VROUWEN IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
Studie gerealiseerd door Amazone, Op vraag van de Staatssecretaris voor Gelijke Kansenbeleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Coördinatie: Cécile De Wandeler Redactie: Anke Gittenaer & Isabelle Capiaux December 2005
2
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
INHOUDSTAFEL INLEIDING EN METHODOLOGISCHE ASPECTEN A. SOCIALE INTEGRATIE EN UITSLUITING 1. Armoede 1.1 Context 1.2 Arbeidsinkomen 1.3 Overmatige schuldenlast 1.4 Sociale basissteun 1.5 Dakloze vrouwen 1.6 Vluchtelingen en asielzoeksters 2. Huisvesting 3. Integratie van specifieke groepen 3.1 Bejaarde vrouwen 3.2 Allochtone vrouwen 3.3 Vrouwen met een handicap 3.4 Holebi’s B. ONDERWIJS EN VORMING 1. Context 2. Onderwijs 2.1 Schoolbevolking 2.2 Onderwijsbevolking 3. Alfabetisering 4. Beroepsopleiding C. GEZONDHEID 1. Vrouwen en hun gezondheidstoestand 1.1 Lichamelijke gezondheid 1.2 Geestelijke gezondheid 1.3 Reproductieve en seksuele gezondheid 1.3.1 Geboorten 1.3.2 Anticonceptie 1.3.3 Abortus 1.3.4 Menopauze 1.3.5 Gezondheid op het werk 2. Handicap, invaliditeit en beperkingen 3. Toegang tot de gezondheidszorg 3.1 Medische consumptie 3.2 Kostprijs van de gezondheidszorg 3.3 Gezondheidsdiensten 4. Gezondheidseducatie 4.1 Preventie 4.2 Sensibiliserings- en opsporingscampagnes D. GEWELD 1. Context
1.1 1.2 1.3 1.4
De Nationale Actieplannen De veiligheid- en preventiecontracten Het Regeerakkoord van 2004 Conventie geweld 2. Preventie van geweld 3. Geweld in cijfers 3.1 Politie 3.2 Parket
3
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
3.3 3.4
Onderzoek en rapporten Mogelijke cijferbronnen
F. WERKGELEGENHEID 1. Context 2. De arbeidsmarkt 2.1 Situatie van vrouwen 2.2 Segregatie 2.3 Loontrekkenden in de openbare en privésector 2.4 Vrouwelijk ondernemerschap 2.5 Toegang tot de arbeidsmarkt 2.5.1 Discriminaties 2.5.2 Beroepsopleiding en socioprofessionele inschakeling 3. Combinatie van het professionele leven met het privéleven 3.1 Deeltijds werken 3.2 Kinderopvang G. BESLUITVORMING 1. Vertegenwoordiging van vrouwen in de verschillende politieke organen 1.1 Wetgevend kader 1.2 Praktijk 1.2.1 Brusselse Gewestregering 1.2.2 Brussels Hoofdstedelijk Parlement 1.2.3 De Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1.2.4 De Adviesraden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1.3 Vorming van verkozenen 2. Vrouwen in de verschillende politieke partijen 3. Vrouwen in de vakbonden . 3.1 Ondervertegenwoordiging van vrouwen in de syndicale structuren 3.2 Charter Gender Mainstreaming 3.3 Sociale verkiezingen 4. Besluitvorming in de raden van bestuur H. + I. INSTITUTIONELE MECHANISMEN VOOR DE GELIJKHEID TUSSEN VROUWEN EN MANNEN EN FUNDAMENTELE MENSENRECHTEN 1. Instellingen of actoren voor de gelijkheid tussen vrouwen en mannen 1.1 Brussels Gewestregering 1.2 Brussels Hoofdstedelijk Parlement 1.3 Adviesraad 1.4 Administratie 1.5 Sociale partners 1.6 Middenveld 2. Instrumenten 2.1 Wetgeving 2.1.1 Evenwichtige vertegenwoordiging 2.1.2 Buitenlands beleid 2.1.3 Positieve acties 2.1.4 Europese richtlijnen 2.2 Gender mainstreaming 2.3 Statistieken 2.4 Budget 3. De vrouwen en hun rechten 3.1 Sensibilisering 3.2 Toegang tot justitie J. MEDIA
4
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ 1. Context 2. ‘Traditionele’ media 3. Nieuwe Informatie-en Communicatietechnologieën 4. Media-educatie 5. Overheidscampagnes K. Milieu 1. Ruimtelijke ordening 1.1 De openbare ruimte 1.2 Veiligheid 2. Mobiliteit 2.1 Zich verplaatsen 2.2 Het openbaar vervoer 2.3 De wagen 2.4 De fiets 2.5 Te voet 3. Eerbied voor het milieu 3.1 Milieu-educatie 3.2 Milieubewust gedrag
CONCLUSIES
5
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ INLEIDING In september 1995 vond in Peking de vierde Wereldvrouwenconferentie plaats. De documenten die uit deze conferentie voortkwamen, zoals het Peking Actieplatform hebben een belangrijke impact gehad op het gelijke kansenbeleid tussen vrouwen en mannen op wereldniveau. De deelnemende landen, waaronder België, hebben een aantal maatregelen goedgekeurd die in het Peking Actieplatform opgenomen zijn en hebben zich ertoe verbonden om deze maatregelen in eigen land door te voeren. Om de gerealiseerde vooruitgang te evalueren voorziet een maatregel dat de regering jaarlijks een verslag aan het Parlement voorlegt over de acties die tijdens het afgelopen jaar werden gevoerd en over de initiatieven die voor het volgende jaar worden voorgesteld. België heeft dit voorstel snel opgevolgd. Op 6 maart 1996 werd hiervoor op federaal niveau een wet goedgekeurd die dit jaarverslag oplegt. De gefedereerde entiteiten hebben deze beweging gevolgd en op hun beurt een wet goedgekeurd die een jaarverslag over hun gelijke kansenbeleid tussen vrouwen en mannen oplegt. De ordonnantie van 20 april 2006 verplicht de Brusselse Hoofdstedelijk Regering jaarlijks een verslag uit te brengen over het beleid dat ze heeft gevoerd, conform de doelstellingen van de Vierde Wereldvrouwenconferentie in Peking. Parallel aan deze ontwikkelingen stelde de Staatssecretaris voor het Gelijke Kansenbeleid voor een balans op te maken inzake gelijke kansen tussen vrouwen en mannen op alle niveaus in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om de actuele situatie in kaart te brengen. Het is in dit kader dat een rapport werd aangevraagd dat een soort ‘nulmeting’ opstelt als vertrekpunt voor toekomstige evaluaties van het gelijke kansenbeleid. Opmerking: Deze nulmeting werd opgemaakt in 2005. De laatste bevindingen zijn dus ge-update tot 2005. Enkel de inleiding is aangepast aan de recente ontwikkelingen. Oktober 2006
6
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ METHODOLOGISCHE ASPECTEN Deze studie heeft tot doel een stand van zaken op te maken van wat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaat aan maatregelen, initiatieven, statistieken en kennis over de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Hierbij dienen de lacunes onderstreept te worden die op de verschillende domeinen van het Peking Actieplatform worden vastgesteld, onder meer op statistisch vlak. De studie dient ook deskundigen en mensen die actief zijn op het terrein te raadplegen om een geheel aan prioriteiten en aanbevelingen te bundelen, die door de Staatssecretaris kunnen worden in acht genomen en in haar beleid worden opgenomen. In een eerste fase werden de beschikbare gegevens geïnventariseerd die op het moment van de uitvoering van het onderzoek beschikbaar waren: cijfers, onderzoeksresultaten en advies van deskundigen. Dit liet toe een eerste “foto” te nemen van de situatie waarbij de blinde vlekken zichtbaar werden. Om deze foto scherper te stellen, droegen de deskundigen en terreinactoren meer specifieke informatie aan, in het bijzonder omtrent de lancunes in bepaalde domeinen op kwantitatief en kwalitatief vlak. Het verkregen resultaat dient opgevat te worden als een momenopname, binnen de afgebakende domeinen van het Peking Actie-platform, die in beperkte mate werden aangepast aan de kenmerken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
7
A. Sociale integratie en uitsluiting 1. Armoede 1.1. Context Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft specifieke demografische kenmerken: een aanzienlijke bevolkingsaangroei vooral in de leeftijdscategorieën 'middelbare leeftijd' en 'jongeren', teruggang van de veroudering en aangroei van het aantal alleenstaanden. Iets meer dan de helft van de Brusselse gezinnen bestaat inderdaad uit alleenstaanden. Een groot aantal van hen zijn vrouwen en zij vormen een zorgwekkende risicogroep 1. Ook het aantal alleenstaande mannen stijgt. Tabel 1: Totale, Belgische en niet-Belgische bevolking per leeftijdsgroep en geslacht en het % van de totale Brusselse bevolking. Totaal Vrouwen Mannen Vrouwen Vrouwen +65 jaar -20 jaar Totale 992 041 515 349 476 692 98 009 114608 bevolking 100 % 52 % 48 % 9,8 % 11,5 % Belgische 731 772 386 450 345 322 87 208 90 877 bevolking 73,7 % 40 % 34,8 % 8,8 % 9% Vreemde 260 269 128 899 131 370 10 801 23 731 bevolking 26,3 % 13 % 13,2 % 1% 2,3 % Bron: IRISTAT
Tabel 2: Type huishoudens en het totaal aantal huishoudens in Brussel (486 000). Aantal Percentage van de huishoudens Alleenwonende vrouwen 129 000 26 % Alleenwonende mannen 116 000 23,9 % Echtparen met ongehuwde 87 000 17,8 % kinderen Echtparen zonder kinderen 67 000 13,7 % Moeders met ongehuwde kinderen 49 000 10,1 % Vaders met ongehuwde kinderen 14 000 2,8 % Bron : Mini-Bru
Op vraag van de Europese Commissie stelt België sinds 2001 een Actieplan op met de initiatieven die het plant te nemen om de armoede uit te roeien. Het beleid rond armoedebestrijding wordt gecoördineerd op federaal niveau en uitgewerkt met de gefedereerde entiteiten. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van zijn kant, stelt sinds 1991 jaarlijks een rapport op over de armoedesituatie in samenwerking met organisaties op het terrein, waaronder ook vrouwenverenigingen. In het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GewOP), dat in september 2002 werd goedgekeurd door de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vermeldt onder ‘prioriteit 7’ de maatregelen die bestemd zijn om de sociale samenhang te verbeteren. Er wordt ook een punt gewijd aan de problematiek van de overmatige schuldenlast en bijzondere aandacht wordt besteed aan de eenoudergezinnen. Op het lokale niveau is elke gemeente belast met het opstellen van een gemeentelijk ontwikkelingsplan (GOP) dat past in de lijn van het GewOP.
1
‘La lutte antipauvreté s enlise’ in Le Soir, 31 mei 2005.
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ Het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, een instelling van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, geeft jaarlijks een rapport uit over de staat en de ontwikkeling van de armoede. Het Observatorium werkt met partners op het terrein en hun gebruikers. In dit rapport worden heel weinig cijfers opgesplitst naar geslacht. De begunstigden van een leefloon zijn bijvoorbeeld ingedeeld per gezinstype. Anderzijds worden een aantal gegevens van het rapport ontleed rekening houdend met de thematiek ‘vrouw’ (cfr. 1.2 en 1.4). 1.2. Arbeidsinkomen Om de staat en de oorzaken van de armoede te ontleden dient vooreerst stilgestaan te worden bij de factoren die de toegang tot een arbeidsinkomen belemmeren (cfr Werkgelegenheid). Brusselse vrouwen hebben gemiddeld een lager inkomen dan mannen: de loonkloof in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedraagt 6,9%2. Ook zijn zijn ze vaker tewerkgesteld in het raam van een tijdelijke arbeidsovereenkomst (contract voor bepaalde duur, uizendarbeid, PWA-contracten): 10,3 % van de vrouwen heeft een tijdelijke arbeidsovereenkomst en ze maken 66,1% uit van de personen met een contract van bepaalde duur3. Vrouwen van niet-Europese origine hebben bovendien meer moeilijkheden een baan te vinden. De werkloosheidsgraad van laaggeschoolde vrouwen afkomstig van landen buiten de EU ligt op 60%, dat is drie maal zoveel als deze van laaggeschoolde vrouwen afkomstig van EU-landen4. Tenslotte blokkeren een aantal werkloosheidsvallen de deelname van de vrouwen aan de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld het gebrek aan opvangstructuren voor kinderen van werkloze vrouwen en soms ook het PWA-systeem (de inkomsten uit PWA-werk in combinatie met werkloosheidsuitkeringen liggen hoger dan de lonen die deze vrouwen op de arbeidsmarkt aangeboden krijgen). 1.3. Overmatige schuldenlast In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is er nog geen genderanalyse gebeurd van het fenomeen overmatige schuldenlast. Het is waarschijnlijk dat dit vrouwen raakt, aangezien ze vaak in precaire omstandigheden leven (lage inkomens, alleen met kinderen, enz.). 1.4. Sociale basissteun In 2001 waren in totaal 33 017 personen afhankelijk van het bestaansminimum (omgedoopt tot leefloon)5. Het is niet geweten om hoeveel mannen en vrouwen het gaat, maar het type huishouden is wel gekend. ‘Tussen 2001 en 2002 daalde het aantal rechthebbenden op een equivalent leefloon in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met 11% en steeg het aantal leefloners met 28% ten opzichte van het aantal bestaansminimumtrekkers. Dit is gedeeltelijk toe te schrijven aan de overschakeling van het bestaansminimum naar het leefloon op 1 oktober 2002. Los van de verandering in de wetgeving wordt de stijging van het aantal gerechtigden op een leefloon of een equivalent leefloon geschat op 6,6%’6. 2
Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties, Situatie van de vrouwen op arbeidsmarkt, Brussel, 2004, p. 91. 3 Ibid., p. 93. 4 Ibid., p. 38. 5 Ibid. p. 39. 6 Ibid. p. 23.
9
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
Tabel 3: Verdeling van gerechtigden op het leefloon en het equivalent leefloon volgens huishoudenstype, 20027. Leefloon Equivalent leefloon Eenoudergezin met kinderlast
18%
20%
3%
*
Alleenstaande zonder kinderlast
51%
50%
Samenwonenden
28%
17%
*
13%
Alleenstaande met gedeeltelijke kinderlast
Leefloon * categorie bestaat niet
Het OCMW biedt niet alleen financiële ondersteuning, maar ook tewerkstellingsbegeleiding, schuldbemiddeling, psychosociale hulp, juridische bijstand, logies, medische hulp, opname, thuiszorg, opvang in een hulpcentrum, crisisopvang.8 Deze verschillende vormen van ondersteuning werden nog niet onderworpen aan een genderanalyse. ‘Sinds 1995 steeg het totaal aantal alleenstaande vrouwen met kinderen dat afhankelijk is van OCMW-steun met de helft. Het is zeer moeilijk om deze groep vrouwen onafhankelijk te maken van OCMW-steun omwille van de zogenaamde bijstandsval, die nog sterker is dan de werkloosheidsval. Zij hebben immers een aantal bijkomende voordelen die werklozen niet hebben: verhoogd kindergeld, gunstig tarief voor het openbaar vervoer en energie, tussenkomst in gezondheidskosten,…’9 Volgens een ondervraagde OCMW-voorzitster ondervinden gezinnen negatieve gevolgen van de voorwaarden verbonden aan deze sociale hulp. Vaders schrijven zich soms in op een ander adres om van de sociale uitkering voor alleenstaanden te kunnen genieten. Binnen het gezin kunnen bepaalde conflicten ontstaan wanneer de kinderen een individuele sociale uitkering kunnen genieten eens ze meerderjarig worden, en wanneer hierdoor het statuut van hun ouder verandert (van alleenstaande met kinderen ten laste tot samenwonende). Alleenstaande vrouwen met kinderen ontvangen een verhoogde kinderbijslag. De Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers vermeldt een categorie « vrouwelijke rechthebbenden met voorrang » in zijn statistieken. Deze cijfers zijn evenwel niet opgesplitst naar gewest. 1.5. Dakloze vrouwen In Brussel heeft een studie uit 2000, uitgevoerd door het Instituut voor Sociologie van de ULB, het gebrek aan cijfers en onderzoek betreffende het profiel van daklozen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest aangetoond. In deze studie wordt de oprichting van een referentie- en coördinatiecentrum voor het opvangbeleid voorgesteld.10 Het tekort aan woningen met bescheiden huur heeft tot gevolg dat het aantal daklozen in Brussel groeit; de vrouwelijke daklozen worden steeds talrijker. Er zou onder de daklozen 7
Ibid. p. 32. Maatschappelijke integratie via de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW)op de website van POD Maatschappelijke Integratie (http://www.mi-is.be). 9 Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel, 9de armoederapport Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel: Observatorium voor Gezonheid en Welzijn, 2005, p. 33. 10 Schriftelijke vraag van Hugo Vandenberghe aan Christian Dupont, Minister voor Maatschappelijke Integratie dd. 4 mei 2005. 8
1
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ in Brussel één derde vrouwen, één derde kinderen en één derde mannen zijn. De Gezondsheidsindicatoren 2004 schatten dat er tussen de 1600 en 2000 daklozen zijn.11 In de afgelopen vier jaar kende het OCMW van de stad Brussel een sterke stijging van het aantal dringende opvangaanvragen, voornamelijk van vrouwen (10% tot 50%). 1.6. Vluchtelingen en asielzoeksters De situatie van vrouwen die in de illegaliteit leven is nog steeds niet goed gekend. Zij vertegenwoordigen een derde van het totale aantal asielzoekers in België. Het Gewest beschikt niet over cijfers over het aantal vluchtelingenvrouwen of asielzoeksters, maar volgens de Gezondheidsindicatoren 2004 waren er (op 01/01/2003) 33 100 kandidaatvluchtelingen12. Volgens hetzelfde rapport en een extrapolatie van het Medisch Steunpunt Mensen Zonder Papieren, zouden er ook 16 000 personen illegaal verblijven. 2. Huisvesting De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij (BGHM), een paragewestelijke instelling van openbaar nut, beheert sociale woningen en coördineert de 34 openbare vastgoedmaatschappijen van het gewest. Enkele van die maatschappijen beschikken over woningen die zijn aangepast aan de noden van gehandicapten of waar grote gezinnen terecht kunnen. Het aantal sociale woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedraagt echter slechts 8% van het huurpark. Ter informatie: in Frankrijk bedraagt dit 17%, in Nederland en Groot-Brittannië 36% en in Duitsland 26%. Er staan meer dan 23 000 families op de wachtlijst van de sociale woningmaatschappijen13. Enerzijds wordt ‘er niet goed rekening gehouden met de vraag van bepaalde categorieën gebruikers. Dit is het geval voor vrouwen, of het nu gaat om jonge vrouwen, alleenstaande vrouwen, vrouwen met kinderen, of bejaarde vrouwen.14 Yvonne Kniebiehler en Eliane Gubin15 vermelden een discriminatie naar geslacht in de toegang tot sociale woningen en volgens inkomenscriteria zouden de vrouwen de eerste begunstigden van een sociale woning moeten zijn. Anderzijds benadrukte Pascalle Jamoulle tijdens een colloquium van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen16, dat tot 80% van de gezinnen in bepaalde sociale woningencomplexen in Wallonië het zonder een inwonende vader stellen. Deze situatie zou op lange termijn kunnen leiden tot een devalorisering van de vaderrol en tot een cultuur waarin de mannelijke identiteit overgewaardeerd wordt. De huurprijzen zijn fors gestegen in Brussel. Vrouwen, die over het algemeen een lager inkomen hebben dan mannen, worden in het bijzonder getroffen door deze stijging. Het is geen optie voor deze vrouwen om zich te verenigen om zo de kost van hun woning te verminderen. Samenwonenden zouden inderdaad hun sociale uitkering zien dalen.
11
Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, Gezondheidsindicatoren : Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2004 , Brussel : Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, 2004, p.13. 12 Idem. 13 Rassemblement Bruxellois pour le Droit à l’Habitat, Mémorandum,2004. 14 BENSAID Y., Vers une ville ‘femmes admises’. La dimension du genre, contribution à une nouvelle philosophie de la planification urbaine, Brussel : ISURU, 2005, 112 p. 15 KNIEBIEHLER Y., GUBIN E., Les femmes et la ville : un enjeu pour l’Europe : actes du colloque organisé à Marseille en mars 1993, Bruxelles : Labor, 1993, p. 279-282. 16 JAMOULLE, P., Mannen en vaders uit volksbuurten. Ommekeer in het nemen van risico’s ,Studiedag "Man en verandering: de rol van de mannen in de gelijkheid van mannen en vrouwen" georganiseerd door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, 8-9 september 2005.
1
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ ‘Op dit vlak is de toestand bijzonder onrustwekkend: de verkoopprijzen van woningen en de huurprijzen zijn met meer dan tweemaal de evolutie van de gezondheidsindex gestegen, en het is die index die de verhoging van de lonen en de vervangingsinkomens bepaalt. Het gedeelte van het gezinsbudget dat aan wonen gespendeerd wordt stijgt dus duidelijk en bedraagt 40% van het inkomen van de gezinnen die beschikken over een maandinkomen van minder dan 1000 euro. Brussel wordt daarenboven geconfronteerd met een aanzienlijke stijging van de vraag naar huisvesting, veroorzaakt door een toename met 7% van de Brusselse bevolking in 10 jaar’.17 De Staatssecretaris bevoegd voor huisvesting heeft onlangs een uitgebreid onderzoek besteld over de ontwikkeling van de woonomstandigheden in Brussel. Deze interdisciplinaire studie zal een team sociologen, stedenbouwkundigen en demografen verenigen. Het zou interessant zijn om bij het opstellen van de studie rekening te houden met de genderdimensie om een beter zicht te verkrijgen op de toestand van vrouwen en huisvesting in Brussel. Brusselaars zijn minder vaak eigenaar van hun woning dan dat dit in de twee andere gewesten het geval is. Vrouwen, die gemiddeld een lager inkomen hebben dan mannen, hebben meer moeilijkheden om eigenaar te worden18. 3. Integratie van specifieke groepen Vrouwen vormen geen homogene groep die allen dezelfde problemen en dezelfde noden hebben. Bepaalde bijzonderheden kunnen voortvloeien uit het feit dat ze deel uitmaken van een subgroep in de samenleving, waardoor de uitsluitingsrisico’s verdubbeld of zelfs verdrievoudigd worden. Idealiter zouden deze specificiteiten altijd en overal in rekening moeten worden gebracht. Maar om dit te bewerkstelligen moeten ze eerst gekend zijn en voorzien worden van een genderdimensie. Afkomst van de niet-Belgische vrouwen: ● 55% van de niet-Belgen afkomstig uit EU ● Marokko: 19 823 vrouwen ● Turkije: 6 035 vrouwen ● Democratische Republiek Congo: 3 594 vrouwen 3.1. Bejaarde vrouwen In het kader van het Europese beleid om mensen langer aan het het werk te houden en de reflecties over de toekomst van de sociale zekerheid, is het vraagstuk van de vergrijzing van de bevolking in volle ontwikkeling. Het genderperspectief is bijzonder belangrijk in deze discussie en dit op verschillende niveaus, zoals ook wordt benadrukt in de Europese studie van MERI: werkloosheid, armoede, sociaal isolement, gezinshulp, onveiligheid, mobiliteitsproblemen, lager opleidingsniveau en moeizame toegang tot beslissingsniveaus, zijn allen risicofactoren die oudere vrouwen meer treffen dan oudere mannen.19 Deze studie onthult eveneens dat er weinig statistieken bestaan met betrekking tot de specifieke problemen van deze leeftijdsgroep. 17
Studiedag : het huuraanbod doen toenemen in Brussel. Welke financiering, Inleiding door Mw. Françoise DUPUIS, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor huisvesting en stedenbouw, 8 oktober 2004. 18 Studiedag : het huuraanbod doen toenemen in Brussel. Welke financiering, Inleiding door Mw. Françoise DUPUIS, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor huisvesting en stedenbouw, 8 oktober 2004. 19 Mapping existing research and identifying knowledge gaps concerning the situation of older women in Europe (http://www.sophia-net.org).
1
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ In Brussel maken vrouwen ouder dan 65 zo’n 10% van de bevolking uit (mannen ouder dan 65 zijn goed voor 6%). Wanneer de cijfers uit 2002 worden vergeleken met die uit 2003 blijkt dat de levensverwachting van vrouwen in Brussel is gedaald met 139 dagen. Bovendien zet de vergrijzingstendens zich er niet door zoals in de andere gewesten, want het zijn vooral de categorieën 'middelbare leeftijd' en 'jongeren' die stijgen. Met betrekking tot het inkomen van deze vrouwen melden cijfers van de Rijksdienst voor Pensioenen dat er in Brussel op 1 januari 2004 81 811 gepensioneerde vrouwen en 52 048 gepensioneerde mannen waren. Deeltijdse arbeid, loopbaanonderbrekingen en langdurige werkloosheid verminderen het pensioen dat aan vrouwen uitgekeerd wordt, waardoor zij zich vaker in een onzeker toestand bevinden. Indien de echtgenoot overlijdt, kan de overlevende partner een overlevingspensioen verkrijgen uit hoofde van de activiteit van de overleden echtgenoot. Op 1 januari 2004 genoten 13 419 vrouwen een overlevingspensioen tegen 163 mannen. In 2004 hadden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 6220 vrouwen recht op een inkomensgarantie voor ouderen (IGO)20 tegenover 2948 mannen (respectievelijk V: 68% en M: 32%). Van de vrouwen zijn er 5085 (of 82%) die ‘hun hoofdverblijfplaats niet delen’, en dus alleen leven.21 De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommisie (GGC) en de Commission Communautaire Française (COCOF) van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zorgen voor de erkenning van rust- en verzorgingstehuizen, om op die manier een kwaliteitsvolle opvang te verzekeren. Er wordt gewaakt over het respect voor personen en over de normen voor de omkadering, de hygiëne en de veiligheid22. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft een website gelanceerd (www.senior.irisnet.be) met alle nuttige informatie over de diensten voor en de opvang van senioren. Aan Nederlandstalige kant werkt het Seniorencentrum samen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie om de diensten, opvang en activiteiten voor oudere personen te coördineren. De tweetalige organisatie Infor-Home Brussel, meldt dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikt over 16 894 plaatsen in tehuizen. Sommige hebben een wachtlijst, andere dan weer niet en de vraag wisselt erg snel. Infor-Home beschikt niet over cijfers die zijn uitgesplitst naar geslacht. 3.2. Allochtone vrouwen In Brussel heeft 26,2% van de bevolking een andere dan de Belgische nationaliteit. 55% van de niet-Belgische Brusselaars komt uit de EU, 4,4% uit Marokko (van wie 19 823 vrouw zijn), 1,2% uit Turkije (6035 vrouwen), 0,7% uit de Democratische Republiek Congo (3594 vrouwen) en 1,1% uit andere Afrikaanse landen23. Dit percentage daalt sinds 1995 omwille van het fenomeen van de naturalisatie, wat nog versterkt werd door de wetswijziging van 200024. Nochtans ondervindt deze bevolkingsgroep, genaturaliseerd of niet, nog steeds situaties van uitsluiting en discriminatie op vele vlakken. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is dus één vrouw op vier van allochtone afkomst (EU en niet-EU) Deze vrouwen spelen een essentiële rol bij de ontwikkeling van de multiculturele samenleving. Zij nemen een groot deel van de opvoeding van de kinderen voor hun rekening en trachten een plaats te bemachtigen op de arbeidsmarkt. Door zich te integreren helpen zij mee aan de culturele ontwikkeling van de maatschappij. De 20
Dit wil zeggen : ‘Het is een uitkering die tot doel heeft, financiële hulp te bieden aan bejaarde personen die niet over voldoende middelen beschikken. De vereiste leeftijd om dit voordeel te bekomen is gelijk voor mannen en vrouwen. (Officiele site Rijksdienst voor Pensioenen) 21 Rijksdienst voor Pensioenen, Jaarlijkse statistiek van de uitkeringsgerechtigden, 2004 (http://www.onprvp.fgov.be/onprvp2004/FR/S/S_b/S_b_c/S_b_c_02.asp?spy=5Grapa2004) 22 Site : http://www.senior.irisnet.be. 23 Bron : Nationaal Instituut voor de Statistiek, 2003 24 Wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit (BS 04/06/2000)
1
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ situatie van deze allochtone vrouwen in Brussel wordt vaak negatief voorgesteld in studies en in de media. Zo wordt er vaak gesproken over de moeilijkheden om te integreren, analfabetisme en problemen bij het vinden van een baan. In de media worden bepaalde problematieken met betrekking tot de integratie van allochtone vrouwen en hun rechten vaak eenzijdig voorgesteld. Dit is zeker het geval voor wat betreft de zeer specifieke thematiek van het dragen van een hoofddoek, het verbod ervan of niet op school. Dit debat leeft in de Brusselse scholen zoals in de andere gewesten. Het zijn de scholen zelf die de dracht van de hoofddoek op school door het schoolreglement al dan niet toelaten. De hoofddoek is verboden in 70% van de 130 instellingen van de Franse Gemeenschap. In 2000 verbood slechts 41% van deze scholen de hoofddoek. 80% van de katholieke scholen neemt dezelfde houding aan en in Brussel aanvaarden slechts 8 van de 111 schoolinstellingen van de Franse Gemeenschap gesluierde meisjes.25 In 2004 voerde Université Catholique de Louvain een onderzoek uit rond het huwelijksvraagstuk in 20 scholen van de Franse Gemeenschap, waarvan 10 in Brussel, wat neer komt op 365 leerlingen. Er zijn meer ondervraagde meisjes die gevallen van gedwongen huwelijken kennen dan jongens en deze kennis stijgt parallel met de leeftijd van de leerlingen. De Brusselse leerlingen vermelden tweemaal vaker dan elders weet te hebben van de praktijk van gedwongen huwelijken in de familiale omgeving. Ondanks een tamelijk traditionele visie op het huwelijk en de familie beweren de Brusselse meisjes dat ze zich niet zouden laten doen in geval van een gedwongen huwelijk. Dikwijls wordt het huwelijk in het buitenland voltrokken, vooral tijdens de vakantie om reacties en klachten te vermijden26. In het kader van het integratiebeleid bestaat er een federaal Impulsfonds voor het Migrantenbeleid (IFMB) dat maatschappelijke inburgeringprojecten voor personen van buitenlandse origine ondersteunt. Brussel is één van de prioritaire actieterreinen. De gelijkheid tussen vrouwen en mannen is een transversale prioriteit geworden in de keuze van de voorgelegde projecten. Daarenboven 'moeten alle ingediende projecten duidelijk de schikkingen vermelden die de vrouwelijke deelname en/of de gemengdheid van de voorgestelde activiteiten verbeteren. Als er geen reden is om deze doelstelling te voorzien, moet dat verantwoord worden'.27 In de praktijk wordt spijtig genoeg vastgesteld dat de specifieke aandacht voor de emancipatie van de vrouw of voor de genderdimensie nog weinig aan bod komt in de projecten. 3.3. Vrouwen met een handicap Volgens de federale gezondheidsenquête van 2001, hebben 5% van de Brusselse vrouwen een officieel erkende invaliditeit of handicap (6% van de mannen). De oorzaak van de handicap is in 38% van de gevallen een ziekte, bij 11% een arbeidsongeval, bij 9% een aangeboren afwijking, en bij 6% een beroepsziekte. (cfr. Gezondheid, 2) De ‘Service Bruxellois Francophone des Personnes Handicapées’28 heeft een informatiebrochure uitgegeven voor gehandicapte personen. Ze bevat adressen van doorverwijscentra, begeleidingsdiensten, vormingscentra, aangepaste bedrijven, diensten voor pedagogische begeleiding, dag- of verblijfcentra en heel wat informatie over sociale en professionele integratie. Aan Nederlandstalige kant coördineert het ‘Brussels
25
LEMAL, I., ‘L'école ôte le voile’ in Swardado, 13 septembre 2005. UCL, ‘Le mariage : un choix pour la vie ? Une enquête sur les aspirations et attentes des jeunes envers le mariage’ 15 juni 2004. 27 Impulsfonds voor het Migrantenbeleid, Informatie- en begeleidingsbrochure bestemd voor projectpromotoren, Brussel : Centrum voor Gelijkheid van Kansen, 2005, p. 4. 28 Site : http://www.bruxelles.irisnet.be/fr/citoyens/home/sante/handicape_et_invalidite.shtml . 26
1
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ Aanmeldingspunt voor Personen met een Handicap’ deze acties en houdt het een gecentraliseerde wachtlijst bij29. In de eerste plaats zijn het uiteraard vrouwen met een handicap zelf die geconfronteerd worden met hun handicap, maar deze thematiek raakt ook de moeders van kinderen met een handicap. Zij zijn vaak diegenen die hun professionele leven afremmen of stopzetten om zich bezig te houden met hun kind. De organisaties op het terrein benadrukken dat er in Brussel onvoldoende opvangplaatsen zijn voor personen met een handicap (vooral voor volwassenen). Rusthuizen kunnen een aantal personen met een bepaalde handicap opvangen, maar in de praktijk stellen zij hun infrastructuren niet vaak open voor deze mensen. Het Gewest kampt ook met een tekort aan aangepaste huisvesting voor personen met beperkte mobiliteit en voor personen met mentale aandoeningen. 3.4. Holebi’s De situatie van lesbische vrouwen in Brussel is gedeeltelijk bestudeerd in het kader van een onderzoek aan de ULB rond de notie “stedelijk territorium”30. Het cijfer holebi’s in grote Europese steden extrapoleren naar Brussel, levert een cijfer op van 40 000 à 100 000 holebi’s in Brussel. Er zijn in Brussel al enige genderverschillen opgemerkt: lesbiennes zijn vaker Belg dan homo’s (1 lesbienne op de 8 is geboren buiten België, tegen 1 homo op 4). Er zijn duidelijk zichtbare homoplaatsen in het stadscentrum, maar plaatsen die zich uitsluitend tot vrouwen richten, bevinden zich aan de rand van het centrum en zijn discreter. Er is ook een verschil in het aangaan van huwelijken: in 2003 en 2004 waren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 117 huwelijken tussen vrouwen en 319 tussen mannen. Bij die laatste was er een kleine meerheid waarvan de referentiepersoon van buitenlandse origine was.31
29
Brussels Welzijns- en Gezondheidsraad, Brussels Zakboekje 2005, Brussel, 2005, p. 169-193. Chloé Deligne, site : http://www.gdac.org/gdacgueul.php3?mlng=fr&gueul=579 . 31 FOD Economie, kmo, middenstand en Energie, Algemene directie statistiek,Huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht, 2003 en 2004, http://www.statbel.fgov.be. 30
1
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
B. Onderwijs en vorming 1. Context Onderwijs en beroepsopleiding zijn communautaire bevoegdheden. Het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GewOP) besteedt aandacht aan onderwijs en opleiding voor jongeren en volwassenen. ‘Prioriteit 7’ van het GewOP bevat voorstellen om de onderwijs- en opleidingssystemen te verbeteren: technisch en beroepsonderwijs, deeltijds onderwijs, beroepsbekwaamheid van werkzoekenden, voortgezette opleiding en onderwijs voor sociale promotie. 2. Onderwijs Het Gewestelijk Ontwikkelingsplan vermeldt dat ‘De school één van de voornaamste stuwende krachten is in de strijd tegen de sociale uitsluiting en waarborgt alle kinderen, ongeacht hun sociale afkomst, een collectieve emancipatie. De toekomst van de stad berust op de uitwerking van een kwalitatief opvoedingsproject dat de slaagkansen van alle kinderen op school veilig stelt’32. 2.1. Schoolbevolking In België geldt de leerplicht tot 18 jaar, ongeacht het geslacht van het kind. De cijfers van de schoolbevolking in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn opgesplitst naar geslacht. Tabel 4: Schoolbevolking in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Niveau: Aantal % Franstalig Nederlanstalig vrouwen vrouwen Belgen NietBelgen NietBelgen Belgen Kleuter 21 884 48,3 12 682 4 237 4 377 588 Lager 39 445 50 25 468 7 687 5221 1069 Secundair 42 160 50 27 968 8 000 5656 536 Hoger (niet 22 138 55,4 12 526 3 550 5 785 277 universitair)* Universitair* 18 886 51,2 13 431 5 455 Bron: IRISTAT *studenten ingeschreven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Deze cijfers tonen een relatief gelijkheid tussen vrouwen en mannen in het onderwijs, behalve de sterkere aanwezigheid van vrouwen in het hoger niet-universitair en universitair onderwijs. Dit is echter minder in het deeltijds onderwijs. Dit is waarschijnlijk te wijten aan de opleidingsvormen die in het deeltijds onderwijs worden aangeboden dat in het verleden werd gecreëerd om het schoolverzuim van jongens tegen te gaan. De andere onderwijscijfers zijn dan wel volledig opgesplitst naar geslacht volgens onderwijsniveau, maar ze zijn dit niet voor wat betreft de verschillende studierichtingen. 2.2. Onderwijsbevolking In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werken 31 213 vrouwen in het onderwijs (openbare sector) tegenover 19 194 mannen33, wat een gemiddelde is van 62% vrouwen. 32 33
Gewop – Prioriteit 11 - 2.2. De strijd tegen het schoolverzuim: www.gewop.irisnet.be Statistische Indicatoren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Tabel II.9, Brussel : Iristat, 2004, p. 77
1
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
Tabel 5: Percentage vrouwelijke leerkrachten en docenten in het Nederlandstalig onderwijs (2001-2002)en Franstalig (2002-2003) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.34 Nederlandstalig onderwijs Franstalig onderwijs Kleuteronderwijs 98,2% 84% Basisonderwijs 78,1% 84% Secundair onderwijs 58,9% 60% Buitengewoon / 64% Hoger onderwijs 31,1% 58% (niet-universitair)
3. De alfabetisering Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft in 2002 een Ontwikkelingsplan voor de alfabetisering opgestart dat begin 2006 zal worden voltooid. In 1999-2000 werd een kwantitatief onderzoek uitgevoerd door ‘Lire-et-Ecrire Bruxelles’, dat de Franstalige Brusselse instellingen, werkzaam op dit domein, coördineert. In het onderzoek wordt vastgesteld dat 3242 personen een opleiding gevolgd hebben in de 44 centra die de vragenlijst hebben beantwoord. 69% van deze cursisten waren vrouwen35. Een meer recente studie (2002-2003) in Brussel en in Wallonië toont aan dat op 14 214 cursisten die aan een opleiding hebben deelgenomen, 6 661 in Brussel ingeschreven waren, en dat 63% een vrouw was. De oververtegenwoordiging van vrouwen hangt samen met het feit dat talrijke instellingen zich uitsluitend tot vrouwen richten36. De Franstalige Minister bevoegd voor de Beroepsopleiding en het Onderwijs, merkte op in een persbericht van 8 september 2005 dat sociaal kwetsbare personen een ‘alfabetiseringstraject’, gericht op hun arbeidsintegratie, aangeboden moeten krijgen: '(...)het komt er dus op aan om het volgende daadwerkelijk te ontwikkelen: - het opleidingsaanbod voor de eigenlijke alfabetisering die zogenaamd bestemd is voor de werkzoekenden die kunnen lezen noch schrijven - het basisopleidingsaanbod opdat zij, eens ze de beginselen van het lezen en het schrijven onder de knie hebben, de kennis kunnen verwerven die onmisbaar is voor de voortzetting van een geschikte beroepsopleiding - het opleidingsaanbod voor Frans vreemde taal.’ 4. Beroepsopleiding De beroepsopleiding werd geanalyseerd vanuit een genderperspectief door het Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties37. Het verschil tussen vrouwen en mannen situaeert zich eerder op het niveau van toegang tot opleiding dan op niveau van aantal opgeleide personen: ● type opleiding: meer vrouwen in sociale promotie, opleidingen en instellingen voor socio-professionele inschakeling, maar minder vrouwen in vormingen georganiseerd door openbare diensten (VDAB, Bruxelles Formation), via middenstandsopleidingen en stages in bedrijven; ● de duur van de opleiding is minder lang ● vrouwen kiezen voor opleidingen naar “typisch vrouwelijke” sectoren toe.
34
Idem. Lire-et-écrire Bruxelles, Enquête quantitative 99-00, Brussel : Lire-et-écrire, 2000, 32 p. 36 BASTYNS, C., ‘Les chiffres de l’alpha’ in Lettre d’information du TEF - travail, emploi, formation, n°23/2004, Bruxelles, TEF, 2004. 37 Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties, Beleid inzake tewerkstelling en beroepsopleiding in het Brussels Gewest vanuit een genderperspectief, Brussel: BGDA, 2005. 35
1
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ ‘Bruxelles Formation’ is de Franstalige openbare instelling bevoegd voor opleiding in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bovenop de eigen site nam ‘Bruxelles Formation’ deel aan de ontwikkeling van ‘DoRIFor’ (Données Régionales d’Information sur la FORmation). DoRIFor biedt exhaustieve en geactualiseerde informatie over het Franstalige opleidingsaanbod van Bruxelles Formation, inschakelingsbedrijven, onderwijs voor sociale promotie en opleidingen georganiseerd voor kleine en middelgrote ondernemingen. Meer dan 3000 fiches, aangeboden door meer dan 800 inrichtingen, kunnen inmiddels online worden geraadpleegd, onder andere op plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek (Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, de Plaatselijke Opdrachten voor Tewerkstelling en Opleiding, de OCMW’s, gemeentelijke diensten voor werkgelegenheid). Deze databank bevat opleidingen aangeboden door organisaties voor professionele inschakeling die zich richten op vrouwen zoals Interface 3, La voix des Femmes, Les Femmes Prévoyantes Socialistes du Brabant, Espace Femmes Jette, enz. De VDAB van zijn kant heeft in 2003 41% vrouwen opgeleid op 1257 Brusselse werkzoekenden. Het OOTB38 is het overleg-coördinatieplatform van de Brusselse Nederlandstalige opleidings-en tewerkstellingsprojecten voor doelgroepen die moeilijk inschakelbaar zijn op de arbeidsmarkt. De partners van het OOTB zijn de Nederlandstalige Brusselse organisaties die opleidings-, werkervarings- en/of tewerkstellingsprojecten opzetten voor werkzoekenden. Ook de acties van de organisaties met een specifieke vrouwenwerking zoals EVA, Foyer, De Vaartkapoen en Nivo-Brussel Vrouwenwerking worden door het OOTB opgenomen.
38
www.ootb.be.
1
C. Gezondheid 1. Vrouwen en hun gezondheidstoestand De laatste federale gezondheidsenquête39 (2001), alhoewel bekritiseerd op bepaalde aspecten van de methodologie40, verzamelde een groot aantal cijfers, opgesplitst naar geslacht en naar gewest. Het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van zijn kant, een instelling verbonden aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, bracht in 2004 Gezondheidsindicatoren uit. Deze indicatoren omvatten een groot aantal cijfergegevens over doodsoorzaken, chronische ziekten, infecties, verslavingen, enz. en worden opgesplitst naar geslacht. De publicatie besteedt ook aandacht aan het ‘multiculturele’ element en bevat bijgevolg bepaalde cijfers over de gezondheid van allochtone vrouwen. Een deel van de gegevens betreft de waargenomen gezondheid of de subjectieve gezondheid41: het percentage personen in Brussel dat niet tevreden is over de eigen gezondheidstoestand bedraagt 26%, maar stijgt naar 31% bij vrouwen. De verdeling van de gestandaardiseerde index voor de subjectieve gezondheid vertoont bijna hetzelfde patroon dan deze van achtergestelde buurten42. Deze vaststelling bevestigt het feit dat sociale ongelijkheden de ongelijkheden op het gebied van lichamelijke en geestelijke gezondheid versterken. 1.1. Lichamelijke gezondheid De levensverwachting van de Brusselse vrouwen vertoont een dalende tendens . Zij verloren 139 dagen tussen 2002 en 2003 terwijl de mannen er 161 dagen wonnen. Ook de Waalse vrouwen wonnen 161 dagen, de Vlaamse 22 dagen.43 Bepaalde ziekten treffen in grotere mate vrouwen dan mannen: dit is het geval met artrose, reuma en osteoporose maar eveneens met migraine (frequenter dan in de andere twee gewesten van het land), en met thyroïdale aandoeningen. Andere ziekten treffen de Brusselse vrouwen sterker dan de vrouwen in de andere EU-landen, zoals harten vaatziekten (122/100 000 in Brussel tegenover bijvoorbeeld 32/100 000 in Frankrijk). Tabel 5: Doodsoorzaken volgens geslacht. Hart- en vaatziekten Nieuwvormingen Ademhaling Spijsvertering Uitwendige doodsoorzaken (ongevallen, zelfmoord en moord) Andere (zenuwstelsel, zwangerschap, ziekten van spieren, beenderen, bindweefsel, etc.)
Vrouwen 39 % 22 % 11 % 5%
Mannen 33 % 29 % 13 % 5%
5%
7%
18 %
13 %
Bron: Observatorium voor Gezondheid en Welzijn
39
GISLE L. [et al.], Gezondheidsenquête door middel van Interview, België, 2001, Brussel : Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (IPH/EPI REPORTS N° 2002 – 22), 2002, 2480 p. 40 Advies nr. 51 van het Bureau van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen van 15 maart 2002 over de Gezondheidsenquête, België 2001(bekrachtigd door de Raad op 13 september 2002) Brussel, 2002, 18 p. 41 Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, Gezondheidsindicatoren Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2004 , Brussel: Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, 2004, p.33. 42 Ibid, p. 35. 43 ‘Les Bruxelloises vivent de moins en moins vieilles’ in La Libre Belgique, 269/07/2005, p. 6.
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ Kanker is de eerste vroegtijdige doodsoorzaak bij vrouwen en nog meer bij mannen (1,8 maal meer). De kanker met de hoogste sterftegraad voor vrouwen blijft uiteraard borstkanker, met een gemiddelde van 237 sterfgevallen per jaar in Brussel. Het sterftecijfer voor dit soort kanker is licht gedaald gedurende de afgelopen 10 jaar (55/100 000 in 1992 tegenover 49/100 000 in 2002). Dit cijfer vertegenwoordigt echter slechts 18,7% van de door kanker veroorzaakte vrouwelijke sterfgevallen. Er bestaat op dit ogenblik helaas geen werkbaar kankerregister in België, dat de gegevens voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest opneemt.44 Brusselse tienermeisjes worden op een duidelijk verschillende manier door zwaarlijvigheid getroffen dan jongens: zij lijden meer aan zwaarlijvigheid vanaf de leeftijd van 13 jaar en tot 18 jaar blijft dit onveranderlijk, terwijl ook bij jongens een stijging van de zwaarlijvigheid wordt waargenomen. Daarenboven worden meisjes meer getroffen door overgewicht: 21,9% tegenover 17,8% bij jongens, bij de 17 tot 18jarigen. Er worden in Brussel elk jaar tussen 158 en 199 gevallen van seroposiviteit vastgesteld (3646 personen sinds het begin van de epidemie), of 38% van de besmette personen in België. AIDS treft altijd meer mannen dan vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wanneer het om Belgen gaat. Bij de niet-Belgen daarentegen (66% van de zieken!) evenaart het aantal vrouwen het aantal mannen, komt de heteroseksuele besmetting het meeste voor, en komt het grootste aantal besmette personen uit Afrika. Lichaamsbeweging speelt een belangrijke rol voor de gezondheid. Slechts 33 tot 40% van de vrouwen doet regelmatig aan sport (tegenover meer dan de helft van de mannen). De tienermeisjes stoppen dikwijls vóór hun 18 jaar met sport (2/3 onder hen). Daarenboven verklaart 29% van de vrouwen nooit aan sport te hebben gedaan. In werkelijkheid ontmoeten vrouwen bij het beoefenen van sport dikwijls dezelfde hindernisen en discriminaties als op de arbeidsmarkt: het ontoegankelijk zijn voor vrouwen van bepaalde sporttakken, financiële barrières, psychologische weerstand, segregatie, soms geweld, enz.45 In Brussel wordt 41,2% van de vrouwen door een gebrek aan lichaamsbeweging als een risicogroep beschouwd (tegenover 33,5% van de Brusselse mannen). Deze verhouding bedraagt 35% in Wallonië en 29% in Vlaanderen. 1.2. Geestelijke gezondheid De Brusselse vrouwen, en dit is eveneens zo in de twee andere gewesten van het land, voelen zich kwetsbaarder dan de mannen op het gebied van de geestelijke gezondheid. Zij verklaren vaker (34% van de vrouwen tegenover 24% van de mannen) te lijden aan depressies, slaapstoornissen, angststoornissen, somatische en psychologische stoornissen. De tienermeisjes ontsnappen niet aan deze regel: 64 tot 67% van de meisjes die technisch of beroepsonderwijs volgen verklaren aan psychologische stoornissen te hebben geleden. De GADIS II studie (Anxiety Disorder and Depression Impact Survey)46 heeft aangetoond dat in Brussel 24,2% van de patiënten die hun huisarts raadplegen depressie of angst vertoont, tegenover 12,9% in Vlaanderen en 22,7% in Wallonië. De studie heeft zich gebogen over de oorzaken van deze gewestelijke verschillen en heeft het belang van socio-economische factoren waargenomen. Alleenstaanden (22%), laaggeschoolden (22,1%) of werklozen (27,7%) lopen meer risico om aan depressie te lijden. Indien men 44
Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, Gezondheidsindicatoren Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2004 , Brussel: Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, 2004, p. 43 . 45 DE WAELE Jean-Michel (dir.), Femmes et sport en Communauté Française, Brussel : ULB (beschikbaar op http://www. http://www.femmesetsport.cybernet.be/). 46 Prof. FISCHLER, Prof. ANSSEAU, Dr DIERICK, Etude GADIS II (Wyeth Belgium) goedgekeurd door het Ethisch Comité van de Universiteit van Luik, studie vermeld in een persbericht van Wyeth (http://www.wyeth.be).
20
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ al deze risicofactoren verenigt zijn het de alleenstaande, werkloze en in Brussel wonende vrouwen die het meest aan depressie of aan angst lijden (44,5%).47 Daarentegen is het aantal zelfmoorden bij de vrouwen steeds lager dan bij de mannen : 10,4/100000 tegenover 23,5 /100000, ongeacht de leeftijd en het gewest (alhoewel het aantal zelfmoorden lager is in Vlaanderen). 1.3. Reproductieve en seksuele gezondheid 1.3.1. Geboorten In de ziekenhuizen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevallen niet enkel Brusselse moeders: slechts 73% betreft vrouwen die werkelijk in Brussel wonen. Het aantal tienermoeders (minder dan 20 jaar oud) bedraagt 3,3% van de geboorten in Brussel (Vlaanderen: 2,2 en Franse Gemeenschap: 4,1), wat redelijk laag is vergeleken met andere Europese landen. ‘In landen waar tienerzwangerschappen het minste voorkomen, zijn de beleidsmaatregelen niet gericht op het stigmatiseren van de tienerseksualiteit maar eerder op risicobeheersing. Deze aanpak bestaat ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met een groot aanbod aan ‘Centra voor gezinsplanning’ (Centra voor Levens- en Gezinsvragen en Centra Algemeen Welzijnswerk).’48 Het percentage geboorten bij moeders van 35 jaar en ouder is daarentegen sinds de jaren ’80 gestegen en is tegenwoordig zeer hoog in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 17,4% van de geboorten (tegenover 1,4% in Vlaanderen). De sociale status van deze moeders is eveneens zeer kenmerkend in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Minstens 25% van de geboorten heeft inderdaad plaats in gezinnen waar niemand werkt. 15,4% van de moeders is alleenstaand en meer dan de helft is ‘inactief’. Bijna één kind op tien in Brussel heeft een inactieve alleenstaande moeder en de helft van de geboorten in Brussel betreft moeders van buitenlandse nationaliteit. De perinatale en infantiele mortaliteit stijgt eveneens met de armoedetoestand van de moeders. ‘Bij baby’s van alleenstaande moeders zonder professionele activiteit constateren we een perinatale mortaliteit van 9,7‰, bij baby’s van alleenstaande moeders met een professionele activiteit een mortaliteit van 8,1‰ en bij baby’s van niet-alleenstaande moeders (met of zonder professionele activiteit) een mortaliteit van 6,4‰. […] In het Brussels Gewest hebben weinig diensten een specifieke aanpak ontwikkeld om de kwaliteit van de prenatale opvolging en de toegang tot verloskundige hulp voor sociaal kwetsbare vrouwen te verbeteren.’49 De maternale sterfte is op haar beurt één van de hoogste in Europa, volgens de huidige indicatoren: 9,7 per 100 000 levende geboorten. ‘De Vlaamse Gemeenschap voert elk jaar een koppeling van gegevens uit om de vrouwen te identificeren die zijn gestorven binnen de 365 dagen na hun bevalling’50. Een dergelijke maatregel kan ook in Brussel worden toegepast en de actuele cijfers wijzigen. Het geven van borstvoeding tenslotte is bijzonder frequent in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vergeleken met de andere twee gewesten: tussen 75,4 en 88% van de boorlingen kreeg uitsluitend borstvoeding bij het verlaten van de kraamkliniek. 47
Alleenstaande, 45-jarige, werkloze vrouw heeft hoogste kans op depressie of angst, persbericht beschikbaar op http://www.wyeth.be. 48 Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, Gezondheidsindicatoren Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2004 , Brussel: Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, 2004, p. 80 49 Ibid. p. 98 50 Ibid.p.104
21
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
1.3.2. Anticonceptie 74% van de vrouwen tussen 15 en 49 jaar in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gebruikt een voorbehoedsmiddel. 63% onder hen kiest voor de pil en 16% voor het spiraaltje. Maar de pil blijft het favoriete voorbehoedsmiddel van de 15 tot 24-jarigen (89%). Meisjes uit het technisch en beroepsonderwijs doen meer beroep op de pil dan meisjes uit het algemeen onderwijs, omdat zij vaker seksueel actief zijn. De Belgische vrouwen doen ook meer beroep op het spiraaltje en op sterilisatie dan de vrouwen van niet-Europese nationaliteit. Een onderzoek uitgevoerd door de ‘Fédération des centres de planning’ van de ‘Femmes Prévoyantes Socialistes’51 heeft aangetoond dat jongeren de voorbehoedsmiddelen redelijk goed kennen alsook de middelen om zich tegen seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) te beschermen. Meisjes, meer dan de jongens, beschouwen de anticonceptie als zeer belangrijk (M:73%, J: 59%) of als belangrijk (M: 23%, J: 37%). De hindernissen die vermeld worden om de pil te gebruiken zijn vooral de angst tegenover de ouders en de kostprijs; voor het condoom vooral het feit dat men er geen voorhanden heeft en het zich onbewust zijn van de risico’s. Van de ondervraagde populatie gebruikte slechts 13% van de jongeren de pil en het condoom, 36,4% enkel het condoom en 23,3% enkel de pil. 26,7% onder hen gebruikte geen voorbehoedsmiddel of gaf geen antwoord op de vraag. 1.3.3. Abortus52 23,28% van de abortussen wordt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitgevoerd, of 3628 interventies gedurende het jaar 2003 (tegenover 43,23% in Vlaanderen en 31,05% in Wallonië). 32,27% van de abortussen in Brussel gebeurt wegens een sociale noodsituatie, 22,38% wegens persoonlijke. De meerderheid van de vrouwen die beroep doen op een vrijwillige zwangerschapsafbreking gebruikte geen enkel voorbehoedsmiddel of gebruikte het condoom of de pil verkeerd. 81% van de abortussen in Brussel gebeuren in centra buiten een ziekenhuis. 1.3.4. Menopauze 24% van de vrouwen tussen 45 en 54 jaar in Brussel gebruikt vervangingshormonen tijdens de menopauze. Bij vrouwen tussen 55 en 64 jaar is dit 34%. 1.3.5. Gezondheid op het werk Elk jaar zijn er meer dan 20 000 personen betrokken bij een arbeidsongeval in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar deze cijfers zijn niet opgesplitst naar geslacht. Op federaal niveau publiceert het Fonds voor Arbeidsongevallen jaarlijks een algemeen verslag53 met gegevens over het geslacht van het slachtoffer. Over het algemeen treffen de arbeidsongevallen 20% van de vrouwen, maar deze verhouding gaat in stijgende lijn sinds 1996. Deze stijging is sterker dan de groei van de vrouwelijke werkgelegenheid, en in het bijzonder voor de arbeidsongevallen met blijvende ongeschiktheid en arbeidsongevallen met de dood als gevolg. Deze cijfers tonen eveneens vast dat een groter aantal gevallen zonder gevolg blijft wanneer het om vrouwen gaat. 51
HERBIGNIAUX F. en THAI J, Les méthodes contraceptives chez les jeunes. Enquête menée auprès des 13-21 ans, Brussel : Femmes Prévoyantes Socialistes, 2005, 39 p. 52 Verslag ten behoeve van het Parlement door de Nationale Commissie voor de evaluatie van de wet van 3 april 1990 betreffende de zwangerschapsafbreking (1 januari 2002 – 31 december 2003), Brussel: Kamer van volksvertegenwoordigers, 2004 (DOC 51-1324), 65 p. 53 Algemeen Verslag: dienstjaar 2003, Brussel : Fonds voor Arbeidsongevallen, 2003, p. 65-67.
22
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ De gezondheid van vrouwen op het werk overschrijdt het domein van de arbeidsongevallen op zich. Stress in verband met het werk bijvoorbeeld vertegenwoordigt in België meer dan 10% van het absenteïsme. Vrouwen lijden eveneens meer aan besmettelijke ziekten, aan stoornissen van de bovenste ledematen, aan huidziekten en ook aan astma en allergieën54. Wordt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meer of minder door deze verschijnselen getroffen? Voor wat betreft depressie is de situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest alleszins gekend (cfr. Gezondheid, 1.2). Franse Gemeenschapscommissie geeft regelmatig een brochure uit over de gezondheid op het werk55. Deze brochure vermeldt vooral de van kracht zijnde wetgevingen: de antipestwet, de bescherming van de zwangerschap, de arbeidsongeschiktheid, de stress op het werk, de maatregelen in geval van werkloosheid. Maar in deze brochure wordt nergens melding gemaakt van de vastgestelde verschillen tussen mannen en vrouwen op het gebied van de gezondheid op het werk. 2. Handicap, invaliditeit en beperkingen 5% van de Brusselse vrouwen heeft een invaliditeit of een officieel erkende handicap (6% van de mannen)56. De oorzaak van deze handicap is in 38% van de gevallen een ziekte, in 11% van de gevallen een arbeidsongeval, in 9% van de gevallen een aangeboren aandoening, en in 6% van de gevallen een beroepsziekte. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben vrouwen vaker een mobiliteitshandicap dan mannen: 9% gemiddeld. Vóór 50 jaar schommelt het percentage rond 4%, maar na 50 jaar stijgt het percentage om 32% te bereiken bij de meer dan 75-jarigen (14% bij de mannen). Vrouwen hebben eveneens een groter aantal gevallen van beperkingen dan de mannen (30% tegenover 20%). Deze beperkingen bestaan voor de vrouwen hoofdzakelijk uit mobiliteitsproblemen, gehoorproblemen en urineincontinentieproblemen. 3. De toegang tot de gezondheidszorg 3.1. Medische consumptie Vrouwen raadplegen een huisarts gemiddeld 5,8 maal per jaar (mannen 4,2 maal). Bij vrouwen ouder dan 74 jaar kan dit een jaarlijks gemiddelde van 11,8 bereiken. Huisbezoeken gebeuren ook iets vaker bij vrouwen dan bij mannen. De Brusselse vrouwen raadplegen ook vaker een alternatieve therapeut57, dikwijls een homeopaat of een osteopaat (V: 16%, M: 10%). Deze tendens wordt bevestigd in de leeftijdscategorie van 35 tot 54 jaar. Sinds 1977 wordt een stijging van het gebruik van alternatieve geneeswijzen vastgesteld. Deze stijging is in hoofdzaak toe te schrijven aan vrouwen. Er is ook een groot verschil in opleidingsniveau bij personen die deze alternatieve geneeswijzen gebruiken (2% van de personen ‘zonder diploma’ maar 20% van de personen met ‘hogere diploma’s’ ). Vrouwen gebruiken vaker een door de geneesheer voorgeschreven geneesmiddel (57% tegenover 40% van de mannen) : • bij de 15 tot 64-jarigen neemt 18% een voorbehoedsmiddel, 54
Website : http://www.prevent.be. Santé et travail. Promouvoir l’emploi, le bien-être, la sécurité du travailleur : une priorité dans le domaine de la santé de la Commission communautaire française, Brussel : COCOF, 2003, 132 p. 56 GISLE L. [et al.], Gezondheidsenquête door middel van Interview, België, 2001, Brussel : Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (IPH/EPI REPORTS N° 2002 – 22), 2002, p. 489. 57 GISLE L. [et al.], Gezondheidsenquête door middel van Interview, België, 2001, Brussel : Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (IPH/EPI REPORTS N° 2002 – 22), 2002 p. 2103. 55
23
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ • • • •
14% neemt een pijnstiller (M: 7%) 12% neemt een geneesmiddel voor een hart- en vaatziekte of voor een hoge bloeddruk (M: 8%) bij de 45 tot 54-jarigen neemt 24% vervangingshormonen tijdens de menopauze en dit stijgt tot 34% bij de 55 tot 64-jarigen. De vrouwen verbruiken tenslotte meer geneesmiddelen of zalf tegen reuma en tegen gewrichtspijnen (V: 24%, M: 19%) en slaapmiddelen (V: 28% en M: 17%).
Vrouwen verbruiken ook vaker een niet voorgeschreven geneesmiddel (V: 32%, M: 27%). Het zou eveneens interessant zijn om het verbruik aan geneesmiddelen op basis van planten, waarover de gezondheidsenquête geen informatie heeft, te kennen. Er wordt vaker een beroep gedaan op de spoedgevallendienst in Brussel voor een klacht of voor een ziekte (60% beide geslachten gemengd) terwijl in de twee andere gewesten mannen vaker de spoedgevallendienst bezoeken wegens een ongeval en de vrouwen wegens een klacht of een ziekte. Het percentage van de bezoeken aan de spoedgevallendienst dat toe te schrijven is aan personen die zelden of nooit een huisarts raadplegen, is veel hoger in Brussel dan in de andere gewesten van het land en dan in de andere grote steden.58 Bepaalde aangehaalde redenen om de spoedgevallendienst te bezoeken, eerder dan een geneesheer, zijn kenmerkend in Brussel: ‘Geen onmiddellijke raadplegingkosten’ (25%) en ‘Het ziekenhuis ligt in de buurt’ (8%).59 Hieruit kan opgemaakt worden dat er een probleem bestaat in verband met de toegang tot de gezondheidszorg, zij het in termen van financiële middelen of van mobiliteit. De verhouding dagopnames is eveneens veel hoger bij vrouwen (30% tegenover 15,8% bij mannen). 3.2. Kostprijs van de gezondheidszorg Het 9de armoederapport duidt aan dat de stijging van de kosten voor gezondheidszorg een destabiliseringselement betekent voor het gezinsbudget. ‘De laatste jaren stijgt het persoonlijke aandeel van de patiënt voortdurend en het RIZIV kort de lijst met terugbetaalde verstrekkingen en geneesmiddelen steeds meer in. Wanneer de sociale dekking ontbreekt, wordt het vaak moeilijk het persoonlijke aandeel van de medische kosten te betalen met een beperkte uitkering. Te vaak verwijzen de privé-ziekenhuizen patiënten die hun factuur niet kunnen betalen door naar de openbare ziekenhuizen waar zich een concentratie van minder bedeelde cliënten voordoet.’60 Indien bepaalde maatregelen zijn genomen zoals de maximumfactuur, de derde betaler, enz., zijn deze ‘gewoonlijk gebaseerd op het sociaal statuut van het verzekerd gezinshoofd (gepensioneerde, werkloze, leefloner, enz.) zodat een deeltijds werkend vrouwelijk gezinshoofd er bijna niet van geniet’61. 3.3. Gezondheidsdiensten Er blijkt geen verschil te zijn in Brussel tussen mannen en vrouwen voor wat betreft het bezoek aan een geneesheer binnen een groepspraktijk (M: 12%, V: 10,7%)62. De 25 door de Franse Gemeenschapscommissie erkende gezondheidshuizen of centra, zoals het Gezondheidshuis De Brug of Le Renfort (Médecine du Peuple), bieden een brede 58
Ibid. p. 1648. Ibid. p. 1649. 60 Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, 9de armoederapport Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel : Observatorium voor Gezondheid en Welzijn, 2004, p. 90. 61 ‘Le droit à la santé : quelle égalité entre hommes et femmes ?’ in Chronique féministe, 2002(80-82), p. 7-9. 62 GISLE L. [et al.], Gezondheidsenquête door middel van Interview, België, 2001, Brussel : Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (IPH/EPI REPORTS N° 2002 – 22), 2002 p. 1451. 59
24
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ waaier raadplegingen aan de Brusselse patiënten aan: 24u/24u beschikbaarheid, multidisciplinaire teams, huisbezoeken, enz. Zij bekleden niet alleen een belangrijke plaats in de basisgezondheidszorg, maar zij belasten zich dikwijls met patiënten die door andere gezondheidsdiensten in de steek gelaten zijn. In een studie van de federatie van Franstalige gezondheidshuizen werd ook een frequentere raadpleging van vrouwen waargenomen evenals een groter aantal vrouwelijke patiënten die de gezondheidshuizen bezoeken die bijvoorbeeld met forfaitaire tarieven werken63. Sommige groepen hebben misschien ook meer culturele moeilijkheden om beroep te doen op de gezondheidsdiensten. Het behoren tot de marge, tot een bepaalde gestigmatiseerde gemeenschap, tot een buurt met een grote sociale controle kan een hindernis vormen voor de nochtans nodige zorgen. 4. Gezondheidseducatie 4.1. Preventie Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest neemt deel aan het Gezonde stedennetwerk, gelanceerd door de Wereldgezondheidsorganisatie. ‘Brussel, Gezond Stadsgewest’ heeft de openbare ruimte als thema voor de uitwerking van pilootprojecten in het kader van het Gezonde stedennetwerk gekozen. De centrale doelstelling in de werking van “Brussel, Gezond Stadsgewest” is bij te dragen tot de verbetering van de gezondheid van de Brusselse bevolking door de participatie van al haar inwoners naar waarde te schatten en intersectorale samenwerking te stimuleren. 64. Tot nu toe besteedde dit project geen specifieke aandacht aan de genderdimensie. Een aantal vrouwenverenigingen in Brussel werkt met vrouwen aan voortgezette opleidingen en aan de bevordering van de gezondheid: VIVA-Socialistische Vrouwenvereniging, Vie Féminine, Kristelijke Arbeiders Vrouwenbeweging (KAV), Femmes Prévoyantes Socialiste, Groupe pour l’Abolition des Mutilations Sexuelles Féminines, Planète Rondinet, Femmes et santé, Europa Donna, enz. 4.2. Sensibiliserings- en opsporingscampagnes Er zijn de laatste jaren veel inspanningen geweest om de borstkankeropsporing te verbeteren. Een stelselmatig en kosteloos opsporingsprogramma, gecoördineerd door de vzw Brumammo, ging in juni 2002 van start. Het betreft om de twee jaar uitgevoerde mammografieën voor vrouwen van 50 tot 69 jaar. Omvangrijke resultaten zullen pas na tien jaar werking van het programma zichtbaar zijn en indien de dekkingsgraad de 70% overschreidt. De gezondheidsenquête en een verslag van het intermutualistisch agentschap65 bevestigen beide dat de dekkingsgraad in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die van de andere gewesten overtreft. Er wordt desondanks ook vastgesteld dat voornamelijk vrouwen met een hoge opleidingsgraad deelnemen aan deze programma’s (86% van de 50 tot 69-jarigen met een hogere opleiding tegenover 59% met slechts een basisschoolopleiding). De inzet blijkt dan ook om een sociaal kwetsbaar publiek te overtuigen er eveneens aan deel te nemen. Daarenboven mogen de opsporing en de preventie van andere kankers niet vergeten worden aangezien zij meer dan 80% van de kankersterftes vertegenwoordigen.
63
BAUDOIN Denis [et al.], Quelles populations suivons-nous dans les maisons médicales ? Quelle est sa consommation de soins médicaux ?, Brussel : Fédération des maisons médicales et des collectifs de santé francophones, 2005, 70 p. 64 Website : http://www.observatbru.be/nl/Projets/projets.asp. 65 Borstkankerscreening. Periode 2000-2001 en 2002-2003, Brussel: Intermutualistisch Agentschap , 2005, 101 p.
25
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ Er bestaan weinig sensibiliseringscampagnes die nadrukkelijk op vrouwen gericht zijn en die andere pathologieën dan die inzake reproductieve gezondheid aangaan (seksuele gezondheid, borstkanker, menopauze).
26
D. Geweld 1. Context 1.1. De Nationale Actieplannen De problematiek van het geweld tegen vrouwen werd in 2001 op federaal niveau gecoördineerd en in overleg tussen de federale overheid en de gemeenschappen en de gewesten vastgelegd in het Nationaal Actieplan inzake de strijd tegen het geweld op vrouwen66. Doel van dit plan was het verbeteren van de samenwerking tussen de verschillende bevoegde overheden. Op basis van een evaluatie van dit plan werd een nieuw Nationaal Actieplan uitgewerkt voor 2004-2007 rond één domein, het partnergeweld. Dit Nationaal Actieplan Partnergeweld67 kent zes strategische krachtlijnen: sensibilisering, opvoeding en opleiding, preventie, opvang en de bescherming van de slachtoffers, bestraffing en evaluatie van de acties. In het kader van dit Nationaal Actieplan Partnergeweld is sinds augustus 2005 een regionale coördinatrice ‘partnergeweld’ werkzaam op het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest68. Deze coördinatrice werd aangesteld in gemeenschappelijk overleg tussen de Staatssecretaris voor Gelijke Kansenbeleid en de Minister-President. De taak van de coördinatrice bestaat erin om enerzijds gegevens over partnergeweld te verzamelen, te analyseren en in rapporten te gieten en anderzijds een overlegplatform tot stand te brengen. 1.2. De veiligheids- en preventiecontracten Sinds 1992 worden tussen de Staat en bepaalde steden en gemeenten veiligheids- en preventiecontracten afgesloten (voordien preventiecontracten en veiligheids- en samenlevingscontracten). Hierin worden lokale criminaliteitspreventieprojecten ondersteund. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben de stad Brussel en twaalf gemeenten69 van het grondgebied een veiligheids- en preventiecontract. Recent werd ‘geweld tegen vrouwen en intrafamiliaal geweld’ als een bijzonder aandachtspunt gelanceerd door de Cel Geweld van het Vast Secretariaat voor Preventiebeleid (dit secretariaat van het ministerie van Binnenlandse Zaken staat in voor het begeleiden van de gemeentelijke preventieprojecten in het kader van de veiligheids- en preventiecontracten)70. Er werd voorzien in een specifieke steun aan de steden en gemeenten die, in het kader van de veiligheids- en preventiecontracten, concrete en vernieuwende projecten uitwerkten ter bevordering van de gelijke kansen tussen mannen en vrouwen. Uiteindelijk werden drie projecten weerhouden. Eén van deze drie pilootprojecten inzake intrafamiliaal geweld werd opgezet in de gemeente Sint-Jans-Molenbeek voor het jaar 2002-2003. 'De preventie bestond uit het organiseren van informatieve werkgroepen, het houden van groepssessies,het organiseren van individuele opvang en gezinsondersteuning, de organisatie van werkvergaderingen met plaatselijk betrokken partijen en de versterking van het 66
Nationaal Actieplan tegen het Geweld op Vrouwen, Nota van de Federale staat, Brussel, 2001, 31 p. Nationaal Actieplan Partnergeweld 2004-2007, Federale Regering, Brussel, 2004. 68 Brussels Hoofdstedelijk Parlement, Bulletin van de Interpelaties en mondelinge vragen, (2004-2005) Nr 79. 69 Anderlecht, Elsene, Etterbeek, Evere, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Node, Ukkel en Vorst. Zie BS, Ministrieel besluit tot toekenning van financiële hulp voor de verwezenlijking van de veiligheids- en preventiecontracten die gesloten worden tussen de Staat en bepaalde steden en gemeenten, 7 februari 2005. 70 Advies nr. 75 van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en vrouwen van 17 oktober 2003 betreffende de veiligheids- en preventiecontracten, p.4. 67
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ geleverde werk van de gespecialiseerde netwerken. Het project werd na een jaar geëvalueerd. De kracht van het project was het samenbrengen van vrouwen en hun kinderen in gespreksgroepen en evenementen. Via deze weg konden bepaalde items zoals emancipatie van de vrouw, geweldloze opvoeding van kinderen, verstoting, uithuwelijking, mindervaliden, geweld en seksuele rechten worden aangekaart71'. In de stad Brussel en ook in andere gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden in het kader van de veiligheids- en preventiecontracten diensten voor lokale en sociale bemiddeling opgericht. Deze trachten vanuit de optiek van een nietstrafrechtelijke aanpak geweldsituaties op te lossen en te voorkomen. Geweld op vrouwen, en meer bepaald partnergeweld, is hierbij een thematiek die voorwerp kan uitmaken van een bemiddeling. 1.3. Het Regeerakkoord van 2004 In haar beleidsverklaring72 maakte de Brusselse Hoofdstedelijke Gewestregering het recht op veiligheid van personen en goederen tot een prioriteit. Hoewel het Gewest over weinig formele bevoegdheden beschikt om op te treden in deze problematiek, verbindt de Regering zich ertoe om ondermeer: - de gewestelijke financiering van de veiligheids- en preventiecontracten te versterken voor de aanwerving van zogenaamd ‘preventief’ personeel (van het type ‘Wachters van openbare ruimten’) - toe te zien op de logistieke en financiële steun in verband met de installatie van bewakingscamera’s onder het uitsluitend toezicht van de politie en op de meest risicovolle plaatsen - er bij de MIVB op aan te dringen opdat zij de aanwezigheid van haar personeel in al de metrostations in stand houdt en opvoert. In deze verklaring wordt geen gewag gemaakt van geweld op vrouwen. Wel bestaat de intentie om gelijke kansen via gendermainstreaming te integreren doorheen het volledige (veiligheids)beleid. 1.4. Conventie geweld In 2003 werd een conventie aangaande de strijd tegen partnergeweld in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement ondertekend tussen de federale overheid en de Brusselse ministers voor Plaatselijke Besturen en Gelijke Kansenbeleid onder de vorige legislatuur. Het doel van deze conventie is om het beleid inzake de strijd tegen het geweld in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te coördineren door de bevoegde actoren te sensibiliseren, het realiseren van een repertorium van deze actoren en het op punt stellen van een werkplan. Een gedeelte van deze acties loopt nog en zal opgenomen worden door de nieuwe regionale coördinatrice partnergeweld (cfr. Geweld 1.1). Eén van de initiatieven die in dit kader door de Cel Gelijke Kansen van het Bestuur Plaatselijk Besturen werd genomen was een samenwerking aan de Veertiendaagse sensibiliseringscampagne tegen het geweld van de Stad Brussel. 2. Preventie van geweld Een voorname stap in de strijd tegen het geweld op vrouwen betreft de preventie van dit geweld. Deze preventie kan meerdere vormen aannemen: van structurele en sociale preventie initiatieven tot technopreventieve maatregelen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden meerdere initiatieven ontwikkeld, zowel door het Gewest als door verenigingen. Deze initiatieven worden niet in onderlinge samenwerking opgezet en zijn eerder punctueel. 71
Ibid. p. 5. Het Regeringsakkoord van 2004 tot vaststelling van de prioriteiten van de Regering (http://www.bruxelles.irisnet.be/cmsmedia/nl/regeerakkoord.pdf?uri=43742a96fe2a521c00fe4e44dce101d4). 72
28
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
In het kader van haar gelijkekansenbeleid organiseert de stad Brussel sinds een tweetal jaar een Veertiendaagse sensibiliseringscampagne tegen alle vormen van geweld tegen vrouwen. Het Bestuur Plaatselijke Besturen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest organiseerde, naar aanleiding van deze vijftiendaagse van de strijd tegen geweld, twee opleidingsdagen over de wet betreffende het geweld op het werk en een informatie- en uitwisselingssessie tussen de afgevaardigden van de juridische, sociale en gerechtelijke sector en de bevolking over de procedures die moeten worden gevolgd in geval van geweld. In januari 2005 werd in Brussel een affichecampagne tegen familiaal geweld gelanceerd73. Zo’n 6.000 affiches werden verspreid in sociale centra, bij dokters en apothekers en dit om daders aan te sporen hulp te zoeken. In de hoofdstad kunnen daders van echtelijk of familiaal geweld onder andere terecht bij de groepsbegeleiding van vzw Praxis. Met de affichecampagne wilden Praxis en de stad Brussel het grote publiek over de problematiek en mogelijke oplossingen informeren. De Federale Overheidsdienst Binnenlandse zaken organiseerde in samenwerking met enkele externe partners een sensibilisatiedag inzake preventie van intrafamiliaal geweld, meer bepaald geweld tegen vrouwen, in het Administratief Arrondissement BrusselHoofdstad74. Bedoeling is om alle personen die bij de uitoefening van hun baan in aanraking komen met slachtoffers van partnergeweld, zoals hulpverleners, politieagenten, parketmagistraten en personen uit de parajustiële en medische sector vertrouwd te maken met de problematiek. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn ook meerdere (vrouwen)verenigingen werkzaam op het terrein van de preventie van geweld. In het kader van het Europese DAPHNE programma, dat in 1997 van start ging, werden een reeks goede praktijken uit Europa inzake de strijd tegen het geweld op vrouwen en kinderen verzameld in de Daphne-Toolkit75. Deze goede praktijken kunnen dienst doen als inspiratie voor het nemen van nieuwe preventie initiatieven. 3. Geweld in cijfers 3.1. Politie De gepubliceerde politiële criminaliteitsstatistieken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevatten geen systematische, naar geslacht opgesplitste, gegevens waardoor het niet mogelijk wordt om een beeld te krijgen van het aantal en het profiel van de vrouwen als dader/slachtoffer van geweld bij de politie gekend76. 3.2. Parket Het parket van Brussel houdt in haar cijfermateriaal onvoldoende rekening met de genderdimensie77. Momenteel wordt een omzendbrief voorbereid door het college van procureurs-generaal, in samenspraak met de Minister van Justitie, inzake het beleid omtrent intrafamiliaal 73
‘Brussel voert affichecampagne tegen familiaal geweld’ in De Standaard, 26 januari 2005. Handelingen Senaat, Donderdag 7 juli 2005, p. 3-123. 75 Site : http://www.daphne-toolkit.org. 76 FPF/DGS/DSB/B Politiële Criminaliteitsstatistieken, Overzicht van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Januari tot Juni 2004, Eerste Semester. 77 Nederlandstalige Vrouwenraad, Memorandum Brusselse Gewestverkiezingen, 2004. 74
29
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ geweld/partnergeweld. Deze omzendbrief zal een definitie van intrafamiliaal geweld bevatten en instructies voor het opsporen én registreren van deze feiten door de verschillende politie- en parketdiensten78. Deze richtlijn heeft gevolgen zowel voor de werking van parket als voor de politie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 3.3. Onderzoek en rapporten In het kader van de evaluatie van de wet van 11 juni 2002 betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk79 werd er een kwantitatieve analyse gemaakt van de klachten aanhangig gemaakt bij de vroegere medische inspectiediensten. Geografisch gezien kreeg de directie voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het op één na hoogste aantal klachten binnen voor de periode van juni 2002 tot november 2003 (380 op een totaal van 1157). Dezelfde analyse werd uitgevoerd bij de klachten van de Externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. Er werden geen naar geslacht opgesplitste cijfers weergegeven. Het Centrum voor de Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding maakte in 1999 een verslag op omtrent de situatie van de mensenhandel/prostitutie op het terrein in Brussel en formuleerde volgende bevindingen80: • De prostitutie wordt aangetroffen in de volgende gemeenten: Brussel, Elsene, Schaarbeek, Sint-Gillis en Sint-Joost-Ten-Node. • Op het grondgebied van Brussel komen vier soorten prostitutie voor: straatprostitutie, barprostitutie, carré-prostitutie (raamprostitutie) en privéprostitutie (het gevaar van deze prostitutievorm is het verdoken karakter ervan). In andere steden blijft het aantal prostitutievormen beperkt tot twee of drie. • De nationaliteiten en verblijfsdocumenten van eventuele slachtoffers zijn divers. De risicogroepen bestaan vooral uit meisjes van Oost-Europese en (West)Afrikaanse afkomst die zich meestal identificeren aan de hand van een bijlage 2681 of een identiteitskaart voor vreemdelingen. • Er zijn verschillende netwerken werkzaam in Brussel die zich inlaten met prostitutie: Albanese netwerken worden getypeerd door het geweld door daders gebruikt om de slachtoffers naar hun hand te zetten. Albanese/Kosovaarse meisjes, al dan niet meerderjarig worden uit hun thuisland weggehaald door een list, bedreiging of met geweld. Westafrikaanse netwerken brengen vooral Nigeriaanse vrouwen per vliegtuig naar een Europees land (België, Italië, Duitsland,...) alwaar zij al dan niet het statuut van ‘politiek vluchteling’ aanvragen. Vervolgens worden zij door de organisatie naar een ander Europees land overgebracht. In hun nieuw land van bestemming worden de vrouwen doorverkocht aan de ‘madammen’, die hen vervolgens in de verplichte prostitutie plaatsen. 3.4. Mogelijke cijferbronnen Een federale wet voor welzijn op het werk legt aan de werkgevers de oprichting van een interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk op. Deze diensten houden cijfers bij inzake de aard en omvang van de klachten waarmee zij geconfronteerd worden. 78
Handelingen Senaat, Donderdag 7 juli 2005, 3-129. Algemene Directie Humanisering van de Arbeid, Evaluatieverslag Wet van 11 juni 2002 betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, 2004, 66 p. 80 Centrum voor de Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, Jaarverslag 1999: Strijd tegen de mensenhandel: Tussen beleid en middelen: De diepe kloof, 2000. 81 Document waarbij de aanvraag ontvankelijk is verklaard en een tijdelijk verblijf in België wordt voorzien tijdens de duur van het verdere onderzoek. 79
30
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ De vlucht- en onthaalhuizen die bijstand en eventueel onderdak verschaffen aan vrouwen in nood, waarvan velen zich in geweldsituaties bevinden, beschikken over eigen jaarverslagen en rapporten. Enerzijds bestaan er huizen enkel voor vrouwen, waarbij cijfermatig de aard van de hulpvraag kan worden nagegaan. Anderzijds bestaan er huizen voor vrouwen en mannen, hiervoor kan dan gekeken worden naar de aard van de hulpvraag en het geslacht om een cijfermatig inzicht te verkrijgen. Deze verschillende jaarverslagen en rapporten kennen evenwel geen uniforme wijze van registreren. De Centra voor Algemeen Welzijnswerk, Centra voor Integrale gezinshulp en Justitiehuizen werken eveneens met een registratie van hun gebruikers voor hun jaarrapporten en verslagen. Deze diensten zijn niet uitsluitend gericht op vrouwen en/of geweld, maar krijgen er wel mee te maken. Ook daderbegeleiding vindt hier plaats. Tenslotte houden ook de tele-onthaaldiensten cijfermateriaal bij van hun gebruik(st)ers.
31
F. Werkgelegenheid De ongelijke behandeling van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd en wordt onderzocht door het Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en kwalificaties. Zo werd een omvangrijke schets van de ‘Situatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’82 reeds in maart 2004 afgerond. Deze studie bevat een veelheid aan gegevens, waaronder cijfermateriaal en overzichtelijke tabellen, waarin de genderdimensie werd opgenomen. Ook in het vervolg op deze studie, ‘Beleid inzake tewerkstelling en beroepsopleiding in het Brussels Gewest vanuit een genderperspectief’83 wordt dezelfde invalshoek van gender aangewend om cijfermateriaal te duiden. Een derde studie in deze reeks is in voorbereiding en zal een analyse bevatten van ‘Vrouwen en de ontwikkeling van de buurtdiensten’. Deze studies geven een goed gedocumenteerd en volledig overzicht van de situatie van de vrouw in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake tewerkstelling. De gegevens voor onderstaande stand van zaken werden dan ook geput uit dit studiemateriaal. Onderstaand overzicht werd beperkt tot een selectie van de opvallendste resultaten uit de studies aangevuld met de expertise en reflecties van de terreinactoren. 1. Context Het beleid inzake werkgelegenheid krijgt op verschillende bevoegdheidsniveaus vorm. In de tweede studie (september 2005) van het Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties wordt een overzicht gegeven van de verschillende actoren en beleidsinstrumenten op al deze niveaus (Europees, federaal, gewestelijk en lokaal niveau)84. De Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verenigt de vertegenwoordigers van de organisaties van de werkgevers, middenstand en werknemers en heeft een advies- en overlegbevoegdheid. Het Gewestelijk Actieplan voor de Werkgelegenheid (GAP) definieert de Brusselse bijdragen tot het Nationaal Actieplan voor de Werkgelegenheid85 en richt zich meer specifiek op de richtsnoeren die binnen het werkterrein en de bevoegdheden van de gewesten en gemeenschappen vallen. Het Sociaal Pact voor de Werkgelegenheid van de Brusselaars is een akkoord tussen de Brusselse regering, de drie werknemersorganisaties alsook de vertegenwoordigers van de Middenstand en het Verbond van de Brusselse ondernemingen. Dit pact heeft als voornaamste doel de werkzaamheidsgraad te verhogen. Het is overigens in het kader van dit Sociaal Pact dat door de Economische en Sociale Raad de drie studies naar de ongelijke behandeling van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt studies besteld werden bij het Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties. Dit om de Raad de mogelijkheid te bieden een actieplan op te stellen ter bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen. Het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kadert in het voorstel van de Europese Gemeenschap om Territoriale pacten in het leven 82
Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties, Situatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt, Brussel, 2004, 163 p. 83 Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties, Beleid inzake tewerkstelling en beroepsopleiding in
het Brussels Gewest vanuit een genderperspectief, Brussel, 2005, 187 p. 84 Idem. 85 Nationaal Actieplan voor de Werkgelegenheid in België, september 2004: http://meta.fgov.be/pdf/pd/nldf40.pdf.
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ te roepen die aangepast zijn aan bijzondere geografische zones. De doelstelling bestaat erin alle actoren van het gebied die actief zijn op het vlak van werkgelegenheid te mobiliseren rond een gemeenschappelijk project dat aangepast is aan de noden van een welbepaalde regio en dit te coördineren. Binnen dit Territoriaal pact werd onder leiding van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een werkgroep gecreëerd om de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen te bestrijden. Een van de zes prioritaire krachtlijnen binnen dit pact is het bevorderen van de gelijke kansen. Volgende initiatieven kaderen bijvoorbeeld in deze krachtlijn86: • Ondersteuning van de projecten die in het kader van het Equal87 initiatief werden gelanceerd. • Samenstelling van een pedagogisch kit als hulpmiddel voor tewerkstellingsconsulenten om op gepaste wijze te reageren op etnische discriminatie bij aanwerving88. • Denkoefening van de partners van het pact over een gelijkekansenbeleid op de arbeidsmarkt dat in het Brussels Hoofdstedelijk gewest in de praktijk zou kunnen worden omgezet. Het regeerakkoord van juni 2004 voorziet in de uitwerking van het Contract EconomieTewerkstelling Brussel 2005-201089. Dit contract werd afgesloten tussen de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties en de middenstandorganisaties met zetel in de Economische en Sociale Raad. Hoofddoel van het Contract is aanzetten tot openbare actie, in samenwerking met de economische en sociale partners van het gewest om het structurele onevenwicht tussen het hoge economische ontwikkelingsniveau enerzijds en het hoge werkloosheidscijfer anderzijds aan te pakken. In het contract wordt ook aandacht besteed aan de tewerkstelling van vrouwen. Zo wordt in het kader van de toegang tot tewerkstelling de ‘Strijd tegen de discriminaties’ opgenomen als één van de prioritaire werkterreinen en wordt de werkloosheid benaderd vanuit een genderperspectief. 2. De arbeidsmarkt 2.1. Situatie van vrouwen Zoals hierboven aangegeven bracht het Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties in maart 2004 een studie uit over de situatie van vrouwen op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest90. Naast cijfermateriaal draagt deze studie ook tal van verklaringen voor deze cijfers aan. De beroepsactieve bevolking is de bevolking in de leeftijdscategorie 15-64 jaar die zich op de arbeidsmarkt aanbiedt. De activiteitsgraad geeft de proportie van de beroepsactieve bevolking, zowel werkend als werkzoekend, ten opzichte van de totale bevolking in de leeftijdscategorie 15-64 jaar. De werkzaamheidsgraad geeft de proportie 86
Terrioriaal pact voor de Werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk gewest: Krachtlijn 5: Bevordering van de gelijke kansen : http://www.pactbru.irisnet.be/NL/AXES_NL/axe5_nl.htm. 87 Equal-doelstelling bestaat erin om in een grensoverschrijdende context nieuwe praktijken te bevorderen inzake de bestrijding van discriminatie en om het even welke andere vorm van ongelijkheid op de arbeidsmarkt. Op 21 september 2001 heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering de twee ontwerpen voor de Enkelvoudige Programmeringsdocumenten (EPD) m.b.t. Equal voor beide landsgedeelten goedgekeurd. 88 ‘Gelijke kansen op de arbeidsmarkt: Hoe pak ik etnische discriminatie aan bij aanwerving?’, Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2002, 72 p. 89 Contract Economie-Tewerkstelling Brussel, 2005-2010, Brussel, Maart 2005, 116 p. (http://www.esr.irisnet.be/nl/nieuw/Contract%20Economie%20Tewerkstelling.pdf ) 90
Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties, Situatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt, Brussel, 2004, 163 p.
33
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ werkenden ten opzichte van de totale bevolking op arbeidsleeftijd weer. De werkloosheidsgraad ten slotte is de proportie van het aantal werkzoekenden ten opzichte van de beroepsactieve bevolking. Tabel 6: De situatie van de vrouwen op vlak van tewerkstelling, in Brussel (in absolute cijfers). Brusselse beroepsactieve bevolking 434 000 Aantal beroepsactieve vrouwen
182 563
Aantal vrouwen effectief tewerkgesteld
155 980
Aantal vrouwen uitkeringsgerechtigd volledig werkloos
26 582
Tabel 7: Activiteits-, werkzaamheids- en werkloosheidsgraad in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest volgens geslacht. Activiteitsgraad Werkzaamheidsgraad Werkloosheidsgraad Vrouwen 56,4 % 48,2 % 14,6 % Mannen 71,6 % 61 % 14,9 % Totaal 63,9 % 54,5 % 14,7 % Bron : Observatorium van de BGDA
Tabel 8: Activiteitsgraad in het Brussels Gewest volgens nationaliteit en studieniveau.91 Belg : Vrouwen Mannen EU : Vrouwen Mannen Niet-EU : Vrouwen Mannen
Laag
Midden
Hoog
38,0 % 56,2 %
58,5 % 71,8 %
83,1 % 89,3 %
43,3 % 67,7 %
58,3 % 75,3 %
81,7 % 95,1 %
20,5 % 54,5 %
42,9 % 68 ,0 %
55,9 % 84,5 %
Bron : Observatorium van de BGDA
Tabel 9: Werkzaamheidsgraad in het Brussels Gewest volgens nationaliteit en studieniveau.92 Belg : Vrouwen Mannen UE : Vrouwen Mannen Niet EU : Vrouwen Mannen
Laageschoold
Middengeschoold
Hooggeschoold
Totaal
29,5 % 44,4 %
50,0 % 62,3 %
78,3 % 84,1 %
52,8 % 62,8 %
34,7 % 55,9 %
47,1 % 68,3 %
77,7 % 89,0 %
53,3 % 69,3 %
8,3 % 29,8 %
23,7 % 45,7 %
37,7 % 71,6 %
16,7 % 42,4 %
Bron : Observatorium van de BGDA
Tabel 10: Werkloosheidsgraad in het Brussels Gewest volgens nationaliteit en studieniveau. 91
Hoog = diploma hoger onderwijs, Midden = diploma hoger secundair onderwijs, Laag = geen diploma hoger secundair onderwijs. 92 Hoog = diploma hoger onderwijs, Midden = diploma hoger secundair onderwijs, Laag = geen diploma hoger secundair onderwijs.
34
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
Belg : Vrouwen Mannen EU : Vrouwen Mannen Niet EU : Vrouwen Mannen
Laag
Midden
Hoog
22,2 % 21,0 %
14,5 % 13,1 %
5,7 % 5,9 %
19,8 % 17,5 %
19,3 % 9,4 %
4,9 % 6,4 %
59,8 % 45,3 %
44,9 % 32,8 %
32,6 % 15,2 %
Bron : Observatorium van de BGDA
2.2. Segregatie Zoals bovenstaande cijfers uit de studie naar de situatie van de vrouw op de arbeidsmarkt aangeven is de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een gesegregeerde arbeidsmarkt. Er is vooreerst de horizontale segregatie, dit is de concentratie van vrouwen in specifieke sectoren of beroepen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn vrouwen hoofdzakelijk tewerkgesteld in een beperkt aantal sectoren zoals de gezondheidszorg, sociale dienstverlening en onderwijs. Tabel 11: Loontrekkenden in het Brussels Hoofdstedelijk activiteitensector en gender in % (2002). Activiteitensector Vrouwen Primaire sector = 0% van de arbeidsmarkt 14,8 Secundaire sector = 10,6% van de arbeidsmarkt 19,8 Tertiaire sector = 89,4% van de arbeidsmarkt 48,7 Landbouw en visvangst93 14,8 Winning van delfstoffen 34,0 Industrie 24,7 Elektriciteit, gas en water 22,5 Bouw 6,9 Handel 43,8 Hotels en restaurants 41,6 Vervoer en communicatie 27,7 Financiële instellingen 44,7 Diensten en bedrijven 48,8 Overheidsdiensten 45,4 Onderwijs 61,9 Gezondheidszorg en sociale dienstverlening 74,5 Gemeenschapsvoorzieningen 47,7 Particuliere huishoudens 69,8 Extraterritoriale organisaties 66,6 Slecht gedefinieerde activiteiten 71,6 Algemeen totaal 45,6
Gewest
volgens
Mannen 85,2 80,2 51,3 85,2 66,0 75,3 77,5 93,1 56,2 58,4 72,3 55,3 51,2 54,6 38,1 25,5 52,3 30,2 33,4 28,4 54,4
Bron: Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties
Verticale segregatie betekent dat het aantal vrouwen op leidinggevende niveaus daalt naarmate het leidinggevende niveau stijgt. Vrouwen zijn binnen bedrijven en diensten hoofdzakelijk tewerkgesteld op het uitvoerende niveau. 93
Dit cijfer is misleidend gezien het geringe belang van deze sector in Brussel.
35
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
Tabel 12: Loontrekkenden in het Brussels Hoofdstedelijk en gender in % (2002). Beroepsgroep Leden uitvoerende macht, bedrijfsleiders en hoger kader Intellectuele en wetenschappelijke beroepen Intermediaire beroepen Bedienden in administratieve functies Dienstverlenend en verkoopspersoneel Landbouwers en geschoolde arbeiders in landbouw en visserij Ambachtslieden en ambachtelijke vakarbeiders Machine- en installatiebestuurders, montagearbeiders Overige (ongeschoolde arbeiders en bedienden,...) Strijdkrachten Totaal
Gewest volgens beroepsgroep Vrouw 29,7 47,4 39,5 57,8 54,8 10,7
Man 70,3 52,6 60,5 42,2 45,2 89,3
8,5 8,6 46,8 5,3 43,7
91,5 91,4 53,2 94,7 56,3
Bron: Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties
Op de arbeidsmarkt speelt voor vrouwen ook de etnische segregatie. In 2005 werd er een onderzoek gepubliceerd naar de etnische discriminatie op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk gewest94. Deze studie toont heel goed de concentratie van vrouwen van Marokkaanse, Turkse en Afrikaanse oorsprong in bepaalde sectoren van de arbeidsmarkt. Zo zijn deze vrouwen tewerkgesteld in de industriële reiniging, de kleinhandel, de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, als interim en in de horeca. De predominantie van een bepaalde sector tegenover een andere varieert wel tussen de verschillende nationaliteiten. De hypothese van ‘etnostratificatie’ van de arbeidsmarkt wordt hier niet weerlegd. Meer nog, het verkrijgen van de Belgische nationaliteit verandert hier maar weinig aan. De situatie van vrouwen van vreemde afkomst die werkloos zijn verschilt van deze van mannen met een zelfde afkomst, van Belgische vrouwen en zelfs tussen de origines onderling. Dit geldt zowel voor wat betreft de duur van de werkloosheid als het opleidingsniveau van deze vrouwen. Het geringere percentage jonge Marokkaanse en Turkse vrouwen zou kunnen worden verklaard door hun minder grote activiteitsgraad95. De stelling dat ‘hooggeschoolde allochtonen en vrouwen van allochtone herkomst minder met discriminatie worden geconfronteerd’ wordt op basis van gegevens verkregen door deze studie niet bevestigd96. 2.3. Loontrekkenden in de openbare en privésector In de openbare sector van het Brussels Hoofdstedelijk gewest werken 109 089 vrouwen of 47,9% van het totaal aantal personen tewerkgesteld in deze sector 97. Het gaat hier over vrouwen die werken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en er niet noodzakelijk wonen.
94
N. OUALI [et al.], Etnische discriminatie op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Onderzoek in het kader van het Sociaal Pact voor de Werkgelegenheid van de Brusselaars : BGDA, 2005, 96 p. 95 Ibid. p. 79 96 Ibid. p. 31 97
Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties, Situatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt, Brussel, 2004, p. 55
36
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
Tabel 13: Loontrekkenden in de privé- en openbare sector volgens gender en in de nonprofit sector. Vrouwen Mannen Totaal % vrouwen Privé
165 944
208 838
374 782
44,3
Openbaar
109 089
118 700
227 789
47,9
Non-profit
94 296
58 125
152 421
62
Bron: Observatorium van de Werkgelegenheid
Dit percentage betekent echter niet dat binnen alle instellingen van de openbare sector ook een gelijk aantal mannen en vrouwen werkt. Een rapport over de man-vrouw verdeling bij negen openbare instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest levert volgende gegevens op98: Tabel 14: Openbare instellingen in Brussel naar geslacht. Instelling Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (MBHG) Gewestelijk Agentschap voor Netheid (GAN) Centrum voor Informatica voor het Brussels Gewest (CIBG) Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BGDA) Haven Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Gewest (GOMB) Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp (BBDMH) Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij (BGHM) Totaal
Vrouw
Man
52% 5% 23%
48% 95% 77%
Totaal (absolute cijfers) 1443 1941 154
32% 70%
68% 30%
617 605
30% 51%
70% 49%
129 124
7%
93%
1131
58% 28%
42% 72%
84 6628
Bron: Observatorium van de Werkgelegenheid
Tabel 15: Opleidingsniveau in de 9 instellingen samen naar geslacht Niveau Vrouw Man Totaal cijfers) Niv.A 38,66% 61,34% 1146 Niv.B 52,80% 47,20% 572 Niv.C 52,41% 47,59% 1017 Niv.D 19,97% 80,03% 1312 Niv.E 8,67% 91,33% 2181 Totaal 27,76% 72,24% 6228
(absolute
Bron: Observatorium van de Werkgelegenheid
De eerste tabel toont dat aan dat er in vijf van de negen onderzochte openbare instellingen (GAN, CIBG, BIM, Haven, en BBDMH) meer mannen werken dan vrouwen. Deze horizontale segregatie kan verklaard worden door de aard van deze sectoren: informatica, brandweer, milieubeheer en netheid en de haven. Uit de tweede tabel blijkt dat wanneer er wordt gekeken naar het opleidingsniveau er vooral voor de laagste en hoogste opleidingsniveaus mannen in de meerderheid zijn, terwijl vrouwen in de middenniveaus blijven. Deze verticale segregatie wordt enerzijds verklaard door de geringere vertegenwoordiging van vrouwen in de sectoren van de 98
Observatorium van de werkgelegenheid 12/2003, Brussels Hoofdstedelijk Gewest
37
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ ‘handenarbeid’, anderzijds door het bestaan van het glazen plafond dat vrouwen belemmert om door te dringen tot hoge functies. In 2000 waren 5 van de 16 laureaten (31%) die slaagden voor de wervingsexamens Burgerlijk Ingenieur bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vrouwen99. Bovendien werd er een hoger slaagpercentage vastgesteld bij de vrouwelijke kandidaten (83% van de vrouwen die zich inschreven tegenover 50% van de mannen). Deze resultaten zouden het mogelijk moeten maken voor vrouwen om carrière te maken als ingenieur bij de Gewestelijke Administratie. Anno 2000 was slechts 1 vrouwelijke ingenieur verbonden aan het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In de privésector van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werken 165 944 vrouwen of 44,3% van het totaal aantal personen tewerkgesteld in deze sector100. Het gaat hier eveneens over vrouwen die werken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en er niet noodzakelijk wonen. In de non-profitsector van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werken 94 296 vrouwen of 61,9% van het totaal aantal personen tewerkgesteld in deze sector 101. Het gaat hier om alle vrouwen die werken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Binnen deze sector is er cijfermateriaal voorhanden dat de opdeling vrouw/man weergeeft volgens deelcategorie. Tabel 16: Werkgelegenheid in de non-profitsector van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vrouwen Mannen % Vrouw Cultuur, sport en recreatie 11.468 12.565 47,7% Onderwijs en onderzoek 31.536 19.521 61,8% Gezondheid 21.410 7.181 74,9% Maatschappelijke 25.209 15.116 62,5% dienstverlening Belangenorganisaties 4.673 3.742 55,5% Totaal 94.296 58.125 61,9% Bron: Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties
2.4. Vrouwelijk ondernemerschap Het ‘Vrouwelijk ondernemerschap’ is geen éénduidig begrip. Het kan slaan op: - vrouwen aan het hoofd van een bedrijf - vrouwen als zelfstandige - vrouwen als initiatiefneemster voor de bevordering van de sociale economie
99
Vrouwelijke ingenieurs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Persbericht, Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 30 augustus 2000. 100
Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties, Situatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt, Brussel, 2004, p. 55 101
Ibid. p. 53
38
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ Tabel 17: Zelfstandigen en helpende partners in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Vrouwen Mannen % vrouwen Hoofdberoep : Zelfstandigen 14 810 36 359 28,9 Helpers 263 680 27,9 Totaal 15 073 37 039 28,9 Bijberoep : Zelfstandigen 3 268 6 365 33,9 Helpers 29 29 50 Totaal 3 297 6 394 34 Actief na pensioenleeftijd : Zelfstandigen 1 364 3 656 27,2 Helpers 28 54 34,1 Totaal 1 392 3 710 27,3 Totaal : Zelfstandigen 19 442 46 380 29,5 Helpers 320 763 29,5 TOTAAL 19 762 47 143 29,5 Bron : Observatorium van de BGDA
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaan meerdere initiatieven om het opstarten en uitbouwen van ondernemingen te stimuleren. Sommigen onder hen zijn specifiek gericht op vrouwen. Anderen richten zich op de ganse bevolking en kunnen worden afgemeten op hun gendergevoeligheid, zowel in aanpak als in uitkomsten. De specifieke initiatieven naar vrouwen toe bieden vaak een ruime ondersteuningsopdracht gaande van het verkrijgen van informatie, financiële ondersteuning tot trajectgerichte begeleiding. Wat ontbreekt is gegevensmateriaal naar de aard van dit ondernemerschap dat wordt ondersteund, zowel bij de algemene als naar vrouwen gerichte initiatieven. Betreft het ondersteuning voor vrouwen die reeds aan het hoofd van bedrijven staan en bepaalde nieuwe projecten willen lanceren? Betreft het initiatiefneemsters van projecten ter bevordering van de sociale economie? Het zou interessant zijn om inzicht te verkrijgen in de aard van de projecten die worden aangevat, opgevolgd en uitgewerkt. In de pas uitgebrachte studie (september 2005) ‘Beleid inzake tewerkstelling en beroepsopleiding in het Brussels Hoofdstedelijk gewest vanuit een genderperspectief’ 102 is er ook een overzicht voorzien van de initiatieven die het ondernemerschap ondersteunen. Voor het bevorderen van de hulp aan startende ondernemingen werd het Brussels Agentschap voor de Onderneming (BOA) opgericht in 2003. Dit Agentschap kent volgende departementen: • ‘Economie en starters’ informeert, adviseert, oriënteert en begeleidt startende en bestaande ondernemingen die vragen hebben omtrent de steunmaatregelen en diensten die beschikbaar zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voor 3007 van deze contacten (op een totaal van 12000) kent dit departement cijfers die rekening houden met gender: 30% van de contacten is met vrouwen. Dit percentage komt overeen met het aandeel vrouwelijke zelfstandigen: 32%. • ‘EcoSubsiBru’ deelt onder andere starterkits uit met informatie voor het opzetten van een bedrijfsproject. De laatste vier maanden van 2003 werden 2500 kits verdeeld. Het BAO maakt hierbij geen onderscheid tussen vrouwen en mannen. • ‘Stedenbouwkunde en Milieu’ verschaft antwoorden betreffende vele stedenbouwkundige en milieureglementeringen en vergemakkelijkt de toepassing hiervan voor bedrijven. Dit departement heeft geen naar geslacht opgesplitste gegevens.
102
Tweede luik van het onderzoek naar de ongelijke behandeling van vrouwen en mannen op de arbeismarkt. Zie 1. onder Sociaal Pact voor de Werkgelegenheid.
39
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ De toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) wordt vergemakkelijkt door de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB). Het GIMB heeft specifieke afdelingen: • ‘Brustart’ steunt jonge KMO’s in hun oprichtingsfase. In 2003 hebben 86 personen Brustart gecontacteerd, waarvan 11 vrouwen. Van de 33 dossiers die na selectie voor ontvankelijkheid werden voorgelegd aan de raad van bestuur, bevond zich slechts 1 dossier van een vrouw. De uiteindelijke 10 dossiers die werden voorgelegd voor verdere analyse waren allen van mannen. • ‘Brusoc’ treedt op als financieel partner van de sociale en lokale economie en biedt verschillende financieringsinstrumenten. Het opstartfonds richt zich tot eerder kleine ondernemingen die laaggekwalificeerd personeel tewerkstellen. Het aandeel vrouwen dat in 2003 een beroep deed op dit fonds schommelde tussen 10% en 37,5% (respectievelijk in het derde en vierde trimester). Het microkrediet heeft dan weer als doel de ontwikkeling van privé-initiatieven te stimuleren die leiden tot socioprofessionele inschakeling of de creatie van arbeidsplaatsen. Van de 102 kandidaten die hiervoor een beroep deden op Brusoc in 2003 schommelde het aantal vrouwen tussen 12,5% en 30% (respectievelijk in het derde en tweede trimester). Voor de eigenlijke toegenkende kredieten zijn geen gendergegevens voorhanden. Voor de hulp bij de organisatie en ontplooiing van economische activiteiten creëerde de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB) een netwerk van bedrijvencentra in het kader van het eerste URBAN-initiatief (1994-1999) die gemeenschappelijke logistieke en administratieve dienstverlening bieden aan kleine en middelgrote ondernemingen tijdens het opstarten van een project. Het URBAN-programma maakte ook de ontwikkelingen van lokketen lokale economie mogelijk. Beide diensten beschikken niet over gegevens die opgesplitst zijn naar geslacht. Op aanvraag van het Brussels Agentschap voor de Onderneming werd in maart 2005 een studie gerealiseerd door ‘Agence Alter’ over het traject dat ondernemers afleggen103. De cijfers in dit rapport zijn niet steeds opgesplitst naar geslacht, maar indien gewenst kunnen correlaties naar gender worden aangevraagd bij Agence Alter. 2.5. Toegang tot de arbeidsmarkt 2.5.1. Discriminaties In het kader van het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd een pedagogische kit samengesteld om de etnische discriminatie bij aanwerving aan te pakken104. Het dient als hulpmiddel voor diegenen die instaan voor het beheer van werkaanbiedingen en het leggen van contacten met de werkgevers: de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, consulenten van uitzendkantoren en medewerkers van socioprofessionele inschakelingsorganismen105 De studiedienst van Cevora bracht in 2003 een onderzoek106 uit naar de ‘Kansen voor risicogroepen onder werkzoekenden op tewerkstelling als bediende’ op basis van tussenkomsten van de gewestelijke bemiddelingsdiensten. Met het behulp van deze gegevens werd het mogelijk om de hypothese van seksediscriminatie te toetsen voor plaatsingen in de regio Brussel. Het plaatsingsaandeel van vrouwen in 103
Etude de la trajectoire des créateurs d’entreprise en Région de Bruxelles-Capitale, Agence Bruxelloise pour l’Entreprise, Mars 2005, 84 p. 104 ‘Gelijke kansen op de arbeidsmarkt: Hoe pak ik etnische discriminatie aan bij aanwerving?’, Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Brussel, 2002, 72 p. 105 Ibid. p. 6 106 CEVORA, Kansen voor risicogroepen onder werkzoekenden op tewerkstelling als bediende, Brussel, December 2003.
40
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ bediendenberoepen in Brussel was 63% in 2002, het hoogste cijfer sinds 1998. Ook waren er in 2002 verhoudingsgewijs meer geplaatste dan werkzoekende vrouwen binnen het bediendensegment. Het zijn vooral vacatures voor uitvoerende bedienden die worden ingevuld, een beroepsgroep waarin van oudsher veel vrouwen geplaatst worden, zoals: - Telefoniste – Receptioniste – Secretaresse (100%) - Secretariaatsbediende (96%) - Directiesecretaresse (92%) - Commercieel Secretaresse (90%) De kansen op tewerkstelling voor vrouwen variëren volgens beroepsgroep en de hypothese van seksediscriminatie lijkt vooral te worden bevestigd wanneer er gekeken wordt naar de plaatsingsmogelijkheden als verantwoordelijke. Er is echter geen onderzoeksmateriaal voorhanden dat de hypothese van de seksediscriminatie nagaat daar waar de bemiddelingsdiensten niet tussenkomen, in andere dan bediendesectoren en in de private sector. De Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling opende in samenwerking met het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding een dienst die gespecialiseerd is in het onthaal, de ondersteuning en de begeleiding van personen die het slachtoffer zijn van discriminatie bij aanwerving. Dit informatieloket richt zich zowel tot werkgevers als tot werkzoekenden. Wanneer deze laatsten slachtoffer zijn geworden van een discriminatie kunnen ze ondersteuning vragen om de discriminatie te analyseren en om eventuele verdere stappen te nemen107. 2.5.2. Beroepsopleiding en socioprofessionele inschakeling In de studie ‘Beleid inzake tewerkstelling en beroepsopleiding in het Brussels Gewest vanuit een genderperspectief’ wordt de aard en omvang van de beroepsopleiding uitgebreid geanalyseerd108. Er wordt ingegaan op de beroepsopleiding in brede zin: het onderwijs voor sociale promotie, de stages in het kader van de middenstandsopleiding, het alternerend leren en werken voor jongeren, de bedrijfsopleidingen, de opleidingen voor Brusselse werknemers en werkzoekenden bij Bruxelles Formation of bij de VDAB, de opleidingen voor werkzoekenden bij de socioprofessionele inschakelingspartners in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De studie vertrekt van volgende vragen: - Vertoont de beroepsopleiding in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dezelfde kenmerken als de werkgelegenheid? - Wat is de positie van vrouwen op de markt van de beroepsopleiding? - Bestaat dezelfde segregatie in de beroepsopleiding als in de initiële opleiding? - Hoe uit deze segregatie zich bij de opleidingsverstrekkers en welke gelijkenissen zijn er tussen de arbeidsmarkt en de markt van de beroepsopleiding? Uit het rondetafelgesprek ‘Werkgelegenheid en vorming’ dat werd gehouden in het kader van dit rapport kwam naar voren dat beroeps- en vormingsopleidingen niet altijd voldoende zijn om een succesvolle professionele inschakeling op te bouwen. Op het niveau van de gemeenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, meerbepaald in het kader van de wijkcontracten wordt gewerkt aan de socioprofessionele inschakeling. Echter, vrouwen komen hier niet of nauwelijks aan bod. In 2004 waren er van de 34 projecten welgeteld 4 die ook vrouwen hadden opgeleid109. In totaal werden er slechts 9 vrouwen opgeleid tegenover 200 mannen110. Met de steun van het Ministerie van het 107
Informatieloket over discriminatie bij aanwerving: http://www.bgda.be. Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties, Beleid inzake tewerkstelling en beroepsopleiding in het Brussels Gewest vanuit een genderperspectief, Brussel, 2005, 187 p. 109 DEMUYNCK, K. en KERVYN A., Participatie van vrouwen aan socio-professionele inschakelingsprojecten in het kader van de Brusselse wijkcontracten: Genderanalyse, Brussel, Flora vzw: Gender en Consulting Training, 2004, p. 3. 110 VAN HERZEELE, S., L’egalité des chances hommes-femmes dans les actions d’insertion socioprofessionnelle des programmes de revitalisation, Ministère de la Région de Bruxelles Capitale : 108
41
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd in 2004 een thesis uitgebracht die de thematiek van gelijke kansen en socioprofessionele inschakeling in het kader van de wijkcontracten benadert111.De Brusselse Gewestelijke dienst voor Stedelijke Renovatie richtte eveneens een vraag tot de dienst Genderconsulting van Flora vzw om deze ongelijkheid in de wijkcontracten te onderzoeken. Flora vzw onderzocht de oorzaken van de beperkte aandacht voor vrouwen in de wijkcontracten aan de hand van het ‘Project Maritiem’ in het kader van het wijkcontract van Molenbeek112. Flora kwam enerzijds tot de vaststelling dat het participatief proces, waarmee de wijkprojecten worden opgestart, te weinig aandacht besteedt aan de specifieke behoeften van de verschillende vrouwelijke doelgroepen in de wijk. Anderzijds dat er voor de wel erkende problemen weinig creatieve oplossingen werden gevonden. Er werd ondermeer vanuit gegaan dat activiteiten die zich richten tot een breed publiek sowieso ook aan vrouwen ten goede komen en onder de tijdsdruk bleken de wijkcontracten vooral te werken binnen de bestaande opvattingen waardoor specifieke vrouwelijke behoeften en vernieuwende ideeën geen kans kregen. 3.Combinatie van het professionele leven met het priveleven De toegang tot de arbeidsmarkt maar ook de doorstroom en mobiliteit van vrouwen op de arbeidsmarkt wordt in belangrijke mate mede bepaald door de mogelijkheden om het professionele en het privéleven te combineren. De beschikbaarheid van kinderopvang en mogelijkheden om deeltijds te werken zijn hier belangrijk. 3.1. Deeltijds werken In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werkt een vierde van de vrouwen deeltijds daar waar dit in de twee andere gewesten 40 % bedraagt113. In alle leeftijdsgroepen zijn het meer vrouwen dan mannen die deeltijds werken. Tabel 18: Redenen voor deeltijds werken bij vrouwen in Brussel Redenen van vrouwelijke deeltijdse arbeid Andere 16% Combinatie opleiding-w erk 3% Geen voltijds w erk gew enst 16%
Geen voltijds w erk gevonden 23%
Kinderopvang en andere persoonlijke redenen 42%
42% van de vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werkt deeltijds omwille van de kinderopvang of andere persoonlijke of familiale redenen114. In de twee andere Administration de l’Amenagement du Territoire en du logement, Bruxelles, 2004, p. 21. 111 VAN HERZEELE, S., L’egalité des chances hommes-femmes dans les actions d’insertion socioprofessionnelle des programmes de revitalisation, Ministère de la Région de Bruxelles Capitale : Administration de l’Amenagement du Territoire en du logement, Bruxelles, 2004, 39 p. 112 Idem. 113
Brussels Observatorium van de Arbeidsmarkt en Kwalificaties, Situatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt, Brussel, 2004, p. 95. 114
Ibid. p. 96.
42
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ gewesten ligt dit aantal hoger: 62,5% van de Vlaamse en 47,8% van de Waalse vrouwen115. Deze reden werd door slechts 17% van de deeltijds werkende mannen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest genoemd116. De tweede reden waarom vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest deeltijds werken is omdat zij geen voltijdse betrekking hebben gevonden (23,1%)117. Waalse vrouwen geven deze reden in 30,1% van de gevallen tegenover 11,3% van de Vlaamse vrouwen. 3.2. Kinderopvang Een belangrijke reden om deeltijds te werken is de opvang voor de kinderen. Maar het voorzien in goede opvangmogelijkheden is tevens ook belangrijk om de tewerkstellingsgraad in het algemeen voor vrouwen te verhogen. De statistische indicatoren118 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geven het aantal opvangplaatsen en hun capaciteit voor kinderen van 0 tot 3 jaar weer. Voor het jaar 2003 waren er 13 396 plaatsen, als volgt verdeeld. Tabel 19: Het aantal opvangplaatsen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Nederlandstalig Franstalig Totaal Gesubsidieerd
5485
1934
7419
Niet- gesubsidieerd
2408
3569
5977
Totaal
7893
5503
13 396
Het ‘Observatoire de l’enfant’119 van de Franse Gemeenschapscommissie publiceert sedert tien jaar een reeks rapporten over kinderopvang in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: cijfers, vormingen, buitenschoolse opvang, kwaliteitsnormen, enz. Zo werd de dekkingsgraad120 onderzocht: deze bedraagt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om en bij de 32% (dus globaal genomen in regel met de Europese maatstaf van 33%) maar minder dan 20% in vier gemeentes (Sint-Joost, Schaarbeek, Molenbeek en Koekelberg). De dekkingsgraad berekend langs Franstalige kant (aantal Franstalige plaatsen-aantal Franstalige kinderen) bedraagt slechts 17%. Het ‘Observatoire de l’enfant’ vestigde de aandacht op een aantal bijzonderheden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarmee rekening moet worden gehouden bij het opzetten van een nieuw beleid.121 (De opvang van kinderen jonger dan drie jaar in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) : • het aanbod aan kinderopvang dat gesubsidieerd word door het O.N.E en de Franse Gemeenschap stagneert ten voordele van de onthaalouders en ‘Maisons d’acceuil des enfants’, die weinig ontwikkeld zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; • onevenwicht tussen het aanbod aan private Franstalige en Nederlandstalige kinderopvang wegens de soepelere normen van Kind en Gezin; • gebruik van de Brusselse opvang door inwoners van de twee andere gewesten (zij maken ongeveer 14% uit van de gebruikers van gesubsidieerde opvang en 17% van de gebruikers van niet-gesubsidieerde opvang); 115
Ibid. p. 96. Ibid. p. 96. 117 Ibid. p. 96. 118 Statistische Indicatoren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Tabellen VI.6 et VI.7, Brussel : IRIS, 2004, p. 137-138. 119 Site : http://www.grandirabruxelles.be. 120 Verhouding aantal opvangplaatsen-aantal kinderen. 121 DUBOIS,A., L’accueil des enfants de moins de trois ans en Région de Bruxelles-Capitale, Bruxelles : Observatoire de l’Enfant, 2003, 19 p. 116
43
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ • • • •
•
• •
noodzakelijke solidariteit tussen Brusselaars en Walen omwille van de structuur van het gesubsidieerde aanbod in Brussel (proportioneel meer opvangvoorzieningen en plaatsen waarvan de kost ten laste is van het O.N.E); gering aantal plaatsen bij onthaalouders erkend door het O.N.E, omdat de activiteitsgraad van vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hoger is en de omvang van de woningen kleiner; gering aantal plaatsen in de ‘maisons communales d’accueil de l’enfance’ wegens een gebrek aan coördinatie; belangrijk aantal plaatsen in de crèches of private opvanghuizen waarop ouders, die geen toegang hebben tot de gesubsidieerde plaatsen, een beroep moeten doen, waardoor niet alle ouders dezelfde voordelen genieten; benadeling van het Gewest en haar opvangvoorzieningen (Franstalig) door de subsidieregeling van het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers), die de grote en geïntegreerde opvangstructuren bevoorrecht; het specifiek karakter van de bevolking, waarvan een belangrijke proportie aan grote gezinnen met werkloze en/of laaggeschoolde ouders, maakt een andere vorm van opvang noodzakelijk (niet gesubsidieerd door het O.N.E); creativiteit van het terrein, van openbare diensten, van bedrijven en van particulieren, maar deze initiatieven zijn niet altijd permanent.
Het ‘Observatoire de l’enfant’ heeft eveneens een veelheid aan denkpistes en mogelijke acties voorgesteld om opvangplaatsen te creëren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: de bedrijven en sectoren mobiliseren, de oprichting van nieuwe ‘Maisons cummunales d’accueil de l’enfance’ met de medewerking van bedrijven en de openbare besturen (bv. de BGDA), het ondersteunen van onthaalouders en nadenken over de moeilijkheden waarmee zij te maken krijgen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. ‘ L’observatoire de l’enfant’observatorium wijst ook op het belang van ondersteuning uit het gewest, die onontbeerlijk is voor de uitbreiding van de opvangvoorzieningen: gesubsidieerde banen en infrastructuren. Tenslotte pleit het ‘Observatoire de l’enfant’ voor een werkelijke ‘Brusselse, Franstalige structuur ter informatie en bijstand voor de ontwikkeling van kinderopvang’.122 Een ander onderzoek van het Observatorium, gerealiseerd in samenwerking met de ULB, onderzocht het specifieke karakter van Brusselse families met kinderen jonger dan 12 jaar en de wijze waarop zij de opvang van hun kinderen organiseren. Enkele resultaten: • • • • • • • • • •
1/6 van de kinderen leeft in een eenoudergezin 17,5% van de moeders is huisvrouw (1,7% van de mannen is huisman) 14,1% van de moeders is werkzoekend en 1,1% van de vaders 78% van de moeders met een diploma van hoger onderwijs werkt en 42,5% van de moeders met een diploma lager of secundair onderwijs 67,4% van de Belgische moeders en 20,1% van de moeders met een niet-Europese nationaliteit werkt 21,7% van de moeders werkt deeltijds 26,9% van de moeders en 55,1% van de vaders hebben een werkrooster dat niet overeenkomt met de uren van de crèches of kinderdagverblijven (8h-17h30) 35,5% van de ouders houden zelf hun kinderen bij en ¼ onder hen zijn niet tevreden met deze situatie 77% van de ouders die allebei werken of werken als alleenstaande ouder gebruiken de opvangvoorzieningen van Kind en Gezin en O.N.E en betalen gemiddeld 299€ per maand 37% van de ondervraagde ouders verklaart dat er een gebrek is aan buitenschoolse kinderopvang
Kind en Gezin werkt momenteel aan het in kaart brengen van de kinderopvang in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de specifieke noden die hiermee samenhangen. Dit vanuit een vraag van zowel de Brusselse Gewestregering als vanuit de Vlaamse Regering om op de specifieke noden van Brussel te kunnen inspelen123. 122
DUBOIS, A., [et al.], Le développement de l’accueil des enfants de moins de trois ans dans les communes de la Région de Bruxelles-Capitale, Bruxelles : Observatoire de l’Enfant, 2004, p. 2. 123 Telefonisch Gesprek met Bea Buyse, Kind en Gezin.
44
G. Besluitvorming 1. Vertegenwoordiging van vrouwen in de verschillende politieke organen 1.1. Wetgevend kader Sinds 1994 worden in België structurele maatregelen genomen om de paritaire democratie te realiseren. In 1994 werd de wet Smet-Tobback gestemd die het quotum oplegde van 1/3 van hetzelfde geslacht op de verkiezingslijsten en dit voor alle verkiezingsniveaus124. In 2002 werden de quota uitgebreid: op elk van de verkiezingslijsten mag het verschil tussen het aantal kandidaten van elk geslacht niet groter zijn dan één en de eerste twee kandidaten moeten van een verschillend geslacht zijn125. De verschillende partijen werden zo verplicht om hun kandidatenlijsten paritair samen te stellen. Deze pariteitswetten werken door op Europees, federaal en regionaal niveau, maar niet op het niveau van de gemeenten. Met 2006 in het visier legt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest via een ordonnantie de pariteit op voor de gemeenteraadraadsverkiezingen. In oktober 2004 werden hieromtrent twee voorstellen tot ordonnantie ingediend die werden samengevoegd en uiteindelijk goedgekeurd in de plenaire zitting van 28 januari 2005. Deze ordonnantie legt nu ook voor de gemeentes van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de principes op van pariteit voor de eerste twee plaatsen en een gelijk aantal vrouwen en mannen op de kieslijsten126. 1.2. Praktijk 1.2.1. Brusselse Gewestregering De huidige Brusselse Gewestregering bestaat uit 8 leden waarvan 3 vrouwen. Consultatie van de site van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maakt zichtbaar dat het merendeel van de kabinetsmedewerkers van de Ministers mannen zijn. Voor 7 van de 8 kabinetten zijn cijfers voorhanden met betrekking tot het aantal vrouwen en mannen die er tewerkgesteld worden. Slechts 1 kabinet bereikt een paritaire v/m verdeling. Op een totaal van 119 kabinetsmedewerkers zijn er 47 vrouwen127. Tijdens de vorige legislatuur werden rond deze thematiek vragen gesteld aan de Ministers van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. - In 2000 stelde B. Fraiteur enkele vragen aan de Minister belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel naar het aantal vrouwen als kabinetchef, adjunctkabinetchef, adviseur of attaché.128 Het 124
Wet van 24 mei 1994 ter bevordering van een evenwichtige verdeling van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen. B.S. 01/06/1994. 125 Wet van 17 juni 2002 tot waarborging van een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen van het Europees Parlement. B.S. 28/08/2002. Wet van 18 juli 2002 tot waarborging van een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen van de federale Wetgevende Kamers en van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap. B.S. 28/08/2002. Bijzondere wet van 18 juli 2002 tot waarborging van een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten van de kandidaturen voor de verkiezingen van de Waalse gewestraad, de Vlaamse Raad en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. B.S. 13/09/2002. 126 Ordonnantie ertoe strekkende evenveel mannen als vrouwen op de gemeentelijke kieslijsten te plaatsen 17 februari 2005, BS 09/03/2005. 127 http://www.bruxelles.irisnet.be/nl/region/region_de_bruxelles-capitale/autorites/gouvernement.shtml. 128 Brusselse Hoofdstedelijke Raad, Vragen en Antwoorden, 15 april 2000 (nr.6), p. 432.
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
-
-
-
antwoord van de Minister: geen vrouwen als kabinetchef, adjunctchef of adviseur en twee vrouwen als attaché. Dezelfde vraag in 2000 van B.Fraiteur aan de toenmalige Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting129. Het antwoord: 1 vrouw als adjunct-kabinetchef (in het kader van de Franse Gemeenschapscommissie), 1 vrouw als adviseur en 4 vrouwen als attaché (waarvan 1 in het kader van de Franse Gemeenschapscommissie). Ook B. Grouwels stelde in 2000 de vraag aan de toenmalige Staatssecretaris voor Openbaar Ambt in verband met de aanwezigheid van mannen en vrouwen op de ministriële kabinetten130. Het antwoord van de Staatssecretaris: op een totaal van 45 tewerkgestelde medewerkers zijn er 25 vrouwen. Dezelfde vraag in 2000 van B. Grouwels aan enkele toenmalige leden van het Verenigd College. D. Gosuin antwoordt dat van de drie medewerkers van zijn kabinet één ervan een vrouw is. J. Chabert antwoordt dat op een totaal van 49 medewerkers op zijn kabinetten (Gewest en Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie) 24 vrouwen zijn, weliswaar voornamelijk op uitvoerend niveau131.
1.2.2. Brussels Hoofdstedelijk Parlement Het huidig Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bestaat uit 89 gewestelijke afgevaardigden, waarvan 37 vrouwen. Tabel 20: Aantal vrouwelijke verkozenen bij de regionale Brussels Hoofdstedelijk Vlaams Parlement Parlement 1999 34,67% 20% 2004 41,57% 31%
verkiezingen van 1999 en 2004. Waalse Gewestraad 11% 19%
Bron: FOD Binnenlandse zaken132
1.2.3. De Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 waren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest reeds 44% vrouwelijke kandidaten. Tabel 21: Vrouwen in gemeenteraden, als schepenen en als Burgemeesters. Periode Vrouwen in de Vrouwelijke Vrouwelijke Gemeenteraad schepenen Burgemeesters België Brussel België Brussel België Brussel 1988-1994 1994-2000 2000-2006
14% 23% 27%
26% 26,3% 39%
10% 15,2% 20%
16% 30% 30,5%
4% 5,6% 8%
Tabel 22: Vrouwelijke verkozenen in de gemeenten 2000-2006. Gemeente Aantal Aantal Vrouwelijke vrouwelijke vrouwelijke burgemeester verkozenen (%) schepenen (%) Anderlecht Oudergem
33 % 57 %
33 % 17 %
10,5% 10,5% 16%
Schepen voor gelijke kansen Ja
129
Brusselse Hoofdstedelijke Raad, Vragen en Antwoorden, 15 april 2000 (nr.6), p. 453. Brusselse Hoofdstedelijke Raad, Vragen en Antwoorden, 15 april 2000 (nr.6), p. 446. 131 Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Vragen en Antwoorden, 15 september 2000 (nr. 2) p. 30. 132 Dossier ‘Gender en politieke besluitvorming’ www.amazone.be. 130
46
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ Sint-Agatha-Berchem Brussel Etterbeek Evere Vorst Ganshoren Elsene Jette Koelkelberg Sint-Jans-Molenbeek Sint-Gilis Sint-Joost-ten-Node Schaarbeek Ukkel Watermaal-Bosvoorde Sint-LambrechtsWoluwe Sint-Pieters-Woluwe TOTAAL
33 % 35 % 42 % 43 % 41 % 44 % 41 % 46 % 44 % 32 % 27 % 31 % 30.5% 53 % 25 % 44%
17 % 44 % 25 % 43 % 57 % 17% 44% 12.5 % 17 % 33 % 37.5 % 43 % 20 % 37.5 % 57 % 86 %
54 % 41 %
25 % 35 %
Ja Ja Ja Ja Ja
Ja
Ja Ja Ja (wn)133
Ja Ja
Ja
3/19
9/19
Uit deze cijfers blijkt dat het aandeel vrouwen in de gemeenteraden, als schepenen en als Burgemeesters nog steeds ver onder het aandeel van mannen in deze organen ligt. Brussel scoort evenwel beter dan het Belgische gemiddelde. Ook is er een evolutie waar te nemen in de tijd134. 1.2.4. De Adviesraden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Op 5 juli 2001 werd een nieuwe ordonnantie135 bekrachtigd tot wijziging van de ordonnantie van 27 april 1995136 houdende invoering van een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen. Deze nieuwe ordonnantie bepaalt dat ten hoogste twee derde van de leden van een adviesorgaan van hetzelfde geslacht mogen zijn. Een adviesorgaan kan geen rechtsgeldig advies uitbrengen indien niet aan deze bepaling wordt voldaan, tenzij de bevoegde minister een gemotiveerde aanvraag indient om een uitzondering toe te staan. Uit een interpellatie van 2004 bij de ministers en staassecretarissen omtrent de stand van zaken van de vertegenwoordiging v/m in de adviesorganenen bleken er 11 van de 22 gewestelijke adviesorganen waar cijfers van werden verkregen, niet in overeenstemming met de ordonnantie137. Geen enkel adviesorgaan telde minder dan één derde mannen, maar de helft telde minder dan één derde vrouwen. Sommige adviesorganen hadden zelfs geen vrouwen onder hun leden. Onder de huidige legislatuur heeft Staatssecretaris voor Gelijke Kansenbeleid Brigitte Grouwels eind september 2005 een rapport overhandigd aan het Parlement met betrekking tot dit onderwerp. Hierin wordt aangegeven dat het merendeel van de 16 adviesorganen aan de voorwaarden voldoen (1/3-2/3). Maar sommigen komen echter de quotavoorwoorwaarden nog steeds niet na, zoals bijvoorbeeld de Economische en Sociale Raad en de Raad van de coordinatie van de bouwplaatsen.
133
Wn : waarnemend. DELVAUX, P., Ordonnantie legt pariteit vrouw-man op voor gemeenteraadsverkiezingen, 2005, http://www.avcb-vsgb.be/nl/mati/org/0205hf.htm. 135 Ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 27 april 1995 houdende invoering van een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen, BS 09.04.2002, p. 14497-14498. 136 Ordonnantie houdende invoering van een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen, BS 23.06.1995, p. 18066-18067. 137 Brusselse Hoofdstedelijke Raad, Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen (2003-2004) Nr. 42. 134
47
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ Het aantal gemotiveerde aanvragen voor het bekomen van bovenstaande uitzonderingsregel is niet systematisch gekend. Wel kunnen uit de Besluiten houdende aanwijzing van de leden van de verschillende Adviescomités de redenen worden afgeleid voor het toepassen van de uitzonderingsregel. Vaak wordt het tekort aan vrouwelijke kandidaten aangehaald als motief voor het toepassen van de uitzonderingsregel. Zo wijkt het Gewestelijk Adviescomité voor de taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur af van de regel omdat ‘de taxisector jammer genoeg hoofdzakelijk mannelijk blijft en de representatieve beroepsverenigingen van exploitanten en taxicauffeurs over het algemeen nog niet in de mogelijkheid verkeren om kandidaturen van vrouwen voor te dragen’138. In juni 2005 werd door de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een ordonnantie houdende de invoering van een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen gestemd139. Het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voerde in 2005 het ‘Reglement voor de oprichting, samenstelling en werking van de adviesraden en werkgroepen Cultuur, Onderwijs, Welzijn en Gezondheid’ in140. Dit reglement regelt de inspraak van het werkveld in het beleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie zoals dat gestalte krijgt via de adviesraden en werkgroepen voor de beleidsdomeinen Cultuur, Onderwijs, Welzijn en Gezondheid. De adviesraden en werkgroepen worden pluralistisch samengesteld en er wordt gestreefd naar een voldoende evenwicht inzake man/vrouw, vrijwilligers/beroepskrachten/belangengroepen en allochtonen/autochtonen. 1.3. Vorming van verkozenen Vorming kan de beeldvorming met betrekking tot politiek veranderen (bijvoorbeeld: ‘politiek is een mannenzaak’). De opleiding van (nieuwe) vrouwelijke kandidaten en verkozenen bereidt hen voor op een politiek mandaat in al haar facetten. Deze opleidingen worden georganiseerd door het Gewes (Bestuur Plaatselijke Besturen) evenals door andere instellingen en verenigingen (SOFIA Politica Tres, de Machtswijzer van de Nederlandstalige Vrouwenraad, Formation politique du Centre Féminin d'Education Permanente). 2. Vrouwen in de verschillende politieke partijen Tabel 23: Evolutie van het aantal vrouwen verkozen per partij voor de Brusselse Hoofdstedelijke raad: 1999-2004. Percentage Aantal vrouwen op Percentage Aantal vrouwen op vrouwen het totale aantal vrouwen Partij het totale aantal verkozen verkozenen verkozen verkozenen (2004) (2004) (1999) (1999) CD&V-NVA
1/3
33 %
1/3
33 %
Ecolo
3/7
43 %
8/14
57 %
FN
2/4
50 %
0/2
0%
FNB
-
-
1/1
100 %
MR
13/25
52 %
7/27
26 %
138
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 april 2003 houdende aanwijzing van de leden van het Gewestelijk Adviescomité voor de taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur,19 februari 2004, BS, 26/03/2004. 139 Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, Ontwerp van verordening houdende de invoering van een meer evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen, Stuk 312 (2004-2005) – Nr.2. 140 Collegebesluit nr. 05/263, 19 mei 2005.
48
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ PS
12/26
46 %
4/13
31 %
cdH
5/10
50 %
3/6
50 %
-
-
1/2
50 %
S.pa-Spirit
1/3
33 %
-
-
VB
2/6
33 %
0/4
0%
-
-
0/1
0%
VLD-Vivant
2/4
50 %
1/2
50 %
Algemeen totaal
42/89
47 %
26/75
35 %
SP-AGA
Vivant
Bron : FOD Binnenlandse Zaken141
Bijna alle partijen kennen ook een specifieke vrouwengroep binnen de partij. Deze vrouwenwerkingen hebben hun mogelijke impact op de vorming van lijsten, de inhoud van programma’s en de zichtbaarheid van vrouwen in verkiezingsprogramma’s. 3. Vrouwen in de vakbonden 3.1. Ondervertegenwoordiging van vrouwen in de syndicale structuren Er zijn geen gegevens voorhanden die de vertegenwoordiging van vrouwen in de syndicale structuren weergeven per gewest. Wel werden cijfers verzameld op nationaal niveau, dus voor de drie gewesten samen. Uit deze cijfers blijkt dat in tegenstelling tot de hoge syndicalisatiegraad van vrouwen bij de drie representatieve vakbonden (ABVV: 40%, ACV:47% en ACLVB: 39%) zij niet op proportionele noch op paritaire wijze vertegenwoordigd zijn in de verschillende syndicale structuren142. Wanneer de samenstelling van de syndicale besluitvormingsinsanties wordt geanalyseerd dan wordt de constante ondervertegenwoordiging van vrouwen zichtbaar143. Zowel bij de christelijke, de socialistische als de liberale vakbond. Tabel 24: Aanwezigheid van vrouwen in syndicale Vakbond % gesyndicaliseerde vrouwen 2002 % vrouwen in nationale bureaus % vrouwen in dagelijkse besturen %vrouwelijke bestuursafgevaardigden bij laatste congres
directiecomités. 144 ABVV ACV 40,3% 27,5% 27,5% 10,5% 28,6% 14,3% 20,0% 12%
ACLVB 28,6% 11,1% 0% 21%
3.2. Charter Gender Mainstreaming In 2004 stelden de drie representatieve vakorganisaties in België, met name het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV), het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV) en de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB), een ‘Charter Gender Mainstreaming in de vakbonden’ op vanuit de visie dat ‘de gelijke behandeling van en de gelijke kansen voor werkneemsters en werknemers een essentieel onderdeel is van hun opdracht in hun streven naar een democratische maatschappij’.
141
Dossier ‘Gender en politieke besluitvorming’ www.amazone.be. RAVESLOOT, S, Rapport Intermediaire MSU : La place de l’égalité et du maisntreaming dans les stratégies syndicales en Belgique, Brussel, Interuniversitair Instituut voor de Studie van de Arbeid, 2003. 143 Idem. 144 RAVESLOOT, S, Rapport Intermediaire MSU : La place de l’égalité et du maisntreaming dans les stratégies syndicales en Belgique, Brussel, Interuniversitair Instituut voor de Studie van de Arbeid, 2003. 142
49
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ Het doel van dit charter is om aan de hand van 10 actiepunten de gendermainstreaming beter te implementeren op het niveau van de vakorganisaties en de vrouwelijke militanten nog meer te laten deelnemen aan de syndicale besluitvorming. ‘De ondergetekende vakorganisaties aanvaarden in het licht van het principe van gender mainstreaming, de procesmatige behandeling, de noodzaak van een (re)organisatie, de verbetering, de ontwikkeling en de evaluatie van politieke processen, zodat een dimensie van gedergelijkheid opgenomen wordt in alle beleidsdomeinen en alle stadia, door alle actoren, die normaal gezien betrokken zijn bij het vastleggen van het beleid en dit in een perspectief van sociale vooruitgang’.145 3.3. Sociale verkiezingen Op sociaal-economisch vlak dient niet enkel een grotere vertegenwoordiging van de werkneemsters in de syndicale structuren verwezenlijkt te worden, maar ook in de overlegorganen van de ondernemingen146. Een genderanalyse van de resultaten van 2000 brengen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest volgende cijfers naar voren: Ondernemingsraden :aantal werknemers, kandidaten en verkozenen per gewest en per geslacht in 2000147. Tabel 25: Ondernemingsraden en comités voor preventie en bescherming op het werk: aantal werknemers, kandidaten en verkozenen per gewest en per geslacht in 2000148. Gewest Werknemers Kandidaten Verkozenen %V %M %V %M %V %M Ondernemingsraden 44,07 55,93 32,35 67,65 33,31 66,68 Comités voor preventie en 44,00 56,00 35,44 64,56 36,74 63,26 bescherming op het werk Deze tabel toont aan dat er ten opzichte van het aantal vrouwelijke werknemers veel minder vrouwelijke kandidaten zijn. Hoewel het aantal vrouwelijke werknemers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest proportioneel hoger is dan in Vlaanderen en Wallonië, blijven vrouwen er ondervertegenwoordigd in de syndicale organen149. Voor de sociale verkiezingen van 2004 kunnen op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg cijfers naar geslacht of regio worden teruggevonden, maar niet naar regio én geslacht.150 4. Besluitvorming in de raden van bestuur Een enquête gevoerd door European Professionnal Women Networks (EPWN) bij 270 grote Europese ondernemingen uit 2004 toont aan dat het aantal Belgische vrouwen in de raden van bestuur slechts 3% bedraagt. België is hiermee één van de slechts scorende landen op het vlak van vrouwelijke vertegenwoordiging in de raden van bestuur151. 145
ABVV, ACLVB, ACV, Charter Gender Mainstreaming, Brussel : 23 september 2004, 7 p. De vrouwen en het sociaal overleg : Analyse van de sociale verkiezingen van mei 2000 vanuit een genderinvalshoek, Federaal Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, Directie van de Gelijke Kansen, Brussel, p.3. 147 Ibid. p. 25 148 Ibid. p. 25. 149 Ibid. p. 30. 150 Résultats définitifs des élections sociales de 2004 (site : http://meta.fgov.be/pl/plf/frlf46.htm). 151 SLITS, V., CA : mais ou sont les femmes ?, Le Soir, 15/06/2004. 146
50
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
H.+I. Institutionele mechanismen voor de gelijkheid tussen vrouwen en mannen en fundamentele mensenrechten 1. Instellingen en actoren voor de gelijkheid m/v De Brusselse politieke, economische en sociale instellingen hebben een aantal organen opgericht die de aandacht voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen in het beleid versterken of stellen de oprichting hiervan in het vooruitzicht. 1.1. Brusselse Gewestregering De bevoegdheid ‘Gelijkheid tussen vrouwen en mannen’ werd onder de vorige regeringen impliciet toegekend aan een minister (man of vrouw) die zo de facto bevoegd werd over deze materie. In 2004 werd voor de eerste maal een staatssecretaris, Brigitte Grouwels, specifiek met het beleid voor gelijkheid van kansen belast. 1.2. Brussels Hoofdstedelijk Parlement Tijdens de vorige legislatuur werd tijdelijk, tot aan het einde van de legislatuur, een adviescomité voor gelijke kansen opgericht. Deze oprichting werd voorafgegaan door discussies over de nood aan zo’n specifiek adviescomité, over de bestendigheid ervan, over de gewestelijke bevoegdheden in deze materie, over de werking (duur van de hoorzittingen, voorzitterschap), enz152. Tijdens de nieuwe legislatuur liet een aanpassing van het Reglement, voorgesteld op 8 maart 2005, toe om dit adviescomité te bestendigen (dit gebeurde bij éénparige stemming op drie onthoudingen van leden van het ‘Front National’ na). Het Franstalig Brussels Hoofdstedelijk Parlement heeft eveneens een Adviescomité voor gelijke kansen tussen vrouwen en mannen. De Raad van de Vlaamse Gemenschapscommissie van zijn kant beschikt hier niet over. 1.3. Adviesraad In april 2004 werd een voorstel van ordonnantie153 ingediend om een Brusselse Raad voor de Gelijkheid van mannen en vrouwen op te richten. Deze adviesraad zou voor meer dan de helft samengesteld worden uit vertegenwoordigers van verenigingen die actief zijn op het vlak van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Deze adviesraad zou aan het Brusselse parlement en regering de mogelijkheid bieden om op de hoogte te blijven van de stand van zaken in deze materie en om begeleid te worden in zijn werk. Het voorstel van ordonnantie herinnert er eveneens aan dat er nog steeds ongelijkheden tussen vrouwen en mannen kunnen bestaan op het gebied van gewestelijke bevoegdheden (huisvesting, tewerkstelling, werkloosheid, mobiliteit, wetenschappelijk onderzoek, internationale betrekkingen, …). Deze Brusselse Raad zou, net zoals de Waalse Raad, onafhankelijk zijn en zijn secretariaat zou ten laste van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevallen. Dit voorstel werd evenwel niet aangenomen door het nieuwe Brussels Hoofdstedelijk Parlement. 1.4. Administratie 152
Verslag uitgebracht namens de Bijzondere Commissie voor het Reglement, Brussel: Brusselse Hoofdstedelijke Raad, 2001-2002 (A-214/2, B-60/2). 153 Voorstel van Ordonnantie houdende oprichting van een Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de Gelijkheid tussen mannen en vrouwen, ingediend door Anne Françoise Theunissen, Brussel : Brusselse Hoofdstedelijke Raad, 2003-2004 (A-555), 6 p.
51
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ In 2001 werd binnen het Bestuur Plaatselijke Besturen (BPB) een cel voor de gelijke kansen opgericht; deze cel beschikt sinds 2002 over een budget. Deze cel ondersteunt initiatieven in de 19 gemeenten die de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bevorderen. Zij organiseert opleidingen rond gelijke kansen voor plaatselijke verkozenen en voor het gemeentepersoneel en verstrekt adviezen of voorstellen aan andere afdelingen van de administratie vanuit een perspectief van gender mainstreaming. Voorbeelden van gevoerde acties van de cel gelijke kansen van het BPB: ● opleidingen voor lokale verkozenen: 4 sessies in 2002 en daarna in stijgende lijn. ● opleiding voor gelijkekansenambtenaren : in 2003 een opleiding over de wetgeving inzake gelijkheid door Jean Jacqmain154; in 2004, 2 sessies rond geweld op het werk, en in 2005 een nieuwe reeks van de opleiding rond de wetgeving van gelijke kansen met een onderdeel ‘bronnen op het’155. ● samenwerking met de Stad Brussel tijdens de Veertiendaagse sensibiliseringscampagne rond geweld in 2004 en 2005. ● colloquium ‘Vrouwen en Stad’: georganiseerd op 11 en 13 oktober 2003 in Amazone. ● studiedag ‘Man en verandering: de rol van de mannen in de gelijkheid van mannen en vrouwen’ op 9 en 10 september 2005 in samenwerking met het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen en de Stad Brussel. De Brusselse administratie richtte recentelijk eveneens een ‘Cel Gelijke kansen/Diversiteit op om acties ten gunste van de gelijke kansen te bevorderen in het Brusselse Gewest en in de gewestelijke administratie. De externe werking van deze cel bestaat uit het bevorderen en opvolgen van het gelijke kansenbeleid, de aanbevelingen van het Peking Actieplatform in het bijzonder en het verzekeren van financiële steun aan verenigingen die projecten ontwikkelen of sensibiliseren inzake gelijke kansen. Er werd tevens een coördinatrice ‘partnergeweld’ aangesteld op de initiatieven op dit vlak te coördineren. Intern stelde deze cel een diversiteitsplan op voor het personeel en realiseerde hieraangaande sensibiliseringsacties. Er werd overigens een onderzoek gelanceerd over diversiteit bij het personeel van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit onderzoek werd gevoerd door onderzoekers van de K.U.Leuven en van de Facultés Universitaires Notre Dame de la Paix (Namen) en focust zich op de actuele situatie, het personeelsbeleid, het standpunt van de betrokken actoren en het formuleren van beleidsaanbevelingen. In 2005 werden er eveneens gelijkekansennamiddagen binnen het Ministerie georganiseerd. ‘De eerste namiddag was gewijd aan het thema ‘Diversiteit beleven’, onder de vorm van een interactieve bijeenkomst op basis van improvisatietechnieken. De tweede middag “Inzet van het gelijkekansenbeleid” vond plaats aan speeltafels.’156 1.5. Sociale partners De Economische en Sociale Raad157 voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verenigt de vertegenwoordigers van de organisaties van de werkgevers, midenstand en werknemers en heeft een advies -en overlegbevoegdheid. Er bestaat binnen de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een commissie ‘gelijkheid van 154
Professor aan de ULB, expert bij de Europese Commissie et ondervoorzitter van de Raad van gelijke kansen. In samenwerking met Amazone. 156 IRIS-INFO nr34, september 2005, p. 14. 157 De Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verenigt de vertegenwoordigers van de organisaties van de werkgevers, middenstand en werknemers en heeft een advies- en overlegbevoegdheid. 155
52
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ kansen tussen vrouwen en mannen’ . Ze vergadert er en werkt ondermeer aan de ongelijkheden m/v op de Brusselse arbeidsmarkt. 1.6. Middenveld Het middenveld telt heel wat Nederlandstalige en Franstalige vrouwenorganisaties waarvan er zich meer dan 250 op het Brusselse grondgebied bevinden. Deze verenigingen werken niet allemaal rond Brusselse thema’s of met een Brussels publiek. Brussel is immers de zetel van heel wat andere instellingen (federaal, Vlaams, Frans, Europees, Internationaal) waarbij ze kunnen lobbyen. Een koepelorganisatie zoals de Conseil des femmes Francophones de Belgique (Franstalige Vrouwenraad van België) heeft een specifieke Commissie “Brussel”. Zij organiseerde reeds in 2003 met haar Nederlandstalige tegenhanger, de Nederlandstalige Vrouwenraad’ het colloquium 'Les femmes dessinent l’avenir de Bruxelles-Capitale' (‘De vrouwen ontwerpen de toekomst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’). 2. Instrumenten Verschillende instrumenten ter bevordering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen zijn inmiddels gekend en worden door het Peking Actieplatform aanbevolen. De regering moet met name een jaarlijks evaluatierapport naar het parlement sturen dat dit moet onderzoeken. Deze verplichting bestaat op federaal vlak maar ook de gefedereerde entiteiten - de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap hebben in het kader van Peking een wet voor de evaluatie van het gelijkekansenbeleid v/m aangenomen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd in januari 2005 een voorstel van ordonnantie ingediend betreffende de opstelling van een jaarlijks evalutieverslag inzake het gelijkekansenbeleid158. Dit voorstel wordt sinds 18 maart 2005 door de Commissie Financiën onderzocht. Dit voorstel is ook aan de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie159 voorgelegd en eveneens op 18 maart 2005 naar de ‘commissie 3’ verwezen. Ook de Regering bereidt een ontwerp van ordonnantie voor in dezelfde materie dat eerstdaags zal worden voorgelegd aan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement. 2.1. Wetgeving Er bestaan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een aantal wetten die de gelijkheid tussen vrouwen en mannen in verschillende domeinen en op lokaal, regionaal, Europees of internationaal vlak structureel bevorderen. 2.1.1. Evenwichtige vertegenwoordiging
•
in de adviesorganen: Ordonnantie van 5 juli 2001 tot wijziging van de ordonnantie van 27 april 1995 (BS 09.04.2002, p. 14497). De adviesorganen mogen ten hoogste uit 2/3 personen van hetzelfde geslacht samengesteld zijn. Alleen de Raad mag een afwijking verlenen na een verantwoord verzoek van de Minister belast met het betreffende adviesorgaan. Een evaluatieverslag over de uitvoering van deze ordonnantie moet jaarlijks aan de Raad voorgelegd worden.
158
Voorstel van Ordonnantie betreffende het opstellen, door de Regering, van een jaarlijks evaluatieverslag over haar beleid inzake gelijkheid tussen mannen en vrouwen, ingediend door mevr. Isabelle EMMERY en konsoorten, Brussel: Brussels Hoofdstedelijk Parlement, 2004-2005(A-102), 5 p. 159 Voorstel van ordonnantie houdende het opstellen, door het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, van een jaarlijks evaluatieverslag over zijn beleid inzake gelijkheid tussen mannen en vrouwen, ingediend door Mevr. Véronique Jamoulle (et al.), Brussel : VGGGC, 2004-2005 (B-22), 5p.
53
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ •
•
op de kandidatenlijsten voor de gemeentelijke verkiezingen: de ordonnantie van 17 februari 2005 (BS 09.03.2005, p. 9746) verzekert een gelijke aanwezigheid van mannen en vrouwen voor de gemeentelijke verkiezingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, door paritaire kandidatenlijsten op te leggen met een afwisseling op de eerste twee plaatsen en op de andere niveaus. In de samenstelling van het College van Burgemeesters en Schepenen : er werd een voorstel van ordonnantie160 neergelegd met de bedoeling de gemeentewet te wijzigen. Dat beoogt om in het artikel 15 § 1 de verplichting in te schrijven om minimaal 1 persoon van het ander geslacht in de schepencolleges te hebben, en dit om artikel 11bis van de grondwet te respecteren. Dit voorstel van ordonnantie wordt besproken in de Commissie van Binnenlandse Zaken.
2.1.2. Buitenlands beleid
•
•
Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van discriminatie van de vrouw (CEDAW): België heeft het verdrag in 1983161 goedgekeurd. De ordonnantie van 7 februari 2002 (BS 24.12.2002, p. 57947) stemt in met het facultatief Protocol bij dit Verdrag voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De ordonnantie van 10 juli 2003 (BS 08.08.2003, p. 40572) stemt in met het facultatief Protocol voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. het Aanvullend Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen transnationale georganiseerde misdaad: ordonnantie van 27 november 2003 (BS 11.12.2003, p. 58741) stemt in met dit protocol voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
2.1.3. Positieve acties Het Koninklijk Besluit van 27 februari 1990 houdende maatregelen ter bevordering van de gelijke kansen voor mannen en vrouwen in de overheidsdiensten (Gedragscode betreffende positieve actie) is steeds verplicht voor de ministeries en voor de gemeentelijke administraties maar niet voor de pararegionalen. Binnen het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is dit arrest nog steeds van kracht. De verplichting om een statistisch rapport op te stellen dat gegevens bevat die opgesplitst zijn naar werd gerealiseerd en de interne begeleidingscommissie van gelijke kansen werkt. 2.1.4. Europese richtlijnen Sommige Europese richtlijnen betreffende de gelijkheid tussen vrouwen en mannen moeten worden omgezet naar het Belgische niveau. Dit gebeurt federaal of door de gewesten al naargelang de competenties in kwestie. Een goed voorbeeld is de richtlijn 2002/73 die de richtlijn 76/207 wijzigde betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen inzake de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden. Deze diende omgezet te worden vóór 5 oktober 2005, maar dit gebeurde noch op het federale, noch op het regionale niveau. Er bestaat dus in dit verband een probleem voor het statutaire personeel van de openbare diensten (3230 betrokken personen voor het Ministerie en zijn pararegionalen) dat niet onder het arbeidsrecht valt maar onder het administratief recht. 162 160
Voorstel van ordonnantie tot wijziging van de nieuwe gemeentewet, ingediend door Brigitte De Pauw en Céline Fremault, Brussels Hoofdstedelijk Parlement, 2004-2005(A-118), 4 p. 1617 Wet van 11 mei 1983 houdende de goedkeuring van het Verdrag voor de uitbanning van alle vormen van discriminatie van de vrouw , gedaan te New York op 18 december 1979, BS 05.11.1985, p. 16178. 162 JACQMAIN, J., Le droit européen de l’égalité hommes-femmes, Brussel : Centre Femmes et Société, Brussels Hoofdstedelijk Gewest, 2005, p. 6 (Programma gerealiseerd op initiatief van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest).
54
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
2.2. Gender mainstreaming Gender mainstreaming (of integratie van de genderdimensie) betekent de systematische integratie van de respectieve situaties, prioriteiten en behoeften van vrouwen en mannen in het beleid, teneinde de gelijkheid van vrouwen en mannen te bevorderen of algemene beleidsvormen en maatregelen specifiek op dit doel af te stemmen door actief en openlijk in de ontwerpfase rekening te houden met de effecten daarvan op de respectieve situaties van vrouwen en mannen bij de uitvoering, controle en evaluatie. De acties die worden ondernomen door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden op regelmatige basis opgevolgd door een begeleidingscomité samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende ministers en één vertegenwoordiger van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. 2.3. Statistieken Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest publiceert regelmatig indicatoren maar deze worden niet allemaal opgesplitst naar geslacht. Geen enkel statistisch dossier vestigde specifiek de aandacht op de ongelijkheden tussen vrouwen en mannen in het Gewest. Voor bepaalde domeinen zijn er geen geschikte statistieken voorhanden die een beeld geven van de situatie van vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit is bijvoorbeeld het geval voor thema's zoals geweld tegen vrouwen, huisvesting, milieu, gehandicapte personen, bedelarij of daklozen. De bestaande Brusselse statistieken worden niet altijd opgesplitst naar geslacht op het vlak van armoede, sociale basissteun en schuldenlast, de bedrijfswereld, vluchtelingen, veiligheid op de openbare weg en personen betrokken bij criminaliteit. Het komt vaak voor dat er statistieken bestaan die worden opgesplitst naar gesalcht, maar niet voor het Brussels Hoofdstedelijk niveau, zoals bijvoorbeeld voor de domeinen mobiliteit, gebruik van informatie- en communicatietechnologieën, dagindeling en deelname van vrouwen aan syndicale structuren. Tenslotte werden bepaalde statistische gegeven opgesplitst naar geslacht, gepubliceerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar deze worden niet opgenomen in de officiële statistische indicatoren noch in een specifiek dossier. Dit is het geval voor het gebruik van het openbaar vervoer, aanwezigheid van vrouwelijke verkozenen in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement of van vrouwen werkzaam bij de Brusselse administraties. Dit is eveneens deels het geval voor wat betreft werkaangelegenheid, werkloosheid en beroepsopleiding van vrouwen. Het Brussels Observatorium voor de Arbeidsmarkt en Kwalificaties publiceert momenteel grondige studies met cijfers in die domeinen die in de toekomst misschien niet systematisch hernomen zullen worden in de statistische indicatoren. In Vlaanderen werd een studie gepubliceerd over indicatoren voor het gelijkekansenbeleid tussen vrouwen en mannen.163 Er komen zeer veel thema’s in aan bod maar, met uitzondering van arbeid, hebben die nauwelijks betrekking op regionale competenties. Er worden wel heel wat thema’s behandeld die indirect raken aan de gewesten, zoals gezondheid, opvoeding, armoede en politieke besluitvorming.
163
M. VAN HAEGENDOREN (dir.), Gelijke kansenindicatoren in Vlaanderen : statistieken en indicatoren voor een gelijke kansenbeleid voor mannen en vrouwen, Antwerpen : Steunpunt Gelijkekansenbeleid, 2002, 315 p.
55
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ Het eerste ‘Pekingrapport’ in Wallonië164, voorgesteld aan het Waalse parlement geeft aan dat er statistieken opgesplitst naar geslacht zijn of zullen worden gepubliceerd rond thema’s zoals mobiliteit, huisvesting (Woningfonds, vrouwelijke aanwezigheid in de sociale huisvesting en hun participatie in de beleidsinstanties) ecoconsumptie, sociale hulpverlening aan justitiabelen. 2.4. Budget In haar budget voor 2005 heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een totale som van € 590 000 voorzien voor de begrotingspost ‘Algemene uitgave van de Administratie Gelijkheid van Kansen’, als volgt verdeeld165: - uitgaven voor het gelijkekansenbeleid met onder meer het beleid inzake gender mainstreaming en van het specifieke gelijkekansenbeleid (met inbegrip van acties, studies, statistieken en vorming): € 360 000 - Toelagen aan gemeenten inzake het gelijkekansenbeleid: € 50 000 - Toelagen aan verenigingen inzake het gelijkekansenbeleid: € 180 000 Voor de begrotingspost ‘Lokale Besturen’, voor projecten inzake gelijke kansen166: - Projecten in het kader van gelijke kansen tussen vrouwen en mannen: € 52 000 - Toelagen aan de gemeenten om hun project inzake gelijke kansen vrouwen/mannen te ontwikkelen: € 18 000 3. Vrouwen en hun rechten Er zijn juridische en politieke mechanismen om de gelijkheid tussen vrouwen en mannen en het respect voor de fundamentele vrouwenrechten te bevorderen, maar daarnaast spelen vrouwen zelf een belangrijke rol in het uitoefenen van deze rechten, als ze deze kennen. 3.1. Sensibilisering Veel instellingen en organisaties actief op het terrein hebben een rol te spelen bij het informeren van vrouwen over hun rechten. Sommige gemeenten (het lokale niveau staat het dichtst bij de burger) delen bijvoorbeeld brochures uit aan vrouwelijke nieuwkomers van buitenlandse origine om hen te helpen bij het definiëren van hun statuut, rekening houdend met het Belgisch recht en het internationaal privaatrecht. In Brussel werd vastgesteld dat, ondere andere met betrekking tot het probleem van echtelijke verstoting, de gemeentelijke bevolkingsdiensten soms als eerste met deze basisrechten geconfronteerd werden en dat de antwoorden konden verschillen van gemeente tot gemeente. De verenigingen - of meer in het bijzonder vrouwenverenigingen - die zich bezighouden met algemene, permanente vorming spelen eveneens een belangrijke rol. Ze combineren vaak opvoeding tot burgerzin, het stimuleren van cultuurparticipatie, basisdienstverlening, gezinsplanning, of begeleiding bij de beroepskeuze.
164
Rapport au Parlement wallon présenté par le Ministre-Président en charge de l’égalité des chances : politique menée par le Gouvernement wallon conformément à la Quatrième Conférence mondiale sur les femmes, 722(2003-2004), 7 p. 165 Ordonnantie houdende de Algemene Uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het begrotingsjaar 2005, BS 09.02.2005, p. 4336. 166 Ibid. p. 4365.
56
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ 3.2. Toegang tot justitie De toegang tot justitie is een algemeen probleem voor alle personen die sociaaleconomische ongelijkheden ondervinden, vrouwen uiteraard inbegrepen. Maar volgens Christine Weckx, voorzitster van Vie Féminine, beleven vrouwen ook zeer specifieke problemen: ‘Of het nu gaat om een feitelijke scheiding of echtscheiding, alimentatievorderingen, verkrachting, partnergeweld of schulden, vrouwen vragen zich af waarom het zo moeilijk is om recht te laten geschieden. Hoe is het te verklaren dat in een rechtstaat een uitspraak van een rechtbank niet wordt toegepast? Dit is het geval voor 40 % van de alimentitatievorderingen, die nooit of slechts gedeeltelijk werden betaald.167 In Brussel bestaan er verschillende diensten voor slachtofferhulp en juridisch advies bij de lokale politie, het Parket van Brussel, het Justitiehuis of verenigingen 168. De Balie van Brussel organiseert eveneens permanenties bij het Justitiepaleis en in elke gemeente met een eerstelijnsadvies voor kansarmen.169 Het is echter niet geweten of vrouwen meer of minder van deze dienst gebruik maken en om welke reden. Sommige organisaties op het terrein en vrouwenverenigingen stellen eveneens algemene of specifieke juridische diensten ter beschikking inzake: echtelijk geweld, echtscheiding, asielaanvraag, slachtoffers van mensenhandel, psychisch geweld, enz.
167
Axelle nr 71, p. 23-26. Slachtoffers van geweld : adressenbestand en profielen van de voorzieningen voor hulpverlening : provincie Vlaams Brabant en Brussel , Brussel: Federaal Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid. Directie van de Gelijke Kansen. Cel Geweld, 2001. 169 Site : http://www.barreaudebruxelles.be. 168
57
J. Media 1. Context In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de Gemeenschapscommissies bevoegd voor media in het gewest (zoals bijvoorbeeld de COCOF voor Télé-Bruxelles of de VGC voor FM Brussel). Het Centrum voor Informatica voor het Brusselse Gewest (CIBG) 170 heeft als opdrachten taken in verband met autoriteit, invloed, promotie en bewaking ten aanzien van de vooruitgang van ICT, opdat de sociale samenhang niet in het gedrang wordt gebracht door deze vooruitgang. Het CIBG is tevens een dienstencentrum ten behoeve van de Brusselse administratie en de lokale overheden. Er wordt geen specifieke aandacht besteed aan de deelname van vrouwen aan het gebruik, het ontwerpen en het bevorderen van de producten en diensten van het CIBG. Er bestaat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geen studie die toelaat de houding van de Brusselaars tegenover de media en de nieuwe technologieën beter te kunnen bepalen. In het Waals Gewest heeft het ‘Agence Wallonne des Télécommunications’ (Waals Agentschap voor de Telecommunicatie) in 2004 een enquête uitgevoerd naar de voorzieningen en het gebruik van ICT (Informatie- en Communicatietechnologie) bij gezinnen in het Waals Gewest. Deze studie geeft ook cijfers over de houding van de Walen tegenover de ‘traditionele’ media. 2. De ‘traditionele’ media Over het algemeen hebben de traditionele media geen bijzondere interesse voor de vrouwelijke problematiek. Daarenboven stelt Vie Féminine een zeker seksisme vast in de media171. De laatste tien jaar is 61,7% van de afgestudeerden Journalistiek voor de Franse Gemeenschap een vrouw. Maar volgens de gegevens van de Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in België (maart 2003) vertegenwoordigen de vrouwen slechts 26% van de erkende beroepsjournalisten. En de aanwezigheid van vrouwen aan het hoofd van redacties is uiterst zeldzaam, behalve voor wat betreft zogenaamde ‘vrouwenbladen’.
3. Nieuwe informatie- en communicatietechnologieën Er zijn geen cijfers voorhanden over de inburgering en het gebruik van de nieuwe informatie-en communicatietechnologieën in Brussel. In België zijn vrouwen minder aanwezig in het milieu van de nieuwe technologieën en het internet. Ons land telde in december 2004 ruim 4,2 miljoen regelmatige surfers. 45% van de internetpopulatie is vrouwelijk, 55% mannelijk. Vrouwen zijn wel bezig hun achterstand op mannen in te halen, maar vrouwelijke senioren die internet gebruiken blijven voorlopig zeer zeldzaam172.
4. Media-educatie Op initiatief van de Brusselse Gewestregering werd in 1999 gestart met een informatiseringsplan voor scholen. De CIBG is belast met de uitvoering van dit plan, Multimedia Plan genaamd. ‘Het multimediaplan bestrijkt alle onderwijsinstellingen, op 170
Site : http://www.cirbcibg.irisnet.be. Seksisme: begrijpen om te handelen – Campagne georganiseerd door ‘Vie féminine’ – www.viefeminine.be. 172 Nationaal Instituut voor de Statistiek, Nieuwsflits n°60, Brussel : NIS, 9 mei 2005. 171
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ alle niveaus en van alle netten, en omvat de opleiding van leerkrachten, de uitrusting en het in netwerk schakelen van de onderwijsinstellingen alsook de productie en de verspreiding van aangepaste inhoud.’ Het plan voorzag vooreerst de 144 middelbare scholen van een aangepaste informaticastructuur (8 werkstations, server, 3 printers, enz.). Vanaf 2001 was het de beurt aan de 329 lagere scholen die tot het Multimediaplan toegetreden waren. Zij werden uitgerust met een gelijkaardige multimediazaal (4 werkstations, server, enz.)173. Dit plan gaat echter niet gepaard met een pedagogische denkoefening die de genderdimensie in acht neemt (gelijke beschikbaarheid van computers voor meisjes en jongens, meisjes aanmoedigen om zich in te zetten in dit domein, enz). De gelijkheid tussen vrouwen en mannen wordt eveneens gedragen door een taal die mannelijke en vrouwelijke kenmerken vertoont. De feminisering van titels en van de taal draagt bij tot het verhogen van de zichtbaarheid van de vrouw in de media en dus in de maatschappij. De Franse Gemeenschap heeft in een decreet van 1993 de feminisering van beroepsnamen, functies, graden of titels opgelegd voor officiële teksten en titels van de Gemeenschap. De Stad Brussel heeft van haar kant in 2004 een tweetalige gids uitgegeven over de ‘Feminisering van de titels en functiebenamingen van het personeel van de Stad Brussel’174. Deze gids geeft naast een mannelijk-vrouwelijk equivalentenlijst raadgevingen en taalregels voor het Frans en voor het Nederlands om het fenomeen van de vervrouwelijking van de taal beter te begrijpen. 5. Overheidscampagnes Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als overheid produceert zelf informatie en beeldmateriaal bestemd voor alle burgers op zijn grondgebied. Het gewest kan dus nagaan of de boodschappen die worden verspreid de vrouwelijke en ook de mannelijke stereotypes niet versterken. De MIVB bijvoorbeeld heeft enkele inspanningen gedaan in deze zin door op haar website getuigenissen van vrouwelijke MIVB-medewerksters, en werkaanbiedingen voor bijvoorbeeld trambestuursters of metrobestuursters te vermelden.
173
Centrum voor Informatica voor het Brussels Gewest: http://www.cirbcibg.irisnet.be P. Niedzwiecki, Feminisering van de titels en functiebenamingen van het personeel van de Stad Brussel , Brussel: Stad Brussel, 2004, 38p. 174
59
K. Milieu 1. Ruimtelijke ordening Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest schenkt in haar bevoegdheden inzake ruimtelijke ordening geen bijzondere aandacht aan vrouwen. In 2005 werd een thesis neergelegd aan het ISURU (Institut Supérieur d’Urbanisme et de Rénovation Urbaine) die het vraagstuk van de genderdimensie in de stadsplanning benadert en hierbij stilstaat bij Brussel. Deze thesis toont een globale visie over de toegang van vrouwen tot de openbare ruimte en infrastructuren, de veiligheid en mobiliteit van vrouwen in de stad. Ook worden enkele denkpistes geformuleerd voor de beleidsmakers. 1.1. De openbare ruimte De toegankelijkheid van vrouwen tot de openbare ruimte betekent vooreerst de fysieke toegang tot deze openbare ruimte: drempels nemen, voetpaden die niet breed genoeg zijn en belemmerd worden (met name door het wildparkeren), toegang tot het openbaar vervoer (oude tramvoertuigen, metrostations, opstappen aan de voorkant van de bus), te korte tijd van de verkeerslichten, gedrang op smalle voetpaden. Deze thematiek wordt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest opgenomen in de maatregelen bestemd voor ‘Personen met beperkte mobiliteit’. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn voortaan bepaalde maatregelen inzake fysieke ruimtelijke ordening verplicht : • lagere drempels voor elk nieuw bouwproject • de reglementaire breedte van de voetpaden op 1m50 • alle nieuwe metrostations beschikken over een lift De wijkcontracten175 zijn een belangrijk beleidsinstrument voor de renovatie van de stad en de heropleving van de wijken. Ze hebben betrekking op de renovatie van bestaande woningen en de bouw van nieuwe woningen; de renovatie of de aanleg van ruimten voorbehouden aan ambachtelijke of industriële activiteiten, aangevuld met een huisvestingsoperatie; de herinrichting van de openbare ruimten; de creatie of de versterking van wijkinfrastructuren en - voorzieningen, of ze nu van socio-culturele, sportieve of andere aard zijn; de oprichting van sociale en participatieve activiteiten tijdens de duur van het wijkcontract. Sinds 1994 is er al 310 miljoen euro besteed aan deze politiek op het Brussels niveau. ● Gesubsidieerde werken die de armste gemeentes toelaten om van het Brussels Gewest tot 90% subsidie te krijgen voor hun werken, bijvoorbeeld aan voetpaden, openbare verlichting en wegennet, terwijl het basistarief 30% bedraagt. Deze werken laten toe om de indeling van de openbare ruimte opnieuw te homogeniseren, om de ruimte voor de ‘zwakke’ weggebruikers (fietsers in het bijzonder) beter in te delen en te beveiligen en om sommige delen van het wegennet te verlichten. ● De noodzakelijke deelname van de inwoners/inwoonsters aan de Plaatselijke Commissie Geïntegreerde Ontwikkeling (PCGO) biedt een mogelijkheid om de noden van vrouwen uit te drukken. ● Het Gewestelijke Secretariaat voor Stedelijke Ontwikkeling heeft de aandacht voor de gelijkheidsproblematiek betreffende de deelname aan de arbeidsmarkt, de veiligheid alsook het gebruik van de openbare ruimtes als één van de duurzaamheidscriteria weerhouden voor de wijkcontracten. Het hekelt het feit dat
175
Site: http://www.quartiers.irisnet.be.
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ de gelijkheid tussen vrouwen en mannen niet voldoende aanwezig is in de doelstellingen van de wijkcontracten176. Er zijn geen gegevens noch onderzoeken over de toegang van vrouwen tot de gemeenschapsinstellingen, zoals de onthaal en ondersteuningsdiensten voor kinderen en oudere personen, de educatieve en vormingsdiensten, de sportinfrastructuren en de openbare toiletten177. Tenslotte werd ook het vraagstuk van de ‘dagindeling’ – de afstemming van collectieve en individuele tijd op korte, middelange en lange termijn- en de manier waarop deze verschillend beleefd wordt door mannen en vrouwen, aangehaald door de geraadpleegde actoren en deskundigen. 1.2. Veiligheid Geen enkele studie besteedde aandacht aan het (on)veiligheidsgevoel van vrouwen in Brussel. Wanneer er echter wordt gesproken over de toegang tot de openbare ruimte raakt de notie veiligheid de vrouwen in het bijzonder. De thesis die hierboven178 geciteerd werd analyseert dit vraagstuk aan de hand van informatie onder andere verkregen van ervaringen van de stad Montreal over vrouwen en veiligheid179, zoals bijvoorbeeld de factoren die het subjectieve of objectieve onveiligheidsgevoel beïnvloeden: - gebrek aan andere personen of aan diversiteit op straat - opleidingsniveau en uitoefening van een beroepsactiviteit - persoonlijk gevoel van kwetsbaarheid - indeling van de ruimte: verlichting, dode hoek, ondergrondse doorgangen, verlaten parkings, enz. De gemeenten hebben bepaalde maartregelen genomen, zoals de praatgroepen van de diensten voor de preventie en begeleiding van agressie en sedert twee jaar de organisatie van de Veertiendaagse tegen het geweld door de stad Brussel. Deze gemeente heeft eveneens de middelen die het Gewest ter beschikking stelt in zijn ‘driejaren-investeringsplan’ aangewend om te investeren in straatverlichting als technopteventief middel (cfr. Geweld 1.2). Ook werden er in enkele gemeenten verkenningsmarsen gehouden. Deze marsen verkennen met een groep vrouwen de buurt op zoek naar de factoren die hun onveiligheidsgevoel verhogen. De door de federale overheid gesubsidieerde veiligheids- en preventiecontracten hebben tot doel een geïntegreerd preventiebeleid op lokaal vlak te verzekeren. Dertien Brusselse gemeenten hebben een contract. De Raad van de Gelijke Kansen heeft in een advies het belang van de bijzondere aandacht voor geweld tegen vrouwen benadrukt en de strijd tegen dit geweld dient geïntegreerd te worden in de doelstellingen van deze contracten. Voor de zes overige gemeenten die geen contract hebben heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zelf preventiecontracten opgezet met volgende prioriteiten: sociale bemiddeling, problemen die gepaard gaan met het schoolse leven, werken met jongeren, bewaking van parken en openbare ruimtes, beveiliging van de sociale woningen en drugsverslaving via het Transit centrum180. 176
ABDS/GSSO, Het wijkcontract, een duurzaam contract met de buurt ? Een inventarisatie over de aanwezigheid van duurzaamheids criteria in de wijkcontracten in Brussel, Brussel : GSSO, 2004, 43 p. 177 Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen, Advies Nr. 62 van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen van 8 november 2002 betreffende gelijk plasrecht voor mannen en vrouwen: de openbare toiletten herbekeken, Brussel, 2002, 3 p. 178 BENSAID Y, Vers une ville ‘femmes admises’. La dimension du genre, contribution à une nouvelle philosophie de la planification urbaine, Bruxelles : ISURU, 2005, 112 p. 179 Site : http://www2.ville.montreal.qc.ca/cmsprod/femme_ville/accueil. 180 Veiligheids-en preventiecontracten (Site : http://www.bruxelles.irisnet.be, Bestuur Plaatselijke Besturen)
61
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
2. Mobiliteit 2.1. Zich verplaatsen De statistische indicatoren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geven ons geen enkele informatie over de verdeling m/v inzake mobibiliteit in het Gewest. De federale enquête MOBEL uit 1999 laat toe enkele gegevens specifiek voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of vanuit een genderinvalshoek (maar zelden deze twee samen) te belichten. De gegevens van deze enquête resulteerden in het boek ‘La mobilité quotidienne des Belges’181. Zo wordt bijvoorbeeld over het aantal verplaatsingen van individuen en de redenen hiervoor gesteld dat ‘ bepaalde individuele factoren het aantal verplaatsingen op een gemiddelde dag kunnen beïnvloeden. De eerste factor is geslacht. […] Gemiddeld verplaatsen personen die deeltijds werken zich het meest. Het vergezellen van anderen, naar huis gaan en boodschappen doen vergen meer verplaatsingen dan dat er door deeltijds werken bezuinigd worden. Maar het zijn in grote mate vrouwen die deeltijds werken en we zien […] dat vrouwen die voltijds werken zich eveneens meer verplaatsen dan mannen. Ter compensatie maken vrouwen kortere verplaatsingen zowel in tijd als in afstand. Vrouwen verklaren vaker dan mannen zich niet te verplaatsen op een gemiddelde dag 182 (26% van de vrouwen tegenover 18% van de mannen binnen de agglomeratie). 70% van de vrouwen ouder dan 75 jaar verplaatst zich niet op een gemiddelde dag (tegenover 35% van de mannen). De opeenvolging van gecombineerde verplaatsingen is iets frequenter bij vrouwen, behalve bij een aaneenschakeling van meer dan zes verplaatsingen, waar een gelijkheid tussen mannen en vrouwen kan worden waargenomen. De complexiteit van de aaneenschakeling van van verschillende verplaatsingen staat, zoals de mobiliteit in zijn geheel, in nauw verband met het opleidingsniveau: hoe hoger dit niveau, hoe hoger de mobiliteit. 2.2. Het openbaar vervoer De MIVB publiceert geen cijfers opgesplitst naar geslacht van de gebruikers/sters. Ter informatie heeft de MIVB 239 200 000 reizigers gehad in 2004. Ongeveer 19% van de Brusselaars heeft een abonnement voor het openbaar vervoer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, als stedelijk kader, is in dit opzicht een uitzondering in België want de combinatie openbaar vervoer – wandelen is er veel frequenter dan in de andere gewesten. 2.3. De wagen 39,6% van de gezinnen in Brussel had in 2001 geen wagen en 50% had er één. Het profiel van de huishoudens of personen zonder wagen is niet gekend, maar in Brussel is de relatie tussen het diploma en rijden met de wagen zeer sterk voor vrouwen. Meer zelfs, als 79% van de Belgen een rijbewijs heeft, hebben enkel 68% van de vrouwen en 71% van de Brusselaars er één. Het systeem van autodelen word door Cambio voorgesteld in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als alternatief voor de individuele wagen. De MIVB is mede aandeelhouder in dit project. Het gebruik van dit systeem is thans met duizend klanten, waarvan 45% vrouwen, nog eerder miniem. 181
J-P HUBERT, P. TOINT, La mobilité quotidienne des Belges, Namen : Presses universitaires de Namur, 2002, 352 p. 182 Een gemiddelde dag = een werkdag.
62
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’
2.4. De fiets In Brussel worden slechts 0,9% van de beroepsverplaatsingen en 0,9% van de schoolverplaatsingen met de fiets afgelegd (in Vlaanderen 11,9% en 32,8%). Het Gewestelijke Ontwikkelingsplan wil 10% van de verplaatsingen met de fiets halen. Het Fietsobservatorium, dat deel uitmaakt van de vereniging Provélo, toont aan dat 71% mannen en 29% vrouwen fietsen. Hoewel het aantal fietsers licht steeg tussen 1998 en 2003, en 2% van de verplaatsingen uitmaakt in het zomerseizoen, is de verhouding mannen/vrouwen ongewijzigd gebleven. Daarentegen is de verhouding vrouwen die een kinderzitje gebruiken gestegen van 2,6% tot 6% tussen 1998 en 2000, terwijl deze verhouding voor de mannen redelijk stabiel is gebleven (van 2,7% tot 3,2%). 2.5. Te voet Te voet gaan blijft natuurlijk één van de meest gangbare vervoerswijzen in de stad, al dan niet gecombineerd met een ander vervoermiddel. Vrouwen wandelen niet meer dan mannen, behalve indien de combinatie tussen openbaar vervoer en wandelen in rekening wordt gehouden. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft een ‘Gids van het Brussels vervoer voor mindervaliden’ uitgegeven voornamelijk gericht op de noden van gehandicapte mensen. Er wordt geen melding gemaakt van de opstapmoeilijkheden voor de ouders met kinderwagens, uitgezonderd een kleine illustratie. 3. Eerbied voor het milieu Het respect voor het milieu gaat de gehele Brusselse bevolking aan. Dit thema wordt op het gewestelijk niveau in hoofdzaak gedragen door het Brussels Instituut voor Milieubeheer. Het BIM ontwikkelt geen projecten, informatie of gegevens ten aanzien van vrouwen of de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Zo houden de enquêtes over ecoconsumptie en sensibiliseringscampagnes bijvoorbeeld geen rekening met een genderdimensie. 3.1. Milieu-educatie Projecten voor milieu-educatie zijn voornamelijk gericht op een schoolpubliek en dus gemengd. Bepaalde projecten voor milieu-educatie in Brussel deinhzen er niet voor terug om bepaalde thematieken te verkennen en hierbij een interessante genderinvalshoek te bieden. Milieu-educatie wordt zo een hulpmiddel naar opvoeding tot burgerschap en respect voor de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. 3.2. Milieubewust gedrag Op dit ogenblik wordt de mate waarin huishoudens en bedrijven ecologisch handelen in Brussel onderzocht zonder dat een opdeling naar gender wordt gemaakt. In 2004 hield het BIM en het Brussels Observatorium voor Duurzame Consumtie een campagne om het gebruik van alternatieve schoonmaakproducten en manieren te promoten. Hiervoor werd een brochure uitgegeven waarop een vrouw stond afgebeeld die aan de lenteschoonmaak begon.
63
Slotrapport ‘Vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’ Conclusies In de loop van dit onderzoeks- en inventarisatieproces naar de situatie van vrouwen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest anno 2005 werd het gebrek aan zichtbaarheid van instellingen, verenigingen en maatregelen ter bevordering van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen duidelijk. Eigenlijk is informatie rond het thema gelijkheid tussen mannen en vrouwen niet beschikbaar voor intermediairen (verenigingen op het terrein, vormingsinstellingen, enz.) of voor vrouwen zelf. Ook het gebrek aan statistieken die opgesplitst zijn naar geslacht werd opgemerkt op verschillende domeinen: huisvesting, geweld op vrouwen, cijfers van het OCMW, opvangplaatsen voor vrouwen in nood of dakloze vrouwen met of zonder kinderen, gehandicapte personen en ondersteuningsstructuren voor henzelf en hun familie, gebruik van het openbaar vervoer, schoolverzuim, gevoeligheid aan milieuhinder, enz. Dit gebrek aan statistieken verhindert een goed begrip van de (on)gelijke situatie van vrouwen en mannen in deze domeinen en dus ook het formuleren van concrete beleidsmaatregelen. Naast een gebrek aan financiële middelen voor een bepaald beleid naar vrouwen toe, verliezen de verenigingen ook tijd wanneer zij voor het organiseren van hun basisactiviteiten moeten aankloppen bij de verschillende subsidieverstrekkers (Gewest, Gemeenschap, Federale overheid, Europees Sociaal Fonds). Dit tijdverlies weegt op deze verenigingen. Het is in deze context dat een eenvoudige en duurzame toegang tot de bestaande middelen naar voren werd geschoven als eerste stap naar een oplossing. In dezelfde lijn en binnen de complexe institutionele context van Brussel, blijkt dat coördinatie en een globale visie over het beleid inzake gelijkheid tussen vrouwen en mannen noodzakelijk is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en dit over de verschillende bevoegdheden, het Gewest, de gemeenschappen en de gemeenten heen. In werkelijkheid werd deze noodzakelijkheid zelfs al voorgesteld als een uitdaging voor het Gewest om er effectief de gendermainstreaming te realiseren. Daarenboven vragen de terreinactoren dat er gelijktijdig een overlegplatform wordt georganiseerd over verschillende thema's (geweld, werkgelegenheid, sociale integratie, enz.). Een andere grote, zeer specifieke uitdaging is het opwekken van interesse, kennis en concrete voorstellen ten aanzien van de situatie van vrouwen in materies die tot op heden weinig behandeld werden binnen de gewestelijke bevoegdheden, zoals bijvoorbeeld huisvesting, milieu en mobiliteit. Maar ook meer algemene acties om de mentaliteit over de traditionele rollen van vrouwen en mannen in de samenleving (maar ook voor andere meer specifieke groepen) worden aanemoedigd: een positiever en gevarieerder beeld van vrouwen bevorderen via de media, het respect voor de gelijkheid tussen vrouwen en mannen zo vroeg mogelijk inprenten, mannen integreren in het debat om te vermijden dat gelijkheid enkel een vrouwenzaak wordt. Tenslotte uitten de personen, die in het kader van dit project werden gecontacteerd en reeds bewust zijn van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen, sterke verwachtingen ten aanzien van een beleid voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen of ten aanzien van een integratie van de genderdimensie in het algemene beleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Maar het contact met de personen die minder direct met het onderwerp verbonden zijn -zelfs indien ze verklaarden te weinig tijd te hebben voor dit soort oefening of soms een zeker sceptimse toonden- heeft aangetoond dat sensibilisatie en bewustwording zich begint te ontwikkelen in dit domein.
64