Milieugids Brussels Hoofdstedelijk Gewest
BELGISCH INSTITUUT DER TRANSPORTORGANISATOREN vzw Archimedesstraat 5 ● 1000 BRUSSEL Tel : 02.230.30.43 E-mail :
[email protected] Fax : 02.230.30.53 Website : www.bito-ibot.be
D/2008/10.552/3 Uitgegeven in 2008 door het Belgisch Instituut der Transportorganisatoren
De auteur streeft steeds naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor hij echter niet aansprakelijk gesteld kan worden.
Niets uit deze publicatie mag worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel fotokopieën, zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van de uitgever.
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Inhoudstafel
Inhoudstafel
WOORD VOORAF
6
DEEL 1 – DE MILIEUVERGUNNING
7
Hoofdstuk 1 – Milieuvergunning
8
1.
Omstandigheden die een milieuvergunning vereisen
8
2.
Tot welke klasse behoort een bedrijf ?
10
3.
Het milieugetuigschrift voorafgaand aan de milieuvergunning
11
4.
De vergunningsplicht (klasse 1A, 1B en 2)
12
5.
A.
Wanneer is een inrichting van klasse 1A, 1B of 2 onderhevig aan de vergunningsplicht ?
12
B.
Waar het aanvraagformulier voor een milieuvergunning vinden ?
12
C.
Hoe een aanvraagdossier opstellen ?
12
D.
Hoe een aanvraagdossier indienen ?
14
E.
Welke procedure volgt de melding ?
14
F.
Welke beroepsprocedure ?
22
G.
Welke zijn de rechtsgevolgen van de vergunning en van het beroep ?
De meldingsplicht (klasse 3)
24
24
A.
Wanneer is een inrichting van klasse 3 onderhevig aan de meldingsplicht ?
24
B.
Waar het meldingsformulier vinden ?
25
C.
Hoe het meldingsdossier indienen ?
25
D.
Welke procedure volgt het meldingsdossier ?
25
E.
Beroep ?
27
F.
De integrale voorwaarden
27
Hoofdstuk 2 – Bouwvergunning
28
Hoofdstuk 3 – De uitvoering van de vergunning
29
Hoofdstuk 4 – De inspectie van de vergunning
30
1.
Welke zijn de plichten van de exploitant ?
30
2.
Wie is belast met de inspectie ?
31
3.
Welke maatregelen kunnen genomen worden ?
31
A.
Toezichtsmaatregelen
31
B.
Administratieve sanctiemaatregelen
31
C.
Strafsancties
32
Hoofdstuk 5 – De geldigheidsduur van de vergunning 1.
Wat is de duur van de geldigheid ?
33 33
A.
De vergunningen van de klasse 1A, 1B en 2
33
B.
De vergunningen van de klasse 3
33
-3-
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Inhoudstafel
2.
Welke zijn de redenen van de nietigverklaring ?
34
Hoofdstuk 6 – Bijlage : de rubrieklijst van de als hinderlijke ingedeelde inrichtingen voor de logistieke sector
35
DEEL 2 – EXPLOITATIEVOORWAARDEN
38
Hoofdstuk 1 – De verschillende soorten exploitatievoorwaarden
39
1.
De algemene milieuvoorwaarden
39
2.
De sectorale milieuvoorwaarden
39
3.
De specifieke milieuvoorwaarden
40
Hoofdstuk 2 – De toepassingstermijnen
41
Hoofdstuk 3 – De inhoud van de exploitatievoorwaarden
42
1.
De algemene milieuvoorwaarden
42
2.
De sectorale milieuvoorwaarden
43
A.
Tankinstations
43
B.
Installaties voor overspuiten van voertuigen of voertuigeonderdelen die gebruik maken van oplosmiddelen
51
DEEL 3 – BODEMSANERING
55
Hoofdstuk 1 – De beheersprocedure voor verontreingde gronden
56
Hoofdstuk 2 – Inventaris van de verontreingde gronde
57
Hoofdstuk 3 – Verkennend bodemonderzoek
58
Hoofdstuk 4 – De risicostudie
59
Hoofdstuk 5 – Beschermende, toezichts-, waarborg- en behandelingsmaatregelen
60
Hoofdstuk 6 – De saneringsmiddelen
61
Hoofdstuk 7 – De sancties
63
DEEL 4 – BEHEER EN VERVOER VAN AFVALSTOFFEN
64
Hoofdstuk 1 – De verschillende afvalcategoriëen
65
1.
De niet-gevaarlijke afvalstoffen
65
2.
De gevaarlijke afvalstoffen
65
3.
De afvalcatalogus
66
-4-
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Inhoudstafel
Hoofdstuk 2 – De plichten inzake afval 1.
2.
De afvalaangifte A.
De gevaarlijke afvalstoffen
B.
De niet-gevaarlijke afvalstoffen
De gevaarlijke afvalstoffen
2.
3.
67 67 68
68
A.
De gevaarlijke afvalstoffen
68
B.
De niet-gevaarlijke afvalstoffen
69
Hoofdstuk 3 – De verplichte terugname van de relevante afvalstoffen voor de logistieke sector 1.
67
De verplichte terugname van versleten banden
70 71
A.
Principe
71
B.
De voorwaarden
71
De verplichte terugname van afgedankte voertuigen
71
A.
Principe
71
B.
De voorwaarden
71
De verplichte terugname van verbruikte oliën
72
A.
Definitie
72
B.
Principe
72
C.
De voorwaarden
72
4.
De verplichte terugname van afvalloodstatbatterijen
72
5.
De erkende centra voor de terugname van afvalstoffen
73
Hoofdstuk 4 – Toezicht inzake afval
74
Hoofdstuk 5 – Bijlage : de afvalcatalogus
75
DEEL 5 – MILIEUSUBSIDIES
77
Hoofdstuk 1 – Milieu-investeringen
78
1.
Voorwaarden
78
2.
Subsidie
79
3.
Procedure
79
Hoofdstuk 2 – Premie uitvoering bodemonderzoek
80
1.
Voorwaarden
80
2.
Subsidie
81
3.
Procedure
81
Hoofdstuk 3 – Lijst van de categoriëen waartoe de industriële investeringen moeten behoren om aanvaard te worden ten titel van rationeel energieverbruik
82
-5-
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest –
Woord vooraf
In het laatste decennium is de bezorgdheid rond „duurzaam‟ ondernemen sterk gegroeid. Met de uitgave van de milieugidsen wil vzw BITO bijdragen tot het verbeteren van het ecologisch beleid in de sector Transport en Logistiek. De gidsen zijn in de eerste plaats een bundeling van de geldende reglementering op het gebied van de milieuwetgeving. Ze kunnen ook beschouwd worden als een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsinterne milieuzorg, waarbij gestreefd wordt om de milieu-impact van de bedrijfsprocessen te beheersen en om aan groen strategisch management te doen. Standaarden hiervoor zijn o.a. :
EMAS : Environnemental Management and Audit Scheme (EU-verordening 1836/93 – EMAS II - en EU-verordening 761/01 – EMAS II). Zie www.inem.org
Iso 14001 volgens de International Standaard Organisatie. Zie www.iso.ch
Milieucharters in uw provincie.
Het is de bedoeling van BITO om deze gidsen up-to-date te houden en verder uit te breiden met praktische en nuttige informatie. Suggesties van de lezer zijn dan ook welkom.
Luc Van Cappellen Directeur BITO
-6-
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
DEEL 1 DE MILIEUVERGUNNING
-7-
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Hoofdstuk 1
Milieuvergunning
De milieuvergunning is een voorafgaande schriftelijke en administratieve toestemming om een als hinderlijke
ingedeelde
inrichting
te
mogen
exploiteren.
De
wettelijke
bepalingen
rond
de
milieuvergunning zijn in het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest ingesteld door de Ordonnantie van 5 juni 1997, inwerking getreden op 6 juli 1997. De milieuvergunning omvat de vroegere toelatingen inzake milieu, zoals de lozings- en afvalvergunning. Deze vergunningen die vroeger afzonderlijk door verschillende overheden werden verleend zijn nu samengebracht in één enkel administratief dossier die in te dienen is bij één enkele instantie en die éénzelfde procedure volgt. In dit deel wordt een overzicht gegeven van de na te leven administratieve verplichtingen om een milieuvergunning zowel te verkrijgen als te behouden. De link tussen de milieuvergunning en de stedebouwkundige vergunning komt hier tevens aan bod.
1. Omstandigheden die een milieuvergunning vereisen De bedrijven en hun activiteiten worden in 4 klassen ingedeeld volgens de graad van mogelijke hinder voor mens en milieu. Klasse 1A en 1B: inrichtingen en activiteiten die als het meest hinderlijk beschouwd worden; Klasse 2: inrichtingen en activiteiten die als hinderlijk beschouwd worden; Klasse 3: inrichtingen en activiteiten die als het minst hinderlijk beschouwd worden. De inrichtingen en activiteiten zijn volgens de klasse waartoe ze behoren onderhevig aan een verschillende administratieve procedure: voor de activiteiten van klasse 1A en 1B of van klasse 2, moet een milieuvergunning aangevraagd worden. voor de activiteiten van klasse 3, moet een melding verzonden worden. Voor iedere aanvraag van een milieuvergunning moet een milieueffectendossier ingediend worden. Dit dossier stelt de bevoegde overheid in staat om de te verwachten gevolgen voor het milieu in beschouwing te nemen.
-8-
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Voor de activiteiten van klasse 1A bestaat dit dossier uit een effectenstudie terwijl voor de activiteiten van klasse 1B een vereenvoudigd effectenrapport volstaat. In sommige uitzonderlijke gevallen kan een activiteit van klasse 1B onderworpen worden aan een effectenstudie indien de overheid dit noodzakelijk acht. De effectenstudie moet verplicht verricht worden door een studieadviseur erkend door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het effectenrapport wordt daarentegen opgesteld door de exploitant. Deze formaliteit maakt niet deel uit van de procedure voor de toekenning van de milieuvergunning maar moet verplicht voorafgaandelijk vervult worden, want iedere milieuvergunning verleend zonder een effectenstudie of –rapport wordt gestraft met een absolute nietigverklaring !
Inrichtingen en activiteiten
Klasse 1A – 1B
Klasse 2
Klasse 3
Belangrijke impact op milieu
Middelmatige impact op milieu
Weinige impact op milieu
Milieuvergunning
+ effectenstudie → 1A + effectenrapport→ 1B
Milieuvergunning
Melding
-9-
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
2. Tot welke klasse behoort een bedrijf ? Om te bepalen tot welke klasse zijn bedrijf behoort, moet de aanvrager de nomenclatuur van de ingedeelde inrichtingen raadplegen die zich bevinden in de bijlagen van: de Ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse 1A; het Besluit van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse 1B, 2 en 3. Als het bedrijf verschillende activiteiten heeft, die ieder van een verschillende klasse zijn, wordt het bedrijf beschouwd als behorend tot de klasse die het meest hinderend is voor mens en milieu. Met andere woorden wordt de klasse waartoe het bedrijf behoort als volgt afgeleid: alle installaties en activiteiten zijn in klasse 3 → het bedrijf is in klasse 3 één of meerdere installaties en activiteiten zijn in klasse 2 en anderen in klasse 3 → het bedrijf is in klasse 2 één of meerdere installaties en activiteiten zijn in klasse 1A of 1B en anderen in klasse 2 → het bedrijf is in klasse 1A of 1B De tabellen, opgenomen in bijlage van hoofdstuk 6, zijn opgeplitst in verschillende kolommen: de kolom “rubriek” verwijst naar het nummer van de nomenclatuur van de bedoelde inrichting of activiteit; de kolommen “benaming” en “sleutelwoord” duiden het type en de betekenis van de bedoelde inrichting of installatie aan; de kolom “klasse” geeft de klassecategorie van de bedoelde inrichting of installatie aan. ! De toepasselijke rubriekenlijst voor de logistieke sector kan in bijlage van dit hoofdstuk geraadpleegd worden.
- 10 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
3. Het milieuattest voorafgaand aan de milieuvergunning Voor de inrichtingen van klasse 1A een aanvraag van een milieuattest moet ingediend worden vóór de aanvraag van de milieuvergunning. Voor de inrichtingen van klasse 1B een aanvraag van een milieuattest mag ingediend worden vóór de aanvraag van de milieuvergunning. De aanvraag is dus hier facultatief. Voor de inrichtingen van klasse 2 en 3 geen enkele aanvraag moet ingediend worden. Het milieuattest is een document dat 2 jaar geldig blijft en dat aanduidt of de bedoelde inrichting verondersteld is een vergunning te verkrijgen en onder welke voorwaarden. ! Het milieuattest verleent noch een toelating tot exploitatie noch een vrijstelling om achteraf een milieuvergunning te bekomen, maar geeft aan de aanvrager een duidelijk beeld van de vereisten, die hij kan verwachten van de bevoegde overheid, voor het verlenen van de milieuvergunning. Deze informatie is voor de exploitant zeer hulpzaam om onnodige dossierkosten te vermijden voortvloeiend uit een onvolledig project dat aangepast moet worden en dat bovendien uiteindelijk geweigerd kan worden. ! Het aanvraagsformulier voor het milieuattest bevindt zich in het Bijlagendossier geannexeerd aan deze Gids.
- 11 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
4. De vergunningsplicht (klasse 1A, 1B en 2) A.
Wanneer is een inrichting van klasse 1A, 1B of 2 onderhevig aan de vergunningsplicht ? De milieuvergunning is vereist in de volgende gevallen: voor de uitbating van een nieuwe inrichting van klasse 1A, 1B of 2; bij een wijziging, uitbreiding of toevoeging van een inrichting: - wanneer deze de toepassing van een andere rubriek tot gevolg heeft die behoort tot een klasse 1A, 1B of 2; - waarbij de geplande verandering geen indeling van de inrichting in de hogere klasse tot gevolg heeft; maar waarbij de verandering een risico inhoudt voor mens en milieu of de bestaande risico vergroot; voor de uitbating van een inrichting die na haar ingebruikname door wijziging of aanvulling van de rubriekenlijst door de overheid een inrichting wordt van klasse 1A, 1B of 2; bij een heringebruikname van een oorspronkelijke vergunde inrichting, na vernietiging of buitengebruikstelling als gevolg van gevaren, hinder of ongemakken die voortkomen uit de uitbating en waarmee geen rekening gehouden werd bij de afgifte van de oorspronkelijke vergunning; bij het verderzetten van de uitbating van een inrichting waarvan de vergunning vervalt.
B.
Waar is het aanvraagformulier voor een milieuvergunning te vinden ? Het aanvraagformulier is beschikbaar: ofwel bij de gemeente; ofwel op de site van het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) → http://www.ibgebim.be ! Het formulier bevindt zich in het Bijlagendossier geannexeerd aan deze gids.
C.
Hoe een aanvraagdossier opstellen ? Inhoud van het aanvraagdossier Het aanvraagdossier voor een inrichting van klasse 1A moet de volgende gegevens vermelden: de milieueffectenstudie; het voorgeschreven aanvraagformulier; de vereiste bijlagen die de aanvraag kunnen verduidelijken; het bewijs van betaling van de dossiertaks.
- 12 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Het aanvraagdossier voor een inrichting van klasse 1B moet de volgende gegevens vermelden: de milieueffectenrapport; het voorgeschreven aanvraagformulier; de vereiste bijlagen die de aanvraag kunnen verduidelijken; het bewijs van betaling van de dossiertaks. Het aanvraagdossier voor een inrichting van klasse 2 moet de volgende gegevens vermelden: het voorgeschreven aanvraagformulier; de vereiste bijlagen die de aanvraag kunnen verduidelijken; het bewijs van betaling van de dossiertaks. ! Bij moeilijkheden om de formulieren in te vullen kan volgende dienst geraadpleegd worden: Brussels agentschap voor de onderneming Milieudesk Turn & Taxis Helihavenlaan 86C, b211 1000 Brussel Tel. + 32 (0)2 422 00 20 Dossierkosten De dossierkosten moeten gestort worden vóór het indienen van het dossier op rekening van het Ministerie van het Gewest Brussel-Hoofdstad: n° 091-2310961-62. De te storten bedragen zijn: € 625 voor een aanvraag van getuigschrift voor een inrichting van klasse 1A; € 1.250 voor een aanvraag van vergunning voorafgegaan door een aanvraag van getuigschrift voor een inrichting van klasse 1A; € 2.500 voor een aanvraag van vergunning niet voorafgegaan door een aanvraag van getuigschrift voor een inrichting van klasse 1A; € 250 voor een aanvraag van getuigschrift of vergunning voorafgegaan of niet door een aanvraag van een getuigschrift, voor een inrichting van klasse 1B; € 125 voor een aanvraag van getuigschrift voor een inrichting van klasse 2.
- 13 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
D.
Hoe een aanvraagdossier indienen ? Waar ? Het dossier moet ingediend worden bij het College van Burgemeester en Schepenen (CBS) van de gemeente op het grondgebied waarvan het belangrijkste gedeelte van het project moet worden uitgevoerd. Hoe ? Het dossier moet aangetekend ingediend worden of bij afgifte tegen ontvangstbewijs. Het dossier moet in verschillende exemplaren neergelegd worden: aanvraagdossier van getuigschrift voor een inrichting van klasse 1A of 1B: 7 exemplaren; aanvraagdossier van vergunning voor een inrichting van klasse 1A of 1B voorafgegaan van een aanvraag van getuigschrift: 3 exemplaren; aanvraagdossier van vergunning voor een inrichting van klasse 1A of 1B niet voorafgegaan van een aanvraag van getuigschrift: 7 exemplaren; aanvraagdossier van vergunning voor een inrichting van klasse 2: 3 exemplaren.
E.
Welke procedure volgt het aanvraagdossier ? Naargelang het om een aanvraag voor een milieugetuigschrift of een milieuvergunning gaat en naargelang het een inrichting van klasse 1A, 1B of 2, met of zonder voorafgaandelijke verkrijging van een getuigschrift, betreft, is de procedure telkens verschillend. De procedures worden hierna schematisch weergegeven. Opgelet: De proceduretermijnen worden in kalenderdagen uitgedrukt!
- 14 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Procedure milieuattest klasse 1A
Ontvangst van het dossier door het CBS → zending van het dossier naar het BIM (Brussels Instituut voor Milieubeheer)
Binnen de 20 dagen neemt het BIM een beslissing:
Dossier is volledig
Dossier is niet volledig → melding van de tekortkomingen + termijn voor de vervollediging van het dossier
Binnen de 30 dagen stelt het BIM het ontwerp op van de effectenstudie → verzending van het project aan het CBS
Het CBS organiseert binnen de 15 dagen een openbaar onderzoek voor een duur van 15 dagen
Binnen de 45 dagen na het einde van het onderzoek → het Begeleidingscomité (BC) keurt het project goed → verwezenlijking van het effectenstudie
Verzending van het effectenstudie naar het BC → binnen de 30 dagen neemt het BC een beslissing: studie onvolledig → BC deelt een termijn mee waarbinnen aanvullende studies of wijzigingen worden bezorgd studie volledig → verzending naar het BIM voor een 2de openbaar onderzoek van een duur van 15 dagen
Binnen de 75 dagen na het einde van het onderzoek en nooit meer dan 450 dagen na de beslissing dat het aanvraagdossier volledig is→ het BIM VERLEENT AL DAN NIET HET GETUIGSCHRIFT
- 15 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Procedure vergunning klasse 1A (voorafgegaan door een attest)
Ontvangst van het dossier door het CBS → zending van het dossier naar het BIM
Binnen de 45 dagen (of 90 dagen mits motivatie) VERLEENT HET BIM DE VERGUNNING
Opgelet ! als het BIM geen beslissing neemt binnen de termijn → het attest geldt als vergunning uitgereikt voor een periode van 15 jaar
- 16 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Procedure vergunning klasse 1A (niet voorafgegaan door een attest)
De procedure is gelijkaardig aan die voor de aanvraag van de attestaanvraag !
Binnen de 75 dagen na het einde van het 2de openbaar onderzoek en nooit meer dan 450 dagen na de beslissing dat het aanvraagdossier volledig is → het BIM VERLEENT DE VERGUNNING
Opgelet ! Als het BIM geen beslissing neemt binnen de gestelde termijn → wordt de vergunningsaanvraag geweigerd ! → de beroepsprocedure wordt geopend (dit wordt hierna in punt F besproken)
- 17 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Procedure attest klasse 1B
Ontvangst dossier door het CBS → verzending dossier naar het BIM
Binnen de 20 dagen neemt het BIM een beslissing:
Dossier is volledig
Dossier is onvolledig → melding van de tekortkomingen + termijn voor de vervollediging van het dossier
Binnen de 15 dagen organiseert het CBS een openbaar onderzoek voor een duur van 15 dagen
Binnen de 75 dagen na het einde van het openbaar onderzoek en nooit meer dan 160 dagen na de beslissing dat het aanvraagdossier volledig is → het BIM VERLEENT AL DAN NIET HET ATTEST
- 18 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Procedure vergunning klasse 1B (voorafgegaan door een attest)
Ontvangst dossier door het CBS → verzending dossier aan het BIM
Binnen de 45 dagen (of 90 dagen mits motivatie) het BIM VERLEENT AL DAN NIET DE VERGUNNING
Opgelet ! als het BIM geen beslissing neemt binnen de gestelde termijn → het attest geldt als vergunning uitgereikt voor een periode van 15 jaar !
- 19 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Procedure vergunning klasse 1B (niet voorafgegaan door een milieuattest)
De procedure is gelijkaardig aan die voor de getuigschriftaanvraag !
Binnen de 75 dagen na het einde van het openbaar onderzoek en nooit meer dan 160 dagen na de beslissing dat het dossier volledig is → het BIM VERLEENT AL DAN NIET DE VERGUNNING
Opgelet ! Als het BIM geen beslissing neemt binnen de gestelde termijn → wordt de vergunningsaanvraag geweigerd geacht ! → de beroepsprocedure wordt geopend (dit wordt hierna in punt F besproken)
- 20 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Procedure vergunning klasse 2
Ontvangst dossier door het CBS
Binnen de 10 dagen het CBS neemt een beslissing:
Dossier is volledig
Dossier is onvolledig → melding van de tekortkomingen + termijn voor de vervollediging van het dossier
Binnen de 15 dagen organiseert het CBS een openbaar onderzoek voor een duur van 15 dagen
Binnen de 60 dagen na het einde van het onderzoek en nooit meer dan 60 dagen na de beslissing dat het dossier volledig is → het CBS VERLEENT AL DAN NIET DE VERGUNNING
Opgelet ! Als het CBS geen beslissing neemt binnen de gestelde termijn → wordt de vergunningsaanvraag geweigerd geacht ! → de beroepsprocedure wordt geopend (dit wordt hierna in punt F besproken)
- 21 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
F.
Welke beroepsprocedure ? Wie ? de aanvrager; ieder natuurlijke of rechtspersoon die doet blijken van een belang; de verlenende overheid. In welk geval ? Tegen de beslissing genomen door de overheid betreffende: de afgifte van een milieuattest of -vergunning; de wijziging, schorsing of intrekking van een milieuattest of –vergunning; de verlenging van een milieuvergunning. Er bestaan 2 niveau’s van beroep: een eerste beroep kan ingediend worden bij het Milieucollege; indien deze zich niet uitspreekt binnen de gestelde termijn of indien de genomen beslissing
tegensprekelijk
is,
kan
een
hoger
beroep
ingediend
worden
bij
de
Gewestelijke overheid. Wanneer ? Het beroep moet ingediend worden binnen een termijn van 30 kalenderdagen te rekenen: voor de aanvrager → van de ontvangst van de beslissing; voor derden → van de eerste dag van bekendmaking van de beslissing; in geval er geen beslissing werd genomen → vanaf het verstrijken van de termijn toegekend aan de overheid om een beslissing te nemen; ingeval van hoger beroep bij de Gewestelijke overheid tegen de beslissing van het Milieucollege → vanaf de ontvangst van de beslissing. Waar ? Het beroep wordt neergelegd, naargelang het geval, bij: Milieucollege:
CCN Vooruitgangstraat 87 – 1030 Brussel
Gewestelijk overheid:
Ministerie van milieu van het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest Guledelle 100 – 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe
- 22 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Hoe ? Het dossier wordt opgesteld aan de hand van een eenvoudige brief die aangetekend opgestuurd moet worden of bij afgifte tegen ontvangstbewijs. Hierbij moet een betalingsbewijs toegevoegd worden van dossierkosten voor een bedrag van € 125 voorafgaandelijk gestort op het rekeningnummer 091-2310961-62 van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De brief moet de volgende elementen bevatten: het gemotiveerd beroep tegen de beslissing of tegen de afwezigheid van beslissing; een kopie van de beslissing indien er één is; een eventuele aanvraag om gehoord te worden door het Milieucollege of de Gewestelijk overheid; de kopie van het betalingsbewijs van de dossierkosten. Procedure ? →
Het Milieucollege deelt zijn beslissing mee aan de aanvrager binnen een termijn van - 60 dagen → te rekenen van de datum vanaf neerlegging van het aangetekend schrijven van het beroep bij het postkantoor; - 75 dagen → te rekenen van de datum vanaf neerlegging van het aangetekend schrijven van het beroep bij het postkantoor indien de partijen gehoord zijn geweest.
Indien het Milieucollege de aanvrager niet informeert binnen deze termijnen, wordt de bestreden beslissing geacht bevestigd te zijn.
→
De Gewestelijke overheid deelt zijn beslissing mee aan de aanvrager binnen een termijn van - 60 dagen → te rekenen van de datum vanaf neerlegging van het aangetekend schrijven van het beroep bij het postkantoor; - 75 dagen → te rekenen van de datum vanaf neerlegging van het aangetekend schrijven van het beroep bij het postkantoor indien de partijen gehoord zijn geweest.
Indien de Gewestelijke overheid de aanvrager niet informeert binnen deze termijnen, mag de aanvrager een 2de oproep doen per aangetekend schrijven → indien de overheid na 30 dagen na de datum van neerlegging van het aangetekend schrijven bij het postkantoor nog steeds geen beslissing genomen heeft, wordt de bestreden beslissing geacht bevestigd te zijn.
- 23 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
G.
Welke zijn de rechtsgevolgen van de vergunning en van het beroep ? De beslissing de milieuvergunning te verlenen is uitvoerbaar vanaf de dag volgend op die van het afloop van het beroepstermijn. Het beroep zelf schorst de omstreden beslissing niet. Dit houdt in dat: het beroep niet toelaat om de inrichting uit te baten indien de overheid besloten heeft om geen getuigschrift of vergunning te verlenen; het door een derde ingediend beroep de exploitant, die zijn getuigschrift of vergunning behaald heeft, niet belet uit te baten. ! Het beroep kan wel een schorsende werking hebben wanneer: ze door een ernstig gevaar of onherstelbare schade is gemotiveerd; het beroep ingediend is door: - het CBS voor een inrichting van klasse 1A of 1B; - het BIM voor een inrichting van klasse 2;
5. De meldingsplicht (klasse 3) De inrichtingen van klasse 3 genieten van een vereenvoudigde procedure. Deze houdt enkel een neerlegging in van een melding van het voornemen te exploiteren.
A.
Wanneer is een inrichting van klasse 3 onderhevig aan de meldingsplicht ? De melding wordt verplicht in de volgende gevallen: voor de uitbating van een nieuwe inrichting van klasse 3; bij een verplaatsing, een wijziging of een uitbreiding van een inrichting van klasse 1A, 1B of 2 wanneer dit de toepassing van een nieuw rubriek van klasse 3 tot gevolg heeft; bij een verbouwing of een uitbreiding van een inrichting van klasse 3 voor zover zij niet tot gevolg heeft dat de inrichting in een hogere klasse moet worden ondergebracht; bij het heropstarten van een inrichting waarvan de uitbating gedurende twee opeenvolgende jaren werd onderbroken; bij het heropstarten van de uitbating van een vernielde inrichting of een inrichting die tijdelijk buiten gebruik werd gesteld; bij de verderzetting van de uitbating van een inrichting die oorspronkelijk niet vergunningsplichtig was maar die achteraf ingedeeld is geworden in een rubriek van klasse 3.
- 24 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
B.
Waar het meldingsformulier vinden ? Het formulier is te verkrijgen: ofwel bij de gemeentelijke administratie; ofwel
op
de
site
van
het
Brussels
Instituut
voor
Milieubeheer
(BIM)
→
http://www.ibgebim.be ! Het meldingsformulier bevindt zich in het Bijlagendossier geannexeerd aan deze gids.
C.
Hoe het meldingsdossier indienen ? Waar ? Het dossier moet verstuurd worden naar het CBS van de gemeente op wiens grondgebied de inrichting gelegen is. Hoe ? Het dossier moet in 1 enkel exemplaar neergelegd worden. Het dossier moet verzonden worden per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs. Kosten aanvraagdossier Dossierkosten moeten betaald worden bij iedere melding. Deze moeten gestort worden vóór de indiening van de melding op rekening van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: n° 091-2310961-62. Het te betalen bedrag is € 125.
D.
Welke procedure volgt het meldingsdossier ? Opgelet: De termijnen moeten berekend worden vanaf de eerste dag na ontvangst van de melding.
- 25 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Melding klasse 3
Ontvangst van de melding door het CBS
Het CBS licht de aanvrager toe binnen de 20 dagen dat de melding: - onontvankelijk is → de melding moet opnieuw neergelegd worden - ontvankelijk → exploitatie
Bij gebrek aan een beslissing van het CBS binnen de 21 dagen: → de melding wordt ontvankelijk beschouwd → exploitatie
- 26 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
E.
Beroep ? Wie? Enkel de aanvrager kan een beroep indienen. In welk geval ? Tegen de beslissing genomen door het CBS betreffende de voorschrijving van specifieke exploitatievoorwaarden. Procedure ? De beroepsprocedure voor een instelling van klasse 3 is identiek aan die voor de inrichtingen van klasse 1A, 1B en 2.
F.
De integrale voorwaarden De inrichtingen van klasse 3 kunnen onderworpen worden aan integrale voorwaarden opgelegd bij Besluit van de overheid. Voor deze inrichtingen verliest het CBS haar bevoegdheid om specifieke exploitatievoorwaarden voor te schrijven. (Dit wordt in deel 2 nader toegelicht.)
- 27 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Hoofdstuk 2
Bouwvergunning
Sommige
ondernemingen
moeten
bij
hun
vestiging
een
aantal
werken
uitvoeren
die
bouwvergunningsplichtig zijn. De bouwvergunning is een administratieve beslissing van het CBS die de uitvoering van werken toelaat zoals de bouw, de afbraak of de wijziging van gebouwen of gronden. ! Als een aanvraag een gemengd project betreft waarvoor een milieuvergunning vereist wordt evenals een bouwvergunning, moeten deze beiden tegelijkertijd ingediend worden, waar, bij ontstentenis, de dossiers onvolledig zullen beschouwd worden en dus onontvankelijk.
- 28 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Hoofdstuk 3
De uitvoering van de vergunning
De overheid die de vergunning verleent, bepaalt de termijn binnen dewelke deze moet uitgevoerd worden. Deze termijn mag 2 jaar niet te bovengaan. De uitvoeringstermijn neemt aanvang vanaf de dag waar de beslissing om de vergunning te verlenen in werking treedt. ! De exploitant kan evenwel een verlenging aanvragen van 1 jaar op voorwaarde de aanvraag in te dienen minstens 3 maanden vóór de afloop van de uitvoeringstermijn.
- 29 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Hoofdstuk 4
De inspectie van de vergunning
1. Welke zijn de plichten van de exploitant ? Vóór en na de verkrijging van de vergunning moet de exploitant een aantal verplichtingen naleven om te voorkomen bestraft te worden.
De overtredingen die aanleiding geven tot administratieve sancties: indien de exploitant tot de exploitatie van een ingedeelde inrichting overgaat zonder vergunning of zonder een melding te hebben gedaan; indien de exploitant de algemene of bijzondere exploitatievoorwaarden niet observeert die door de overheid voor of tijdens de exploitatie worden vastgesteld; indien de exploitant geen vergunningsaanvraag heeft ingediend in geval van verandering, uitbreiding of vernieling; indien de exploitant de overheid van de datum niet heeft verwittigd die voor de toepassing van zijn vergunning is vastgesteld, minstens 15 dagen van tevoren; indien de exploitant zijn register van veranderingen en uitbreidingen niet heeft gehouden of heeft overgebracht; indien de exploitant de overheid niet in kennis heeft gesteld van de stopzetting van de activiteiten; indien de exploitant niet aan de voorziene plaats het geheel van zijn vergunningen, verklaringen en exploitatievoorwaarden heeft.
De overtredingen die aanleiding geven tot strafsancties: indien de exploitant een ingedeelde instelling exploiteert zonder vergunning of zonder melding te hebben gedaan; indien de exploitant de algemene of bijzondere exploitatievoorwaarden niet observeert die door de overheid voor of tijdens de exploitatie worden vastgesteld; indien de exploitant de overheid niet in kennis heeft gesteld van de stopzetting van de activiteiten en waardoor een risico voor mens en milieu ontstaat; indien de exploitant de uitvoering van de taak van toezicht op de installaties belemmert; indien de exploitant de vereiste hulp niet levert om de bevoegde personen toe te laten hun taak van toezicht tot een goed eind te brengen.
- 30 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
2. Wie is belast met de inspectie ? De volgende personen zijn bevoegd om de goede naleving van de wettelijke verplichtingen betreffende de milieuvergunning te controleren: de officieren van de gerechtelijke politie; de ambtenaren en de agenten van de Milieu-inspectiedivisie van het BIM voorzien van hun rechtvaardigingskaart; de ambtenaren en de agenten van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid; de gemeentelijke ambtenaren aangeduidt door het CBS.
3. Welke maatregelen kunnen genomen worden ? A.
Toezichtsmaatregelen De bevoegde personen mogen de volgende toezichtsmaatregelen treffen: binnendringen aan elk uur van de dag en de nacht, overal, zelfs in gesloten plaatsen, wanneer zij ernstige redenen hebben om te geloven dat zich er een overtreding van de wettelijke verplichtingen begaat. Wanneer het om een instelling gaat die als hoofdwoonplaats wordt gebruikt, is een voorafgaande toestemming van de instructierechter vereist; de bijstand vragen van de lokale of federale politie; op basis van ernstige overtredingsvermoedens, tot alle onderzoeken en controles overgaan, en alle inlichtingen inwinnen geacht vereist om zich ervan te overtuigen dat de wettelijke verplichtingen worden nageleefd; stalen afnemen; analyses laten uitvoeren; de voertuigen tegenhouden die voor het vervoer dienen en hun lading controleren.
B.
Administratieve sanctiemaatregelen De bevoegde personen kunnen al de nodige maatregelen nemen om ieder hinder voor mens en milieu te voorkomen, te verminderen of te bestrijden: een waarschuwing geven aan de overtreder en hem een termijn toekennen om hem toe te laten zich in regel te zetten; een proces-verbaal opstellen die - tot bewijs van tegendeel - de overtreding vaststelt → het proces-verbaal wordt vervolgens opgestuurd aan de Procureur des Koning van het parket van Brussel → een kopie van het proces-verbaal wordt aan de overtreder verzonden binnen de 10 dagen; de toestellen onder zegels plaatsen; de opschorting van de activiteiten bevelen; overgaan tot de tijdelijke of onmiddelijke sluiting van de onderneming.
- 31 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Al de maatregelen kunnen mondeling bevolen worden maar opdat ze behouden worden moeten ze per aangetekende brief bevestigd worden binnen de 10 dagen. De maatregelen worden beperkt tot de activiteiten en de toestellen die noodzakelijk zijn om de vastgestelde situatie te verhelpen. De exploitant kan bij het Milieucollege een beroep indienen tegen iedere genomen maatregel en dit binnen de 10 dagen volgend op de kennisgeving van de bevestiging van de beslissing. Het Milieucollege betekend zijn beslissing aan de exploitant binnen de volgende 15 dagen. Als het parket beslist niet te vervolgen of als het parket haar beslissing niet bekendmaakt aan de bevoegde personen voor de controle binnen de 6 maanden na het verzenden van het procesverbaal, kunnen deze bevoegde personen beslissen om een administratieve geldboete op te leggen aan de exploitant. De beslissing wordt binnen de 10 dagen per aangetekende brief bekendgemaakt. De exploitant kan dan kiezen tussen: de boete betalen → de betaling dooft de strafvordering; de boete niet betalen en een beroep indienen bij het Milieucollege. Deze deelt zijn beslissing mee aan de exploitant binnen de volgende 2 maanden. De geldboete mag een totaal bedrag van € 125.000 niet overschrijden.
C.
Strafsancties Voor de zwaardere overtredingen kan de rechtbank gevangenistraffen toepassen gaande van 8 dagen tot 12 maanden. Meestal zullen geldboetes opgelegd worden in functie van de ondernemingen die het voorwerp is van de overtreding: klasse 2: van € 500 tot € 500.000; klasse 1B: van € 500 tot € 2.500.000; klasse 1A: van € 500 tot € 5.000.000. ! Het bedrag van de boetes kan verdubbeld worden als: bewezen wordt dat de overtreding bewust of met winstoogmerk werd gepleegd; ingeval van herhaling binnen de 3 jaar volgend op de bekendmaking van het procesverbaal van de overtreding.
- 32 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Hoofdstuk 5
De geldigheidsduur van de vergunning
1. Wat is de duur van de geldigheid ? A.
De vergunningen van klasse 1A, 1B en 2 De vergunningen 1A, 1B et 2 zijn toegekend voor een maximale duur van 15 jaar. Deze termijn wordt berekend vanaf de dag waarop de exploitatie van de installaties start. Deze datum is die van de bekendmaking door de exploitant aan de bevoegde overheidt minstens 15 dagen voor het starten van de exploitatie. Bij gebrek aan deze bekendmaking, wordt het vetrekpunt beschouwd zijn de dag waarop de overheid de vegunning verleend heeft. De overheid kan een kortere geldigheidsduur opleggen aan de door haar aangeduide ondernemingen. Wanneer de vergunning de wijziging of de uitbreiding van de onderneming als voorwerp heeft, eindigt de geldigheid van deze ten laatste op dezelfde datum als de vergunning verleend voor de onderneming in zijn oorspronkelijke staat. De geldigheidstermijn is evenwel éénmaal verlengbaar voor een nieuwe periode van 15 jaar. De exploitant moet hiertoe een verlengingsaanvraag indienen per aangetekende brief voor het einde van de vergunning binnen een termijn van: klasse 1A: 18 maanden; klasse 1B: 12 maanden; klasse 2: 6 maanden. Indien de aanvraag niet binnen de gestelde termijn wordt ingediend moet de exploitant opnieuw een volledige aanvraag indienen om een nieuwe milieuvergunning te krijgen. De bevoegde overheid stuurt haar beslissing om een verlenging te verlenen of niet minstens 6 maanden voor het afloop van de vergunning. De overheid kan eventueel haar beslissing koppelen aan nieuwe exloitatievoorwaarden. Indien binnen de gestelde termijn geen beslissing wordt genomen kan de exploitant een herinnering aantekenen bij de overheid. Als deze niet reageert
binnen
de
2
maanden
na
de
aantekening
van
de
herinnering
wordt
de
milieuvergunning stilzwijgend verlengd voor een nieuwe periode van 15 jaar. B.
De vergunningen van klasse 3 Voor de vergunningen van klasse 3 bestaan er geen geldigheidstermijnen.
- 33 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
2. Welke zijn de redenen van de nietigverklaring? Een geldig verleende vergunning kan nietigverklaard worden als: de vergunde onderneming niet uitgebaat wordt gedurende 2 opeenvolgende jaren; de vergunde onderneming niet uitgevoerd werd voor de afloop van de termijn vastgelegd door de overheid.
- 34 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Hoofdstuk 6
Bijlage : de rubrieklijst van de als hinderlijke ingedeelde inrichtingen voor de logistieke sector
Rubriek
3.
12.
13.
40.
45.a
45.b
Benaming Stationaire batterijen waarvan het product van het vermogen, uitgedrukt in Ah, vermenigvuldigd met de spanning uitgedrukt in V, hoger ligt dan 10.000. Vaste inrichtingen voor de heroplading van accumulatoren met behulp van toestellen met een vermogen van meer dan 5kW Inrichtingen voor het wassen van voertuigen of van hun aanhangwagens : manueel wassen(met inbegrip van het manueel wassen met behulp van een hogedrukreiniger) met uitzondering van «zelfbedieningsinrichtingen» manueel wassen in het kader van «zelfbediening», automatisch of mechanisch wassen, het weghalen van de beschermingslaag (ontparaffineren, ontwaxen) Werkplaatsen voor het plaatsen van hulpstukken voor voertuigen (open dak,beglazing, schokdempers, alarminstallaties, air-conditioning, hifi,…), werkplaatsen voor het onderhoud (olieverversing, afstellen van de motor,afstellen van de stuurgeometrie,vervangen van banden, schokdempers,...), voor het uittesten, het demonteren, het herstellen van motorvoertuigen, met een drijfkracht: kleiner dan of gelijk aan 20kW groter dan 20 Kw Verbrandingsinrichtingen (met uitzondering van inrichtingen vermeld in de rubrieken 31, 42, 43, 50, 216 en 219) met een nominaal warmtevermogen: van 300 kW tot 1 MW wanneer ze voor het verwarmen van lokalen zijn bestemd van 300 kW tot 30 MW wanneer ze niet voor het verwarmen van lokalen zijn bestemd van meer dan 1 MW to 30 MW wanneer ze voor het verwarmen van lokalen zijn bestemd van meer dan 30 MW tot 300 MW Opslagplaatsen voor: ongevaarlijke en niet-inerte afvalstoffen (niet-inerte afvalstoffen uit de industrie, uit de landbouw,...) doch geen elektrische en elektronische apparatuur met een voor opslag bestemde totaaloppervlakte tussen 100 tot en met 2.000 m2 gevaarlijke afvalstoffen (met uitzondering van de afvaloliën uit rubriek 80 en van de afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) met een capaciteit tussen 100 tot en met 500 kg ongevaarlijke en niet-inerte afvalstoffen (niet-inerte afvalstoffen uit de industrie, uit de landbouw,...) doch geen elektrische en elektronische apparatuur met een voor opslag bestemde totaaloppervlakte groter dan 2.000 m gevaarlijke afvalstoffen (met uitzondering van de afvalolie uit rubriek Nr 80 en van de afgedankte elektrische en elektronische apparatuur) met een capaciteit groter dan 500 kg tot en met 500 ton opslagplaats voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van meer dan 1.000 kg buiten het toepassingsgebied van de terugnameplicht
Klasse
3 3
Sleutelwoord
Elektrische accumulatoren
2 Auto's (wassen)
Auto's (herstellingen) 2 1B
3 2
Verbranding (inrichtingen)
2 1B
2
Gevaarlijke en niet inerte afvalstoffen (opslagplaats)
2 1B
1B
1B
- 35 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Rubriek
45.c
47.
53.
55.
68.
80. 81.
88.
Benaming Opslagplaats voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur: van 40 kg tot 1 000 kg, buiten het toepassingsgebied van de terugnameplicht; van meer dan 350 kg, binnen het toepassingsgebied van de terugnameplicht Opslagplaatsen voor inerte ongevaarlijke afvalstoffen (namelijk papier, karton, schroot, kunststof, opveegsel, glas, lompen, bouwafval, ...) met een voor opslag bestemde totaaloppervlakte: tussen 100 en 2.000 m2 groter dan 2.000 m² Opslagplaatsen voor stoffen, producten, materiaal dat niet in andere rubrieken is opgenomen, met een voor opslag bestemde totaaloppervlakte: van 500 tot en met 5.000 m² groter dan 5.000 m² Elektriciteit : generatoren, ontvangers met een nominaal vermogen: van 100 tot en met 250 kVA groter dan 250 kVA tot en met 1000 kVA groter dan 1000 kVA Garages, overdekte parkeerplaatsen waar motorvoertuigen worden geparkeerd voor: 10 tot en met 24 wagens of aanhangwagens 25 tot en met 200 wagens of aanhangwagens Opslagplaatsen voor afvaloliën, met een capaciteit: van 60 tot en met 2.000 liter groter dan 2.000 liter Inrichtingen voor de verwijdering, de regeneratie, de verwerking van afvaloliën met inbegrip door verbranding 1. Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen met een vlampunt lager dan of gelijk aan 21°C: opslagplaatsen tot en met 500 liter bij ingegraven tank opslagplaatsen van 50 tot en met 500 l in de andere gevallen opslagplaatsen voor meer dan 500 l 2.
3.
4.
138.
151.
152.
Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 21°C maar niet hoger dan 55°C: opslagplaatsen tot en met 500 liter bij ingegraven tank opslagplaatsen van 100 tot en met 500 l in de andere gevallen opslagplaatsen voor meer dan 500 l tot en met 10.000 l opslagplaatsen voor meer dan 10.000 l Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 55°C maar niet hoger dan 100°C: opslagplaatsen tot en met 10.000 liter bij ingegraven tank opslagplaatsen van 3.000 tot en met 10.000 l in de andere gevallen opslagplaatsen voor meer dan 10.000 l tot en met 50.000 l opslagplaatsen voor meer dan 50.000 l Opslagplaatsen voor zware stookolie, minerale of synthetische olie en voor gelijkaardige vloeistoffen met een vlampunt in een volgens de norm NBN 52017 gesloten recipiënt van meer dan 100°C: opslagplaatsen tot en met 10.000 liter bij ingegraven tank opslagplaatsen van 3.000 tot en met 10.000 l in de andere gevallen opslagplaatsen van meer dan 10.000 tot en met 100.000 liter opslagplaatsen van meer dan 100.000 liter
Werkplaats voor mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingsmiddelen Opslagplaatsen voor gebruikte voertuigen of afgedankte voertuigen, tentoonstellingsruimten voor gebruikte voertuigen (met uitzondering van al dan niet overdekte parkeerterreinen), met plaats voor: 3 tot en met 50 voertuigen meer dan 50 voertuigen Openluchtparkeerterreinen voor motorvoertuigen buiten de openbare weg met plaats voor: 10 tot en met 50 auto‟s of aanhangwagens 51 tot en met 200 auto‟s of aanhangwagens
Klasse
Sleutelwoord
3 3
2 1B
2 1B 3 2 1B
2 1.B 3 2 1B
2 2 1B
Inerte afvalstoffen (opslagplaatsen) Opslagplaatsen (algemeen)
Elektriciteit
Garages (overdekte) Afvaloliën (opslagplaatsen) Afvaloliën (verwerking) Ontvlambare vloeistoffen (opslagplaatsen)
3 3 2 1B
3 3 2 1B
3 3 2 1B 1B
2 1B
2 1B
Oppervlakte (aanbrenging) Tweedehandswa gens (opslagplaatsen)
Voertuigen (parkeren)
- 36 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 1 – De milieuvergunning
Rubriek
214. 224. 233.
Benaming
Opslagplaatsen voor gevaarlijke afvalstoffen (met uitzondering afvaloliën uit rubriek 80) met een capaciteit van meer dan 500 ton.
van
Garages, overdekte parkeerplaatsen waar motorvoertuigen worden geparkeerd met meer dan 200 voertuigen of aanhangwagens. Parkeerterreinen in open lucht voor motorvoertuigen van meer dan 200 plaatsen.
Klasse
Sleutelwoord
1A
Gevaarlijke afvalstoffen (opslagplaatsen)
1A 1A
Garages Voertuigen (parkeren)
- 37 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
DEEL 2 EXPLOITATIEVOORWAARDEN
- 38 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
De ondernemingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn ingekaderd door een systeem van exploitatievoorwaarden bepaald door de overheid. Eens ze hun meldingsplicht hebben nageleefd of hun milieuvergunning hebben ontvangen, moeten de ondernemingen zich conform stellen aan deze voorwaarden. Er bestaan verschillende soorten exploitatievoorwaarden die hierna worden toegelicht.
Hoofdstuk 1
De verschillende soorten exploitatievoorwaarden
1. De algemene milieuvoorwaarden De algemene milieuvoorwaarden zijn uitbatingsvoorwaarden die door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden besloten en die van toepassing zijn op alle ondernemingen en activiteiten van klasse 1 A, 1 B, 2 en 3. Deze wettelijke voorschriften moeten niet in de vergunning zelf worden opgenomen. Deze zijn automatisch van toepassing op alle ondernemingen gelegen op het grondgebied van het gewest.
2. De sectorale milieuvoorwaarden De sectorale milieuvoorwaarden zijn bijzondere uitbatingsvoorwaarden die door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden besloten en die van toepassing zijn op alle ondernemingen en activiteiten van een bepaalde sector klasse 1 A, 1 B of 2. De sectorale milieuvoorwaarden vullen de algemene milieuvoorwaarden aan en kunnen, mits motivatie, ervan afwijken. Deze wettelijke voorschriften moeten niet in de vergunning zelf worden opgenomen. Ze zijn automatisch van toepassing op alle ondernemingen van een bepaalde sector gelegen op het grondgebied van het gewest.
- 39 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
3. De specifieke milieuvoorwaarden De specifieke milieuvoorwaarden zijn uitbatingsvoorwaarden die door de bevoegde overheid worden bepaald bij haar vergunningsverlenende besluit of bij ontvangst van de melding. Deze specifieke voorwaarden kunnen bepaald worden voor alle ondernemingen en activiteiten van klasse 1 A, 1 B, 2 en 3. De specifieke milieuvoorwaarden vullen de algemene en sectorale milieuvoorwaarden om hun leemtes in te vullen of om hun bepalingen nader te bepalen. ! Deze kunnen evenwel niet minder streng zijn dan de algemene en sectorale voorwaarden behalve in de gevallen en binnen de perken die erin voorzien zijn. In dit geval moet het verwachte resultaat voor de bescherming van mens en milieu minstens gelijkwaardig zijn aan het resultaat dat bekomen zou zijn zonder deze uitzondering.
- 40 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
Hoofdstuk 2
De toepassingstermijnen
Wanneer de overheid de algemene, sectorale en specifieke milieuvoorwaarden bepaalt, wijzigt of aanvult, moet zij de termijn bepalen waarin deze nieuwe voorwaarden van toepassing zijn op de bestaande ondernemingen. Bij gebreke zijn de nieuwe voorwaarden enkel van toepassing op de ondernemingen vergund of gemeld na hun inwerkingtreding.
- 41 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
Hoofdstuk 3
De inhoud van de exploitatievoorwaarden
1. De algemene milieuvoorwaarden Het geluid veroorzaakt door de als hinderlijke ingedeelde inrichtingen De toegelaten geluidsdrempels zijn een belangrijk milieuaspect in een verstedelijkt gebied zoals Brussel. →
Het Besluit van 21 november 2002 bepaalt de algemene voorwaarden voor geluidsemissies buiten de ondernemingen en afkomstig van de ondernemingen.
a)
De criteria De toegelaten geluidsdrempels worden volgens 2 criteria bepaald. Enerzijds het type van zone naargelang de bestemming van het grondgebied en anderzijds de periodes naargelang de dagen en uren.
De zones Zone 1
de residentiële woonzones, de groene zones, de zones met hoge biologische waarde, de parkzones, de zones van begraafplaats en de boszones
Zone 2
de woonzones
Zone 3
de gemengde zones, de sportzones of van vrije tijd in volle lucht, de landbouwzones en de zones van installaties van collectief belang of openbare dienst
Zone 4
de zones van regionaal belang en de sterk gemengde zones
Zone 5
de administratieve zones
Zone 6
de zones van stadsindustrieën en de zones van vervoer en van havenactiviteit, de zones van Spoorwegen en de zones van regionaal belang met uitgestelde aanpassingen
Maandag
Dinsdag
Woensdag Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Feestdagen
07:00–19:00
A
A
A
A
A
B
C
C
19:00–22:00
B
B
B
B
B
C
C
C
22:00–07:00
C
C
C
C
C
C
C
C
- 42 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
b)
De geluidsnormen Wanneer de geluidshinder die door een ingedeelde instelling wordt gecreëerd, aan de vrije lucht wordt waargenomen, zijn de geluidsnormen in de tabel hieronder van toepassing:
ZONES
PERIODES A
B
C
Zone 1
72 dB
66dB
60dB
Zone 2
72dB
66dB
66dB
Zone 3
78dB
72dB
72dB
Zone 4
84dB
78dB
78dB
Zone 5
90dB
84dB
84dB
De wetgeving verplicht niet om metingen van de veroorzaakte geluidshinder te nemen. Deze worden slechts verwezenlijkt indien een klacht wordt ingediend. Als een overtreding wordt vastgesteld, kan de bevoegde agent, ofwel een waarschuwing richten en een termijn bepalen om de afgekeurde installatie in orde te brengen, ofwel een proces-verbaal opstellen. In dit laatste geval kunnen straf- of administratieve sancties opgelopen worden.
2. De sectorale milieuvoorwaarden →
De bestaande sectorale exploitatievoorwaarden toepasselijk voor de logistieke sector kunnen in 2 categorieën worden hernomen: de tankstations; de verfinstallaties voor voertuigen die oplosmiddelen gebruiken.
A.
Tankstations De sectorale exploitatievoorwaarden betreffende de vestiging en het gebruik van tankstations worden bepaald door het Besluit van 21 januari 1999 (in werking getreden op 3 april 1999).
- 43 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
a)
Welke installaties worden beoogd ? Het geheel van de voorschriften is van toepassing op: nieuwe tankstations vanaf 3/04/1999; niet hernieuwde tankstations, onder gebouw, met een debiet hoger dan 1.000.000 liter per jaar vanaf 1/01/2001; niet hernieuwde tankstations, onder gebouw, met een debiet lager dan 1.000.000 liter per jaar en niet hernieuwde tankstations voorzien van reservoirs met éénvoudige wanden van vóór 1975 vanaf 1/01/2004; andere niet hernieuwde tankstations vanaf 1/01/2006; hernieuwde tankstations vanaf 1/01/2007.
b)
Algemene beheersbepalingen van de houders Een identificatieplaat moet op de houder aan een gemakkelijk toegankelijke plaats aangebracht worden. Deze vermeldt: de naam van de constructeur; het vervaardigingsjaar; het vervaardigingsnummer; de naam van de installateur; de datum van de installatie; de capaciteit in water van het reservoir; het opgeslagen product; de gevaarscode.
c)
Vestiging van de houders 1)
Houders ingegraven in de grond of in een opvangbak ingegraven in de grond →
De volgende voorwaarden zijn van toepassing voor de constructie van de houders: de houders moeten uitgerust zijn met een dubbele wand maar voor de bestaande installaties kan een afwijking toegestaan worden voor de houders met enkelvoudige wand die in een opvangbak geplaatst zijn; het bovenste gedeelte van de houders, het zogenaamde deksel van het mangat, dient ten minste 50 cm onder het niveau van de omliggende bodem te liggen; de
bezoekkamers
van
de
houders
moeten
ondoorlatend
zijn
voor
koolwaterstoffen; de vloeistoffen die zich erin ophopen moeten opgevangen en verwijderd worden; de houders met dubbele wand zijn aan de buitenzijde uitgerust met een - eventueel gedeeltelijk - omhulsel dat een gesloten ruimte creëert; in deze ruimte kan een vloeistof circuleren die bestemd is voor het opsporen van eventuele lekken van de binnenste wand of van het omhulsel aan de buitenzijde; de nodige maatregelen moeten genomen worden teneinde de stabiliteit van de houders te waarborgen in alle weersomstandigheden of in geval van overstromingen.
- 44 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
→
De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de constructie van het mechanisme voor het opsporen van lekken: het mechanisme wordt zodanig geconcipieerd dat : - de aanwezigheid van koolwaterstoffen of elke wijziging van de druk of het peil van de interstitiële vloeistof een hoorbaar en zichtbaar alarm doet afgaan bij de verantwoordelijke voor de installatie; - de exploitant verwittigd wordt van elk defect aan het waarschuwingsmechanisme en zo snel mogelijk overgaat tot de nodige herstellingen. Elke onderbreking van de werking van het detectiesysteem die meer dan 5 dagen duurt, moet aan het BIM meegedeeld worden.
→
De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de opvangbak: de opvangbak en de funderingen van de opslaginstallaties worden onder toezicht van een bevoegde deskundige gebouwd en overeenkomstig de regels van goed vakmanschap; de opvangbak moet voldoende stevig zijn om bestand te zijn tegen de vloeistofmassa die zou ontsnappen bij een breuk van de grootste houder die in de opvangbak geplaatst is; de minimumcapaciteit van de niet gevulde opvangbak komt overeen met de grootste van de hierna volgende waarden: - de watercapaciteit van de grootste houder, vermeerderd met 25 % van de totale capaciteit van de andere houders; - de helft van de totale capaciteit van de houders. wanneer er voertuigen over de opvangbak rijden, wordt het desgevallend beschermd met een afdekplaat die voldoende stevig moet zijn en uit één stuk gebouwd. Wanneer het technisch onmogelijk is een afdekplaat uit één stuk te realiseren, kan een afwijking toegestaan worden in de milieuvergunning op basis van een gemotiveerde aanvraag van de exploitant; er dienen maatregelen te worden genomen om het insijpelen van regenwater en afvloeiend water in de opvangbak te verhinderen door de openingen langswaar de opvangbakken toegankelijk zijn, af te sluiten met opgevoegde deksels. Dit water dat zich opgestapeld heeft in de opvangbak moet via een afscheider voor koolwaterstoffen weggevoerd worden.
2)
Bovengrondse opslaginstallaties →
De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de constructie van de bovengrondse opslaginstallaties: de bovengrondse houders moeten ofwel dubbelwandig zijn ofwel in een opvangbak geplaatst worden; het moet mogelijk zijn om het volledige oppervlak van de houders visueel te controleren; de volledige bovengrondse opslaginstallatie moet omgeven zijn door een stevig en nietbrandbaar hek van ten minste 2 meter hoog; de afstand tussen de houders onderling en tussen de houders en de buitenwanden van de opvangbak moet minimum 50 cm bedragen.
- 45 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
3)
Houders die zich in een toegankelijke ruimte bevinden →
De volgende voorwaarden zijn van toepassing: de toegankelijke ruimte moet: - rechtstreeks naar buiten toe geventileerd worden; - voorzien zijn van een automatisch sluitende branddeur die gedurende een half uur bestand is tegen het vuur; - het mogelijk maken om het volledige oppervlak van de houders aan een visuele controle te onderwerpen; - steeds in gesloten positie blijven; de houders moeten in een opvangbak geplaatst worden zonder mogelijkheid tot wegvloeien naar de riolering.
4)
Houders met verdubbelde wand →
De bestaande houders mogen een verdubbeling krijgen van hun binnenwand in de volgende gevallen: wanneer
het
weghalen
van
de
houders
een
aanzienlijk
stabiliteits-
of
haalbaarheidsprobleem stelt; dit probleem moet door een terzake bevoegde deskundige bevestigd worden; de verdubbelingl moet toegelaten worden door het BIM. →
Het verdubbelen van de wanden van houders wordt toegestaan onder de volgende voorwaarden: de dikte van de buitenwand van de houder moet ten minste 60 % bedragen van de dikte van de oorspronkelijke wand; als dit niet het geval is, moet er eerst een zelfdragende bekleding op deze buitenwand geplaatst worden.
Een deskundige moet na een inwendig onderzoek van de houder tevens een controle van de dikte van de wand op verschillende plaatsen doen. Hierna moet hij bevestigen dat de buitenwand voldoet aan de voorschriften. De werken en de installaties moeten gesuperviseerd worden door een erkend studiebureau dat bevestigt dat de houders en hun toebehoren voldoen aan de voorschriften. d)
Leidingen →
Elke houder moet aangesloten zijn op een ontluchtingsleiding die: in de open lucht uitkomt op ten minste drie meter boven de grond en ten minste drie meter verwijderd van welke opening dan ook in een gebouw; is uitgerust met een vlamwerend toestel; op
dergelijke
wijze
is
geïnstalleerd
dat
de
vrijgekomen
dampen
niet
kunnen
binnendringen in nabijgelegen lokalen of in contact kunnen komen met een bron die hun ontbranding zou kunnen veroorzaken. Het is verboden om deze buizen te laten uitkomen op gesloten binnenkoeren of onder de luifel.
- 46 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
→
Alle begraven leidingen moeten geplaatst worden: ofwel in een greppel gevuld met een fijnkorrelig, inert materiaal aangesloten op een afscheider voor koolwaterstoffen; ofwel
in
een
ondoordringbare
omsluiting
uitgerust
met
een
permanent
lekdetectiesysteem voor de opsporing van koolwaterstoflekken gekoppeld aan een hoorbaar en visueel alarm voor de exploitant van de installatie. e)
Bescherming tegen corrosie en elektrische installatie Wanneer het buitenste omhulsel en het gedeelte van de binnenste houder dat eventueel zichtbaar blijft uit metaal zijn, moeten zij aan de buitenzijde beschermd worden tegen corrosie door een bekleding weerstandig tegen elektrische stromingen. De zichtbare metalen delen van de leidingen die petroleumprodukten bevatten alsook van de houder die in contact komen met de bodem, moeten bovendien beschermd worden door een stroomaftapping, bedoeld om een voldoende negatieve spanning te behouden. Om vrijgesteld te worden van de verplichting om een kathodische bescherming te voorzien, moet de exploitant een verslag van een terzake erkend studiebureau voorleggen waarin de afwezigheid van zwerfstromen bevestigd wordt, evenals het feit dat de soortelijke weerstand van de bodem meer dan 5.000 ohm.cm bedraagt en dat het pH-gehalte meer dan 5 bedraagt.
f)
Vullen van de houders →
Elke houder beschikt over eigen vulleidingen die de volgende bepalingen naleven: de vulleidingen worden beschermd door een overvulbeveiligingssysteem; het vullen en leegmaken van een houder mag slechts gebeuren met behulp van aan de houder aangepaste leidingen die stevig zijn en perfect ondoorlatend; in de onmiddellijke nabijheid van de vulmond dient een leesbare en onuitwisbare vermelding
betreffende
de
aard
van
de
brandstof
en
de
capaciteit
van
de
opslaginstallatie aangebracht te worden.
→
Het vullen van de opslaginstallaties gebeurt op de volgende wijze: onder toezicht van de exploitant of de bestuurder van de tankwagen; die beschikken over schriftelijke instructies aangaande de procedure die bij het vullen van de houder gevolgd moet worden en de maatregelen die bij een incident of ongeval genomen moeten worden.
- 47 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
g)
Bevoorrading van voertuigen →
De benzinepompen moeten geplaatst worden als volgt: geen enkele benzinepomp mag op het trottoir geïnstalleerd worden; geen enkele benzinepomp mag binnenin gebouwen geïnstalleerd worden; in een straal van 1 meter rond de vulzones, die gaan tot waar de vulpistolen reiken, zijn rioolroosters, goten of eender welke andere openingen naar eender welke ondergrondse ruimten - tenzij de afscheider voor koolwaterstoffen - verboden, tenzij dit nodig is om redenen die inherent zijn aan de exploitatie en de milieuvergunning dit formeel toestaat; indien mogelijk zal het pompen van de brandstoffen gebeuren door aanzuiging ter hoogte van het verdeelapparaat. Als dit niet kan, moeten de pompen aangesloten worden op een systeem dat hun werking onmiddellijk stillegt bij de detectie van drukverlies of de vaststelling van een lek.
h)
Veiligheid van de installaties De exploitant is gehouden om de nodige maatregelen te treffen teneinde de omwonenden doeltreffend te beschermen tegen de brand- en ontploffingsrisico's die eigen zijn aan de aanwezigheid of de exploitatie van de inrichting.
→
De brandbestrijdingsmiddelen moeten: in goede staat van onderhoud zijn; beschermd zijn tegen vorst; duidelijk aangegeven staan; makkelijk bereikbaar zijn.
→
Het is ten strengste verboden: te roken, vuur te maken of ontvlambare stoffen op te slaan bovenop de opslaginstallaties, in de nabijheid van de pompen, de leidingen, de verdeelapparaten, de vulpunten en de plaats voor het lossen van de tankwagens. Dit verbod moet met duidelijk zichtbare veiligheidssignalen bekend gemaakt worden; om in de directe omgeving van een benzinestation hout, houtspaanders of andere brandbare stoffen te laten liggen.
→
De volgende veiligheidsmaatregelen moeten genomen worden: ingeval er zich binnen een straal van 2 meter rond een ondergrondse houder een kelder bevindt, moet er op het laagste punt van de betreffende kelder een systeem voor de detectie van koolwaterstofdampen geplaatst worden voorzien van een hoorbaar en visueel alarm. Elke onderbreking van de werking van het dampdetectiesysteem die meer dan 5 dagen duurt, moet aan het BIM bij een aangetekende brief meegedeeld worden; De benzinestations die 's nachts werken en die onder een woongebouw gelegen zijn, moeten uitgerust zijn met een akoestisch alarm, gekoppeld aan branddetectoren;
- 48 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
De verdeelapparaten zijn uitgerust met toestellen waardoor ze automatisch buiten werking gesteld worden ingeval er brand ontstaat bij de verdeelapparaten; Bij de pompen die met gecomprimeerde lucht werken, zal een smeltbaar gedeelte op de bedieningsslang worden geplaatst, om de stillegging door een drukverlaging te waarborgen. i)
Uitstoot van vluchtige organische stoffen Tijdens
de
bevoorrading
van
een
motorvoertuig
in
een
benzinestation
moeten
de
benzinedampen en -gassen die uitgedreven worden door de benzine die toegevoegd wordt, teruggevoerd worden naar een benzinehouder. De gasterugwinningsmechanismen moeten, vóór de eerste inwerkingstelling, door een erkend studiebureau gecontroleerd worden. Dit verslag moet ter plaatse bewaard worden. Het systeem voor de terugwinning van benzinedampen en -gassen ondergaat jaarlijks een onderhoudsbeurt door een bevoegd deskundige. j)
De koolwaterstoffenafscheider →
De distributiezones moeten altijd: zich in de open lucht en op het terrein van de inrichting bevinden; ondoordringbaar zijn voor koolwaterstoffen; voorzien zijn van de nodige hellingen en eventueel randen om alle vloeistoffen die per ongeluk verspreid worden, af te leiden naar een opvangsysteem voor koolwaterstoffen of naar een terugwinningssysteem.
→
De bevoorradingsplaats moet bestaan uit een oppervlak dat begrensd wordt door de lengte van de soepele darm vermeerderd met 1 meter, zonder nooit minder dan 3 meter te zijn.
→
Het afvalwater dat door koolwaterstoffen verontreinigd kan zijn, moet opgevangen worden en afgevoerd naar een koolwaterstoffenafscheider. Het afvoersysteem moet gescheiden zijn van het afvoersysteem voor gewoon huishoudelijk afvalwater en regenwater. De koolwaterstoffenafscheider moet uitgerust worden met: een veiligheidssysteem dat de uitgang van de installatie afsluit wanneer deze vol is; een coalescentie-filter om de fijn verspreide koolwaterstoffen te scheiden indien het afvalwater nadien in gewone oppervlaktewateren geloosd wordt; een controlesonde op het niveau van het grensvlak tussen het water en de koolwaterstoffen en gekoppeld aan een alarm met een licht- en geluidssignaal dat tijdig aangeeft wanneer de inhoud van de koolwaterstoffenafscheider verwijderd moet worden.
- 49 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
k)
De controles ! De data van de controles moeten altijd op voorhand bekendgemaakt worden aan het BIM. De opslaginstallaties moeten aan de volgende controles onderworpen worden: →
Vóór de installatie: éénmalige controle; door een erkend studiebureau vastgesteld; doel = de naleving van de voorschriften controleren; een rapport wordt opgesteld.
→
Na de installatie, maar vóór de inwerkingstelling: éénmalige controle; door een erkend studiebureau vastgesteld; doel = controleren of de houder, de leidingen en de bijbehorende installaties aan de voorschriften beantwoorden alsook een dichtheidstest van de leidingen; een rapport wordt opgesteld.
→
Na de inwerkingstelling: regelmatige controle → een jaarlijkse controle en een tienjaarlijkse controle; door een erkend studiebureau vastgesteld; een rapport wordt opgesteld.
De jaarlijkse controle beoogt de algemene staat waarin de installatie zich bevindt, de doeltreffendheid van de kathodische bescherming, de overvulbeveiliging in zoverre deze niet van het mechanische
type
is, het eventuele
detectiesysteem van koolwaterstofdampen, het
lekdetectiesysteem, de koolwaterstoffenafscheider en het dampterugwinningssysteem alsook de aanwezigheid van water en slib in de houder en spoort eventuele zichtbare verontreiniging buiten de houder op. De tienjaarlijkse controle beoogt de controle van de hierboven genoemde elementen en een dichtheidstest van de opslaginstallaties. Na de jaarlijkse controle plaatst het erkende studiebureau op de vulleiding een duidelijk zichtbare en leesbare zelfklever of een plaatje waarop zijn naam, de trimester en het jaar van de laatste beperkte jaarlijkse controle vermeld staan. Naargelang van de gedane vaststellingen moet deze de volgende kleur hebben: groen, als de houder in orde is met de voorschriften; oranje, wanneer er buiten de houder geen verontreiniging vastgesteld is maar er bepaalde herstellingen uitgevoerd dienen te worden; rood, wanneer er verontreiniging buiten de houder vastgesteld is die te wijten is aan een gebrek of een lek.
- 50 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
Een afschrift van de verslagen aangaande de plaatsing van een oranje of rood plaatje moet binnen 8 dagen aan het BIM bezorgd worden. De houders waarvan de vulleiding een rood plaatje of zelfklever draagt mogen in geen geval gevuld worden. Ofwel moeten de nodige herstellingen gedaan worden ofwel moet de houder onmiddelijk buiten gebruik gesteld worden, leeggemaakt, gereinigd, ontgast en verwijderd worden. Wanneer het materieel gezien onmogelijk is om de houder weg te halen, wordt hij, nadat het BIM zich hiermee akkoord heeft verklaard, met zand, schuim of een gelijkaardig inert materiaal gevuld. De houders waarvan de vulleiding een oranje plaatje of zelfklever draagt kunnen nog gevuld worden gedurende een overgangsperiode van maximum 6 maanden die ingaat op de eerste dag van de maand die volgt op de maand die vermeld staat op het oranje plaatje of de oranje zelfklever. Binnen deze termijn moeten de herstellingen uitgevoerd worden en dient de exploitant over te gaan tot een nieuwe jaarlijkse controle. ! Elke herstelling moet worden uitgevoerd onder het toezicht van een erkend studiebureau en dient binnen de 8 dagen aan het BIM meegedeeld te worden. l)
De documenten De verslagen hierboven bedoeld of een afschrift hiervan, moeten ter beschikking van het BIM gehouden worden op de plaats van de exploitatie.
B.
Installaties voor overspuiten van voertuigen of voertuigonderdelen die gebruik maken van oplosmiddelen De installaties voor overspuiten van voertuigen of voertuigonderdelen die gebruik maken van organische oplosmiddelen in hun lak of andere verf produceren emissies van vluchtige organische stoffen (VOS) die in de lucht worden uitgestoten. Deze nemen deel aan de vorming van de tropospherische ozone. Teneinde deze emissies te reduceren, zijn sectorale exploitatievoorwaarden, die de uitstootgrenswaarden voor consumptie van oplosmiddelen bepalen, vastgesteld door het Besluit van 15 mei 2003 gewijzigd door het Besluit van 21 november 2006 (in werking getreden op 23 november 2006).
- 51 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
a)
De uitstootgrenswaarden voor consumptie van oplosmiddelen
→
De uitstootgrenswaarden voor de nieuwe inrichting Bij nieuwe inrichtingen is het gebruik of het bezit van producten waarvan het gehalte aan VOS hoger ligt dan de aangegeven grenswaarden in de onderliggende tabel, verboden.
→
De uitstootgrenswaarden voor de bestaande inrichting Bij bestaande inrichtingen wordt het gebruik of het bezit van producten waarvan het gehalte aan VOS hoger ligt dan de aangegeven grenswaarden in de onderliggende tabel, uiterlijk op 01/01/2008 verboden.
→
Een inrichting is VOS-gelijkvormig wanneer: voor de afwerking wordt uitsluitend gebruik gemaakt van "HVLP-pistolen" of ieder ander pistool met een spuitrendement van ten minste 65 %; men
maakt
gebruik
van
een
"gesloten
pistoolreiniger",
indien
men
als
reinigingsproduct gebruik maakt van een pistoolreiniger die VOS bevat; er worden uitsluitend producten gebruikt waarvan het VOSgehalte lager is dan of gelijk is aan de grenswaarden opgenomen in de onderliggende tabel.
De grenswaarden
b)
g/l (van het gebruiksklare product, het watergehalte moet buiten beschouwing worden gelaten)
Producten
Subcategorieen
Voorbereiding en reiniging
-
850
Voorbereidingsproducten (pistoolreiniger)
Voorreiniger
200
Vulmiddelen, plamuur, stopmiddelen
Alle types
250
Primers, sealers, surfacers
Algemene metaalprimers
540
Washprimers
780
Aflakken
Alle types (vernis, grondlagen, ...)
420
Speciale aflakken
Alle types
840
Het materiaal Voor de afwerking mogen uitsluitend HVLP-pistolen worden gebruikt. Andere uitrustingen met spuitpistolen mogen echter gebruikt worden indien kan worden aangetoond dat de afwerking gebeurt met een spuitrendement van ten minste 65 %. De reiniging van de pistolen gebeurt verplicht met behulp van een gesloten pistoolreiniger indien als reinigingsproduct gebruik wordt gemaakt van een pistoolreiniger die VOS bevat.
- 52 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
c)
De lokalen De voorbehandeling moet worden uitgevoerd in een zone van de werkplaats die uitgerust is met een systeem waarbij stof aan de bron wordt afgezogen. De voorbereiding moet worden uitgevoerd in een exclusief daartoe bestemde zone van de werkplaats die uitgerust is met een lokaal luchtafzuigsysteem, of, bij het ontbreken van een dergelijke zone, in de verfspuitcabine. = "voorbereidingszone". De afwerking moet worden uitgevoerd in een exclusief daartoe bestemd afzonderlijk lokaal die van de overige delen van de werkplaats is afgescheiden door onbrandbare muren of wanden. Dit lokaal beschikt over een systeem voor het opvangen van lucht, stoom en stof dat onafhankelijk is van de andere circuits. Dit lokaal dient te beschikken over een teller van het aantal uren dat het gebruikt wordt. = "verfspuitcabine". De opslag, het verhandelen en het voorbereiden van de verven, evenals het reinigen van het spuitmateriaal moeten worden uitgevoerd in een exclusief daartoe bestemd lokaal. = "verflabo". Er kan echter in de milieuvergunning van deze regel worden afgeweken indien het om kleine hoeveelheden verf gaat (minder dan 40 liter). In dergelijk geval moeten de producten worden opgeslagen in een metalen kast waarin geen accumulatie van schadelijke of brandbare gassen kan ontstaan.
d)
Veiligheid In de verfspuitcabines en het verflabo is het: verboden werken uit te voeren waarvoor het gebruik van een toestel met open vuur of dat vonken kan veroorzaken noodzakelijk is, uitgezonderd na het verkrijgen van een vuurvergunning; verboden te roken; dit rookverbod moet in goed leesbare letters op de buitenzijde van de toegangsdeuren en in de lokalen worden aangeplakt; verplicht goed werkende brandblussers te plaatsen naast de werkposten en aan de uitgangen; verplicht de stock van grondstoffen en producten te beperken tot de noden of met de productie van een halve dag; verplicht de voorbereidingszone af te sluiten met brandwerende gordijnen of met een andere onbrandbare wand en wordt mechanisch verlucht.
e)
Werkingsuren Carrosserie- en verfwerken zijn verboden op werkdagen tussen 19 uur en 7 uur en op zaterdagen, zondagen en feestdagen, behoudens andersluidende bepalingen in de milieuvergunning.
- 53 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 2 – Exploitatievoorwaarden
f)
De verplichtingen van de exploitant
→
Gegevensverstrekking De exploitant moet aan het BIM meedelen dat zijn producten en installaties de normen “gelijkvormigheid VOS” naleven.
→
Het register De exploitant moet een onderhoudsregister bijhouden dat kan bestaan uit alle onderhoudsfiches
van
de
verfspuitcabine
en
de
andere
installaties
voor
carrosseriewerken. Dit register moet minstens de volgende elementen vermelden: de naam en het adres van de exploitatiezetel; de naam en het adres van de verantwoordelijke voor de exploitatie; de aard van het aan de cabine uitgevoerde werk (onderhoud, expertise of controle); de naam en de handtekening van de uitvoerder van het onderhoud, de controle of de expertise; de uurtellerindex van de cabine, die minstens om de 3 maanden wordt opgemeten. ! Die elementen worden bij een eventuele controle ter beschikking gesteld van de met het toezicht belaste ambtenaar.
→
Inspectieverslag Alle metalen delen, in het bijzonder de verfspuitcabine, zijn van een aarding voorzien. De aarding heeft een weerstand van maximum 10 Ohm. De elektrische circuits van de carrosserielokalen moeten uitgerust zijn met een aardlekschakelaar. De exploitant moet over een inspectieverslag van een erkend orgaan beschikken dat minder dan 5 jaar oud is en waaruit minstens blijkt dat deze voorschriften in acht worden genomen.
- 54 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 3 – Bodemsanering
DEEL 3 BODEMSANERING
- 55 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 3 – Bodemsanering
De Ordonnantie betreffende het beheer van verontreinigde bodems van 13 mei 2004, van kracht geworden op 24 juni 2004, heeft tot doel bodemverontreiniging te voorkomen, de potentiële bronnen van milieuverontreiniging te identificeren, om de onderzoeken te organiseren die het mogelijk maken om het bestaan van een milieuverontreiniging aan te tonen en om de saneringsmodaliteiten van de verontreinigde bodems te bepalen.
Hoofdstuk 1
De beheersprocedure voor verontreingde gronden
Om te bepalen of de bodem verontreinigd is en welke maatregelen genomen moeten worden om deze te saneren, of om minstens de risico‟s ervan te verminderen, worden de volgende 3 stappen voorzien:
1. Verkennend bodemonderzoek
2. Risicostudie
3. Beheer van het terrein
3.a. Saneringsmiddelen
3.b. Beschermende, toezichts-, waarborg- en behanderlingsmaatregelen
! De projecten van elk van deze verrichtingen moet van te voren door het BIM goedgekeurd worden. Voor elke goedkeuring, beschikt het BIM over een termijn van 30 dagen. Verleden deze termijn, wordt het project verondersteld goedgekeurd te zijn door het BIM. De uitvoering van deze projecten moet door een erkend bureau verwezenlijkt worden.
- 56 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 3 – Bodemsanering
Hoofdstuk 2
Inventaris van de verontreingde gronden
De bepalingen betreffende het beheer van verontreinigde bodems zijn van toepassing op de terreinen: waar risicoactiviteiten stopgezet worden; waar risicoactiviteiten zouden plaatsvinden; waarvan de verontreiniging na een ongeluk of bij toeval aan het licht is gekomen.
Om uit te maken voor welke gronden een sanering nodig is heeft het BIM een inventaris als hulpmiddel samengesteld. De inventaris is opgesteld in 2002 en is een lijst die de verontreinigde gronden in het BrusselsHoofdstedelijk gewest gelegen zijn in kaart brengt. Meer informatie over de inventaris kan bekomen worden op de website van het BIM: www.ibgebim.be. De inventaris kan op aanvraag geraadpleegd worden. De aanvraag moet samen met een uittreksel van het kadastraal plan, van het kadastrale legger en de schriftelijke toestemming van de eigenaar van het terrein opgestuurd worden naar: Departement Bodeminventaris BIM-IBGE Gulledelle 100, 1200 Brussel Fax: +32 (0)2 775 75 05 → Om te bepalen of men al dan niet te maken heeft met risicoactiviteiten heeft de regering toepasselijke normen vastgelegd in het Besluit van 9 december 2004 (in werking getreden op 20 januari 2005).
- 57 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 3 – Bodemsanering
Hoofdstuk 3
Verkennend bodemonderzoek
Met een verkennend bodemonderzoek kan de bodemstaat van het terrein worden bepaald door een eventuele bodemverontreiniging aan het licht te brengen, de omvang inzake concentratie, globale ruimtelijke verspreiding te bepalen en de eerste inschattingen over de staat van de bodemverontreiniging te verstrekken.
→
Het voorstel van verkennend bodemonderzoek moet de volgende elementen bevatten: de identificatie van de persoon namens wie het verkennend bodemonderzoek uitgevoerd wordt en van de hiermee belaste, erkende persoon; de identificatie van de houders van zakelijke rechten en, desgevallend, van de vorige en toekomstige exploitanten; een beschrijving van de stedenbouwkundige bestemming en van het huidige en toekomstige gebruik van het terrein; een historiek van het terrein en van de activiteiten die er worden of werden uitgeoefend; geologische, hydrologische en hydrogeologische inlichtingen; een beschrijving van de boringsputten en de verantwoording ervan, van het aantal stalen en de wijze waarop ze geselecteerd, genomen, ingepakt en geanalyseerd zijn; de vermoedelijke duurtijd van het verkennend bodemonderzoek.
Het BIM beschikt over 30 dagen, vanaf ontvangst van het volledig dossier, om het voorstel van verkennend bodemonderzoek goed te keuren. De verkenning vangt aan vanaf de goedkeuring van het voorstel. Het BIM beschikt over 30 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van het verkennend bodemonderzoek, om de resultaten te bekijken en na te gaan of het al dan niet noodzakelijk is een risicostudie uit te voeren.
- 58 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 3 – Bodemsanering
Hoofdstuk 4
De risicostudie
→
De risicostudie moet: enerzijds de risicograad voor de menselijke gezondheid en het leefmilieu in de gegeven omstandigheden bepalen, rekening houdend met het concrete gebruik van de grond en, anderzijds de noodzaak en de urgentiegraad van een bodemsanering vaststellen. De risicostudie moet eerst andere beheersmaatregelen overwegen, zoals bewarende maatregelen, waardoor de risico's ingeperkt kunnen worden vóór aan sanering van het terrein wordt gedacht.
→
Het gelopen risico en de beheersmaatregelen voor de bodem worden bepaald in functie van 3 risicocriteria: de huidige en toekomstige risico's inzake blootstelling van de mens ten aanzien van de verontreinigende stoffen; de huidige en toekomstige risico's inzake aantasting van de ecosystemen; de huidige en toekomstige risico's op verspreiding van verontreinigende stoffen. ! De resultaten van de risicostudie kunnen tot 2 verschillende veronderstellingen leiden: de verontreinigde bodem vereist voor het moment geen sanering voor elke nieuwe activiteit of gebruik. Het BIM kan beschermende, toezichts- waarborg- en behandelingsmaatregelen treffen die zij noodzakelijk acht voor de bescherming van de bodem. de verontreinigde plaats vereist een dringende sanering. Een bodemsaneringsproject moet dan opgesteld worden.
- 59 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 3 – Bodemsanering
Hoofdstuk 5
Beschermende, toezichts-, waarborg- en behandelingsmaatregelen
Beheersmaatregelen kunnen voorgeschreven worden wanneer uit de risicostudie blijkt dat: de bodem verontreinigd is maar dat er geen sanering nodig is; de bodem niet verontreinigd is maar dat er risicoactiviteiten op gepland worden.
→
Wanneer de bodem verontreinigd is, kan het BIM de volgende maatregelen opleggen:
een restrictief grondgebruik; maatregelen voor het verminderen of geleidelijk wegwerken van de verontreiniging; de waarborg eisen dat die maatregelen naar behoren worden uitgevoerd, met name door middel van zekerheden, bankgaranties of verzekeringen die verhoudingsgewijs worden samengesteld en aangepast zijn aan de bedoelde maatregelen en de hiervoor aangegane kosten.
→
Wanneer de bodem niet verontreinigd is maar er een risicoactiviteit wordt gepland, kan het BIM de volgende maatregen opleggen: de evolutie van de bodemstaat controleren; nagaan via analyses of de bodem al dan niet verontreinigd wordt; maatregelen opleggen waardoor de kredietwaardigheid van de exploitant gevrijwaard wordt alsook zijn vermogen om de gevolgen van door hemzelf veroorzaakte bodemverontreiniging ten laste te nemen.
- 60 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 3 – Bodemsanering
Hoofdstuk 6
De saneringsmiddelen
De sanering van een verontreinigd terrein herstelt de bodem van de polluenten die de drempelwaarden overschrijden
bepaald
door
de
bevoegde
instantie.
Deze
drempelwaarden
verwijzen
naar
referentiewaarden die het mogelijk maken om minstens het bestaan van een ernstige dreiging af te schaffen rekening houdend met de kenmerken van het terrein.
→
Wanneer uit de risicostudie blijkt dat bodemsanering noodzakelijk en dringend is dient de sanering te gebeuren vóór: er een nieuwe activiteit op het terrein wordt aangevat die de sanering of het toekomstige toezicht op de bodemverontreiniging zou kunnen belemmeren; een milieuvergunning wordt aangevraagd die betrekking heeft op een inrichting die de sanering of het toekomstige toezicht op de bodemverontreiniging zou kunnen belemmeren; een zakelijk recht op het terrein wordt vervreemd; een milieuvergunning wordt overgedragen.
→
Het saneringsproject omvat minstens de volgende elementen:
de resultaten van de risicostudie; de verschillende relevante bodemsaneringstechnieken; een raming van hun kostprijs; een bondige aanduiding van hun impact op het leefmilieu en van de verwachte resultaten, rekening houdend met de eventuele beperkingen die zij voor het toekomstig gebruik van de verontreinigde gronden met zich zullen brengen; de termijnen waarbinnen die maatregelen zullen worden genomen; de identificatie van de gronden waar werken plaatsvinden die nodig zijn om de bodemsanering uit te voeren, met vermelding van de identiteit van hun eigenaar en gebruiker; de wijze waarop de tijdelijk of definitief weggenomen verontreinigende stoffen of delen van de bodem of opstallen zullen worden behandeld of verwerkt; de weerslag van de bodemsaneringswerken op de belendende percelen; de beschrijving van de maatregelen die zullen worden genomen om elke negatieve weerslag tijdens de uitvoering van de bodemsaneringswerken te voorkomen, te verhelpen of te beperken; de controle- en bewakingsmaatregelen die na de bodemsanering zullen worden genomen en de termijn waarbinnen deze maatregelen van kracht moeten blijven; de nabestemming en de stedenbouwkundige bestemming van de verontreinigende gronden na de bodemsanering;
- 61 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 3 – Bodemsanering
de mogelijke beperkingen die na de bodemsanering zullen gelden voor het gebruik van het verontreinigde terrein; een niet-technische samenvatting van de bovenvermelde gegevens.
Het voorstel wordt aan het BIM verstuurd, dat over 30 dagen beschikt om het goed te keuren en desgevallende aanvullende voorwaarden op te leggen. Het BIM moet in alle gevallen maatregelen opleggen waarbij rekening wordt gehouden met de beste beschikbare technieken die al met succes zijn toegepast en waarvan de kostprijs draaglijk is.
→
Wanneer het verkennend bodemonderzoek kan bepalen dat de milieuverontreiniging toe te schrijven is aan een persoon, is deze, volgens het principe van de vervuiler-betaler, verplicht om de sanering ten zijn laste te nemen. Wanneer het mogelijk is om die milieuverontreiniging juist te bepalen en deze apart te behandelen, is de vervuiler verplicht om de milieuverontreiniging, die hem toe te schrijven is, alleen uit te schakelen.
- 62 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 3 – Bodemsanering
Hoofdstuk 7
De sancties
De personen die geen verkennend bodemonderzoek noch risicostudie uitvoeren, worden bestraft met een geldboete van € 250 tot € 2.500. De personen die de door het BIM voorgeschreven beschermende maatregelen niet toepassen of die de bodem niet saneren worden met een geldboete van € 2.500 tot € 25.000 bestraft. De personen die hun verplichtingen inzake bodemsanering niet zijn nagekomen nemen het risico dat de overdracht van zakelijke rechten op hun terrein nietigverklaard wordt door de rechtbanken.
- 63 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
DEEL 4 BEHEER EN VERVOER VAN AFVALSTOFFEN
- 64 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
De Ordonnantie betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen van 7 maart 1991 (in werking getreden op 3 mei 1991), en meer bepaald het Besluit houdende regeling van de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen van 19 september 1991 (in werking getreden op 23 november 1991), hebben tot doel om het milieu en de gezondheid van de mens te beschermen van elke schadelijke invloed die door de afvalstoffen wordt veroorzaakt.
Hoofdstuk 1
De verschillende afvalcategoriëen
Elke verrichting zoals het verzamelen, het vervoeren, het valoriseren of het verwijderen van de afvalstoffen, moet in functie van de categorie van afvalstof volgens nauwkeurige regels gebeuren. De afvalstoffen kunnen in 2 grote categorieën ingedeeld worden.
1. De niet-gevaarlijke afvalstoffen Het zijn stevige afvalstoffen die geen enkele belangrijke lichamelijke, chemische of biologische wijziging ondergaan, die niet afbreekbaar zijn, niet ontvlambaar zijn en die noch geen enkele andere lichamelijke of chemische reactie produceren, noch geen andere materie ontbinden, waarmee zij in contact ingaan en dit op een wijze die op geen enkel moment het milieu of de gezondheid van de mens kunnen aantasten.
2. De gevaarlijke afvalstoffen Het zijn afvalstoffen die een specifiek gevaar vormen voor de gezondheid van de mens en het milieu. Per definitie, wordt een afvalstof als gevaarlijk beschouwd wanneer hij minstens een van de volgende
kenmerken
vertoont:
ontplofbaar,
corrosief,
irritant,
giftig,
schadelijk,
kankerverwekkend of brandbaar. Deze lijst is niet uitvoerig.
- 65 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
De gevaarlijke afvalstoffen die door de ondernemingen van de sector worden produceerd, zijn bijvoorbeeld: de gebruikte batterijen; de remvloeistoffen; de gebruikte remplaten; de gebruikte oliën; de vloeistoffen of de modder met koolwaterstoffen; de oplosmiddelen en andere verven en lakken.
3. De afvalstofcatalogus ! Teneinde te bepalen aan welke categorie een afvalstof in kwestie behoort, is het noodzakelijk om de afvalstofcatalogus te raadplegen die door de Regering van het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest werd opgesteld. De catalogus, beperkt tot de relevante rubrieken van de sector, wordt in bijlage van dit hoofdstuk gevoegd. De catalogus kan in zijn geheel geraadpleegd worden in het Besluit inzake de lijst van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen van 25 april 2002 (B.S. van 12 juni 2002).
- 66 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
Hoofdstuk 2
De plichten inzake afval
1. De afvalaangifte A.
De gevaarlijke afvalstoffen a)
Het register De personen die een afvalstoffenregister moeten bijhouden zijn: iedere producent van gevaarlijke afvalstoffen; iedere persoon die:
→
a.
afvalstoffen verzamelt of vervoert voor rekening van derden;
b.
zijn eigen afvalstoffen exporteert naar een andere Gewest;
c.
de afvalstoffen behandelt.
De producerende ondernemingen van gevaarlijke afvalstoffen zijn verplicht om een register op te stellen waarin de volgende aanwijzingen worden opgenomen: de hoeveelheid van de afvalstof, in massa of in volume uitgedrukt; de datum van afvalverwijdering; de naam en het adres van de ophaler en de vervoerder van de afvalstof; de naam en het adres van de ontvanger van de afvalstof; de code en de benaming van de methode van afvalverwerking overeenkomstig de lijst die in bijlage 1 van het Besluit betreffende het register van afvalstoffen van 30 januari 1997 wordt vermeld.
→
Het register van de personen, die de gevaarlijke afvalstoffen ophalen, vervoeren of exporteren, omvat een fiche per afvalstof die volgens het model is opgesteld, dat in de bijlage 2 van het Besluit betreffende het register van afvalstoffen van 30 januari 1997 wordt beschreven. ! Het model van de fiche wordt in het formulierenregister in bijlage hernomen. Elke fiche moet de volgende aanwijzingen omvatten: de hoeveelheid van de afvalstof die in massa of in volume wordt uitgedrukt; de naam van de ontvanger; de code en de benaming van de methode van afvalverwerking overeenkomstig de lijst die in bijlage 1 wordt vermeld; de totale hoeveelheid van de afvalstof die verwijderd wordt per maand, per ontvanger en per behandelingsmethode.
- 67 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
De namen en de adressen van de producenten en de ontvangers van de afvalstoffen worden in een lijst beschreven die bij de fiches wordt gevoegd. b)
De verklaring aan het BIM De personen die gevaarlijke afvalstoffen ophalen, vervoeren of exporteren zijn verplicht om hun register driemaandelijks mee te delen aan het BIM.
c)
Het bijhouden van het register Het register wordt per exploitatiezetel en per kalenderjaar gehouden. Hij moet gehouden worden op de exploitatiezetel gedurende een duur van 3 jaar en ter beschikking gesteld worden aan het BIM op eenvoudige aanvraag.
B.
De niet-gevaarlijke afvalstoffen De producerende ondernemingen van niet-gevaarlijke afvalstoffen zijn niet verplicht om een register bij te houden noch om hun afvalstoffen te verklaren.
2. De valorisatie en de verwijdering van de afvalstoffen A.
De gevaarlijke afvalstoffen Het is verboden zich van gevaarlijke afvalstoffen te ontdoen als het niet is om tot hun valorisatie of hun verwijdering over te gaan: ofwel in zijn eigen installaties door middel van een ontvangen vergunning; ofwel door ze toe te vertrouwen aan een derde erkend door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om het verzamelen, de valorisatie of de verwijdering van deze afvalstoffen te waarborgen. ! De ondernemers van de producerende ondernemingen van dergelijke afvalstoffen moeten niet vergeten om aan de erkende ophalers een attest te vragen teneinde deze samen te voegen met hun verklaringsformulier.
- 68 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
B.
De niet-gevaarlijke afvalstoffen In Brussel, worden deze afvalstoffen gewoonlijk verzameld door het Agentschap Net Brussel (www.netbrussel.be). De afvalstoffen worden op volgende wijze verzameld: papier en karton in een gele zak of in compact pak dat in een stevige band is voorzien; de verpakkingen in glas, metaal, plastic, karton en tetrapack in een blauwe zak; voor de verpakkingen in glas, merk op dat het verkieslijk is om ze neer te zetten in een groene container; de andere afvalstoffen in een witte zak.
- 69 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
Hoofdstuk 3
De verplichte terugname van de relevante afvalstoffen voor de logistieke sector
Het Besluit van 18 juli 2002 (in werking getreden op 1 oktober 2002), stelt een verplichting tot terugname van bepaalde afvalstoffen in om een valorisatie of een aangepast beleid te waarborgen inzake deze afvalstoffen. Zij is gebaseerd op het basisprincipe van de vervuiler- betaler waardoor de verantwoordelijke de afvalstoffen, afkomstig van de producten die hij op de markt heeft gebracht, verplicht moet hernemen van de laatste houders, om ze te valoriseren of om ze uit te schakelen. De financiering van deze verrichtingen wordt door de verantwoordelijke zelf gewaarborgd. Met « verantwoordelijke » wordt bedoeld in afnemende orde: de kleinhandelaar; de tussenhandelaar; de producent of de importeur.
→
De kleinhandelaars zijn verplicht om gratis de producten te hernemen die door de klant worden teruggebracht maar enkel als hij een nieuw gelijkwaardig product aankoopt → de regel van 1 voor 1 Maar voor bepaalde afvalstoffen, moeten zij zich ertoe verbinden om de afvalstoffen gratis te hernemen die hun worden teruggebracht, zelfs wanneer de verbruiker geen gelijkwaardig product koopt → de regel van 1 tegen 0
→
De tussenhandelaar is verplicht om, op zijn kosten en op regelmatige wijze ter plaatse bij de kleinhandelaars, alle afvalstoffen te hernemen en om ze aan te voorleggen aan de producent of de importeur.
→
De producent of de importeur zijn gehouden om, op hun kosten, alle aanvaarde afvalstoffen te verzamelen op een regelmatige wijze bij de tussenhandelaars, of bij gebrek, bij de kleinhandelaars, en om ze te laten behandelen in een daartoe bevoegde instelling.
- 70 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
1. De verplichte terugname van versleten banden A.
Principe De kleinhandelaar, de producent of de importeur zijn verplicht om elke versleten band gratis te hernemen, die door de verbruiker wordt teruggebracht bij aankoop van een soortgelijke band. → de regel 1 voor 1 De particulier die een beperkt aantal versleten banden wil afstaan, zonder dat hij banden van gelijkwaardig soort koopt, kan deze in een containerpark terugbrengen.
B.
De voorwaarden Het verbranden van versleten banden is ten strengste verboden.
2. De verplichte terugname van afgedankte voertuigen A.
Principe De kleinhandelaar, de producent of de importeur zijn verplicht om elk voertuig buiten gebruik, dat de consument hun terugbrengt gratis te hernemen bij aankoop van een vervangingsvoertuig. → de regel 1 voor 1
B.
De voorwaarden De kleinhandelaar, de producent of de importeur reiken een inwilligingscertificaat uit in ruil voor het afgedankte voertuig dat hem werd overhandigd. Eventueel zal de inwilliging op de factuur van aankoop van het nieuw voertuig vermeld worden. De hername van een afgedankt voertuig gebeurt zonder kosten voor de eigenaar van het voertuig voor zover de volgende cumulatieve voorwaarden worden vervuld: het afgedankte voertuig bevat de wezenlijke componenten voor zijn werking; het afgedankte voertuig bevat geen afvalstoffen die vreemd zijn aan het voertuig zelf; het afgedankte voertuig is gepaard met het inschrijvingsbewijs, van het gelijkvormigheidsattest, van het plaatje van identificatie en het laatste certificaat van technische controle; het afgedankte voertuig moet aan de plaatsen van hername neergezet worden die door de kleinhandelaar of door de producent of de importeur worden aangegeven; het afgedankte voertuig wordt ingeschreven of is ingeschreven in België sinds minstens zes maanden door zijn laatste eigenaar. ! Als de voornoemde voorwaarden, behalve de laatste, niet worden vervuld moeten de geëiste ophaalkosten evenredig zijn aan het gebrek.
- 71 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
3. De verplichte terugname van verbruikte oliën A.
Definitie Gebruikte oliën zijn alle oliën voor niet-voedselgebruik dat zij van minerale, plantaardige, dierlijke of synthetische basis zijn, die ongeschikt voor het gebruik zijn geworden waarvoor zij oorspronkelijk waren bestemd, met inbegrip van de oliën van motoren en systemen van overdracht evenals de smeerolie, de oliën voor turbines en die voor hydraulische systemen. De verwijdering van gebruikte oliën wordt geregeld door het Besluit van 19 september 1991 (in werking getreden op 25 november 1991).
B.
Principe De kleinhandelaar, de producent of de importeur zijn verplicht om op hun kosten en op regelmatige wijze, bij de garagehouders, alle gebruikte oliën te hernemen, afkomstig uit de onderhoudsactiviteiten van de voertuigen, , die door deze worden uitgeoefend. → de regel van 1 tegen 0 Het is verboden aan de garagehouders en de vennootschappen om gebruikte oliën, afkomstig uit hun beroepsactiviteiten, in een containerpark neer te zetten. Dit is voorbehouden aan de particulieren.
C.
De voorwaarden Het is verboden om gebruikte oliën neer te zetten of te laten stromen in of op de bodem, in de oppervlaktewateren, de ondergrondse wateren, in de riolen en de kanaliseringen, de collectoren of in welke plaats dat het is waar zij het milieu kunnen verontreinigen. De gebruikte oliën moeten in geïsoleerde vaten opgeslagen worden. Het is verboden om met gebruikte oliën water of elk vreemd lichaam, zoals oplosmiddelen, schoonmakenproducten, antivriesmiddelen, en andere materies toe te voegen of te vermengen.
4. De verplichte terugname van afvalloodstartbatterijen De kleinhandelaar, de producent of de importeur zijn verplicht om elke afvalloodstartbatterij gratis te hernemen dat aan hen worden teruggebracht. → de regel van 1 tegen 0 Het is verboden, buiten een toegelaten behandelingsinstallatie, de afvalloodstartbatterij van hun zuur te ontdoen. Voorts moet de opslag zich doen door de batterijen rechtstaand op te slaan en gesloten in een geïsoleerde recipiënt tegen het zuur.
- 72 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
5. De erkende centra voor de terugname van afvalstoffen Om hun hernameplicht te eerbiedigen, kunnen de kleinhandelaars, de producenten of de importeurs beroep doen op erkende verzamelorganismen.
VERSLETEN BANDEN: RECYTYRE Jules Bordetlaan 164 bus 7 1140 Brussel Tél. +32 (0)2 778 62 00
[email protected]
AFGEDANKTE VOERTUIGEN: FEBELAUTO Woluwelaan 46 bus 13 1200 Brussel Tél. +32 (0)2 778 64 62
[email protected]
VERBRUIKTE OLIEN: VALORLUB Koninging Astridlaan 59 bus 8 1780 Wemmel Tél. +32 (0)2 456 84 52
[email protected]
AFVALLOODSTARTBATTERIJEN: RECYBAT Woluwelaan 46 bus9 1200 Brussel Tél. +32 (0)2 778 62 78
[email protected]
- 73 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
Hoofdstuk 4
Toezicht inzake afval
De bevoegde agenten van het BIM kunnen: in de instellingen onderhevig aan vergunning binnendringen; aan alle vereiste examens of onderzoeken overgaan; maatregelen treffen of bevelen. De bevolen maatregelen moeten aan de ondernemer per aangetekende brief binnen de 10 dagen bevestigd worden.
Als er een overtreding is en dat er een proces-verbaal is opgesteld, kan de Procureur des Koning strafvervolgingen instellen. Deze kan leiden tot zware strafboetes, opsluitingsstraffen of tot de verplichting om de activiteit in kwestie op te houden en zelfs tot het verbod om de activiteit nog uit te oefenen. Als de Procureur van de Koning het niet noodzakelijk vindt om strafrechterlijk te vervolgen of als hij, binnen de 6 maanden, geen beslissing heeft meegedeeld, kan het BIM aan de ondernemer de betaling van een administratieve boete opleggen. De ondernemer heeft de mogelijkheid om beroep in te stellen bij het Milieucollege binnen de 2 maanden van de kennisgeving van de sanctie. Het Milieucollege zal zich over het dossier uitspreken binnen de 3 maanden na ontvangst indien de ondernemer gevraagd heeft om gehoord te worden, en binnen de 2 maanden in het tegengestelde geval.
- 74 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
Hoofdstuk 5
Bijlage : de afvalcatalogus
Code
Benoeming
Gevaarlijke afvalstoffen
Nietgevaarlijke afvalstoffen
08
AFVAL VAN BEREIDING, FORMULERING, LEVERING EN GEBRUIK (BFLG) VAN COATINGS (VERF, LAK EN EMAIL), LIJM, KIT EN DRUKINKT
08 01 11
afval van verf en lak dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat
08 01 12
niet onder 08 01 11 vallend afval van verf en lak
08 01 13
slib van verf of lak dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat
08 01 14
niet onder 08 01 13 vallend slib van verf of lak
08 01 15
waterig slib dat verf of lak met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat
08 01 16
niet onder 08 01 15 vallend waterig slib dat verf of lak bevat
08 01 17
afval van verf- en lakverwijdering dat organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevat
08 01 18
niet onder 08 01 17 vallend
van verf- en lakverwijdering
08 01 19
waterige suspensies die verf of lak met organische oplosmiddelen of andere gevaarlijke stoffen bevatten
08 01 20
niet onder 08 01 19 vallende waterige suspensies die verf of lak bevatten
08 01 21
afval van verf- of lakverwijderaar
13
AFVAL VAN VLOEIBARE BRANDSTOFFEN
13 02 04
gechloreerde minerale motor-, transmissie- en smeerolie
X
13 02 05
niet-gechloreerde minerale motor-, transmissie- en smeerolie
X
13 02 06
synthetische motor-, transmissie- en smeerolie
X
13 02 07
biologisch gemakkelijk afbreekbare motor-, transmissie- en smeerolie
X
13 02 08
overige motor-, transmissie- en smeerolie
X
13 05 01
vaste stoffen uit zandvangers en olie/waterscheiders
X
13 05 02
slib uit olie/waterscheiders
X
13 05 03
opvangerslib
X
13 05 06
olie uit olie/waterscheiders
X
13 05 07
met olie verontreinigd water uit olie/waterscheiders
X
13 05 08
afvalmengsels uit zandvangers en olie/waterscheiders
X
13 07 01
stookolie en dieselolie
X
13 07 02
Benzine
X
X X X X X X X X X X X
- 75 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 4 – Beheer en vervoer van afvalstoffen
Code
Benoeming
16
NIET ELDERS IN DE LIJST GENOEMD AFVAL
16 01 03 16 01 04
afgedankte banden sloopauto's afgedankte voertuigen die noch vloeistoffen, noch andere gevaarlijke onderdelen bevatten oliefilters onderdelen die kwik bevatten onderdelen die PCB 's bevatten explosieve onderdelen (bijv. airbags) remblokken die asbest bevatten niet onder 16 01 11 vallende remblokken remvloeistoffen antivriesvloeistoffen die gevaarlijke stoffen bevatten niet onder 16 01 14 vallende antivriesvloeistoffen transformatoren en condensatoren die PCB's bevatten loodaccu's
16 01 06 16 16 16 16 16 16 16 16 16 16 16
01 01 01 01 01 01 01 01 01 02 06
07 08 09 10 11 12 13 14 15 09 01
Gevaarlijke afvalstoffen
Nietgevaarlijke afvalstoffen
X X X X X X X X X X X X X X
- 76 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 5 - Milieusubsidies
DEEL 5 MILIEUSUBSIDIES
- 77 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 5 - Milieusubsidies
In het kader van haar milieubeleid treedt het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest op door subsidies toe te kennen. Zo worden verschillende soorten investeringen aangemoedigd die op de één of de andere manier tot milieubescherming bijdragen. Alle informatie hieromtrent kan geraadpleegd worden op de website van het Brussels Agentschap voor de Onderneming www.ecosubsibru.be.
Hoofdstuk 1
Milieu-investeringen
De ondernemingen, gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die milieuvriendelijke investeringen aangaan kunnen een investeringspremie genieten.
1. Voorwaarden Het moet gaan om investeringen in installaties die aan één van de volgende doelstellingen beantwoorden: Rationeel energieverbruik: Deze investeringen moeten behoren tot één van de categorieën die hernomen staan in de lijst in bijlage van dit hoofdstuk. Bescherming van het leefmilieu: Deze investeringen moeten minstens aan één van de volgende voorwaarden voldoen:
vermindering milieuhinder en –vervuiling; verhoging van de mogelijkheid tot recyclage van de producten; vermindering van de hoeveelheid afval.
- 78 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 5 - Milieusubsidies
2. Subsidie ! Het minimaal bedrag voor de investering moet € 6.200 excl. BTW bedragen. De premie bedraagt 20 % van het investeringsbedrag.
3. Procedure De uitbater moet een aanvraagformulier indienen die naar het volgend adres gestuurd wordt: Ministerie van het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest Administratie Economie en Tewerkstelling Kruidtuinlaan 20 1035 Brussel ! Het formulier bevindt zich in het Formulierenregister in bijlage. Indien de investeringen hoger liggen dan € 2.000.000 of indien de onderneming de investeringen meer dan 6 maand vóór de indiening van het formulier wenst aan te vatten, is het wenselijk om een voorafgaande toelating te vragen.
- 79 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 5 - Milieusubsidies
Hoofdstuk 2
Premie uitvoering bodemzonderzoek
Een premie voor de uitvoering van een bodemonderzoek in het kader van het beheer en de sanering van verontreinigde bodems wordt toegekend volgens de bepalingen van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 september 2007 (B.S. van 9 oktober 2007).
1. Voorwaarden De aanvrager moet aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen: de houder zijn of houder geweest zijn van zakelijke rechten op het terrein waarop de premieaanvraag betrekking heeft of feitelijk gebruiker zijn of geweest zijn; de persoon zijn op wiens last het bodemonderzoek uitgevoerd is. ! De uitbater die verantwoordelijk is voor de vermoedelijke of aangetoonde verontreiniging komt niet in aanmerking voor de premie. Het terrein moet aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen: gelegen zijn op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; opgenomen zijn of geweest zijn in de inventaris van het BIM als mogelijk vervuild. Het bodemonderzoek moet aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen: het verkennend bodemonderzoek op het terrein moet na 20 januari 2005 begonnen zijn en goedgekeurd zijn door het BIM; de risicostudie op het terrein moet na 20 januari 2005 begonnen zijn en goedgekeurd zijn door het BIM (als de risicostudie op het terrein na 19 oktober 2007 begonnen is, moet zij uiterlijk binnen 3 maanden volgend op de goedkeuring van het verkennend bodemonderzoek door het BIM begonnen zijn).
- 80 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 5 - Milieusubsidies
2. Subsidie Het
bedrag
van
de
premie
wordt
vastgelegd
volgens
enerzijds
een
percentage
van
de
uitvoeringskosten van het bodemonderzoek en anderzijds een bepaald maximumbedrag die niet overschreden mag worden. Bovendien gelden de twee volgende regimes waarvoor het percentage en het maximumbedrag zijn: stelsel 1 is van toepassing op bodemonderzoeken op het terrein die voor 19 oktober 2007 begonnen zijn 30 % en € 1.100; stelsel 2 is van toepassing op bodemonderzoeken op het terrein die na 19 oktober 2007 begonnen zijn 60 % en € 2.200.
3. Procedure Voor stelsel 1 moet de premieaanvraag voor 18 januari 2008 ingediend worden. Voor stelsel 2 moet de premieaanvraag binnen 3 maanden na de goedkeuring door het BIM van het bodemonderzoek ingediend worden. Elke premieaanvraag moet naar het BIM gestuurd worden aan hand van de premieaanvraagformulier. BIM – Brussels Instituut voor Milieubeheer Gulledelle 100 1200 Brussel ! Het formulier bevindt zich in het Formulierenregister in bijlage. Dit formulier moet vergezeld worden door de volgende documenten: een kopie van het bewijs van zakelijke rechten op het terrein waarop de premieaanvraag betrekking heeft; een kopie van de identiteitskaart van de aanvrager; een kopie van de factuur betreffende de uitvoering van het bodemonderzoek; een betalingsbewijs van de factuur.
- 81 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 5 - Milieusubsidies
Hoofdstuk 3
Bijlage : lijst van de categoriëen waartoe de industriële investeringen moeten behoren om aanvaard aanvaard te worden ten titel van rationeel energieverbruik
CATEGORIE A
Beperking van energieverlies, in de productieprocessen, door in gebruik zijnde apparaten, leidingen, afsluiters en kanalen te isoleren of in gebruik zijnde warme of koude vloeistofbaden af te dekken
CATEGORIE B
Beperking van energieverlies in bestaande ovens
CATEGORIE C
Bespreking van ventilatieverlies en afkoeling in de productieprocessen en de industriële installaties (met uitsluiting van de al dan niet industriële gebouwen)
CATEGORIE D
Terugwinnen van afvalwarmte in de productieprocessen
CATEGORIE E
Rendementsverhoging van de voor de productieprocessen bestemde verbrandingsapparatuur
CATEGORIE F
Aanwenden van expansie-energie die vrijkomt bij de productieprocessen of bij ontspanning van voor transport onder druk gebrachte vloeistoffen
CATEGORIE G
Aanwenden van apparatuur waarin krachtopwekking en warmteproductie gecombineerd zijn en bestemd voor intern gebruik Voorbeelden
-
apparaten die thermische energie in mechanische energie omzetten
-
apparaten die mechanische energie in elektrische energie omzetten
-
apparaten en industriële installaties die met uitlaatgassen werken en het transport ervan verzekeren
-
warmtewisselaars die de warmte van de machines terugwinnen
- 82 -
MILIEUGIDS – Brussels Hoofdstedelijk Gewest – Deel 5 - Milieusubsidies
CATEGORIE H
Aanwenden van apparaten voor de reiniging van rookgassen en door de productieprocessen geproduceerde gassen
CATEGORIE I
Productie van energie door verbranding van afvalstoffen, voor zover dat deze laatste beantwoordt aan de normen opgelegd door het BIM of door de Europese Gemeenschap
CATEGORIE J
Toevoeging, aan de energie-installaties van de productieprocessen, van meet-, geautomatiseerde bedrijfsvoerings- en controleapparatuur ten einde een beter rendement van deze installaties te verzekeren
CATEGORIE K
Verbetering van het energetisch rendement van bestaande verdampings- of distillatietoestellen en stoomdistributienetten, gebruikt bij de productieprocessen, hetzij door gebruikmaking van thermocompressie, van mechanische recompressie van stoom, van meet- en regelapparatuur, hetzij door verhoging van het aantal verdampingstrappen en van het aantal droogplaten, hetzij door vermindering van het refluxgehalte in distillaties
CATEGORIE L
Verbetering van het energetisch rendement van de droogtoestellen gebruikt bij de productieprocessen
CATEGORIE M
Verbetering van het energetisch rendement van de koel-, vries-, pasteurisatie- of sterilisatietoestellen gebruikt bij de productieprocessen
CATEGORIE N
Verbetering van het energetisch rendement van de elektrochemische of electrometallurgische installaties gebruikt bij de productieprocessen
CATEGORIE O
Aanwenden van elektronische toerentalregelaars en van systemen voor automatisch stoppen, bestemd voor de regeling van de aandrijving van machines en het vermijden van hun nullastwerking
CATEGORIE P
Productie van warm water vereist door de productieprocessen uitgaande van lage temperatuursenergiebronnen
- 83 -