEN MEID IS EEN MEID IS EEN MEID
75
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
Celestien
maken, maar ik begon me, in het geniep, wel slimmer te voelen. „We zoeken het ontbrekende stuk in de puzzel,‟ liet een van de ondervragers zich ontvallen. Moest ik kwaad zijn of mocht ik in mijn vuistje lachen?(p. 306)
De rol van Celestien als het ontbrekende puzzelstuk verleent haar identiteit enige zekerheid. Bovendien wordt haar belang door de schrijfster geëxpliciteerd in de titelkeuze en het vertelperspectief. Celestien is immers de enige ik-verteller en bijgevolg kan zij het verhaal naar haar hand zetten. Daarmee komt de meid voor het eerst in een exclusieve machtspositie terecht. Ze hoeft zich in haar verhaal niet langer te schikken naar Madame en kan nu eindelijk de rekening presenteren aan wie haar heeft dwarsgezeten. Uit haar relaas kunnen we dan ook opmaken dat Celestien vooral met Bertje nog een appeltje te schillen heeft . Celestiens ambigue positie in deze roman, als dienstmaagd en als verteller, wordt door Monika van Paemel nog versterkt. De schrijfster weigert van haar een slachtoffer te maken: “Celestien is niet te beklagen. Ze was niet zomaar een meid, ze had zichzelf gemaakt en werd een stuk van de familie. […] Ze was geen ondergeschikte.” 119 Van Paemel schrijft vanuit vrouwelijke referentiepunten en beschouwt deze dubbelzinnigheid als typerend voor de moeilijke positie van vrouwen. 120 De auteur wil met dit werk stem geven aan de dienstbare vrouw die in de geschiedenis doorgaans wordt weggemoffeld of, als ze erin verschijnt, wordt neergezet als cliché. 121 Daarmee schrijft ze niet alleen een eerbetoon aan een universele vrouwenfiguur, maar ook en vooral aan de vervangmoed ers die ze zelf heeft gekend: Ik ben door verschillende vrouwen opgevoed. Die moeders gingen dood en daar kraaide geen haan naar. Dat revolteerde mij, ook omdat de heren van mijn familie intussen trompetterend door de geschiedenis trokken. Daarom móest ik dit boek maken.122
Tegelijkertijd herinnert de positie van de meid de lezer aan Pam, het hoofdpersonage, en alter ego van de schrijfster, uit De vermaledijde vaders: “Celestien is de prototypische buitenstaander, die weliswaar nauw verbonden is met de familieleden, maar tegelijkertijd op een afstand van hen leeft.” 123 De dienstmaagd krijgt dus niet alleen het woord als vervangmoeder maar ook als alter ego van Van Paemel zelf. Verschillende fragmenten uit het oeuvre van de schrijfster dragen bij tot een constructie van deze beiden polen in Celestiens identiteit. In de volgende passages herkennen we haar dienstbare equivalent in perifere personages:
119 120 121 122 123
3
Vermeiren, „Monika van Paemel‟, in Knack, p. 11 Depondt, „Een meid is een meid is een meid‟, in De Volkskrant, p. 22. Van Hulle, „Vermaledijd en gebenedijd‟, in De Leeswolf, p. 519. Raskin, „In de keuken passeert alles‟, in Muziek & Woord, p. 10. Odile Jansen, „De geschiedenis herschrijven‟, in De Standaard Letteren , 2 september 2004, p. 5.
EEN MEID IS EEN MEID IS EEN MEID
76
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
Celestien
Elisabeth was leergierig en paste zich vlug aan. Lakens zomen en meubels in de was zetten, koffie malen en koekjes op een schaaltje presenteren, ze deed alles even bevallig.124 Ze wast de gordijnen, lapte de ruiten. Het mocht niet baten. Ze bleef de dienstmaagd. Was op de hoeve geboren en zou er sterven. Het leven was elders. Het ging aan haar voorbij als liefde en luxe. Er zou niets van haar zwoegen overblijven.125
Vele aspecten van Celestiens identiteit kunnen we echter terugvoeren op de hoofdpersonages in vroegere werken van Van Paemel. In de onderstaande selectie van fragmenten herkennen we haar nieuwsgierigheid, haar houding tegenover Madame en haar fascinatie voor het paar Augustijn en Madame, die in deze passages als grootouders optreden: Op een voormiddag sta ik alleen in de kamer en bouw een stellage van een stoel en een voetenbankje en een kussen en met een been daarop en het andere op de trapnaaimachine, het pronkstuk, haal ik de boeken van het plankje.126 Vlug sluit ik de deur achter mijn rug en sta stil te luisteren. Een oor in de kamer en een oor daarbuiten.127 Mijn grootmoeder heeft een voorsprong die nooit meer goed te maken is. Ze is voor mij over de streep geraakt en ik heb er verder het raden naar. (En uit al die tegenstrijdigheden en sferen mezelf formeren door haar zorgvuldig af te tasten.)128 May was veertien of vijftien toen ze voor de driedelige spiegel van Poldines kaptafel zat en haar haren opstak.129 Zodra ik mijn kans schoon zag presideerde ik aan de kaptafel van mijn grootmoeder. Op dezelfde wijze genoot ik van het reukwater en de kleerborstels van mijn grootvader.130 Soms liep ze op haar tenen over de gang om het bejaarde paar door de kier van de deur te bespieden, ze zaten in hun witte met kant afgezette nachtkleding in bed als mummies op een troon. 131
Enkele zeldzame passages vormen een allusie op de ervaring van Celestien wanneer ze in Welverdiend is aangekomen. Ze vreest onzichtbaar te zijn geworden en te verdwijnen in het niets. May vreesde dat ze haar gezicht zou wegwissen. Dat ze op een dag in een lege spiegel zou kijken.132 De petemoeien zullen verschrompelen tot oude besjes, hun staart valt af en ze worden onzichtbaar.133 124 125 126 127 128 129 130 131 132
3
Van Van Van Van Van Van Van Van Van
Paemel, Paemel, Paemel, Paemel, Paemel, Paemel, Paemel, Paemel, Paemel,
De vermaledijde vaders , p. 114. De eerste steen, p. 209. Amazone met het blauwe voorhoofd , p. 30. De vermaledijde vaders , p. 185. Marguerite, p. 48. De eerste steen, p. 33. Het wedervaren, p. 41 Rozen op ijs, p. 106. De eerste steen, p. 102.
EEN MEID IS EEN MEID IS EEN MEID
77
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
Celestien
In het licht van het laatste citaat kunnen we Celestien beschouwen als een petemoei, een kinderloze vrouw met een staart. Naar aanleiding van hun optreden in De vermaledijde vaders, verklaarde Van Paemel dit beeld als volgt: Het beeld stamt uit oude culturen, net zoals de zeemeermin en de centaur. Die dames met hun staart fascineren me enorm, het zijn een soort geëmancipeerde vrouwen, in dit boek de spreekbuis van de schrijfster. Die staart is een symbool, een wuft instrument, je kunt er van kwaadheid of levenslust mee zwiepen, je kunt het stokstijf houden of alleen het puntje bewegen, zoals een poes die klaarstaat te springen. […] Deze tussenvormen intrigeren me, ik wil in de toekomst meer met petemoeien gaan doen, er misschien wel een boek over schrijven.(mijn cursivering - M.S.)134
Men zou kunnen argumenteren dat Celestien de functie van petemoei vervult . Ze is in de roman immers zelf aan het woord en kan zeker beschouwd worden als een tussenvorm. Ik heb reeds gewezen op de ambiguïteiten in haar identiteitsbepaling en tevens tracht ik in het volgende hoofdstuk aan te tonen hoezeer Celestien een tussenpositie inneemt in verhoudingen tussen het aardse en het hemelse, werkelijkheid en fictie en zelfs tussen man en vrouw. Celestien is zich volkomen bewust van haar zogenaamde onzichtbaarheid en nietigheid. Ze tracht deze dan ook te maskeren door haar verhaal te vertellen. In het onderdeel over bestaansrecht in hoofdstuk vijf illustreer ik dat het herinneren en het verhalen het bestaan van Celestien legitimeren. Ik bewijs bovendien dat ook dat niet nieuw is in het oeuvre van Monika van Paemel. De volgende citaten tonen reeds aan dat de hoofdpersonages uit vroegere werken het herinneren en verhalen net zo goed een belangrijke rol toedichten: Overal stonden kisten en dozen. May kwam er niet toe ze uit te pakken. Ze had altijd voor anderen geleefd. Een fraai excuus. Ze was op haar hoede voor foto‟s, brieven, dingen die je aan het denken zetten. Het liefst had ze de hele troep aan het water toevertrouwd. Maar met het herinneren zou de wraak worden voltrokken.135 Ik was een toeschouwer, een bespieder, een herkauwer en een verhaler. 136 En ik begon een soort dubbelleven te leiden. Uiterlijk aanwezig, innerlijk afwezig. Behalve dat een binnenstem ongewenst commentaar leverde. Ik verviel in een gewoonte uit de kinderjaren die comfortabel leek, maar die mij tot vertwijfeling had gedreven omdat ik nooit meer heel was, of nooit meer helemaal bij de zaak. Ik had van de liefde, het werk, de natuur, noem maar op, verlangd dat ik zou worden verlost van dat dubbelleven, dat iets mij totaal zou vervullen en één maken. Het was nooit helemaal goed gekomen maar ik had een soort evenwicht gevonden; ik was een getuige, een commentator, iemand die een verhaal doorvertelde en er haar deel aan toevoegde.137 133 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 2 8 . 134 A n k e M a n s c h o t , „ V o o r m i j n v e e r t i g s t e e e n o m v a n g r i j k b o e k m e t e e n g r o o t p e r s p e c t i e f ‟ , i n V r i j Nederland, 18 mei 1985, p. 4-6, p. 6. 135 V a n P a e m e l , D e e e r s t e s t e e n , p . 1 8 4 . 136 V a n P a e m e l , H e t v e r s c h i l , p . 1 1 2 . 137 V a n P a e m e l , H e t v e r s c h i l , p . 2 2 0 .
3
EEN MEID IS EEN MEID IS EEN MEID
78
Marieke Saelens
Hoofdstuk 4
Celestien
Ik heb in dit hoofdstukonderdeel willen aantonen dat de meid in Celestien niet zomaar een meid is. Ze is een meer dan volwaardig personage net omdat haar identiteit geen afgebakend, sluitend geheel vormt. Als enige figuur in de roman kunnen we haar niet eenduidig interpreteren. Ze krijgt door het werk heen een invulling gaande van leeg tot allesomvattend, van onbenullig tot universeel. Bovendien blijkt ze sterk intertekstueel te zijn gekleurd wanneer men er het v roegere werk van de auteur op naslaat. In het volgend hoofdstuk zal ik naar aanleiding van verscheidene thema‟s en motieven nog regelmatig op bepaalde aspecten van Celestiens identiteit terugkomen. Ook dan zal blijken dat haar personage en positie in de r oman een waaier van interpretatiemogelijkheden bieden.
3
EEN MEID IS EEN MEID IS EEN MEID
79
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
Hoofdstuk 5 Van de wieg tot het graf. Thema’s en motieven in ‘Celestien’
Dat de dood de eerste regel van het leven is, dat was met al de regels die mij werden opgelegd net iets te v e e l v a n h e t g o e d e . 138
Alle grote thema‟s die zich in een mensenleven manifesteren, vinden we in Celestien terug. Ze worden in deze roman op een schijnbaar eenvoudige en transparante manier aan het verhaaloppervlak gebracht. De aandachtige lezer zal echter complexe en ambigue invullingen onderkennen. In dit hoofdstuk wil ik aantonen op welke manier natuurlijke thema‟s in Celestien worden gecorrumpeerd door patriarchale cultuurpatronen. Deze tegenstelling vindt zijn sluitstuk ik het laatste hoofdstukonderdeel dat zich concentreert op de oppositie tussen natuur en cultuur. In vijf hoofdstukonderdelen behandel ik aspecten van verwantschap en afkomst, genderproblematiek, moederschap en vaderschap, ouderdom en het oorlogstrauma in Celestien. Binnen dit thematisch overzicht heb ik ook oog voor de meest belangrijke motieven. Daarnaast onderzoek ik in een zesde onderdeel hoe deze thema‟s zich tegenover elkaar verhouden wanneer men ze plaatst binnen het perspectief van tijdsgebruik in Celestien. Het laatste onderdeel bouwt daarop verder maar dan binnen een ruimtelijk kader waarin de tegenstelling tussen natuur en cultuur wordt geïntegreerd.
138 V a n P a e m e l , C e l e s t i e n , p . 1 1 8 .
80
Marieke Saelens
1
Hoofdstuk 5
Celestien
DOOR VERBEELDE BANDEN MET ELKAAR VERBONDEN
Het was alsof we deel uitmaakten van een mystiek lichaam, of van een geheim genootschap, e n door al dan n i e t v e r b e e l d e b a n d e n m e t e l k a a r w a r e n v e r b o n d e n . 139
Veel van de personages in Celestien worstelen met hun verwantschapsbanden. In dit hoofdstukonderdeel belicht ik drie aspecten daarvan: afkomst, de mannelijke erfopvolging en het bestaansrecht. In hoofdstuk drie heb ik gewag gemaakt van Madames obscure afkomst.
║AFKOMST
Hoewel de lezer kan afleiden dat zij een buitenechtelijk kind van haar zogenaamde stiefvader is, dat werd opgevoed door hem en zijn legitieme vrouw, heeft Madame “geen verleden om te restaureren”(p. 62): Madame beliefde er evenmin aan te worden herinnerd dat ze nergens vandaan was gekomen. Of van heel ver was gekomen, zo ver dat niemand wist waar dat was, of van wie zij afstamde.(p. 68)
De losse banden met haar vermeende familie maken het mogelijk dat ze er met Augustijn vandoor gaat om in Engeland te trouwen. Madame hecht geen waarde aan het verleden: “Voorbij is voorbij”(p. 62) en ze heeft niet de minste moeite om Mon Repos achter te laten wanneer ze de zaak en haar gezin naar Antwerpen verkast: “toen het besluit was genomen om te vertrekken, kon ze niet vlug genoeg weg. Het was alsof de grond onder haar voeten brandde.”(p. 62). Ook op latere leeftijd wordt Madame geplaagd door een voorwaartse vluchtdrang: Madame beval me de koffers van zolder te halen. Zij ging op reis. Alleen. Ze wist niet waar ze vandaan was gekomen, ze wist niet waarheen ze ging. Ze was met Augustijn weggelopen, de trek naar de verte zat er diep in. Zwervers konden bij haar dan ook altijd op begrip rekenen.(p. 426)
In deel 5 herneem ik dit escapistisch motief naar aanleiding van het oorlogstrauma. Ik heb in hoofdstuk vier vermeld dat het ook Celestien aan een noemenswaardige afkomst ontbreekt. Ze werd door haar moeder verlaten toen ze als dienstmeid haar intrede nam bij de Van Puynbroeckxen en haar vader heeft ze nooit gekend:
139 V a n P a e m e l , C e l e s t i e n , p . 2 1 7 .
1
DOOR VERBEELDE BANDEN MET ELKAAR VERBONDEN
81
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
Mijn naam was met mijn papieren opgeborgen toen ik het witgepleisterde landhuis betrad, voortaan behoorde ik tot de familie Van Puynbroeckx, hun naam stond voor de mijne garant.(p. 457)
Celestien wil kost wat kost deel uitmaken van de familie van haar werkgevers maar dient aan het eind van haar leven te erkennen dat ze, ondanks alle inspanningen, altijd dezelfde is gebleven: een meid van boerse afkomst. Dit inzicht verwoordt ze in beschouwing over het leven van melkkoeien: Ik heb compassie met die beesten. Van de stal naar de wei, schommelen en herkauwen, gedekt uit de spuit, van voren niet wetend wat er van achteren omgaat, elkaar in dwaze nood bespringend, een kalf en dan nog een kalf, en dan met de riek in de schoft de beestenwagen in gedreven. Stom, dat is hun enige gebrek, maar wat als de koeien de spraak was gegeven? Ze zouden ons aanklagen, zoveel is zeker, maar zouden ze er ook niet achter komen dat ze ongelukkig zijn? En dat ze in hun diepste wezen koe zijn en koe blijven?(p. 87)
We zouden deze passage zonder veel moeite kunnen lezen als een allegorie op het bestaan van Celestien zelf. Ze omschrijft zichzelf immers als een herkauwer en meent dat ze haar eigen achterste niet zou herkennen. Ze is de schaduwmoeder van vijf kinderen zonder enig seksueel contact met de vader en ervaart haar afdanking door de Van Puynbroeckxjes als een messteek in de rug, of een „riek in de schoft‟. Ze moet zich als meid van de domme houden - zwijgen is goud -, maar als vertelster is haar de spraak gegeven. Haar verhaal is, zoals voorspeld, een aanklacht en Celestien komt inderdaad tot de conclusie dat ze gelukkiger had kunnen zijn. Het leidt geen twijfel dat de meid betreurt hoezeer ze zichzelf heeft willen losmaken van haar afkomst: “Nu steekt het me dat ik mijn naam zo makkelijk opgaf, het voelt aan alsof ik na mijn moeder ook mijn vader verloochende. En mezelf te min vond.”(p. 457) Nog voor het verhaal in Celestien aanvangt, krijgen we een stamboom van de
║ERF║OPVOLGING
Van Puynbroeckxen te zien. De oude meneer fungeert daarin als stamvader, de stichter van de clan. De man wordt door zijn jongste zoon Augustijn van een talrijk nageslacht voorzien. Opmerkelijk is dat alleen de mannelijke lijn van belang blij kt want in deze stamboom horen de (stief)ouders van Madame kennelijk niet thuis. Ook in het verhaal worden personages gewaardeerd volgens hun naam. De Van Puynbroeckxjes dragen hun familienaam waardig en trots maar tevens gaan ze gebukt onder het gewicht ervan. Hun naam legitimeert hun bestaan en heeft duidelijk een grote invloed op de kinderen: De Van Puynbroeckxjes hadden met hun naam een geschiedenis geërfd, en ze gingen er zich naar gedragen. Wat zij al niet allemaal verplicht waren aan hun naam! Het zotste en hoogmoedigste eerst. Veel geluk heeft die naam hun niet gebracht. Maar het was als een waarmerk, dat hen echt en enig
1
DOOR VERBEELDE BANDEN MET ELKAAR VERBONDEN
82
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
verklaarde. […] Waardige afstammelingen van de oude mijnheer; afbrekend wat ze opbouwden. En het werd allemaal aan de naam opgehangen, glorie en doem, en wel zo dat de doem ook een deel van de glorie uitmaakte.(p. 53)
Augustijn en zijn vier zonen ervaren daarenboven ook een invloed van hun voornamen. Onderstaand schema toont aan hoezeer de uitdrukking „nomen est omen‟ kan gelden in Celestien. Augustijn
verhevene, hooggeplaatste of eerbiedwaardige
Marius
mannelijke
Reinout
raadgevende heerser
Herward(je) Albert
legerbewaker, legerbehoeder of -bewaarder edele, uitblinker, ook wel: schitterende of glanzende van voorname afkomst
Ook Celestien ziet de namen van de kinderen als exemplarisch voor hun aard, weliswaar vanuit een volksetymologische visie, want “[t]oen Herwardje naar de bodem zonk, deed hij helaas ook zijn naam eer aan, en als Bertje zich groter voordoet dan hij is, is hij eveneens zijn naam indachtig.”(p. 53). De betekenis van de naam Herward(je) kunnen we verbinden met zijn lot. Hij kan zijn naam eer aandoen door de engeltjes te vergezellen. Zij worden immers vergeleken met de gestorven frontmakkers van Augustijn. Angelique wordt minder bepaald door haar familie- of voornaam. De betekenis van haar naam, als hemelse boodschapper of ook wel engel, distantieert het meisje van haar broers en vader. In het derde deel van dit hoofdstuk plaats ik haar dan ook in een ander perspectief. Ik heb in hoofdstuk drie reeds aangegeven dat haar zoontje Micha niet tot de stam van de Van Puynbroeckxen wordt gerekend. Het lijkt dan ook duidelijk dat, binnen de familiestamboom, vrouwen geen aanspraak kunnen maken op hun naam, noch op het blo ed dat door hun aderen stroomt. Zij moeten zich op een andere manier laten gelden. De mannelijke erfopvolging wordt in Celestien niet voor het eerst ter discussie gesteld. Madame
vertoont,
zoals
ik
heb
aangegeven,
een
verwantschap
met
de
grootmoederfiguur uit alle vroegere werken en in het bijzonder met de grootmoeder uit Marguerite. Ook zij werd getypeerd als een stammoeder. Van Paemel verwees toen in dit verband naar de joodse cultuur en het Romeinse recht: “van de moeder is men zeker, van de vader niet, nooit, dus laten we het zekere voor het onzekere nemen, het kind van de moeder, dus dat is de erfopvolging.” 140 In tegenstelling tot de mannen in de familie, die hun bestaansrecht erven
║BESTAANS║RECHT
samen met hun naam, moeten de vrouwen hun bestaan in Celestien zelf legitimeren. 140 V r a a g g e s p r e k m e t H a n s v a n d e W a a r s e n b u r g , i n : B u l k b o e k , p . 3 3 .
1
DOOR VERBEELDE BANDEN MET ELKAAR VERBONDEN
83
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
Opvallend genoeg gebeurt dat vaak via het moederschap. Zowel Angelique als Dora ontlenen hun belang aan het moederschap. Het baren van een zoon wordt beschouwd als een plicht die door beide vrouwen werd vervuld. Ook Madame heeft haar taak volbracht, al kan zij bezwaarlijk worden getypeerd als een stereotiepe moeder. Madame doet zich immers ook gelden als zakenvrouw en ze is in die functie bijzonder succesvol. Celestien is degene die de zorgende, zogende rol van Madame overneemt maar er zelf geen aanspraken op kan maken omdat ze, biologisch gezien, geen verwantschapsbanden met de Van Puynbroeckxen heeft . Angelique tracht haar moeder te evenaren als zaakvoerster wanneer ze het koelkastenbedrijf van haar overleden schoonvader draaiende wil houden. Als dienstmeid krijgt Celestien niet de kans om zich binnen een gezin, in de zakenwereld of elders te doen gelden. Haar bestaan moet ze legitimeren als vertelster. Celestien rest de keuze tussen vergeten of verhalen want tijdens haar dienstjaren ging haar bestaan in dat van de Van Puynbroeckxen schuil. Als ze haar eigen bestaan niet aan de vergetelheid wil prijsgeven dan moet ze dringend een bestaansbewijs leveren, want “ook een spook heeft als verschijnsel zijn reden, en het heeft behoefte aan een decor. He t moet worden gehoord of gezien, zo niet bestaat het niet.”(p. 136). Het ontbreken van verwantschap
of afkomst en het zoeken naar
bestaansrecht vormen evenzeer belangrijke thema‟s in vorige werken van Monika van Paemel: En toch moet dringend het bestaansbewijs worden geleverd, moeten er maatregelen tegen de vergetelheid worden genomen. 141 Perla bezat geen geboorteattest omdat hij in het vuur van de strijd vergeten was zijn kleindochter aan te geven.142 Ofschoon ik de dwang of de aandrang om iets te maken ook heb meegekregen uit het verre verleden, is de wil om het bestaansrecht af te dwingen door iets te maken toch nooit een excuus voor mijn leven geworden en kan ik me nooit achter een boek verschuilen. 143 […] het creëren van een vaste plek op aarde, het bestaansrecht verwerven door zelf kinderen te hebben en een gezin, enzovoort. 144
Ik heb in dit onderdeel willen aantonen dat de vrouwen in Celestien het bestaansrecht zelf moeten verwerven, terwijl het mannen in de schoot wordt geworpen. In het volgende deel werk ik de tegenstellingen tussen de mannelijke en vrouwelijke figuren in deze roman verder uit.
141 142 143 144
1
Van Paemel, De vermaledijde vaders , p. 84. Van Paemel, Rozen op ijs, p. 21. Van Paemel, Het wedervaren, p. 18. Ibidem, p. 28.
DOOR VERBEELDE BANDEN MET ELKAAR VERBONDEN
84
Marieke Saelens
2
Hoofdstuk 5
Celestien
DE ONGELIJKE STRIJD TUSSEN DE WOLF EN DE GEIT
De wolf wordt aangetrokken door haar geur, haar blanke huid, de bevalligheid van haar hoorntjes (waarmee ze zo speels kan stoten) en de zachte stevigheid van haar uier. Zij vreest hem maar voelt zich ook gevleid, en achter al haar schuchterheid verbergt zij een roekeloze levenslust. Hij daagt haar uit met zijn vertoon, zijn lenige kattesprongen, zijn glinsterende ogen, en zo laat z i j z i c h v a n g e n e n w o r d t g e n o m e n . 145
In dit hoofdstukonderdeel ga ik na hoe de mannelijke en vrouwelijke personages zich tot elkaar verhouden en welke associaties de beide seksen worden toegedicht. De dichotomie tussen moederschap en vaderschap laat ik hierbij evenwel buiten beschouwing aangezien het volgende hoofdstuk zich daarop richt. Hier behandel ik de typering van mannen en vrouwen, hun onderlinge relaties en de ambigue invulling van het concept vrouw in Celestien. In Celestien wemelt het van uitspraken over mannen en vrouwen. Vaak
║MANNEN EN ║VROUWEN
komen deze van de meid zelf maar af en toe krijgen we ook ongefilterde uitlatingen door andere personages voorgeschoteld. Celestien beschouwt mannen voornamelijk als statische en onbuigzame wezens. Mannen willen volgens haar het bestel verklaren en ze kunnen “zo gewichtig doen over hun sekse alsof die hun eigen uitvinding is”(p. 41) Celestien ziet hoe Madame door haar mannen, haar echtgenoot en zonen, wordt teleurgesteld en ze hoort haar en Angelique verklaren dat mannen niet deugen: “Die willen de baas spelen en kunnen het niet”(p. 42). Augustijn wordt beschouwd als het slachtoffer van een fundamenteel mannenprobleem: [H]ij wilde bij moeders op schoot, met het vrouwtje in bed, bij een voorbeeldige huisvrouw met de voeten onder tafel. Tegelijk wilde hij de zeven zeeën bevaren, de hoogste bergen beklimmen, hemel en aarde verslaan. Hij wilde de eerste onder de mannen zijn. (p. 247)
Tegelijkertijd beseffen we dat vrouwen met hun beeld van de ideal e man dit probleem bevestigen. Zo verwacht Madame van mannen dat ze knap zijn en slim en sterk, “dat ze goed waren in het bed en in het werk, dat ze minnaars, vaders en kostwinners waren, dus een goedgevulde beurs hadden, maar ook fris waren en lekker roken.”(p. 401)
145 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 2 7 8 .
2
DE ONGELIJKE STRIJD TUSSEN DE WOLF EN DE GEIT
85
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
Maar ook vrouwen kijken tegen hoge eisen aan, alleen gaan ze er anders mee om: “Het was onmogelijk aan alle eisen te voldoen, en van moeder op dochter voelden we ons schuldig als we er niet aan voldeden. Kribbig of zeurderig werden we, kwaad of zot.”(p. 88) Gefrustreerd moet Celestien aanzien hoe niet alleen zijzelf maar ook Madame en Angelique hun sekse tegen hebben : Als Madame haar buik ondersteunde en ik naar mijn rug greep, was dat terecht beklag. Augustijn was niet onnozel, hij had moeten begrijpen dat de gesteldheid het ons lastig maakte, en dat het bestel tegen ons was gericht. Het ritme van ons lijf, ellendige kalenderdagen, de last van het onderhoud, duizend en één zorgen.(p. 88)
De mannen in Celestien beschouwen vrouwen als een zwakkere soort. Ze dienen mooi te zijn en vooral te zwijgen. De jongens verkondigen allerlei „wijsheden‟ over vrouwen als verraderlijke en onbetrouwbare feeksen: “Vrouwen waren eropuit hen afhankelijk te maken en op een slinkse wijze aan de ketting te leggen. ”(p. 466) Uit Marius‟ lessen in de logica leert Celestien waarom ze minder waard is dan een man: Wij hadden volgens de geleerde in de dop de vrouwelijke logica gemeen. Die was niet redelijk, maar werd bepaald door de stand van de maan en was afhankelijk van het humeur. Daaruit volgde dat vrouwen geen leiding konden geven.(p. 160)
De meid staat kritisch tegenover dit soort theorieën. Ze wijst haar leermeester op zijn eigen moeder, maar die wordt door Marius afgedaan als een „noodgeval‟. Typerend voor de Van Puynbroeckxjes is dat ze hun eigen moeder buiten beschouwing laten wanneer ze het over vrouwen hebben. En Celestien laat niet na op te merken dat ze stuk voor stuk met een bruid beneden niveau komen aanzetten, “met een vrouw die vooral niet op hun moeder leek, eentje die ze dachten de baas te blijven.”(p. 38). In geen enkel opzicht weerspiegelen de relaties van de Van Puynbroeckxjes
║RELATIES
de onverbrekelijke band tussen hun ouders. Niettemin is de eensgezindheid bij dit koppel vaak ver te zoeken: “Augustijn en Madame waren aan elkaar gewaagd. Desondanks bleef er die eeuwige strijd te beslechten. Hij haatte het afhankelijk te zijn, zij wilde niet voor hem onderdoen.”(p. 204) Het verschil tussen beide partners is groot. Augustijn is vastgeroest in oude gewoontes en traditionele opvattingen, hij staat op zijn “train de vie, en hij hield ook van oude dingen. Die hadden een geschiedenis.”(p. 62) Madame daarentegen is veel progressiever. Deze tegenstelling ontaardt meermaals in ruzie: “Het zou een geschilpunt worden in de zaak: hij wilde oude huizen opknappen, zij zette de beuk erin en koos resoluut voor nieuwbouw.”(p. 62) en “als de een „Vooruit!‟ riep, dan schreeuwde de ander: „Achteruit!‟ Consequent liepen de voor- en de achterhoede elkaar voor de
2
DE ONGELIJKE STRIJD TUSSEN DE WOLF EN DE GEIT
86
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
voeten.”(p. 203-204). Ondanks alle tekortkomingen van zowel Augustijn als Madame, beschrijft Celestien een onvergetelijk liefdespaar dat vooral door het bed bij elkaar wordt gehouden. Hun liefde vormt troost en redding bij de tegenslagen die de beide partners te verwerken krijgen. Augustijn en Madame leveren het bewijs dat, alle geschilpunten ten spijt, mannen en vrouwen niet onverenigbaar hoeven te zijn. Hierbij dienen we echter een kanttekening te maken. De belangrijkste
║DÉ VROUW
vrouwelijke personages in Celestien zijn immers niet van het stereotiepe kaliber. In de kamer van Angelique hangt het portret van de Mona Lisa, die aan Celestien de volgende bedenking ontlokt: Het was me opgevallen dat die Mona Lisa kloeke armen had en grove handen. Half deerne, half dame. Zoals ik, op een ander vlak, vis noch vlees was. En ik stelde vast dat Madame, ondanks alles, de glimlach was toebedeeld, en ik het met de handen moest stellen.(p. 67)
Dit citaat bevestigt dat Celestien als werkkracht een aanvulling vormt op Madame. De beide vrouwen kunnen als één worden voorgesteld wanneer men Celestien als de deerne, en Madame als de dame beschouwt. Ze vormen samen de ideale vrouw die niet alleen dienstbaar is en een huishouden runt, maar ook actief kan deelnemen aan de wereld buiten het gezin. De ideale vrouw heeft met andere woorden enkele mannelijke kenmerken, zoals ook de Mona Lisa kloeke armen en grove handen heeft. Opmerkelijk is dat Celestien met diezelfde fysieke, mannelijke kenmerken wordt geassocieerd hoewel zij de meest vrouwelijke taken uitvoert en de dame, Madame, zich profileert als een succesvolle zaakvoerster. Daarin gelijkt ze opnieuw sterk op de grootmoeder van Van Paemel zelf: “Laat me het hier gewoon samenvatten met de autobiografische uitspraak van een van de metselaars die mijn grootmoeder heeft gekend: „Ons Madam, da‟ was ne meneer.‟” 146 Door Madame deze ambigue invulling toe te dichten, doorbreekt de auteur een stereotiepe voorstelling van de vrouw in de literatuur én komt ze dichter bij de vrouw in de werkelijkheid . Bovendien vinden we in de tweedeling in Celestien en Madame een vorm van stil protest: “[…] waarom moeten wij altijd kiezen tussen heldhaftigheid en volgzaamheid? Madame is heldhaftig en Celestien is volgzaam, maar het is eigenlijk behelpen.” 147 De combinatie van de beide vrouwen vinden we geïllustreerd in Angelique. Zij probeert de zaak van haar overleden schoonvader te runnen terwijl ze ook de last van het huishouden draagt. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat ze uiteindelijk op veel sympathie van Celestien kan rekenen. Ze is de universele vrouw en dat blijft hoe dan ook behelpen. 146 V a n H u l l e , V e r m a l e d i j d e n g e b e n e d i j d , i n D e L e e s w o l f , p . 5 2 0 . 147 I b i d e m .
2
DE ONGELIJKE STRIJD TUSSEN DE WOLF EN DE GEIT
87
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
3
Celestien
VERMALEDIJD EN GEBENEDIJD
‘God kon niet overal zijn, daarom heeft hij de m o e d e r s g e s c h a p e n , ’ 148
Deze roman draagt de ondertitel De gebenedijde moeders, een duidelijke verwijzing naar Van Paemels meesterwerk uit 1985, De vermaledijde vaders. Ook in Celestien zelf zit de tegenstelling tussen moederschap en vaderschap vervat , al vormt de moederfiguur nu het centrale aandachtspunt. Na een kort overzicht van de belangrijkste moeder- en vaderfiguren in het verhaal, behandel ik enkele motieven die het concept moederschap in Celestien van een bijzondere interpretatie voorzien. Madame vormt een stammoeder onder de Van Puynbroeckxen . De zorg van
║MOEDERS EN ║VADERS
het moederschap kan ze delen met Celestien hoewel de kinderen alleen het gezag van hun echte moeder aanvaarden. Na de dood van zovele engeltjes blijft bij Madame een soort oerangst hangen. Ze wordt schichtig zodra een kindje is geboren en de angst maakt haar streng: “het kleinste kuchje van de kinderen volstond om Madame onrustig te maken. Ze kon er niet tegen als ze huilden of zeurden en kon alleen op een bruuske wijze haar liefde tonen.”(p. 195) Madame behoudt in zekere zin een bepaalde afstand tot haar kinderen. Die kloof wordt gedicht door Cele stien, die de rol van schaduwmoeder vervult. De dochter Angelique richt als kind al haar moederliefde op haar broertje Bertje maar blijkt na de geboorte van haar eigen zoon, niet voor het moederschap te zijn geschapen: “ze miste de woeste drift van Madame , maar ze had zich voorgenomen het perfect te doen.”(p. 356) Ze slaapt jarenlang met Micha in haar armen, ook na de terugkeer van haar man. De dood van het vruchtje in de achtste maand van een tweede zwangerschap komt ze amper te boven. De moederlijke overbezorgdheid vinden we ook terug bij de vrouw van Reinout. Hun zoontje Frans wordt danig in de watten gelegd door zijn moeder en oom. Marius‟ vrouw Eliane daarentegen kan als huismoeder niet aarden en vindt niks aan het moederschap. Nog een andere schoondochter, Dora, behelst alle extremen: Dora had de baby overweldigend lief, ze beet hem in de billetjes en kuste zijn dingetje. De pret kon niet op als hij haar bij het verschonen nat plaste: „O, die kleine deugniet!‟ Tot de moederliefde haar te hoog ging en zij de baby van zich afstootte.(p. 411)
148 V a n P a e m e l , C e l e s t i e n , p . 3 2 2 .
3
VERMALEDIJD EN GEBENEDIJD
88
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
Dat geen van deze vrouwen als een ideale, „gebenedijde‟, moeder wordt voorgesteld, lijkt enigszins paradoxaal in het licht van de ondertitel van de roman. Van Paemel nuanceert daarmee de tegenstellingen die worden opgeroepen door de vergelijking van Celestien met De vermaledijde vaders. De ultieme vaderfiguur in het meest recente werk is Augustijn. Hij helpt zijn kinderen ter wereld brengen en probeert als vader een evenwicht te zoeken tussen kordaatheid en zo rgzaamheid. Niettemin merken we dat Augustijn zijn kinderen niet steeds gelijk behandelt. Voor zijn oogappel Angelique stelt hij immers grenzen die voor zijn zonen niet gelden. Als grootvader wordt hij steeds milder, zorgzamer en geduldiger: Het was alsof hij met zijn kleinkinderen pas goed vader was geworden. Ik zag met weemoed hoe hij zich met Micha over een boek boog, naar het gekwetter van Regina luisterde en Benjamin hielp met zijn schoolwerk.(p. 493)
Onder Augustijns zonen brengt alleen Marius het er goed vanaf als vader. Hij en zijn dochter Regina delen een hechte band en Celestien beschouwt hem dan ook vooral als zijnde geslaagd in het vaderschap. De autoritaire Reinout daarentegen, wordt getypeerd als ronduit tiranniek en ook Bertje blijkt als man en vader een dictatoriaal kantje te hebben. De enige schoonzoon, Davy, slaagt er niet in na zijn terugkeer de band met zijn zoontje te herstellen. Als vader lijkt hij dan ook weinig voor te stellen. Uit het voorgaande blijkt dat Van Paemel ook in de typering van vaderfiguren in Celestien enige nuances aanbrengt. Hoewel personages als Reinout en Bertje ten stelligste als „vermaledijd‟ kunnen worden beschouwd, geldt dit geenszins voor Augustijn en Marius. Ik heb reeds vermeld dat Madame een zekere distantie behoudt tegenover
║LICHAMELIJK║HEID
haar kinderen, een leemte die door Celestien wordt gevuld. Madame wordt enigszins afgeschrokken door het lichamelijke aspect van het moederschap: Madame huiverde ervoor haar kinderen bloot te zien […]. Maar allicht kwam het door de kwetsbaarheid van het jong, een poedelnaakte baby toont zich gezond, of niet. Onder de dunne huid tekenen zich de blauwe adertjes af, en men kan het hartje haast zien kloppen.(p. 194-195)
Celestien is dan ook degene die de nieuwgeboren kindjes verzorgt en hun badjes geeft. Ze meent de kinderen te kunnen herkennen aan hun stoelgang en kondigt trots aan Bertjes lintworm te hebben uitgedreven: “Madame keek de andere kant op en hulde zich in een wolk parfum als het om de viezigheid van haar volkje ging. Maar ik kende die kinderen door en door […].”(p. 85) Het motief van het lichamelijke reikt verder dan de omgang met de kinderen. Celestien biedt gedetailleerde beschrijvingen van de bevallingen maar ook van Bertjes kwellingen nadat hij zijn ingewanden verbrandde:
3
VERMALEDIJD EN GEBENEDIJD
89
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
Van zijn fraaie tanden waren toen alleen zwartgeblakerde stompjes overgebleven. […] Door zijn linkerneusgat ging een groene draad naar binnen, die met loodjes was verzwaard om door de keelholte en de slokdarm naar de maag af te dalen en zo te voorkomen dat zijn slokdarm dichtgroeide. Het uiteinde van de draad kwam in een gat in zijn zij weer naar buiten en was daar met een pleister vastgezet.(p. 296)
In lyrische passages beschrijft Celestien de gruwelijke verdrinkingsdood van Herwardje, het aangezicht van de levenloze engeltjes, de darmproblemen van de ouder wordende Madame, het gerimpelde geslacht van Augustijn, de gebakken kalfshersenen voor Bertje enz. Angelique daarentegen is van kindsbeen af behept met een grote afkeer van het lichamelijke: “Luchtjes vervulden haar met schaamte, ze at haast niet, omdat alles wat erin ging er ook weer uit moest komen.”(p. 98) Ze is ook schuw voor al wat mannelijk is en met seksualiteit te maken heeft. Daarin verschilt ze erg van haar ouders, die elkaar en zichzelf steeds opnieuw terugvinden onder de lakens. Celestien mag zich dan wel ergeren aan de veelvuldige en vaak weinig discrete vrijpartijen van haar werkgevers, hun passionele aard stelt haar ook gerust: “[…] zolang er een bed was, zouden die twee wel een oplossin g vinden.”(p. 168) Zelf kan Celestien zich niet beroepen op enige seksuele ervaring. De Van Puynbroeckxen laten dan ook niet na haar erop te wijzen dat ze “de pointe miste”(p. 332) of het stempel “Ongeopend retour naar afzender”(p. 119) draagt. Het verlangen is Celestien nochtans niet vreemd: in bed fantaseert ze over Augustijn terwijl ze zichzelf bevredigt en ook Jan wekt haar begeerte: „Mag ik je roosje zoenen?‟ had Jan me ooit gevraagd. Ik ben weggelopen, zo hard ik kon. Dat wilde ik aan geen levende ziel laten zien. Oorsprong en ondergang, dat kon ik niet laten aanraken. Doodsbang, maar vurig hopend dat hij me achterna zou komen. Dat hij me zou pakken. Dat ik het niet meer kon helpen. Dat het eindelijk zou gebeuren.(p. 183)
Celestiens verlangen wordt geremd door de schaamte die haar werd aangepraat door haar moeder. Die richt zich bovendien op alle mogelijke lichaamsgeluiden en geuren, die van de meid althans. Niettemin spelen geuren een belangrijke rol in de herinneringen van Celestien: de luchtjes van de kinderen, de geuren van de huizen en het land, de odeur van Augustijn en het parfum van Madame. Zij bedient zich van Arpège van Lanvin, een warme geur met essences van rozenextract, neroli en ylang-ylang. Het parfum werd gecreëerd door Jeanne Lanvin voor haar dochter Marguerite en is bedoeld om van generatie op generatie te worden doorgegeven. 149 Op het flesje vinden we dezelfde tekening terug als op het voorplat van Celestien: een moeder in omhelzing met haar kind: “Het lijkt wel zo‟n vierge ouvrante, Maria met open mantel, moeder Gods die haar diepgelovige kinderen koestert.” 150 Ook
149 „ A r p è g e . T h e p e r f u m e ‟ , H o m e p a g e , L a n v i n p a r f u m s . < w w w . l a n v i n - p a r f u m s . f r / > 150 D e p o n d t , E e n m e i d i s e e n m e i d i s e e n m e i d , i n : D e V o l k s k r a n t , p . 2 2 .
3
VERMALEDIJD EN GEBENEDIJD
90
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
Celestien grijpt al eens naar het flesje maar wordt door Angelique op haar plaats gezet: “Dat kon niet en dat mocht niet. De een ruikt naar de salon, de ander naar de keuken. De ene geur is intiem, de ander is aangewaaid.”(p. 81) Aan het eind van haar leven neemt Celestien zich dan ook voor alle weggeslikte frustraties te uiten: Jandorie, ik heb mijn hele leven opgespaard, maar nu zal ik een flinke scheet laten! Madame is me te vlug af geweest, Augustijn kan ik het niet aandoen, maar hun nakomelingen zal ik mijn oudewijvenadem in het gezicht blazen, ik zal mijn ingewanden luchten, ik zal ze laten kennismaken met mijn binnenste. Het zal er stinken!(p. 69)
Het moederschap wordt in Celestien een religieuze dimensie toegedicht: “Ik
║RELIGIEUZE ║SYMBOLIEK
hoefde maar naar die prent van de calvarieberg te kijken, met de treurende vrouwen onder het kruis, om met Madame mee te voelen.”(p. 305) Ze mag het dan al niet begrepen hebben op allerhande pastoors, volgens Celestien heeft Madame een hang naar het bovennatuurlijke: Als bruid had ze haar huisheiligen meegebracht, Anna voor het huwelijk, Rita voor de hopeloze gevallen, Antonius voor verloren voorwerpen. Mettertijd was het een hele verzameling geworden, van Blasius tot Vitus, want elke heilige had zijn specialiteit. Ze moesten geregeld worden gesopt, en als er een straf kreeg, moest ik het beeld naar de kelder brengen of met het gezicht naar de muur draaien.(p. 433)
In enkele opzichten vertoont Madame, van wie de naam overigens Marguerite is, gelijkenissen met de heilige Rita. De legende 151 wil dat zij als veertienjarige maagd wordt uitgehuwelijkt aan een woeste torenwachter hoewel ze liever de kloostersluier had aangenomen. Rita probeert een vredig leven met haar onbehouwen man op te bouwen, het huishouden te doen en twee wildebrassen van zonen op te voeden. Maar de torenwachter wordt vermoord en om te voorkomen dat haar zonen hun vader zouden wreken, smeekt Rita de Heer verder bloedvergieten te voorkomen opdat de jongens geen moordenaars zouden worden. Haar wens wordt ingewilligd en haar zonen sterven nog datzelfde jaar een natuurlijke dood. De weduwe wordt alsnog in het klooster opgenomen om de volgende veertig levensjaren aan God te wijden. Na haar dood wordt ze niet begraven maar ligt ze ongeschonden opgebaard in een glazen schrijn, “een kleine vrouw met de glimlach van de Mona Lisa, de patrones van de hopeloze of onmogelijke zaken” 152. Dit citaat weerspiegelt het beeld dat in Celestien van Madame wordt geschetst. Ook in vroegere romans van Van Paemel vinden we de verwantschap van vrouwenfiguren met de heilige Rita terug. De grootmoederfiguur wordt vaak getypeerd als een model van zelfopoffering en lijdzaamheid. In Rozen op ijs zien we echter dat ook het hoofdpersonage aanspraken kan maken op deze literaire heiligverklaring. Zij werd door de schrijfster immers 151 O n t l e e n d a a n : V a n P a e m e l , R o z e n o p i j s , p . 7 1 - 7 3 . 152 V a n P a e m e l , R o z e n o p i j s , p . 7 3 .
3
VERMALEDIJD EN GEBENEDIJD
91
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
„Perla‟ gedoopt en opvallend genoeg sluit deze naam aan op de betekenis van Marguerite of Rita: parel. In Celestien krijgen de overige belangrijke vrouwen eveneens via hun naam een religieuze invulling: Celestien
hemelse, goddelijke
Angelique
hemelse boodschapper, ook wel: engel
Het semi-goddelijke statuut van deze twee personages wordt ook in het verhaal geïntegreerd. Celestien mag dan wel geen kloosterzuster zijn, haar bestaan doorstaat de vergelijking met een non moeiteloos. Ze blijft kinderloos en wijdt haar leven aan iets hogers, aan een heer die steeds onbereikbaar is gebleven: “Ik mocht niet worden ingewijd in de geheimen van de liefde, ik moest een wereldlijke non blijven.”(p. 421) Ook Angelique begeeft zich op de grenzen tussen een wereldlijk en een geestelijk leven. Als jong meisje droomt ze ervan non te worden tot ze met het kloosterleven van tante Octavie wordt geconfronteerd. Met het opbergen van haar kloosterlijke ambities heeft Angelique maar weinig aan godsvrucht ingeboet. Celestien merkt op dat het kind in de innige band met haar broertje de Madonna speelt, “en Bertje moest voor verlosser doorgaan.”(p. 179) Haar vrome jeugdjaren leggen de basis voor Angeliques houding ten aanzien van lichamelijkheid en seksualiteit. De invloed van het katholicisme laat zich ook gelden in de karakterisering van Marius. Zijn zwijgzame en filosofische aard levert hem de bijnaam „de pastoor‟ op, een rol die hij tijdens de Tweede Wereldoorlog zal spelen om te ontkomen aan de Duitsers. Celestien kleurt haar verhaal bovendien met religieuze beelden. Tijdens de tochtjes met Herwardje en Augustijn naar het kasteeltje van de oude mevrouw zijn zij als “een plaat van de heilige familie”(p. 27). De openbare verkoop van de inboedel van Mon Repos “was een dag als die van het Laatste Oordeel”(p. 63). Wanneer de meid haar laatste avontuurlijke tocht onderneemt, naar de zolder van Welverdiend, om door het ovale raam in het fronton te kunnen kijken, valt haar oog op een stichtelijke prent van Maria Hemelvaart aan de muur. In deze passage culmineert de religieuze symboliek in al haar verscheidene invullingen: […] de prent van Maria Hemelvaart doet me aan Madame denken […], ik zou het net zo goed kunnen zijn, die door de engelen naar de hemel wordt gevlogen. […] De verbijsterde apostelen om het gapende graf, dat is wel goed getroffen, de jongens zouden net zo kijken, maar waar is Maria Magdalena; bij het lege graf van Jezus? Of is Angelique helemaal niet present?(p. 538-539)
De aanwezigheid van religieuze symboliek in Celestien kunnen we ongetwijfeld toeschrijven aan de streng katholieke opvoeding van de schrijfster.
3
VERMALEDIJD EN GEBENEDIJD
92
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
4
Celestien
OUD EN OPZIJ GEZET
Terwijl ik zo zachtjes mogelijk probeer te plassen, bedenk ik dat dit voortaan mijn dagelijkse wandeling zal zijn: van de stoel naar de pot. Tot ik het b e d n i e t m e e r u i t k o m . 153
Celestien vertelt haar verhaal vanuit het rust- en verzorgingstehuis Welverdiend. In het kaderverhaal krijgt de lezer dan ook een beeld geschetst van een bejaarde dame die, helemaal alleen, de lege eindeloze dagen als een niemandsland voor zich uit ziet strekken. De aandacht voor de ouder wordende vrouw is het oeuvre van Van Paemel niet vreemd en kent zijn oorspro ng in de levenservaringen van de schrijfster zelf. Het verhaal vangt aan wanneer de dienstmeid door de kinderen van haar werkgevers wordt gedumpt in Welverdiend, waar ze beseft dat ze haar leven aan zich voorbij heeft laten gaan: “Ik kan nergens heen en ik kan niet terug. […] Nu zou ik weten hoe het moet, maar nu is het te laat.”(p. 16) Ze mag dan wel gestrand zijn in de wachtzaal voor de dood, haar gedachten raken op de drift. Om de tijd te doden, overdenkt Celestien haar leven, nu eens zus, dan zo “maar ik ben de draad kwijt”(p. 26). Twee constanten in het gezeur van het aftandse wijfje zijn spijt en teveel tijd. Celestien voelt zich leeg en onthand en ligt er na een banale valpartij letterlijk gevloerd en uitgeteld bij. Haar afdanking door Bertje en compagnie dankt Celestien niet zozeer aan haar positie als dienstmeid, maar aan haar leeftijd. Ze vereenzelvigt zich met de andere pensionaires en weet zich net als hen liever kwijt dan rijk: “Wat dat betreft maakt het niets meer uit of het eigen of opgedrong en broed is. […] Voor alles ben je te oud, behalve om te sterven.”(p. 77) Eenmaal in Welverdiend aangekomen, wil Celestien zichzelf op de eerste plaats stellen: Ik heb zo lang de schijn van gedienstigheid opgehouden, dat ik die schijn voor werkelijkheid nam. Ik kreeg ook niet de tijd om me te bezinnen, mijn leven is voorbijgegaan zonder dat ik er erg in had. Ondertussen heb ik wel een kapitaal aan spijt en wrok vergaard, een vermogen zonder vrucht. Als ik nu niets onderneem, mezelf niet vooropstel, hoeft het niet meer.(p. 69)
Ze wil de Van Puynbroeckxjes alsnog de rekening presenteren, “[m]aar geen geraas of gesnik, ik moet het hoofd koel houden. Voor je het weet, word je kinds
153 V a n P a e m e l , C e l e s t i e n , p . 4 1 7 .
4
OUD EN OPZIJ GEZET
93
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
verklaard.”(p. 81) Haar frustraties reageert de voormalige meid echter af op d e hulp. Haar tegendraadse gedrag neemt echter niet weg dat ze zich in stukken uiteen voelt vallen zonder de Van Puynbroeckxen. Met de ouderdom treedt de angst voor de dood maar ook het verlangen naar vergetelheid in bij Celestien. Ze beeldt zich haar eigen dood in en hoopt op het verdriet en schuldgevoel van de duiveltjes. Ze verlangt onverhoeds te mogen bezwijken en hoopt daarmee een einde te stellen aan de mallemolen in haar hoofd. Het verhaal eindigt opnieuw bij Celestien in Welverdiend wanneer ze in een opwelling beslist om een oud voornemen te verwezenlijken. Gewapend met een paraplu als wandelstok, trekt het oudje erop uit naar de zolder van het landhuis. Door de klim naar het lichtende oog vervult Celestien een verlangen dat ouder is dan haar liefde voor Augustijn, een verlangen dat ze geheel aan zichzelf te danken heeft. Men zou kunnen argumenteren dat niet alleen het verhaal ten einde komt, maar ook het leven van Celestien. Eerst voelt ze immers angst om door het raam te kijken, om de gruwelen van he t verleden te moeten aanschouwen. Maar eenmaal ze het aandurft om door het lichtende ovaal van het raam te turen, waarvan de vorm misschien refereert aan het tunnelzicht van de stervende, lijkt ze opgelucht: “mijn engeltjes, zalig mogen ze wezen, het is al sof ze om mijn hoofd fladderen”(p. 543) Ze tuurt naar de horizon, “[d]aar kom ik vandaan en daar ga ik weer heen. Verhef je, mijn hart.”(p. 543) Van Paemel vertoont in al haar romans de neiging om oudere figuren in het verhaalverloop te integreren. Het gaat daarbij vaak om literaire equivalenten van haar grootouders en in het bijzonder haar grootmoeder langs vaderszijde aan wie ze in Marguerite een prominente rol toebedeelde. De keuze voor het vertelperspectief van een bejaarde vrouw is echter nieuw, al experimenteerde de schrijfster in De vermaledijde vaders in een laatste deel van de roman reeds met een 76-jarige hoofdfiguur. Dit werd in de literaire kritieken als problematisch ervaren, temeer omdat er een grote tijdskloof ontstond met de vorige delen van de roman. We merken in Celestien echter dat, nu Van Paemel ervoor kiest het verhaal integraal te kaderen binnen de vertelling van een bejaarde dienstmeid, er opnieuw kritiek komt op deze figuur. De critici ergeren zich aan het gezeur van het oudje, het gebrek aan samenhang en de veelvuldige herhalingen in haar verhaal. Maar Van Paemel weet waarom ze voor deze verteltrant heeft gekozen: Omdat ik als kind vaak met oudere mensen samen was, heb ik het voordeel dat ik weet hoe het werkt, hoe iemand van een kleinigheid vertrekt en bij iets anders uitkomt, hoe iemand zich herhaalt door met iets anders toch hetzelfde te vertellen - en laat dat maar eens traag gaan.154 154 R a s k i n , „ I n d e k e u k e n p a s s e e r t a l l e s ‟ , i n M u z i e k & W o o r d , p . 1 1 .
4
OUD EN OPZIJ GEZET
94
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
5
Celestien
DE TIKKENDE TIJDBOM
‘Het was dan maar, zoals met zoveel, de schuld van de oorlog. Alsof de oorlog een monsterlijk fenomeen was, en niet een toestand die door mensen werd v e r o o r z a a k t . ’ 155
Het verhaal dat door Celestien wordt verteld, beslaat ongeveer de eerste helft van de twintigste eeuw en speelt zich af in Vlaanderen, het strijdperk van twee wereldoorlogen. Deze gebeurtenissen hebben dan ook een grote impact op het lot van de Van Puynbroeckxen. In dit onderdeel belicht ik de beide oorlogen en enkele personages die enkel in de context van de tweede oorlog een rol spelen. Daarnaast onderzoek ik in welke mate het oorlogstrauma de balans tussen schijn en werkelijkheid in Celestien doet wankelen, en spoor ik vroegere beelden van oorlogservaringen op in het oeuvre van Van Paemel. Tijdens de Groote Oorlog blijft Celestien in het verzonken land, terwijl de
║WO I
oude mevrouw veilig naar Holland vlucht. Herward en Augustijn zijn aan het front, waar een gruwelijke gasoorlog woedt: “De gifwolk die over de loopgraven dreef en de soldaten uitrookte als ratten, waarna ze blind en reutelend over elkaar heen tuimelden.”(p. 279) Onder Augustijns bevel sneuvelen meerdere jongens. Het verlies van zijn manschappen komt hij nooit nog te boven: Hij zag zijn gevallen kameraden geregeld terugkomen - op een keer, toen hij zich stond te scheren, verschenen er in de spiegel drie soldaten van zijn compagnie die op orders wachtten. […] „Ze horen dood te zijn,‟ zei hij met het scheerschuim op zijn kin. Want ze deden hem altijd weer de Groote Oorlog aan.(p. 472-473)
De frontervaringen van Augustijn leveren hem een levenslang tr auma op, dat hij aanvankelijk zeer duidelijk ontvlucht. Augustijn stort zich na het einde van de Groote Oorlog in een losbandig leven, gevuld door drank, gokken en razende motorritjes. Het drankmotief zien we in Celestien herhaald optreden. Zowel Herward als Augustijn geven zich over aan whisky en stiltonkaas tijdens de nieuwjaarsvisites. Wanneer Augustijn zich terugtrekt en treurt om zijn gesneuvelde kameraden, komt daar eveneens een fles whisky aan te pas. Ook na de dood van een engeltje, een zoveelste frontsoldaatje, stort Augustijn zich in een dronken roes. De weemoedige
155 V a n P a e m e l , C e l e s t i e n , p . 2 3 .
5
DE TIKKENDE TIJDBOM
95
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
dronk is een gewoonte die door Celestien wordt overgenomen eenmaal ze in Welverdiend is aangekomen: “Dan neem ik mijn toevlucht tot een borrel - ik heb een fles Whisky gegapt, en achter de verwarming verborgen […].”(p. 171) Ook in De vermaledijde vaders kunnen we reeds een personage betrappen op een heimelijke dronk: “Uit de holte achter het boek haalde ze een whiskyfles te voorschijn en nam een flinke slok.” 156 Het drankmotief kunnen we inpassen in het kader van vluchtmotieven die met oorlogstrauma‟s in Celestien zijn verbonden. Deze motieven komen aan bod in relatie tot de tweede oorlog. Herward zegt over de eerste oorlog dat die in het hoofd van de mensen zat.
║WO II
“Na de tweede legde hij zijn hand op zijn hart en zei: „Het zit daar.‟”(p. 23) Omdat de Tweede Wereldoorlog door de Van Puynbroeckxen zeer bewust wordt meegemaakt, krijgt de lezer een genuanceerd beeld dat de verschillende aspecten van de oorlogsjaren in zich verenigt. Celestien beschrijft de sfeer van dreiging en onrust tijdens de jaren die aan het geweld voorafgaan. Het gezin wordt in Antwerpen geconfronteerd met jodendiscriminatie en Augustijn luistert angstvallig naar de berichtgeving op de radio. De stem van Hitler zaait onder de Van Puynbroeckxen de kiemen van een tweespalt die het gezin uiteen zal rukken. Naast de grote verhalen lezen we ook welke impact de nakende oorlog heeft op een huishouden. Er komt een schuilkelder en Madame zet een zwart handeltje op. Er wordt massaal gehamsterd en gesmokkeld en tot drie keer toe wijdt Celestien lyrische passages aan elementaire etenswaren waarvan flink genoten wordt. Het gezin Van Puynbroeckx wordt danig getekend door de oorlog. Marius kiest resoluut voor het verzet terwijl zijn jongere broer Reinout met bezetter meewerkt. Bertje verzeilt aan het Oostfront en de echtgenoot van Angelique wordt gedeporteerd naar een van de kampen. Celestien ziet in militaire ambities van de jongens niets meer dan een gelegenheid om hun vader te overtreffen: Ze konden het voortouw nemen en de strijd aanbinden. Dat bevrijdde hen van de duffe binnenkamers en van de vraag wat met hun leven aan te vangen. Ten strijde trekken, dat was het mooiste. Ten strijde trekken om van zichzelf af te wezen. Dobbelen met de dood.(p. 304)
De oorlog verleent de Van Puynbroeckxjes een jachtvergunning, een prachtig excuus om hun zin door te drijven, hun gelijk te halen en zich te onderscheiden van de ander. Maar allen houden ze een reusachtige kater aan hun oorlogservaringe n over. Marius voelt zich als verzetsheld flink miskend, Reinout blijft steken in zijn grote gelijk tot hij zichzelf opblaast en Bertje komt verminkt uit Rusland terug. De oorlog blijft dan ook in alle intimiteit verder woeden: “het waren bittere jaren, jaren van 156 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 3 7 0 .
5
DE TIKKENDE TIJDBOM
96
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
tweedracht en van moedwillig misverstand. Het was alsof de jongens de vrede niet konden verteren […]”(p. 96). Tijdens Wereldoorlog II bieden de Van Puynbroeckxen onderdak aan de
║PERSONAGES
Mayers, een joods bankiersgezin waarmee ze bevriend waren geraakt. De aanwezigheid van meneer en mevrouw Mayer en hun zoon Junior vervult in het verhaal twee tegenstrijdige functies. Enerzijds vormen ze een bron van angst voor Celestien. De meid is er als de dood voor dat de Mayers zouden worden gevonden : […] en voor wat ons dan te wachten stond. Daar durfde je niet aan te denken, je ging door met het dagelijkse werk en alles wat erbovenop kwam. Je slikte de angst weg. Een stompzinnig overleven, met pieken van dodelijke opwinding. Zodra die tijd ter sprake komt, is het alsof een ijzeren hand zich om mijn keel schroeft.(p. 110-111)
Anderzijds voegt hun karikaturale typering een komische noot toe aan het gebeuren. Het joodse gezin mag dan wel vier jaar lang in een achterkamertje bij de Van Puynbroeckxen schuilen, tot een toenadering tussen beide families komt het niet. Mevrouw Mayer vertoont een openlijke afkeer van haar gastheren en staat met haar eigen bestek klaar wanneer ze aan tafel wordt genood. Ze weigert pertinent de wc van de Van Puynbroeckxen te gebruiken: “Of ze bang was haar billen te branden, vroeg ik.”(p. 218) Mevrouw Mayer lijdt onder haar eigenzinnige spijsvertering. Van de kost die haar ten huize Van Puynbroeckx wordt voorgeschoteld, gaat haar buik zwellen en krijgt ze een grauwe huid. Niettemin slaagt ze erin de oorlogsjaren door te komen. Dat geldt evenzeer voor meneer Mayer en hun zoontje Junior. Meneer Mayer is degene die de nachtspiegel van zijn familie leegt en dat zo onhandig doet dat hij telkens opnieuw op de vloer morst. Junior is volgens Celestien een droogstoppel en gaat ettelijke jaren na de oorlog met zijn vrouw in Israël wonen. Het karikaturale karakter van dit gezin komt vooral tot stand door de manier waarop de Van Puynbroeckxen, en in het bijzonder Madame, met hen omgaan. Ze reageert fel tegen de weerzin van mevrouw Mayer om het voedsel te delen: Madame maakt korte metten met de aanstellerij - voor de oorlog waren de Mayers niet koosjer geweest en dit was niet het moment om het ons lastig te maken. Voor het geval mevrouw Mayer het nog niet doorhad: Jahweh of hoe ze hem ook mocht noemen, keek even de andere kant uit.(p. 217-218)
Na een mislukte ontsnappingspoging van de Mayers na de inval van Duitse soldaten, dreigt mevrouw Mayer, niet voor het eerst, zich van kant te maken: “Waarop Madame kalmpjes: „Daar heeft u nog alle tijd voor.‟ […] „Stel je voor, al die moeite voor niets,‟ gromde Madame.”(p.387) In Celestien komen ook andere personages aan bod die aan de Tweede Oorlog worden gerelateerd, met name Blanche en Goldbergje. Omdat hun lot een pak tragischer is dan dat van de Mayers, kijkt
5
DE TIKKENDE TIJDBOM
97
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
Celestien dan ook met veel weemoed op hen terug. Blanche is een prostitu ee die via een van haar klanten in het verzet verzeilt. Daardoor kan ze Angelique helpen met bonnen en extra‟s voor de baby tijdens haar verblijf op een onderduikadres. En wanneer Blanche zelf in moeilijkheden verkeert, beslist Angelique om het hoertje als hulp op te nemen in de huishouding. Ze wordt echter opgepakt door de bezetter en na hardhandige ondervragingen laat haar hart het afweten. Ook mevrouw Goldberg overleeft de bezetting niet. De joodse weduwe verkoopt al haar gouden kronen om de overtocht van haar kleinzoon naar Amerika te kunnen bekostigen. Zelf wil ze zich niet wagen aan de oversteek. Goldbergje komt regelmatig bij de Van Puynbroeckxen langs voor koffie en een koekje. Telkens wil ze „ das schöne kindl‟ zoenen, waarvoor Angelique angstvallig terugdeinst. Omdat Goldbergje na een tijdje niet langer veilig de straat op kan, worden Celestien en Angelique af en toe naar het oudje gestuurd met een pakje koffie en koekjes. Wanneer ook haar straat wordt ontruimd, slaagt Angelique erin tot bij Goldbergje te komen. Het afscheid bezegelt de oude dame met een volle kus op de mond. Bij haar thuiskomst buigt Angelique “zich balkend voorover en er rolden vier diamanten over tafel. Goldbergje had ze haar in de mond gegeven als een vogel die zijn jong voert.”(p. 284) De oorlogsjaren zadelen de Van Puynbroeckxen stuk voor stuk met
║TRAUMA
traumatische herinneringen op en de sporen daarvan kunnen nie t meer worden gewist. Angelique wentelt zich, na de dood van Davy, in haar weduwebestaan, Marius probeert met zijn frustraties om te gaan, Reinout slaagt erin zich van kant te maken en Bertje reageert zich tiranniek af op zijn vrouw. Augustijn zoekt eens temeer zijn toevlucht tot alcohol. Het zijn echter niet alleen de likeurtjes van zijn schoondochter Eliane die hem bekoren, hij wordt ook aangetrokken door haar schoonheid en charmes. Madame mag zich dan wel aan haar mans escapades ergeren, naarmate ze ouder wordt, welt in haar een grote reislust op. Zo heeft ze steeds een gepakte koffer klaarstaan, voor noodgevallen : “De muren vlogen haar aan, we waren haar te veel, ze moest weg.”(p. 154) Het oorlogstrauma genereert niet alleen
letterlijke
vluchtmotieven.
Het
zorgt
ook
voor
een
breuk
in
de
werkelijkheidsbeleving van de personages. In volgend citaat, over de oude mevrouw ten tijde van de eerste oorlog, wordt het motief van de vlucht letterlijk gekoppeld aan dat van schijn en pretentie: “Gedurende de Groote Oo rlog maakte ze goede sier in Holland, terwijl wij aan de andere kant van het water verkommerden.”(p. 13) Ik heb in hoofdstuk twee reeds enkele aspecten van schijn en werkelijkheid in Celestien behandeld. Ik heb gewezen op het toneelmatige karakter van de p ersonages in de roman en op het belang van uiterlijk vertoon. Hier wil ik het motief van schijn en bedrog opnieuw oppikken en koppelen aan de voorstelling van de oorlogsthematiek. 5
DE TIKKENDE TIJDBOM
98
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
Voor de Van Puynbroeckxen vormt het oorlogsgebeuren een breuk met de wereld zoals zij die kennen. Er wordt immers niet geleefd in de werkelijkheid zelve, maar wel in een voorstelling ervan. Volgens Celestien is het in een oorlog “zoals het is, de fraaie kantjes zijn eraf, de mens toont zich als soort.”(p. 78). Leven in oorlogsjaren betekent bijgevolg dat men geconfronteerd wordt met de harde realiteit, waaraan enkel te ontsnappen valt dankzij schijn en bedrog. Nadat Augustijn door de bezetter wordt aangehouden vanwege zijn smokkelactiviteiten, slaagt Madame erin hem vrij te krijgen door voor de ogen van de Duitsers een toneeltje op te voeren: “Madame was op haar best als helleveeg en Augustijn speelde met evenveel overtuiging de pantoffelheld.”(p. 386) Ook Marius ontkomt aan de nazi‟s door zich een rolletje aan te meten. Met zijn haar kort geschoren, een tonsuur op de kruin en gekleed in een soutane, overtuigt hij de vijand moeiteloos. Hiermee illustreert Van Paemel een citaat dat ik reeds in hoofdstuk twee heb aangehaald. Maar wat doe je als de feiten ondraaglijk zijn? Als fabuleren de enige uitkomst is? Was dat het dan waaraan mensen behoefte hebben als ze met het ondraaglijke worden geconfronteerd?157
Wanneer de werkelijkheid te rauw wordt om te kunnen verwerken, dan biedt een schijnwerkelijkheid redding en houvast. Verhalen is bijgevolg een manier om met de werkelijkheid om te gaan. Schijn en werkelijkheid worden met elkaar verbonden in een afhankelijkheidsrelatie. Deze conclusie kunnen we ook relateren aan de positie van Celestien in het verhaal van de Van Puynbroeckxen. Over zich zelf zegt ze “zolang de schijn van gedienstigheid” te hebben opgehouden, “dat ik die schijn voor werkelijkheid nam.”(p. 69)Ze voelt zich als huishoudhulp deel “van het decor”(p. 123) en merkt op dat de meid altijd komedie is, “zelfs in een tragedie.”(p. 18 6) Door de aanwezigheid van Celestien wordt de balans tussen de tragische werkelijkheid en de komische schijn, en ook het verhalende, in evenwicht gehouden. De impact van de oorlog in Celestien kan amper worden overschat. Het thema kwam echter ook in de vorige romans nadrukkelijk aan bod. In de volgende selectie van fragmenten toon ik de raakvlakken tussen de verscheidene romans en Celestien wat deze thematiek betreft. Maar de zonen hebben kant gekozen en komen tegenover elkaar te staan. De schoonzoon verdwijnt in een concentratiekamp, en de enige dochter moet met haar baby van de verhongering worden gered.158 En wat voor de duivel heeft die snotneus in Rusland verloren? Achter zijn vader, de meester-smokkelaar, aan zeult hij aardappelen en hammen op zijn fiets.159 157 V a n P a e m e l , H e t v e r s c h i l , p . 1 8 0 . 158 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 5 6 .
5
DE TIKKENDE TIJDBOM
99
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
Vier jaar tot de navel in de modder, gas dat als een witte wade over de loopgraven dreef, geen vrouw of het was een fronthoer, vrienden die voor je ogen aan flarden werden geschoten.160 „Organiseren‟ was het sleutelwoord. Mijn grootouders waren daar meesters in geweest. Avondvullende verhalen hoe ze meel hadden gesmokkeld en hun eigen brood hadden gebakken. Hoe ze tabak voor honing hadden geruild. En de kamer vol buren zat die zich bij de kachel kwamen warmen. 161 Mijn grootmoeder had er spijt van dat zij haar zonen bij het uitbreken van de oorlog niet in het kolenhok had opgesloten. Ze was ook opgelucht geweest dat haar man te oud was om nog een keer storm te lopen. De Eerste Wereldoorlog had haar jonge-meisjesjaren bedorven en haar met een halfgekke bruidegom opgezadeld, de Tweede Wereldoorlog had van haar zonen zowel fysiek als mentaal gehandicapten gemaakt. De oorlog was het onzichtbaar skelet dat door haar leven spookte. 162
Monika van Paemel zelf ontleent de vele oorlogsverhalen aan de herinneri ngen van haar grootouders, die beide wereldoorlogen hebben meegemaakt: “Ook al praatten die mensen er eigenlijk niet over, niet anders dan grapjassenderwijze, de oorlog was er altijd.” 163 Ook in interviews onderbouwt de auteur de stellingen over beide oorlogen zoals ze in Celestien voorkomen. De Tweede Wereldoorlog is altijd blijven doorwerken als een smerige oorlog. Die eerste was nog een soort stellingenoorlog, van soldaten tegen soldaten met een enkele uitschuiver naar de burgers, maar de tweede was op de vernietiging van hele mensensoorten gericht. Het is het soort verhaal dat maar als een kanker blijft voortwoekeren. 164 Een van mijn personages zegt dat de Eerste Wereldoorlog in het hoofd zit en de Tweede in het hart. De Eerste was vrij duidelijk, een slachting aan het front. De Tweede was gruwelijker, sijpelde in de jaren dertig als een sluipend gif in de harten, bediende zich van alle mythes van de Vlaamse Beweging en brak dan als een ziekte uit in vele Vlaamse gezinnen waar het zelfs broers tegen elkaar opzette.165
Van Paemel voelt zich dan ook geroepen om de problematiek rond collaboratie en verzet maatschappelijk bespreekbaar te maken: “Ik wilde erop wijzen hoe diep die oorlog nog in onze geesten verankerd zit en hoe de hele problematiek daar rond nog altijd niet is uitgeklaard.” 166
159 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 9 1 . 160 V a n P a e m e l , H e t v e r s c h i l , p . 7 . 161 I b i d e m , p . 2 4 3 . 162 I b i d e m , p . 2 5 8 . 163 M a r j a P r u i s , „ I k w e e t d a t i k m e t d i t b o e k m i j n n e k u i t s t e e k ‟ , i n D e g r o e n e A m s t e r d a m m e r , 2 1 oktober 2000, p. 34-36, p. 35. 164 I b i d e m . 165 D i r k M a r t e n s , „ H e t z i j n d e v r o u w e n d i e d e b o e l d o e n d r a a i e n ‟ , i n H e t V o l k , 2 1 / 2 2 s e p t e m b e r 2004, p. 4-5, p. 5. 166 V a n H u l l e , „ V e r m a l e d i j d e n g e b e n e d i j d ‟ , i n D e L e e s w o l f , p . 5 2 0 .
5
DE TIKKENDE TIJDBOM
100
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
6
Celestien
DE TIJD AAN DE KETTING GELEGD
De tijd, die eindeloos had geleken, werd plotseling beperkt […]. Dan houdt, als je niet oppast, ook het fatsoen op, want tijd is oppassen voor later, tijd is er om goed te maken. Het duizendjarige rijk was in de maak, m a a r w e l e e f d e n o p g e l e e n d e t i j d . 167
In Celestien vormt het tijdsverloop een ingewikkelde constructie. Van Paemel kiest in deze roman voor een allesbehalve chronologische aanpak, waarbij tijdsaanduidingen zeer zeldzaam zijn. Niettemin valt er in de behandeling van tijd door Celestien een zekere logica te ontdekken. Omdat de volgende uiteenzetting sterk teruggrijpt naar de besproken thema‟s in de voorgaande hoofdstukonderdelen, kader ik het betoog over tijd binnen mijn thematische analyse. In DE TIKKENDE TIJDBOM heb ik geargumenteerd dat de oorlog een breuk vormt in de werkelijkheidsbeleving van de Van Puynbroeckxen. De beide wereldoorlogen worden in Celestien, zoals Jos Borré terecht opmerkt, gebruikt als referentiepunt, “maar voor de rest blijft elke vermelding van datum of jaar afwezig.” 168 Werkelijkheid en tijd worden met andere woorden sterk met elkaar verweven door de oorlogsthematiek. De overige thema‟s worden niet voorzien van tijdsaanduidingen. We kunnen bijgevolg een onderscheid maken binnen dit hoofdstuk. De onderwerpen uit deel 1 tot 4 vormen bij uitstek natuurlijke, universele thema‟s, die het leven omvatten van de wieg tot het graf. Dat deze aspecten niet worden vergezeld van expliciete tijdsaanduidingen, draagt bij tot het universele karakter ervan. De oorlogsthematiek daarentegen vormt een duidelijke situering in de tijd en doorbreekt de natuurlijke verhoudingen. Thema‟s verwantschap, gender, moederschap, ouderdom
Thema oorlog
universeel
doorbreking
onbepaald in de tijd
tijdsbepaald
In elk van de besproken universele thema‟s zien we dat de oorlog het natuurlijke verhaalverloop verstoort. Zo is het conflict tussen verzet en collaboratie de splijtfactor in de verwantschapsbanden tussen Marius en Reinout. De onverzoenb are 167 V a n P a e m e l , C e l e s t i e n , p . 1 6 7 . 168 B o r r é , „ D e e n g e l i n h u i s ‟ , i n : D e M o r g e n , p . 9 .
6
DE TIJD AAN DE KETTING GELEGD
101
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
ideologische tegenstellingen worden belichaamd door twee broers, waardoor het gezin onvermijdelijk in twee kampen scheurt. Ditzelfde gegeven vormt tevens een breekpunt in het moederschap. Reinout mag dan wel de lievelingszoon van Madame zijn, na zijn misstap toont zijn moeder zich bijzonder ontoegeeflijk. Hun beider wrok en koppigheid worden pas op het sterfbed van Madame tenietgedaan. Haar moederliefde blijkt uiteindelijk toch te sterk om haar „foute‟ kind nog langer de rug toe te keren. De oorlog verandert ook de verhoudingen tussen man en vrouw. Dat zien we geïllustreerd in het paar Augustijn en Madame. In oorlogstijd getuigt het koppel van een opmerkelijke eensgezindheid, maar de tweespalt die onder hun zonen heerst, eist na de bevrijding en de repressie ook bij de ouders zijn tol: „Als we Reinout en zijn vrouw nu eens uitnodigen op zondag?‟ opperde Augustijn. „Ik ga zondag naar Gent,‟ zei Madame. Dat was te pijnlijk om op door te gaan. Ze gingen gescheiden naar bed, dat was nog nooit voorgekomen.(p. 402)
Nu Reinout en de hele oorlog als een muur tussen hen in staan, vervreemden de echtgenoten van elkaar. Madame wil steeds meer alleen op reis en Augustijn laat zich verleiden door zijn bekoorlijke schoondochter en de drinkwaren die ze aanbiedt. Het oorlogsgebeuren vormt ten slotte ook een breekpunt in het tijdsbesef van zowel Celestien als Madame. Pas na de oorlog ontdekken de vrouwen hoezeer ze ten prooi vallen aan tijd en ouderdom: “Ik ben toen begonnen oud te worden, al wilde ik dat niet toegeven.”(p. 166-167) en: “[D]e spiegel toonde dat zij oud werd. Tijd was de ultieme vijand en hij bleek niet te verslaan.”(p. 402) Het oorlogstrauma vormt tevens het beginpunt van Madames aftakeling. De vraatzucht waaraan ze zich na d e oorlogsjaren overgeeft, leidt tot een herseninfarct waardoor ze langzaam wegkwijnt tot ook haar hart het begeeft. Omdat
tijd
in
Celestien
nadrukkelijk
wordt
verbonden
met
de
oorlogsthematiek, kunnen we nagaan welke eigenschappen ze gemeen hebben. Elke vorm van oorlogsvoering wordt in het oeuvre van Monika van Paemel als uitgesproken mannelijk beschouwd. De „heren‟ worden gedreven door een vernielzucht. Ze trekken ten strijde tijdens oorlogen en vertonen ook binnen een huiselijk kader een drang naar (zelf)vernietiging. Ik heb in de vo rige alinea aangetoond dat ook de tijd bijzonder destructief tewerk gaat, met name in het ouderdomsproces. We zouden het bijgevolg een mannelijke status kunnen toekennen in Celestien. Bovendien wordt de tijd in deze roman met het mannelijke geïdentificeerd door het motief van de klok: Ik verzorgde het uiterlijk van de klokken, maar hun werking was de bekommernis van Augustijn. Hij zette de wijzers gelijk, haalde de gewichten
6
DE TIJD AAN DE KETTING GELEGD
102
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
op en oliede de raderen. […] Hij spotte ermee dat hij de tijd aan de ketting had gelegd, maar hij was aan dat zakhorloge verknocht.(p. 170)
Het lijkt alsof Augustijn de enige is die vat heeft op de tijd. Terwijl Madame zich eraan moet overleveren, is hij “zowat de enige die wist wanneer het tijd was om op te houden”(p. 88) en “die geregeld de tijd liet stilstaan”(p. 173). Maar na het overlijden van Madame verliest Augustijn zijn macht over de tijd: “De tijd kon hem gestolen worden. Ook de andere klokken raakten ontregeld of waren niet meer aan de praat te krijgen. Augustijn deed er niets aan.”(p. 170) Deze wending toont eens te meer aan hoe extreme tegenstellingen in Celestien met elkaar worden verzoend. Ik heb eerder al gewezen op enkele processen van omkering om nuances te verwezenlijken. In het derde hoofdstuk heb ik aangetoond hoe de engeltjes symbool stonden voor het eeuwig jonge en onaangetaste leven, terwijl de levende kinderen, de duiveltjes, ten prooi vielen aan destructie en verval. In het tweede deel van hoofdstuk vijf argumenteerde ik dat, hoewel Madame volgens Celestien aan M ona Lisa als dame gelijkt, zij meer mannelijke aspecten in zich draagt dan haar dienster, die het met weinig vrouwelijke, fysieke uitstraling moet stellen maar wel alle typisch vrouwelijke taken uitvoert. “Het was bij ons vaak de omgekeerde wereld”(p. 443) stelt Celestien. Ik wil er dan ook in deze context nogmaals op wijzen dat de omkeringen en doorbrekingen van bepaalde verwachtingspatronen in Celestien bijdragen tot een genuanceerd beeld van de verschillende thematische dichotomieën. In dit hoofdstukonderdeel heb ik de meest prominente thema‟s geordend volgens de logica van de tijd in Celestien. In een volgend en laatste deel plaats ik diezelfde thema‟s in een ruimtelijk perspectief. Het is een benadering waarmee gelijkaardige tegenstellingen naar voren zullen worden geschoven en waarbij net zo goed zal blijken dat de grenzen niet altijd even scherp kunnen worden getekend.
6
DE TIJD AAN DE KETTING GELEGD
103
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
7
Celestien
WAT OVEREIND BLIJFT
Het huis groeide dicht met teksten. Ze was aan de memoires begonnen als een vorm van puin ruimen, m aar in plaats daarvan bleven er hele stukken leven b i j k o m e n . 169
In dit laatste deel verleen ik een ruimtelijke dimensie aan de besproken thematiek. Na een rangschikking van de thema‟s volgens de antithese natuur versus cultuur onderzoek ik hoezeer deze tegenstelling in Celestien en vroegere werken aanwezig is en welke houding de schrijfster zich ertegenover aanmeet. In deel zes heb ik een onderscheid gemaakt tussen natuurlijke, universele thema‟s en de oorlogsproblematiek.
║NATUUR EN ║CULTUUR
Ik wil het begrip „natuurlijk‟ in dit
hoofdstukonderdeel een meer ruimtelijke invulling geven door het te contrasteren met „cultuur‟. Ook hier kunnen we de gestelde scheidslijn volhouden . Tegenover natuurlijke thema‟s staat immers het cultuurverschijnsel oorlog : Natuur
Cultuur
afkomst, man-vrouwverhoudingen
oorlog
moederschap, ouderdom
In het vorige hoofdstukonderdeel heb ik gesteld dat de oorlog een breekpunt vormt binnen elk van de natuurlijke thema‟s. Maar ook andere cultuurpatronen corrumperen de natuurlijke thema‟s. Zo heb ik reeds aangetoond dat de patriarchale maatschappij enkel mannelijke erfopvolging erkent. De mannelijke cultuurpatronen beperken en normeren de natuurlijke verhoudingen, waardoor aspecten zoals lichamelijkheid en seksualiteit baden in de taboesfeer. In Celestien kunnen deze grenzen worden overschreden, temeer omdat de vertelster een boerse, natuurlijke, afkomst kent en haar leven leidt in een burgerlijk, gecultiveerd, gezin. De dienstmeid belichaamt dus de ruimtelijke tegenstellingen en kruisbestuivingen die ook in het verhaalverloop zijn geïntegreerd, in de vorm van de antithese land versus stad. Aan het eind van haar leven denkt Celestien terug aan haar allereerste
║HET LAND ║EN DE STAD
herinneringen “als een allesomvattend gevoel van gemis”(p. 230). Voor zich ziet ze het land, open en bloot, en een kronkelende kasseiweg: 169 V a n P a e m e l , D e v e r m a l e d i j d e v a d e r s , p . 3 7 3 .
7
WAT OVEREIND BLIJFT
104
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
met moddergeulen en putten die ook volliepen. Na zware regens zaten er kikkertjes met klokkende keeltjes te zonnen in het lauwe water. Helder zijn de plassen als het vuil is bezonken en als spiegels zo glad.(p. 230)
Celestien associeert dit beeld niet alleen met geluk, maar ook met vrijheid. Alsof het land zich voor haar open plooit en een waaier aan mogelijkheden biedt. Haar herinneringen voeren de meid mee naar de geur van het land: […] de geur van de mest die in dampende hopen over de velden werd verspreid, een geur die ik altijd met genoegen opsnoof. De warme geur van de stal, van volle buiken, van spetterend ontladen. […] Hetzelfde geldt voor de geur van walmend aardappellof, als uit kleine grafheuvels, uitgestald over het winterbereide land.(p. 83)
Wanneer ze bij de Van Puynbroeckxen in dienst treedt, moet Celestien haar landelijke achtergrond achter zich laten: “Ik ben uit mijn wereld gestoten om in de hunne te treden […]”(p. 106) Ze heeft het moeilijk om zich aan te passen aan de burgerlijke omgeving, vooral wanneer Madame beslist naar Antwerpen te verhuizen: “Een deel van me was in de modder blijven steken. Het andere deel hobbelde in de wagen mee naar de stad, maar het splitste zich op in „aanwezig‟ en „afwezig‟.”(p. 147) De stad beangstigt Celestien. Ze voelt zich “opgejaagd, achtervolgd, door de wind in het nauw gedreven.”(p. 152) Na een bezoek aan de Boerentoren lijkt de vaste grond onder haar voeten te zijn weggeslagen: De stad leek me in te sluiten, ik was omsingeld door stenen. Ik kon alleen uitbreken door me in de diepte te storten. […] Ik had het constant benauwd, het was alsof een reus een deken over mijn hoofd had gegooid. Lucht had ik nodig, een land als een watervlakte waarover de wind vrij spel heeft. Die behoefte was zo diep in mij verzonken dat ik niet wist hoe ik mijn heimwee moest noemen.(p. 153-154)
In deze passage verbindt de vertelster haar heimwee naar het land met het verlangen naar een weidse watervlakte. In haar relaas zien we dit beeld vaak opduiken en niet zelden wordt het gekoppeld aan andere verlangens van de meid. Bij de nieuwjaarsvisites van Herwardje aan zijn oom, vergezelt Celestien Augustijn en zijn zoontje naar het kasteeltje: Het versteven land strekte zich voor ons uit en ik voelde een steek in mijn hart. In het weerzien openbaarde zich het gemis. Zonder dat ik er erg in had, was er een waterscheiding in mijn leven gekomen, en daarmee de weemoed, en het verlangen naar de overkant. Een hopeloos verlangen, waar ik ook was, altijd zat het water ertussen, en ik bevond me aan de verkeerde kant.(p. 24)
In haar hopeloos verlangen naar Augustijn, denkt Celestien tijdens de overtocht met de veerboot aan de twee koningskinderen, “die niet bij elkaar konden komen omdat het water veel te diep was”(p. 25). Hoewel de meid maar al te graag opnieuw op de voorplecht van de veerboot zou staan, boezemt de overtocht haar ook angst in:
7
WAT OVEREIND BLIJFT
105
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
[…] want in de ledigheid van mijn hart vertrouw ik de veerman niet en vrees ik voor een eenmalige vaart naar de overkant. Plotseling kan het water niet diep genoeg zijn. Mijn verlangen naar de andere oever is als een heimwee waaraan ik geen uitdrukking kan geven.(p. 27)
Naarmate haar verhaal ten einde komt wordt Celestiens angst voor de dood overstemd door haar verlangen. De weidse watervlakte moet steeds vaker plaats maken voor de hemel: “De zee kan ik niet zien, maar de oneindigheid van de hemel is binnen bereik.”(p. 163).
En ten slotte krijgt Celestiens doodsverlangen de
overhand: “Vrij als een vis in het water, wordt er gezegd, maar ik zou een vogel willen zijn. Aan de zee komt ook een einde, alleen de hemel is onbeperkt.”(p. 418) Deze passages versterken de interpretatie van het slot van de roman, waarbij de meid een symbolische hemelvaart onderneemt, als het levenseinde van Celestien. We zouden het belang van de natuur in Celestien moeiteloos kunnen
║MOTIEVEN
verbinden met enkele motieven die naar aanleiding van de besproken thema‟s reeds aan bod kwamen. Dat geldt vanzelfsprekend voor de aspecten li chamelijkheid en seksualiteit. In vroegere romans van Van Paemel wordt deze verbinding bijzonder expliciet gemaakt. In Amazone met het blauwe voorhoofd vinden vrijpartijen plaats in een bosrijke omgeving. De eerste menstruatie van Zoë in De confrontatie krijgt een haast kosmische invulling: Meer dan ooit voelde ik mij verbonden met de natuur. Er was een stilzwijgende overeenkomst tussen mijn buik die in zachte krampen samentrok en de bloesems van de kastanjelaar.170
In Marguerite kent de verstelster een vrouwelijk karakter toe aan de rivier: “De rivier die zo lieflijk is, vrouwelijk met haar luie bochten en verende oevers, een schaduw nog van de vroegere schoonheid.” 171 Ook in Rozen op ijs wordt de vrouwelijke ervaring van liefhebben en moederschap gekoppel d aan verwantschap met de natuur: Hoe lang zij op die open plek had gestaan, in dat licht, in die stilte, starend naar het niets waaruit de hinde was opgedoken en waarin ze weer was verdwenen, wist ze niet, ze was als iemand die een verschijning had gezien. Het intense gevoel van verwantschap, van in en met de dingen te zijn, zichzelf en tegelijk van zichzelf verlost, was haar echter bijgebleven, ze had aan de hinde moeten denken toen ze Isabelle baarde. Dat was het wat ze in de liefde had gezocht, een verwachting die in de armen van Sam leek uit te komen, een met twee te zijn, voor even bevrijd van de last van de eenzaamheid en beschut voor de dood.172
In Celestien liggen deze verbanden minder voor de hand omdat de vrouwelijke ervaring complex wordt geconstrueerd aan de hand van meerdere romanfiguren, én omdat de natuurlijke impulsen in de personages moeten worden onderdrukt. W él 170 V a n P a e m e l , D e c o n f r o n t a t i e , p . 1 2 3 . 171 V a n P a e m e l , M a r g u e r i t e , p . 1 1 . 172 V a n P a e m e l , R o z e n o p i j s , p . 2 8 9 .
7
WAT OVEREIND BLIJFT
106
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
gaat er een bijzondere aandacht uit naar het dierlijke. Hoewel in deze en vroegere romans ook honden en katten een zekere symboliek in zich dragen, wil ik de aandacht vestigen op paarden en de papegaai van de Van Puynbroeckxen. Augustijn is de afstammeling van een familie van paardenfokkers, maar na de Groote Oorlog kan de stoeterij niet opnieuw worden opgezet. Niettemin verneemt de lezer het lot van twee van Augustijns paarden: Bogo I en Bogo II. Bogo I was zijn frontpaard, tijdens de Groote Oorlog: […] dat bij een terugtocht ten val was gekomen, en dat hij het genadeschot had moeten geven. Bogo I had hem aangekeken toen hij de revolver tussen de ogen plaatste. In pijn, maar vol medeleven. Die blik had Augustijn behekst, en hij droeg de vloek op mij over. Het zieltogende paard, de dampende ingewanden, de geur van verbrand vlees - het voetvolk had zich op paardensteak getrakteerd - en Augustijn die in het niemandsland ronddwaalde.(p. 149)
Tijdens de oorlog ziet Augustijn zich echter niet alleen genoodzaakt zijn paard af te maken maar ook één van zijn medesoldaten. Een jonge infanterist bidt hem, indien hij zwaargewond zou raken, het genadeschot te geven. Augustijn meent dat het zover niet zal komen, maar “[d]e infanterist had hem wijs aangekeken: „U weet wel beter, mijnheer.‟”(p. 317) Het verhaal van Bogo II is zo mogelijk nog tragischer. Bogo II is het rijpaard van Augustijn tijdens de jaren die het gezin in Mon Repos doorbrengt. Wanneer de zaak naar Antwerpen wordt overgebracht en ook het gezin Van Puynbroeckx gaat verhuizen, moet Augustijn afstand doen van Bogo II omdat het paard in de stad niet kan worden gestald. Het ophalen verlo opt bijzonder gewelddadig omdat het paard schrikt van de brute aanpak van de koopman. Augustijn neemt het van hem over en kalmeert het verschrikte dier: Snuivend en trillend liet Bogo II zijn afweer varen. Augustijn drukte zijn voorhoofd tegen de schoft van het paard, zijn schouders schokten. Bogo II hinnikte en Augustijn herpakte zich. Hij leidde het paard naar de wagen en ging als eerste het laadvlak op. Bogo II volgde hem gedwee. Wat zich binnen in de wagen afspeelde, laat zich gissen, maar ten slotte kwam Augustijn naar buiten en klapte het laadvlak naar boven. Hij vergrendelde het met nijdige rukken en liep weg zonder op of om te kijken. Uit de wagen klonk een dof gebons en het compartiment schommelde.(p. 149)
De gedweeë volgzaamheid van het paard tegenover zijn meester, doet denken aan de positie van Celestien. Want ook zij dankt haar verbanning aan haar volgzaamheid en ook bij haar rijst het protest pas achteraf. Wanneer de kinderen enige tijd na het afvoeren van het paard, speculeren over het lot van Bogo II, spreekt Angelique de woorden „Arme Bogo II‟ en na een korte pauze en een diepe zucht: „Arme Bogo I‟. Het verontrust Celestien vooral dat het kind eraan toevoegt: „Arme Celestien‟: Het trof me, want het klonk overtuigd. Ik verzette me inwendig. Wat had ik gemeen met een paard? Wat zou ik me die kinderpraat aantrekken? Toch
7
WAT OVEREIND BLIJFT
107
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
stond het mij voor ogen hoe Bogo II steigerde toen hij werd afgevoerd. Hoe hij brieste en sidderde. En hoe niemand het kon helpen. Ook Augustijn niet. Het blinde vertrouwen waarmee Bogo II Augustijn in de laadwagen was gevolgd, deed me huiveren. Het lot van Bogo I was al even ellendig, door de hand van je meester worden afgemaakt! In de modder creperen. „Stom beest,‟ mompelde ik. „Arm paard. Wee mij!‟
In het lot van de paarden herkent de dienstmeid uiteindelijk zichzelf. Deze invulling is relatief nieuw in het oeuvre van van Paemel, al kunnen we enkele details herkennen: Ik vertelde dat mijn vader een soldaat had zien huilen toen hij zijn paard het genadeschot moest geven.173 Ik hoopte dat hij het daarbij zou houden, want ik kon niet tegen paarden die werden aangeschoten, van uitputting bezweken of moesten worden afgemaakt, en die al te vaak in zijn verhalen voorkwamen. 174
Verder worden paarden meestal vereenzelvigd met het mannelijke. Dit komt vooral aan bod in de roman Het verschil, waarin een sprookjespaard opduikt in de fantasie van de vertelster. In deze roman is de spanning tussen mens en dier bijzonder erotisch geladen: Die nacht verscheen Siglavy voor de eerste keer, blanke vacht, donkere huis, als met kool omrande ogen. Hij schraapte met de hoef van zijn linkervoet over de marmeren vloer, uit zijn buik daalde een zwarte erectie, maar hij, de praatzieke, sprak geen gebenedijd woord.175 Ik zag de paarden al huppelen terwijl de amazones verrukt klaarkwamen.176 Sig grijnsde. Het liefst had ik hem tussen de dijen geklemd en de sporen in zijn flanken gedrukt.177 Zijn staart stond bij de inplant bol, maar hij kakte geen vijgen, hij liet, terwijl hij deed alsof hij het niet wist zijn zwarte erectie afdalen.178 Zijn oliedonkere ogen keken mij teder aan: „Mo‟ zei hij, het koosnaampje dat mijn grootvader mij had gegeven. Ik had ervan gedroomd hem te bestijgen, nu deed ik het, ik kneep zijn lendenen tussen mijn dijen en drukte mijn hielen in zijn flanken.179
In Celestien zien we dat ook een papegaai een soort symbolische invulling krijgt, die net zo goed in vroegere romans aanwezig is. Het dier is een erfstuk van een achternicht van Augustijn. De papegaai heeft een groene borst en vleugels, met rode staartveren en een blauwe kuif. Maar omdat het vuilbekkende beest oorverdovend krast en krijst, scheld en vloekt wordt hij al snel van de salon naar de keuken verbannen. Enige tijd lang maakt de papegaai Celestien gek met zijn gekwek, maar 173 174 175 176 177 178 179
7
Van Paemel, De vermaledijde vaders , p. 212. Van Paemel, Het verschil, p. 28. Ibidem, p. 64. Ibidem, p. 99. Ibidem, p. 146-147. Ibidem, p. 158. Van Paemel, Het verschil, p. 284.
WAT OVEREIND BLIJFT
108
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
tijdens de oorlog bezwijkt het dier. De dood van de vogel zet de meid aan het denken. Ze voelt zich net zo goed vervangbaar of inwisselbaar als elk ander dier. Bovendien vertoont de papegaai nog gelijkenissen met de dienstmeid. De Van Puynbroeckxen ondernemen pogingen om de papegaai netjes te doen spreken, zoals Celestien zich enkele frases moet aanmeten en haar boerse uitspraak achter zich dient te laten. Op haar oude dag betrapt de voormalige meid zich erop dat ze “zit te luisteren, ondanks mezelf, met mijn kop scheef, als wijlen de papegaai […]”(p. 132). Bovendien verwijst de papegaai ook naar vroegere romans. Het debuut van Monika van Paemel kreeg de titel Amazone met het blauwe voorhoofd, de categorieke naam voor het soort papegaaien dat in de romans opduikt. Telkens opnieuw gaat het om een vurig mannetjesdier dat zich nu eens luidkeels verzet tegen gevangenschap, en op andere tijdstippen een mistroostige gelatenheid vertoont: Het pratende monument wordt onthuld. Een papegaai. […] Een vurig mannetjesdier. Inderdaad, vriendje, ontken het maar niet, de vrouwtjes waren je zwak. Wat kon je verleidelijk met je veren pronken, lokgeluidjes maken, of ze verrassen met je pikzwarte tong. 180 De enige verrassing is een groene papegaai die stil in zijn kooi zit. Ruth heeft een briefje met instructies voor zijn verzorging opgehangen. „Dag Koko!‟ had May gezegd, maar de vogel had haar met doffe oogjes aangekeken. 181 De groene papegaai, een amazone met blauw voorhoofd, was ontsnapt en in de gordijnen geklommen. „Je moet hem vangen!‟ riep Hagar. […] Toen ze de papegaai in de kooi zette beet hij in haar wijsvinger. De vinger zwol op alsof ze met haar hand in een klem had gezeten.182
Uit de debuutroman spreekt tegelijkertijd ook een positief oordeel tegenover de papegaai. Het hoofdpersonage waardeert het vrijheidsgevoel en de zuiverheid van het dier: “[…]al stond de hele zaak op z‟n kop, al zat je nog duizend keer opgesloten, je bleef jezelf en het bleven dikhuiden of blaaskoppen, hoe belangrijk ze hun krop ook opbliezen.” 183 De drang naar vrijheid en integriteit van de papegaai herinnert de vertelster aan haar eigen identiteit als vrouw: Ook onze vleugels zijn geknipt, ook wij kunnen de tralies van onze kooi tellen, oppoetsen of verfoeien, maar diep hierbinnen heb je mij een onvergeetbaar staaltje geleverd van onbreekbaar vrij jezelf te zijn. 184
Van Paemel verklaarde reeds kort na het verschijnen van haar eerste roman de betekenis van de zonderlinge titel. Het gaat immers om een papegaai die de schrijfster zelf heeft gehad:
180 181 182 183 184
7
Van Paemel, Van Paemel, Van Paemel, Van Paemel, Ibidem.
Amazone De eerste De eerste Amazone
met het blauwe voorhoofd , p. 91-93. steen, p. 253. steen, p. 267. met het blauwe voorhoofd , p. 94.
WAT OVEREIND BLIJFT
109
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
Het was een eerlijke papegaai. Als hij de pest aan iemand had liet hij dat duidelijk blijken. In het oerwoud is het een levendige vogel. In een kooi wordt hij saai. Zo is het ook met mensen: men moet ze ruimte geven om te kunnen klimmen, om te leven.185
In Celestien kunnen we de papegaai bijgevolg ook zien als een symbool voor de dienstmeid zelve. Tijdens haar dienstbare leven verlangt ze naar vrijheid maar blijft ze gekooid, ook nu ze in Welverdiend is aanbeland. In haar relaas zien we dan ook hoe het oudje wankelt tussen verzet en gelatenheid, een tegenstelling die niet alleen kan worden opgemerkt in het gedrag van de papegaai maar ook in dat van Bogo II . Naast motieven die aansluiten bij de natuur, duiken in Celestien ook elementen op die verwant zijn met het steedse, gecultiveerde leven. Het gaat dan om materiële zaken zoals geld en goed. Een bijzonder aspect daarvan is de zakenneus van Madame. Na het falen van haar echtgenoot, neemt Madame de touwtjes in handen. Ze brengt de zetel van het bedrijf over naar Antwerpen en vereffent de schuldenlast na het faillissement. Ze is gezegend met een alerte zakenneus en de liefde voor de bouwstiel. In de roman kan echter een kwetsbaar evenwicht worden opgemerkt tussen opbouwen en afbreken. Ook Madame valt aan beide tegenstr ijdige krachten ten prooi: “Al die huizen die ze bouwde waren vergeefse pogingen om vaste grond onder de voeten te krijgen”(p. 155) en al beschrijft Celestien haar werkgeefster als een vrouw van gewapend beton, daartegenover staat dat Madame zich ten slotte in zichzelf keert en zich het graf in gaat eten. De bouwwoede en zakendrift die Madame drijven, ontleent de auteur aan haar werkelijke grootmoeder: Ja, het was een aannemer van bouwwerken, dus alles werd omgezet in stenen en stenen werden omgezet in geld en dát weten we nu zo langzamerhand wel, dat je van botenbloemetjes geen bankrekening overhoudt. Maar ik moet ook zeggen dat dit soort instelling op den duur ook in haar gevoelsleven een enorme rol ging spelen. Dat was de kant van ze die op den duur onverdraaglijk werd, dat alles werd omgezet met een soort stenen nijdigheid. Ik geloof niet dat het mens ooit ontroerd werd door een landschap, maar stenen, gebouwen, liefst grote en dikke stenen, marmeren toestanden, daar viel ze nu eenmaal op. Maar ze zag het wel zeer concreet: zoveel kubieke meter marmer is gelijk aan zoveel centjes op de bankrekening […].186
Bovendien vinden we ook in vroegere romans van Monika van Paemel de bouwwoede van personages terug: Er was geen enkel landschap dat haar lag, ze had zelf iets van een baksteen en eigenlijk moest je haar in huizen zien, solide woningen, scholen, kerken, kathedralen als het kon. Het was heus geen wonder dat ze zich voor het bouwbedrijf ging interesseren en daar een flink bestaan uit opbouwde. 187
185 P i e t S t e r c k x , „ M o n i k a v a n P a e m e l t u s s e n a n g s t e n v e r r u k k i n g ‟ , i n D e N i e u w e G a z e t , 1 8 september 1971. 186 V r a a g g e s p r e k m e t H a n s v a n d e W a a r s e n b u r g , i n : B u l k b o e k , p . 3 5 . 187 V a n P a e m e l , M a r g u e r i t e , p . 1 3 - 1 4 .
7
WAT OVEREIND BLIJFT
110
Marieke Saelens
Hoofdstuk 5
Celestien
Belgen worden met een baksteen in de maag geboren. Een van mijn voorouders heeft hier nota van genomen, en is een aannemersbedrijf begonnen. Na enkele generaties zat het metselen ons in het bloed. Zelfs ik kan geen bouwwerf voorbijlopen zonder er een kennersblik op te werpen. Bouwen is een probaat middel om de leegheid van het bestaan te vullen. Het vaderhuis ter vervanging van de moederschoot, het eigen nest als symbool van zelfstandigheid, de grafkapel met vooruitzicht op altijd durende eigendom, van stulp tot piramide: de mens wil zichzelf geborgen weten.188 Bouwen en houwen. Hij zag het hoog, zij zag het breed. Kerken en flatgebouwen, dorpskernen en woonwijken. Nieuwbouw en renovatie. IJverig bleven zij de wereld invullen, het was bij die twee niet opgekomen dat het wel eens te vol zou kunnen worden. […] Het mocht een wonder heten dat hun bouwsels niet in elkaar waren gezakt, maar hoe vreemd en verscheiden ze er ook uitzagen, ze bleven overeind en weerstonden de tijd, zo solide alsof ze uit een rotsblok waren gehouwen.189
Ook in Celestien verbaast de vertelster zich erover dat bepaalde bouwwerken overleven terwijl andere worden neergehaald: “Ik heb me er altijd over verwonderd wat overeind blijft: kerken en fabrieken, terwijl hele stadswijken tegen de vlakte gaan.”(p. 152) Mon Repos blijft overeind, al is dat dan als Welverdiend. De bouwwerken van de Van Puynbroeckxen mogen nog stand houden, maar het gezin gaat onherroepelijk ten onder, en: “[a]ls alles stuk moet helpt alleen nog het maken. Of het hermaken. Leven is eindeloos overdoen. 190 De tegenstellingen tussen de stad en het land, tussen cultuur en natuur, vormen een constante in het werk van Van Paemel. In nagenoeg alle werken zien we een pendelbeweging opduiken, die de schrijfster toeschrijft aan haar eigen ervaringen: “De pendelbeweging tussen Poesele - het dorp van mijn ouders - en Antwerpen, tussen Gent-Sint-Pieters en Antwerpen Centraal, zit wel zo diep in mijn verhaal, dat ze zowat in alle boeken is teruggekomen.” 191 De aanwezigheid van beide ruimtelijke polen ziet de auteur dan ook niet zozeer als tegenstellingen, dan wel als aanvullingen op elkaar: “Het niet kunnen kiezen tussen het platteland en de stad, het is het verhaal van mijn leven” 192 Vaak kunnen we dan ook veeleer spreken van een kruisbestuiving dan van een tegenstelling: “Het verschil tussen natuur en cultuur lijkt me even kunstmatig als het verschil tussen lichaam en geest. Ik heb de twee altijd goed kunnen combineren en ze nooit als een tweespalt ervaren. ” 193
188 V a n P a e m e l , D e e e r s t e s t e e n . N o v e l l e , p . 8 . 189 V a n P a e m e l , R o z e n o p i j s , p . 1 0 1 . 190 V a n P a e m e l , H e t v e r s c h i l , p . 2 8 3 . 191 M a r t i n e C u y t , „ D e w e r e l d b e g o n a c h t e r d e S c h e l d e b o c h t ‟ , i n : G a z e t v a n A n t w e r p e n , 2 n o v e m b e r 1993. 192 I n g e G h i j s , „ V r o u w e n p o r t r e t z o n d e r v e r n i s ‟ , i n : D e S t a n d a a r d , 2 0 m e i 1 9 9 4 . 193 V a n P a e m e l , H e t w e d e r v a r e n , p . 4 7 .
7
WAT OVEREIND BLIJFT
111
Marieke Saelens
Besluit
Celestien
Besluit
Nog minder wil ik mijn leven uitleggen. Ik weet toch hoe dat gaat, een beetje opscheppen, een beetje k l a g e n . H e t m o o i e r m a k e n d a n h e t w a s . 194
In vijf hoofdstukken heb ik enkele belangrijke romancomponenten in Celestien willen uitdiepen. De bevindingen daaruit sluiten aan bij de doelstellingen die ik heb geformuleerd in de inleiding van deze scriptie. In de eerste plaats wil ik een basis bieden voor eventueel verder onderzoek betreffende Celestien. Hoofdstuk één komt daar reeds aan tegemoet door het verhaalverloop in een meer chronologische vorm te gieten. In het tweede hoofdstuk situeer ik de schrijfster en haar werk binnen een historische en literaire context. In dit deel wijd ik tevens al een uiteenzetting aan de verhouding tussen werkelijkheid en fictie in het werk van Van Paemel. Mijn eigen onderzoek vangt aan in hoofdstuk drie, waar de meest relevante personages en hun positie binnen het verhaal worden belicht. Uit dit uitvoerige deel blijkt dat Monika van Paemel gebruik maakt van een bijzondere vorm van intertekstualiteit. Celestien lijkt het product te zijn van de recyclage van personages en verhaallijnen zoals ze reeds in vroegere romans van Van Paemel voorkomen. Bovendien is het reservoir aan verhaalingrediënten sterk biografisch onderbouwd. Zo ontstaat een broze verhouding tussen werkelijkheid en fictie die in de roman consequent terugkeert in motieven van schijn en komedie. Het recyclageproces vormt de leidraad in mijn betoog. Ik schenk in nagenoeg alle hoofdstukken aandacht aan de verbanden tussen Celestien en de eerdere romans van de schrijfster. Bovendien grijp ik daarbij vaak terug naar de voorstelling van schijn en werkelijkheid in het verhaal, waarvan het belang ook in de roman zelf wordt aangegeven. In deel vijf van het laatste hoofdstuk argumenteer ik dat Celestien zelf amper tot de werkelijkheid kan worden gerekend: “De meid, dat is altijd komedie,”(p. 186) maar daarmee hoeft ze nog niet aan belang in te boeten: “Met schijn en werkelijkheid is het alsof je in de spiegel kijkt: je ziet het één en je bent het ander, maar de voorstelling is niet zonder betekenis.”(p. 126). De betekenis van de dienstmeid in het verhaal wordt uiteengezet in hoofdstuk vier. Twee inleidende paragrafen schetsen Celestien en de verwante personages in het verhaalverloop. Een derde hoofdstukonderdeel toont hoe Celestien een eigen 194 V a n P a e m e l , C e l e s t i e n , p . 4 4 2 .
112
Marieke Saelens
Besluit
Celestien
identiteit construeert in relatie tot haar werkgevers. Als oudere vrouw mo et ze echter inzien dat er nogal wat aan haar ontbreekt want zonder de Van Puynbroeckxen is ze niemand, in een niemandsland. De lege invulling van Ce lestien contrasteert met het belang dat ze wordt toegedicht, door de titelkeuze en het vertelperspectief die door de auteur worden aangeboden. Van Paemel zelf verklaart dit vanuit de behoefte om een stem te geven aan de dienstbare vrouwenfiguren die ze zelf heeft gekend. De figuur van Celestien draagt bovendien kenmerken die reeds in vroegere romanpersonages aanwezig zijn. Ik sluit dit hoofdstuk dan ook af met verwijzingen naar enkele mogelijke intertekstuele relaties. In het vijfde en laatste hoofdstuk zet ik de meest prominente thematische aspecten uit Celestien op een rijtje, met name verwantschap en afkomst, genderproblematiek, moederschap, ouderdom en oorlog Het zijn stuk voor stuk thema‟s die een mensenleven doorkruisen en vaak blijvend bepalen. Ik verbind de verschillende thema‟s met belangrijke motieven in Celestien, zoals bestaansrecht en erfopvolging,
vluchtdrang,
pretentie
en
schijn,
lichamelijkheid
en
religie,
naamgeving, dierenmotieven, geld en goed. Bovendien incorporeer ik processen van omkering en bouw- en watersymboliek in mijn vertoog. Ik maak evenals in de vorige hoofdstukken zoveel mogelijk gebruik van het gehele oeuvre van de schrijfster om bepaalde interpretaties te staven. Daarnaast poog ik aan te tonen dat de tegenstellingen die door Celestien worden opgeroepen niet eenzijdig kunnen worden benaderd. Ik hoop te bewijzen hoe Van Paemel complexe invullingen toekent aan tegenstrijdige concepten en ze toch in hun eigenheid laat, denken we maar aan het verschil tussen mannen en vrouwen. Daarnaast verbind ik de verschillende thema‟s ook aan een tijdruimtelijk perspectief. Over tijd en ruimte in Celestien valt ongetwijfeld nog veel meer te vertellen, ik zie hier dan ook mogelijkheden voor verder onderzoek. Een andere interessante bevinding die zich aandiende tijdens de studie van Celestien, en bij uitbreiding het gehele oeuvre van Van Paemel, is de aanwezigheid van intertekstuele verwijzingen naar Paul van Ostaijen. Een analyse van het werk van Monika van Paemel toont immers al vlug gelijkenis sen met de tegenstelling tussen „bloot zijn‟ en „beginnen‟ uit Van Ostaijens Feesten van angst en pijn. In het discours van Van Paemel vinden we dit terug als een slingerbeweging tussen afbreken en opbouwen. Bovendien blijkt uit vroege interviews met de schrijfster haar bewondering voor Van Ostaijen en neemt ze in de eerste romans citaten uit zijn dichtwerk op. Het onderzoeken van deze verwijzingen behoort echter niet tot het onderwerp van mijn studie, al zou nauwkeurig onderzoek ongetwijfeld mooie inzichten kunnen opleveren.
113
Marieke Saelens
Besluit
Celestien
Tot slot wil ik nogmaals benadrukken dat mijn studie van Celestien niet onafhankelijk van het oeuvre van Van Paemel kan worden beschouwd. De roman kan pas in rijkdom en complexiteit worden gevat indien men de vorige boeken van Van Paemel in rekening brengt. Meer dan een lineaire opvolging van romans vormt het oeuvre van deze schrijfster een fijnmazig netwerk. Ik ben er dan ook van overtuigd dat Monika van Paemel met Celestien, evenals met vroegere en eventueel volgende romans, aan een oud voornemen tegemoetkomt: “schrijven aan een lang boek zonder einde.” 195 En met Celestien heeft de vertelster het “alleen maar een beetje mooier willen voorstellen dan het was.”(p. 290)
195 V r a a g g e s p r e k m e t H a n s v a n d e W a a r s e n b u r g , i n : B u l k b o e k , p . 3 2 .
114
Marieke Saelens
Bronvermelding
Celestien
Bronvermelding Primaire bronnen PAEMEL, Monika van, Amazone met het blauwe voorhoofd, Amsterdam, Meulenhoff, 1987 4 . PAEMEL, Monika van, De confrontatie, ‟s Gravenhage, Rotterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1974. PAEMEL, Monika van, Marguerite, Amsterdam, Meulenhoff, 1985 3 . PAEMEL, Monika van, De vermaledijde vaders, Amsterdam, Meulenhoff, 2004 11 . PAEMEL, Monika van, Het wedervaren, Amsterdam, Meulenhoff, 1993. PAEMEL, Monika van, De eerste steen, Amsterdam, Meulenhoff, 1993 5 . PAEMEL, Monika van, Rozen op ijs, Amsterdam, Meuenhoff, 1997, p. 18. PAEMEL, Monika van, Het verschil, Amsterdam, Meulenhoff, 2000. PAEMEL, Monika van, Celestien. De gebenedijde moeders, Amsterdam, Meulenhoff, 2004.
Secundaire bronnen BOLLAERT, André, De Gazet van Kongarije, Poesele, een uitgave van heemkring Het Land van Nevele vzw i.s.m. het gemeentebestuur van Nevele, 14 mei 2005. BORRÉ, Jos, „De engel in huis‟, in: De Morgen, 8 september 2004, p. 8-9. BOUSSET, Hugo, Bevlogen lichtheid. Essays, Amsterdam, Meulenhoff, 1999. BREMS, Elke, „Iedereen moest langs haar passeren‟, in: Ons Erfdeel, nr. 1, jg. 48, 2005, p. 131-134. BUUREN, Hanneke van, „Taal van vrouwen, dat is vloeiende potentie‟, in: De Nieuwe Linie, 3 oktober 1976, p. 31-34. CLAEYS, Etienne, „Biografie‟, in: Documentatiemappen Vlaamse auteurs, nr. 3, Antwerpen, Vlaamse Bibliotheek Centrale vzw, 1991. CUYT, Martine, „De wereld begon achter de Scheldebocht‟, in: Gazet van Antwerpen, 2 november 1993. DEPONDT, Paul, „Een meid is een meid is een meid‟, in De Volkskrant, 27 augustus 2004, p. 22-23. EGBERS, Henk, Schrijven is een vorm van vrijheid voor me, in: De Gelderlander, 26 april 1977, p. 40-41.
115
Marieke Saelens
Bronvermelding
Celestien
GEEST, Dirk de, „Monika van Paemel‟, in Kritisch literair lexicon, februari 1987. GHIJS, Inge, „Vrouwenportret zonder vernis‟, in: De Standaard, 20 mei 1994. HULLE, Jooris van, „Vermaledijd en gebenedijd‟, in De Leeswolf, jg. 10, 2004, nr. 7, p. 519-521. HULLE, Jooris van, „Monika van Paemel‟, in Vlaanderen, jg. 54, 2005, nr. 307, p. 252. JACOBS, Herman, „Bang van sterke vrouwen‟, in Knack, 8 september 2004, p. 102107. JANSEN, Odile, „De geschiedenis herschrijven‟, in De Standaard Letteren, 2 september 2004, p. 5. LUIS, Janet, „Ongecompliceerde familieroman van Monika van Paemel, in: NRC Handelsblad, 27 augustus 2004. MANSCHOT, Anke, „Voor mijn veertigste een omvangrijk boek met een groot perspectief‟, in Vrij Nederland, 18 mei 1985, p. 4-6. MARTENS, Dirk, „Het zijn de vrouwen die de boel doen draaien‟, in Het Volk, 21/22 september 2004, p. 4-5. PRUIS, Marja, „Ik weet dat ik met dit boek mijn nek uitsteek‟, in De groene Amsterdammer, 21 oktober 2000, p. 34-36. RASKIN, Brigitte, „In de keuken passeert alles‟, in Muziek & Woord, oktober 2004, p. 10-11. RAVESLOOT, Clary en OEVER, Annie van den, „De vermaledijde vaders‟, in Lexicon van literaire werken, nr. 13, februari 1992. ROGGEMAN, Willem M., „Gesprek met Monika van Paemel‟, in De Vlaamse Gids, nr. 1, jg. 70, 1986, p. 2-10. STERCKX, Piet, „Monika van Paemel tussen angst en verrukking‟, in De Nieuwe Gazet, 18 september 1971. VERMEIREN, Tessa, „Monika van Paemel‟, in Knack, 15 september 2004, p. 10-11. WAARSENBURG, Hans van de, Vraaggesprek voor het NCRV-radioprogramma Literama van 8 mei 1978, opgenomen in: Bulkboek, nr. 128, jg. 10, 1983, p. 32-35.
Licentieverhandelingen CLAEYS, Nele, Je mag me berijden, maar niet zadelen : een studie van de vrouwelijke hoofdpersonages uit de drie meest recente romans van Monika Van Paemel: De eerste steen; Rozen op ijs en Het verschil, ongepubliceerde licentieverhandeling, Gent, 2004. NEVE, Katrien de, Van leerling tot meester: studie van de thematiek in de werken van Monika van Paemel, ongepubliceerde licentieverhandeling, Gent, 1987.
116
Marieke Saelens
Bronvermelding
Celestien
POPPE, An, De vermaledijde vaders van Monika Van Paemel versus ontaarde moeders van Renate Dorrestein: een vergelijkende analyse, ongepubliceerde licentieverhandeling, Gent, 2004. VERHOEVEN, Reinilde, Schrijven in een land dat nooit een land zou worden: Hugo Claus’ ‘Het verdriet van België’ versus ‘De vermaledijde vaders’ van Monika van Paemel , ongepubliceerde licentieverhandeling, Gent, 1988. VERVARCKE, Kathelijn, De deconstructie van de fallocratische orde, sporen van de écriture feminine in het latere werk van Monika van Paemel, ongepubliceerde licentieverhandeling, Gent, 2000.
Internetbronnen PAEMEL, Monika van, „Het voordeel van het verschil‟, in De Brakke Hond, 1992, p. 80-100. <www.dbnl.org/tekst/_bra004199201_01/_bra004199201_01_0009.htm > (6/10/2006) „Arpège. The perfume‟, Home page, Lanvin parfums. <www.lanvin-parfums.fr/>
Fotografische bronnen De figuren 1 en 3 tot 6 werden met toestemming verkregen uit de privé-verzameling van Willy Verhoye.
117