WOORD VOORAF
De kleine en middelgrote ondernemingen hebben ruim de overhand in het Brusselse landschap. 95% van de circa 30.000 privébedrijven met bezoldigd personeel in het Brussels Gewest heeft minder dan 50 werknemers in dienst. 63% van deze bedrijven telt maximum 4 medewerkers. Als alle zelfstandigen en kmo’s één enkele Brusselse werknemer zouden aanwerven, zou de werkloosheid in Brussel zo goed als verdwijnen. Actiris, Unizo en UCM hebben samen een enquête uitgevoerd naar de personeelsvisie en de humanresourcespraktijken bij de Brusselse kmo’s. Het aanwervingsbeleid en de gebruiken op het vlak van onthaal en opleiding van het personeel kregen daarbij bijzondere aandacht. Het is dus zeer belangrijk dat de Brusselse gewestelijke overheid het jobpotentieel bij deze kmo’s onderkent. Hiervoor is kennis van het terrein nodig. Vandaar het initiatief tot deze brochure. Er zijn immers twee beweegredenen: aan de ene kant komt het erop aan de diensten van de openbare en privésectoren voor de Brusselse werkgevers en werkzoekenden te verbeteren en aan de andere kant is het zaak om het werkgelegenheidsbeleid nog beter op de behoeften en normen van de kmo’s af te stemmen. Via deze gezamenlijke brochure illustreren Actiris, Unizo en UCM de wil om de samenwerking tussen de openbare actoren en de beroeps- en interprofessionele federaties te versterken. Het is algemeen geweten dat de kmo’s moeite hebben om bekwame personeelsleden te vinden, maar het is ook zo dat zij er moeilijk in slagen om ze tot trouwe medewerkers te maken en hen aan boord te houden. Alle aandachtige waarnemers zijn het er echter over eens: de kracht van een onderneming ligt in de kwaliteit van haar producten en diensten, maar ook en vooral in de betrokkenheid van het personeel. In het eerste deel van de brochure vindt u heel wat informatie over het statistische en sociologische profiel van de werkgevers in de Brusselse kmo’s (functie, diploma, bedrijfstak, leeftijd, geslacht, structuur, familiaal karakter, bestaansduur van de onderneming enz.). Het tweede deel focust op de praktische aspecten van het personeelsbeheer: de organisatie van het aanwervingsbeleid binnen de onderneming, het al dan niet aanspreken van de diverse externe rekruteringskanalen, de gewoonten m.b.t. het onthaal en de integratie van nieuwe personeelsleden, de beweegredenen voor nieuwe indienstnemingen, de praktijken inzake opleiding van het personeel, de permanente vorming van de werkgever enz.
i
Actiris, Unizo en UCM slaan de handen in elkaar om de sociaaleconomische ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dankzij een doordachte aanpak te stimuleren. Deze brochure is het resultaat van deze samenwerking.
Grégor Chapelle
Christophe Wambersie
Karel Van Eetvelt
Directeur-generaal
Administrateur-generaal
Gedelegeerd bestuurder
Actiris
UCM
UNIZO
ii
INHOUD
WOORD VOORAF .................................................................................................................. I INHOUD .............................................................................................................................. III LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN ...................................................................................... V INLEIDING EN METHODOLOGIE ............................................................................................ 1 Inleiding.................................................................................................................... 1 1
Onderzoeksvragen .......................................................................................... 1
2
Gegevensverzameling..................................................................................... 1
DEEL 1: OMSCHRIJVING VAN DE STEEKPROEF .................................................................... 3 1.1
Situering van de KMO’s in de Brusselse context........................................... 3
1.2
Welke bedrijven namen deel aan de enquête?................................................ 9 1.2.1 Samenstelling per sector en per grootte ............................................. 10 1.2.2 Leeftijd van het bedrijf....................................................................... 11 1.2.3 Structuur van het bedrijf..................................................................... 13 1.2.4 Familiaal karakter van het bedrijf ...................................................... 14 1.2.5 Wie vulde de enquête in? ................................................................... 17 1.2.6 Vooruitzichten van het bedrijf............................................................ 18
DEEL 2: ORGANISATIE VAN HET PERSONEELSBELEID ....................................................... 22 DEEL 3: OVER WERVING EN SELECTIE VAN NIEUWE WERKNEMERS ................................. 26 3.1
Wervings- en selectieprocedure.................................................................... 26
3.2
Verantwoordelijken voor de taken rond een werving en selectie................. 31
3.3
Wervingskanalen .......................................................................................... 34
3.4
Selectiemiddelen........................................................................................... 38
3.5
Aanwervingen............................................................................................... 42
iii
3.6
Aanwervingsmoeilijkheden .......................................................................... 44
DEEL 4: ONTHAAL VAN NIEUWE WERKNEMERS ............................................................... 49 DEEL 5: OPLEIDING IN HET BEDRIJF .................................................................................. 52 DEEL 6: KENNIS IN VERBAND MET PERSONEELSBELEID ................................................... 61 6.1
Welke kanalen worden gebruikt? ................................................................. 61
6.2
Over welke thema’s zoekt u informatie?...................................................... 65
CONCLUSIES ...................................................................................................................... 66 BIJLAGE 1 : VRAGENLIJST ................................................................................................. 68 BIJLAGE 2 : BIJKOMENDE TABELLEN ................................................................................ 81
iv
LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN
Tabellen Tabel 1.1:
Aantal vestigingen (privé en publiek) naargelang bedrijfsgrootte op 31 december 2009........................................................................................... 3
Tabel 1.2:
Aantal vestigingen Brussels Hoofdstedelijk Gewest 31 december 2009........................................................................................... 5
Tabel 1.3:
Aantal arbeidsplaatsen Brussels Hoofdstedelijk Gewest 31 december 2009........................................................................................... 7
Tabel 1.4:
Samenstelling per sector en per grootte........................................................ 10
Tabel 1.5:
Leeftijd van de deelnemende bedrijven........................................................ 11
Tabel 1.6:
Leeftijd van het bedrijf volgens sector ......................................................... 12
Tabel 1.7:
Leeftijd van het bedrijf volgens bedrijfsgrootte ........................................... 13
Tabel 1.8:
Structuur van het bedrijf volgens bedrijfsgrootte ......................................... 14
Tabel 1.9:
Kruising eigendom/bedrijfsleiding in familiale handen ............................... 15
Tabel 1.10: Familiaal karakter volgens bedrijfsgrootte ................................................... 15 Tabel 1.11: Familiaal karakter per sector ........................................................................ 16 Tabel 1.12: Structuur van het bedrijf volgens familiaal karakter .................................... 16 Tabel 1.13: Functie binnen het bedrijf............................................................................. 17 Tabel 1.14: Welke is het hoogste diploma dat u behaalde............................................... 18 Tabel 1.15: Leeftijd van de respondent ........................................................................... 18 Tabel 1.16: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling in de ondernemingen gedurende de laatste 3 jaren (2007-2010) volgens activiteitensector ........... 19 Tabel 1.17: Evolutie van het aantal loontrekkenden in de ondernemingen voor de komende jaren (in vergelijking met 2010) volgens activiteitensector.......... 19 Tabel 1.18: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling in de ondernemingen gedurende de laatste 3 jaren (2007-2010) volgens bedrijfsgrootte............... 20 Tabel 1.19: Evolutie van het aantal loontrekkenden in de ondernemingen voor de komende jaren (in vergelijking met 2010) volgens bedrijfsgrootte.............. 20 Tabel 2.1:
Beschikt uw bedrijf over een aparte personeelsdienst (volgens bedrijfsgrootte) ............................................................................................. 22
v
Tabel 2.2:
Hoeveel werknemers werken er op deze personeelsdienst (voltijds equivalenten) (volgens bedrijfsgrootte)........................................................ 23
Tabel 2.3:
Beschikt uw bedrijf over een aparte personeelsdienst (per activiteitensector) ......................................................................................... 23
Tabel 2.4:
Hoeveel werknemers werken er op deze personeelsdienst (voltijds equivalenten) (per activiteitensector) ........................................................... 24
Tabel 2.5:
Heeft uw bedrijf een aparte personeelsdienst – volgens familiaal bedrijf of niet ................................................................................................ 24
Tabel 2.6:
Heeft uw bedrijf een aparte personeelsdienst volgens structuur van het bedrijf ........................................................................................................... 25
Tabel 3.1:
Aantal KMO’s met een vaste procedure voor werving en selectie naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector ........................................... 27
Tabel 3.2:
Aantal KMO’s die een functiebeschrijving hebben naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector.............................................................. 28
Tabel 3.3:
Aantal KMO’s met een vaste werving- en selectieprocedure en een functiebeschrijving naargelang de aanwezigheid van een aparte personeelsdienst............................................................................................ 29
Tabel 3.4:
Aantal KMO’s met een vaste werving- en selectieprocedure en een functiebeschrijving naargelang het familiale karakter van de onderneming ................................................................................................. 30
Tabel 3.5:
Wie heeft welk aandeel in de uitvoering van de verschillende taken voor werving en selectie............................................................................... 32
Tabel 3.6:
Wie neemt binnen de onderneming welke beslissingen omtrent werving en selectie, naargelang het gaat om een onderneming met een al dan niet familiaal karakter ........................................................................ 33
Tabel 3.7:
Welke wervingskanalen gebruiken KMO’s.................................................. 34
Tabel 3.8:
Aandeel wervingskanalen naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector (in percentages) ................................................................ 36
Tabel 3.9:
Aandeel wervingskanalen naargelang het gaat om een onderneming met een al dan niet familiaal karakter........................................................... 37
Tabel 3.10: Selectiemiddelen in KMO’s ......................................................................... 38 Tabel 3.11: Aandeel selectiemiddelen naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector (in percentages) ................................................................ 40
vi
Tabel 3.12: Aandeel selectiemiddelen naargelang het gaat om een onderneming met een al dan niet familiaal karakter........................................................... 41 Tabel 3.13: Ondernemingen die de voorbije twee jaar nieuwe werknemers hebben aangeworven naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector..................... 42 Tabel 3.14: Reden voor aanwerving (voor de 243 ondernemingen met aanwervingen; meerdere antwoorden mogelijk............................................ 43 Tabel 3.15: Ondernemingen met aanwervingsmoeilijkheden de voorbije twee jaar naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector ........................................... 45 Tabel 3.16: Voornaamste reden van de aanwervingsmoeilijkheden (voor de 200 ondernemingen die moeilijkheden ondervonden; meerdere redenen).......... 46 Tabel 3.17: Voornaamste reden van de aanwervingsmoeilijkheden (voor de 200 ondernemingen die moeilijkheden ondervonden; meerdere redenen) naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector (in percentages)................. 47 Tabel 4.1:
Uitspraken met betrekking tot het onthaal van nieuwe werknemers op de eerste werkdag. Al dan niet van toepassing in het bedrijf ....................... 49
Tabel 4.2:
Uitspraken met betrekking tot het onthaal van nieuwe werknemers op de eerste werkdag. Al dan niet van toepassing in bedrijven met en zonder aparte personeelsdienst ..................................................................... 50
Tabel 4.3:
Uitspraken met betrekking tot het onthaal van nieuwe werknemers op de eerste werkdag. Al dan niet van toepassing in familiale of nietfamiliale bedrijven........................................................................................ 51
Tabel 5.1:
In hoeverre zijn de onderstaande uitspraken over opleiding in uw bedrijf van toepassing................................................................................... 53
Tabel 5.2:
Voorzag uw bedrijf gedurende het voorbije jaar in de opleiding van werknemers (volgens bedrijfsgrootte) .......................................................... 54
Tabel 5.3:
Voorzag uw bedrijf gedurende het voorbije jaar in de opleiding van werknemers (volgens familiaal bedrijf – geen familiaal bedrijf) ................. 55
Tabel 5.4:
Voorzag uw bedrijf gedurende het voorbije jaar in de opleiding van werknemers (volgens activiteitensector) ...................................................... 55
Tabel 5.5:
Wat zijn de doelstellingen van de organisatie van opleidingen binnen uw bedrijf...................................................................................................... 56
Tabel 5.6:
Wat zijn de doelstellingen van de organisatie van opleidingen binnen uw bedrijf? Per activiteitensector en per bedrijfsgrootte (in percentages).................................................................................................. 57
vii
Tabel 5.7:
Kan u aangeven waarom uw onderneming geen opleiding heeft voorzien ........................................................................................................ 58
Tabel 5.8:
Kan u aangeven waarom uw onderneming geen opleiding heeft voorzien per activiteitensector en per bedrijfsgrootte (in percentages)........ 59
Tabel 6.1
Van welke kanalen wordt gebruik gemaakt om de kennis rond personeelsbeleid op peil te houden (volgens bedrijfsgrootte) ...................... 62
Tabel 6.2:
Van welke kanalen wordt gebruik gemaakt om de kennis rond personeelsbeleid op peil te houden (volgens familiaal karakter).................. 64
Figuren Grafiek 1.1: Verdeling van de vestigingen naargelang bedrijfsgrootte in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en België – 2009......................................... 4 Grafiek 1.2: Verdeling van het aantal arbeidsplaatsen naar bedrijfsgrootte in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en België – 2009......................................... 8
viii
INLEIDING EN METHODOLOGIE
Inleiding Dit onderzoek werd uitgevoerd op initiatief van Actiris, het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en UNIZO en UCM. De uitgevoerde enquête is in grote mate gebaseerd op een enquête die bij KMO-ondernemers uit West-Vlaanderen werd uitgevoerd door de KATHO (Katholieke Hogeschool Zuid West-Vlaanderen). Wij willen alle ondernemers bedanken voor de aandacht en tijd die ze besteed hebben aan het invullen van de vragenlijst. Zonder hen was dit onderzoek niet mogelijk.
1
Onderzoeksvragen
Met dit onderzoek willen we een beeld krijgen van het personeelsbeleid in de Brusselse KMO. De centrale onderzoeksvragen waarop we een antwoord willen, zijn: • • • • • •
2
Hoe organiseert de Brusselse KMO zijn personeelsbeleid op vlak van aanwerving, onthaal en opleiding? Welke aanwervingskanalen en selectiemiddelen gebruikt de Brusselse KMO? Ondervinden de KMO’s aanwervingsmoeilijkheden? Wat is het verband tussen enerzijds het personeelsbeleid en anderzijds de grootte en de sector van het bedrijf? Heeft het eigenaarsstatuut van de onderneming een effect op het personeelsbeleid van de onderneming? Hoe informeert de bedrijfsleider zich rond de verschillende aspecten van het personeelsbeleid en hoe ziet hij de mogelijkheden om zich in de toekomst verder te informeren?
Gegevensverzameling
De vraag om de enquête in te vullen werd verspreid door UNIZO, UCM en Actiris. De verspreiding gebeurde per mail, naar de beschikbare mailadressen uit de bestanden van de 3 vermelde instanties. Daar waar het onderscheid mogelijk was (afhankelijk van de beschikbare gegevens in het bestand) werden enkel de private ondernemingen met
1
maximum 50 personeelsleden en gevestigd in Brussel aangeschreven. Er werd in een korte mail gevraagd om door te klikken naar een website www.brusselsekmo-enquetepmebruxellois.be. Deze website bracht de respondent onmiddellijk op het gebruikte registratiesysteem Socratos. Dit systeem laat toe om op een gebruiksvriendelijke en vlotte wijze de enquête in te vullen en later de verwerking van de antwoorden te maken. In totaal vulden 271 respondenten de enquête in, hetgeen kan beschouwd worden als een goede respons. De vragenlijst bevatte in totaal (maximum) 73 vragen. Wanneer een ondernemer op een bepaalde vraag “Neen” antwoordde, kwamen een aantal bijkomende vragen niet meer aan bod, vandaar de omschrijving ‘maximum’ 73 vragen. De vragen kunnen worden verdeeld in 6 delen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Vragen over de kenmerken van het bedrijf en de respondent Vragen over de organisatie van het personeelsbeleid Vragen over werving en selectie van nieuwe werknemers Vragen over het onthaal van nieuwe werknemers Vragen over de opleiding Vragen over de kennis en informatieverzameling over personeelsbeleid
De vragenlijst vindt u in bijlage 1. In deze publicatie vindt u de resultaten van deze enquête, in bovenvermelde hoofdstukken.
2
DEEL 1: OMSCHRIJVING VAN DE STEEKPROEF
1.1 Situering van de KMO’s in de Brusselse context België is een KMO-economie. Beschouwen we enkel de vestigingen met personeel, op basis van de RSZ-statistieken, dan komen we tot onderstaande tabel. Tabel 1.1:
Aantal vestigingen (privé en publiek) naargelang bedrijfsgrootte op 31 december 2009 1 – 49 werknemers Totaal
Privé
50 – 1000 werknemers
Publiek
Totaal
Privé
Publiek
Brussels Gewest
32.629
30.450
2.179
1.799
1.160
639
Vlaams Gewest
151.527
139.748
11.779
7.877
5.465
2.412
Waals Gewest
76.034
69.023
7.011
3.532
1.984
1.548
260.190
239.221
20.969
13.208
8.609
4.599
België
Bron: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, eigen berekeningen
In België zijn er in totaal 273.398 bedrijven die personeel hebben. Daarvan stelt 95,2% minder dan 50 werknemers tewerk. Als we de publieke sector buiten beschouwing laten, zijn er 247.830 vestigingen, waarvan 96,5% maximaal 50 werknemers tewerk stelt. De situatie in Brussel is niet fundamenteel verschillend van die in de andere gewesten of België.
3
Grafiek 1.1: Verdeling van de vestigingen naargelang bedrijfsgrootte in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en België – 2009 Aantal werknemers
Brussels Gewest
België
Aantal
%
Aantal
%
21.678
63,0%
169.206
61,9%
5 tot 9
5.090
14,8%
43.940
16,1%
10 tot 19
3.273
9,5%
26.119
9,6%
20 tot 49
2.588
7,5%
20.925
7,7%
50 tot 99
851
2,5%
7.255
2,7%
100 tot 199
486
1,4%
3.666
1,3%
> 200
462
1,3%
2.287
0,8%
34.428
100%
273.398
100%
<5
Totaal
Bron: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, eigen berekeningen
De vestigingen met minder dan 5 personen vormen het grootste deel van de vestigingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in België met respectievelijk 63,0% en 61,9%, gevolgd door vestigingen met 5 tot 10 personen, met respectieve aandelen van 14,8% en 16,1%. De twee voorgaande categorieën vormen samen (volgens de Europese normen) de zeer kleine vestigingen en zijn op zich goed voor 78% van de vestigingen in Brussel en in België.
4
Tabel 1.2:
Aantal vestigingen Brussels Hoofdstedelijk Gewest - 31 december 2009 Sectie
1 - 49 werknemers Totaal
A Landbouw, bosbouw en visserij
Privé
50 - 1000 werknemers
Publiek
Totaal
Privé
1
68
64
14
14
Publiek
23
23
4
4
1.125
1.124
13
13
42
30
12
13
3
10
1.586
1.584
2
47
44
3
7.509
7.509
210
210
959
846
113
78
23
55
2.975
2.968
7
58
57
1
J Informatie en communicatie
1.235
1.215
20
85
76
9
K Financiële activiteiten en verzekeringen
1.324
1.320
4
148
145
3
787
786
1
14
13
1
3.082
3.077
5
110
98
12
2.836
2.808
28
149
131
18
624
243
381
255
21
234
1.401
269
1.132
232
3
229
2.129
1.989
140
236
192
44
998
901
97
22
12
10
3.296
3.265
31
55
54
1
Huishoudens als werkgever; nietgedifferentieerde productie van goederen T en diensten door huishoudens voor eigen gebruik
400
400
U Extraterritoriale organisaties en lichamen
281
76
205
5
32.629
30.450
2.179
1.799
B Winning van delfstoffen C Industrie Productie en distributie van elektriciteit,
D gas, stoom en gekoelde lucht
Distributie van water; afval- en
E afvalwaterbeheer en sanering F Bouwnijverheid
Groot- en detailhandel; reparatie van
G auto’s en motorfietsen H Vervoer en opslag I
Verschaffen van accommodatie en maaltijden
Exploitatie van en handel in onroerend
L goed
Vrije beroepen en wetenschappelijke en
M technische activiteiten
Administratieve en ondersteunende
N diensten O
Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen
P Onderwijs Menselijke gezondheidszorg en
Q maatschappelijke dienstverlening R Kunst, amusement en recreatie S Overige diensten
Totaal aantal vestigingen BHG
Bron: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, eigen berekeningen
5
4
5 1.160
639
In de sectoren van de industrie (C), bouw (F), horeca en handel (G), en ook bij de diensten aan bedrijven (H tot N), vinden we de belangrijkste privétewerkstelling terug. Bijna 99% van de vestigingen in die sector behoort tot de privésector. Enkel bij de diensten aan bedrijven, is 15% van de grote vestigingen ook een publieke instelling. In de social profit (O tot S) ligt de verhouding anders, bij de kleine organisaties zijn 82% van de vestigingen private ondernemingen, bij de grote bedrijven is dat slechts 30%. Van alle privébedrijven stelt 96,4% minder dan 50 werknemers tewerk. Bekijken we het aantal arbeidsplaatsen, dan is de verhouding gelijklopend.
6
Tabel 1.3:
Aantal arbeidsplaatsen Brussels Hoofdstedelijk Gewest - 31 december 2009 Sectie
1 - 49 werknemers Totaal
A Landbouw, bosbouw en visserij
Privé
50 - 1000 werknemers
Publiek
Totaal
Privé
Publiek
1
15.268
13.885
1.383
4.256
4.256
119
119
71
71
7.532
7.531
101
101
599
342
257
2.876
231
2.645
8.127
8.089
38
10.860
10.102
758
36.118
36.118
27.914
27.914
6.658
4.695
1.963
21.193
2.130
19.063
14.730
14.664
66
11219
10991
228
J Informatie en communicatie
7.241
6.992
249
26.171
14.797
11.374
K Financiële activiteiten en verzekeringen
9.496
9.443
53
54.563
52.325
2.238
2.692
2.691
1
995
891
104
15.895
15.791
104
19.847
17.136
2.711
12.783
12.379
404
31.890
27.569
4.321
5.430
1.137
4.293 102.972
4.327
98.645
22.511
1.583
20.928
35.860
220
35.640
19.634
17.535
2.099
51.820
29.546
22.274
5.436
4.676
760
3.168
1.301
1.867
16.701
16.431
270
5.500
5.398
102
Huishoudens als werkgever; nietgedifferentieerde productie van goederen T en diensten door huishoudens voor eigen gebruik
540
540
U Extraterritoriale organisaties en lichamen
1.508
217
1.291
581
B Winning van delfstoffen C Industrie Productie en distributie van elektriciteit,
D gas, stoom en gekoelde lucht
Distributie van water; afval- en
E afvalwaterbeheer en sanering F Bouwnijverheid
Groot- en detailhandel; reparatie van
G auto’s en motorfietsen H Vervoer en opslag I
Verschaffen van accommodatie en maaltijden
Exploitatie van en handel in onroerend
L goed
Vrije beroepen en wetenschappelijke en
M technische activiteiten
Administratieve en ondersteunende
N diensten O
Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen
P Onderwijs Menselijke gezondheidszorg en
Q maatschappelijke dienstverlening R Kunst, amusement en recreatie S Overige diensten
Totaal aantal werknemers
193.922 161.145
327.77 426.953 223.019 203.934
Bron: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, eigen berekeningen
7
581
25,9% van de werknemers (161.145 personen) in Brussel in de privésector werkt dus in bedrijven van minder dan 50 werknemers. Grafiek 1.2: Verdeling van het aantal arbeidsplaatsen naar bedrijfsgrootte in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en België – 2009 Aantal werknemers
Brussels Gewest
België
Aantal
%
Aantal
%
<5
37.978
6,1%
306.794
8,2%
5 tot 9
33.390
5,4%
288.046
7,7%
10 tot 19
44.464
7,2%
354.858
9,4%
20 tot 49
78.090
12,6%
638.313
17,0%
50 tot 99
59.324
9,6%
506.127
13,5%
100 tot 199
67.953
10,9%
501.044
13,3%
200 tot 499
89.585
14,4%
502.566
13,4%
500 tot 999
65.468
10,5%
287.603
7,6%
1000 en +
144.623
23,3%
375.665
10,0%
Totaal
620.875
100%
3.761.016
100%
Bron: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
8
23,3% van de Brusselse werknemers werkt in een vestiging met meer dan 1.000 personen, hetgeen meer dan het dubbel is van het aandeel in België (10%). In totaal werken 31,3% van de Brusselse werknemers in (een groot aantal) vestigingen met minder dan 50 werknemers (in België 42,3%). Deze vaststelling dient genuanceerd te worden, omdat het hier de tewerkstelling in zowel de publieke als de private sector betreft. Beschouwen we enkel de private sector (zie tabel 1.3.), dan stellen we vast dat van de 384.164 werknemers in de privésector in Brussel, er 161.145 (41,9%) in bedrijven werken van minder dan 50 werknemers. Iets minder dan de helft van de tewerkstelling bij de grote bedrijven in Brussel, behoort toe aan de publieke sector (203.934 werknemers). Bij de kleine instellingen is dat 16,9% (32.777 werknemers).
1.2 Welke bedrijven namen deel aan de enquête? In dit deel beschrijven we meer in detail de belangrijkste kenmerken van de respondenten van de enquête. Uit deze responsanalyse kunnen we dus het profiel van de deelnemende ondernemingen afleiden. Van de 271 respondenten zijn er 260 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd. Hoewel de samenstelling van de bevraagde groep KMO’s op sommige vlakken (bijvoorbeeld de verdeling per sector) min of meer in overeenstemming is met de Brusselse realiteit, zijn de aantallen toch te klein om een wetenschappelijk correcte basis te vormen om conclusies te trekken die gelden voor alle Brusselse KMO’s. De beschrijving van de resultaten is dus maar een indicatie van de werkwijze in een grote groep KMO’s.
9
1.2.1
Samenstelling per sector en per grootte
Tabel 1.4:
Samenstelling per sector en per grootte Primaire sector (landbouw, jacht, bosbouw, visserij)
Geen personeelsleden/zelfstandige
0
1 tot 4 werknemers
0
5 tot 9 werknemers
0
10 tot 19 werknemers
0
20 tot 49 werknemers
0
50 tot 100 werknemers
1
> 100 werknemers
0
Totaal
Industrie (voeding, drukkerij, chemie, metaal, bouw…)
Handel en horeca
0
0
Diensten aan Diensten aan personen bedrijven (gezondheid, (transport, cultuur, informatica, afvalimmobiliën, verwerking, consultancy wasserijen, …) kappers…)
5
1
Totaal
6 2,2%
5
22
26
20
73 26,9%
8
11
21
10
50 18,5%
5
10
20
25
60 22,1%
3
6
20
22
51 18,8%
1
1
6
9
18 6,6%
1
1
6
5
13 4,8%
1
23
51
104
92
271
0,1%
8,5%
18,9%
38,4%
34,0%
100%
De sectorale verdeling van de steekproef bevat 8,5% ondernemingen uit de industrie en 18,8% uit de handel en horeca en 38,4% uit de diensten aan bedrijven. Wat de grootte van de ondernemingen betreft zijn 11,4% grote KMO’s met meer dan 50 werknemers. Het overgrote deel van de KMO’s die de enquête invulden, behoren wel tot de doelgroep van deze enquête, dit wil zeggen 86,3% heeft tussen de één en 50 werknemers. Als we de sectorale verdeling van de steekproef vergelijken met de verdeling van de sectoren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dan is die verdeling min of meer identiek.
10
Voor de leesbaarheid van de studie zullen we in de volgende tabellen het aantal tewerkstellingsklassen terugbrengen tot vier: minder dan 5 werknemers, van 5 tot 9, van 10 tot 49 en meer dan 50 werknemers. Ondanks het feit dat er uit de primaire sector slechts één bedrijf heeft geantwoord, zullen we deze sector toch apart blijven vermelden. De procentuele resultaten voor deze bedrijfstak zijn uiteraard niet significant. 1.2.2
Leeftijd van het bedrijf
Onderstaande tabel geeft de verdeling van de bedrijven volgens de leeftijd van het bedrijf weer. De grootste groep respondenten (32,5%) heeft een bedrijf dat tussen de 11 en 25 jaar bestaat. Bijna 84% van de respondenten heeft een bedrijf van ouder dan 3 jaar. Tabel 1.5:
Leeftijd van de deelnemende bedrijven
Leeftijd van het bedrijf < 1 jaar
Aantal
%
3
1,1%
Tussen 1 en 3 jaar
41
15,1%
Tussen 4 en 10 jaar
57
21,0%
Tussen 11 en 25 jaar
88
32,5%
Tussen 26 en 50 jaar
58
21,4%
> 50 jaar
24
8,9%
271
100%
Totaal
11
Tabel 1.6:
Leeftijd van het bedrijf volgens sector Primaire sector
< 1 jaar
0
Industrie
Handel en horeca
0
3
Diensten aan bedrijven 0
Diensten aan personen 0
Totaal 3 1,1%
Tussen 1 en 3 jaar
0
Tussen 4 en 10 jaar
0
Tussen 11 en 25 jaar
0
Tussen 26 en 50 jaar
1
> 50 jaar
0
2
14
15
10
41 15,1%
5
11
21
20
57 21,0%
9
14
42
23
88 32,5%
3
6
23
25
58 21,4%
4
3
3
14
24 8,9%
Totaal
1
23
51
104
92
271
0,4%
8,5%
18,9%
38,4%
34,0%
100%
Bovenstaande tabel geeft de verdeling van de bedrijven per sector en volgens de leeftijd van het bedrijf weer. Bijna de helft van de bedrijven tussen de 11 en 25 jaar (47,73%) komt uit de sector ‘diensten aan bedrijven’. De oudste bedrijven zitten in de industriële sector en de diensten aan personen. Bijna 60% van de bedrijven van meer dan 50 jaar komen uit deze laatste sector. Als we de leeftijd van deze bedrijven bekijken per tewerkstellingsklasse (tabel hieronder), stellen we vast dat de 24 bedrijven van meer dan 50 jaar, zich in zowat alle personeelsklassen bevinden. De 3 zeer jonge bedrijven (allen uit de handel en horeca) hebben reeds een personeelslid in dienst.
12
Tabel 1.7:
Leeftijd van het bedrijf volgens bedrijfsgrootte <5 5 tot 9 10 tot 49 > 50 werknemers werknemers werknemers werknemers
< 1 jaar
3
0
0
0
Totaal 3 1,1%
Tussen 1 en 3 jaar
18
Tussen 4 en 10 jaar
19
Tussen 11 en 25 jaar
26
Tussen 26 en 50 jaar
10
> 50 jaar
9
11
3
41 15,1%
12
30
7
57 21,0%
15
38
9
88 32,5%
11
29
8
58 21,4%
3
3
14
4
24 8,9%
Totaal
1.2.3
79
50
111
31
271
29,2%
18,5%
41,0%
11,4%
100%
Structuur van het bedrijf
Bijna 60% van de bedrijven die de enquête invulden zijn een zelfstandige vestiging zonder bijkomende vestigingen. Het zijn vooral bedrijven met personeel tot maximum 50 werknemers. Deze bedrijven zijn in dezelfde mate als de totale verdeling over de sectoren verdeeld. De andere grote groep (16,6%) zijn hoofdzetels van een bedrijf met verschillende vestigingen. In de groep ‘Andere’ (15,9%) zijn vooral VZW’s terug te vinden. Wat de verdeling volgens tewerkstellingsklasse betreft, heeft bijna 2/3 (62,5%) van de zelfstandige vestigingen tussen de 0 en 9 werknemers.
13
Tabel 1.8:
Structuur van het bedrijf volgens bedrijfsgrootte <5 5 tot 9 10 tot 49 > 50 werknemers werknemers werknemers werknemers
Zelfstandig bedrijf zonder bijkomende vestigingen
63
Hoofdzetel van een bedrijf met meerdere vestigingen
5
Vestiging, afdeling of site van een Belgisch bedrijf
1
Vestiging, afdeling of site van een buitenlands bedrijf
1
Andere
9
Totaal 155
34
53
5 57,2% 45
6
23
11 16,6% 6
1
3
1 2,2% 22
3
9
9 8,1%
6
23
5
43 15,9%
Totaal
1.2.4
79
50
111
31
271
Familiaal karakter van het bedrijf
Deze vraag werd op 2 manieren gesteld. Enerzijds de vraag naar de eigenaarsstructuur en anderzijds op vlak van bedrijfsleiding. In de meeste gevallen loopt dit echter gelijk. Wanneer de aandelen van de onderneming in handen zijn van de familie, is in 86,5% van de bedrijven ook de bedrijfsleiding in handen van de familie. In slechts uitzonderlijke gevallen is de bedrijfsleiding nog in handen van de familie terwijl het eigenaarschap hen niet toebehoord (5,5%).
14
Tabel 1.9:
Kruising eigendom/bedrijfsleiding in familiale handen
Kolom: Is het merendeel van de eigendom van het bedrijf (51% of meer van de aandelenparticipatie) in familiale handen? Rij: Is de bedrijfsleiding overwegend in familiale handen? Eigendom familiaal Bedrijfsleiding familiaal
Bedrijfsleiding niet familiaal Totaal
Eigendom niet familiaal
Totaal
109
8
117
86,5%
5,5%
43,2%
17
137
154
13,5%
94,5%
56,8%
126
145
271
In de rest van de studie maken we gebruik van ‘familiaal eigenaarschap’ (en niet het de ‘familiale bedrijfsleiding’) om een zo groot mogelijke groep (126 respondenten) van bedrijven met een familiaal karakter aan te duiden. Tabel 1.10: Familiaal karakter volgens bedrijfsgrootte Vraag: Is het merendeel van de eigendom van het bedrijf (51% of meer van de aandelenparticipatie) in familiale handen? <5 5 tot 9 10 tot 49 > 50 werknemers werknemers werknemers werknemers Eigendom familiaal Eigendom niet familiaal Totaal
Totaal
52
29
41
4
126
65,8%
58,0%
36,9%
12,9%
46,5%
27
21
70
27
145
34,2%
42,0%
63,1%
87,1%
53,5%
79
50
111
31
271
29,2%
18,5%
41,0%
11,4%
100%
Voor net iets minder dan de helft van de bedrijven (46,5%) uit de enquête is het eigenaarschap in familiale handen. We stellen vast dat de kentering ongeveer zit op +10 werknemers. De respondenten met meer dan 10 werknemers hebben ook minder een familiaal karakter.
15
Tabel 1.11: Familiaal karakter per sector Onderstaande tabel geeft weer of de ondervraagde KMO’s in familiale handen zijn (51% of meer van de aandelenparticipatie) en dit volgens de sector waarin ze zich bevinden. Primaire sector Eigendom familiaal
Industrie
n.s.*
Handel en horeca
Diensten aan bedrijven
Diensten aan personen
Totaal
16
40
47
23
126
n.s.
69,6%
78,4%
45,2%
25,0%
46,5%
Eigendom niet familiaal
n.s.
7
11
57
69
145
n.s.
30,4%
21,6%
54,8%
75,0%
53,5%
Totaal
n.s.
23
51
104
92
271
* n.s.: niet significant
Voor wat betreft de verdeling over de sectoren zijn de meeste respondenten, met een familiaal karakter, terug te vinden in de handel, horeca en de diensten aan bedrijven. Tabel 1.12: Structuur van het bedrijf volgens familiaal karakter Onderstaande tabel geeft weer of de ondervraagde KMO’s in familiale handen zijn (51% of meer van de aandelenparticipatie) en dit volgens de structuur van de onderneming. Eigendom niet familiaal
%
Eigendom familiaal
%
Zelfstandig bedrijf zonder bijkomende vestigingen
60
41,4%
95
75,4%
Hoofdzetel van een bedrijf met meerdere vestigingen
29
20,0%
16
12,7%
Vestiging, afdeling of site van een Belgisch bedrijf
1
0,7%
5
4,0%
Vestiging, afdeling of site van een buitenlands bedrijf
17
11,7%
5
4,0%
Andere
38
26,2%
5
4,0%
Totaal
145
100%
126
100%
16
Voor wat betreft de structuur van het bedrijf, zijn de meeste bedrijven met een familiaal karakter zelfstandige bedrijven (75,4%). 1.2.5
Wie vulde de enquête in?
De samenstelling van de respondenten zelf die de enquête invulden is de volgende: Tabel 1.13: Functie binnen het bedrijf Totaal
%
Eigenaar
70
25,8%
Bedrijfsleider
68
25,1%
Lid van directie (maar geen eigenaar of bedrijfsleider)
44
16,2%
Verantwoordelijke personeel
44
16,2%
Medewerker personeelszaken
21
7,7%
Administratief medewerker (niet enkel voor personeelszaken)
11
4,1%
Andere:
13
4,8%
Totaal
271
25,8%
De helft van de enquêtes werd ingevuld door de eigenaar of de bedrijfsleider van het bedrijf. Een vierde werd door een medewerker of verantwoordelijke van de personeelsdienst ingevuld.
17
Tabel 1.14: Welke is het hoogste diploma dat u behaalde Totaal
%
Deskundige door ervaring (zonder diploma)
7
2,6%
Lager onderwijs
1
0,4%
Lager secundair onderwijs
8
3,0%
Hoger secundair onderwijs
38
14,0%
Hoger onderwijs van het KORTE type, 1 cyclus of professionele bachelor
80
29,5%
130
48,0%
Andere
7
2,6%
Totaal
271
100%
Hoger onderwijs van het LANGE type, 2 cycli of master
In totaal heeft 80% van de verantwoordelijken een diploma hoger onderwijs, 48% hiervan genoot een universitaire opleiding. Slechts 6% van de respondenten heeft maximaal Lager secundair onderwijs genoten. Tabel 1.15: Leeftijd van de respondent Aantal
%
Tussen 18-25 jaar
2
0,7%
Tussen 26-35 jaar
55
20,3%
Tussen 36-45 jaar
79
29,2%
Tussen 46-60 jaar
110
40,6%
25
9,2%
271
100%
> 60 jaar Totaal
De respondenten situeren zich vooral in de leeftijdsklasse tussen de 46 en de 60 jaar. Slechts 2 respondenten zijn jonger dan 25 jaar en 9,2% van de respondenten zijn ouder dan 60 jaar. 1.2.6
Vooruitzichten van het bedrijf
In de enquête werd ook gepolst naar de evolutie van de tewerkstelling in de bedrijven, zowel wat betreft het verleden, als de vooruitzichten. In het algemeen zag de meerderheid
18
van de bedrijven (53,1%) de laatste 3 jaar een toename van het aantal werknemers. 60,9% van de bedrijven uit de industriële sector hebben de voorbije 3 jaar meer personeel in dienst genomen. Slechts 14,4% zag het aantal loontrekkenden afnemen, en dat was (verhoudingsgewijs) vooral in de dienstensector (16,3%). Tabel 1.16: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling in de ondernemingen gedurende de laatste 3 jaren (2007-2010) volgens activiteitensector Primaire sector
Handel en horeca
Diensten aan bedrijven
Diensten aan personen
Totaal
14
28
60
41
144
n.s.
60,9%
54,9%
57,7%
44,6%
53,1%
Stabiel aantal loontrekkenden
n.s.
7
18
27
36
88
n.s.
30,4%
35,3%
26,0%
39,1%
32,5%
Dalend aantal loontrekkenden
n.s.
2
5
17
15
39
n.s.
8,7%
9,8%
16,3%
16,3%
14,4%
Stijgend aantal loontrekkenden
n.s.*
Industrie
* n.s.: niet significant
Tabel 1.17: Evolutie van het aantal loontrekkenden in de ondernemingen voor de komende jaren (in vergelijking met 2010) volgens activiteitensector Primaire sector
Handel en horeca
Diensten aan bedrijven
Diensten aan personen
Totaal
9
19
51
29
109
n.s.
39,1%
37,2%
49,0%
31,5%
40,2%
Stabiel aantal loontrekkenden
n.s.
13
24
43
58
138
n.s.
56,5%
47,1%
41,4%
63,0%
50,9%
Dalend aantal loontrekkenden
n.s.
1
8
10
5
24
n.s.
4,4%
15,7%
9,6%
5,5%
8,9%
Stijgend aantal loontrekkenden
n.s.*
Industrie
* n.s.: niet significant
In het algemeen zijn de toekomstverwachtingen eerder gericht op behoud van tewerkstelling. De helft van de respondenten (50,9%) geeft aan dat de tewerkstelling stabiel zal blijven. Vooral de sector ‘diensten aan personen’ is voorzichtig (en was dat ook al). Opmerkelijk is wel dat de bedrijven de toekomst op vlak van tewerkstelling niet negatief tegemoet zien, slechts 8,9% van de respondenten geeft aan dat het aantal
19
loontrekkenden zal dalen. 40,2% van de bedrijven ziet de tewerkstelling nog wel toenemen. In onderstaande tabellen wordt de evoluties en de verwachtingen van de ondernemingen volgens de verschillende tewerkstellingsklassen weergegeven. Tabel 1.18: Evolutie van de loontrekkende tewerkstelling in de ondernemingen gedurende de laatste 3 jaren (2007-2010) volgens bedrijfsgrootte <5 5 tot 9 10 tot 49 > 50 werknemers werknemers werknemers werknemers Stijgend aantal loontrekkenden Stabiel aantal loontrekkenden Dalend aantal loontrekkenden
Totaal
32
28
64
20
144
40,5%
56,0%
57,7%
64,5%
53,1%
32
11
36
9
88
40,5%
22,0%
32,4%
29,0%
32,5%
15
11
11
2
39
19,0%
22,0%
9,9%
6,5%
14,4%
Het zijn vooral de grotere KMO’s (vanaf 10 werknemers) die de voorbije 3 jaar een stijgend aantal loontrekkenden hebben gekend. In de kleine KMO’s (tot 5 werknemers) geeft 40,5% aan het aantal werknemers stabiel te hebben gehouden. Voor wat de toekomstperspectieven betreft, zijn het opnieuw de kleine bedrijven die meer ingesteld zijn op het behouden van de tewerkstelling, eerder dan een toename. Bij de grotere bedrijven zien we ook dat meer bedrijven focussen op behoud van tewerkstelling dan op de toename ervan. Tabel 1.19: Evolutie van het aantal loontrekkenden in de ondernemingen voor de komende jaren (in vergelijking met 2010) volgens bedrijfsgrootte <5 5 tot 9 10 tot 49 > 50 werknemers werknemers werknemers werknemers Stijgend aantal loontrekkenden Stabiel aantal loontrekkenden Dalend aantal loontrekkenden
Totaal
30
18
46
15
109
38,0%
36,0%
41,4%
48,4%
40,2%
41
24
60
13
138
51,9%
48,0%
54,1%
41,9%
50,9%
8
8
5
3
24
10,1%
16,0%
4,5%
9,7%
8,9%
20
Vaststellingen steekproef De spreiding van de bedrijven over de verschillende sectoren, tewerkstellingsklassen en leeftijd van het bedrijf is zeer goed gevarieerd. We kunnen dus stellen dat de respondenten zowat uit alle types van bedrijven komen en dus een gevarieerd beeld geven van de Brusselse bedrijven. Het gaat om bedrijven die zowel een familiaal als een nietfamiliaal karakter hebben en geleid worden door ervaren, eerder hooggeschoolde bedrijfsleiders. Het zijn voor de meerderheid gezonde bedrijven die de toekomst (op vlak van tewerkstelling) eerder positief tegemoet zien.
21
DEEL 2: ORGANISATIE VAN HET PERSONEELSBELEID
In dit deel wordt gepolst naar de mate waarin een bedrijf al dan niet over een aparte personeelsdienst beschikt. Verder wordt ook gevraagd hoeveel mensen er in die dienst tewerkgesteld zijn. Een derde van de ondervraagde bedrijven beschikt over een aparte personeelsdienst. In de grote bedrijven is dit bijna twee derde (61,3%). Opmerkelijk is dat er 12 bedrijven (38,7%) van meer dan 50 werknemers zeggen dat ze niet over een personeelsdienst beschikken. Tabel 2.1:
Beschikt uw bedrijf over een aparte personeelsdienst (volgens bedrijfsgrootte) <5 5 tot 9 10 tot 49 > 50 werknemers werknemers werknemers werknemers
Ja
Neen
Totaal
Totaal
26
13
38
19
96
32,9%
26,0%
34,2%
61,3%
35,4%
53
37
73
12
175
67,1%
74,0%
65,8%
38,7%
64,6%
79
50
111
31
271
Bovenstaande tabel wordt enigszins genuanceerd door de vaststelling dat in 50% van de bedrijven deze aparte personeelsdienst enkel en alleen bestaat uit de bedrijfsleider zelf. Vooral in de kleine bedrijven (< 5 werknemers) is dat in 73,1% van de ondernemingen het geval. Anderzijds blijkt uit de onderstaande tabel 2.2. ook dat bedrijven aandacht besteden aan het personeelsbeleid van de onderneming, ongeacht of ze nu veel of weinig personeel in dienst hebben.
22
Tabel 2.2:
Hoeveel werknemers werken er op deze personeelsdienst (voltijds equivalenten) (volgens bedrijfsgrootte) <5 5 tot 9 10 tot 49 > 50 werknemers werknemers werknemers werknemers 19
9
18
2
48
73,1%
69,2%
47,4%
10,5%
50,0%
4
3
15
6
28
15,4%
23,1%
39,5%
31,6%
29,2%
2
0
5
6
13
7,7%
0,0%
13,2%
31,6%
13,5%
1
1
0
5
7
3,8%
7,7%
0,0%
26,3%
7,3%
26
13
38
19
96
Enkel ikzelf 1 andere medewerk(st)er Tussen 2 en 5 medewerk(st)ers Meer dan 5 medewerk(st)ers
Totaal
Totaal
De ondernemingen die een aparte personeelsdienst hebben, zijn vooral de bedrijven uit de handel en de horeca. In 60% van deze bedrijven is deze dienst wel enkel de bedrijfsleider zelf. Tabel 2.3:
Beschikt uw bedrijf over een aparte personeelsdienst (per activiteitensector) Primaire sector
Ja
Neen
n.s.*
Industrie
Handel en horeca
Diensten aan bedrijven
Diensten aan personen
Totaal
5
20
37
34
96
n.s.
21,7%
39,2%
35,6%
37,0%
35,4%
n.s.
18
31
67
58
175
n.s.
78,3%
60,8%
64,4%
63,0%
64,6%
* n.s.: niet significant
De diensten aan personen en de diensten aan bedrijven hebben de meest uitgebouwde personeelsdienst. In respectievelijk 37,0% en 35,6% van de ondernemingen is een aparte personeelsdienst die in iets meer dan de helft van de gevallen uit meer dan één persoon bestaat (respectievelijk 52,9% en 51,4%).
23
Tabel 2.4:
Hoeveel werknemers werken er op deze personeelsdienst (voltijds equivalenten) (per activiteitensector) Primaire sector n.s.*
Enkel ikzelf 1 andere medewerk(st)er Tussen 2 en 5
Meer dan 5
Totaal
Industrie
Handel en horeca
Diensten aan bedrijven
Diensten aan personen
Totaal
2
12
18
16
48
n.s.
40,0%
60,0%
48,6%
47,1%
50,0%
n.s.
1
6
9
12
28
n.s.
20,0%
30,0%
24,3%
35,3%
29,2%
n.s.
1
2
6
4
13
n.s.
20,0%
10,0%
16,2%
11,8%
13,5%
n.s.
1
0
4
2
7
n.s.
20,0%
0,0%
10,8%
5,9%
7,3%
n.s.
5
20
37
34
96
* n.s.: niet significant
Er is weinig verband tussen het familiaal karakter van de onderneming en het al dan niet beschikken over een aparte personeelsdienst. De familiale bedrijven beschikken zo goed als evenveel (32,5%) als het gemiddelde (35,4%) over een personeelsdienst. Tabel 2.5:
Heeft uw bedrijf een aparte personeelsdienst – volgens familiaal bedrijf of niet1 Eigendom familiaal
Aparte personeelsdienst
Geen aparte personeelsdienst Totaal
Eigendom niet familiaal
Totaal
41
55
96
32,5%
37,9%
35,4%
85
90
175
67,5%
62,1%
64,6%
126
145
271
Er is wel een verschil volgens de structuur van het bedrijf. Daaruit blijkt dat de vestigingen van Belgische (83,3%) of buitenlandse (59,1%) bedrijven aanduiden niet over
1
Voor de omschrijving van een familiaal bedrijf, zie deel 1.
24
een personeelsdienst te beschikken, waarbij men in sommige gevallen wel mag veronderstellen dat er ondersteuning bij het personeelsbeleid is, maar dat de dienst zelf zich niet in de Brusselse vestiging bevindt. Zelfstandige bedrijven beschikken in 31% van de gevallen over een personeelsdienst, voor de hoofdzetels is dat 46,7%. Tabel 2.6:
Heeft uw bedrijf een aparte personeelsdienst volgens structuur van het bedrijf Zelfstandig bedrijf zonder bijkomende vestigingen
Ja
Neen
Totaal
Hoofdzetel van een bedrijf met meerdere vestigingen
Vestiging, afdeling of site van een Belgisch bedrijf
Vestiging, afdeling of site van een buitenlands bedrijf
Andere
Totaal
48
21
1
9
17
96
31,0%
46,7%
16,7%
40,9%
39,5%
35,4%
107
24
5
13
26
175
69,0%
53,3%
83,3%
59,1%
60,5%
64,6%
155
45
6
22
43
271
57,2%
16,6%
2,2%
8,1%
15,9%
100%
Vaststellingen organisatie van het personeelsbeleid Een aparte personeelsdienst, zelfs al bestaat die in de helft van de gevallen enkel uit de ondernemer zelf, is slecht in 35% van de bedrijven aanwezig. Dit geldt voor alle bedrijven onder de 50 werknemers, voor de grote bedrijven is dit 2/3. In de dienstensector, de handel en de horeca vindt men de meeste aparte personeelsdiensten terug, in de industrie het minste. Het zijn vooral de hoofdzetels die over een aparte personeelsdienst beschikken. Voor de Belgische of buitenlandse vestigingen, bevindt de personeelsdienst, als die er is, zich niet altijd in de Brusselse vestiging.
25
DEEL 3: OVER WERVING EN SELECTIE VAN NIEUWE WERKNEMERS
In dit deel wordt het wervings- en selectiebeleid van de Brusselse KMO’s nader beschouwd. Onder werving verstaan we het zoeken van kandidaten op de arbeidsmarkt, ook wel rekrutering genoemd. Selectie heeft betrekking op het selecteren of kiezen van de meest geschikte kandidaat voor een openstaande functie. Vooreerst gaan we na of de Brusselse bedrijven al dan niet een vaste procedure hanteren bij de werving en selectie van kandidaten en of ze voor elke functie beschikken over een functiebeschrijving. Daarna bekijken we wie het grootste aandeel heeft in de uitvoering van de verschillende stappen met betrekking tot werving en selectie, gaande van de beslissing om de zoektocht naar nieuwe werknemers te starten tot de uiteindelijke bespreking en ondertekening van het contract met de werknemer. In dit deel trachten we verder een antwoord te vinden op de vraag wat de voornaamste wervingskanalen en selectiemiddelen zijn die de bedrijven hanteren? En wat is de reden waarom personeel werd aangeworven? Tenslotte gaan we na of de bedrijven moeilijkheden hebben ondervonden bij het vinden van geschikt personeel en, indien dit het geval is, wat de redenen hiervoor zijn.
3.1 Wervings- en selectieprocedure Slechts 4 op de 10 Brusselse KMO’s verklaart over een vaste wervings- en selectieprocedure te beschikken. Dit aandeel varieert sterk naargelang de bedrijfsgrootte en activiteitensector. Hoe groter de onderneming, hoe groter de kans dat er een vaste procedure wordt gehanteerd. Het aandeel stijgt van 22,8% bij de kleinste ondernemingen (< 5 werknemers) tot 83,9% bij de middelgrote ondernemingen (>50 werknemers). Volgens activiteitensector zijn het vooral de sectoren diensten aan bedrijven (46,2%) en diensten aan personen (45,7%) die over een vaste procedure beschikken. Slechts 26,1% van de KMO’s in de industrie en 23,5% in de handel, horeca hebben een vaste wervingsen selectieprocedure.
26
Tabel 3.1:
Aantal KMO’s met een vaste procedure voor werving en selectie naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector Vaste procedure voor werving en selectie? Ja
Nee
Totaal
% Ja
Bedrijfsgrootte < 5 werknemers
18
61
79
22,8%
5-9 werknemers
18
32
50
36,0%
10-49 werknemers
46
65
111
41,4%
50 > werknemers
26
5
31
83,9%
108
163
271
39,9%
Totaal Activiteitensector Primaire sector Industrie
n.s.*
n.s.
n.s.
n.s.
6
17
23
26,1%
Handel en horeca
12
39
51
23,5%
Diensten aan bedrijven
48
56
104
46,2%
Diensten aan personen
42
50
92
45,7%
108
163
271
39,9%
Totaal * n.s.: niet significant
Daarentegen geeft drie vierde van de ondernemingen aan dat er voor elke functie een functiebeschrijving bestaat waarin de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd. Ook hierbij merken we een verschil naargelang de bedrijfsgrootte en de activiteitensector. De verschillen tussen de bedrijven (zowel volgens grootte als sector) zijn evenwel minder uitgesproken. Zo heeft 60,8% van de kleinste ondernemingen een functiebeschrijving voor elke functie ten opzichte van 83,9% van de middelgrote ondernemingen (>50 werknemers). Volgens sector zijn er ook enkele verschillen merkbaar. Zo heeft 76,0% en 81,5% van de KMO’s in respectievelijk diensten aan bedrijven en diensten aan personen een functiebeschrijving. In de handel, horeca heeft 64,7% van de ondernemingen een functiebeschrijving voor elke functie, bij KMO’s in de industrie is dit 56,5%.
27
Tabel 3.2:
Aantal KMO’s die een functiebeschrijving hebben naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector Voor elke functie bestaat een functiebeschrijving waarin de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd? Ja
Nee
Totaal
% Ja
Bedrijfsgrootte < 5 werknemers
48
31
79
60,8%
5-9 werknemers
41
9
50
82,0%
10-49 werknemers
86
25
111
77,5%
50 > werknemers
26
5
31
83,9%
201
70
271
74,2%
Totaal Activiteitensector Primaire sector
n.s.*
n.s.
n.s.
n.s.
Industrie
13
10
23
56,5%
Handel en horeca
33
18
51
64,7%
Diensten aan bedrijven
79
25
104
76,0%
Diensten aan personen
75
17
92
81,5%
201
70
271
74,2%
Totaal * n.s.: niet significant
In volgende tabel wordt gekeken of het hebben van een aparte personeelsdienst een impact heeft op het feit of de onderneming enerzijds een vaste procedure hanteert voor werving en selectie en anderzijds gebruik maakt van een welomschreven functiebeschrijving. Als er in de onderneming een aparte personeelsdienst is, dan heeft 46,9% van de ondernemingen een vaste procedure voor werving en selectie en 78,1% heeft voor elke functie een functiebeschrijving. Wanneer de onderneming echter niet over een aparte personeelsdienst beschikt, daalt het aandeel ondernemingen met een vaste procedure voor werving en selectie tot 36,0% en het aandeel met een functiebeschrijving tot 72,0%. Over een aparte personeelsdienst beschikken in een onderneming heeft dus een rechtstreekse
28
invloed op het gebruik van een vaste procedure voor de werving en selectie en het hanteren van een functiebeschrijving. Nochtans stellen we vast dat een aparte personeelsdienst hiertoe geen garantie biedt. 53,1% van de ondernemingen met een aparte personeelsdienst beschikt uiteindelijk ook niet over een vaste procedure voor werving en selectie. Tabel 3.3:
Aantal KMO’s met een vaste werving- en selectieprocedure en een functiebeschrijving naargelang de aanwezigheid van een aparte personeelsdienst Aparte personeelsdienst? Ja
Er bestaat een vaste procedure die aangeeft hoe de werving en selectie van werknemers moet gebeuren.
Voor elke functie bestaat een functiebeschrijving waarin de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd.
Ja
Nee
Ja
Nee
Totaal
Nee
Totaal
45
63
108
46,9%
36,0%
39,9%
51
112
163
53,1%
64,0%
60,1%
75
126
201
78,1%
72,0%
74,2%
21
49
70
21,9%
28,0%
25,8%
96
175
271
Uit tabel 3.3. blijkt dat van alle 271 ondervraagde bedrijven 39,9% een vaste procedure heeft voor de aanwerving en de selectie van nieuwe werknemers. Onderstaande tabel 3.4. maakt het onderscheid tussen bedrijven die in familiale handen zijn en de andere. Wanneer de onderneming in familiale handen is blijkt dat slechts een vierde (25,4%) van de ondernemingen over een vaste procedure beschikt, voor drie vierde van de ondernemingen is dit niet het geval (74,6%). Omgekeerd blijkt dat wanneer de onderneming geen familiale verankering kent, er veel vaker (52,4%) een vaste procedure voor werving en selectie van toepassing is. Een vergelijking naargelang het al dan niet familiaal karakter van de onderneming voor wat betreft het gebruik van een functiebeschrijving, leert ons dat er in de familiaal verankerde ondernemingen opnieuw minder gebruik gemaakt wordt van dit instrument (62,7% hanteert functiebeschrijvingen) dan bij de ondernemingen zonder een familiaal karakter (hier hanteert 84,1% een functiebeschrijving).
29
Tabel 3.4:
Aantal KMO’s met een vaste werving- en selectieprocedure en een functiebeschrijving naargelang het familiale karakter van de onderneming Heeft de onderneming een familiaal karakter? Ja
Er bestaat een vaste procedure die aangeeft hoe de werving en selectie van werknemers moet gebeuren.
Voor elke functie bestaat een functiebeschrijving waarin de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd.
Ja
Nee
Ja
Nee
Totaal
Nee
Totaal
32
76
108
25,4%
52,4%
39,9%
94
69
163
74,6%
47,6%
60,9%
79
122
201
62,7%
84,1%
74,2%
47
23
70
37,7%
15,9%
25,8%
126
145
271
Vaststellingen wervings- en selectieprocedure •
•
•
•
Slechts 4 op de 10 Brusselse KMO’s blijkt over een vaste wervings- en selectieprocedure te beschikken. Hoe groter de onderneming, hoe vaker men een vaste procedure hanteert. Het zijn bovendien vooral de sectoren diensten aan bedrijven en diensten aan personen die over zulke procedures beschikken. Daarentegen verklaart drie vierde van de ondernemingen dat er voor elke functie een functiebeschrijving bestaat waarin de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van een nieuwe werknemer worden vastgelegd. Opnieuw zijn het de grotere ondernemingen en de bedrijven uit de diensten aan personen en bedrijven die vaker over een functiebeschrijving beschikken. Tevens werd onderzocht of het al dan niet familiale karakter van een onderneming een impact heeft op vaste wervings- en selectieprocedures en de aanwezigheid van functiebeschrijvingen. Het bleek dat in beide gevallen hiervan minder sprake is indien de onderneming familiaal verankerd is. Het feit of een onderneming een aparte personeelsdienst heeft, blijkt een rechtstreekse maar eerder beperkte invloed te hebben op bovenstaande bevindingen. Indien de onderneming over een aparte personeelsdienst beschikt, stijgt zowel het aandeel vaste procedures voor werving en selectie, alsook het hanteren van een functiebeschrijving. Niettegenstaande beschikt toch meer dan de helft van de ondernemingen met een personeelsdienst niet over een vaste procedure voor werving en selectie.
30
3.2 Verantwoordelijken voor de taken rond een werving en selectie Wie in de onderneming, of extern aan de onderneming, heeft het grootste aandeel bij de uitvoering van de verschillende taken bij de werving en selectie van werknemers? Onderstaande tabel 3.5. toont aan dat de meest belangrijke beslissingen bij de werving en selectie door de bedrijfsleider worden genomen. Namelijk de beslissing om de zoektocht naar een nieuwe werknemer te starten (76,8%), de eigenlijke beslissing over wie wordt aangeworven (80,1%) en de bespreking en ondertekening van het contract (72%), worden in meer dan 70% van de ondernemingen door de bedrijfsleider genomen. De personeelsverantwoordelijke wordt vooral ingezet, samen met de bedrijfsleider zelf, voor de uitvoerende taken: bekend maken van de vacature, verzamelen van kandidaturen, het testen van de kandidaten en het voeren van de selectiegesprekken. Voor de bekendmaking van de vacature wordt door meer dan 10% van de ondernemingen een beroep gedaan op Actiris. Bij het verzamelen van de kandidaturen speelt ook de administratieve medewerker een rol. Terwijl de selectiegesprekken en het testen van de kandidaten vaak aan de directe chef worden toevertrouwd. Deze laatste heeft in een op de tien gevallen ook het laatste woord bij de beslissing van de aan te werven kandidaat.
31
Uitzendkantoor
3,7%
8,1%
Bekend maken van de vacature.
49,4% 24,4% 10,7%
1,8%
0,4%
0,7%
1,1% 11,4%
Verzamelen van kandidaturen.
49,4% 28,0% 14,8%
3,0%
0,7%
0,0%
0,4%
3,7%
Selectiegesprekken met kandidaten.
61,3% 18,5%
6,6% 10,3%
0,4%
0,0%
1,1%
1,8%
Testen van kandidaten.
59,0% 18,1%
7,7% 13,3%
0,4%
0,0%
1,5%
1,1%
0,0%
0,0%
Beslissing wie wordt aangenomen. 80,1% Bespreking en ondertekening van het contract.
8,5%
72,0% 17,7%
Actiris
Hoofdkantoor
76,8% 11,4%
Selectiebureau
Directe chef
Beslissing om de zoektocht naar een nieuwe werknemer te starten.
Activiteiten met betrekking tot werving en selectie
Bedrijfsleider
Administratief medewerker
Wie heeft welk aandeel in de uitvoering van de verschillende taken voor werving en selectie Personeelsverantwoordelijke
Tabel 3.5:
1,5% 10,0% 4,1%
5,2%
Vooral voor de ondernemingen met minder dan 10 werknemers is het aandeel van de bedrijfsleider belangrijk bij de verschillende fasen van het wervings- en selectieproces. Het aandeel van de bedrijfsleider bij de beslissingen om de zoektocht te starten en te beslissen wie aangenomen wordt, daalt naarmate de grootte van de onderneming. Deze beslissingen verschuiven van de bedrijfsleider naar de personeelsverantwoordelijke en de directe chef voor de middelgrote ondernemingen (> 50 werknemers). Voor de uiteindelijke bespreking en ondertekening van het contract bij middelgrote ondernemingen, is het vooral de personeelsverantwoordelijke die hiervoor verantwoordelijk is, terwijl dit bij de kleinere ondernemingen heel vaak de bedrijfsleider zelf is. Voor de bekendmaking van de vacature doen vooral de kleine ondernemingen een beroep op Actiris (de opdeling van de uitvoering van de verschillende taken volgens tewerkstellingsklasse is te vinden in bijlage 2, tabel 3.a.). Interessant is eveneens de vaststelling, zoals blijkt uit onderstaande tabel 3.6. dat voor de bedrijven met een familiaal karakter de fundamentele beslissingen (namelijk, de
32
beslissing om de zoektocht naar een nieuwe werknemer te starten en de beslissing wie wordt aangeworven) nog vaker bij de bedrijfsleider liggen. Zo beslist in een familiale onderneming de bedrijfsleider in 84,9% van de gevallen over de start van een zoektocht naar een nieuwe kracht en zal deze in 88,9% ook de beslissing nemen over de keuze van de kandidaat. In bedrijven zonder een familiale achtergrond gaat het respectievelijk om 69,7% en 72,4%. Voor dit type van ondernemingen zal de personeelsverantwoordelijke, maar vooral de directe chef deze taken vaker op zich nemen (in 12,4% van de gevallen zal deze de zoektocht naar een nieuwe werknemer starten en in 15,9% de eigenlijke beslissing nemen over de persoon die wordt aangeworven). Tabel 3.6:
Wie neemt binnen de onderneming welke beslissingen omtrent werving en selectie, naargelang het gaat om een onderneming met een al dan niet familiaal karakter Onderneming met familiaal karakter
Onderneming zonder familiaal karakter
Wie heeft het grootste aandeel in de beslissing om de zoektocht naar een nieuwe werknemer te starten? Bedrijfsleider
84,9%
69,7%
Personeelsverantwoordelijke
8,7%
13,8%
Administratief medewerker
3,2%
4,1%
Directe chef
3,2%
12,4%
Wie heeft grootste aandeel in de beslissing wie wordt aangenomen? Bedrijfsleider
88,9%
72,4%
Personeelsverantwoordelijke
7,1%
9,7%
Administratief medewerker
0,8%
2,1%
Directe chef
3,2%
15,9%
Vaststellingen verantwoordelijken voor de taken rond een werving en selectie •
De belangrijkste beslissingen bij de werving en selectie worden nog steeds door de bedrijfsleider zelf genomen. Bij de meer uitvoerende taken, zoals het bekendmaken van de vacature en het verzamelen van de kandidaturen wordt eveneens de personeelsverantwoordelijke en soms de administratief medewerker een rol toebedeeld. Vooral bij kleine ondernemingen die een familiaal karakter hebben is de invloed van de bedrijfsleider zeer overwegend in de fundamentele beslissingen omtrent een nieuwe aanwerving.
33
3.3 Wervingskanalen Er werd aan de ondernemingen gevraagd welke wervingskanalen of rekruteringskanalen ze gebruiken om nieuwe werknemers aan te trekken. De ondernemingen hadden hierbij de mogelijkheid om meerdere antwoorden aan te duiden. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende gehanteerde rekruteringskanalen door de 271 ondernemingen. Gemiddeld duidde een onderneming vier verschillende wervingskanalen aan. Tabel 3.7:
Welke wervingskanalen gebruiken KMO’s
Wervingskanalen om nieuwe werknemers aan te trekken Spontane sollicitaties
Aantal
%
186
68,6%
46
17,0%
167
61,6%
Arbeidsbemiddeling door andere instellingen (vb. VDAB, Forem, Tracé Brussel, Mission Locale…)
97
35,8%
Interne kandidaten
56
20,7%
Stimuleren van eigen personeel om bv. familie of vrienden aan te brengen
98
36,2%
Aanspreken van externe relaties zoals klanten of leveranciers
72
26,6%
Aanspreken van wervingsreserve (gegevens van vroegere kandidaten)
66
24,4%
Contacten met scholen (leraars, stagebegeleiders, stagiairs…)
69
25,5%
Selectiebureaus
34
12,5%
Uitzendkantoren
48
17,7%
Advertentie in regionale en nationale bladen
48
17,7%
Vacatures op eigen website
85
31,4%
Een jobwebsite of databank
59
21,8%
Andere
23
8,5%
Bekendmaking aan de onderneming zelf (affiche aan uitstalraam of bedrijfsterrein, publiciteit op wagen…) Arbeidsbemiddeling door Actiris
Gemiddeld aantal kanalen dat werd aangeduid door de ondernemingen
34
4,3
Uit bovenstaande tabel 3.7. blijkt dat spontane sollicitaties het voornaamste wervingskanaal (68,6%) vormt om nieuwe werknemers aan te trekken, bijna 7 op de 10 KMO’s gaven dit op als een wervingskanaal. Een arbeidsbemiddeling via de openbare tewerkstellingsdienst Actiris is het tweede voornaamste rekruteringskanaal en werd door 61,6% van de KMO’s aangehaald. 36,2% doet een beroep op het eigen personeel om nieuwe werknemers aan te werven. Uit een recente enquête van de VDAB2 blijkt eveneens dat informele kanalen (beroep doen op eigen personeel en spontane sollicitaties) de voornaamste wervingskanalen zijn. Het voordeel voor de werkgever is dat hij persoonlijke informatie van de kandidaten ontvangt en uit spontane sollicitaties blijkt de motivatie van de kandidaten. In de categorie ‘andere’ wervingskanalen, aangeduid door 8,5% van de ondernemingen, wordt vooral melding gemaakt van sociale netwerken zoals Facebook en LinkedIn. Naar de toekomst toe kunnen we veronderstellen dat deze vorm van rekrutering nog meer aan populariteit zal winnen. Spontane sollicitaties zijn voor alle ondernemingen, op uitzondering van de zeer kleine ondernemingen (< 5 werknemers), het belangrijkste wervingskanaal. In onderstaande tabel 3.8. blijkt dat het aandeel van dit kanaal vooral voor de middelgrote ondernemingen (> 50 werknemers) dominant is. Bij alle ondernemingen van minder dan 50 werknemers is Actiris het op één na belangrijkste wervingskanaal, na de spontane sollicitaties. Bij de zeer kleine ondernemingen tot 5 werknemers is de arbeidsbemiddeling door Actiris het voornaamste wervingskanaal. Bij de ondernemingen met meer dan 50 werknemers zijn de vacatures op de eigen website het tweede belangrijkste wervingskanaal, op de voet gevolgd door het stimuleren van eigen personeel om bijvoorbeeld familie of vrienden aan te brengen. Voorts blijkt dat hoe groter de onderneming, hoe vaker er beroep gedaan wordt op selectie- en uitzendbureau’s. Ook valt op dat de bekendmaking aan de onderneming zelf veel vaker voorkomt bij grotere dan bij kleinere ondernemingen en dat de contacten met scholen door kleinere ondernemingen veeleer onderbenut blijven. Volgens een splitsing naar activiteitensectoren van de ondernemingen komt de spontane sollicitatie naar voren als een van de belangrijkste wervingskanalen. Voor de ondernemingen in de sector diensten aan personen is de arbeidsbemiddeling door Actiris evenwel het voornaamste kanaal. In de andere sectoren is Actiris telkens het tweede belangrijkste kanaal om nieuwe werknemers aan te trekken.
2
VDAB Ontcijfert nummer 20. Rekrutering in revolutie? Mei 2010.
35
Merk op dat grote bedrijven dubbel zoveel wervingskanalen aanduidden dan de zeer kleine ondernemingen. Volgens activiteitensector zijn de verschillen minder uigesproken, hoewel ondernemingen in de sector diensten aan bedrijven iets meer kanalen aanduidden.
Spontane sollicitaties Bekendmaking aan de onderneming zelf (affiche uitstalraam, publiciteit wagen…)
Diensten aan personen
Diensten aan bedrijven
Handel en horeca
Industrie
Primaire sector
>50 werknemers
10-49 werknemers
5-9 werknemers
Aandeel wervingskanalen naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector (in percentages) < 5 werknemers
Tabel 3.8:
60,8% 72,0% 68,5% 83,9% n.s.* 73,9% 68,6% 70,2% 66,3% 6,3% 12,0% 20,7% 38,7% n.s.
26,1% 9,8% 16,3% 19,6%
Arbeidsbemiddeling door Actiris
63,3% 50,0% 66,7% 58,1% n.s.
56,5% 56,9% 59,6% 67,4%
Arbeidsbemiddeling door andere instellingen (vb VDAB, Forem, Tracé BXL, Mission Locale…)
27,8% 16,0% 46,8% 48,4% n.s.
39,1% 27,5% 36,5% 39,1%
7,6% 6,0% 26,1% 58,1% n.s.
17,4% 15,7% 21,2% 23,9%
Interne kandidaten
Stimuleren van eigen personeel om 22,8% 32,0% 38,7% 67,7% bv familie of vrienden aan te brengen
n.s.
39,1% 37,3% 38,5% 32,6%
Aanspreken van externe relaties zoals klanten of leveranciers
29,1% 26,0% 27,0% 19,4% n.s.
30,4% 21,6% 32,7% 21,7%
Aanspreken van wervingsreserve (gegevens van vroegere kandidaten)
12,7% 20,0% 27,0% 51,6% n.s.
0,0% 15,7% 28,8% 30,4%
Contacten met scholen (leraars, stagebegeleiders, stagiairs…)
24,1% 18,0% 22,5% 51,6% n.s.
17,4% 23,5% 31,7% 21,7%
Selectiebureaus
3,8% 10,0% 12,6% 38,7% n.s.
21,7% 3,9% 23,1% 3,3%
Uitzendkantoren
8,9% 16,0% 21,6% 29,0% n.s.
30,4% 13,7% 26,9% 6,5%
Advertentie in regionale en nationale 19,0% 10,0% 21,6% 12,9% bladen
n.s.
26,1% 13,7% 15,4% 20,7%
Vacatures op eigen website
12,7% 16,0% 40,5% 71,0% n.s.
21,7% 9,8% 40,4% 35,9%
Een jobwebsite of databank
10,1% 16,0% 25,2% 48,4% n.s.
13,0% 13,7% 24,0% 26,1%
Andere
6,3% 14,0% 9,0% 3,2% n.s.
4,3% 5,9% 9,6% 9,8%
Gemiddeld aantal kanalen dat werd aangeduid door de ondernemingen
3,2
4,2
3,3
4,7
* n.s.: niet significant
36
6,8
n.s.
3,4
4,8
4,3
Voor wat betreft het onderscheid tussen ondernemingen met een familiaal karakter en deze zonder een familiale achtergrond, toont onderstaande tabel 3.9. dat deze eerste groep minder terugvalt op externe rekruteerders zoals Actiris of selectie- en uitzendkantoren. Eerder zullen ze beroep doen op spontane sollicitaties of hun handelsrelaties zoals klanten of leveranciers aanspreken of hun eigen personeel stimuleren om bijvoorbeeld familie of vrienden aan te brengen. Bovendien hanteren ondernemingen met een familiaal karakter gemiddeld minder aanwervingskanalen. Tabel 3.9:
Aandeel wervingskanalen naargelang het gaat om een onderneming met een al dan niet familiaal karakter
Wervingskanalen om nieuwe werknemers aan te trekken
Onderneming met familiaal karakter
Onderneming zonder familiaal karakter
Spontane sollicitaties
72,2%
65,5%
Bekendmaking aan de onderneming zelf (affiche aan uitstalraam of bedrijfsterrein, publiciteit op wagen…)
11,1%
22,1%
Arbeidsbemiddeling door Actiris
57,9%
64,8%
Arbeidsbemiddeling door andere instellingen (vb. VDAB, Forem, Tracé Brussel, Mission Locale…)
31,0%
40,0%
Interne kandidaten
13,5%
26,9%
Stimuleren van eigen personeel om bv. familie of vrienden aan te brengen
36,5%
35,9%
Aanspreken van externe relaties zoals klanten of leveranciers
27,0%
26,2%
Aanspreken van wervingsreserve (gegevens van vroegere kandidaten)
20,6%
27,6%
Contacten met scholen (leraars, stagebegeleiders, stagiairs…)
24,6%
26,2%
Selectiebureaus
7,1%
17,2%
Uitzendkantoren
13,5%
21,4%
Advertentie in regionale en nationale bladen
17,5%
17,9%
Vacatures op eigen website
18,3%
42,8%
Een jobwebsite of databank
13,5%
29,0%
7,9%
9,0%
Andere Gemiddeld aantal kanalen dat werd aangeduid door de ondernemingen
37
3,7
4,7
Vaststellingen wervingskanalen • • •
•
Spontane sollicitaties zijn voor alle ondernemingen het wervingskanaal bij uitstek. Een arbeidsbemiddeling via Actiris is voor alle ondernemingen, behalve deze met meer dan 50 werknemers, het tweede belangrijkste wervingskanaal. De bekendmaking aan de onderneming zelf en de contacten met scholen worden door de kleinere KMO’s minder aangewend dan door de grotere KMO’s. Eigen personeel wordt wel gestimuleerd om familie of vrienden aan te brengen. Kleine bedrijven (volgens tewerkstellingsklasse) en familiale bedrijven gebruiken minder verschillende wervingskanalen dan andere bedrijven.
3.4 Selectiemiddelen Volgend op de wervingskanalen werd gevraagd van welke selectiemiddelen de ondernemingen gebruik maken bij het selecteren van de kandidaten (meerdere antwoorden mogelijk). Gemiddeld werden iets meer dan drie selectiemiddelen opgegeven door de ondernemingen. Tabel 3.10: Selectiemiddelen in KMO’s Selectiemiddel
Aantal
%
Selectie op basis van sollicitatiegesprek
247
91,1%
Selectie op basis van het sollicitatieformulier of -brief en het Curriculum Vitae (CV)
231
85,2%
Intuïtie of gezond verstand
150
55,4%
Praktische proef op de werkpost waar de vacature is (arbeidsproef)
119
43,9%
Controle van aanbevelingsbrieven en referenties
81
29,9%
Proefperiode via een uitzendkantoor
32
11,8%
Testen (psychologische, persoonlijkheid, intelligentie- en vaardigheidstesten)
30
11,1%
Assessment center
6
2,2%
Andere
5
1,8%
Gemiddeld aantal selectiemiddelen dat werd aangeduid door de ondernemingen
38
3,3
De klassieke selectiemiddelen, zoals het sollicitatiegesprek en het sollicitatieformulier of sollicitatiebrief/CV, zijn nog steeds het populairste selectiemiddel bij de KMO’s. Meer dan 90% van de ondernemingen maakt gebruik van een sollicitatiegesprek om kandidaten te selecteren en meer dan 85% hanteert een sollicitatieformulier of –brief en CV. Deze twee selectiemiddelen werden ook in het onderzoek naar de kenmerken van een effectief KMO-personeelsbeleid, van Delmotte3 naar voren geschoven als traditionele technieken bij de selectie van kandidaten. Opmerkelijk is dat enerzijds meer dan helft (55,4%) aangeeft een selectie te maken op basis van intuïtie of gezond verstand, en anderzijds 43,9% van de ondernemingen gebruik maakt van een praktische proef om de kandidaten te selecteren. Drie op tien werkgevers controleert ook aanbevelingsbrieven en referenties bij het selecteren van de kandidaten. Een splitsing naargelang de grootte en de activiteitensector toont aan dat de grotere ondernemingen minder vaak afgaan op hun intuïtie. Hoe groter de onderneming daarentegen, hoe belangrijker de rol van sollicitatieformulieren en het CV, alsook het sollicitatiegesprek. Alle ondernemingen met meer dan vijftig werknemers verklaren een sollicitatiegesprek te voeren, terwijl dit aandeel 86% bedraagt voor de zeer kleine ondernemingen (< 5 werknemers). Tevens is er een opmerkelijk verschil voor wat betreft het gebruik van testen tussen de middelgrote (32,3%) en zeer kleine ondernemingen (6,3%). Kleinere ondernemingen zijn ook terughoudender tegenover selectiemiddelen die ze niet zelf beheren, zoals een proefperiode via een uitzendkantoor of een assesment center. Naargelang de sectoren, valt vooral op dat de handel en horeca en de diensten aan personen in vergelijking met andere sectoren minder vaak selecties doorvoert op basis van sollicitatiebrieven en het CV en eerder beroep zal doen op praktische proeven op de werkvloer.
3
Personeelsbeleid in KMO’s: een onderzoek naar de kenmerken van een effectief KMO-personeelsbeleid 2002, Jeroen Delmotte, Miet Lamberts, Luc Sels & Geert Van Hootegem. HIVA/K.U. Leuven.
39
Selectie op basis van sollicitatiegesprek
Diensten aan personen
90,3 n.s.* 91,3% 74,5% 88,5% 85,9%
Diensten aan bedrijven
86,5
Handel en horeca
>50 werknemers
84,0
Industrie
10-49 werknemers
82,3
Primaire sector
5-9 werknemers
Selectie op basis van het sollicitatieformulier of -brief en het CV
< 5 werknemers
Tabel 3.11: Aandeel selectiemiddelen naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector (in percentages)
86,1% 92,0% 91,9% 100% n.s.
87,0% 84,3% 95,2% 91,3%
Praktische proef op de werkvloer waar de vacature is 40,5% 52,0% 44,1% 38,7% n.s. (arbeidsproef)
39,1% 45,1% 38,5% 50,0%
Intuïtie of gezond verstand
53,2% 68,0% 53,2% 48,4% n.s.
65,2% 51,0% 60,6% 48,9%
Proefperiode via een uitzendkantoor
6,3% 6,0% 17,1% 16,1% n.s.
21,7% 7,8% 17,3% 5,4%
Testen (psychologische, persoonlijkheid, intelligentie- en vaardigheidstesten)
6,3% 6,0% 10,8% 32,3% n.s.
21,7% 3,9% 13,5% 9,8%
Assessment center
0,0% 0,0% 0,9% 16,1% n.s.
0,0% 0,0% 4,8% 1,1%
20,3% 26,0% 35,1% 41,9% n.s.
21,7% 21,6% 35,6% 30,4%
Andere
2,5% 2,0% 0,9% 3,2% n.s.
0,0 0,0% 2,9% 2,2%
Gemiddeld aantal selectiemiddelen dat werd aangeduid door de ondernemingen
3,0
Controle van aanbevelingsbrieven en referenties
3,4
3,4
3,9
n.s.
3,5
2,9
3,6
3,3
* n.s.: niet significant
Uit onderstaande tabel 3.12. valt op dat ondernemingen met een familiaal karakter in 6 op de 10 gevallen voortgaan op hun intuïtie of gezond verstand, terwijl dit bij de ondernemingen zonder familiale band in de helft van de gevallen wordt aangehaald. Ondernemingen met een familiaal karakter gaan ook vaker over tot praktische proeven op de werkvloer als selectiemiddel van nieuwe kandidaten.
40
Tabel 3.12: Aandeel selectiemiddelen naargelang het gaat om een onderneming met een al dan niet familiaal karakter Onderneming met familiaal karakter
Onderneming zonder familiaal karakter
Selectie op basis van sollicitatiegesprek
87,3%
94,5%
Selectie op basis van het sollicitatieformulier of -brief en het Curriculum Vitae (CV)
81,7%
88,3%
Intuïtie of gezond verstand
60,3%
51,0%
Praktische proef op de werkpost waar de vacature is (arbeidsproef)
44,4%
43,4%
Controle van aanbevelingsbrieven en referenties
24,6%
34,5%
Proefperiode via een uitzendkantoor
10,3%
13,1%
Testen (psychologische, persoonlijkheid, intelligentieen vaardigheidstesten)
9,5%
12,4%
Assessment center
0,0%
4,1%
Andere
0,0%
3,4%
Gemiddeld aantal selectiemiddelen dat werd aangeduid door de ondernemingen
3,2
3,4
Vaststellingen selectiemiddelen •
•
• •
Bij de selectiemiddelen die aangesproken worden om nieuw personeel te vinden, bleken de traditionele selectiemiddelen, zoals het sollicitatiegesprek en het sollicitatieformulier of sollicitatiebrief/CV nog steeds het populairst bij de KMO’s. Meer dan de helft van de ondernemingen geeft aan dat ze onder meer gebruik maken van intuïtie of gezond verstand wanneer het op de selectie van een kandidaat aankomt. Grote ondernemingen gaan zich evenwel minder vaak (maar ook bijna in de helft van de gevallen) baseren op intuïtie. Een op drie ondernemingen zal de aanbevelingsbrieven en referenties controleren. Kleinere ondernemingen doen minder vaak beroep op externe selectiemiddelen zoals assessment centers of uitzendkantoren. De praktische proef wordt in maximum de helft van de ondernemingen gebruikt als selectiemiddel, ook in de handel en horeca of diensten aan personen.
41
3.5 Aanwervingen De ondernemingen werd de vraag gesteld of ze gedurende de voorbije twee jaar nieuwe, vaste medewerkers hebben aangeworven. Daaruit blijkt dat gedurende deze periode bijna 9 op 10 ondernemingen nieuwe personen hebben aangeworven. Tabel 3.13: Ondernemingen die de voorbije twee jaar nieuwe werknemers hebben aangeworven naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector Aantal ondernemingen
Nieuwe aanwervingen Ja
%
Bedrijfsgrootte < 5 werknemers
79
63
79,7%
5-9 werknemers
50
45
90,0%
10-49 werknemers
111
104
93,7%
50 > werknemers
31
31
100%
271
243
89,7%
Totaal Activiteitensector Primaire sector
n.s.*
n.s.
n.s.
Industrie
23
19
82,6%
Handel en horeca
51
49
96,1%
Diensten aan bedrijven
104
94
90,4%
Diensten aan personen
92
80
87,0%
* n.s.: niet significant
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het aantal ondernemingen die gedurende de voorbije twee jaar nieuwe werknemers hebben aangeworven zeer aanzienlijk is. Bij alle ondervraagde middelgrote ondernemingen (>50 werknemers) werden nieuwe werknemers aangeworven, terwijl dit aandeel 93,7% bij de kleine ondernemingen bedraagt en zelfs bij de zeer kleine ondernemingen met minder dan 5 werknemers heeft bijna 80% aangeworven. Omgekeerd, slechts een vijfde van de zeer kleine ondernemingen heeft de laatste twee jaar geen aanwerving gehad. In de activiteitensectoren industrie en diensten aan personen is het aandeel KMO’s dat nieuwe werknemers heeft aangeworven de voorbije twee jaar lager dan het gemiddelde.
42
Het aandeel ligt dan weer hoger bij KMO’s actief in de horeca en handel. Het personeelsverloop bij deze laatste activiteitensector ligt over het algemeen zeer hoog. Van de ondernemingen die gedurende de afgelopen twee jaar nieuwe werknemers hebben aangeworven (ofwel 243 ondernemingen), verwacht 43,1% een stijgende evolutie van het aantal loontrekkenden in de onderneming voor de komende jaren. De helft van de ondernemingen verwacht dat het aantal loontrekkenden de komende jaren stabiel blijft, terwijl slechts 7,4% het somber ziet en een daling verwacht van het aantal tewerkgestelden. Wat was de voornaamste reden om personeel aan te werven? Algemeen kan men de redenen onderverdelen in twee categorieën. Een eerste reden is om personeel te vervangen, dit kan zijn na het (al dan niet) vrijwillig vertrek van een werknemer of omwille van ziekte, pensioen… of omwille van een gewijzigde personeelsbehoefte. Een tweede reden is om bijkomend personeel te hebben. Dit kan onder andere het geval zijn om het hoofd te bieden aan een verhoging van de werklast, om de taken te herverdelen of om de onderneming uit te breiden. Tabel 3.14: Reden voor aanwerving (voor de 243 ondernemingen met aanwervingen; meerdere antwoorden mogelijk Reden
%
Vervangen van personeel - Na (vrijwillig) vertrek van een werknemer
132
54,3%
- Omwille van gewijzigde personeelsbehoeften
40
16,5%
- Omwille van pensioen, ziekte…
97
39,9%
- Andere
19
7,8%
121
49,8%
- Om de onderneming uit te breiden
58
23,9%
- Om de taken in de onderneming te herverdelen
96
39,5%
- Om het hoofd te bieden aan de gewijzigde behoeften van de klanten of de evolutie van de gebruikte technieken
37
15,2%
4
1,6%
Bijkomend personeel - Om het hoofd te bieden aan een verhoging van de werklast
- Andere
43
Uit de cijfers blijkt dat de voornaamste reden waarom de ondervraagde KMO’s die gedurende de voorbije twee jaar personeel hebben aangeworven, ter vervanging van personeel was na het (vrijwillig) vertrek van een werknemer (54,3%). De tweede reden was om het personeelsbestand uit te breiden, namelijk om het hoofd te bieden aan een verhoging van de werklast (49,8%). Vaststellingen aanwervingen •
Bijna 9 op de 10 ondernemingen hebben de afgelopen twee jaar personeel aangeworven. Dit geldt zowel voor de zeer kleine ondernemingen (< 5 werknemers) als de grotere. Voor de activiteiten in de industrie en de diensten aan personen werden minder aanwervingen genoteerd. Het aandeel ligt dan weer hoger bij KMO’s uit de horeca en de handel. De voornaamste reden waarom KMO’s de voorbije twee jaren hebben aangeworven is om personeel te vervangen na een (vrijwillig) vertrek. De tweede reden was om het personeelsbestand uit te breiden, namelijk om het hoofd te bieden aan een verhoging van de werklast.
3.6 Aanwervingsmoeilijkheden Wanneer de ondernemingen te maken hadden met aanwervingsmoeilijkheden, werd in de enquête gevraagd wat volgens hen de voornaamste redenen van de moeilijkheden zijn om werknemers te rekruteren op de Brusselse arbeidsmarkt. Deze oorzaken kunnen grosso modo ingedeeld worden in drie categorieën. Wanneer er een numeriek tekort is aan kandidaten op de arbeidsmarkt spreekt men van een kwantitatief tekort. Wanneer de kandidaten niet voldoen aan de vereisten van de werkgever aangaande opleiding, ervaring, talenkennis, specifieke bekwaamheden of ervaring spreekt men van een kwalitatief tekort. Een derde oorzaak ligt in de moeilijke werkomstandigheden zoals bijvoorbeeld zwaar of gevaarlijk werk, de loonsvoorwaarden, de uurregelingen… Deze indeling wordt door het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid ook gehanteerd in de jaarlijkse analyse van de knelpuntberoepen op de Brusselse arbeidsmarkt. Bovendien kunnen de verschillende oorzaken samenhangen of op elkaar inspelen, waardoor de hoofdoorzaken soms moeilijk onderscheiden kunnen worden van eerder secundaire oorzaken. Er werd daarom gevraagd om de twee belangrijkste oorzaken aan te duiden.
44
Bijna drie vierde van de ondervraagde ondernemingen, ofwel 200 van 271 KMO’s (73,8%), ondervond moeilijkheden bij het vinden van geschikt personeel in de voorbije twee jaar. Het vervolg van de analyse heeft betrekking op deze 200 ondernemingen. De middelgrote ondernemingen met meer dan 50 personeelsleden ondervonden vaker (83,9%) moeilijkheden dan de andere ondernemingen, waar ongeveer 7 op de 10 KMO’s aanwervingsmoeilijkheden signaleerde. De sector diensten aan personen ondervonden het minst aanwervingsmoeilijkheden. De enquête bevestigt dat de handel en horeca een sector is die doorgaans met veel rekruteringsmoeilijkheden te maken heeft. Tabel 3.15: Ondernemingen met aanwervingsmoeilijkheden de voorbije twee jaar naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector Aantal ondernemingen
Aanwervingsmoeilijkheden Ja
%
Bedrijfsgrootte < 5 werknemers
79
57
72,2%
5-9 werknemers
50
35
70,0%
10-49 werknemers
111
82
73,9%
50 > werknemers
31
26
83,9%
271
200
73,8%
Totaal Activiteitensector Primaire sector
n.s.*
n.s.
n.s.
Industrie
23
18
78,3%
Handel en horeca
51
43
84,3%
Diensten aan bedrijven
104
83
79,8%
Diensten aan personen
92
55
59,8%
* n.s.: niet significant
Uit onderstaande tabel 3.16. blijkt dat de afwezigheid van de juiste (technische) competenties of kwalificaties voor een groot deel van de KMO’s (64,5%) een struikelblok vormt bij de aanwerving van nieuwe krachten. Ook het gebrek aan talenkennis (42,5%), een knelpunt dat voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zeer sterk speelt, wordt vaak aangehaald. De aangehaalde oorzaken van de moeilijkheden bij aanwervingen zijn dus voornamelijk van kwalitatieve aard. Een derde van de KMO’s (33,0%) schuift echter ook een kwantitatieve oorzaak naar voren: er worden te weinig kandidaturen ontvangen voor
45
de werkaanbiedingen. Een op vijf ondernemingen (21,0%) duidde ook de moeilijke arbeidsomstandigheden aan als oorzaak van de aanwervingsmoeilijkheden. Merk op dat 17,5% van de KMO’s ook andere oorzaken aanhaalde, zoals een klein verschil tussen het potentiële loon en de werkloosheidsuitkering die men ontvangt of mobiliteitsproblemen. Tabel 3.16: Voornaamste reden van de aanwervingsmoeilijkheden (voor de 200 ondernemingen die moeilijkheden ondervonden; meerdere redenen) Aantal ondernemingen 271
Aanwervingsmoeilijkheden Ja
% 200
73,8%
Moeilijke werkomstandigheden (zwaar werk, loonsvoorwaarden, uurregeling…)
42
21,0%
Te weinig kandidaturen ontvangen
66
33,0%
129
64,5%
Onvoldoende ervaring
54
27,0%
Gebrek aan talenkennis
85
42,5%
Andere
35
17,5%
Aard van de ondervonden moeilijkheden
Niet de juiste (technische) competenties of kwalificaties
Uit onderstaande tabel 3.17. blijkt dat de middelgrote ondernemingen (> 50 werknemers) vaker een kwantitatief tekort (46,2%) en ongunstige arbeidsomstandigheden (30,8%) aanduiden als mogelijke oorzaken van de aanwervingsmoeilijkheden. Daarentegen duiden deze ondernemingen minder vaak het ontbreken van ervaring (23,1%) en talenkennis (30,8%) aan als mogelijke oorzaken van de rekruteringsmoeilijkheden. Voor de microondernemingen (<10 werknemers) is het ontbreken van ervaring vaker een reden voor de aanwervingsmoeilijkheden (29,8%). Voor deze werkgevers is het belangrijk dat de werknemer onmiddellijk kan ingezet worden en zodoende reeds beschikt over de nodige ervaring. De analyse volgens activiteitensector toont aan dat de ondernemingen in de industrie vaker een kwantitatief tekort (44,4%) aanhalen als oorzaak en veel vaker dan de andere sectoren het ontbreken van de juiste technische competenties (72,2%).
46
In de handel en horeca wordt vooral gewezen op het ontbreken van de talenkennis van de potentiële kandidaten (46,5%), een euvel dat vaak wordt aangehaald voor beroepen waar het contact met klanten een belangrijke plaats inneemt. We merken hierbij op dat diverse beroepen in de handel en horeca jaarlijks terugkomen op de lijst van knelpuntberoepen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, opgesteld door het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid. De aanwervingsmoeilijkheden waarmee deze sectoren te maken hebben zijn niet enkel beperkt tot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maar ook ondernemingen in Vlaanderen en Wallonië worden hiermee geconfronteerd.
10-49 werknemers
>50 werknemers
Handel en horeca
Diensten aan bedrijven
Diensten aan personen
19,3
17,1
20,7
30,8
n.s.* 27,8
30,2
0,1
32,7
Te weinig kandidaturen ontvangen
28,1
37,1
30,5
46,2
n.s.
44,4
30,2
0,3
30,9
Niet de juiste (technische) competenties of kwalificaties
64,9
51,4
67,1
73,1
n.s.
72,2
58,1
0,7
58,2
Onvoldoende ervaring
29,8
28,6
25,6
23,1
n.s.
22,2
27,9
0,3
25,5
Gebrek aan talenkennis
40,4
48,6
45,1
30,8
n.s.
27,8
46,5
0,5
29,1
Andere
14,0
25,7
17,1
15,4
n.s.
11,1
14,0
0,1
27,3
Industrie
5-9 werknemers
Moeilijke werkomstandigheden (zwaar werk, loonsvoorwaarden, uurregeling…)
Primaire sector
< 5 werknemers
Tabel 3.17: Voornaamste reden van de aanwervingsmoeilijkheden (voor de 200 ondernemingen die moeilijkheden ondervonden; meerdere redenen) naargelang bedrijfsgrootte en activiteitensector (in percentages)
* n.s.: niet significant
Vaststellingen aanwervingsmoeilijkheden •
Bijna drie vierde van de ondernemingen ondervond moeilijkheden bij de aanwervingen. Het zijn vooral de grotere ondernemingen die geconfronteerd worden met aanwervingsmoeilijkheden. Ook zijn er verschillen naargelang de activiteitensector: KMO’s in de horeca en de handel ondervinden het vaakst moeilijkheden.
47
•
•
Het grootste deel van de aangehaalde rekruteringsmoeilijkheden is van kwalitatieve aard. Het ontbreekt de kandidaten vaak aan de juiste (technische) competenties of kwalificaties, er is het gebrek aan talenkennis en/of de onvoldoende ervaring van de kandidaten die naar voren worden geschoven. De kleine ondernemingen vinden moeilijke werkomstandigheden of gebrek aan kandidaten een minder groot probleem dan het gebrek aan ervaring of technische kennis.
48
DEEL 4: ONTHAAL VAN NIEUWE WERKNEMERS
Het onthaal van werknemers blijkt een belangrijke rol te spelen in de efficiënte inzet van nieuwe medewerkers en ook in de retentie ervan. Met deze bevraging wilden de onderzoekers een beter beeld krijgen van de mate waarin de Brusselse ondernemingen dit onthaal al dan niet organiseerden. Tabel 4.1:
Uitspraken met betrekking tot het onthaal van nieuwe werknemers op de eerste werkdag. Al dan niet van toepassing in het bedrijf Ja
De komst van een nieuwe werknemer wordt intern aangekondigd
239
32
88,2%
11,8%
115
156
42,4%
57,6%
261
10
96,3%
3,7%
133
138
49,1%
50,9%
124
147
45,8%
54,2%
96
175
35,4%
64,6%
Wij hebben een vaste onthaalprocedure De eerste werkdag wordt een nieuwe medewerker persoonlijk onthaald en begeleid Wij bespreken het veiligheidsbeleid bij het begin van de tewerkstelling Wij duiden een werknemer (meter of peter) aan die de nieuwkomer begeleidt We beschikken over een onthaaldocument met richtlijnen en afspraken voor nieuwkomers
Neen
Totaal 271
271
271
271
271
271
Algemeen gesproken wordt er wel werk gemaakt van het onthaal van de nieuwe werknemer (interne aankondiging en persoonlijke begeleiding op de eerste werkdag), maar verloopt dit slechts in 42% van de bedrijven volgens een vaste procedure. Dit geldt zelfs voor wat betreft het veiligheidsbeleid (zelfs bij de sectorale opsplitsing houdt deze verhouding stand) waar net geen 50% hierover een gesprek heeft bij het begin van de tewerkstelling. Als we de antwoorden meer in detail bekijken (zie bijlage 2, tabel 4.a.) blijkt dat de kleine bedrijven relatief gesproken slechts een weinig minder over vaste onthaalprocedures beschikken (gemiddeld 38% bij de bedrijven tussen 5-10 werknemers), dan de grote (de 13 respondenten met meer dan 100 werknemers zeggen allen over een onthaalprocedure
49
te beschikken). Het idee om een meter of peter aan te duiden is in alle bedrijven, ongeacht de grootte, bij iets minder dan de helft van toepassing. Enkel in de handel en de horeca past 56% het principe toe. Nochtans beschikt deze sector (en ook de industrie) het minst over een vaste onthaalprocedure (slechts 27,5% in de handel en horeca, 30,4% in de industrie). In onderstaande tabel wordt dezelfde vraag opgesplitst volgens het al of niet aanwezig zijn van een aparte personeelsdienst. Zeer verbazend is hier dat er zo goed als geen verschil in de antwoorden is. Het al of niet hebben van een aparte personeelsdienst leidt dus niet noodzakelijk tot een verschillend beleid inzake het onthaal van de nieuwe werknemers. Tabel 4.2:
Uitspraken met betrekking tot het onthaal van nieuwe werknemers op de eerste werkdag. Al dan niet van toepassing in bedrijven met en zonder aparte personeelsdienst Wel apart Ja
De komst van een nieuwe werknemer wordt intern aangekondigd. Wij hebben een vaste onthaalprocedure. De eerste werkdag wordt een nieuwe medewerker persoonlijk onthaald en begeleid. Wij bespreken het veiligheidsbeleid bij het begin van de tewerkstelling . Wij duiden een werknemer (meter of peter) aan die de nieuwkomer begeleidt. We beschikken over een onthaaldocument met richtlijnen en afspraken voor nieuwkomers.
Niet apart
Neen
Ja
Neen
83
13
156
19
86,5%
13,5%
89,1%
10,9%
45
51
70
105
46,9%
53,1%
40,0%
60,0%
93
3
168
7
96,9%
3,1%
96,0%
4,0%
48
48
85
90
50,0%
50,0%
48,6%
51,4%
48
48
76
99
50,0%
50,0%
43,4%
56,6%
42
54
54
121
43,8%
56,3%
30,9%
69,1%
96
Aantal bedrijven
175
Bekijken we dezelfde vraag, maar dan opgesplitst volgens het al dan niet familiaal karakter van het bedrijf, dan zien we nog weinig significante verschillen. We zouden wel kunnen stellen dat in de familiale bedrijven een vaste onthaalprocedure of een onthaalbrochure meer afwezig is dan in de niet familiale bedrijven.
50
Tabel 4.3:
Uitspraken met betrekking tot het onthaal van nieuwe werknemers op de eerste werkdag. Al dan niet van toepassing in familiale of niet-familiale bedrijven Familiaal bedrijf Ja
De komst van een nieuwe werknemer wordt intern aangekondigd Wij hebben een vaste onthaalprocedure De eerste werkdag wordt een nieuwe medewerker persoonlijk onthaald en begeleid Wij bespreken het veiligheidsbeleid bij het begin van de tewerkstelling Wij duiden een werknemer (meter of peter) aan die de nieuwkomer begeleidt We beschikken over een onthaaldocument met richtlijnen en afspraken voor nieuwkomers
Neen
Geen familiaal bedrijf Ja
Neen
105
21
134
11
83,3%
16,7%
92,4%
7,6%
40
86
75
70
31,7%
68,3%
51,7%
48,3%
119
7
142
3
94,4%
5,6%
97,9%
2,1%
63
63
70
75
50,0%
50,0%
48,3%
51,7%
57
69
67
78
45,2%
54,8%
46,2%
53,8%
36
90
60
85
28,6%
71,4%
41,4%
58,6%
126
Aantal bedrijven
145
Vaststellingen onthaal van nieuwe werknemers •
We zien dat in het overgrote deel van de Brusselse KMO’s het onthaal van nieuwe medewerkers voldoende aandacht krijgt (persoonlijk onthaal in 96,3% van de ondernemingen), maar dat dit niet volgens vaste procedures verloopt (slechts 42%). Hoe groter het bedrijf, hoe meer er een vaste onthaalprocedure van toepassing is. Maar in de toepassing van het onthaalbeleid zijn de verschillen naargelang de grootte van de onderneming niet zo groot (zie tabel 4.1. in bijlage), zelfs niet tussen de bedrijven met een aparte personeelsdienst en de andere. Bij de familiale bedrijven stellen we wel vast dat formele onthaalprocedures minder toegepast worden.
51
DEEL 5: OPLEIDING IN HET BEDRIJF
In dit deel wordt gepolst naar de aandacht en de inspanningen van Brusselse werkgevers voor de opleiding van hun medewerkers. In een eerste vraag werd onderzocht welke vormen van opleiding worden gehanteerd. Alle bedrijven hebben op deze vraag geantwoord, ook diegenen die daarna aanduidden dat er geen opleiding in het bedrijf werd aangeboden. Uit onderstaande tabel 5.1. blijkt dat bij de helft van de bedrijven (54,2%) leren op de werkplek toegepast wordt in het bedrijf. Ook de opleiding via of met een ervaren collega is ruim verspreid (38%, samen met ‘eerder eens’ 76,7%). In bijna de helft van de ondernemingen (26,2% + 28,0%) volgen de werknemers geen externe opleidingen. Ook van educatief verlof wordt in 38,4% van de ondernemingen nooit gebruik gemaakt. De angst om opgeleide werknemers te verliezen aan concurrerende bedrijven, is voor de meeste bedrijven (39,1%+ 18,8%) geen belemmering om opleidingen aan te bieden. De bereidheid van werknemers om een opleiding te volgen is groot. Slechts 13,6% (8,1%+5,5%) van de bedrijven is het eens met de bewering dat werknemers niet zouden bereid zijn om een opleiding te volgen. Ook wat betreft de beschikbare tijd stelt 48,7% (28,0%+20,7%) van de bedrijven dat de werknemers tijd hebben om een opleiding te volgen.
52
Tabel 5.1:
In hoeverre zijn de onderstaande uitspraken over opleiding in uw bedrijf van toepassing Helemaal oneens
Eerder oneens
Noch eens noch oneens
Eerder eens
Helemaal eens
8
10
25
81
147
3,0%
3,7%
9,2%
29,9%
54,2%
16
15
32
105
103
5,9%
5,5%
11,8%
38,7%
38,0%
71
76
47
51
26
26,2%
28,0%
17,3%
18,8%
9,6%
71
47
57
59
37
26,2%
17,3%
21,0%
21,8%
13,7%
104
20
64
31
52
38,4%
7,4%
23,6%
11,4%
19,2%
45
20
81
65
60
16,6%
7,4%
29,9%
24,0%
22,1%
106
51
60
33
21
39,1%
18,8%
22,1%
12,2%
7,7%
110
53
71
22
15
40,6%
19,6%
26,2%
8,1%
5,5%
76
56
67
50
22
28,0%
20,7%
24,7%
18,5%
8,1%
Leren gebeurt bij ons op de werkplek
Werknemers krijgen opleiding van een ervaren collega Onze werknemers volgen dikwijls externe opleidingen Opleidingsnoden worden gebundeld en opleidingen worden intern georganiseerd Werknemers die na hun werkuren een opleiding volgen krijgen hiervoor educatief verlof Ons bedrijf is wat opleidingen betreft aangewezen op informele leerprocessen (leren op de werkvloer en van elkaar) Als onze werknemers een opleiding volgen lopen we het risico hen kwijt te spelen aan de concurrentie Onze werknemers willen geen opleidingen volgen Onze werknemers hebben geen tijd om opleidingen te volgen
53
In de bijlage 2 tabel 5.a. en 5.b. vindt de lezer verschillende antwoorden per sector en per tewerkstellingsklasse. Op de vraag of het bedrijf opleidingen aanbood aan de werknemers antwoordde 73,4% van de ondervraagden positief. In de grote bedrijven worden opleidingen bijna altijd (96,8%) aangeboden. Bij de zeer kleine bedrijven is dat slechts 57%. Tabel 5.2:
Voorzag uw bedrijf gedurende het voorbije jaar in de opleiding van werknemers (volgens bedrijfsgrootte) <5 5 tot 9 10 tot 49 > 50 werknemers werknemers werknemers werknemers
Ja
Neen
Totaal
Totaal
45
36
88
30
199
57,0%
72,0%
79,3%
96,8%
73,4%
34
14
23
1
72
43,0%
28,0%
20,7%
3,2%
26,6%
79
50
111
31
271
Familiale bedrijven bieden minder opleiding aan (60,3%) dan de niet-familiale bedrijven (84,8%).
54
Tabel 5.3:
Voorzag uw bedrijf gedurende het voorbije jaar in de opleiding van werknemers (volgens familiaal bedrijf – geen familiaal bedrijf) Eigendom familiaal Aantal
Eigendom niet familiaal
%
Aantal
%
Wel opleiding
76
60,3%
123
84,8%
Geen opleiding
50
39,7%
22
15,2%
Totaal
126
145
Uit tabel 5.4. blijkt dat opleidingen in zowat alle sectoren worden georganiseerd, maar het minst in de handel en de horeca. Dit blijkt uit tabel 5.4. Tabel 5.4:
Voorzag uw bedrijf gedurende het voorbije jaar in de opleiding van werknemers (volgens activiteitensector) Primaire sector
Handel en horeca
Diensten aan bedrijven
Diensten aan personen
Totaal
1
17
30
79
72
199
n.s.*
73,9%
58,8%
76,0%
78,3%
73,4%
0
6
21
25
20
72
26,1%
41,2%
25,0%
21,7%
26,6%
23
51
104
92
271
Ja
Neen n.s. Totaal
Industrie
1
* n.s.: niet significant
Uit bovenstaande tabellen blijkt dat 73,4% van de ondernemingen opleiding voor de werknemers organiseert. In tabel 5.5. worden de antwoorden verzameld van diegenen die ‘ja’ hebben geantwoord op de vraag of er in hun bedrijf opleiding wordt georganiseerd. Op deze vraag kwamen dus 199 antwoorden binnen. Er werd gevraagd om de 3 belangrijkste doelstellingen aan te duiden. De doelstellingen van de opleiding werden als volgt omschreven:
55
Tabel 5.5:
Wat zijn de doelstellingen van de organisatie van opleidingen binnen uw bedrijf Aantal
De opleiding bij de indiensttreding van de nieuwe werknemer voorzien
%
96
48,2%
De basisopleiding van de werknemer uitbreiden (leemtes aanvullen)
121
60,8%
De competenties van de werknemer bijstellen (bijscholing)
120
60,3%
De werknemer nieuwe competenties aanleren in rechtstreeks verband met zijn huidige functie
139
69,8%
De werknemer nieuwe competenties aanleren in rechtstreeks verband met een nieuwe functie
53
26,6%
Algemeen/zonder rechtstreeks verband met de uitgeoefende functie (taal, houding, beheer van emoties…)
68
34,2%
Totaal aantal antwoorden
597
Aantal bedrijven
199
69,8% van de bedrijven geeft aan dat de opleiding gericht is op het verwerven van de functiespecifieke competenties. Het minst is opleiding gericht op competenties voor een nieuwe functie (26,6%) of op algemene competenties (34,2%).
56
De opleiding bij de indiensttreding van de nieuwe werknemer voorzien
diensten aan personen
diensten aan bedrijven
handel en horeca
industrie
primaire sector
>50 werknemers
10-49 werknemers
5-9 werknemers
Wat zijn de doelstellingen van de organisatie van opleidingen binnen uw bedrijf? Per activiteitensector en per bedrijfsgrootte (in percentages) < 5 werknemers
Tabel 5.6:
37,8% 44,4% 45,5% 76,7%
n.s.* 52,9% 63,3% 45,6% 44,4%
De basisopleiding van de werknemer 64,4% 69,4% 62,5% 40,0% uitbreiden (leemtes aanvullen)
n.s. 64,7% 63,3% 57,0% 62,5%
De competenties van de werknemer bijstellen (bijscholing)
57,8% 63,9% 59,1% 63,3%
n.s. 47,1% 43,3% 62,0% 68,1%
De werknemer nieuwe competenties aanleren in rechtstreeks verband met 66,7% 75,0% 71,6% 63,3% zijn huidige functie
n.s. 76,5% 66,7% 70,9% 68,1%
De werknemer nieuwe competenties aanleren in rechtstreeks verband met 35,6% 16,7% 27,3% 23,3% een nieuwe functie
n.s. 29,4% 33,3% 29,1% 20,8%
Algemeen/zonder rechtstreeks verband met de uitgeoefende functie (taal, houding, beheer van emoties…)
n.s. 29,4% 30,0% 35,4% 36,1%
Totaal aantal antwoorden Aantal bedrijven
37,8% 30,6% 34,1% 33,3%
135
108
267
90
3
51
90
237
216
45
36
88
30
1
17
30
79
72
* n.s.: niet significant
Opvallend is dat opleiding voor ‘competenties voor een nieuwe functie’ (35,6%) of voor ‘algemene competenties’ (37,8%) wel meer aandacht krijgen in de zeer kleine bedrijven (< 5 werknemers). In de grote bedrijven komt de opleiding bij indiensttreding op de eerste plaats (76,7%). In het overzicht per sector kiezen de diensten aan personen meer voor bijscholing (68,1%) dan de andere sectoren. De handel en de horeca leggen meer de nadruk op de opleiding bij indiensttreding en het aanvullen van de basisopleiding (telkens 63,3%), dan de andere sectoren (behalve de industrie: 64,7%). Bij de 72 bedrijven die ‘nee’ antwoorden op de vraag of er opleidingen werden georganiseerd, werd gepolst naar de reden waarom ze geen opleiding aanboden.
57
Tabel 5.7:
Kan u aangeven waarom uw onderneming geen opleiding heeft voorzien Aantal
%
Tekort aan personeel
23
31,9%
Gebrek aan tijd
30
41,7%
Te hoge kostprijs van de opleiding
29
40,3%
Werkuren niet verenigbaar met de uren van de opleidingen
25
34,7%
Te ingewikkeld
10
13,9%
Andere
11
15,3%
Totaal aantal antwoorden
128
Aantal bedrijven
72
De meest vermelde redenen om geen opleiding te organiseren hebben te maken met een gebrek aan tijd (41,7%) en de kostprijs van de opleiding (40,3%). Een derde reden heeft te maken met de moeilijke verenigbaarheid tussen de uren van de opleiding en de werkuren. Als ‘andere’ redenen werd ondermeer vermeld: •
Personeel beschikt reeds over de specifieke competenties of er bestaat geen geschikte opleiding voor de benodigde competenties.
58
diensten aan personen
diensten aan bedrijven
handel en horeca
industrie
primaire sector
>50 werknemers
10-49 werknemers
5-9 werknemers
Kan u aangeven waarom uw onderneming geen opleiding heeft voorzien per activiteitensector en per bedrijfsgrootte (in percentages) < 5 werknemers
Tabel 5.8:
Tekort aan personeel
41,2% 28,6% 21,7% 0,0%
n.s.* 33,3% 33,3% 32,0% 30,0%
Gebrek aan tijd
38,2% 35,7% 52,2% 0,0%
n.s. 16,7% 52,4% 40,0% 40,0%
Te hoge kostprijs van de opleiding
29,4% 42,9% 52,2% 100%
n.s. 16,7% 33,3% 44,0% 50,0%
Werkuren niet verenigbaar met 29,4% 50,0% 34,8% 0,0% de uren van de opleidingen
n.s. 33,3% 52,4% 24,0% 30,0%
Te ingewikkeld
11,8% 14,3% 13,0% 100%
n.s. 16,7% 19,0% 12,0% 10,0%
Andere
14,7% 21,4% 8,7% 100%
n.s. 50,0% 4,8% 20,0% 10,0%
Totaal aantal antwoorden
56
27
42
3
0
10
41
43
34
Aantal bedrijven
34
14
23
1
0
6
21
25
20
* n.s.: niet significant
In de bedrijven met 10-49 werknemers weegt het gebrek aan tijd sterker door (52,2%) dan in de andere bedrijven. De handel en de horeca beschouwen dit ook als de belangrijkste belemmering (52,4%), meer dan de kostprijs van de opleiding (33,3%). Vaststellingen opleidingen in het bedrijf •
•
•
73% van de ondernemingen biedt opleidingen aan. In kleine of familiale bedrijven worden minder vaak opleidingen georganiseerd dan in grote of nietfamiliale bedrijven. De handel en de horeca organiseren minder opleiding dan de andere sectoren. In de helft van de bedrijven (54,2%) wordt ‘leren op de werkplek’ en ‘de opleiding via een ervaren collega’ toegepast. In bijna de helft van de ondernemingen volgen de werknemers geen externe opleidingen. De angst om opgeleide werknemers te verliezen aan concurrerende bedrijven is voor de meeste bedrijven geen belemmering om opleidingen aan te bieden. Ook de bereidheid van werknemers om opleidingen te volgen en de beschikbare tijd stelt geen probleem.
59
•
•
De meeste opleidingen zijn gericht op het verwerven van competenties die rechtstreeks verband houden met de functie. Bijscholing is vooral van belang in de diensten aan personen, een basisopleiding of een opleiding bij indiensttreding krijgt meer aandacht bij de handel en horeca en ook bij de grote bedrijven. Indien er toch geen opleiding wordt georganiseerd, is dit voornamelijk te wijten aan een gebrek aan tijd of aan de kostprijs van de opleiding.
60
DEEL 6: KENNIS IN VERBAND MET PERSONEELSBELEID
Voor de onderzoekers is het van belang om te weten hoe de Brusselse KMO’s en hun bedrijfsleiders en personeelsverantwoordelijken zich informeren om hun beleid op dit domein vorm te geven. Dit kan een beeld geven van de communicatiekanalen die het best gebruikt kunnen worden en ook van de inhoud van de informatie waarnaar men op zoek is.
6.1 Welke kanalen worden gebruikt? In onderstaande tabel is het antwoord terug te vinden op de vraag: Kunt u aangeven van welke kanalen u gebruik maakt om uw kennis rond personeelsbeleid op peil te houden? De respondenten konden meerdere antwoorden geven.
61
Tabel 6.1
Van welke kanalen wordt gebruik gemaakt om de kennis rond personeelsbeleid op peil te houden (volgens bedrijfsgrootte) <5 5 tot 9 10 tot 49 > 50 werknemers werknemers werknemers werknemers
Netwerken met bedrijfsleiders (informeel leren van andere bedrijfsleiders…) Informatie(sessies) van werkgeversorganisaties (UNIZO, UCM, BECI…) Individuele ondersteuning door werkgeversorganisaties (UNIZO, UCM, BECI…) Contacten met en opleiding via sociaal secretariaat Opleiding aan hogescholen, universiteiten of bij erkende opleidingsinstanties (Syntra, EFPME…) HR tijdschriften zoals HRMagazine, HRSquare, HRTribune… Boeken over personeelsbeleid Samenwerking externe consultants en HR dienstverleners
Totaal
34
18
34
13
99
43,0%
36,0%
30,6%
41,9%
36,5%
17
14
38
18
87
21,5%
28,0%
34,2%
58,1%
32,1%
10
7
26
4
47
12,7%
14,0%
23,4%
12,9%
17,3%
45
34
90
21
190
57,0%
68,0%
81,1%
67,7%
70,1%
4
3
13
8
28
5,1%
6,0%
11,7%
25,8%
10,3%
13
6
29
17
65
16,5%
12,0%
26,1%
54,8%
24,0%
19
16
35
12
82
24,1%
32,0%
31,5%
38,7%
30,3%
5
7
19
11
42
6,3%
14,0%
17,1%
35,5%
15,5%
16
13
27
5
61
20,3%
26,0%
24,3%
16,1%
22,5%
6
8
8
2
24
7,6%
16,0%
7,2%
6,5%
8,9%
169
126
319
111
725
100%
100%
100%
100%
100%
79
50
111
31
271
2,14
2,52
2,87
3,58
2,68
Actiris
Andere
Totaal
Aantal bedrijven Gemiddeld aantal gebruikte kanalen
Het sociaal secretariaat (70,1%) is met grote voorsprong de belangrijkste bron van informatie voor de bedrijfsleider of personeelsverantwoordelijke. Daarna gevolgd, maar toch in beduidend mindere mate, door het netwerken met bedrijfsleiders (36,5%) en
62
werkgeversorganisaties (32,1%). De openbare dienstverlener Actiris komt op de vijfde plaats met 22,5% van de respondenten die Actiris aangaven als één van de kanalen waarop ze beroep doen voor informatie over personeelsbeleid. In de gedetailleerde gegevens per tewerkstellingsklasse stellen we vast dat het sociaal secretariaat voor alle bedrijven de belangrijkste informatiebron blijft. Daarna spelen de netwerken en de informatiesessies van werkgeversorganisaties de tweede belangrijkste rol. Bij de grote bedrijven wordt er, meer dan gemiddeld, beroep gedaan op externe consultants (35,5% tegenover 15,5% voor alle bedrijven samen). Dit geldt ook voor het raadplegen van gespecialiseerde publicaties. Opvallend is ook dat de informatiesessies van werkgeversorganisaties hoger scoren dan het individueel advies, wetende dat beide mogelijk zijn en de overtuiging leeft bij de werkgeversorganisaties dat gemeenschappelijke infosessies zeker niet altijd een meerwaarde hebben. Hoe meer werknemers het bedrijf telt, hoe meer men deelneemt aan de informatiesessies die de werkgeversorganisaties aanbieden. Op Actiris wordt door alle bedrijven, ongeacht de tewerkstellingsklasse, min of meer in gelijke mate beroep gedaan. Wat eveneens opvalt is dat hoe kleiner het bedrijf, hoe minder kanalen ze aanspreken (gemiddeld 2,52 voor 5 tot 9 werknemers, tegen 3,58 voor de >50 werknemers). In de rubriek ‘Andere’ werd voornamelijk melding gemaakt van informele contacten of voorgaande ervaring waarop men zich baseert voor informatie over personeelsbeleid. Er zijn niet veel opvallende verschillen bij de familiale of niet-familiale bedrijven. Na het sociaal secretariaat nemen netwerkactiviteiten en het aanbod van de werkgeversorganisaties (zowel individueel 17,5% als collectief advies, 21,4%) ook voor familiale bedrijven de tweede en derde plaats in. Ten aanzien van de deelname aan infosessies van werkgeversorganisaties, scoren de familiale bedrijven onder het gemiddelde (slechts 21,4% tegenover 32,1% in totaal).
63
Tabel 6.2:
Van welke kanalen wordt gebruik gemaakt om de kennis rond personeelsbeleid op peil te houden (volgens familiaal karakter) Familiaal karakter
Netwerken met bedrijfsleiders (informeel leren van andere bedrijfsleiders…)
Geen Familiaal karakter
Totaal
49
50
99
38,9%
34,5%
36,5%
27
60
87
21,4%
41,4%
32,1%
22
25
47
17,5%
17,2%
17,3%
81
109
190
64,3%
75,2%
70,1%
9
19
28
7,1%
13,1%
10,3%
21
44
65
16,7%
30,3%
24,0%
34
48
82
27,0%
33,1%
30,3%
15
27
42
11,9%
18,6%
15,5%
25
36
61
19,8%
24,8%
22,5%
10
14
24
7,9%
9,7%
8,9%
Totaal
293
432
725
Aantal bedrijven
126
145
271
Gemiddeld aantal gebruikte kanalen
2,33
2,98
2,68
Informatie(sessies) van werkgeversorganisaties (UNIZO, UCM, BECI…) Individuele ondersteuning door werkgeversorganisaties (UNIZO, UCM, BECI…) Contacten met en opleiding via sociaal secretariaat Opleiding aan hogescholen, universiteiten of bij erkende opleidingsinstanties (Syntra, EFPME…) HR tijdschriften zoals HRMagazine, HRSquare, HRTribune… Boeken over personeelsbeleid Samenwerking externe consultants en HR dienstverleners Actiris
Andere
In de tabel 6.a. in bijlage 2 zijn de gegevens per sector terug te vinden.
64
6.2 Over welke thema’s zoekt u informatie? In een volgende vraag over het personeelsbeleid polsten de onderzoekers naar de thema’s en de inhoud van de informatie die bedrijfsleiders zoeken (Vraag: “Over welke aspecten in het personeelsbeleid zou u graag nog bijkomende kennis opdoen?”). Dit was een ‘open vraag’ waarbij de respondenten zelf suggesties en antwoorden moesten geven. Slechts 45% van de respondenten vulde deze vraag in. De thema’s die vermeld werden zijn (de meest voorkomend antwoorden staan bovenaan): • • • • • • • • • •
Juridische informatie en informatie over CAO’s: 41 HRM-beleid (competentiemanagement, opleiding, evaluatie): 31 Rekrutering: 13 Regels doen opvolgen – conflictbeheersing – privéproblemen van werknemers op het werk: 13 Bonussystemen en extra legale voordelen: 10 Loonkostberekening: 8 Loonlastverminderingen: 8 Motivatie en/of ziekteverzuim: 6 Inspectie: 2 (aangeven kandidaat werknemer die enkel in het zwart willen werken) Stages: 1
Naast de te verwachten vraag naar juridisch en sociale informatie is er ook een grote nood aan informatie over het ‘werken met personeel’. De KMO-personeelsverantwoordelijken zoeken naar mogelijkheden om werknemers te evalueren en te motiveren, maar ook om conflicten, die niet altijd een oorzaak op de werkvloer hebben, te beheersen. Vaststellingen kennis in verband met personeelsbeleid In de top 5 van de informatiekanalen voor HRM staat het sociaal secretariaat bij alle bedrijven met stip op de eerste plaats. Verder maken de netwerkevents en informatiesessies van de werkgeversorganisaties, evenals de openbare dienstverlener Actiris, ook deel uit van de top 5. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt beroep gedaan op externe consultants, zeker in de kleine bedrijven. Tenzij men collega-bedrijfsleiders ook als externen beschouwd, want ook daar zijn kleine bedrijven actief in hun netwerk om informatie over HRM te verzamelen. Familiale bedrijven nemen minder deel aan informatiesessies. De belangrijkste thema’s waarover KMO’s informatie zoeken situeren zich, naast de juridisch – sociale informatie, vooral op het vlak van coaching, motivatie en evaluatie.
65
CONCLUSIES
Met dit onderzoek wilden we een beeld krijgen van het personeelsbeleid in de Brusselse KMO. We wijzen er nogmaals op dat deze conclusies een indicatie geven van de werkwijze in een grote groep KMO’s, de respondenten komen uit alle types van bedrijven en geven een gevarieerd beeld van de Brusselse KMO’s. De steekproef is echter wel te klein om een wetenschappelijk correcte basis te vormen om conclusies te trekken die gelden voor alle Brusselse KMO’s. Graag vestigen we de aandacht op volgende bevindingen: -
35% van de ondernemingen zegt over een aparte personeelsdienst te beschikken (waarvan de helft enkel bestaat uit de persoon die de enquête invulde). Maar dit maakt niet altijd een wezenlijk verschil uit wat betreft onder andere de aanwezigheid van een onthaalprocedure of een vaste aanwervingsprocedure.
-
90% van de onderzochte bedrijven heeft gedurende de laatste 2 jaar nieuwe personen aangeworven en dus te maken gehad met een aanwervingsprocedure. De voornaamste reden voor aanwerving is de vervanging van personeel na een (vrijwillig) vertrek (54,3%) en de tweede reden is om het personeelsbestand uit te breiden wegens verhoging van de werklast (49,8%).
-
Bijna drie vierde van deze ondernemingen ondervindt echter moeilijkheden bij deze aanwervingen. Het grootste deel van de aangehaalde rekruteringsmoeilijkheden is van kwalitatieve aard. Het ontbreekt de kandidaten vaak aan de juiste (technische) competenties of kwalificaties, er is het gebrek aan talenkennis en de onvoldoende ervaring van de kandidaten.
-
Slechts 4 op de 10 Brusselse KMO’s blijkt over een vaste werving- en selectieprocedure te beschikken. Hoe groter de onderneming, hoe vaker men een vaste procedure hanteert.
-
De onderzochte bedrijven zien de toekomst op vlak van tewerkstelling eerder positief. De helft van de onderzochte bedrijven geeft aan dat de tewerkstelling bij hen stabiel zal blijven en 40% verwacht een stijgend aantal loontrekkenden.
-
Actiris is voor de Brusselse KMO het belangrijkste formele aanwervingskanaal, zeker voor de kleinere ondernemingen. De meer informele kanalen zoals het beroep doen
66
op eigen personeel en vooral de spontane sollicitaties zijn de meest geliefde aanwervingsmethodes. -
Ondernemingen doen weinig beroep op externe partners, zowel voor wat betreft werving en selectie van medewerkers, als voor wat betreft opleiding.
-
Ondernemingen beseffen het belang van opleiding en gebruiken hiervoor vooral informele werkvormen zoals ‘leren op de werkplek’ of ‘leren via een ervaren collega’.
-
De belangrijkste thema’s waarover KMO’s informatie zoeken situeren zich, naast de juridisch – sociale informatie, vooral op het vlak van coaching, motivatie en evaluatie.
-
De belangrijkste informatiekanalen omtrent personeelsbeleid zijn het sociaal secretariaat, het netwerken met andere bedrijfsleiders en de netwerkevents en informatiesessies van de werkgeversorganisaties en Actiris.
Uit bovenstaande bevindingen kunnen we concluderen dat er een belangrijke informerende en begeleidende rol is weggelegd voor Actiris en de werkgeversorganisaties. In het bijzonder de KMO’s formuleren verwachtingen ten aanzien van Actiris voor het vinden van geschikte kandidaten. Ook de behoefte aan begeleiding en ondersteuning, vanwege de werkgeversorganisaties, bij aanwerving, opleiding en coaching van personeel, is sterk aanwezig.
67
BIJLAGE 1 : VRAGENLIJST
1.
Kunt u aangeven wat uw functie is binnen het bedrijf (indien u meer dan één mogelijkheid kan aankruisen, kies dan de eerste beschrijving die u leest) ? Kruis aan.
2.
Eigenaar Bedrijfsleider Lid van directie (maar geen eigenaar of bedrijfsleider) Verantwoordelijke personeel Medewerker personeelszaken Administratief medewerker (niet enkel voor personeelszaken) Andere, nl.: ...........................................................................................................
Welke is het hoogste diploma dat u behaalde? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk.
Deskundige door ervaring (zonder diploma) Lager onderwijs Lager secundair onderwijs Hoger secundair onderwijs Hoger onderwijs van het KORTE type, 1 cyclus of professionele bachelor Hoger onderwijs van het LANGE type, 2 cycli of master Andere, nl.: ...........................................................................................................
68
DEEL 1: Over uw bedrijf In dit eerste deel worden enkele gegevens over uw bedrijf gevraagd. Dit heeft tot doel om een algemeen beeld te krijgen van het bedrijf waarvoor u werkt. 3.
Welk is de belangrijkste activiteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van uw bedrijf? Gelieve slechts één antwoord aan te kruisen. Zie aparte nota. Indeling volgens: http://iamb.actiris.be/Pages/SecteurSearchArborescence.aspx Niveau één Primaire sector Industrie Diensten Niveau twee …
4.
Welke structuur heeft uw bedrijf? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk.
Zelfstandige bedrijf zonder bijkomende vestigingen Hoofdzetel van een bedrijf met meerdere vestigingen Vestiging, afdeling of site van een Belgisch bedrijf Vestiging, afdeling of site van een buitenlands bedrijf Andere, nl.: ...........................................................................................................
Als uw bedrijf een vestiging is van een Belgisch of buitenlands bedrijf, dan hebben al de vragen die volgen betrekking op de lokale vestiging waarin u werkt. 5.
Wil U uw leeftijd aanduiden?
6.
Tussen 18-25 jaar Tussen 26-35 jaar Tussen 36-45 jaar Tussen 46-60 jaar > 60 jaar
Kunt u aangeven hoeveel jaar het bedrijf reeds in Brussel bestaat?
Minder dan 1 jaar Tussen 1 en 3 jaar
69
7.
Is het merendeel van de eigendom van het bedrijf (51% of meer van de aandelenparticipatie) in familiale handen? Kruis aan.
8.
Ja Neen
Is de bedrijfsleiding overwegend in familiale handen?Kruis aan.
9.
Tussen 4 en 10 jaar Tussen 11 en 25 jaar Tussen 26 en 50 jaar Meer dan 50 jaar
Ja Neen
Hoeveel mensen zijn er werkzaam in uw bedrijf of vestiging? Vul in. (Aantal personen - ongeacht halftijds of voltijds uurrooster) Geen personeelsleden/zelfstandige 1 tot 4 werknemers 5 tot 9 werknemers 10 tot 19 werknemers 20 tot 49 werknemers 50 tot 100 werknemers > 100 werknemers
10. Geef een indicatie van de kenmerken van uw personeelsbestand (bij voorkeur in aantal personen, in% indien niet beschikbaar). Houd uitsluitend rekening met uw loontrekkend personeel (dus niet met leerlingen/stagiairs/studenten, seizoenwerkers/uitzendkrachten) die op 1/1/2011 in uw bedrijf zijn tewerkgesteld De werknemers in dit bedrijf zijn:
70
Aantal
%
Geslacht Mannen Vrouwen Statuut Arbeiders Bedienden Kaderleden Aard van de arbeidsovereenkomst Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur Arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur Arbeidsregime Voltijds Deeltijds (max. halftijds) Deeltijds (meer dan halftijds) Kwalificatieniveau Laaggekwalificeerden = ten hoogste diploma lager secundair onderwijs (beroeps, technisch of algemeen) Middelmatig gekwalificeerden = diploma hoger secundair onderwijs of voltooid leerlingschap (beroeps, technisch of algemeen) Hooggekwalificeerden (diploma hogere studies, al dan niet universitair) 11. Hoe zou u de evolutie van de loontrekkende tewerkstelling in uw onderneming gedurende de laatste drie jaren (2007-2010) beschrijven? Kruis aan.
Stijgend aantal loontrekkenden Stabiel aantal loontrekkenden Dalend aantal loontrekkenden
12. In vergelijking met 2010, hoe verwacht u de verdere evolutie van het aantal loontrekkenden in uw onderneming voor de komende jaren? Kruis aan.
Stijgend aantal loontrekkenden Stabiel aantal loontrekkenden Dalend aantal loontrekkenden
71
DEEL 2: Over de organisatie van het personeelsbeleid in uw bedrijf Onder personeelsbeleid begrijpen we alle beslissingen en afspraken binnen een bedrijf die verband houden met de relatie tussen werkgever en werknemer. Daartoe behoren: selectie en aanwerving, onthaal, beoordeling, opleiding, beloning, uitstroom, overleg en communicatie met medewerkers. 13. Wie staat in voor het personeelsbeleid in uw bedrijf? Kruis aan. Slechts één antwoord mogelijk.
Bedrijfsleider (naast zijn andere taak van manager en leidinggevende) Partner van de bedrijfsleider Eén medewerker die 100% van zijn tijd bezig is met personeelbeleid Eén medewerker die 50% of meer van zijn tijd (maar niet 100%) bezig is met personeelsbeleid Meerdere personen die ieder voor een deel van hun tijd bezig zijn met personeelsbeleid maar daarnaast overwegend andere taken vervullen Meerdere personen die 100% bezig zijn met personeelsbeleid Andere, nl.: ...........................................................................................................
14. Heeft uw bedrijf een aparte personeelsdienst? Kruis aan.
Ja ga naar vraag 15 Neen ga naar DEEL 3
15. Hoeveel werknemers werken er op deze personeelsdienst in VTE’s (voltijds equivalenten) uitgedrukt? Enkel ikzelf 1 andere medewerk(st)er Tussen 2 en 5 Meer dan 5
72
DEEL 3: Over werving en selectie van nieuwe werknemers in uw bedrijf Onder werving verstaan we het zoeken van kandidaten op de arbeidsmarkt, ook wel ‘rekrutering’ genoemd. Selectie heeft betrekking op het selecteren of kiezen van de meest geschikte kandidaat voor een openstaande functie. 16. In wat volgt worden enkele aspecten van de werving- en selectieprocedure opgesomd. Gelieve voor elk aspect aan te duiden of ze van toepassing zijn in uw bedrijf. U kunt antwoorden met ja of neen. Ja
Neen
Er bestaat een vaste procedure die aangeeft hoe werving en selectie van werknemers moet gebeuren.
Voor elke functie bestaat een functiebeschrijving waarin de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn vastgelegd.
Activiteiten met betrekking tot werving en selectie:
Bedrijfsleider
Personeelsverantwoordelijke
Administratief medewerker
Directe chef
Hoofdkantoor
Uitzendkantoor
Selectiebureau
Actiris
17. Wie heeft het grootste aandeel in de uitvoering van volgende activiteiten met betrekking tot werving en selectie? Zet per uitspraak een kruisje in de kolom die overeenstemt met uw antwoord. Slechts één antwoord per activiteit mogelijk.
Beslissing om de zoektocht naar een nieuwe werknemer te starten
Bekend maken van de vacature
Verzamelen van kandidaturen
Selectiegesprekken met kandidaten
Testen van kandidaten
Beslissing wie wordt aangenomen
Bespreking en ondertekening van het contract
73
18. Welke wervingskanalen worden gebruikt om nieuwe werknemers aan te trekken? Kruis aan. Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
Spontane sollicitaties Bekendmaking aan de onderneming zelf (affiche aan uitstalraam of bedrijfsterrein, publiciteit op wagen…) Arbeidsbemiddeling door Actiris Arbeidsbemiddeling door andere instellingen (vb. VDAB, Forem, Tracé Brussel, Mission Locale…) Interne kandidaten Stimuleren van eigen personeel om bv. familie of vrienden aan te brengen Aanspreken van externe relaties zoals klanten of leveranciers Aanspreken van wervingsreserve (gegevens van vroegere kandidaten) Contacten met scholen (leraars, stagebegeleiders, stagiairs…) Selectiebureaus Uitzendkantoren Advertentie in regionale en nationale bladen Vacatures op eigen website Een jobwebsite of databank Andere, nl.: ...........................................................................................................
19. Van welke selectiemiddelen wordt gebruik gemaakt? Kruis aan. Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
Selectie op basis van het sollicitatieformulier of -brief en het Curriculum Vitae (CV) Selectie op basis van sollicitatiegesprek Praktische proef op de werkpost waar de vacature is (arbeidsproef) Intuïtie of gezond verstand. Proefperiode via een uitzendkantoor Testen (psychologische, persoonlijkheid, intelligentie- en vaardigheidstesten) Assessment center Controle van aanbevelingsbrieven en referenties Andere, nl.: ...........................................................................................................
74
20. Heeft u de voorbije twee jaar nieuwe vaste medewerkers aangeworven? Let op: Uitzendkrachten, stagiairs en jobstudenten worden NIET meegerekend, tenzij u hen vervolgens een arbeidscontract als loontrekkende binnen uw bedrijf (op uw loonlijst) hebt gegeven.
Ja Neen
Zo ja, 20a. Hoeveel? ……… aantal nieuwe medewerkers aangeworven. 20b. Waarom heeft u in deze periode personeel aangeworven? Om personeel te vervangen
Na (vrijwillig) vertrek van een werknemer Omwille van pensioen, ziekte… Omwille van gewijzigde personeelsbehoeften Andere, preciseer: .................................................................................................
Om bijkomend personeel te hebben
Om het hoofd te bieden aan een verhoging van de werklast Om de taken in de onderneming te herverdelen Om de onderneming uit te breiden Om het hoofd te bieden aan de gewijzigde behoeften van de klanten of de evolutie van de gebruikte technieken Andere, preciseer: .................................................................................................
21. Hebt u moeilijkheden ondervonden in het vinden van geschikt personeel, in de voorbije twee jaar?
Ja ga naar vraag 22 Neen ga naar DEEL 4
22. Welke zijn volgens u de belangrijkste redenen van de moeilijkheden die u heeft ondervonden om op de Brusselse arbeidsmarkt bezoldigde werknemers te rekruteren. Kruis de 2 belangrijkste moeilijkheden aan.
Moeilijke werkomstandigheden (zwaar werk, loonsvoorwaarden, uurregeling…) Te weinig kandidaturen ontvangen
75
Niet de juiste (technische) competenties of kwalificaties Onvoldoende ervaring Gebrek aan talenkennis Andere, nl.: ............................................................................................................
76
DEEL 4: Onthaal van nieuwe werknemers Dit deel handelt over het onthaal van nieuwe werknemers. Onder onthaal verstaan we de uitleg en begeleiding die gegeven wordt aan nieuwe werknemers. 23. In wat volgt worden enkele uitspraken voorgelegd met betrekking tot het onthaal van nieuwe werknemers op de eerste werkdag. Gelieve voor elk aspect aan te duiden of ze van toepassing zijn in uw bedrijf. U kunt antwoorden met ja of neen. Ja
Neen
De komst van een nieuwe werknemer wordt intern aangekondigd.
Wij hebben een vaste onthaalprocedure.
De eerste werkdag wordt een nieuwe medewerker persoonlijk onthaald en begeleid.
Wij bespreken het veiligheidsbeleid bij het begin van de tewerkstelling.
Wij duiden een werknemer (meter of peter) aan die de nieuwkomer begeleid.
We beschikken over een onthaaldocument met richtlijnen en afspraken voor nieuwkomers.
77
DEEL 5: Opleiding van werknemers Dit deel handelt over de opleiding van werknemers. Hiermee bedoelen we zowel de opleidingen in het bedrijf (op de werkplek, in groep…) als buiten het bedrijf (door externen georganiseerd). 24. Voorzag uw bedrijf gedurende het voorbije jaar in de opleiding van werknemers?
Ja ga naar vraag 25 Neen ga naar vraag 24b
24b. Indien neen: Kan u aangeven waarom uw onderneming geen opleiding heeft voorzien (meerdere keuzes mogelijk)?
Tekort aan personeel Gebrek aan tijd Te hoge kostprijs van de opleiding Werkuren niet verenigbaar met de uren van de opleidingen Te ingewikkeld Andere, nl.: ...........................................................................................................
25. Wat zijn de doelstellingen van de organisatie van opleidingen binnen uw bedrijf? Duidt de 3 belangrijkste doelstellingen aan. De opleiding bij de indiensttreding van de nieuwe werknemer voorzien
De basisopleiding van de werknemer uitbreiden (leemtes aanvullen)
De competenties van de werknemer bijstellen (bijscholing)
De werknemer nieuwe competenties aanleren in rechtstreeks verband met zijn huidige functie
De werknemer nieuwe competenties aanleren in rechtstreeks verband met een nieuwe functie
Algemeen/zonder rechtstreeks verband met de uitgeoefende functie (taal, houding, beheer van emoties…)
26. Maakt u gebruik van de mogelijkheid tot ‘validering van competenties’ (Ervaringsbewijs of Eerder Verworven Competenties)
Ja Neen
78
26a. Indien ja, gebruikt u dit:
Bij de aanwerving van nieuwe medewerkers Als opleidingstool Om een promotie toe te kennen Om een loonsverhoging toe te kennen Andere, nl.: ...........................................................................................................
27. Kunt u telkens aanduiden in hoeverre de volgende uitspraken over opleidingen gelden voor uw bedrijf? U kunt antwoorden met: helemaal oneens; eerder oneens; noch eens, noch oneens; eerder eens of helemaal eens.
Helemaa l oneens
Eerder oneens
Noch eens noch oneens
Eerder eens
Helemaa l eens
Leren gebeurt bij ons op de werkplek.
Werknemers krijgen opleiding van een ervaren collega.
Onze werknemers volgen dikwijls externe opleidingen.
Opleidingsnoden worden gebundeld en opleidingen worden intern georganiseerd.
Werknemers die na hun werkuren een opleiding volgen krijgen hiervoor educatief verlof.
Ons bedrijf is wat opleidingen betreft aangewezen op informele leerprocessen (leren op de werkvloer en van elkaar).
Als onze werknemers een opleiding volgen lopen we het risico hen kwijt te spelen aan de concurrentie
Onze werknemers willen geen opleidingen volgen.
Onze werknemers hebben geen tijd om opleidingen te volgen.
79
DEEL 6: Kennis in verband met personeelsbeleid In dit deel willen we nagaan hoe u zich informeert over personeelsbeleid, hoe u uw kennis rond personeel opdoet en waar u nood aan heeft. 28. Kunt u aangeven van welke kanalen u gebruik maakt om uw kennis rond personeelsbeleid op peil te houden? Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
Netwerken met bedrijfsleiders (informeel leren van andere bedrijfsleiders…) Informatie(sessies) van werkgeversorganisaties (UNIZO, UCM, BECI…) Individuele ondersteuning door werkgeversorganisaties (UNIZO, UCM, BECI…) Contacten met en opleiding via sociaal secretariaat Opleiding aan hogescholen, universiteiten of bij erkende opleidingsinstanties (Syntra, EFPME…) HR tijdschriften zoals HRMagazine, HRSquare, HRTribune… Boeken over personeelsbeleid Samenwerking externe consultants en HR dienstverleners Actiris Andere, nl.: ...........................................................................................................
29. Over welke aspecten in het personeelsbeleid zou u graag nog bijkomende kennis opdoen? Gelieve alle aspecten op te sommen. ....................................................................................................................................... ....................................................................................................................................... Wij willen u van harte bedanken voor uw medewerking aan dit onderzoek. Indien U dat wenst zal U een publicatie ontvangen waarin de belangrijkste onderzoeksresultaten zullen weergegeven worden. Wilt u graag de publicatie van het onderzoek ontvangen?
Ja, mijn e-mailadres is .......................................................................................... Neen
Bent u bereid om deel te nemen aan een workshop waarin de resultaten van het onderzoek zullen afgetoetst worden?
Ja Neen
80
BIJLAGE 2 : BIJKOMENDE TABELLEN
Totaal
Actiris
Selectiebureau
Uitzendkantoor
Hoofdkantoor
Directe chef
Administratief medewerker
Personeelsverantwoordelijke
Wie heeft werk aandeel in de uitvoering van de verschillende taken voor werving en selectie – Opsplitsing naargelang bedrijfsgrootte
Bedrijfsleider
Tabel 3.a
Beslissing om de zoektocht naar een nieuwe werknemer te starten > 5 wn’s 5-9 wn’s 10-49 wn’s 50 > wn’s
87,3 96,0 72,1 35,5
3,8 4,0 13,5 35,5
5,1 0,0 3,6 6,5
3,8 0,0 10,8 22,6
100% 100% 100% 100%
74,7 64,0 36,0 9,7
2,5 14,0 30,6 74,2
12,7 6,0 13,5 3,2
0,0 0,0 4,5 0,0
0,0 0,0 0,0 3,2
0,0 0,0 1,8 0,0
0,0 2,0 0,9 3,2
10,1 14,0 12,6 6,5
100% 100% 100% 100%
78,5 64,0 32,4 12,9
3,8 16,0 38,7 71,0
15,2 14,0 16,2 9,7
0,0 0,0 7,2 0,0
0,0 0,0 0,0 6,5
0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 2,0 0,0 0,0
2,5 4,0 0,0 0,0
100% 100% 100% 100%
Bekend maken van de vacature > 5 wn’s 5-9 wn’s 10-49 wn’s 50 > wn’s Verzamelen van kandidaturen > 5 wn’s 5-9 wn’s 10-49 wn’s 50 > wn’s Selectiegesprekken met kandidaten > 5 wn’s 5-9 wn’s 10-49 wn’s 50 > wn’s
84,8 78,0 47,7 22,6
3,8 14,0 21,6 51,6
7,6 2,0 6,3 12,9
1,3 2,0 19,8 12,9
0,0 0,0 0,9 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0
1,3 2,0 0,9 0,0
1,3 2,0 2,7 0,0
100% 100% 100% 100%
Testen van kandidaten > 5 wn’s 5-9 wn’s 10-49 wn’s 50 > wn’s
87,3 70,0 45,0 19,4
5,1 16,0 20,7 45,2
6,3 8,0 9,0 6,5
1,3 4,0 22,5 25,8
89,9 92,0 77,5 45,2
2,5 6,0 9,0 25,8
2,5 0,0 0,9 3,2
5,1 2,0 12,6 25,8
5,1 0,0 4,5 6,5
2,5 0,0 9,9 3,2
0,0 0,0 0,9 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 2,0 1,8 3,2
100% 100% 100% 100%
Beslissing wie wordt aangenomen > 5 wn’s 5-9 wn’s 10-49 wn’s 50 > wn’s
100% 100% 100% 100%
Bespreking en ondertekening van het contract > 5 wn’s 5-9 wn’s 10-49 wn’s 50 > wn’s
83,5 92,0 68,5 22,6
5,1 8,0 17,1 67,7
81
3,8 0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0
100% 100% 100% 100%
Bijlage 4.a Enkele uitspraken voorgelegd met betrekking tot het onthaal van nieuwe werknemers op de eerste werkdag - Gelieve voor elk aspect aan te duiden of ze van toepassing zijn in uw bedrijf < 5 wn’s
5 tot 9 wn’s
10 tot 49 wn’s
< 50 wn’s
TOTAAL
Antwoord De komst van een nieuwe werknemer wordt intern aangekondigd. Wij hebben een vaste onthaalprocedure. De eerste werkdag wordt een nieuwe medewerker persoonlijk onthaald en begeleid.
Ja
Neen
65
14
Totaal
46
Neen
82,30% 17,70% 17
62
76
92,00%
8,00%
19
31
48
3,80% 79
Wij duiden een werknemer (meter of peter) aan die de nieuwkomer begeleidt.
79
35
15
4,00%
28
22
64
17
3,60%
48
63
6,50%
26
5
41
96,80%
3,20%
17
14
156 271
42,40% 57,60% 261
10
96,30%
3,70%
271 133
138
31
271 49,10% 50,90%
15
124
147
31 51,60% 48,40% 23
271 45,80% 54,20%
8
96
175
31 74,20% 25,80%
Totaal 271
115
1
111 36,90% 63,10%
32
31
16
70
239
31
111 37,80% 62,20%
Neen
88,20% 11,80%
54,80% 45,20%
69
50 34,00% 66,00%
93,50%
111 42
Ja
31
30
43,20% 56,80%
33
2
111 96,40%
Totaal
83,90% 16,10%
4
50
79 19,00% 81,00%
58
50
62,00% 38,00%
Neen
111 107
19
Ja 29
47,70% 52,30%
2
96,00%
Totaal 111
50
31
44,30% 55,70%
12
53
56,00% 44,00%
44
99
50
79 96,20%
Neen
89,20% 10,80%
38,00% 62,00%
3
Ja
50
79 21,50% 78,50%
Totaal
4
79
40 39 Wij bespreken het veiligheidsbeleid bij het begin van de tewerkstelling . 50,60% 49,40%
We beschikken over een onthaaldocument met richtlijnen en afspraken voor nieuwkomers.
Ja
271 35,40% 64,60%
Tabel 5.a
Uitspraken over opleiding – per tewerkstellingsklasse
Tabel 5.b
Uitspraken over opleiding – per sector
Tabel 6.a
Kunt u aangeven van welke kanalen u gebruik maakt om uw kennis rond personeelsbeleid op peil te houden? - Gerangschikt per sector
Netwerken met bedrijfsleiders (informeel leren van andere bedrijfsleiders…) Informatie(sessies) van werkgeversorganisaties (UNIZO, UCM, BECI…) Individuele ondersteuning door werkgeversorganisaties (UNIZO, UCM, BECI…) Contacten met en opleiding via sociaal secretariaat Opleiding aan hogescholen, universiteiten of bij erkende opleidingsinstanties (Syntra, EFPME…) HR tijdschriften zoals HRMagazine, HRSquare, HRTribune… Boeken over personeelsbeleid Samenwerking externe consultants en HR dienstverleners ACTIRIS
Primaire sector
Industrie
(landbouw, jacht, bosbouw, visserij)
(voeding, drukkerij, chemie, metaal, bouw…)
0 0,00% 0,00% 0 0,00% 0,00% 0 0,00% 0,00% 1 0,53% 50,00% 0 0,00% 0,00% 0 0,00% 0,00% 0 0,00% 0,00% 0 0,00% 0,00% 1 1,64%
7 7,07% 12,28% 8 9,20% 14,04% 3 6,38% 5,26% 17 8,95% 29,82% 2 7,14% 3,51% 2 3,08% 3,51% 7 8,54% 12,28% 7 16,67% 12,28% 4 6,56%
Handel en horeca 15 15,15% 14,15% 7 8,05% 6,60% 8 17,02% 7,55% 33 17,37% 31,13% 1 3,57% 0,94% 9 13,85% 8,49% 12 14,63% 11,32% 4 9,52% 3,77% 13 21,31%
Diensten aan bedrijven
Diensten aan personen
(transport, informatica, immobiliën, consultancy…)
(gezondheid, cultuur, afvalverwerking, wasserijen, kappers…)
41 41,41% 13,58% 36 41,38% 11,92% 19 40,43% 6,29% 72 37,89% 23,84% 13 46,43% 4,30% 36 55,38% 11,92% 35 42,68% 11,59% 16 38,10% 5,30% 22 36,07%
36 36,36% 13,95% 36 41,38% 13,95% 17 36,17% 6,59% 67 35,26% 25,97% 12 42,86% 4,65% 18 27,69% 6,98% 28 34,15% 10,85% 15 35,71% 5,81% 21 34,43%
TOTAAL 99 13,66% 87 12,00% 47 6,48% 190 26,21% 28 3,86% 65 8,97% 82 11,31% 42 5,79% 61 8,41%